Handleiding voor de omzetting van Wettelijk gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing (WGGA) naar Wettelijk Gebruiksvoorschrift (WG), gewasbeschermingsmiddelen Deze handleiding is onderdeel van het project van “WGGA naar WG”
afdeling: Ctgb, Toelating en advies versie en verschijningsdatum: Versie 5.0, juni 2013
Vertrouwelijk
ja
nee
Status:
concept
definitief
Opsteller / auteur Miriam Visser Opdrachtgever(s) Luuk van Duijn
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
2
Inhoudsopgave Inhoudsopgave...................................................................................................................... 3 Inleiding en uitgangspunten van het project van WGGA naar WG......................................... 6 1 Inleiding Wettelijk gebruiksvoorschrift (WG) professioneel gebruik................. 7 1.1 Format WG professioneel gebruik .................................................................. 7 1.2 Toelichting bij de afzonderlijke kolommen ...................................................... 8 1.3 Algemene uitgangspunten en afspraken ........................................................ 8 1.3.1 Kolom “toepassingsgebieden” ........................................................................ 8 1.3.2 Kolom “type toepassing”............................................................................... 10 1.3.3 Kolom “te bestrijden organisme”................................................................... 11 1.3.4 Kolom “dosering (middel) per toepassing” .................................................... 11 1.3.5 Kolom “maximale dosering (middel) per toepassing” .................................... 11 1.3.6 Kolom “maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden”.. 12 1.3.7 Kolom “maximaal aantal liter/kg middel per ha per teeltcyclus of per 12 maanden”..................................................................................................... 13 1.3.8 Kolom “minimum interval tussen toepassingen in dagen”............................. 14 1.3.9 Kolom “veiligheidstermijn in dagen of uiterst gewasstadium waarop toegepast mag worden” ................................................................................................ 14 1.3.10 Algemene afspraken over koppen van de kolommen van het WG................ 15 1.3.11 Toepassingsvoorwaarden ............................................................................ 15 1.3.12 Volgorde van toepassingsgebieden/ per rij 1 toepassingsgebied.................. 15 1.3.13 Termen bedekte en onbedekte teelt. ............................................................ 15 1.3.14 Kleine toepassingen/derdenuitbreidingen/vereenvoudigde uitbreidingen...... 16 1.3.15 Afrondingen en eenheden bij dosering aanduidingen ................................... 17 1.3.16 Gewassen gebruikt voor vermeerdering ....................................................... 17 1.3.17 LDS (Lage dosering systeem) en overige tankmixcombinaties..................... 17 1.3.18 Resistentiemanagement............................................................................... 17 1.3.19 Maximaal aantal liters spuitvloeistof vervangen door kg of liter middel per ha. ..................................................................................................................... 19 1.3.20 Hoeveelheid spuitvloeistof die in een WGGA genoemd wordt en afwijkend is van spuitvoluminalijst. .................................................................................. 20 1.3.21 Overige definitielijsten .................................................................................. 20 1.3.22 Herbicide of onkruidbestijdingsmiddel enz.................................................... 20 1.3.23 Natuurlijke vijanden / niet-doelwit arthropoden. ............................................ 20 1.3.24 Termen die in het WGGA staan en vervangen moeten worden door andere termen.......................................................................................................... 20 1.3.25 Pleksgewijze toepassingen .......................................................................... 21 1.3.26 Zaadbehandelingsmiddelen ......................................................................... 22 1.3.27 Plantenziektenkundige dienst in WG ............................................................ 23 1.3.28 Samenvoegen van cellen ............................................................................. 23 1.3.29 Dompelbehandeling. .................................................................................... 24 1.3.30 Grondsoorten ............................................................................................... 24 1.3.31 Project Robuuste etiketten. .......................................................................... 24 1.3.32 Zinnen voor verhardingen glyfosaat middelen (professioneel gebruik) ......... 24 1.3.33 Restrictiezin “natte teelten”........................................................................... 25 1.3.34 Eenduidige termen voor onkruiden bij herbiciden ......................................... 25 1.3.35 Eenduidige termen insecten/mijten/nematoden ............................................ 25 1.3.36 Veranderingen aan de layout van het WG bij drukken.................................. 28 1.3.37 Vraagtekens in WG’s.................................................................................... 28 1.3.38 Punten die niet binnen het project van WGGA naar WG vallen .................... 28 1.3.39 Zinnen voor volgewassen, fytotoxiciteit/gewasveiligheid etc......................... 28 1.3.40 Vliegtuigspuiten............................................................................................ 28 2 Inleiding Wettelijk gebruiksvoorschrift (WG) niet-professioneel gebruik ........ 30 2.1 Format WG niet-professioneel gebruik. ........................................................ 30 Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
3
2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.3.6 2.3.7 2.3.8 2.3.9 2.3.10 2.3.11 2.3.12 2.3.13 2.3.14 2.3.15 2.3.16 2.3.17 2.3.18 2.3.19 2.3.20 2.3.21 2.3.22 2.3.23 3 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 4.12 4.13 4.14 4.15 4.16 4.17 4.18 4.19 4.20 4.21 4.22 4.23 4.24 4.25 4.26
Toelichting bij de afzonderlijke kolommen .................................................... 30 Algemene uitgangspunten en afspraken ...................................................... 31 Kolom “toepassingsgebieden”, zoveel mogelijk termen uit DTG-lijst............. 31 Kolom “type toepassing”............................................................................... 31 Kolom “te bestrijden organisme”................................................................... 31 Kolom “dosering per toepassing”.................................................................. 31 Kolom “maximale dosering per toepassing”.................................................. 32 Kolom “maximaal aantal toepassingen per jaar”........................................... 32 Kolom “maximaal aantal ml/g middel per m2 per jaar”................................... 32 Kolom “minimum interval tussen toepassingen in dagen”............................. 32 Kolom “minimum termijn tussen de laatste toepassing en de oogst in dagen”. ..................................................................................................................... 32 Algemene afspraken over koppen van de kolommen van het WG................ 33 Toepassingsvoorwaarden ............................................................................ 33 Wat komt er in een rij. .................................................................................. 33 Termen “in de kas” en “buiten” (ipv bedekt en onbedekt) ............................. 33 Restrictiezin kleinschaligheid........................................................................ 33 Resistentie en niet-professionele middelen. ................................................. 34 Standaardzin op aantal herbiciden ............................................................... 34 Herbicide of onkruidbestijdingsmiddel enz.................................................... 34 Term gewasbehandeling .............................................................................. 34 Termen voor opkomst en na opkomst bij niet-professionele middelen.......... 34 Veranderingen aan de layout van het WG bij drukken.................................. 34 Standaard restrictiezinnen niet-professioneel gebruik .................................. 34 Verhardingen en glyfosaatmiddelen (niet-professioneel gebruik).................. 36 Restriciezin “Niet toepassing over open water (sloot, vijver, et) en afvoerputten”................................................................................................ 36 Planning en voorwaarden voor de omzetting................................................ 37 Bijlagen ........................................................................................................ 39 Bijlage 1. WG-format WG professioneel gebruik .......................................... 40 Bijlage 2. WG-format niet-professioneel gebruik........................................... 44 Bijlage 3: Huidige WGGA Admire, toelatingnummer 11483 N ...................... 46 Bijlage 4. Concept WG Admire, toelatingnummer 11483 .............................. 52 Bijlage 5. Huidige WGGA Vertime Gold 960 EC, toelatingnummer 13087.... 58 Bijlage 6. Concept WG Vertimec Gold 960 EC, toelatingnummer 13087 ...... 65 Bijlage 7: Huidige WGGA Steward, toelatingnummer 12371 ........................ 70 Bijlage 8. Concept WG Steward, toelatingnummer 1237 .............................. 74 Bijlage 9. Huidige WGGA Betanal Quattro, toelatingnummer 12697 ............ 78 Bijlage 10: Concept WG Betanal Quattro, toelatingnummer 12697 .............. 79 Bijlage 11: Huidige WGGA Dual Gold, toelatingnummer 12096 ................... 80 Bijlage 12. Concept WG Dual Gold, toelatingnummer 12096 ....................... 83 Bijlage 13. Huidige WGGA Certis Chloor IPC 40%, toelatingnummer 3992.. 86 Bijlage 14. Concept WG Certis Chloor IPC 40%, toelatingnummer 3992...... 91 Bijlage 15: Huidige WGGA Agrichem fenmedifam, toelatingnummer 9390... 95 Bijlage 16. Concept WG Agrichem fenmedifam, toelatingnummer 9390....... 98 Bijlage 17: Huidige WGGA Goltix SC, toelatingnummer 12629 ...................101 Bijlage 18. Concept WG Goltix SC, toelatingnummer 12629 .......................104 Bijlage 19: Huidige WGGA Axial 50, toelatingnummer 13422......................106 Bijlage 20: Concept WG Axial 50, toelatingnummer 13422..........................108 Bijlage 21: Huidige WGGA Roundup, toelatingnummer 6483 .....................110 Bijlage 22. Concept WG Roundup , toelatingnummer 6483.........................116 Bijlage 23: Huidige WGGA Previcur energy, toelatingnummer 13221 .........121 Bijlage 24. Concept WG Previcur energy, toelatingnummer 13221 .............124 Bijlage 25: Huidige WGGA Flint, toelatingnummer 12289............................128 Bijlage 26. Concept WG Flint, toelatingnummer 12289 ...............................134
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
4
4.27 4.28 4.29 4.30 4.31 4.32 4.33 4.34 4.35 4.36
Bijlage 27: Huidige WGGA Dithane DG New Tec, toelatingnummer 10318 .140 Bijlage 28. Concept WG Dithane DG New Tec, toelatingnummer 10318.....142 Bijlage 29: Huidige WGGA Merpan Spuitkorrel, toelatingnummer 11462 ....145 Bijlage 30. Concept WG Merpan Spuitkorrel, toelatingnummer 11462 ........150 Bijlage 31. Huidige WGGA Mundial, toelatingnummer 12802......................157 Bijlage 32. Concept WG Mundial, toelatingnummer 12802..........................158 Bijlage 33: Huidige WGGA Roundup evolution, toelatingnummer 11228.....159 Bijlage 34. Concept WG Roundup evolution, toelatingnummer 11228.........161 Bijlage 35: Huidige WGGA Calypso vloeibaar, toelatingnummer 12818 ......163 Bijlage 36: Concept WG Calypso vloeibaar, toelatingnummer 12818 ..........165
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
5
Inleiding en uitgangspunten van het project van WGGA naar WG Er is gebleken dat het huidige WGGA (Wettelijk gebruiksvoorschrift (WG) en Gebruiksaanwijzing (GA)) van gewasbeschermingsmiddelen niet altijd handhaafbaar, naleefbaar en eenduidig is. In 2008 is in het rapport Oplossingsrichtingen uit “Beschikbaar en Handhaafbaar” een aanbeveling gedaan om het huidige WGGA van gewasbeschermingsmiddelen te wijzigen. Deze wijziging houdt in dat alle wettelijke (en daardoor te handhaven) voorschriften het Wettelijk gebruiksvoorschrift (WG) vormen. Naar aanleiding van dit rapport is het project van “WGGA naar WG” gestart. De doelstelling van het project is om een meer gebruiksvriendelijk, eenduidig, handhaafbaar en leesbaar WG op te leveren. Het WG zal hierdoor ook beter nageleefd kunnen worden. Zaken waar door het Ctgb op getoetst is, zullen in dit WG duidelijk naar voren komen. Van september 2010 t/m februari 2011 zijn er een aantal besprekingen geweest tussen Nefyto en Ctgb. Tijdens deze besprekingen is het WG-format voor gewasbeschermingsmiddelen besproken. Als basis voor de besprekingen is het WG-format genomen uit het rapport Oplossingsrichtingen uit “Beschikbaar en Handhaafbaar”. Naast de besprekingen met Nefyto zijn ook de volgende partijen geraadpleegd: nVWA (AID), nVWA (PD), coördinatoren effectief middelen pakket (Cemps) en Linge Agroconsultancy. Deze besprekingen hebben tot een nieuw WG-format geleid. Uitgangspunt bij het format is geweest dat alle zaken waarop getoetst is, in het WG opgenomen worden. Er is geen opsplitsing meer tussen WG en GA. Een toelatinghouder kan zelf de aanbevelingen schrijven. In de aanbevelingen kunnen zaken komen te staan die de toelatinghouder aan de gebruiker wil meegeven. Deze aanbevelingen worden niet door het Ctgb gecontroleerd. Wel geldt dat ze niet tegenstrijdig met het WG mogen zijn. Het vervolg van het project is de daadwerkelijke omzetting van Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing (WGGA) naar een Wettelijk Gebruikschrift (WG). Deze omzetting zal in drie jaar tijd plaatsvinden en betreft alleen gewasbeschermingsmiddelen. Daarbij zullen jaarlijks de besluiten over een groep middelen genomen worden, bijv in het 1e jaar alle herbiciden. Het gevolg is dat van alle bestaande toelatingen van herbiciden op hetzelfde moment het besluit wordt genomen om in de toelating het WGGA te wijzigen in het WG. Deze handleiding dient als leidraad voor de omzetting van Wettelijk Gebruiksvoorschrift en Gebruiksaanwijzing (WGGA) naar een Wettelijk Gebruikschrift (WG). In de handleiding wordt besproken op welke manier een WGGA naar WG omgezet dient te worden en wat hiervoor de uitgangspunten zijn. Ook voor het indienen van een nieuw WG dient deze handleiding gebruikt te worden. Er wordt in de handleiding een onderscheid gemaakt tussen WG’s voor professioneel gebruik (hoofdstuk 1) en WG’s voor niet-professioneel gebruik (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 worden de planning en de voorwaarden voor de omzetting beschreven. In hoofdstuk 4 zitten alle bijlagen. Als voorbeeld voor de omzetting zijn in de bijlagen een aantal WGGA’s omgezet naar WG’s.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
6
1
Inleiding Wettelijk gebruiksvoorschrift (WG) professioneel gebruik
Om een middel toe te mogen passen dat bestemd is voor professioneel gebruik moet degene die het middel wil toepassen in het bezit zijn van een vakbekwaamheidsdiploma (spuitlicentie). Bij de Wettelijk gebruiksvoorschriften (WG’s) voor professioneel gebruik wordt ervan uitgegaan dat de toepasser, doordat deze in het bezit is van een vakbekwaamheidsdiploma, een bepaald kennisniveau heeft. In dit hoofdstuk zal het WGformat met de bijbehorende uitgangspunten voor professioneel gebruik besproken worden. 1.1 Format WG professioneel gebruik In bijlage 1 staat het WG-format voor professioneel gebruik. Het WG bestaat uit een standaard koptekst met daaronder een tabel gevolgd door eventuele toepassingsvoorwaarden. De koptekst geeft het toegestane gebruik aan volgens de ‘definitielijst termen WGGA (beschrijvende woordenlijst van gewasbeschermingsmiddel of formuleringen; zoals opgenomen als Appendix A in de Evaluation Manual: Chapter 8 Efficacy, beschikbaar via www.ctgb.nl) en de toepassingswijze volgens de ‘definitielijst termen Wettelijke gebruiksvoorschriften” (zoals opgenomen als Appendix A in de Evaluation Manual: Chapter 8 Efficacy, beschikbaar via www.ctgb.nl > procedures en toetsingskader > toetsingskader > evaluation manual gewasbeschermingsmiddel > gewasbeschermingsmiddelen > NL part > chapter 8 efficacy) (http://www.ctb.agro.nl/portal/page?_pageid=33,148786&_dad=portal&_schema=PORTAL) onder verwijzing naar de toepassingsgebieden en de toepassingsvoorwaarden. In de volgende paragrafen volgt een toelichting voor de verschillende kolommen die de tabel van het WG kan bevatten. Een WG bevat altijd kolommen die nodig zijn om de zaken waarop getoetst is, weer te geven. “Overbodige” kolommen (kolommen die geen extra informatie bevatten) worden weggelaten. Hierdoor kan elk WG er uiteindelijk anders uitzien. In de toepassingsvoorwaarden worden alle restrictiezinnen ondergebracht, maar ook bijzondere gevaren/veiligheidsadviezen (volgend uit beoordeling en in lijn met Annex IV/V van verordening hetzij letterlijk dan wel volgens de lijst nationale restrictiezinnen). Onder de restrictiezinnen, die gehandhaafd worden, vallen o.a. driftreducerende maatregelen en restricties over gebruik in bijv. grondwaterbeschermingsgebieden. Onder bijzondere gevaren/veiligheidsadviezen, die niet gehandhaafd worden, vallen ondermeer zinnen m.b.t. gewasgevoeligheid, resistentie, etc. Deze bijzondere gevaren/veiligheidsadviezen dienen als waarschuwing voor de toepasser van het middel. Ze worden onder de tabel in het WG vermeld in de volgorde die op het format beschreven wordt. Wanneer er een derden uitbreiding/ vereenvoudigde uitbreiding of een uitbreiding volgens artikel 51 op een WGGA staat dan komt deze in het WG in een aparte tabel te staan direct onder de eerste tabel na de standaardzin(nen) over derden/vereenvoudigde uitbreiding. Tenslotte wordt het format afgesloten met de term Aanbevelingen, als aanduiding voor de rubriek waarin de toelatinghouder nadere informatie over het toegelaten gebruik van het middel kan geven. Sinds oktober 2007 is de Wet gewasbeschermingsmiddel en biociden van kracht. In deze wet maakt de wetgever onderscheid tussen professioneel gebruik en niet-professioneel gebruik. Voor oktober 2007 hanteerde het Ctgb een andere term: beroepsmatig gebruik. In de WGGA’s die de term beroepsmatig gebruik bevatten, wordt deze term in het WG vervangen door professioneel.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
7
1.2 Toelichting bij de afzonderlijke kolommen Hieronder volgt een korte toelichting voor de afzonderlijke kolommen die een WG kan bevatten. Onder hoofdstuk 1.3 “Algemene uitgangspunten en afspraken” volgt een verdere toelichting voor de individuele kolommen. Toepassingsgebied: In deze kolom staat een term uit de DTG-lijst. Alleen bij uitzondering kan van deze lijst worden afgeweken. Type toepassing: Deze kolom maakt duidelijk welke behandeling (toepassing) toegelaten is. Wanneer er maar 1 toepassing ‘kan’ dan staat deze alleen boven de tabel in de tekst en wordt deze kolom niet toegevoegd. Te bestrijden organisme: In deze kolom komt te staan wat bestreden wordt (bijv. welk onkruid, welk insect, welke schimmel). Dosering (middel) per toepassing: In deze kolom komt de dosering per toepassing per hectare te staan. Dit kan een range zijn. De hoogste dosering is de maximale dosering waarmee het middel toegepast mag worden. Maximale dosering (middel) per toepassing: Wanneer bijv. een percentage dosering gegeven wordt in de kolom dosering (middel) per toepassing, dan wordt in deze kolom aangegeven hoeveel middel er maximaal per hectare gebruikt mag worden. Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden: In deze kolom staat in principe het maximale aantal behandelingen (toepassingen) per teeltcyclus. Dit is het maximale aantal waarop getoetst is. In een aantal gevallen zal echter de term teeltcyclus niet voldoen. In deze gevallen wordt 12 maanden gebruikt. Deze kolom komt in de meeste gevallen in het WG in te staan, alleen niet bij bijvoorbeeld zaadbehandelingsmiddelen, omdat het daar logisch is dat er maar 1 behandeling plaatsvindt. Maximaal aantal liter/kg middel per ha per teeltcyclus of per 12 maanden: Deze kolom komt in het WG-format in het volgende geval. Bij sommige middelen zijn meerdere behandelingen per toepassingsgebied mogelijk, maar de maximale dosering waarop getoetst is, is lager dan het totaal van al deze behandelingen. Of er teeltcyclus of 12 maanden bedoeld wordt is afhankelijk van de vorige kolom. Minimum interval tussen toepassingen in dagen: In deze kolom staat het minimum interval waarop getoetst is. Veiligheidstermijn in dagen of uiterst gewasstadium waarop toegepast mag worden. In de meeste gevallen wordt in deze kolom alleen de veiligheidstermijn weergegeven. Een definitie van veiligheidstermijn is “de wettelijk vastgestelde termijn tussen de laatste toepassing en de oogst of wettelijk vastgestelde termijn na een naoogstbehandeling die in acht moet worden genomen voordat producten in de handel mogen worden gebracht”. In een aantal gevallen zal het noodzakelijk zijn om een uiterst gewasstadium weer te geven. 1.3 Algemene uitgangspunten en afspraken Om ervoor te zorgen dat WG’s er zo consistent mogelijk uit gaan zien zijn er uitgangspunten/afspraken waarmee rekening gehouden moet worden bij de omzetting of bij het indienen van een nieuw WG. In de hoofdstukken 1.3.1 t/m 1.3.9 zullen deze uitgangspunten/afspraken beschreven worden voor de individuele kolommen van het WG voor professioneel gebruik, in de hoofdstukken 1.3.10 t/m 1.3.31 staan de verdere afspraken. 1.3.1 Kolom “toepassingsgebieden” In de kolom “toepassingsgebieden” kan de gebruiker lezen waar het middel toegepast mag worden. Hiervoor dient een term uit de DTG-lijst gebruikt te worden; alleen bij uitzonderingen kan hiervan afgeweken worden.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
8
Bij huidige WGGA’s zijn de toepassingsgebieden over het algemeen opgesteld volgens termen van de SOT-lijst (standaard opzet toelatingsbeschikkingen, teeltgroepen en toepassingssectoren). Bij het omzetten van WGGA’s naar WG worden alle WGGA’s omgezet naar toepassinggebieden die opgesteld zijn volgens termen uit DTG-lijst (definitielijst toepassinggebieden). In het WG komt in de regel boven de tabel te staan volgens welke versie van de DTG-lijst het WG is opgesteld. Dit wordt gedaan door dit in de eerste zin op te nemen: Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als ……………… (Beschrijvende woordenlijst van gewasbeschermingsmiddelen of formuleringen [DTW]) door middel van een ……………………… (Definitielijst termen Wettelijke gebruiksvoorschriften [DTW]) in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Om te weten wat er precies onder een bepaald toepassingsgebied verstaan wordt, moet de DTG-lijst gevolgd worden. Dit betekent dat wanneer bijvoorbeeld op een WG de term ‘bieten’ staat hier volgens de DTG-lijst geen ‘rode biet’ onder verstaan wordt. Voor gebruiker van een middel is het dus ook essentieel om de hoogte te zijn van de indeling van de lijst.
Wat betekent dit voor de omzetting van WGGA naar WG (en van SOT naar DTG)? Om de omzetting van SOT naar DTG te vergemakkelijken kan gebruik gemaakt worden van de WASWORDT-lijst, zoals opgenomen als Appendix A in de Evaluation Manual: Chapter 8 Efficacy (versie 2.0, Ctgb juni 2011, beschikbaar via www.ctgb.nl > procedures en toetsingskader > toetsingskader > evaluation manual gewasbeschermingsmiddel > gewasbeschermingsmiddelen > NL part > chapter 8 efficacy (http://www.ctb.agro.nl/portal/page?_pageid=33,148786&_dad=portal&_schema=PORTAL)). In deze lijst staat aan de linkerkant de SOT-lijst term, aan de rechter kant de DTG-lijst term. Er worden bij de omzetting van SOT-lijst naar DTG-lijst de volgende afspraken gehanteerd:
1) Om te zorgen dat alle WG’s dezelfde (eenduidige) termen bevatten, moet de term identiek overgenomen worden uit de DTG-lijst; dit betekent dat als in de DTG lijst appel staat, dan niet appels maar appel in het WG komt te staan. Uitgangspunt is de manier waarop de term in de DTG-lijst staat, dus enkelvoud in het WG waar enkelvoud staat in de DTG-lijst en meervoud in het WG waar meervoud staat in de DTG-lijst. 2) Termen die in de kolom “opmerkingen” staan in de DTG-lijst worden niet in het WG opgenomen. In principe is de kolom “gewassen/objecten“ de laatste kolom die gebruikt wordt uit de DTG-lijst. 3) Er zijn gevallen waarin een term niet in de DTG-lijst staat bijv. als het om een enkel boomkwekerijgewas (bijv Buxus) of bloemisterijgewas (roos) gaat. In dit geval is het niet mogelijk om de DTG-lijst te volgenen en zal dus het gewas genoemd moeten worden. Daarnaast staan bepaalde termen “bijvoorbeeld stobben” niet in de DTG-lijst. 4) Verder geldt dat voor het toepassingsgebied een term zo hoog mogelijk uit de DTGlijst genomen dient te worden. Bijv. een WGGA bevat rode kool, savooien kool, spitskool, witte kool en spruitkool. In het WG worden niet deze termen opgenomen, maar de term sluitkoolachtigen. 5) Er mag een term uit een hogere groep in de DTG-lijst worden gebruikt, indien dit vanuit extrapolatie voor werkzaamheid en residuen mogelijk is. Hieronder volgen een aantal voorbeelden ter verduidelijking van de omzetting. - Bij veel toepassingen zal de SOT-lijst term identiek zijn aan de DTG-lijst term. Hierbij kan dan dus 1 op 1 omgezet worden en verandert de term niet. Bijv. een WGGA bevat de SOT-lijst termen appel en peer. Deze termen zijn volgens de DTG-lijst niet veranderd en blijven dus appel en peer.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
9
-
-
-
-
-
-
-
Er geldt dat een term zo hoog mogelijk uit de DTG-lijst genomen moet worden. Een WGGA bevat de SOT-lijst termen sluitkool (rode kool, savooien kool, spitskool, witte kool) en spruitkool. In het WG komt dan de term sluitkoolachtigen te staan. Als een WGGA de SOT-lijsttermen bloemkool en broccoli bevat, komt in het WG de DTG-lijst term bloemkoolachtigen te staan. Dit betekent voor de toepasser van het middel dat het middel ook in Chinese broccoli toegepast mag worden, omdat Chinese broccoli onder broccoli valt en in de kolom opmerkingen staat. Hierdoor is het WG dus breder geworden. Een WGGA van een middel voor de bestrijding van Botrytis tulipae bevat in het WG de term bloembollen en in het GA alleen tulp. Uit het extrapolatiedocument voor werkzaamheid blijkt dat om de gehele groep bloembollen en bloemknollen te claimen onderzoek in gladiool, tulp en lelie uitgevoerd moet worden (effectiviteitsonderzoek en fytotoxiciteitsonderzoek). Dit is in het geval dat alleen tulp in het GA staat vaak niet gebeurd. In het nieuwe WG komt tulp te staan en dus niet bloembollen en bloemknollen. Tulp is een term uit de kolom opmerkingen in de definitielijst, maar kan dus in dit geval wel op een WG komen. Een WGGA bevat de term snij- en korrelmaïs. Op het WG kan de DTG-lijst term maïs gebruikt worden. In de DTG-lijst staat suikermaïs niet onder maïs, maar onder overige groentegewassen. Dit betekent dat wanneer een middel toegelaten is in maïs het niet in suikermaïs toegepast mag worden. Een WGGA bevat paprika, zonder Spaanse peper en Cayenne peper. Op het WG komt ook paprika te staan. Spaanse peper en Cayenne peper vallen volgens de DTG-lijst onder paprika. Dit betekent voor de toepasser van het middel dat het middel ook in Spaanse peper en Cayenne peper toegepast mag worden. Residubeoordelaars verwachten geen problemen door hogere residuen op kleinere units (Cayenne peper) bij de handhaving. Op een WGGA staat kruiden of tuinkruiden. Op het WG komtt de DTG-lijst term ‘aromatische kruidengewassen’ te staan. Er zijn gevallen, waar bij de omzetting naar een hogere groep gegaan kan worden in de DTG-lijst, omdat dit mogelijk is uit het oogpunt van extrapolatie van residu en werkzaamheid. Dit kan tijdens het omzetten van WGGA naar WG gedaan worden. Wanneer hiervoor door een toelatinghouder gekozen wordt, dan moet een onderbouwing geleverd worden waarom dit mogelijk is. Bijvoorbeeld: een WGGA bevat de SOT-lijst term radijs. In dit geval kan naar de DTG-lijst term radijs gegaan worden, maar ook naar de DTG-lijst term radijsachtigen. Onder radijsachtigen valt naast radijs ook rammenas (inclusief rettich en daikon). Wanneer de term radijsachtingen aangeleverd wordt, dan moet er ook een onderbouwing voor werkzaamheid en residu geleverd worden, waarom hier geen beoordeling voor nodig is. Indien er geen onderbouwing geleverd wordt, dan kan er niet naar een hogere groep gegaan worden en wordt in dit geval de term radijs gehandhaafd. Opmerking bij de DTG-lijst. De term “overige” in de kolom gewassen/objecten kan nooit in een WG gebruikt worden, ook niet bij een nieuwe aanvraag. In het geval dat deze term gebruikt gaat worden, dan naar hoofdgroep gaan in de kolom subgewasgroep.
1.3.2 Kolom “type toepassing” De kolom “type toepassing” maakt duidelijk welke behandeling (toepassing) toegelaten is. Wanneer er maar 1 behandeling (toepassing) ‘kan’ dan staat deze alleen boven de tabel in de tekst en wordt deze kolom niet toegevoegd. Bijvoorbeeld: wanneer alleen een gewasbehandeling toegelaten is dan komt dit boven de tabel te staan, indien bijvoorbeeld een gewasbehandeling en een dompelbehandeling toegelaten zijn dan staat dit ingevuld in deze kolom in de tabel (bijvoorbeeld bij Admire (bijlage 4), bij Betanal quattro (bijlage 10) staat het type toepassing (na opkomst) alleen boven de tabel). Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
10
In principe komt er bij het type toepassing een term uit de Definitielijst termen Wettelijke gebruiksvoorschriften te staan. In een aantal gevallen is er geen term van toepassing uit deze lijst (zie bijvoorbeeld WG van Roundup, bijlage 22). Hieronder volgt een lijstje van de typen behandelingen die vaak voorkomen; deze lijst is niet uitputtend. - gewasbehandeling, druppelbehandeling, dompelbehandeling, strokenbehandeling, pootgoedbehandeling, zaadbehandeling, phytodrip techniek, zaadcoating enz. Bij onkruidbestrijdingsmiddelen is de term ‘gewasbehandeling’ niet van toepassing. Daarom worden hier andere termen gebruikt. Hieronder een lijst van voorbeelden van termen. Deze lijst is niet uitputtend. - voor opkomst, na opkomst, voor uitplanten, na uitplanten, voor inzaai, tussen het gewas, over het gewas, aanstrijken, pleksgewijs. 1.3.3 Kolom “te bestrijden organisme” In huidige WGGA’s staat in het GA welk organisme er met het middel bestreden wordt. In de omgezette voorbeeld WG’s is aangegeven op welke manier dit in het WG uitgewerkt dient te worden in de kolom “te bestrijden organisme”. In de kolom zelf worden zoveel mogelijk Nederlandse benamingen zo hoog mogelijk in de hiërarchie gekozen (b.v. bladluis, ook al worden in het GA alleen specifieke bladluissoorten vermeld). Om duidelijk te maken tegen welke te bestrijden organismen het middel specifiek is getoetst, wordt hierna verwezen via aan voetnoot onder de tabel onder vermelding van de Latijnse naam en de specifieke Nederlandse naam. Dit is ook noodzakelijk om wederzijdse erkenning mogelijk te maken. De op het etiket onder “Aanbevelingen” vermelde organismen moeten in lijn zijn met de organismen genoemd op het WG. Bij sommige middelen, zoals groeiregulatoren is de titel van de kolom “te bestrijden organisme” niet relevant. In dit geval kan deze vervangen worden door “Doel groeiregulatie”, waarna in deze kolom het doel ingevuld wordt, bijvoorbeeld voorkoming legering. 1.3.4 Kolom “dosering (middel) per toepassing” In de kolom ”dosering (middel) per toepassing” wordt de dosering overgenomen die nu op het WGGA staat. Als er nu bijv. staat dat er 1-1,5 liter per hectare toegepast mag worden dan komt in deze kolom 1-1,5 l/ha te staan. Wanneer er een percentage dosering op het WGGA staat dan wordt deze overgenomen. Er is afgesproken dat niet alleen het percentage er komt te staan, bijv 0,01%, maar dat hier ook bij komt te staan hoe men tot dit percentage komt; in dit geval 10 gram middel per 100 liter water (zie bijvoorbeeld bijlage 4, WG van Admire). Indien in de gebruiksaanwijzing (GA) voor te bestrijden organismen bij een toepassingsgebied duidelijk verschillende doseringen worden aangegeven, dan worden deze in een aparte regel vermeld (zie bijlage 26, WG van Flint en bijlage 20, WG van Axial). In het geval dat te bestrijden organismen kunnen worden samengevoegd wordt een doseringstraject vermeld. In een opmerking onder de tabel kan specifiek worden aangegeven welke dosering voor welke te bestrijden organisme van toepassing is (bijlage 22, WG van Roundup. Van zo’n traject zal ook sprake zijn als de dosering afhankelijk is van plaagdruk of bijvoorbeeld van tijdstip van toepassing (zie bijlage 20, WG van Axial). 1.3.5 Kolom “maximale dosering (middel) per toepassing” De kolom ”maximale dosering (middel) per toepassing” wordt in een WG opgenomen in het geval er een percentage dosering staat in de kolom “dosering (middel) per toepassing”. In de kolom “maximale dosering (middel) per toepassing” wordt aangegeven wat er beoordeeld is Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
11
en wat er dus maximaal per ha gespoten mag worden. Dit getal staat op het moment niet op het WGGA. Om de kolom “maximale dosering (middel) per toepassing” in te kunnen vullen moet teruggegaan worden naar de beoordeling. In de meeste gevallen is bij de beoordeling uitgegaan van en gerekend met de spuitvolumina uit de spuitvoluminalijst (Evaluation Manual Chapter 8 efficacy bijlage C (versie 1.0 ; beschikbaar via www.ctgb.nl > procedures en toetsingskader > toetsingskader > evaluation manual gewasbeschermingsmiddel > gewasbeschermingsmiddelen > NL part > chapter 8 efficacy(http://www.ctb.agro.nl/pls/portal/url/ITEM/3FB6DCDB04DF49A2B1E5182ED10F362 5) ). Dit betekent dat bij appel meestal beoordeeld is op maximaal 1500 liter spuitvolume. Wanneer uitgegaan wordt van dit spuitvolume, kan deze kolom ingevuld worden. Voorbeeld: in appel is een dosering van 0,1% (100 gram middel per 100 liter water) toegelaten. In de kolom maximale dosering middel per toepassing komt dan te staan: 1,5 kg middel per ha te staan (100 gram * 15 = 1500 gram = 1,5 kg). Tijdens de besprekingen is opgemerkt dat de spuitvolumina tabel in een aantal gevallen niet klopt met de huidige praktijk, bijv. bij vruchtgroenten. Voor vruchtgroenen geldt dat er in de spuitvolumina tabel te lage waarden staan waardoor er bij de beoordeling gerekend wordt met een te lage hoeveelheid middel per ha. Hierdoor is de maximale dosering die in het WG staat eigenlijk te laag. Er is echter beoordeeld op deze ‘te lage’ dosering. Wanneer hierdoor praktijkproblemen ontstaan, bijv. bij de teelt van vruchtgroenten, dan moet hiervoor een separate oplossing gezocht worden. Bloemisterijgewassen en roos In de spuitvoluminalijst staan bij roos en bloemisterijgewassen verschillende spuitvolumina. De manier waarop roos en bloemisterijgewassen in het WG opgenomen worden, hangt van de beoordeling. Er volgen hieronder twee uitwerkingen. - Stel een middel ter bestrijding van spint in bloemisterijgewassen is beoordeeld op een spuitvolume van maximaal 1000 liter. Volgens de spuitvoluminalijst zou er voor roos beoordeeld moeten zijn op maximaal 1500 liter. In het WG komt het volgende te staan: Toepassingsgebied bloemisterijgewassen
-
Dosering (middel) per toepassing 0,2%
Maximale dosering (middel) per toepassing 2 kg per ha
Er geldt dan dat het middel wel in roos is toegelaten, alleen mag er niet meer dan 2 kg middel per hectare gebruikt worden. Stel een middel ter bestrijding van spint in bloemisterijgewassen is beoordeeld op een spuitvolume van maximaal 1500 liter. Volgens de spuitvoluminalijst zou er voor roos beoordeeld moeten zijn op maximaal 1500 liter, voor overige bloemisterijgewassen is dit 1000 liter. In het WG komt het volgende te staan: Toepassingsgebied bloemisterijgewassen roos
Dosering (middel) per toepassing 0,2% 0,2%
Maximale dosering (middel) per toepassing 2 kg per ha 3 kg per ha
1.3.6 Kolom “maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden” In veel WGGA’s staat op het moment niet hoe vaak een middel toegepast mag worden; echter bij de beoordeling van het middel is (vooral de laatste jaren) wel beoordeeld op een Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
12
aantal maal toepassen. Deze beoordeling wordt als uitgangspunt gebruikt voor het invullen van de kolom “maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden” in het WG. Het is bekend dat bepaalde middelen veel vaker toegepast worden, dan waarop beoordeeld is, omdat nu niet uit het WGGA blijkt hoe vaak er toegepast mag worden. Dit probleem wordt erkend, maar er is de afspraak gemaakt dat er in het WG komt te staan waarop beoordeeld is. Voor oudere toelatingen is niet altijd duidelijk waarop beoordeeld is. De toelatinghouder kan in deze gevallen het aantal maal invullen dat redelijk is; daarbij moet opgemerkt worden dat het handig is om een aantal maal toepassen in te vullen, dat ook bij een herregistratie onderbouwd kan worden. De term teeltcyclus is opgenomen in de definitielijst. Hieronder volgt de definitie. Teeltcyclus = De tijdsperiode voor een volledige productiecyclus van het gewas vanaf het zaaien/poten/planten/uitlopen tot en met de oogst. Een teeltcyclus beslaat maximaal 12 maanden. Er zijn gevallen waarin de term teeltcyclus niet breed genoeg is, bijv bij een toepassing na de oogst of een toepassing op onbeteeld terrein. In deze gevallen komt er 12 maanden te staan in de tabel (bijvoorbeeld bijlage 22 WG van Roundup). Wanneer beide voorkomen in een WG wordt in de kolom gezet of het de teeltcyclus betreft of het aantal maanden. Wanneer één van beide voorkomt, moet de titel van de kolom hierop aangepast worden en hoeft de verduidelijking niet meer per rij vermeldt te worden. 1.3.7
Kolom “maximaal aantal liter/kg middel per ha per teeltcyclus of per 12 maanden” De kolom ”maximaal aantal liter/kg middel per ha per teeltcyclus of per 12 maanden” komt maar in een aantal gevallen in het WG te staan. Bij sommige middelen zijn meerdere typen behandelingen per toepassingsgebied mogelijk, maar de maximale dosering waarop getoetst is, is lager dan het totaal van al de handelingen. Bijvoorbeeld: In het WGGA staat: Zaaiuien, 1e jaarsplantuien, 2e jaarsplantuien, zilveruien, picklers, zaaisjalotten en plantsjalotten, ter bestrijding van éénjarige onkruiden. Ter bestrijding van éénjarige grassen en enkele breedbladige onkruiden (o.a. zwarte nachtschade, kamille) kan Dual Gold 960 EC vlak vóór opkomst en/of ná opkomst van de uien worden toegepast. Vóór opkomst het middel toepassen vlak na het zaaien/planten en na opkomst vanaf het kramstadium van het gewas. Dosering: Maximaal 1,5 liter Dual Gold 960 EC per ha per teelt toepassen. Het middel kan daartoe als volgt worden toegepast: - voor en/of na opkomst 0,75 liter middel per ha of - uitsluitend na opkomst in een laag doseringensysteem (LDS) van 3 x 0,5 liter middel per ha.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
13
In het WG komt te staan: Toepassingsgebied
Type behandeling
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal behandeli ngen per teeltcyclu s
Uien
Voor en na opkomst Na opkomst Voor en na opkomst Na opkomst
Eenjarige onkruiden
0,75 l/ha
2
Eenjarige onkruiden Eenjarige onkruiden
0,5 l/ha*
3
0,75 l/ha
2
Eenjarige onkruiden
0,5 l/ha*
3
Sjalotten
Maximaal aantal liter middel per ha per teelt cyclus 1,5 l/ha
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Veiligheidstermijn in dagen
7
-
5 1,5 l/ha
7
-
5
* in LDS-systeem in combinatie met toegelaten middelen In dit geval mag er in ui en sjalot totaal maximaal 1,5 liter per hectare toegepast worden. Op deze 1,5 liter per hectare is beoordeeld. 1.3.8 Kolom “minimum interval tussen toepassingen in dagen” In de kolom “minimum interval tussen toepassingen in dagen” komt het minimale interval te staan dat tussen toepassing aangehouden moet worden. Op dit minimale interval is ook beoordeeld. In het algemeen kan het aantal dagen dat hier ingevuld moet worden uit de beoordeling gehaald worden. In veel gevallen staat deze ook al op het WGGA. 1.3.9
Kolom “veiligheidstermijn in dagen of uiterst gewasstadium waarop toegepast mag worden” Op veel WGGA’s staat in het WG een veligheidstermijn weergegeven in dagen. Wanneer op het WGGA een veiligheidstermijn staat dan wordt deze overgenomen in het WG in de kolom “veiligheidstermijn in dagen of uiterst gewasstadium waarop toegepast mag worden”. In de meeste gevallen zal deze kolom alleen de veiligheidstermijn in dagen bevatten en kan de kop van het WG hierop aangepast worden. Het WG van Vertimec gold (bijlage 6) is een voorbeeld waar een uiterst gewasstadium waarop toegepast mag worden staat aangegeven. Er is besproken of in de gevallen wanneer er geen veiligheidstermijn bij voedselgewassen staat, er een BBCH schaal voorgeschreven moet worden bijv. door een uiterst gewasstadium in de tabel van het WG te noemen waarop een middel toegepast mag worden. Er wordt echter bij de beoordeling van een middel uitgegaan van een goed landbouwkundig gebruik. In het algemeen wordt er van uitgegaan dat er geen gewasstadium vermeld wordt als er tenminste acht weken ligt tussen de laatst mogelijke toepassing volgens goed landbouwkundig gebruik en de oogst. Het is in de meeste gevallen dus overbodige informatie om een uiterst gewasstadium te noemen. In gevallen waarbij het minder dan 8 weken tot de oogst duurt, moet een uiterst gewasstadium genoemd worden (zie bijlage 20, WG van Axial 50). In de kolom ‘veiligheidstermijn in dagen of uiterst gewasstadium waarop toegepast mag worden” komt alleen iets te staan als dit uit residu-oogpunt noodzakelijk is. Als bijv. uit werkzaamheid (bijv. een middel geeft fytotoxiciteit op de bloemen) een gewasstadium vermeld dient te worden, dan kan dit bij de toepassingsvoorwaarden gedaan worden.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
14
In alle andere gevallen kan de toelatinghouder in de aanbevelingen vermelden wanneer het middel toegepast moet worden. Bij kolom “veiligheidstermijn in dagen of uiterst gewasstadium waarop toegepast mag worden” wordt bij weilanden, maaigraslanden, cultuurgrasland, graszodenteelt, graszaadteelt een extra toevoeging gedaan. Hierbij kom het volgende te staan: bijv. 7 dagen tussen toepassing en maaien en/of beweiden (afhankelijk van het toepassingsgebied) (zie voorbeeld Roundup, voedergrasland bijlage 22). 1.3.10 Algemene afspraken over koppen van de kolommen van het WG In de koppen van de tabel van het WG wordt niets gezegd over liter/gram/kg per aantal planten, enz. Dit wordt in de rij(en) zelf gedaan. Alleen bij kolommen minimum interval tussen toepassing in dagen en veiligheidstermijn in dagen geldt dit niet (met uitzondering van de producten met een veiligheidstermijn korter dan 1 dag (zie bijlage 4, WG Admire). In principe moet de tekst, die in de koppen van het WG-format staat, worden aangehouden. Er kan hierop een uitzondering worden gemaakt, maar alleen in gevallen waar het echt niet anders kan. Bij groeiregulatoren zal bijvoorbeeld de titel van de kolom “te bestrijden organisme” niet kloppen; deze kan dan vervangen worden door “doel groeiregulatie”. 1.3.11 Toepassingsvoorwaarden Onder de toepassingsvoorwaarden kunnen restrictiezinnen en bijzondere gevaren/veiligheidsadviezen gezet worden. Deze moeten in de volgorde gezet worden waarop ze in het WG-format (bijlage 1) staan. 1.3.12 Volgorde van toepassingsgebieden/ per rij 1 toepassingsgebied Voor de toepassingsgebieden wordt de volgorde gehanteerd van de DTG-lijst. In de DTG-lijst staat eerst bijv. aardappel en daarna appel. Dit is dan ook de volgorde waarin deze teelten in het WG opgenomen worden. Daarnaast wordt voor elk toepassingsgebied 1 rij gehanteerd. Dus wanneer een middel in appel en peer toegelaten is komen er twee rijen in de tabel, 1 voor appel en 1 voor peer. 1.3.13 Termen bedekte en onbedekte teelt. Wanneer een toepassingsgebied zowel bedekt als onbedekt kan voorkomen, komt achter het toepassingsgebied bedekte of onbedekte teelt te staan (bijv. bij aardbei). Wanneer beide toegelaten zijn (beoordeeld zijn) dan komt er niets te staan, wanneer het vanzelfsprekend is dat een teelt alleen onbedekt voorkomt komt er ook niets te staan (dit geldt bijvoorbeeld voor alle akkerbouwgewassen). Verder geldt dat datgene dat beoordeeld is leidend is. Bijvoorbeeld aardbei: - hierbij komt dus aardbei (bedekte teelt) in een rij te staan als het middel alleen een toelating heeft in de bedekte teelt van aardbei. - hierbij komt dus aardbei (onbedekte teelt) in een rij te staan als het middel alleen een toelating heeft in de onbedekte teelt van aardbei. - Hierbij komt dus alleen aardbei te staan als zowel de onbedekte als bedekte teelt beoordeeld is. Bijvoorbeeld wintertarwe: - Bij wintertarwe komt geen onbedekte teelt te staan, ook al is alleen de onbedekte teelt beoordeeld. Bijvoorbeeld bij perzik en abrikoos: Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
15
-
Bij perzik en abrikoos komt geen bedekte teelt te staan, ook al is alleen bedekte teelt beoordeeld. (onbedekte teelt komt heel incidenteel voor bij abrikoos).
Aan de hand van de DTG-lijst is er een lijst gemaakt waarin staat aangegeven welke teelten bedekt en onbedekt voorkomen; deze lijst kan gebruikt worden om te bepalen of er bedekt of onbedekt voor een teelt moet komen te staan. In de lijst staat bij sommige toepassingsgebieden < ; dit betekent dat bedekt of onbedekt hier sporadisch voorkomt. Dit wordt niet bij de beoordeling meegenomen, en hoeft dan ook niet in het WG genoemd te worden. De termen bedekt en onbedekt worden bij alle professionele middelen gebruikt, dus ook bij de herbiciden. 1.3.14 Kleine toepassingen/derdenuitbreidingen/vereenvoudigde uitbreidingen Wanneer een toepassing als “kleine toepassing” wordt gezien, dan is de werkzaamheid (inclusief de fytotoxiciteit) van het middel niet beoordeeld. Wanneer een toepassing beoordeeld is volgens deze procedure, dan komt de toepassing in een aparte tabel in het WG te staan. Om duidelijk te maken dat er geen werkzaamheidsonderzoek beoordeeld is, komt er één van de volgende zinnen bij de toepassingsvoorwaarden boven deze tweede tabel te staan (zie bijlage 24 Previcur energy). Het gebruik in de teelt van ……………………………..is beoordeeld conform de “vereenvoudigde uitbreidingsprocedure”. Er is/zijn voor deze toepassing/toepassingen geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Gebruik van dit middel in dit/deze toepassingsgebied(en), komt voor risico en verantwoordelijkheid van de gebruiker. of Het gebruik in de teelt van ……………………… is op basis van een “derdenuitbreiding”. Deze “derdenuitbreiding” is aangevraagd door de Stichting Trustee Bijzondere Toelatingen. Er is voor deze uitbreiding geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Gebruik van dit middel in dit/deze toepassingsgebied(en), komt voor risico en verantwoordelijkheid van de gebruiker Voor aanvragen die ingediend zijn na 14 juni 2011 (dus onder de verordening 1107/2009) geldt dat er één van de volgende zinnen komt te staan: Het gebruik in de teelt van ……………………………..is beoordeeld conform artikel 51 EG 1107/2009. Er is voor deze toepassing/toepassingen geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Gebruik van dit middel in dit/deze toepassingsgebied(en), komt voor risico en verantwoordelijkheid van de gebruiker. of Het gebruik in de teelt van ……………………… is op basis van een “derdenuitbreiding” en beoordeeld conform artikel 51 EG 1107/2009. Deze “derdenuitbreiding” is aangevraagd door …... Er is voor deze uitbreiding geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Gebruik van dit middel in dit/deze toepassingsgebied(en), komt voor risico en verantwoordelijkheid van de gebruiker. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
16
1.3.15 Afrondingen en eenheden bij dosering aanduidingen Er zijn de volgende afspraken gemaakt over afrondingen en eenheden bij het aanduiden van doseringen. Afrondingen: Er wordt altijd naar beneden afgerond. Hierbij zijn de volgende afspraken gemaakt: i. 329 wordt 320 ii. 32,9 wordt 32 iii. 3,29 wordt 3,2 iv. 0,329 wordt 0,32 Eenheden: bij kleiner dan 0,1 liter of kg per ha wordt ml of gram gehanteerd, dus 0,01 liter/ha wordt 10 ml per ha dus 0,1 liter/ha blijft 0,1 liter per ha dus 0,6 liter/ha blijft 0,6 liter per ha Indien uit de berekening van de dosering een voor de praktijk onhandig getal ontstaat, kan bij de omzetting verzocht worden om aanpassing onder levering van argumentatie (uit de berekening komt bijvoorbeeld 0,32 liter; dit zou naar beneden kunnen worden afgerond naar 0,3 liter). 1.3.16 Gewassen gebruikt voor vermeerdering Bij o.a. aardbeien en asperges zijn er toelatingen die alleen gelden voor de vermeerderingsteelt en niet voor productievelden. Dit staat op het moment in het WGGA. Dit wordt ook overgenomen in het WG, dus onder toepassingsgebied komt dan bijv te staan: aardbei (onbedekte teelt), vermeerderingsteelt. 1.3.17 LDS (Lage dosering systeem) en overige tankmixcombinaties LDS zal in de tabel op het WG weergegeven worden met een * in de tabel. Hiermee wordt verwezen naar een zin onder de tabel waar komt te staan: “in LDS systeem in combinatie met toegelaten middelen”. Er is afgesproken dat de middelnaam niet meer genoemd wordt (Een voorbeeld is gegeven in bijlage 12 in het WG van Dual Gold). Bij Dual Gold stonden drie verschillende varianten van LDS op het WGGA: - bij biet werd op het WGGA precies genoemd met welk middel gemengd moest worden, - bij cichorei en witlof pennenteelt werd alleen de werkzame stof van het middel genoemd waarmee gemengd moet worden - bij zaaiuien, 1e jaarsplantuien, 2e jaarsplantuien, zilveruien, picklers, zaaisjalotten en plantsjalotten stond uitsluitend na opkomst in een laag doseringensysteem (LDS) en werd er geen middel of werkzame stof genoemd. In het WG van Dual Gold (bijlage 12) komt er bij deze teelten een * te staan en wordt onder de tabel “in LDS systeem in combinatie met toegelaten middelen” geschreven. Overige tankmixcombinaties Voor overige tankmixcombinaties wordt overgenomen wat er nu op het WGGA staat. Met een voetnoot wordt verwezen naar de mengpartner. Voorbeelden worden gegeven in het WG van Agrichem fenmedifam (bijlage16) en het WG van Goltix (bijlage 18). Indien een mengpartner niet meer toegelaten is, vervalt dit deel van het WGGA. 1.3.18 Resistentiemanagement Momenteel staat er op WGGA’s voor middelen, waarbij er een risico bestaat op resistentie ontwikkeling, een resistentiemanagementszin. Indien er op het huidige WGGA een Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
17
resistentiezin staat dan wordt deze vervangen door een standaard resistentiezin (zie hieronder voor standaard zin). Op het moment dat er een risico op resistentieontwikkeling is bij een nieuwe aanvraag dan dient ook deze standaardzin in het WG opgenomen te worden. Standaardzin: Resistentiemanagement Dit middel bevat de werkzame stof
. . (indien het middel meerdere werkzame stoffen bevat, deze allemaal op deze manier noemen). De is . Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen, op te volgen. Hieronder volgen een aantal voorbeelden. 1) Folicur, werkzame stof tebuconazool. Dit middel bevat de werkzame stof tebuconazool. Tebuconazool behoort tot triazolen. De Frac code is 3. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen op te volgen. 2) Flint, werkzame stof trifloxystrobin. Dit middel bevat de werkzame stof trifloxystrobin. Trifloxystrobin behoort tot de strobilurinen. De Frac code s11. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen op te volgen. 3) Prosaro, werkzame stoffen prothioconazool en tebuconazool. Dit middel bevat de werkzame stoffen prothioconazool en tebuconazool. Tebuconazool en prothioconazool behoren de triazolen. De Frac code is voor beide stoffen is 3. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen op te volgen. 4) Steward, werkzame stof indoxacarb. Dit middel bevat de werkzame stof indoxacarb. Indoxacarb behoort tot de oxadiazinen. De Irac code is 22. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen op te volgen. 5) Vertimec Gold, werkzame stof abamectine. Dit middel bevat de werkzame stof abamectine. Abamectine behoort de avermectinen. De Irac code is 6. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen op te volgen. 6) Axial, werkzame stof pinoxaden. Dit middel bevat de werkzame stof pinoxaden. Pinoxaden behoort tot de fenylpyrazolinen. De Hrac code is A. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen op te volgen. 7) Accent, werkzame stof nicosulfuron. Dit middel bevat de werkzame stof nicosulfuron. Nicosulfuron behoort tot to sulfonylureumverbindingen. De Hrac code is B. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen op te volgen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
18
Op een aantal producten staat een resistentiezin in het WGGA. Op WGGA’s van vergelijkbare producten met dezelfde werkzame stof staat geen resistentiezin. Dit is niet logisch. Binnen het WG project wordt deze zin niet op het WG gezet, als deze al niet op het WGGA staat; dit komt bij de herregistratie, wanneer het middel opnieuw beoordeeld wordt. Wanneer een toelatinghouder een WG indient voor de omzetting dan is het natuurlijk wel toegestaan om een resistentiezin toe te voegen, als deze niet op het WGGA vermeldt staat. 1.3.19 Maximaal aantal liters spuitvloeistof vervangen door kg of liter middel per ha. Wanneer op een WGGA een maximale hoeveelheid spuitvloeistof staat in combinatie met een toepassing waarin de dosering in percentage weergegeven staat, dan wordt deze hoeveelheid spuitvloeistof vervangen door kg of liter per ha. Voorbeeld: Op het huidige WGGA van Vertimec gold staat een maximaal aantal liter spuitvloeistof. Deze hoeveelheid spuitvloeistof wordt vervangen door liter middel per ha. In het WGGA staat het volgende: Om in het water levende organismen te beschermen is de toepassing in de teelt van appels en peren in percelen die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend toegestaan bij toepassingen voor en/of na 1 mei, indien - gespoten wordt met een tunnelspuit of - tussen het oppervlaktewater en de buitenste bomenrij een aaneengesloten windscherm en een rijpad zijn geplaatst en het windscherm niet wordt bespoten of - in de eerste 20 meter grenzend aan het oppervlaktewater gebruik wordt gemaakt van een venturi-dop in combinatie met een eenzijdige bespuiting van de laatste bomenrij - een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is - tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een emissiescherm is geplaatst - het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm waarbij voor 1 mei maximaal één toepassing mag plaatsvinden met een maximale hoeveelheid spuitvloeistof van 1000 liter per ha. Bij alleen toepassingen na 1 mei is het gebruik ook toegestaan, indien - de bespuiting sensorgestuurd wordt uitgevoerd - de buitenste bomenrij eenzijdig wordt bespoten in de richting van het perceel met maximaal 1400 L/ha spuitvloeistof. In het WG komt het volgende: Om in het water levende organismen te beschermen is de toepassing in de teelt van appels en peren in percelen die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend is toegestaan bij toepassingen voor en/of na 1 mei, indien - gespoten wordt met een tunnelspuit of - tussen het oppervlaktewater en de buitenste bomenrij een aaneengesloten windscherm en een rijpad zijn geplaatst en het windscherm niet wordt bespoten of - in de eerste 20 meter grenzend aan het oppervlaktewater gebruik wordt gemaakt van een venturi-dop in combinatie met een eenzijdige bespuiting van de laatste bomenrij - een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is - tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een emissiescherm is geplaatst - het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm waarbij voor 1 mei maximaal één toepassing mag plaatsvinden met maximaal 0,75 liter middel per ha. Bij alleen toepassingen na 1 mei is het gebruik ook toegestaan, indien - de bespuiting sensorgestuurd wordt uitgevoerd - de buitenste bomenrij eenzijdig wordt bespoten in de richting van het perceel met maximaal 1,1 liter middel per ha.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
19
1.3.20 Hoeveelheid spuitvloeistof die in een WGGA genoemd wordt en afwijkend is van spuitvoluminalijst. Er zijn WGGA’s waar een hoeveelheid spuitvloeistof in het GA genoemd wordt. Deze hoeveelheid spuitvloeistof wijkt af van de spuitvoluminalijst. Op deze hoeveelheid spuitvloeistof is beoordeeld. Deze wordt overgenomen in het WG door deze onder de tabel te zetten. In bijlage 16 (WG van Agrichem fenmedifam) en bijlage 14 (WG van Certis Chloor IPC) wordt een voorbeeld gegeven. 1.3.21 Overige definitielijsten Naast de DTG-lijst (definitielijst toepassingsgebieden) zijn voor het lezen en begrijpen van de WG’s de definitielijsten van toepassing die definities van de gebruikte termen beschrijven. Deze definitielijsten zijn te vinden in de evaluation manual; Chapter 8 efficacy bijlage A ( beschikbaar via www.ctgb.nl .> procedures en toetsingskader > toetsingskader > evaluation manual gewasbeschermingsmiddel > gewasbeschermingsmiddelen > NL part > chapter 8 efficacy(http://www.ctb.agro.nl/portal/page?_pageid=33,148786&_dad=portal&_schema=PO RTAL). 1.3.22 Herbicide of onkruidbestijdingsmiddel enz. Er is afgesproken dat in het WG de term onkruidbestrijdingsmiddel gebruikt wordt en niet de term herbicide. Dit geldt ook voor schimmelbestrijdingsmiddel (i.p.v. fungicide) en insectenbestrjidingsmiddel (i.p.v. insecticide). 1.3.23 Natuurlijke vijanden / niet-doelwit arthropoden. Wanneer er op een WGGA de volgende zin staat: “Dit middel is gevaarlijk voor nietdoelwitarthropoden. Vermijd onnodige blootstelling” dan wordt deze zin letterlijk over genomen in het WG onder de toepassingsvoorwaarden. Wanneer er op een WGGA de volgende zin staat: “Dit middel is gevaarlijk voor natuurlijke vijanden. Vermijd onnodige blootstelling” dan wordt deze zin letterlijk over genomen in het WG onder de toepassingsvoorwaarden. 1.3.24 Termen die in het WGGA staan en vervangen moeten worden door andere termen Term “kunstmatig substraat” vervangen door “substraatteelt” Op WGGA’s komt vaak de term “kunstmatig substraat voor”. In deze gevallen is echter niet alleen kunstmatig substraat bedoeld, maar de gehele substraatteelt. Daarom bij het omzetten van WGGA naar WG de term kunstmatig weglaten (voorbeeld bijlage 3 WG van Admire). Term “watergang” bij restrictiezinnen vervangen door “oppervlaktewater” Op WGGA’s komt in een aantal gevallen de term “watergang” voor bij driftreducerende maatregelen. Deze term moet vervangen worden door “oppervlaktewater” (bijvoorbeeld bijlage 26 WG van Flint bij appel en peer. Bij druif stond het al wel goed). Term “dop” of “doppen” bij restrictiezinnen vervangen door “spuitdop” respectievelijk “spuitdoppen” Op WGGA’s komt in een aantal gevallen de term “dop” of “doppen” voor bij driftreducerende maatregelen. Deze term moet vervangen worden door “spuitdop” respectievelijk “spuitdoppen”. Kantdop blijft kantdop (en wordt dus niet spuitkantdop).
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
20
Bij een percentage driftreducerende spuitdoppen het woord “minimaal” toevoegen Op WGGA’s staat in een aantal gevallen dat er 75% of 90% driftreducerende spuitdoppen gebruikt dienen te worden. In deze gevallen moet er het woord “minimaal” ervoor worden gezet, dus “minimaal 75% driftreducerende spuitdoppen” of “minimaal 90% driftreducerende spuitdoppen”. Op oudere WGGA’s kunnen ‘oude’ milieuzinnen staan. Er is besloten waar mogelijk deze zinnen te vervangen door de meest recente versie. Een voorbeeld hiervan is: Het is verboden dit middel in grondwaterbeschermingsgebieden, als aangewezen op basis van de Wet milieubeheer, daaronder niet begrepen de gebieden waarbinnen uitsluitend fysische bodemaantastingen zoals grondboringen zijn verboden, te gebruiken. Of de zin (en alle andere varianten die in omloop zijn) Het is verboden dit middel in grondwaterbeschermingsgebieden, als bedoeld in Wet bodembescherming, daaronder niet begrepen de gebieden waarbinnen uitsluitend fysische bodemaantastingen zoals grondboringen zijn verboden, te gebruiken. Deze zinnen worden vervangen door: Om het grondwater te beschermen mag dit product niet worden toegepast in grondwaterbeschermingsgebieden. Restrictiezin met “voor en na 1 mei” “Voor en na 1 mei”: wordt “voor 1 mei en vanaf 1 mei” (anders geldt er op 1 mei dus geen restrictie). Eenzijdige bespuiting Wanneer er op een WGGA (WG) een eenzijdige bespuiting staat van de laatste bomenrij , dan moet dit worden “een eenzijdige besuiting van de laatste bomenrij in de richting van het perceel”. Dit geldt voor alle eenzijdige bespuitingen, dus altijd erachter zetten “in de richting van het perceel”. 1.3.25 Pleksgewijze toepassingen Hierbij volgt een werkwijze voor pleksgewijze toepassing voor professioneel gebruik. De volgende afspraken zijn gemaakt: 1. Wanneer bij een pleksgewijze toepassing maar op 1x toepassen beoordeeld is, kan dus maar 1x toegepast worden per teeltcyclus of per 12 maanden. Indien dit niet acceptabel is kunnen de toelatinghouders dit rechtzetten door middel van een procedure die los staat van het project van WGGA naar WG. 2.Ten aanzien van de dosering weergegeven in een percentage. Bij de kolom 'dosering (middel) per toepassing" moet staan wat in het WGGA staat. Dus 1% (100ml in 10 liter water; of als in het WGGA staat plekgewijs 6 liter per ha, dan 0,6 ml/m2 (zie uitwerking hieronder). 3. Bij pleksgewijze toepassing gaan wij uit van maximaal 10% behandeld oppervlak hetgeen de maximale dosering per toepassing bepaalt, in dit geval 0,6 L/ha. De beoordeling is leidend. Er zijn beoordelingen waar niet uitgegaan is van deze 10%. Dan wordt de hoeveelheid toegepast die in de beoordeling gebruikt is. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
21
Wanneer op het WGGA een percentage dosering staat, wordt het als volgt in de tabel weergegeven (zie ook het voorbeeld Roundup, bijlage 22).
Toepassingsgebied
????
Te Dosering Type bestrijden (middel) per toepassing organisme toepassing
Maximale dosering Maximaal aantal (middel) per toepassingen per toepassing teeltcyclus
Voor opkomst
6 L/ha
1
0,6 L/ha*
1
Onkruiden 2-6 L/ha
pleksgewijs Onkruiden
1% (100 ml in 10 liter water)
* Dit is de totale dosering die per ha toegepast mag worden. W anneer op het WGGA een dosering per ha staat (en er 1 toepassing toegestaan is) wordt het als volgt in de tabel weergegeven:
Toepassingsgebied
Te Dosering Type bestrijden (middel) per toepassing organisme toepassing
????
Voor Onkruiden 2-6 L/ha opkomst pleksgewijs Onkruiden 0,6 ml/m2
Maximale dosering Maximaal aantal (middel) per toepassingen per toepassing teeltcyclus
6 L/ha
1
0,6 L/ha*
1
* Dit is de totale dosering die per ha toegepast mag worden
Wanneer op het WGGA een dosering per ha staat en er meerdere toepassingen toegestaan zijn, wordt het als volgt in de tabel weergegeven:
Toepassingsgebied
Te Dosering Type bestrijden (middel) per toepassing organisme toepassing
????
Voor Onkruiden 2-6 L/ha opkomst pleksgewijs Onkruiden 0,6 ml/m2
Maximale dosering Maximaal aantal (middel) per toepassingen per toepassing teeltcyclus
6 L/ha
2
0,6 L/ha*
2
* Dit is de totale dosering die per ha per toepassing toegepast mag worden
1.3.26 Zaadbehandelingsmiddelen Voor zaadbehandelingsmiddelen gelden de volgende afspraken. In bijlage 32 WG van Mundial is een voorbeeld te zien van een omgezet zaadbehandelingsmiddel. - In het algemeen geldt dat overbodige kolommen niet in het WG worden weergegeven. Bij zaadbehandeling komt altijd maar 1 toepassing voor. Bij zaadbehandelingsmiddelen Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
22
-
-
komt dus nooit de kolom maximaal aantal behandelingen per teeltcyclus in het WG te staan. achter het woord zaadbehandeling in het WG boven de tabel wordt weergegeven welke techniek toegepast mag worden. Bijvoorbeeld: zaadbehandeling (zaadcoating, of phytodrip techniek), zie bijlage 32 WG van Mundial) indien restricties voor het uitzaaien van zaad gelden, dienen deze op de verpakking van het zaaizaad te worden overgenomen voor zover vereist volgens de huidige restrictiezin.
1.3.27 Plantenziektenkundige dienst in WG In een aantal gevallen staat er in het WGGA van middelen (bijv bij Roundup bijlage 22) “bestrijdingsmiddel voor het doden van gewassen uit fytosanitaire overwegingen op aanwijzing van de directeur van de Plantenziektenkundige Dienst”. Per 1-1-2012 bestaat de Plantenziektenkundige Dienst niet meer en is officieel onderdeel geworden van de NVWA (Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit). Daarom moet de zin nu worden: “gewasbeschermingsmiddel voor het doden van gewassen uit fytosanitaire overwegingen op aanwijzing van de hoofdinspecteur van de Divisie Landbouw en Natuur van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.” 1.3.28 Samenvoegen van cellen In een aantal WGGA’s staan in het GA verschillende regels voor de bestrijding van verschillende ziekten. Bijvoorbeeld in het WGGA van Flint (bijlage 25) Hierin staan: In de onbedekte teelt van spruitkool en sluitkool, ter bestrijding van spikkelziekte (Alternaria brassicae). Zodra de eerste aantasting wordt waargenomen een behandeling uitvoeren. De behandeling om de 14 dagen herhalen. Dosering: 0,25 kg/ha In de onbedekte teelt van spruitkool en sluitkool, ter bestrijding van witte roest (Albugo candida). Het middel dient preventief te worden toegediend met een interval van 2 tot 3 weken. Dosering: 0,4 kg/ha In het WG komt het volgende (zie tabel hieronder en zie bijlage 26 WG van Flint). Er is in sluitkoolachtigen (spruitkool en sluitkool) totaal op 3 toepassingen beoordeeld. Daarom worden de cellen achter de verschillende ziekte samengevoegd. Dit betekent dus dat er totaal 3x per teeltcylcus toegepast mag worden en dus niet 3x per ziekte per teeltcylus Toepassingsgebied
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal behandelingen per teeltcyclus
Sluitkoolachtigen (onbedekte teelt)
Spikkelziekte Witte roest
0,25 kg/ha
0,25 kg/ha
3
0,4 kg/ha
0,4 kg/ha
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
Minimum interval tussen toepassingen in dagen 14
Veiligheidstermijn in dagen
14 dagen
23
1.3.29 Dompelbehandeling. Bij dompelbehandeling van bloembollen en bloemknollen hoeft de kolom “maximale dosering (middel) per toepassing” in het WG niet ingevuld te worden. De waarde kan berekend worden d.m.v. van de lijst “dompelvloeistof opname, zoals opgenomen in de Evaluation Manual; Chapter 8 efficacy bijlage D (versie 1.0; beschikbaar via >procedures en toetsingskader > toetsingskader > evaluation manual gewasbeschermingsmiddel > gewasbeschermingsmiddelen > NL part > chapter 8 efficacy (Link: http://www.ctb.agro.nl/pls/portal/url/ITEM/836DB608444D4062AE83B183506E98B8)). De waarde is wel nodig voor de beoordeling en moet dus wel gebruikt worden in de tabel of uses (GAP). 1.3.30 Grondsoorten Op een aantal WGGA’s staat een dosering die afhangt van de grondsoort. In principe wordt dit in de tabel aangegeven met een voetnoot naar tekst onder de tabel: “de dosering is afhankelijk van de grondsoort”. De toelatinghouder kan dan in de aanbevelingen hierop meer toelichting geven. Alleen in gevallen waar dit problemen geeft voor de milieubeoordeling wordt er verder gespecificeerd. 1.3.31 Project Robuuste etiketten. Het project Robuuste etiketten heeft bij de nVWA (PD) gelopen. Het doel van dit project was om te kijken of voor volvelds toepassingen de emissiereducerende maatregelen verkort konden worden; hierdoor ontstaat een betere naleefbaarheid en handhaafbaarheid. Dit wordt gedaan door een standaardisatie van maatregelpakketen. Er is in juni 2011 door de ministeries besloten om de uitkomsten van dit project voor de groep herbiciden niet mee te nemen bij project WGGA naar WG. Er komt een vervolg project waarbij gekeken wordt naar teeltvrije zones. Op 14 juni 2012 is er door de DG's van EL&I en I&M o.a. gesproken over de voorstellen voor Robuuste etiketten. De conclusie is dat het Ctgb in het project WGGA naar WG de uitkomsten van het project Robuuste gebruiksvoorschriften niet hoeft mee te nemen bij de groep insecticden en groeiregulatoren. In het voorjaar van 2013 is een nieuw voorstel richting I&M verzonden. Dit voorstel moet nog beslag krijgen in het Activeitenbesluit. Vooruitlopend hierop zal het Ctgb in het project van WGGA naar WG de voorstellen van het project Robuuste etiketten niet meenemen bij de omzetting van de groep fungiciden. 1.3.32 Zinnen voor verhardingen glyfosaat middelen (professioneel gebruik) Op glyfosaat middelen voor professioneel gebruik gaan we bij het WG project de volgende 'standaardzinnen' opnemen: Voor middelen (met glyfosaat) voor professioneel gebruik waarvoor géén verhardingen zijn toegelaten, geldt de volgende zin: "Dit middel mag niet worden toegepast op open, halfopen en gesloten verhardingen ". Voor middelen (met glyfosaat ) voor professioneel gebruik waarbij wél open verhardingen zijn toegelaten, geldt de volgende zin: "Dit middel mag niet worden toegepast op halfopen en gesloten verhardingen." Wanneer alle typen verhardingen zijn toegelaten, komen deze zinnen niet op het WG te staan.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
24
1.3.33 Restrictiezin “natte teelten” Op een aantal middelen voor professioneel gebruik op basis van glyfosaat staat de volgende zin: "toepassing in natte teelten is niet toegestaan". De zin wordt verwijderd van WG’s, omdat er op de WG’s geen natte teelten staan (stonden ook al niet op het WGGA). 1.3.34 Eenduidige termen voor onkruiden bij herbiciden Om ervoor te zorgen dat de WG’s er zo consistent mogelijk uitzien, is besloten om de volgende termen voor onkruiden te hanteren: Onkruiden Eenjarige onkruiden Eenjarige grasachtige onkruiden Eenjarige breedbladige onkruiden Overblijvende onkruiden Overblijvende grasachtige onkruiden Overblijvende breedbladige onkruiden Grasachtige onkruiden Breedbladige onkruiden Verder geldt dat bij individuele onkruiden de wetenschappelijke benaming erbij wordt gezet (dit doen we ook bij schimmels en insecten). Dit betekent in de tabel de Nederlandse naam en onder de tabel de Nederlandse en wetenschappelijke naam. 1.3.35 Eenduidige termen insecten/mijten/nematoden De volgende afspraken zijn gemaakt m.b.t. het weergeven van insecten, mijten en nematoden op het WG. In tabel in het WG Kevers
Vliegen en muggen
Vliesvleugeligen Mineervlieg
Cicaden Mijten
Bijv. coloradokever, , bloesemkever, boktor, bietenkever, aspergekever, leliehaantje, taxuskever, bladrandkever, graanklander, aardvlo Bijv. varenrouwmug, rouwvlieg, bietenvlieg, galmug, fritvlieg, wortelvlieg, kersenvlieg, koolvlieg Bijv. zaagwesp, bladwesp, galwesp Bijv. tomatenmineervlieg, floridamineervlieg
Bijv. kasspint, fruitspintmijt, roestmijten, galmijten
Bladvlo
Bijv. perenbladvlo
Bladluis
Bijv. katoenluis, boterbloemluis, aardappeltopluis, groene perzikluis wollige slawortelluis als bestrijding specifiek op de rups gericht is komt er in de tabel rupsen en onder de tabel de nederlands + latijnse naam van de vlinder/mot
Rupsen
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
Verduidelijking (komt niet in het WG te staan. Orde Coleoptera
Tweevleugeligen = orde Diptera Orde Hymeoptera Orde Diptera
Orde Hemiptera Orde Acarina
Orde Sternorrhyncha (plantenluizen) Orde Hemiptera Opmerking [MV1]: Ondersch eid tussen wortelluizen die tot de bladluizen behoren en wortelwolluizen die tot de wolluizen behoren.
Larven van vlinders, orde Lepidoptera
25
Vlinders
Trips Wittevlieg Wants
bijv. turkse mot, kooluil, aardappelstengelboorder, aardrups, ook rupsen van mineermotten vallen hieronder Dit komt alleen in het WG te staan als de volwassen motten of vlinders bestreden worden. Ook mineermotten (volwassen motten) vallen onder de vlinders Bijv.tabakstrips, californische trips Bijv. Kaswittevlieg, tabakwittevlieg
Dopluis
Bijv. Groene appelwants, behaarde wants, brandnetelwants Bijv. citruswolluis, wortelwolluis, wolluis Bijv. platte dopluis
Schildluis
Bijv. kommaschildluis
Wolluis
Emelten
ritnaalden
aaltjes Cystenaaltjes Wortelkobbelaaltjes Vrij levende aaltjes Wortellesie aaltjes veelpotigen
Orde Thysanoptera Orde Hemiptera, familie Aleyrodidae
(orde Hemiptera, familie Pseudococcidae) (orde Hemiptera, familie Coccidea) (orde Hemiptera, superfamilie Coccoidea) Larven van langpootmuggen (vliegen en muggen) Larve van kever (bladsprietkevers/Scarabae, Orde Coleoptera) Larve van kever (kniptorren, Elateridae, Orde Coleoptera)
Engerlingen
Slakken
Orde Lepidoptera
Naakslakken, huisjesslakken (term landslakken laten we weg) bietencystenaaltje
Miljoenpoot, duizendpoot, wortelduizendpoot
Onderstam (Myriapode)
Uitzondering Verder geldt dat bij middelen die echt maar tegen 1 specifieke plaag werkzaam zijn, zoals bijv feromonen, het plaaginsect in de tabel genoemd wordt. Ook virusoverdracht door bladluizen komt rechtstreeks in de tabel. Uitgewerkte voorbeelden Voorbeeld 1 ToepassingsGebied
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
1
wittevlieg 2 bladluis 1 kaswittevlieg (Trialeurodes vaporariorum) en tabakswittevlieg (Bemisia tabaci).
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
26
2
boterbloemluis (Aulacorthum solani), groene perzikluis (Myzus persicae), katoenluis (Aphis gossypii), zwarte bonenluis (Aphisfabae), gewone rozenluis (Macrosiphum rosae), sjalottenluis (Myzus ascalonicus) en groene kortstaartluis (Brachycaudus helichrysi). Voorbeeld 2
Toepassingsgebied
Te bestrijden organisme
Rupsen
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
1
1
Turkse mot (Chrysodeixis chalcites), floridamot (Spodoptera exigua), kooluil (Mamestra brassicae), groente-uil (Lacanobia oleracea), gamma-uil en andere Plusia-soorten en mineermot (Tuta absoluta)
Voorbeeld 3 Toepassingsgebied
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per 12 maanden
1
Emelten en 2 engerlingen 1 Emelten en 2 engerlingen 1) emelten (larven van de langpootmug (Tipula paludosa)) 2) Engerlingen (Larven van de meikever (Melolontha melolontha), van de rozenkever (Phyllopertha horticola) en van de junikever (Amphimallon solstitialis))
Voorbeeld 4 Toepassingsgebied
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
1
1
Vliegen en muggen koolvlieg (Delia radicum)
Voorbeeld 5 Op het WGGA staat het volgende
Pootaardappelen, ter voorkoming van overdracht door bladluizen van het Yn-virus. OP het Wg komt het als volgt Toepassingsgebied
Pootaardappel
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Bladluis (Yn-virus)
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
27
1.3.36 Veranderingen aan de layout van het WG bij drukken Aan de layout van het WG mag in principe niets veranderd worden. Natuurlijk mogen verandering qua lettertype en kleur wel, maar verder moet de layout “helemaal” worden overgenomen. Indien er toch veranderingen aan de layout moeten plaatsvinden, dan moeten deze veranderingen aangevraagd worden bij het Ctgb. Bij het zelf omzetten naar een andere layout kan anders discussie ontstaan m.b.t. interpretatie. 1.3.37 Vraagtekens in WG’s In deze handleiding staan in een aantal WG’s vraagtekens. Bij deze WG’s was in het besluit niet duidelijk waarop beoordeeld was. Deze konden niet door het Ctgb ingevuld worden. Indien bij de omzetting niet duidelijk is waarop beoordeeld is bij het Ctgb, dient de toelatinghouder een voorstel in conform goed landbouwkundig gebruik of in overeenstemming met het ingediende herregistratievoorstel. 1.3.38 Punten die niet binnen het project van WGGA naar WG vallen De volgende punten vallen niet binnen het project van WGGA naar WG a) extrapolaties; alleen wanneer extrapolaties naar een hogere DTG-lijst groep gaan, kunnen deze worden toegestaan (indien er een goede onderbouwing gegeven is, die klopt). Andere extrapolaties vallen niet binnen het project. b) Doseringverhogingen of verlagingen c) LDS toepassingen die niet op het WGGA vermeld staan. Deze zijn niet beoordeeld en kunnen dus niet op het WG worden opgenomen d) Meer toepassingen dan in het verleden beoordeeld zijn. Deze worden niet toegestaan, ook niet als er een onderbouwing geleverd wordt 1.3.39 Zinnen voor volgewassen, fytotoxiciteit/gewasveiligheid etc. Zinnen over volggewassen, fytotoxiciteit/gewasveiligheid, etc. worden wel in het WG opgenomen. Dit is conform de handleiding. Vaak is niet meer terug te halen of de zin door de beoordeling op het WGGA gekomen is (door residu of werkzaamheid). Omdat het te veel tijd gaat kosten om te achterhalen of de zinnen uit de beoordeling komen, worden deze zinnen bij de omzetting overgenomen. Bij herregistratie of door middel van een WG wijziging kan door een toelatinghouder een voorstel gedaan worden om (een deel van) deze zinnen niet meer in het WG op te nemen. Bij de beoordeling wordt gekeken of dit mogelijk is. 1.3.40 Vliegtuigspuiten. De zin “Het is verboden dit middel toe te passen met behulp van een luchtvaartuig” of variaties op deze zin, hoeft niet meer overgenomen te worden bij de omzetting van WGGA naar WG. Dit geldt zowel voor herbiciden als insecticiden en fungiciden. Hieronder volgt de toelichting waarom dit niet meer nodig is. Vliegtuigtoepassingen zijn niet meer toegestaan in Nederland. Het verbod van vliegtuigtoepassingen in Nederland is niet nieuw. Het was al aangekondigd in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden op 17 oktober 2007 en het BgB (artikel 29, eerste lid). Het verbod zal na een overgangsperiode van vijf jaar in werking treden op 17 oktober 2012 conform artikel 77, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit). Aan het verbod is de mogelijkheid verbonden om een vrijstelling te verlenen in verband met een bedreiging van de plantaardige productie.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
28
Echter, in november 2009 is een nieuwe Europese richtlijn gepubliceerd (richtlijn 128/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PbEU 2009, L309)). In deze richtlijn is in artikel 9, eerste lid, aangegeven dat “lidstaten ervoor zorg dragen dat spuiten vanuit de lucht wordt verboden”. Dit verbod dient op 26 november 2011 in te gaan (de implementatiedatum van de richtlijn), dit is dus een jaar eerder dan nu in het Besluit is geregeld.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
29
2
Inleiding Wettelijk gebruiksvoorschrift (WG) niet-professioneel gebruik
Bij de Wettelijk gebruiksvoorschriften (WG’s) voor niet-professioneel gebruik wordt ervan uitgegaan dat de toepasser geen kennis van gewasbescherming heeft. Voor middelen die bestemd zijn voor niet-professioneel gebruik is geen vakbekwaamheidsdiploma nodig. In dit hoofdstuk wordt het WG-format met de bijbehorende uitgangspunten voor niet-professioneel gebruik besproken worden. 2.1 Format WG niet-professioneel gebruik. In bijlage 2 staat het WG-format voor niet-professioneel gebruik. Hieronder volgt een toelichting voor de verschillende kolommen die het WG kan bevatten. Een WG bevat altijd kolommen die nodig zijn om de zaken waarop getoetst is, weer te geven. “Overbodige” kolommen (kolommen die geen extra informatie bevatten) worden weggelaten. Hierdoor kan elk WG er uiteindelijk anders uitzien. Alle toepassingvoorwaarden, bijv. zinnen m.b.t. tot gewasgevoeligheid, etc. komen onder de tabel in het WG te staan in de volgorde die in het format beschreven wordt. De koppen van de kolommen voor een WG voor niet-professioneel gebruik zijn in een aantal gevallen anders dan de koppen voor professioneel gebruik. Er wordt uitgegaan van een ander kennisniveau van de toepasser. Verder geldt dat er niet per hectare weergegeven wordt maar per m2, omdat de niet-professionele gebruiker over het algemeen op kleinere oppervlakten een middel toepast. Sinds oktober 2007 is de Wet gewasbeschermingsmiddel en biociden van kracht. In deze wet maakt de wetgever onderscheid tussen professioneel gebruik en niet-professioneel gebruik. Voor oktober 2007 hanteerde het Ctgb een andere term: particulier gebruik. Er zijn nog WGGA’s die de term particulier gebruik bevatten. In het WG wordt deze term vervangen door niet-professioneel. 2.2
Toelichting bij de afzonderlijke kolommen Toepassingsgebied: In deze kolom staat indien mogelijk een term uit categorie 14 in de DTG-lijst “ín en om het huis in de privé sfeer”. Wanneer het om voedselgewassen gaat dan kunnen de termen uit de rest van de DTG-lijst gebruikt worden. Alleen in uitzonderingen kan hiervan worden afgeweken. Een term moet voor de nietprofessionele toepasser duidelijk zijn. Type toepassing: Deze kolom maakt duidelijk welke type behandeling (toepassing) toegelaten is. Wanneer er maar 1 toepassing ‘kan’ dan staat deze alleen boven de tabel in de tekst en wordt deze kolom niet toegevoegd. Te bestrijden organisme: In deze kolom komt te staan wat bestreden moet worden (onkruid, welk insect, welke schimmel). Latijnse namen moeten zoveel mogelijk vermeden worden. Dosering per toepassing: Hierin komt de dosering per toepassing per m2 te staan. Dit kan een range zijn. De hoogste dosering is de maximale dosering waarmee het middel toegepast mag worden. Maximale dosering per toepassing: Wanneer bijv. een percentage dosering gegeven wordt in de kolom dosering per toepassing, dan wordt in deze kolom aangegeven hoeveel spuitvloeistof er maximaal per m2 gebruikt mag worden. Maximaal aantal toepassingen per jaar: In deze kolom staat het maximale aantal toepassingen per jaar. Dit is het maximale aantal waarop getoetst is. Maximaal aantal ml/g middel per m2 per jaar: Deze kolom komt in het WG-format in het volgende geval. Bij sommige middelen zijn meerdere behandelingen per toepassingsgebied mogelijk, maar de maximale dosering waarop getoetst is, is lager dan het totaal van al deze behandelingen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
30
Minimum interval tussen toepassingen in dagen: dit is het minimum interval waarop getoetst wordt. Minimum termijn tussen de laatste toepassing en de oogst in dagen. In deze kolom komt de wettelijk vastgestelde termijn tussen de laatste toepassing en de oogst. 2.3 Algemene uitgangspunten en afspraken Om ervoor te zorgen dat WG’s er zo consistent mogelijk uit gaan zien zijn er uitgangspunten/afspraken waarmee rekening gehouden moet worden bij de omzetting of bij het indienen van een nieuw WG. In de hoofdstukken 2.3.1 t/m 2.3.9 zullen deze uitgangspunten/afspraken beschreven worden voor de individuele kolommen van het WG voor niet-professioneel gebruik, in de hoofdstukken 2.3.10 t/m 2.3.20 staan de verdere afspraken. 2.3.1 Kolom “toepassingsgebieden”, zoveel mogelijk termen uit DTG-lijst. Bij huidige WGGA’s zijn de toepassingsgebieden over het algemeen opgesteld volgens termen van de SOT-lijst (standaard opzet toelatingsbeschikkingen, teeltgroepen en toepassingssectoren). Bij het omzetten van WGGA’s naar WG worden voor alle WGGA’s omgezet naar toepassinggebieden die opgesteld zijn volgens termen uit DTG-lijst (definitielijst toepassinggebieden). Voor het WG voor niet-professioneel gebruik geldt dat dit over het algemeen termen zijn uit categorie 14 van de DTG-lijst. Daarnaast kunnen voor voedselgewassen de overige termen die in de DTG-lijst voor voedselgewassen gebruikt worden toegepast worden. Daarbij geldt dat toevoegingen die in de kolom opmerkingen staan, toegevoegd moeten worden ter verduidelijking. De niet-professionele gebruiker is niet op de hoogte van de indeling van de DTG-lijst en daarom moeten termen in het WG eenduidig zijn. 2.3.2 Kolom “type toepassing” De kolom “type behandeling” maakt duidelijk welke behandeling (toepassing) toegelaten is. Wanneer er maar 1 toepassing ‘kan’ dan staat deze alleen boven de tabel in de tekst en wordt deze kolom niet toegevoegd. Verder is de term gewasbehandeling voor de nietprofessionele gebruiker niet duidelijk. Voor deze term wordt een omschrijving gehanteerd: door middel van bespuiting van de plant (zie voorbeeld WG van Calypso vloeibaar in bijlage 36). Wanneer alleen een bespuiting van de plant toegelaten is dan komt dit boven de tabel te staan, indien bijvoorbeeld een bespuiting van de plant en een aangietbehandeling toegelaten zijn dan komt dit in de tabel te staan en staat de kolom “type toepassing” erin. 2.3.3 Kolom “te bestrijden organisme” In huidige WGGA’s staat in het GA welk organisme met het middel bestreden wordt. In de omgezette voorbeeld WG’s van Roundup evolution (bijlage 34) en Calypso vloeibaar (bijlage 36) is aangegeven op welke manier dit in het WG uitgewerkt dient te worden in de kolom “te bestrijden organisme”. Voor de niet-professionele gebruiker zijn Latijnse namen niet altijd duidelijk. Er moet zoveel mogelijk de Nederlandse naam neergezet worden. Latijnse namen kunnen in veel gevallen weggelaten worden (zie voorbeeld WG van Calypso vloeibaar in bijlage 36). 2.3.4 Kolom “dosering per toepassing” In de kolom “dosering per toepassing” wordt de dosering overgenomen die nu op het WGGA staat. Als er nu bijv. staat dat er 1-1,5 ml per m2 toegepast mag worden kan komt in deze kolom 1-1,5 ml/ m2 te staan. Wanneer er een percentage dosering op het WGGA wordt deze Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
31
niet 1 op 1 overgenomen. Voor de niet-professionele gebruiker is een % niet duidelijk. Er moet in dit geval komen te staan hoeveel gram of ml middel in water gedaan moet worden. Tussen haakjes komt hier achter te staan “= spuitvloeistof”. Bijvoorbeeld: nu staat er op het WGGA 1,5% 15 ml middel per liter water). In het WG komt te staan: 15 ml middel per liter water (=spuitvloeistof) (zie bijlage 36 WG van Calypso vloeibaar). 2.3.5 Kolom “maximale dosering per toepassing” In een aantal gevallen wordt gebruik gemaakt van percentage doseringen. D.m.v. de kolom “maximale dosering per toepassing” wordt aangegeven hoeveel middel of spuitvloeistof er maximaal per m2 gebruikt mag worden. Dit getal staat op het moment niet op het WGGA. In het nieuwe WG moet dit echter wel aangegeven worden. Om deze kolom in te kunnen vullen moet teruggegaan worden naar de beoordeling. Bij de beoordeling is uitgegaan van een bepaald spuitvolume; bij professioneel gebruik is dit spuitvolume meestal gebaseerd op de spuitvoluminalijst, voor niet-professioneel gebruik is dit vaak niet zo. Er moet in de beoordeling gekeken worden om te kijken waarvan uitgegaan is (zie bijlage 36 WG van Calypso vloeibaar en bijlage 34 WG van Roundup Evolution voor niet-professioneel gebruik). 2.3.6 Kolom “maximaal aantal toepassingen per jaar” In veel WGGA’s staat op het moment niet hoe vaak een middel toegepast mag worden; echter bij de beoordeling van het middel is (vooral de laatste jaren) wel beoordeeld op een aantal maal toepassen. Deze beoordeling wordt als uitgangspunt gebruikt voor het invullen van de kolom “maximaal aantal toepassingen per jaar in het WG. Voor oudere toelatingen is niet altijd duidelijk waarop beoordeeld is. De toelatinghouder kan in deze gevallen het aantal maal invullen dat redelijk is; daarbij moet opgemerkt worden dat het handig is om een aantal maal toepassen in de vullen dat ook bij een herregistratie onderbouwd kan worden. 2.3.7
Kolom “maximaal aantal ml/g middel per m2 per jaar”
In kolom “Maximaal aantal ml/g middel per m2 per jaar” komt in het WG-format in het wanneer er meerdere behandelingen per toepassingsgebied mogelijk zijn en de maximale dosering waarop getoetst is, is lager dan het totaal van al deze behandelingen. 2.3.8 Kolom “minimum interval tussen toepassingen in dagen” In de kolom “minimum interval tussen toepassingen in dagen” komt het minimale interval te staan dat tussen toepassingen aangehouden moet worden. Op dit minimale interval is ook beoordeeld. In het algemeen kan het aantal dagen dat hier ingevuld moet worden uit de beoordeling gehaald worden. In veel gevallen staat deze ook al op het WGGA.. 2.3.9
Kolom “minimum termijn tussen de laatste toepassing en de oogst in dagen”. Op WGGA’s staat in een aantal gevallen in het WG een veiligheidstermijn weergegeven in dagen. Wanneer op het WGGA een veiligheidstermijn staat dan wordt deze overgenomen in het WG in de kolom “minimum termijn tussen de laatste toepassing en de oogst in dagen”.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
32
2.3.10 Algemene afspraken over koppen van de kolommen van het WG In de koppen van de tabel van het WG wordt niets gezegd over liter/gram/kg per aantal planten enz. Dit wordt in de rij(en) zelf gedaan. Alleen bij kolommen minimum interval tussen toepassing in dagen en veiligheidstermijn in dagen geldt dit niet. In principe moet de tekst, die in de koppen van het WG-format staan worden aangehouden. Er kan hierop een uitzondering worden gemaakt, maar alleen in gevallen als het echt niet anders kan. Bij nietprofessioneel gebruik wordt uitgegaan van kleine eenheden dan bij professioneel gebruik (bijvoorbeeld m2 in plaats van hectare). 2.3.11 Toepassingsvoorwaarden Onder de toepassingsvoorwaarden kunnen restrictiezinnen en bijzondere gevaren/veiligheidsadviezen gezet worden. Deze moeten in de volgorde gezet worden waarop ze in het WG-format (bijlage 2) staan. 2.3.12 Wat komt er in een rij. Toepassingsgebieden, waarbij alle overige kolommen verder hetzelfde zijn, kunnen worden gebundeld. Dit in tegenstelling tot WG’s voor professioneel gebruik waar per toepassingsgebied 1 rij wordt gebruikt. Voor de toepassingsgebieden hoeft, in tegenstelling tot professioneel gebruik, niet de volgorde gehanteerd te worden van de DTG-lijst. 2.3.13 Termen “in de kas” en “buiten” (ipv bedekt en onbedekt) Bij niet-professioneel gebruik worden niet de termen bedekt en onbedekt gebruikt (zoals bij professioneel gebruik), maar de termen in de kas (voor bedekt) en buiten (voor onbedekt). Voor kamerplanten en kuipplanten komt er te staan in de kas of binnen (zie voorbeeld bijlage 36 WG van Calypso vloeibaar). Als beide (dus zowel in de kas als buiten toegelaten is) wordt er niets bijgezet. 2.3.14 Restrictiezin kleinschaligheid Producten die bestemd zijn voor particulier gebruik worden onder de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden beschouwd als middelen voor niet-professioneel gebruik. Hiervoor is dus geen Bewijs van vakbekwaamheid vereist. Tevens geldt voor deze middelen een verbod om het middel toe te passen buiten de privésfeer, op voor het publiek toegankelijke plaatsen, op de werkplek of op terrein dat bestemd is voor bedrijfsuitoefening. Op middelen waar nu op het WGGA staat voor particulier gebruik, wordt bij de omzetting naar het WG de volgende beperkende standaard zin opgenomen op het WG: Uitsluitend bestemd voor particulier gebruik in huis en/of (volks)tuin en/of kas. Deze standaardzin moet worden aangepast aan wat toegelaten is. Dit betekent dat bij een middel voor bijvoorbeeld onkruidbestrijding in gazons moet komen te staan: ‘Uitsluitend bestemd voor particulier gebruik in (volks)tuinen’. Standaard werkwijze is dat voor een middel voor niet-professioneel gebruik alleen beperkt gebruik beoordeeld wordt. Bij de omzetting van WGGA naar WG zal dus standaard deze beperkende zin op het WG opgenomen worden. Voor nieuwe aanvragen geldt dat wanneer een aanvrager dit beperkte gebruik niet voor ogen heeft, hij dit bij het Ctgb kan aangeven. De beperkende zin is dan niet van toepassing. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
33
2.3.15 Resistentie en niet-professionele middelen. Omdat van de niet-professionele gebruiker niet verwacht kan worden dat zij op de hoogte is van resistentie heeft een zin m.b.t. resistentiemanagement geen zin op het WG. Op het moment dat op het niet-professionele WG nu een resistentiezin staat, wordt deze niet overgenomen op het WG. Alleen als er nu een maximaal aantal toepassingen aangegeven staat in het WGGA wat voorkomt uit resistentiemanagement, dan wordt natuurlijk dit maximale aantal toepassingen weergegeven in de tabel in het WG. 2.3.16 Standaardzin op aantal herbiciden Voor een aantal herbiciden geldt dat er risico is wanneer met het middel planten, bomen, struiken enz. geraakt worden die niet bestreden moeten worden. Dit geldt bijv. voor heel veel middelen op basis van glyfosaat. Daarom moet op deze middelen standaard de volgende waarschuwingszin in het WG opgenomen worden: “ werkt niet selectief en kan dus planten, struiken, bomen enz. die met het middel in contact komen rechtstreeks of na overwaaien, ernstig beschadigen of doden. Werk dus nauwkeurig, behandel alleen die planten die bestreden moeten worden.” Op een aantal middelen op basis van glyfosaat staat deze zin al. Een voorbeeld staat in bijlage 34 in het WG van Roundup evolution. 2.3.17 Herbicide of onkruidbestijdingsmiddel enz. Er is afgesproken dat in het WG de term onkruidbestrijdingsmiddel gebruikt wordt en niet de term herbicide. Dit geldt ook voor schimmelbestrijdingsmiddel (i.p.v. fungicide) en insectenbestrjidingsmiddel (i.p.v. insecticide). 2.3.18 Term gewasbehandeling Omdat voor een niet-professionele gebruiker de term gewasbehandeling niet duidelijk is wordt deze term vervangen door de volgende omschrijving: ‘bespuiting van de plant’. (zie bijlage 36, WG van Calypso). 2.3.19 Termen voor opkomst en na opkomst bij niet-professionele middelen. Bij niet-professionele middelen kunnen niet alleen de termen voor opkomst en na opkomst in een WG gebruikt worden, maar hier dient een toevoeging bijgezet te worden. Bij Roundup evolution (bijlage 34) komt bijv. te staan: na opkomst van het gewas tussen de planten. Wanneer dit er niet bijgezet wordt is het voor de niet-professionele gebruiker niet duidelijk dat na opkomst van het gewas bedoeld wordt en dat er tussen de planten gespoten moet worden, omdat anders het gewas wordt doodgespoten. 2.3.20 Veranderingen aan de layout van het WG bij drukken Aan de layout van het WG mag in principe niets veranderd worden. Natuurlijk mogen verandering qua lettertype en kleur wel, maar verder moet de layout “helemaal” worden overgenomen. Indien er toch veranderingen aan de layout moeten plaatsvinden, dan moeten deze veranderingen aangevraagd worden bij het Ctgb. Bij het zelf omzetten naar een andere layout kan anders discussie ontstaan m.b.t. interpretatie. 2.3.21 Standaard restrictiezinnen niet-professioneel gebruik Vanaf het najaar 2011 heeft een traject “Vereenvoudiging Restrictiezinnen voor nietprofessioneel gebruik” plaatsgevonden. Uitgangspunt hierbij is dat de Wettelijke Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
34
Gebruiksvoorschriften voor niet-professioneel gebruik begrijpelijk en uitvoerbaar moeten zijn. Nefyto heeft hiervoor voorstellen aangeleverd en deze zijn door het Ctgb gecontroleerd en door het College per 22 februari 2012 vastgesteld.. Deze nieuwe standaardzinnen zijn hieronder opgenomen. Huidige voorgeschreven restrictie Om in het water levende organismen te beschermen is de toepassing in percelen (gazons) die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend toegestaan indien niet gegoten wordt op de strook van 1 meter breed grenzend aan het oppervlaktewater (sloot / vijver / etc) Om bodemorganismen te beschermen mag u dit product of andere producten die thiacloprid bevatten, ten hoogste tweemaal per jaar gebruiken. Om het grondwater te beschermen is de toepassing van dit middel in Grondwaterbeschermingsgebieden niet toegestaan
Nieuwe standaardzin
Gevaarlijk voor niet-doelwit planten. Om terrestrische nietdoelwit planten te beschermen dient voorkomen te worden dat omringende planten door de spuitvloeistof geraakt worden. Gebruik indien noodzakelijk een spuitkap. Om het grondwater te beschermen is de toepassing uitsluitend toegestaan tussen 1 maart en 31 augustus. Dit middel is gevaarlijk voor nietdoelwit arthropoden. Vermijd onnodige blootstelling kersen en pruimen in de vollegrond met dien verstande dat toepassing uitsluitend is toegestaan indien het perceel niet grenst aan een watergang Gevaarlijk voor bijen en hommels. Niet gebruiken op of in de buurt van bloeiende planten en bloeiende onkruiden. Herkomst 12115 N Voorstel mogelijk conform zin 11 aanpakken.
Bespuit alleen de te behandelen planten. Gebruik waar nodig een spuitkap.
Niet toepassen binnen 1 meter afstand van water (sloot, vijver etc).
Om bodemleven te beschermen mag u dit product ten hoogste tweemaal per jaar gebruiken.
Niet toepassen in grondwaterbeschermingsgebieden. U kunt in uw gemeente informeren of u in een dergelijk gebied woont.
Niet toepassen tussen 1 september en 1 maart.
Voorkom dat nuttige insecten (bv. vlinders, bijen of lieveheersbeestjes) geraakt worden door de spuitvloeistof. Alleen toepassen op kersen- en pruimenbomen die op meer dan 5 meter van open water (sloot, vijver etc.) staan.
Gevaarlijk voor bijen en hommels. Niet gebruiken op of in de buurt van bloeiende planten en bloeiende onkruiden
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
35
Niet toepassen over oppervlaktewater en afvoerkolken.
Niet toepassen over open water (sloot, vijver etc.) en/of afvoerputten (zie ook paragraaf 2.3.23)
Naast bovenstaande standaardzinnen zijn er ook standaardzinnen voor glyfosaathoudende middelen voor niet-professioneel gebruik. Deze staan in de tabel hieronder. 2.3.22 Verhardingen en glyfosaatmiddelen (niet-professioneel gebruik) Hieronder volgt een toelichting voor standaardzinnen voor middelen voor niet-professioneel gebruik op basis van glyfosaat: Op glyfosaathoudende middelen voor niet-professioneel gebruik worden bij het WG project de volgende 'standaardzinnen' opgenomen: Voor middelen (met glyfosaat) voor niet-professioneel gebruik waarvoor géén verhardingen zijn toegelaten geldt de volgende zin: "Dit middel mag niet worden toegepast op open (grind, schelpen, grasbetontegels etc), halfopen (tegels, straatstenen ect.) en gesloten verhardingen (asfalt, beton, etc.)". Voor middelen (met glyfosaat) niet-professioneel gebruik waarbij wél open verhardingen zijn toegelaten en die open verhardingen dus wel mogen. Dan wordt de zin: "Dit middel mag niet worden toegepast op halfopen ((tegels, straatstenen ect.) en gesloten verhardingen (asfalt, beton etc.)." 2.3.23 Restriciezin “Niet toepassing over open water (sloot, vijver, et) en afvoerputten” Verder geldt voor de zin “Niet toepassen over open water (sloot, vijver, etc) en afvoerputten” het volgende: Deze zin komt op alle middelen voor niet-professioneel gebruik op basis van glyfosaat. Er zijn twee varianten voor deze zin: 1) Wanneer alleen open verhardingen zijn toegelaten bij een glyfosaathoudend middel voor niet professioneel gebruik dan wordt de zin als volgt: Niet toepassen over open water (sloot, vijver, etc). 2) Wanneer halfopen verhardingen (en eventueel gesloten verhardingen) ook toegelaten zijn, dan wordt de zin: “Niet toepassen over open water (sloot, vijver etc.) en afvoerputten”
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
36
3
Planning en voorwaarden voor de omzetting
• In drie jaar tijd zullen alle WGGA’s omgezet worden naar WG. Voor de planning wordt verwezen naar de website van het Ctgb. (www.ctgb.nl > Middelen voor professioneel en niet-professioneel gebruik worden op hetzelfde moment behandeld. De besluiten van groep middelen (bijv. herbiciden), worden op hetzelfde moment genomen. Tarieven Van toelatinghouders wordt verwacht dat zij voor een moedertoelating zelf het WGGA omzetten naar een WG en dit WG vervolgens indienen bij het Ctgb. Het Ctgb controleert de omzetting. Wanneer een toelatinghouder aan een aantal voorwaarden voldoet dan wordt voor de omzetting een lager tarief in rekening gebracht dan wanneer het Ctgb veel moet verbeteren of moet zelf moet omzetten. Voor parallelle en afgeleide toelatingen hoeft geen WG ingediend te worden. De tarieven zijn terug te vinden in het tarievenbesluit op de website van het Ctgb. Indien een toelating geldt voor zowel professioneel als niet professioneel gebruik, dan wordt het dubbele tarief in rekening gebracht. Om het werk voor toelatinghouders (en Ctgb) te spreiden hoeven niet in één keer alle omgezette WG’s ingediend te worden. Elke groep (herbiciden, insecticiden/groeiregulatoren en fungiciden) wordt opgedeeld in vier subgroepen. De gedetailleerde planning van de subgroepen is te vinden op internet (www.ctgb.nl) onder het project van WGGA naar WG. Wat moet ingediend worden en op welke manier? • Huidige WGGA met toelatingnummer en naam middel (in WORD-format) • WG met toelatingnummer en naam middel (in WORD-format). Let op: voor professioneel gebruik en niet-professioneel gebruik verschilt het format! • GAP met toelatingnummer en naam middel (in EXCEL-format of WORD format) • Eventuele argumentatie voor hogere groep in DTG-lijst (in WORD-format) • Begeleidende brief met daarin in ieder geval een contactpersoon met emailadres en telefoonnummer Alle documenten moeten zowel op papier als digitaal op cdrom ingediend worden. Verder geldt het volgende: 1) Wanneer men naar een hogere term in de DTG-lijst wil gaan, dan dient er een onderbouwing geleverd te worden waarom dit mogelijk is, indien er geen onderbouwing geleverd wordt dan wordt er 1 op 1 omgezet. Bijvoorbeeld: een WGGA bevat de SOT-lijst term radijs. In dit geval kan naar de DTG-lijst term radijs gegaan worden, maar ook naar de DTG-lijst term radijsachtigen. Onder radijsachtigen valt naast radijs ook rammenas (inclusief rettich en daikon). Wanneer de term radijsachtingen aangeleverd wordt in het WG, dan dient er ook een onderbouwing voor werkzaamheid en residu geleverd te worden, waarom hier geen beoordeling voor nodig is. Wanneer er geen onderbouwing geleverd wordt, dan kan er niet naar een hogere groep gegaan worden. Voor aanvragen die gebaseerd zijn op een wederzijdse erkenning kan niet naar een hogere groep in de DTG-lijst gegaan worden. 2) Uitbreidingen naar termen buiten een groep in de DTG-lijst worden niet toegestaan. Deze vallen onder een ‘normale’ uitbreidingsaanvraag. 3) Wijzigingen van het WGGA (WG) die een beoordeling behoeven, worden niet toegekend. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
37
4) De GAP moet aangepast worden op wat er beoordeeld is. Op deze GAP moet dan het WG aangepast worden. Uitgangspunt is dus altijd de onderliggende beoordeling (staat voor een deel in de besluiten van het Ctgb).
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
38
4
Bijlagen
In dit hoofdstuk zijn alle bijlagen te zien. Bijlage 1 en 2 zijn het WG-format voor professioneel en niet professioneel gebruik, daarna volgen bijlagen waarin WGGA’s en bijbehorende WG’s in staan. Alle WG’s zijn door het Ctgb omgezet en zijn concept-versies. In deze handleiding dienen ze alleen ter illustratie. Er kunnen tijdens de daadwerkelijke omzetting dus zaken aan veranderen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
39
4.1
Bijlage 1. WG-format WG professioneel gebruik
Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als ……………… (Beschrijvende woordenlijst van gewasbeschermingsmiddelen of formuleringen [DTW]) door middel van een ……………………… (Definitielijst termen Wettelijke gebruiksvoorschriften [DTW]) in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering Maximale (middel) per dosering toepassing (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden
Maximaal aantal liter/kg middel per ha per teeltcyclus of per 12 maanden
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Veiligheidstermijn in dagen of uiterst gewasstadium waarop toegepast mag worden
Het gebruik in de teelt van ……………………………..is beoordeeld conform de “vereenvoudigde uitbreidingsprocedure”. Er is/zijn voor deze toepassing/toepassingen geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Gebruik van dit middel in dit/deze toepassingsgebied(en), komt voor risico en verantwoordelijkheid van de gebruiker.
en/of Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
40
Het gebruik in de teelt van ……………………… is op basis van een “derdenuitbreiding”. Deze “derdenuitbreiding” is aangevraagd door de Stichting Trustee Bijzondere Toelatingen. Er is voor deze uitbreiding geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Gebruik van dit middel in dit/deze toepassingsgebied(en), komt voor risico en verantwoordelijkheid van de gebruiker. En/of Het gebruik in de teelt van ……………………………..is beoordeeld conform artikel 51 EG 1107/2009. Er is voor deze toepassing/toepassingen geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Gebruik van dit middel in dit/deze toepassingsgebied(en), komt voor risico en verantwoordelijkheid van de gebruiker. of Het gebruik in de teelt van ……………………… is op basis van een “derdenuitbreiding” en beoordeeld conform artikel 51 EG 1107/2009. Deze “derdenuitbreiding” is aangevraagd door …... Er is voor deze uitbreiding geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Gebruik van dit middel in dit/deze toepassingsgebied(en), komt voor risico en verantwoordelijkheid van de gebruiker.
Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
Dosering Maximale (middel) per dosering toepassing (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden
Maximaal aantal liter/kg middel per ha per teeltcyclus of per 12 maanden
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Veiligheidstermijn in dagen of uiterst gewasstadium waarop toegepast mag worden
41
Opmerking [MV2]: Voor aanvragen voor kleine toepassingen ingediend na 14 juni 2011
Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering Maximale (middel) per dosering toepassing (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden
Maximaal aantal liter/kg middel per ha per teeltcyclus of per 12 maanden
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Veiligheidstermijn in dagen of uiterst gewasstadium waarop toegepast mag worden
Toepassingsvoorwaarden Hier volgen alle beperkende maatregelen in de volgorde van: - operator restrictiezinnen - milieu restrictiezinnen in de volgorde van: o grondsoort, o bufferzones, o driftbeperkende maatregelen, o bijen, niet doelwit arthropoden/ niet doelwit planten o werkzaamheid / GAP restrictiezinnen in de volgorde van: o volggewassen, o gewasgevoeligheid, o resistentiemanagement ============================================================================================================ Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij WG format 1) Dit is het WG-format waar vanuit gegaan wordt. Overbodige kolommen moeten weggelaten worden.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
42
2) De aanbevelingen zijn de verantwoordelijkheid van de aanvrager / toelatinghouder. Deze worden door het Ctgb niet getoetst en hoeven door de aanvrager / toelatinghouder ook niet ingediend te worden. 3) In de kolommen waar teeltcyclus of 12 maanden moet per geval bekeken worden wat de term is die van toepassing is. Als niet beide in een WG voor komen dan kan de term die niet voorkom uit de kop worden weggehaald. 4) In de kolom Veiligheidstermijn in dagen of uiterst gewasstadium waarop toegepast mag worden komt in de meeste gevallen alleen veiligheidstermijn in dagen te staan. De titel van de kolom moet dan ook worden aangepast. 5) Wanneer er toepassingen beoordeeld zijn op basis van een derdenuitbreiding of vereenvoudige uitbreiding dan komen deze toepassingen in een nieuwe tabel.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
43
4.2
Bijlage 2. WG-format niet-professioneel gebruik
Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het niet-professionele gebruik als ……………… (Beschrijvende woordenlijst van gewasbeschermingsmiddelen of formuleringen [DTW]) door middel van een ……………………… (Definitielijst termen Wettelijke gebruiksvoorschriften [DTW]) in de volgende toepassingsgebieden onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Type toepassing
Te Dosering bestrijden per organisme toepassing
Maximale dosering per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per jaar
Maximaal aantal ml/g middel per m2 per jaar
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Minimum termijn tussen de laatste toepassing en de oogst in dagen
Toepassingsvoorwaarden Uitsluitend bestemd voor particulier gebruik in huis en/of (volks)tuin en/of kas. . Hier volgen alle beperkende maatregelen in de volgorde van: - operator restrictiezinnen - milieu restrictiezinnen in de volgorde van: o bijen, niet doelwit arthropoden/ niet doelwit planten - werkzaamheid/GAP restrictiezinnen: o gewasgevoeligheid ============================================================== Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
44
Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij WG format 6) Dit is het WG-format waar vanuit gegaan wordt. Overbodige kolommen moeten weggelaten worden. 7) De aanbevelingen zijn de verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder. Deze worden door het Ctgb niet getoetst en hoeven door de aanvrager/toelatinghouder ook niet ingediend te worden. 8) De terminologie van het toepassingsgebied moet eenduidig zijn voor de niet-professionele toepasser.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
45
4.3
Bijlage 3: Huidige WGGA Admire, toelatingnummer 11483 N
A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insectenbestrijdingsmiddel: a)
b)
c)
d)
e)
f)
g)
h)
in de teelt van appels en peren door middel van een gewasbehandeling met een maximum aantal behandelingen van totaal twee keer per seizoen, met dien verstande dat toepassing alleen is toegestaan vóór de bloei tot en met het muizenoorstadium alsmede na de bloei van appel en peer; in de bedekte teelt van aubergine, augurk, courgette, komkommer, tomaat, Spaanse peper en paprika, met dien verstande dat het middel slechts centraal met de voedingsoplossing c.q. door middel van directe kraanvak-injectie mag worden meegegeven, met dien verstande dat het middel op de dag van de oogst niet vóór de oogst mag worden toegepast. Deze toepassingen zijn enkel toegestaan in kassen met een volledig gesloten recirculatiesysteem; bij de opkweek van plantmateriaal (bedekte teelt) van aubergine, augurk, courgette, komkommer, tomaat, Spaanse peper en paprika door middel van een gewasbehandeling; in de bedekte teelt van bloemisterijgewassen door middel van een gewasbehandeling en een druppelbehandeling. De druppelbehandelingen zijn enkel toegestaan in kassen met een volledig gesloten recirculatiesysteem; In de onbedekte teelt van overige bloemisterijgewassen door middel van een gewasbehandeling, met dien verstande dat toepassing alleen is toegestaan voor de bloei tot het zichtbaar worden van de eerste bloemknoppen alsmede na de bloei; in de teelt van en ten behoeve van de teelt van bloembol-, knol-, knolbloem- en bolbloemgewassen door middel van een gewasbehandeling, met dien verstande dat bloei moet worden voorkomen; in de teelt van en ten behoeve van de teelt van bloembol-, knol-, knolbloem- en bolbloemgewassen met uitzondering van grofbollige narcissen en bedekte teelt van lelie door middel van een dompelbehandeling, met dien verstande dat bloei moet worden voorkomen en niet meer dompelvloeistof wordt gebruikt dan in de gebruiksaanwijzing is aangegeven; in de teelt van boomkwekerijgewassen en vaste planten door middel van een gewasbehandeling, met dien verstande dat toepassing alleen is toegestaan vóór de bloei tot het zichtbaar worden van de eerste bloemknoppen alsmede na de bloei.
Gevaarlijk voor bijen en hommels. Om de bijen en hommels te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen. Gebruik dit product niet op plaatsen waar bijen en hommels actief naar voedsel zoeken. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit. Dit middel is gevaarlijk voor niet-doelwitarthropoden. Vermijd onnodige blootstelling.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
46
Om in het water levende organismen te beschermen is toepassing in de teelt van appel en peer als insecticide uitsluitend toegestaan wanneer in percelen die grenzen aan oppervlaktewater in de periode voor of na 1 mei gebruik wordt gemaakt van één van de onderstaande drift reducerende maatregelen: Vóór 1 mei (kaal) Venturidop + éénzijdige bespuiting laatste bomenrij; ventilatorstand uit. Na 1 mei (volblad) Tunnelspuit. Combinatie windhaag op de rand van het rijpad en éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij. Venturidop + éénzijdige bespuiting laatste bomenrij; ventilatorstand aan. Dit middel is uitsluitend bestemd voor beroepsmatig gebruik. Veiligheidstermijn De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan: 2 weken voor appels en peren.
B. GEBRUIKSAANWIJZING Attentie Bijen kunnen actief vliegen op niet-bloeiende gewassen, bijvoorbeeld om honingdauw te verzamelen die door luizen is afgescheiden. Algemeen ADMIRE is een systemisch middel, het middel wordt bij de druppelbehandeling door de wortels opgenomen en bij de gewasbehandeling door de bladeren en vervolgens in de plant verspreid. De werkingssnelheid wordt mede bepaald door de activiteit van het gewas. Laat in geval van substraatteelt, voordat u het middel toepast, het gewas de matten wat droogtrekken. Dit bevordert de opname. Het middel dient met de voedingsoplossing te worden meegedruppeld. Het verdient aanbeveling bij gebruik in siergewassen eerst door een proefbespuiting vast te stellen of de in aanmerking komende variëteiten het middel goed verdragen. Toepassingen Appel en peer, ter bestrijding van de groene appelwants (Lygus pabulinus). Bij aanwezigheid van larven van de groene appelwants, indien noodzakelijk, een bestrijding uitvoeren. Dosering: 0,01% Appel, ter bestrijding van de roze appelluis (Dysaphis plantaginea). Bij aanwezigheid van ingekrulde luizen, indien noodzakelijk, een bestrijding uitvoeren. Indien in de zomer blijkt dat roze appelluis onvoldoende is bestreden, kan gedurende de zomer ook een bestrijding worden uitgevoerd. Ingekrulde luizen worden goed bestreden. Dosering: 0,01%
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
47
Peer, ter bestrijding van de roze perenluis (Dysaphis pyri). Bij aanwezigheid van de roze perenluis, indien noodzakelijk, een bestrijding uitvoeren. Dosering: 0,01% Peer, ter bestrijding van de vouwgalluis (Anuraphis farfarae). Bij aanwezigheid van de vouwgalluis, indien noodzakelijk, een bestrijding uitvoeren. Dosering: 0,01% Appel, ter bestrijding van de groene appeltakluis (Aphis pomi). Bij aanwezigheid van groene appeltakluis, indien noodzakelijk, een bestrijding uitvoeren. Dosering: 0,01% Appel, ter bestrijding van de fluitekruidluis (Dysaphis anthrisci). Bij aanwezigheid van de fluitekruidluis, indien noodzakelijk, een bestrijding uitvoeren. Dosering: 0,01% Appel, ter bestrijding van de bloedvlekkenluis (Dysaphis devecta). Bij aanwezigheid van bloedvlekkenluis, indien noodzakelijk, een bestrijding uitvoeren. Dosering: 0,01% Appel, ter bestrijding van de appel-grasluis (Rhopalosiphum insertum). Bij aanwezigheid van appel-grasluis, indien noodzakelijk, een bestrijding uitvoeren. Dosering: 0,01% Appel, ter bestrijding van de appelzaagwesp. Bij het vinden van de prikken van de appelzaagwesp gedurende de bloei van appel, direct na de bloei een bespuiting uitvoeren. Dosering: 0,01% Peer, ter bestrijding van de zwarte perenluis (Melanaphis pyaria). Bij aanwezigheid van zwarte perenluis, indien noodzakelijk, een bestrijding uitvoeren. Dosering: 0,01% Peer, ter bestrijding van de zwarte bonenluis (Aphis fabae). Op het moment van aanwezigheid van de kolonies van de zwarte bonenluis, indien noodzakelijk, een bestrijding uitvoeren. Dosering: 0,01% Peer, ter bestrijding van de perenzaagwesp. Bij het vinden van de prikken van de perenzaagwesp gedurende de bloei van peer, direct na de bloei een bespuiting uitvoeren. Dosering: 0,01% Het middel toepassen met ruim water. Toevoeging van uitvloeier kan de effectiviteit verbeteren. In de bedekte teelt van aubergine, augurk, courgette, komkommer, tomaat, Spaanse peper en paprika op kunstmatig substraat, ter bestrijding van boterbloemluis (Aulacorthum solanii), groene en rode perzikluis (Myzus persicae), katoenluis (Aphis gossypii) en zwarte bonenluis (Aphis fabae). Zodra een aantasting wordt waargenomen een behandeling uitvoeren. Dosering: 3,5 gram per 1000 planten
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
48
In de bedekte teelt van aubergine, augurk, courgette, komkommer, tomaat, Spaanse peper en paprika op kunstmatig substraat, ter bestrijding van larven van kaswittevlieg (Trialeurodes vaporariorum). Zodra een aantasting wordt waargenomen een behandeling uitvoeren. Dosering: 14 gram middel per 1000 planten Het verdient aanbeveling middels een proefbehandeling vast te stellen of het gewas de behandeling verdraagt. Plantmateriaal van aubergine, augurk, courgette, komkommer, tomaat, Spaanse peper en paprika, ter bestrijding van boterbloemluis (Aulacorthum solanii), groene en rode perzikluis (Myzus persicae), katoenluis (Aphis gossypii) en zwarte bonenluis (Aphis fabae). Zodra een aantasting wordt waargenomen een behandeling uitvoeren. Dosering: 100 gram per ha In de bedekte teelt van bloemisterijgewassen op kunstmatig substraat, ter bestrijding van boterbloemluis (Aulacorthum solanii), groene en rode perzikluis (Myzus persicae), katoenluis (Aphis gossypii) en zwarte bonenluis (Aphis fabae). Zodra een aantasting wordt waargenomen een behandeling uitvoeren. Dosering: 3,5 gram per 1000 planten In de bedekte teelt van bloemisterijgewassen op kunstmatig substraat, ter bestrijding van bladluizen: boterbloemluis, groene perzikluis (incl. rode variant), katoenluis en zwarte bonenluis. Zodra een aantasting wordt waargenomen, een behandeling uitvoeren. Laat voordat het middel wordt toegepast, het gewas de matten wat droogtrekken. Dit bevordert de opname. Het middel dient met de voedingsoplossing te worden meegedruppeld. Dosering: 3,5 gram per 1000 planten In de bedekte teelt van bloemisterijgewassen op kunstmatig substraat, ter bestrijding van kaswittevlieg. Zodra een aantasting wordt waargenomen, een behandeling uitvoeren. Laat voordat het middel wordt toegepast, het gewas de matten wat droogtrekken. Dit bevordert de opname. Het middel dient met de voedingsoplossing te worden meegedruppeld. Dosering: 14 gram per 1000 planten In de bedekte teelt van bloemisterijgewassen in de grond, ter bestrijding van boterbloemluis (Aulacorthum solanii), groene en rode perzikluis (Myzus persicae), katoenluis (Aphis gossypii) en zwarte bonenluis (Aphis fabae). Zodra aantasting wordt waargenomen een gewasbehandeling uitvoeren. Dosering: 0,01% (10 gram per 100 liter water) In de bedekte teelt van bloemisterijgewassen, ter bestrijding van bladluizen: boterbloemluis, groene perzikluis (incl. de rode variant), katoenluis, zwarte bonenluis en ter bestrijding van kaswittevlieg. Zodra een aantasting wordt waargenomen het middel door een gewasbehandeling toepassen. Zonodig de bespuiting met een interval van 7-10 dagen herhalen. Bij kaswittevlieg kunnen meer dan twee bespuitingen noodzakelijk zijn. Dosering: 0,01% (10 gram per 100 liter water) Overjarige bloemisterijgewassen in de vollegrond, ter bestrijding van bladluizen: boterbloemluis, groene perzikluis (incl. de rode variant), zwarte bonenluis en ter bestrijding van kaswittevlieg. Zodra een aantasting wordt waargenomen het middel door een gewasbehandeling Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
49
toepassen. Zonodig de bespuiting met een interval van 7-10 dagen herhalen. Dosering: 0,01% (10 gram per 100 liter water) Bloembol- en bolbloemgewassen (gewasbehandeling), ter bestrijding van groene perzikluis, katoenluis en zwarte bonenluis. Zodra aantasting wordt waargenomen een gewasbehandeling uitvoeren. De behandeling indien nodig herhalen. Dosering: 100 gram per ha Gladiolen (gewasbehandeling), ter bestrijding van gladiolentrips. Bij het verschijnen van het derde blad starten met de bestrijding. De behandeling daarna nog twee keer herhalen met intervallen van 7-10 dagen. Dosering: 100 gram per ha Dompelbehandeling van bloembollen en bolbloemen In deze gebruiksaanwijzing is voor de toepassingen voor bloembollenplantgoed steeds uitgegaan van een standaardontsmettingswijze waarbij gestreefd dient te worden naar minimale restanten door opgebruik. Voor andere toepassingstechnieken (kort dompelen, schuimen e.d.) zullen afgeleide doseringen nodig zijn. Raadpleeg hiervoor de betreffende voorlichtingspublicaties waarin tevens is aangegeven hoe, de restanten kunnen worden verwerkt. Bloembol- en bolbloemgewassen (dompelbehandeling), ter bestrijding van groene perzikluis, katoenluis en zwarte bonenluis. Het plantgoed vóór het planten gedurende 15 minuten dompelen. Het plantgoed dient op het moment van behandeling in rust te zijn. Bij gewassen die in het najaar geplant worden of gewassen die op het dompeltijdstip geen wortels hebben, kan tegen het einde van de teelt een aanvullende bestrijding met een insecticide noodzakelijk zijn. Dompelbehandeling indien mogelijk kort voor het planten uitvoeren. Menging met fungiciden is mogelijk. Dosering: 0,04% (40 gram per 100 liter water) en maximaal 750 liter dompelvloeistof per ha toepassen. Bij gewassen die in het najaar geplant worden en bijgewassen met weinig wortels op het dompeltijdstip, de dosering verhogen tot 0,05% (50 gram per 100 liter dompelvloeistof) en maximaal 600 liter dompelvloeistof per ha toepassen. Gladiolen (dompelbehandeling), ter bestrijding van gladiolentrips tijdens de bewaring van de knollen. Na het pellen en voor de bewaring de knollen dompelen. Menging met fungiciden is mogelijk. Dosering: 0,04% (40 gram per 100 liter dompelvloeistof) en maximaal 750 liter dompelvloeistof per ha toepassen In de bedekte teelt van boomkwekerijgewassen en vaste planten, ter bestrijding van bladluizen: boterbloemluis, groene perzikluis (incl. rode variant), katoenluis, zwarte bonenluis, gewone rozeluis, sjalotteluis en groene kortstaartluis. Zodra een aantasting wordt waargenomen het middel door een gewasbehandeling toepassen. Zonodig de bespuiting met een interval van 7-10 dagen herhalen. Dosering: 0,01% (10 gram per 100 liter water) Boomkwekerijgewassen en vaste planten in de vollegrond, ter bestrijding van bladluizen: boterbloemluis, groene perzikluis (incl. rode variant), zwarte bonenluis, gewone rozeluis, sjalotteluis, groene kortstaart- luis, aardappeltopluis, zwarte kerseluis, groene appeltakluis, groene sparreluis, vogelkersluis en beukebladluis. Zodra een aantasting wordt waargenomen het middel door een gewasbehandeling toepassen. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
50
Zonodig de bespuiting met een interval van 7-10 dagen herhalen. Dosering: 0,01% ( 10 gram per 100 liter water) Boomkwekerijgewassen en vaste planten in de vollegrond, ter bestrijding van de buxusbladvlo. Toepassen zodra de larven uit de wintereieren komen. Dosering: 0,01% (10 gram per 100 liter water)
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
51
4.4
Bijlage 4. Concept WG Admire, toelatingnummer 11483
Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als insectenbestrijdingsmiddel in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Veiligheidstermijn
Appel
gewasbehandeling
bladluis1, wants2, vliesvleugeligen3
0,15 kg/ha
2
7
14 dagen
Peer
gewasbehandeling
bladluis4, wants2, vliesvleugeligen
0,01% (10 gram middel per 100 liter water) 0,01% (10 gram middel per 100 liter water) 100 gram/ ha
0,12 kg/ha
2
7
14 dagen
0,1 kg/ha
1
-
-
5
Vruchtgroenten van cucurbitaceae met eetbare schil (bedekte teelt, plantmateriaal) Vruchtgroenten van solanaceae (bedekte teelt) (opkweek plantmateriaal) Vruchtgroeten van cucurbitaceae eetbare schil (bedekte teelt)
gewasbehandeling
bladluis6
gewasbehandeling
bladluis6
100 gram/ ha
0,1 kg/ha
1
-
-
druppelbehandeling bladluis6
3,5 gram/ 1000 planten
84 gram/ha
2
50
8 uur
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
52
Toepassingsgebied
Vruchtgroenten van solanaceae (bedekte teelt)
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
wittevlieg7
14 gram/ 1000 planten
0,33 kg/ha
3,5 gram/ 1000 planten 14 gram/ 1000 planten
84 gram/ha
druppelbehandeling bladluis6 wittevlieg7
Bloemisterijgewassen (bedekte teelt)
gewasbehandeling
bladluis6, wittevlieg7
Roos (bedekte teelt)
gewasbehandeling
bladluis6, wittevlieg7
bloemisterijgewassen op substraat (bedekte substraatteelt)
druppelbehandeling bladluis6 wittevlieg7
Overjarige bloemisterijgewassen
gewasbehandeling
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
bladluis6, wittevlieg7
0,01% (10 gram middel per 100 liter water) 0,01% (10 gram middel per 100 liter water) 3,5 gram/ 1000 planten 14 gram/ 1000 planten 0,01% (10 gram
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Veiligheidstermijn
2
50
8 uur
0,10 kg/ha
2
7
-
0,12 kg/ha
2
7
-
0,7 kg/ha
2
50
-
2
7
-
0,33 kg/ha
2,8 kg/ha
0,1kg/ha
53
Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
(onbedekte teelt)
Bloembol- en bloemknolgewassen Bloembol- en bloemknolgewassen, met uitzondering van grofbollige narcissen en de bedekte teelt van lelie
gewasbehandeling
bladluis8, trips9
dompelbehandeling
bladluis8, trips9
Boomkwekerijgewassen (bedekte teelt)
gewasbehandeling
bladluis10
Boomkwekerijgewassen (onbedekte teelt)
gewasbehandeling
bladluis10, bladvlo11
Vaste plantenteelt (bedekte teelt)
gewasbehandeling
bladluis10
Vaste plantenteelt
gewasbehandeling
bladluis10,
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
Dosering (middel) per toepassing
middel per 100 liter water) 100 gram/ha 0,04% (40 gram per 100 liter water) – 0,05% (50 gram per 100 liter water) 0,01% (10 gram middel per 100 liter water) 0,01% (10 gram middel per 100 liter water) 0,01% (10 gram middel per 100 liter water) 0,01%
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Veiligheidstermijn
0,1 kg/ha
2
7
-
-
1
-
-
0,1 kg /ha
3
7
-
0,12 kg/ha
3
7
-
0,1 kg /ha
3
7
-
0,12 kg
3
7
54
Toepassingsgebied
Type toepassing
(onbedekte teelt)
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
bladvlo11
(10 gram middel per 100 liter water)
/ha
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Veiligheidstermijn
1) roze appelluis (Dysaphis plantaginea), groene appeltakluis (Aphis pomi), fluitekruidluis (Dysaphis anthrisci), bloedvlekkenluis (Dysaphis devecta), appelgrasluis (Rhopalosiphum insertum 2) groene appelwants (Lygus pabulinus), 3) appelzaagwesp (Holocampo testudinea) 4) roze perenluis (Dysaphis pyri), vouwgalluis (Anuraphis farfarae), zwarte perenluis (Melanaphis pyaria), zwarte bonenluis (Aphis fabae), 5) perenzaagwesp (Holocampo brevis) 6) boterbloemluis (Aulacorthum solani), groene en rode perzikluis (Myzus persicae), katoenluis (Aphis gossypii) en zwarte bonenluis (Aphis fabae). 7) kaswittevlieg (Trialeurodes vaporariorum). 8) groene en rode perzikluis (Myzus persicae), katoenluis (Aphis gossypii) en zwarte bonenluis (Aphis fabae). 9) Gladiolentrips (Thrips simplex) 10) boterbloemluis (Aulacorthum solani), groene en rode perzikluis (Myzus persicae), zwarte bonenluis (Aphis fabae), gewone rozeluis (Macrosiphum rosae), sjalotteluis (Myzus ascalonicus), groene kortstaartluis (Brachycaudus helichrysi), aardappeltopluis (Macrosiphum euphorbiae), zwarte kerseluis (Myzus cerasi), groene appeltakluis (Aphis pomi), groene sparreluis (Elatobium abietinum), vogelkersluis (Rhopalosipum padi) en beukebladluis (Phyllaphyis fagi). 11) buxusbladvlo (Psylla buxi) Toepassingsvoowaarden Om in het water levende organismen te beschermen is toepassing in de teelt van appel en peer als insecticide uitsluitend toegestaan wanneer in percelen die grenzen aan oppervlaktewater in de periode voor of na 1 mei gebruik wordt gemaakt van één van de onderstaande drift reducerende maatregelen: Vóór 1 mei (kaal) Venturidop + éénzijdige bespuiting laatste bomenrij; ventilatorstand uit. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
55
Na 1 mei (volblad) Tunnelspuit. Combinatie windhaag op de rand van het rijpad en éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij. Venturidop + éénzijdige bespuiting laatste bomenrij; ventilatorstand aan. Het middel is gevaarlijk voor bijen en hommels. Om de bijen en hommels te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen. Gebruik dit product niet op plaatsen waar bijen en hommels actief naar voedsel zoeken. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit. Voor appel en peer geldt dat de toepassing alleen is toegestaan voor de bloei tot en met het muizenoorstadium alsmede na de bloei. Voor de onbedekte teelt van overjarige bloemisterijgewassen geldt dat de toepassing alleen is toegestaan voor de bloei tot het zichtbaar worden van de eerste bloemknoppen alsmede na de bloei. Voor bloembol- en bloemknolgewassen geldt dat bloei voorkomen moet worden. Voor de onbedekte en bedekte teelt van boomkwekerijgewassen en vaste planten geldt dat toepassing alleen is toegestaan vóór de bloei tot het zichtbaar worden van de eerste bloemknoppen alsmede na de bloei. Voor de toepassing in de bedekte teelt van vruchtgroenten van Cucurbitaceae met eetbare schil en Solanaceae geldt dat het middel slechts centraal met de voedingsoplossing c.q. door middel van directe kraanvak-injectie mag worden meegegeven. Deze toepassingen zijn enkel toegestaan in kassen met een volledig gesloten recirculatiesysteem Voor de bedekte substraatteelt van bloemisterijgewassen geldt dat de toepassing enkel is toegestaan als de kas voorzien is van een volledig gesloten recirculatiesysteem Dit middel is gevaarlijk voor niet-doelwitarthropoden. Vermijd onnodige blootstelling.
Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij de omzetting van Admire 1) De term “kunstmatig” bij “kunstmatig substraat” is verwijderd. Volgens de definitielijst wordt onder “kunstmatig substraat” het “Niet natuurlijk medium waarin planten worden geteeld” verstaan. Producten op basis van kokos vallen hier dus niet onder, terwijl deze uit beoordelingsoogpunt wel toegestaan zijn. Beter is dus om alleen de term substraatteelt te gebruiken. 2) Roos in een aparte rij t.o.v bloemisterijgewasen omdat deze een ander spuitvolume heeft. 3) In huidige toelating staat: In de bedekte teelt van aubergine, augurk, courgette, komkommer, tomaat, Spaanse peper en paprika op kunstmatig substraat: Dit wordt in het WG vruchtgroenten van Cucurbitaceae met eetbare schil en vruchtgroenten van Solanaceae; Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
56
4)
5) 6) 7)
Onder vruchtgroenten van Cucurbitaceae met eetbare schil valt ook pattison. Pattison staat niet op WGGA, maar residu technisch komt deze uit courgette, dus er kan vruchtgroenten van Cucurbitaceae neergezet worden. De volgende toepassingen komen op hetzelfde neer: In de bedekte teelt van bloemisterijgewassen op kunstmatig substraat, ter bestrijding van boterbloemluis (Aulacorthum solanii), groene en rode perzikluis (Myzus persicae), katoenluis (Aphis gossypii) en zwarte bonenluis (Aphis fabae). Zodra een aantasting wordt waargenomen een behandeling uitvoeren. Dosering: 3,5 gram per 1000 planten En In de bedekte teelt van bloemisterijgewassen op kunstmatig substraat, ter bestrijding van bladluizen: boterbloemluis, groene perzikluis (incl. rode variant), katoenluis en zwarte bonenluis. Zodra een aantasting wordt waargenomen, een behandeling uitvoeren. Laat voordat het middel wordt toegepast, het gewas de matten wat droogtrekken. Dit bevordert de opname. Het middel dient met de voedingsoplossing te worden meegedruppeld. Dosering: 3,5 gram per 1000 planten Nu maar één van deze twee toepassingen opgenomen in het WG Bij de druppelbehandeling van bedekte teelt van vruchtgroenten van Cucurbitaceae met eetbare schil en Solanaceae is de maximale dosering berekend door de maximale dosering van paprika te nemen. Hierop is ook beoordeeld. Bij vruchtgroenten van Cucurbitaceae met eetbare schil en Solanaceae aubergine (bedekt)( opkweek plantmateriaal) staat in de toelating 2 toepassingen met 50 dagen interval. Dit klopt niet; er is overleg met Bayer geweest en dit moet 1 toepassing zijn. Bloembol- en bloemknolgewassen, met uitzondering van grofbollige narcissen en de bedekte teelt van lelie, met dien verstande dat bloei voorkomen moet worden: bij deze toepassing maximaal 300 gram middel per ha (komt voort uit WG).
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
57
4.5
Bijlage 5. Huidige WGGA Vertime Gold 960 EC, toelatingnummer 13087 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insecten- en mijtenbestrijdingsmiddel: a. in de teelt van aardbeien b. in de teelt van appels en peren c. in de bedekte teelt van andijvie en slasoorten (met uitzondering van veldsla) d. in de bedekte teelt van meloenen, pompoenen en watermeloenen met dien verstande dat voor de periode van 1 november tot 1 maart het gebruik uitsluitend is voor de bloei voor zetting e. in de bedekte teelt van augurken, courgettes, komkommers en pattison f. in de bedekte teelt van aubergines, cayenne pepers, paprika’s, Spaanse pepers en tomaten g. in de bedekte teelt van radijs h. in de onbedekte teelt van prei i. in de bedekte teelt van kruiden j. in de teelt van dahlia’s en gladiolen k. in de bedekte teelt van bolbloemen en knolbloemen l. in de teelt van bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen en vaste planten Maximum 1000 liter spuitvloeistof gebruiken in de bedekte teelten van meloenen, pompoenen en watermeloenen. Om in het water levende organismen te beschermen is de toepassing in de teelt van appels en peren in percelen die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend is toegestaan bij toepassingen voor en/of na 1 mei, indien - gespoten wordt met een tunnelspuit of - tussen het oppervlaktewater en de buitenste bomenrij een aaneengesloten windscherm en een rijpad zijn geplaatst en het windscherm niet wordt bespoten of - in de eerste 20 meter grenzend aan het oppervlaktewater gebruik wordt gemaakt van een venturi-dop in combinatie met een eenzijdige bespuiting van de laatste bomenrij - een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is - tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een emissiescherm is geplaatst - het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm waarbij voor 1 mei maximaal één toepassing mag plaatsvinden met een maximale hoeveelheid spuitvloeistof van 1000 liter per ha. Bij alleen toepassingen na 1 mei is het gebruik ook toegestaan, indien - de bespuiting sensorgestuurd wordt uitgevoerd - de buitenste bomenrij eenzijdig wordt bespoten in de richting van het perceel met maximaal 1400 L/ha spuitvloeistof. Het middel is gevaarlijk voor bijen en hommels. Om de bijen en andere bestuivende insecten te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen of op nietbloeiende gewassen wanneer deze actief bezocht worden door bijen en hommels. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit. Gebruik in bedekte teelten op bloeiende planten is wel toegestaan, mits er geen bijen en hommels in de kas aanwezig zijn.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
58
Het middel is gevaarlijk voor niet-doelwit arthropoden. Voorkom onnodige blootstelling. Introductie van arthropoden als natuurlijke plaagbestrijders mag niet eerder dan 16 dagen na laatste toepasing plaatsvinden. Dit middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik. Veiligheidstermijnen De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan: 3 dagen voor aardbei, aubergines, augurken, cayenne pepers, courgettes, komkommers, meloenen, paprika’s, pattison, pompoenen, Spaanse pepers, tomaten en watermeloen 7 dagen voor prei 14 dagen voor andijvie, kruiden, radijs en slasoorten 28 dagen voor appels en peren B. GEBRUIKSAANWIJZING Algemeen Het middel bestrijdt spint (volwassen mijten en onvolwassen stadia), alle larvale stadia van de mineervlieg en larven van trips en bladvlooien. Het maximale effect tegen spint wordt drie tot vijf dagen na behandeling bereikt. Verspuit het middel met voldoende water om een optimale verdeling over zowel boven- als onderzijde van het blad te bereiken. Het is niet nodig om een uitvloeier toe te voegen. Toepassingen Aardbeien, ter bestrijding van spint (Tetranychus urticae) Een behandeling uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,5 l middel per ha Het middel niet vaker dan 3 keer per teelt toepassen. Aardbeien, ter bestrijding van larven van trips (Frankliniella occidentalis, Thrips tabaci) Een behandeling uitvoeren zodra larven worden waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,5 l middel per ha Het middel niet vaker dan 3 keer per teelt toepassen. Appels en peren, ter bestrijding van fruitspintmijt (Panonychus ulmi) en bonenspintmijt (Tetranychus urticae) Het middel direct na de bloei toepassen op het moment dat een aantasting wordt waargenomen. Dosering: 0,075 % (75 ml middel per 100 liter water). Niet vaker dan 2 keer per groeiseizoen toepassen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
59
Appels, ter bestrijding van appelbladvlo (Psylla mali) Het middel toepassen op het moment dat de eerste eieren uitkomen. Vertimec is werkzaam in het stadium van de eerste larvale stadia, het heeft geen werking tegen de volwassen appelbladvlooien. De behandeling zonodig na minimaal 10 dagen herhalen. Dosering: 0,075 % (75 ml middel per 100 liter water) Niet vaker dan 2 keer per groeiseizoen toepassen. Peren, ter bestrijding van de perenbladvlo (Psylla piri) Het middel toepassen op het moment dat de eerste eieren uitkomen. Vertimec is werkzaam tegen de eerste larvale stadia, het heeft geen werking tegen volwassen perenbladvlooien. De behandeling zonodig na minimaal 10 dagen herhalen. Dosering: 0,075 % (75 ml middel per 100 liter water). Niet vaker dan 2 keer per groeiseizoen toepassen. Bedekte teelten van andijvie en slasoorten (met uitzondering van veldsla), ter bestrijding van larven van mineervliegen (Liriomyza trifolii, L. huidobrensis, L. bryoniae, Chromatomyia syngenesiae ). Een behandeling uitvoeren zodra de eerste rijpingsvraat wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,5 l middel per ha Het middel niet vaker dan 4 keer per teelt toepassen. Bedekte teelten van augurken, courgettes, komkommers en pattison, ter bestrijding van spint (Tetranychus urticae). Een behandeling uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,025% (25 ml middel per 100 liter water). Het middel niet vaker dan 4 keer per teelt toepassen. Bedekte teelten van augurken, courgettes, komkommers en pattison, ter bestrijding van larven van mineervliegen (Liriomyza trifolii, L. huidobrensis, L. bryoniae, Chromatomyia syngenesiae ). Een behandeling uitvoeren zodra de eerste rijpingsvraat wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,05% (50 ml middel per 100 liter water). Het middel niet vaker dan 4 keer per teelt toepassen. Bedekte teelten van augurken, courgettes, komkommers en pattison, ter bestrijding van larven van trips (Frankliniella occidentalis, Thrips tabaci). Een behandeling uitvoeren zodra larven worden waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,05% (50 ml middel per 100 liter water). Het middel niet vaker dan 4 keer per teelt toepassen. Bedekte teelten van meloenen, pompoenen en watermeloenen, ter bestrijding van spint (Tetranychus urticae). Een behandeling uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,025% (25 ml middel per 100 liter water). Het middel niet vaker dan 4 keer per teelt toepassen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
60
Bedekte teelten van meloenen, pompoenen en watermeloenen, ter bestrijding van larven van mineervliegen (Liriomyza trifolii, L. huidobrensis, L. bryoniae, Chromatomyia syngenesiae ). Een behandeling uitvoeren zodra de eerste rijpingsvraat wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,05% (50 ml middel per 100 liter water). Het middel niet vaker dan 4 keer per teelt toepassen. Bedekte teelten van meloenen, pompoenen en watermeloenen, ter bestrijding van larven van trips (Frankliniella occidentalis, Thrips tabaci). Een behandeling uitvoeren zodra larven worden waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,05% (50 ml middel per 100 liter water). Het middel niet vaker dan 4 keer per teelt toepassen. Bedekte teelten van aubergines, cayenne pepers, paprika’s, Spaanse pepers en tomaten, ter bestrijding van spint (Tetranychus urticae). Een behandeling uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,025% (25 ml middel per 100 liter water). Het middel niet vaker dan 4 keer per teelt toepassen. Bedekte teelten van aubergines, cayenne pepers, paprika’s, Spaanse pepers en tomaten, ter bestrijding van larven van mineervliegen (Liriomyza trifolii, L. huidobrensis, L. bryoniae, Chromatomyia syngenesiae). Een behandeling uitvoeren zodra de eerste rijpingsvraat wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,05% (50 ml middel per 100 liter water). Het middel niet vaker dan 4 keer per teelt toepassen. Bedekte teelten van aubergines, cayenne pepers, paprika’s, Spaanse peper en tomaten, ter bestrijding van larven van trips (Frankliniella occidentalis, Thrips tabaci ). Een behandeling uitvoeren zodra larven worden waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,05% (50 ml middel per 100 liter water). Het middel niet vaker dan 4 keer per teelt toepassen. Bedekte teelten van radijs, ter bestrijding larven van mineervliegen (Liriomyza trifolii, L. huidobrensis, L. bryoniae, Chromatomyia syngenesiae). Een behandeling uitvoeren zodra de eerste rijpingsvraat wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,5 l middel per ha Het middel niet vaker dan 2 keer per teelt toepassen. Onbedekte teelt van prei, ter bestrijding van larven van trips (Thrips tabaci, Frankliniella occidentalis) Een behandeling uitvoeren zodra larven worden waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,5 l middel per ha Het middel niet vaker dan 3 keer per teelt toepassen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
61
Bedekte teelten van kruiden, ter bestrijding ter bestrijding van spint (Tetranychus urticae). Een behandeling uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,5 l middel per ha Het middel niet vaker dan 4 keer per teelt toepassen. Bedekte teelten van kruiden, ter bestrijding van larven van mineervliegen (Liriomyza trifolii, L. huidobrensis, L. bryoniae, Chromatomyia syngenesiae). Een behandeling uitvoeren zodra de eerste rijpingsvraat wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,5 l middel per ha Het middel niet vaker dan 4 keer per teelt toepassen. Bedekte teelten van kruiden, ter bestrijding van ter bestrijding van larven van trips (Frankliniella occidentalis, Thrips tabaci). Een behandeling uitvoeren zodra larven worden waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,5 l middel per ha Het middel niet vaker dan 4 keer per teelt toepassen. Dahlia, ter bestrijding van spint (Tetranychus urticae). Een behandeling uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,5 l middel per ha Het middel niet vaker dan 3 keer per teelt toepassen. Gladiolen, ter bestrijding van larven van trips (Thaneothrips simplex). Een behandeling uitvoeren zodra larven worden waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,5 l middel per ha Het middel niet vaker dan 3 keer per teelt toepassen. Bedekte teelten van bol- en knolbloemen, ter bestrijding van larven van trips (Thrips tabaci, Frankliniella occidentalis). Een behandeling uitvoeren zodra larven worden waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,5 l middel per ha Bedekte teelten van bol-en knolbloemen, ter bestrijding van spint (Tetranychus urticae). Een behandeling uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: 0,5 l middel per ha Bloemisterijgewassen, ter bestrijding van spint (Tetranychus urticae). Een behandeling uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: - bedekte teelten: 0,025% (25 ml middel per 100 liter water). - onbedekte teelten: 0,5 l middel per ha. Het middel niet vaker dan 3 keer per teelt toepassen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
62
Bloemisterijgewassen, ter bestrijding van mineervliegen (Liriomyza trifolii, L. huidobrensis, L. bryoniae, Chromatomyia syngenesiae). Een behandeling uitvoeren zodra de eerste rijpingsvraat wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: - bedekte teelten: 0,05% (50 ml middel per 100 liter water). - onbedekte teelten: 0,5 l middel per ha. Het middel niet vaker dan 3 keer per teelt toepassen. Bloemisterijgewassen, ter bestrijding van larven van trips (Frankliniella occidentalis, Thrips tabaci)). Een behandeling uitvoeren zodra larven worden waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: - bedekte teelten: 0,05% (50 ml middel per 100 liter water). - onbedekte teelten: 0,5 l middel per ha. Het middel niet vaker dan 3 keer per teelt toepassen. Boomkwekerijgewassen en vaste planten, ter bestrijding van spint (Tetranychus urticae, Panonychus ulmi ) en roest- en galmijten (Eriophyidae). Een behandeling uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: - bedekte teelten: 0,05% (50 ml middel per 100 liter water). - onbedekte teelten: 0,5 l middel per ha. Het middel niet vaker dan 3 keer per teelt toepassen. Boomkwekerijgewassen en vaste planten, ter bestrijding van mineervliegen (Liriomyza trifolii. L.huidobrensis, L.bryoniae, Chromatomyia syngenesiae). Een behandeling uitvoeren zodra de eerste rijpingsvraat wordt waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: - bedekte teelten: 0,05% (50 ml middel per 100 liter water). - onbedekte teelten: 0,5 l middel per ha. Het middel niet vaker dan 3 keer per teelt toepassen. Boomkwekerijgewassen en vaste planten, ter bestrijding van larven van tripsen (Frankliniella occidentalis, Thrips tabaci). Een behandeling uitvoeren zodra larven worden waargenomen. De behandeling zonodig na minimaal 7 dagen herhalen. Dosering: - bedekte teelten: 0,05% (50 ml middel per 100 liter water). - onbedekte teelten: 0,5 l middel per ha. Het middel niet vaker dan 3 keer per teelt toepassen. Onbedekte teelten van boomkwekerijgewassen, ter bestrijding appelbladvlo (Psylla mali) en perenbladvlo (Psylla pyri). Het middel toepassen op een moment dat de eerste eieren uitkomen. Vertimec is werkzaam in het stadium van de 1e larvale stadia. Het heeft geen werking tegen volwassen bladvlooien. De behandeling zonodig na minimaal 10 dagen herhalen. Dosering: 0,075 % (75 ml per 100 liter water) Het middel niet vaker dan 2 keer per groeiseizoen toepassen
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
63
N.B. Gevoeligheid van gewassen Het middel is getest op een groot sortiment van snijbloemen, bladplanten, bloeiende potplanten, plantmateriaal van diverse bladgroenten, vruchtgroenten en andere groentegewassen. Het verdient aanbeveling bij gebruik eerst door een proefbespuiting vast te stellen of de in aanmerking komende variëteiten het middel goed verdragen. Op enkele anjervariëteiten, varensoorten en Leucanthemum spp. zijn fytotoxische reacties waargenomen. Het gebruik op anjers, varens en Leucanthemum spp. wordt daarom ontraden. Voorzorgen in verband met resistentie Gezien de inherente risico’s van de ontwikkeling van resistentie tegen enigerlei product wordt sterk aanbevolen Vertimec toe te passen in een goed programma om resistentie tegen te gaan, waaronder inbegrepen het gebruik van andere producten met andere werkingsmechanismen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
64
4.6
Bijlage 6. Concept WG Vertimec Gold 960 EC, toelatingnummer 13087
Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als insecten- en mijtenbestrijdingsmiddel door middel van een gewasbehandeling in de volgende toepassingsgebieden (Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Appel
mijten1 bladvlo2
1,1 l/ha
2
10
Peer
mijten1 bladvlo3
0,9 l/ha
2
10
28 dagen
Aardbei
mijten4 trips5 mineervlieg6
0.075 % (75 ml/100 l water) 0.075 % (75 ml/100 l water) 0,5 l/ha
Veiligheidstermijn in dagen of uiterst gewassstadium waarop toegepast mag worden. 28 dagen
0,5 l/ha
3
7
3 dagen
0,5 l/ha
0,5 l/ha
4
7
14 dagen
mineervlieg6 mijten4
0,5 l/ha 0,025 % (25 ml/100 l water
0,5 l/ha 0,37 l/ha
4 4
7 7
14 dagen 3 dagen
mineervlieg6 trips5
0,05 % (50 ml/100 l water
0,75 l/ha
mijten4
0,025 % (25 ml/100 l water
0,25 l/ha
4
7
mineervlieg6
0,05 % (50
0,50 l/ha
wanneer toegepast van 1 maart tot 1 november
Sla (Lactuca spp.) (bedekte teelt) Andijvie (bedekte teelt) Vruchtgroenten van Cucurbitaceae met eetbare schil (bedekte teelt)
Vruchtgroenten van Cucurbitaceae met nieteetbare schil (bedekte teelt)
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
65
Toepassingsgebied
Vruchtgroenten van Cucurbitaceae met eetbare schil (bedekte teelt
Vruchtgroenten van Solanaceae (bedekte teelt)
Radijs (bedekte teelt) prei (onbedekte teelt) Aromatische kruidgewassen (bedekte teelt) Bolbloemen en knolbloemen Bloemisterijgewassen (bedekte teelt)
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
0,025 % (25 ml/100 l water
0,25 l/ha
4
7
mineervlieg6 trips5
0,05 % (50 ml/100 l water
0,5 l/ha
mijten4
0,025 % (25 ml/100 l water
0,37 l/ha
4
7
Veiligheidstermijn in dagen of uiterst gewassstadium waarop toegepast mag worden. veiligheidstermijn 3 dagen Wanneer toegepast in periode 1 november tot 1 maart alleen toepassen voor bloei voor zetting (BBCH 11-29) 3 dagen
trips5
ml/100 l water
mijten4
mineervlieg6 trips5
0,05 % (50 ml/100 l water
0,75 l/ha
mineervlieg6 trips5 mijten4 mineervlieg6 trips5 mijten4 trips5 mijten4
0,5 l/ha 0,5 l/ha 0,5 l/ha
0,5 l/ha 0,5 l/ha 0,5 l/ha
2 3 4
7 7 7
14 dagen 7 dagen 14 dagen
0,5 l/ha
0,5 l/ha
3
7
-
0,025 % (25 ml/100 l water
0,25 l/ha
3
7
-
mineervlieg6 trips5
0,05 % (50 ml/100 l water
0,5 l/ha
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
66
Toepassingsgebied
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Roos (bedekte teelt)
mijten4
0,025 % (25 ml/100 l water
0,37 l/ha
3
7
Veiligheidstermijn in dagen of uiterst gewassstadium waarop toegepast mag worden. -
mineervlieg6 trips5 mijten4 mineervlieg6 trips5 mijten4, 8 mineervlieg5 trips5 mijten1, 8 mineervlieg6 trips5
0,05 % (50 ml/100 l water 0,5 l/ha
0,6 l/ha 0,5 l/ha
3
7
-
0,05 % (50 ml/100 l water
0,5 l/ha
3
7
-
0,5 l/ha
0,5 l/ha
3
7
-
bladvlo2+3
0,075 % (75 ml/100 l water) 0,05 % (50 ml/100 l water
0,75 l/ha
2
10
-
3
7
-
3
7
-
Bloemisterijgewassen (onbedekte teelt) Boomkwekerijgewassen (bedekte teelt) Boomkwekerijgewassen (onbedekte teelt)
Boomkwekerijgewassen (onbedekte teelt)
mijten4,8 0,5 l/ha mineervlieg6 trips5 Vaste plantenteelt mijten4 0,5 l/ha 0,5 l/ha (onbedekte teelt) mneervlieg6 trips5 1 • fruitspintmijt, (Panonychus ulmi), bonenspintmijt (Tetranychus urticae), • 2 appelbladvlo (Psylla mali), • 3 perenbladvlo (Psylla pyri) Vaste plantenteelt (bedekte teelt)
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
67
• • • • •
4
bonenspintmijt (Tetranychus urticae), californische trips (Frankliniella occidentalis), tabakstrips (Thrips tabaci) 6 nerfmineervlieg (Liriomyza huidobriensis), floridaminnervlieg (Liriomyza trifolii), tomatemineervlieg (Liriomyza bryoniae), chrysantenmineervlieg (Chromatomyia syngenesiae) 7 gladiolentrips (Thaneothrips simplex) 8 roest- en galmijten (Eriophydae) 5
Toepassingsvoorwaarden Om in het water levende organismen te beschermen is de toepassing in de teelt van appels en peren in percelen die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend is toegestaan bij toepassingen voor en/of na 1 mei, indien - gespoten wordt met een tunnelspuit of - tussen het oppervlaktewater en de buitenste bomenrij een aaneengesloten windscherm en een rijpad zijn geplaatst en het windscherm niet wordt bespoten of - in de eerste 20 meter grenzend aan het oppervlaktewater gebruik wordt gemaakt van een venturi-dop in combinatie met een eenzijdige bespuiting van de laatste bomenrij - een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is - tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een emissiescherm is geplaatst - het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm waarbij voor 1 mei maximaal één toepassing mag plaatsvinden met maximaal 0,75 liter middel per ha. Bij alleen toepassingen na 1 mei is het gebruik ook toegestaan, indien - de bespuiting sensorgestuurd wordt uitgevoerd - de buitenste bomenrij eenzijdig wordt bespoten in de richting van het perceel met maximaal 1,1 liter middel per ha voor appel en 0,9 liter middel per ha voor peer Het middel is gevaarlijk voor bijen en hommels. Om de bijen en andere bestuivende insecten te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen of op niet-bloeiende gewassen wanneer deze actief bezocht worden door bijen en hommels. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit. Gebruik in bedekte teelten op bloeiende planten is wel toegestaan, mits er geen bijen en hommels in de kas aanwezig zijn. Het middel is gevaarlijk voor natuurlijke vijanden. Voorkom onnodige blootstelling. Introductie van natuurlijke vijanden dient niet eerder dan 16 dagen na laatste toepassing plaats te vinden. Het middel is getest op een groot sortiment van snijbloemen, bladplanten, bloeiende potplanten, plantmateriaal van diverse bladgroenten, vruchtgroenten en andere groentegewassen. Het verdient aanbeveling bij gebruik eerst door een proefbespuiting vast te stellen of de in Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
68
aanmerking komende variëteiten het middel goed verdragen. Op enkele anjervariëteiten, varensoorten en Leucanthemum spp. zijn fytotoxische reacties waargenomen. Het gebruik op anjers, varens en Leucanthemum spp. wordt daarom ontraden. Resistentiemanagement Dit middel bevat de werkzame stof abamectine. Abamectine behoort de avermectinen. De Irac code is 6. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen op te volgen.
Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij de omzetting van Vertimec Gold 960 EC - In aardbeien geldt de toelating voor zowel bedekte als onbedekte teelt, daarom komt er niets achter te staan. - In WGGA Meloenen, pompoenen en watermeloenen wordt in WG vruchtgroenten van Cucurbitaceae met niet-eetbare schil - In WGGA staat dat bij meloenen, pompoenen en watermeloenen met maximaal 1000 liter water gespoten mag worden. Daarom worden om de kolom maximale dosering (middel) per toepassing uit te rekenen niet gerekend met 1500 liter (spuitvolumina lijst), maar met 1000 liter. Hierop is ook beoordeeld. - In WGGA Augurken, courgettes, komkommers en patisson wordt vruchtgroenten van Cucurbitaceae met eetbare schil in WG - In WGGA Aubergines, cayennepepers, paprika’s, Spaanse pepers, tomaten wordt vruchtgroenten van Solanaceae in WG - In WGGA Kruiden wordt aromatische kruidgewassen in WG, omdat niet breder beoordeeld is. - Opsplitsing gemaakt tussen roos en bloemisterijgewassen omdat er verschil zit in spuitvolume. Bij roos is bij spint met 1500 liter spuitvolume rekent, bij mineervlieg en trips met 1200 liter. - Bolbloemen en knolbloemen zijn apart opgenomen; de DTG lijst is wat onduidelijk omdat deze groep ook onder snijbloemen valt. - Aantal toepassingen in bloemisterijgewassen etc in de bedekte teelt staat niet op het huidige etiket. Beperken tot 3 kan problemen geven voor b.v. rozentelers; De maximale ruimte is wat beoordeeld is, dus 3x. - Er wordt vanuit dahlia/gladiool geëxtrapoleerd naar bloembol en bloemknolgewassen in de onbedekte teelt. De bedekte teelt was al toegelaten. De onderbouwing hiervoor is: spint komt over het algemeen niet voor in bloembolgewassen buiten dahlia behoudens enkele kleine gewassen zoals montbretia en incidenteel in gladiool. Hetzelfde geldt voor trips maar dat wordt bij een groter aantal kleine gewassen genoemd (ook tabakstrips). Spint extrapolatie is mogelijk van binnen naar buiten; trips niet maar we hebben Vertimec Gold heeft al een aantal trips toelatingen in buitenteelten. Verruiming van het etiket kan dus in dit geval. Door deze extrapolatie is Vertimec Gold toegelaten in de bedekte en onbedekte teelt van bloembol en bloemknolgewassen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
69
4.7
Bijlage 7: Huidige WGGA Steward, toelatingnummer 12371 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insectenbestrijdingsmiddel toegepast door middel van een gewasbehandeling in : a) de teelt van appel en peer, mits niet vaker toegepast dan 4 keer per jaar; b) de bedekte teelt en opkweek van augurk, courgette, komkommer, pattison, pompoen, kalebas, meloen, squash, aubergine, tomaat, paprika en Spaanse peper, mits niet vaker toegepast dan 6 keer per jaar c) de teelt in de volle grond van rode kool, savooie kool, spitskool, witte kool, spruitkool, bloemkool en broccoli, mits niet vaker toegepast dan 3 keer per teelt en maximaal 6 keer per jaar; d) de bedekte teelt van bloemisterijgewassen, vaste planten en boomkwekerijgewassen, mits niet vaker toegepast dan 6 keer per jaar e) de onbedekte teelt van boomkwekerijgewassen, mits niet vaker toegepast dan 4 keer per jaar Voor de toepassingen in appel en peer gelden de volgende driftreducerende maartregelen. Voor 1 mei is gebruik van het middel langs oppervlaktewater slechts toegestaan indien: − de laatste bomenrij éénzijdig wordt bespoten in de richting van het perceel in combinatie met een doseringsverlaging tot 230 g middel per ha of, − het middel in de eerste 20 meter grenzend aan de watergang verspoten wordt met een Venturidop waarbij de laatste bomenrij éénzijdig bespoten dient te worden of, − het middel verspoten wordt met een tunnelspuit of, − tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een windsingel is geplaatst of, − het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm of, − tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een emissiescherm (2,5 m hoog) is geplaatst of, − een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is. Na 1 mei is gebruik van het middel langs oppervlaktewater slechts toegestaan indien: − de laatste bomenrij éénzijdig wordt bespoten in de richting van het perceel in combinatie met een doseringsverlaging tot 230 g middel per ha of, − het middel in de eerste 20 meter grenzend aan de watergang verspoten wordt met een Venturidop waarbij de laatste bomenrij éénzijdig bespoten dient te worden of, − het middel verspoten wordt met een tunnelspuit of, − tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een windsingel is geplaatst of, − het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm of, − tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een emissiescherm (2,5m hoog) is geplaatst of, − een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is of, − de bespuiting sensorgestuurd wordt uitgevoerd. Gevaarlijk voor hommels. Verwijder of bedek hommelkasten tijdens het gebruik van het product en gedurende 3 dagen na de behandeling. Dit middel is schadelijk voor natuurlijke vijanden. Veiligheidstermijn De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan: 7 dagen voor appel en peer; Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
70
1 dag voor rode kool, savooie kool, spitskool, witte kool, bloemkool en broccoli (onbedekte teelt); 28 dagen voor spruitkool; 1 dag voor augurk, courgette, komkommer, pattison, pompoen, kalebas, meloen, squash, aubergine, tomaat, paprika en Spaanse peper (bedekte teelt). Toepassing door middel van een luchtvaartuig is niet toegestaan. Dit middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik. B. GEBRUIKSAANWIJZING Algemeen STEWARD is een insecticide voor de bestrijding van rupsen van motten en vlinders. Alle larvale stadia worden bestreden. Tegen sommige insecten, zoals de fruitmot, heeft het middel ook een werking op de eieren. Volwassen insecten worden niet bestreden. Zodra het middel is opgenomen door de rups, treden binnen enkele uren verlammingsverschijnselen op en de rups stopt met vreten. Na 1 of 2 dagen sterft de rups. Voor het bepalen van het behandelingstijdstip, kunnen feromoonvallen dienst doen. In het kader van resistentieontwikkeling wordt aanbevolen om STEWARD af te wisselen met middelen uit een andere chemische groep. Toepassingen Appel en peer, ter bestrijding van rupsen van bladrollers (Tortricidae spp.) Voorjaar Een behandeling uitvoeren tegen de overwinterende generatie, zodra de rupsen actief zijn, van de vruchtbladroller, grote appelbladroller, leverkleurige bladroller, rode- en groene knopbladroller en koolbladroller. Onder bepaalde omstandigheden kan de werking tegen de rode bladknoproller onvoldoende zijn. Voor de bestrijding van de heggenbladroller een behandeling uitvoeren vanaf het moment dat de eerste larven uitkomen. Zolang er rupsen aanwezig zijn de behandeling zonodig om de 10-14 dagen herhalen. Zomer (juni-augustus) Een behandeling uitvoeren zodra de larven uitkomen van de 1e en/of 2e zomergeneratie van de vruchtbladroller of indien nodig van de andere aanwezige bladrollers. Zolang er rupsen uitkomen de behandeling zonodig om de 10-14 dagen herhalen. Dosering: 0,017% (17 g middel per 100 l water) Appel en peer, ter bestrijding van rupsen van de fruitmot (Cydia pomonella) De toepassing dient plaats te vinden vlak voor de eiafzet. Dit betekent dat de 1e behandeling dient te worden uitgevoerd 4 tot 7 dagen na de vangst van de eerste motten in de feromoonvallen. Zolang de vlucht voortduurt, d.w.z. zolang motten in de feromoonvallen worden gevangen, de behandeling na 10 tot 14 dagen herhalen. Dosering: 0,017% (17 g middel per 100 l water)
Appel en peer, ter bestrijding van rupsen van de kleine wintervlinder (Operopthera brumata) en voorjaarsuil (Orthosia spp.) Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
71
Een eerste behandeling uitvoeren op het moment dat de eerste larven uitkomen. Zolang rupsen blijven uitkomen de behandeling zonodig na 10 tot 14 dagen herhalen. Dosering: 0,017% (17 g middel per 100 l water) Augurk, courgette, komkommer, pattison, pompoen, kalebas, meloen, squash, aubergine, tomaat, paprika, Spaanse peper in bedekte teelt, ter bestrijding van rupsen o.a. van Turkse mot (Chrysodeixis chalcites), floridamot (Spodoptera exigua), kooluil (Mamestra brassicae), groente-uil (Lacanobia oleracea), gamma uil en andere Plusia-soorten en bladrollers. Het tijdstip van de eerste behandeling hangt af van de ontwikkeling van de plaag. Een behandeling uitvoeren zodra de eerste rupsen(schade) waargenomen word(t)en. Eventuele volgende behandeling(en) uitvoeren met een interval van 8-14 dagen, afhankelijk van de ontwikkeling van de plaag en insectendruk. Per jaar maximaal 6 toepassingen uitvoeren. Dosering: 0,0125% (12,5 g middel per 100 l water)
Rode kool, savooie kool, spitskool, witte kool, spruitkool, bloemkool en broccoli, in de volle grond, ter bestrijding van koolmot (Plutella xylostella), koolwitje (Pieris spp.), kooluil (Mamestra brassica), late koolmot (Evergestis forficalis) en koolbladroller (Clepsis spectrana) Het tijdstip van de eerste behandeling hangt af van de ontwikkeling van de plaag. Een behandeling uitvoeren zodra de eerste rupsen(schade) waargenomen word(t)en of het middel toepassen ongeveer 7-10 dagen na de vangst van de eerste volwassen motten of vlinders in feromoonvallen. Eventuele volgende behandeling(en) uitvoeren met een interval van 8-14 dagen, afhankelijk van de ontwikkeling van de plaag en het aantal rupsen. Maximaal 3 toepassingen per teelt uitvoeren. Per jaar maximaal 6 toepassingen uitvoeren. Dosering: 85 g middel per ha
Bloemisterijgewassen in bedekte teelt, ter bestrijding van rupsen o.a. van Turkse mot (Chrysodeixis chalcites), floridamot (Spodoptera exigua), kooluil (Mamestra brassicae), groente-uil (Lacanobia oleracea), gamma uil en andere Plusia-soorten en bladrollers. Het tijdstip van de eerste behandeling hangt af van de ontwikkeling van de plaag Een behandeling uitvoeren zodra de eerste rupsen(schade) waargenomen word(t)en. Eventuele volgende behandeling(en) uitvoeren met een interval van 8-14 dagen, afhankelijk van de ontwikkeling van de plaag en insectendruk. Per jaar maximaal 6 toepassingen uitvoeren. Dosering: 0,0125% (12,5 g middel per 100 l water) Daar er slechts beperkte ervaring is met dit middel dient eerst een proefbespuiting te worden uitgevoerd om vast te stellen of het betreffende gewas en/of variëteit de toepassing verdraagt. Vaste planten en boomkwekerijgewassen in bedekte teelt, ter bestrijding van rupsen o.a. van Turkse mot (Chrysodeixis chalcites), floridamot (Spodoptera exigua), kooluil (Mamestra brassicae), groente-uil (Lacanobia oleracea), gamma uil en andere Plusia-soorten en bladrollers. Het tijdstip van de eerste behandeling hangt af van de ontwikkeling van de plaag. Een behandeling uitvoeren zodra de eerste rupsen(schade) waargenomen word(t)en. Eventuele volgende behandeling(en) uitvoeren met een interval van 8-14 dagen, afhankelijk van de ontwikkeling van de plaag en insectendruk. Per jaar maximaal 6 toepassingen uitvoeren. Dosering: 0,0125% (12,5 g middel per 100 l water)
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
72
Daar er slechts beperkte ervaring is met dit middel dient eerst een proefbespuiting te worden uitgevoerd om vast te stellen of het betreffende gewas en/of variëteit de toepassing verdraagt. Boomkwekerijgewassen in de volle grond, ter bestrijding van bladrollers (Tortricidae spp.), kleine wintervlinder (Operopthera brumata), voorjaarsuilen (Orthosia spp.), bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea) en stippelmotten (Yponomeutidae spp.) Het tijdstip van de eerste bespuiting hangt af van de ontwikkeling van de plaag. Een behandeling uitvoeren zodra de eerste rupsen waargenomen worden. Eventuele volgende behandeling(en) uitvoeren met een interval van 10-14 dagen. Per jaar maximaal 4 toepassingen uitvoeren. Dosering: 0,017% (17 g middel per 100 l water) Daar er slechts beperkte ervaring is met dit middel dient eerst een proefbespuiting te worden uitgevoerd om vast te stellen of het betreffende gewas en/of variëteit de toepassing verdraagt.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
73
4.8
Bijlage 8. Concept WG Steward, toelatingnummer 1237
Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als insectenbestrijdingsmiddel door middel van een gewasbehandeling in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Type Dosering toepassing (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Veiligheidstermijn in dagen
Appel
rupsen1
0,25 kg/ha
4x per teeltcyclus
10
7
Peer
rupsen1
0,2 kg/ha
4x per teeltcyclus
10
7
Vruchtgroenten van Cucurbitaceae met eetbare schil (bedekte teelt) Vruchtgroenten van Cucurbitaceae met nieteetbare schil (bedekte teelt) Vruchtgroenten van Solanaceae (bedekte teelt)
rupsen2
0,017 % (17 gram middel per 100 l water) 0,017 % (17 gram middel per 100 l water) 0,0125 % (12,5 gram middel per 100 l water)
0,18 kg/ha
6 x per 12 maanden
8
1
rupsen2
0,0125 % (12,5 gram middel per 100 l water)
0,18 kg/ha
6 x per 12 maanden
8
1
rupsen2
0,0125 % (12,5 gram middel per 100 l water)
0,18k g/ha
6 x per 12 maanden
8
1
sluitkool (onbedekte teelt)
rupsen3
85 g/ha
85 g/ha
3x per teeltcyclus en max. 6 per 12 maanden
8
1
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
74
Toepassingsgebied
Type Dosering toepassing (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Veiligheidstermijn in dagen
spruitkool (onbedekte teelt)
rupsen3
85 g/ha
85 g/ha
3x per teeltcyclus En max 6 per 12 maanden
8
28 dagen
Bloemkoolachtigen (onbedekte teelt)
rupsen3
85 g/ha
85 g/ha
3x per teeltcyclus En max 6 per 12 maanden
8
1
Bloemisterijgewassen (bedekte teelt)
rupsen2
0,0125 % (12,5 gram middel per 100 l water)
0,12 kg/ha
6x per teeltcyclus
8
-
Vaste plantenteelt (bedekte teelt)
rupsen2
0,0125 % (12,5 gram middel per 100 l water)
0,12 kg/ha
6x per teeltcyclus
8
-
Boomkwekerijgewassen (bedekte teelt)
rupsen2
0,0125 % (12,5 gram middel per 100 l water)
0,12 kg/ha
6x per teeltcyclus
8
-
Boomkwekerijgewassen (onbedekte teelt)
rupsen4
0,017 % (17 gram middel per 100 l water)
0,20 kg/ha
6x per teeltcyclus
10
-
1
bladrollers (Tortricidae spp), fruitmot (Cydia pomonella), kleine wintervlinder (Operopthera brumata), voorjaarsuil (Orthosia. spp) Turkse mot (Chrysodeixis chalcites), floridamot (Spodoptera exigua), kooluil (Mamestra brassicae), groente-uil (Lacanobia oleracea), gamma uil en andere Plusia-soorten en bladrollers,
2
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
75
3
koolmot (Plutella xylostella), koolwitje (Pieris spp.), kooluil (Mamestra brassica), late koolmot (Evergestis forficalis), koolbladroller (Clepsis spectrana), 4 bladrollers (Tortricidae spp.), kleine wintervlinder (Operopthera brumata), voorjaarsuilen (Orthosia spp.), bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea) en stippelmotten (Yponomeutidae spp.) Toepassingsvoorwaarden Voor de toepassingen in appel en peer gelden de volgende driftreducerende maartregelen. Voor 1 mei is gebruik van het middel langs oppervlaktewater slechts toegestaan indien: − de laatste bomenrij éénzijdig wordt bespoten in de richting van het perceel in combinatie met een doseringsverlaging tot 230 g middel per ha of, − het middel in de eerste 20 meter grenzend aan de watergang verspoten wordt met een Venturidop waarbij de laatste bomenrij éénzijdig bespoten dient te worden of, − het middel verspoten wordt met een tunnelspuit of, − tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een windsingel is geplaatst of, − het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm of, − tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een emissiescherm (2,5 m hoog) is geplaatst of, − een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is. Na 1 mei is gebruik van het middel langs oppervlaktewater slechts toegestaan indien: − de laatste bomenrij éénzijdig wordt bespoten in de richting van het perceel in combinatie met een doseringsverlaging tot 230 g middel per ha of, − het middel in de eerste 20 meter grenzend aan de watergang verspoten wordt met een Venturidop waarbij de laatste bomenrij éénzijdig bespoten dient te worden of, − het middel verspoten wordt met een tunnelspuit of, − tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een windsingel is geplaatst of, − het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm of, − tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een emissiescherm (2,5m hoog) is geplaatst of, − een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is of, − de bespuiting sensorgestuurd wordt uitgevoerd. Gevaarlijk voor hommels. Verwijder of bedek hommelkasten tijdens het gebruik van het product en gedurende 3 dagen na de behandeling. Gevaarlijk voor niet-doelwit arthropoden in geïntegreerde teelten. Vermijd onnodige blootstelling. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
76
Daar er slechts beperkte ervaring is met dit middel dient eerst een proefbespuiting te worden uitgevoerd om vast te stellen of het betreffende gewas en/of variëteit de toepassing verdraagt. Resistentiemanagement: Dit middel bevat de werkzame stof indoxacarb. Indoxacarb behoort tot de oxadiazinen. De Irac code is 22. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen op te volgen.
Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij de omzetting van Steward 1. augurk, courgette, komkommer, pattison: omgezet naar vruchtgroenten van met cucurbitaceae eetbare schil 2. pompoen, kalebas, meloen, squash: omzetten naar vruchtgroenten van met cucurbitaceae niet-eetbare schil 3. aubergine, tomaat, paprika en Spaanse peper: omzetten naar vruchtgroenten van Solanaceae 4. Er kan niet naar de hele groep vruchtgroenten geëxtrapoleerd worden; Dan zit okra er ook bij. Okra heeft een eigen MRL. Indoxacarb heeft geen MRL voor okra, dus in dit geval kan niet naar de groep vruchtgroenten gegaan worden. 5. rode kool, savooie kool, spitskool, witte kool: omzetten naar sluitkool. 6. spruitkool: omzetten naar spruitkool; rode kool, savooie kool, spitskool, witte kool en spruitkool worden in dit geval niet omgezet naar sluitkoolachtigen omdat spruitkool een andere veiligheidstermijn heeft. 7. bloemkool, broccoli: omzetten naar bloemkoolachtigen (dit kan altijd als zowel bloemkool en broccoli op het WGGA staan).
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
77
4.9
Bijlage 9. Huidige WGGA Betanal Quattro, toelatingnummer 12697 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel in de teelt van suikerbieten en voederbieten. Het is verboden dit middel toe te passen met behulp van een luchtvaartuig. Het middel is uitsluitend bestemd voor beroepsmatig gebruik. B. GEBRUIKSAANWIJZING Algemeen Betanal Quattro is een breedwerkend herbicide. Het middel moet tijdens en na opkomst van de bieten worden toegepast op kleine onkruiden. Betanal Quattro geeft een goede bestrijding van de meeste eenjarige eenzaadlobbige en tweezaadlobbige onkruiden, mits deze in het kiemplantstadium zijn op het moment van de eerste behandeling. Betanal Quattro bevat een plantaardige olie, voeg daarom geen olie toe. Toepassingen Suiker en voederbieten Doordat alle onkruiden nooit gelijktijdig kiemen, zijn volgbehandelingen noodzakelijk Dosering: o Eerste behandeling: 1,5 liter Betanal Quattro per hectare, op onkruiden in het kiemplantstadium, nog voor er echte blaadjes aanwezig zijn. Vaak valt de behandeling samen met de opkomst van de bieten. o Tweede en volgende behandelingen: De behandeling moet worden herhaald op nieuwe kiemende onkruiden. Afhankelijk van de omstandigheden zal dit ongeveer 7 tot 10 dagen na de voorgaande behandeling zijn. Als de onkruidontwikkeling daartoe aanleiding geeft, zal de dosering moeten worden verhoogd naar 2,25 – 3 liter Betanal Quattro per hectare. Dit is het geval wanneer de onkruiden al echte blaadjes hebben ontwikkeld of wanneer men te maken heeft met moeilijk te bestrijden onkruiden zoals kleefkruid en/of veelknopigen. Opmerkingen: • Spuit op een gezond en droog bietengewas, niet verzwakt door insecten, nachtvorst of voorafgaande behandelingen met onkruidbestrijdingsmiddelen of insecticiden. • Spuit bij voorkeur niet bij scherp zonnig weer. • Als wintergraan als volggewas wordt geteeld, dient voor het zaaien eerst geploegd te worden om schade ten gevolge van eventuele residuen in de grond te voorkomen. • Het middel dient vorstvrij te worden bewaard.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
78
4.10 Bijlage 10: Concept WG Betanal Quattro, toelatingnummer 12697 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel door middel van een na opkomst toepassing in de volgende toepassingsgebieden ( volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Bieten
1,5 - 3 l/ha
4
eenjarige onkruiden
Minimum interval tussen toepassingen in dagen 7
Toepassingsvoorwaarden Als wintergraan als volggewas wordt geteeld, dient voor het zaaien eerst geploegd te worden om schade ten gevolge van eventuele residuen in de grond te voorkomen. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------Opmerkingen bij omzetting van Betanal Quattro Op WGGA staat suiker en voederbieten. In WG komt bieten te staan (zo hoog mogelijk in DTG-lijst).
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
79
4.11 Bijlage 11: Huidige WGGA Dual Gold, toelatingnummer 12096 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegestaan is uitsluitend het gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel: a. in de teelt van suikerbieten en voederbieten b. in de teelt van snijmaïs en korrelmaïs c. in de teelt van cichorei en pennenteelt van witlof d. in de onbedekte teelt van aardbeien, zowel op wachtbedden als in productievelden e. in de teelt van stamslabonen en stamsnijbonen f. in de teelt van zaaiuien, 1e jaarsplantuien, 2e jaarsplantuien, zilveruien, picklers, zaaisjalotten en plantsjalotten g. in de teelt van tulpen h. in de teelt van lelies Om in het water levende organismen te beschermen is toepassing op perceelsranden die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend toegestaan indien gebruikt wordt gemaakt van minimaal 90% driftreducerende spuitdoppen. Om niet tot de doelsoorten behorende planten te beschermen is toepassing op perceelsranden die niet grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van minimaal 50% driftreducerende spuitdoppen. Toepassing door middel van een luchtvaartuig is niet toegestaan. Veiligheidstermijn De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan: - 28 dagen voor aardbeien. Het middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
B. GEBRUIKSAANWIJZING Algemeen Dual Gold 960 EC werkt systemisch via ondergrondse delen van de onkruiden. Het middel bestrijdt hanepoot en andere éénjarige grassen in maïs (voor opkomst) en heeft als mengpartner (na opkomst) een versterkende werking op enkele tweezaadlobbige onkruiden zoals zwarte nachtschade, paarse dovenetel, melganzevoet en kamille. Als mengpartner in het lage doseringensysteem in bieten, cichorei, de pennenteelt van witlof en uien heeft het een versterkende werking op bovengenoemde éénjarige tweezaadlobbige onkruiden. Voor een goed resultaat wordt het gebruik van minimaal 400 liter spuitvloeistof per hectare aanbevolen. De toelating in de teelt van aardbei is tot stand gekomen op basis van een derdenuitbreiding via de Stichting Trustee Bijzondere Toelatingen. Hiervoor worden geen gegevens over werkzaamheid en fytotoxiciteit beoordeeld. Het gebruik van dit middel in deze teelt geschiedt daarom voor eigen risico van de teler. Toepassingen Suiker- en voederbieten, ter bestrijding van éénjarige tweezaadlobbige onkruiden. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
80
Toepassing na opkomst in een laag doseringensysteem (LDS). Het middel dient hiertoe gemengd gespoten te worden. De bespuitingen met Dual Gold 960 EC na opkomst van de bieten uitvoeren, vanaf het 2 bladstadium van de bieten, als de onkruiden zich in het kiemplantstadium bevinden (T2 in LDS). Bij kieming van nieuwe onkruiden de bespuiting herhalen (T3 in LDS). Toepassing van Dual Gold 960 EC in een tankmenging met: Tankmenging met Dosering a. 0,5 l fenmedifam (157 g/l) + 0,5 l ethofumesaat T2: 0,5 l Dual Gold 960 EC per ha (200 g/l) + 0,5 l olie T3: 1,0 l Dual Gold 960 EC per ha Of b. 0,75 l ethofumesaat/fenmedifam/desmedifam T2: 0,5 l Dual Gold 960 EC per ha (151,4/75,7/25,2 g/l) T3: 1,0 l Dual Gold 960 EC per ha Een tankmenging met Dual Gold 960 EC dient in geen geval rond opkomst van de bieten (T1 in LDS) toegepast te worden in verband met risico’s voor het gewas. Voor optimaal en veilig gebruik van de tankmengingen dient tevens rekening gehouden te worden met aanbevelingen in de gebruiksaanwijzingen van de mengpartners. De spuitvloeistof dient voortdurend te worden geroerd en op de dag van de aanmaak volledig te worden opgebruikt. Snijmaïs en korrelmaïs Toepassing vóór zaai, ter bestrijding van éénjarige grassen. De toepassing vóór het zaaien wordt aanbevolen wanneer aanhoudend droge omstandigheden worden verwacht; hierbij wordt Dual Gold 960 EC ondiep (5-8 cm) ingewerkt. Na opkomst van de maïs kan een behandeling worden uitgevoerd tegen tweezaadlobbige onkruiden en eventueel ontsnapte hanepootplantjes met een daartoe geschikt en toegelaten middel. Dosering: 1,6 liter Dual Gold 960 EC per ha Toepassing na zaai, maar vóór opkomst, ter bestrijding van éénjarige grassen. De bespuiting vanaf direct na het zaaien tot voor opkomst van de maïs uitvoeren op bij voorkeur vochtige grond, of in een periode dat regen wordt verwacht. De hanepootplantjes mogen niet groter zijn dan het 1-2 bladstadium. Niet spuiten tijdens opkomst van maïs. Na opkomst van de maïs kan een behandeling worden uitgevoerd tegen tweezaadlobbige onkruiden en eventueel ontsnapte hanepootplantjes met een daartoe geschikt en toegelaten middel. Dosering: 1,6 liter Dual Gold 960 EC per ha Toepassing na opkomst, ter bestrijding van éénjarige grassen en éénjarige tweezaadlobbige onkruiden. Dual Gold 960 EC in combinatie met een daartoe toegelaten middel ter bestrijding van tweezaadlobbige onkruid toepassen na opkomst van het gewas in het 2 tot 6 bladstadium. Dosering: 0,9 liter Dual Gold 960 EC per ha (in combinatie met toegelaten middel) Cichorei en de pennenteelt van witlof, ter bestrijding van éénjarige onkruiden. Ter bestrijding van éénjarige grassen en enkele breedbladige onkruiden (o.a. zwarte nachtschade, kamille). Dual Gold 960 EC 3 tot 6 keer na opkomst toepassen in een laag doseringssysteem. Het middel dient hiertoe gemengd gespoten te worden met 10 g van een toegelaten middel op basis van trisulfuron-methyl en 0,5 l van een toegelaten middel op basis van carbeetamide. Dosering: Bij de tweede na opkomst toepassing 0,1 liter Dual Gold 960 EC per ha, bij de volgende bespuitingen 0.2 l/ha en bij de laatste behandeling zonodig 0,3 l/ha. Maximaal 1,3 liter Dual Gold 960 EC per ha per jaar gebruiken. Aardbeien, zowel wachtbedden als productievelden ter bestrijding van éénjarige onkruiden Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
81
Ter bestrijding van éénjarige grassen en enkele breedbladige onkruiden (o.a. zwarte nachtschade, kamille). Dual Gold 960 EC 7 tot 14 dagen na het uitplanten toepassen. De bespuiting zonodig na 7 tot 14 dagen herhalen. Dosering: 0,7 liter Dual Gold 960 EC per ha Stamslabonen en stamsnijbonen, ter bestrijding van éénjarige onkruiden Ter bestrijding van éénjarige grassen en enkele breedbladige onkruiden (o.a. zwarte nachtschade, kamille). Dual Gold 960 EC toepassen uiterlijk binnen twee dagen na de zaai van de bonen. Dosering: 1 liter Dual Gold 960 EC per ha Opmerking: De ervaringen met Dual Gold 960 EC in bonen zijn beperkt. Het valt niet uit te sluiten dat er enige groeivertraging en/of fytotoxiciteit optreedt. Dit kan met name optreden bij koude weersomstandigheden rond het zaaien, onvoldoende kwaliteit van het zaaizaad, veel neerslag direct na de toepassing en ongunstige weersomstandigheden tijdens de ontwikkeling van het gewas. Zaaiuien, 1e jaarsplantuien, 2e jaarsplantuien, zilveruien, picklers, zaaisjalotten en plantsjalotten, ter bestrijding van éénjarige onkruiden. Ter bestrijding van éénjarige grassen en enkele breedbladige onkruiden (o.a. zwarte nachtschade, kamille) kan Dual Gold 960 EC vlak vóór opkomst en/of ná opkomst van de uien worden toegepast. Vóór opkomst het middel toepassen vlak na het zaaien/planten en na opkomst vanaf het kramstadium van het gewas. Maximaal 1,5 liter Dual Gold 960 EC per ha per teelt toepassen. Dosering: Het middel kan daartoe als volgt worden toegepast: - voor en/of na opkomst 0,75 liter middel per ha of - uitsluitend na opkomst in een laag doseringensysteem (LDS) van 3 x 0,5 liter middel per ha Opmerking: Het valt niet uit te sluiten dat er enige groeivertraging en/of fytotoxiciteit optreedt. Dit kan met name optreden bij onregelmatige ontwikkeling van het gewas en ongunstige weersomstandigheden. Tulpen, ter bestrijding van éénjarige onkruiden Ter bestrijding van éénjarige grassen en enkele breedbladige onkruiden (o.a. zwarte nachtschade, kamille). Dual Gold 960 EC toepassen rond de opkomst van de tulpen. Dosering: 1,5 liter Dual Gold 960 EC per ha Lelie, ter bestrijding van éénjarige onkruiden Ter bestrijding van éénjarige grassen en enkele breedbladige onkruiden (o.a. zwarte nachtschade, kamille). Dual Gold 960 EC toepassen rond de opkomst van de lelies. Dosering: 1,5 liter Dual Gold 960 EC per ha
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
82
4.12 Bijlage 12. Concept WG Dual Gold, toelatingnummer 12096 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Maximaal aantal liter middel per ha per teeltcyclus
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Veiligheidstermijn in dagen
Bieten
na opkomst
0,5 – 1 l/ha*
2
1,5 l/ha
7
-
Maïs
voor opkomst na opkomst
1,6 l/ha
1
1,6 l/ha
-
-
0,9 l/ha**
1
0,1 – 0,3 l/ha*
6
1,3 l/ha
5
-
0,1 – 0,3 l/ha*
6
1,3 l/ha
5
-
voor opkomst
eenjarige breedbladige onkruiden eenjarige grasachtige eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden
1 l/ha
1
1 l/ha
-
-
voor opkomst
eenjarige onkruiden
1 l/ha
1
1 l/ha
-
-
voor en na opkomst na opkomst
eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden
0,75 l/ha
2
1,5 l/ha
7
-
0,5 l/ha*
3
0,75 l/ha
2
Witlof (pennenteelt) Cichorei Stamslaboon (onbedekte teelt) Stamsnijboon (onbedekte teelt) Uien
Sjalotten
na opkomst na opkomst
voor en na opkomst
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
5 1,5 l/ha
7
-
83
na opkomst
eenjarige 0,5 l/ha* onkruiden Tulp en lelie rond eenjarige 1,5 l/ha opkomst onkruiden * in LDS-systeem in combinatie met toegelaten middelen ** in combinatie met toegelaten middel
3
5
1
1,5 l/ha
-
-
Het gebruik in de onbedekte teelt van aardbei is op basis van een “derdenuitbreiding”. Deze “derdenuitbreiding” is aangevraagd door de Stichting Trustee Bijzondere Toelatingen. Er is voor deze uitbreiding geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Gebruik van dit middel in deze toepassingsgebieden, komt voor risico en verantwoordelijkheid van de gebruiker. Toepassingsgebied
Type toepassing
Aardbei na uitplanten (onbedekte teelt wachtbedden en productievelden)
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
eenjarige onkruiden
0,7 l/ha
2
Maximaal aantal liter middel per ha per teeltcyclus 1,4 l/ha
Minimum interval tussen toepassingen in dagen 7
Veiligheidstermijn in dagen
28
Toepassingsvoorwaarden Om in het water levende organismen te beschermen is toepassing op perceelsranden die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend toegestaan indien gebruikt wordt gemaakt van minimaal 90% driftreducerende spuitdoppen. Om niet tot de doelsoorten behorende planten te beschermen is toepassing op perceelsranden die niet grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van minimaal 50% driftreducerende spuitdoppen. In de teelt van stamslabonen, stamsnijbonen, uien en sjalotten valt niet uit sluiten dat er enige groeivertraging en/of fytotoxiciteit optreedt.
Aanbevelingen
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
84
Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij de omzetting van Dual Gold • Bij onkruidbestrijdingsmiddelen de term: vooropkomt, na opkomst, tijdens opkomst , voor uitplanten, na uitplanten en tijdens uitplanten gebruiken • Bieten: de formele omzetting via de was-wordt lijst levert weer suiker- en voederbieten op; streven is naar een zo hoog mogelijk plaats in de hiërarchie zeker als dit kan gebeuren als geen verdere beoordeling mogelijk. Daarom nu bieten in WG. • Mais: een verhaal analoog aan bieten. • Het is niet mogelijk om tulp en lelie om te zetten naar bloembollen en bloemknollen op; dit betekent dat de termen tulp en lelie blijven staan • Te bestrijden organisme: zo hoog mogelijk in de hiërarchie; dus waar mogelijk is er gecombineerd (b.v. maïs) • Maximaal aantal liter middel per ha per teeltcyclus: Deze kolom is toegevoegd omdat anders informatie uit de beoordeling niet duidelijk vermeld kon worden. • LSD: Bij Dual Gold stonden drie verschillende varianten van LDS op het WGGA: - bij biet werd op het WGGA precies genoemd met welk middel gemengd moest worden - bij cichorei en witlof pennenteelt werd alleen de werkzame stof van het middel genoemd waarmee gemengd moet worden - bij zaaiuien, 1e jaarsplantuien, 2e jaarsplantuien, zilveruien, picklers, zaaisjalotten en plantsjalotten stond uitsluitend na opkomst in een laag doseringensysteem (LDS) en werd er geen middel of werkzame stof genoemd. Deze zinnen zijn op het WG vervangen door “in LDS-systeem in combinatie met toegelaten middelen”. • Voor de derdenuitbreiding is een aparte tabel aangemaakt.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
85
4.13 Bijlage 13. Huidige WGGA Certis Chloor IPC 40%, toelatingnummer 3992 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegestaan is uitsluitend het gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel • in de teelt van cichorei, witlof (pennenteelt), graszaad, karwij en luzerne; • in de teelt van sla (met uitzondering van veldsla), andijvie, Radicchio rosso, pootkrootjes, schorseneren, zaaiuien, zilveruien, zaaisjalotten, plantsjalotten, eerste en tweedejaars plantuien en prei; • in de teelt van bloembollen, bloemen, bloemenzaad en vaste planten; • in de teelt van boomkwekerijgewassen, alsmede in plantsoenbeplantingen. Om niet tot de doelsoorten behorende planten te beschermen is de toepassing uitsluitend toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van één van de volgende driftreducerende maatregelen: - Driftarme spuitdop - Luchtondersteuning Veiligheidstermijn In zaaiuien en zaaisjalotten is het gebruik slechts toegestaan tot 30 juni, in zilveruien en picklers tot 31 mei en in plantsjalotten en tweedejaars plantuien tot 15 mei. Het middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik. B. GEBRUIKSAANWIJZING Algemeen Dit middel is een herbicide dat voornamelijk systemisch werkt na opname door de ondergrondse delen van de onkruiden. Het is derhalve van belang het middel toe te passen op onkruidvrije grond. Net doorbrekende onkruiden worden echter als regel ook nog gedood, althans voor zover deze tot de gevoelige soorten behoren. Het middel is werkzaam tegen een aantal eenjarige onkruiden zoals duist, straatgras, muur, hennepnetel, veelknopigen, spurrie, witte krodde en paarse dovenetel. Composieten (klein kruiskruid, gewone melkdistel, kamille en andere) en kleefkruid zijn ongevoelig; ook overblijvende onkruiden worden niet bestreden. Bij voorkeur toepassen op vochtige grond en niet te hoge temperatuur, dus bij voorkeur in het najaar of voorjaar. In zaaiuien, tweedejaars plantuien, zilveruien, picklers en sjalotten moet rekening worden gehouden met de veiligheidstermijn waardoor najaarstoepassing niet mogelijk is. Als bij toepassing voor het planten of enkele dagen voor opkomst van het gewas toch al jong onkruid aanwezig is kan een voor dat doel in die teelt toegelaten bladherbicide aan de spuitoplossing worden toegevoegd. Niet gecombineerd spuiten met insecten- of schimmelbestrijdingsmiddelen. Dosering: 2 liter per ha (20 ml per are), tenzij anders is vermeld. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. Op lichte humusarme zandgrond in het totaal maximaal 4 liter per ha, op zware grond in het totaal maximaal 5 à 6 liter per ha gebruiken. De maximale hoeveelheden die toegepast mogen worden gelden per jaar. Toepassen in tenminste 500 liter spuitvloeistof.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
86
Waarschuwing: Niet spuiten in de omgeving van direct oogstbare gewassen. Voorkom drift, vooral naar zeer gevoelige gewassen zoals vlas, blauwmaanzaad, granen en graszaad (in of tegen de bloei), komkommer, tomaten, meloen en augurk. Teneinde schade aan deze gewassen zoveel mogelijk te vermijden, in geen geval bespuitingen uitvoeren op percelen, die minder dan 200 meter van deze gewassen zijn verwijderd. Toepassingen Akkerbouwgewassen Dosering: 2 liter per ha (20 ml per are), tenzij anders is vermeld. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. Op lichte humusarme zandgrond in het totaal maximaal 4 liter per ha, op zware grond in het totaal maximaal 5 à 6 liter per ha gebruiken. Graszaadteelt Bestrijding van duist. Alleen toepassen in veldbeemd, beemdlangbloem en kropaar, die in het voorjaar onder dekvrucht zijn gezaaid of in de tweedejaars gewassen van deze grassoorten en in de tweedejaars moerasbeemd en timothee. Dosering: 2 liter per ha in tenminste 600 liter water. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 3-4 liter per ha gebruiken. Toepassen tijdens zacht en droog weer in de tweede helft van november. Niet toepassen tijdens vorst. Alleen toepassen op goed ontwikkelde en bewortelde gewassen. Advies: alleen spuiten na overleg met de contracterende handelaar. Karwij Ter bestrijding van onder andere muur en straatgras. Toepassen in de winter, doch voor het uitlopen van het gewas ca. midden februari tot begin maart. Dosering: 2 liter per ha. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 4-5 liter per ha gebruiken. Luzerne Toepassen als het gewas volledig in winterrust is. Dosering: 2 liter per ha. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. Op een eerstejaars gewas in het totaal maximaal 4 liter per ha en op een overjarig gewas in het totaal maximaal 6 liter per ha toepassen. Witlof en cichorei (pennenteelt) Alleen toepassen voor opkomst of tijdens het kiemplantstadium van het gewas; bij uitgeplante witlof vlak voor of kort na het uitplanten. Groentegewassen Dosering: 2 liter per ha (20 ml per are), tenzij anders is vermeld. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. Op lichte humusarme zandgrond in het totaal maximaal 4 liter per ha, op zware grond in het totaal maximaal 5 à 6 liter per ha gebruiken. Sla (met uitzondering van veldsla) en andijvie Voor opkomst: van ter plaatse gezaaide sla (met uitzondering van veldsla) en andijvie: 20 ml per are. Voor het uitplanten: Onder glas: 10-20 ml per are. Volle grond: 20 ml per are. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
87
op humusarme zandgronden in het totaal maximaal 20-30 ml per are. op andere grondsoorten in het totaal maximaal 40 ml per are. Radicchio rosso Voor opkomst van ter plaatse gezaaide Radicchio rosso: 20 ml per are Voor het uitplanten, in de vollegrond: 20 ml per are. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen op humusarme zandgronden in het totaal maximaal 20-30 ml per are. op andere grondsoorten in het totaal maximaal 40 ml per are. Pootkrootjes (uitsluitend in perspotten) Voor het uitplanten; 20 ml per are. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 40 ml per are toepassen. Schorseneren Voor of tot ca. een maand na opkomst van het gewas (op lichte zandgrond niet voor opkomst). Zaaiuien en zaaisjalotten In een LDS 0,5-1 liter per ha. Toepassen vanaf opkomst. Om de 5-10 dagen herhalen doch in totaal niet meer dan 4 liter op lichte zandgrond en 6 liter op zware grond per ha maximaal toepassen. Teneinde te voorkomen, dat de onkruiden in dit stadium reeds te ver zijn ontwikkeld, dient voor opkomst van het gewas met een ander daartoe geschikt middel te worden bespoten. Bij herbehandeling niet later spuiten dan eind juni. Zilveruien, plantuien (eerste teeltjaar) en picklers In een LDS 0,5-1 liter per ha. Toepassen vanaf opkomst. Om de 5-10 dagen herhalen doch in totaal niet meer dan 4 liter op lichte zandgrond en 6 liter op zware grond per ha maximaal toepassen. Bij herbehandeling niet later spuiten dan eind mei. Plantuien (tweede teeltjaar) en plantsjalotten In een LDS 0,5-1 liter per ha. Toepassen direct na planten en later, doch uiterlijk tot half mei. Om de 5-10 dagen herhalen doch in totaal niet meer dan 4 liter op lichte zandgrond en 6 liter op zware grond per ha maximaal toepassen. Prei Op zaaibedden voor opkomst of over zeer jong gewas (4-8 cm lengte). Voorts kan op productievelden kort na uitplanten worden gespoten. Overige toepassingen Dosering: 2 liter per ha (20 ml per are), tenzij anders is vermeld. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. Op lichte humusarme zandgrond in het totaal maximaal 4 liter per ha, op zware grond in het totaal maximaal 5 à 6 liter per ha gebruiken.. Bloembollen Gladiool Behandelen voor of na opkomst. Gladiolenkralen Alleen voor opkomst toepassen. Dosering: 20 ml per are.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
88
Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 50 ml per are toepassen. Hyacint, narcis, tulp, iris, crocus Toepassen voor en/of na opkomst. Na opkomst moet het gewas droog en goed afgehard zijn. Eventueel reeds voor het afdekken in de herfst spuiten en zonodig in het voorjaar herhalen. Freesia Spuiten na opkomst: onder glas nabroezen. Acidanthera, Eremurus, Galtonia (bollen), Lilium, Montbretia, Ornithogalum, Sauromatum en Tigridia Spuiten voor opkomst. Dosering: 20 ml per are. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 40 ml per are toepassen Fritillaria imperialis Laat in het najaar spuiten. Dosering: 20 ml per are. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 40 ml per are toepassen Allium, Brodiaea, Camassia (bollen), Chionodoxa, Colchicum, Endymion, Erythronium, Frittillaria meleagris (bollen), Ixia, Ixiolirion (bollen, Muscari, Oxalis (niet in O. deppei), Puschkinia (bollen), Scilla en Sparaxis (bollen) Voor opkomst of na opkomst: vroeg in het voorjaar, het gewas moet dan goed afgehard zijn. Dosering: 20 ml per are. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 40 ml per are toepassen Toepassing op anemonen en ranonkels wordt ontraden. Bloemen en bloemenzaadteelt Kort na zaai in Acrolinium, Calendula, Calliopsis, Campanula, Carthamus, Centaurea, Chrysanthemum segetum, Chrysanthemum leucanthemum, Dahlia, Helichrysum, Helipterum, Liatris spicata Lonas, Pyrethrum, Tropaeolum peregrinum, Rhodanthe, Tagetes en Xeranthemum. Dosering: 1,5 liter per ha in combinatie met carbeetamide. Kort na de zaai in Acrolinium. Dosering: 2 liter per ha. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 4-6 liter per ha toepassen. In het vroege voorjaar (februari/maart) in Astilbe hybride cv. Brautschleier, Delphinium belladonna cv. Volkenfrieden en Solidago hybride cv. Le Raft en Praecox. Dosering : 2 liter per ha. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 4 liter per ha toepassen. In het vroege voorjaar in Anaphalis sp. Gedurende de winterrust, zonder groene delen in Achillea millefolium cv. Lilac Beauty. Dosering: 1,5 liter per ha in combinatie met carbeetamide
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
89
In het vroege voorjaar en/of in het najaar in Achillea filipendulina cv. Parker. Dosering: 2 liter per ha. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 4 liter per ha toepassen. Vaste planten Convallaria Na het afsterven tot voor de opkomst of na de opkomst. Paeonia Kort na het planten spuiten met 20 ml per are. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 40 ml in 10 liter water per are. Helleborus Voor opkomst en/of na afsterven. Liatris spicata Tussen planten en opkomst. Dosering: 20 ml per are. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 50 ml per are in combinatie met propachloor. Boomkwekerijgewassen en plantsoenbeplantingen Zaaibedden Voor de opkomst van Aesculus, Castanea, Corylus, Fagus en Quercus. Dosering: 20 ml per are. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 40 ml in 10 liter water per are toepassen. Zaaibedden (eenjarig vaststaand), bijv. Abies, Picea. Pinus mugo, Thuja en Tsuga in november (december) over het gewas spuiten met 20 ml per are. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 40 ml in 10 liter water per are. Winterstek Direct na stekken doch beslist voor uitlopen (ca. half maart). Dosering: 20 ml per are. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 40 ml in 10 liter water per are toepassen. Diverse een- een meerjarige boomkwekerijgewassen In november-december kan het middel worden toegepast tussen alle bladverliezende- en bladhoudende gewassen met 20 ml per are. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 40 ml in 10-15 liter water per are. Afschermkap gebruiken! Bij jong en nauw geplant materiaal kan men eventueel over het gewas spuiten. Voor genoemde toepassingen moet het gewas minstens tot het voorjaar vast blijven staan. In februari-maart kan men het middel toepassen tussen vaststaande gewassen. Men mag het gewas echter niet raken! Gebruik van een afschermkap verdient derhalve aanbeveling. Geoculeerde rozen In november-december op grond vrij van onkruidplanten spuiten met 20 ml per are. Indien nodig de toepassing na 5-10 dagen herhalen. In het totaal maximaal 40 ml in 10-15 liter water per are.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
90
4.14 Bijlage 14. Concept WG Certis Chloor IPC 40%, toelatingnummer 3992 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Maximaal aantal liter middel per ha per teeltcyclus
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Graszaadteelt
Over het gewas
2 l/ha
2
4 l/ha
5
Witlof (pennenteelt)
Voor opkomst, na opkomst, voor of na uitplanten
eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden
2 l/ha
3
5
Cichorei
Voor opkomst of na opkomst bij kiemplantstadium
eenjarige onkruiden
2 l/ha
3
Karwij
Na opkomst
2 l/ha
2
Luzerne
Na opkomst
eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden
4 l/ha lichte grond 6 l/ha zware grond 4 l/ha lichte grond 6 l/ha zware grond 4 l/ha
2 l/ha
3
5
eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden
2 l/ha
1
4 l/ha op eerste jaarsgewas en 6 l/ha op overjarig gewas 2 l/ha
2 l/ha
2
4l/ha
5
Sla (Lactuca spp.) ter plaatse Voor opkomst gezaaid, (onbedekte teelt) Sla (Lactuca spp.) (onbedekte Voor uitplanten teelt) Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
5
5
5
91
Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Maximaal aantal liter middel per ha per teeltcyclus
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Sla (Lactuca spp.) (bedekte teelt) Andijvie ter plaatse gezaaid (onbedekte teelt) Andijvie (onbedekte teelt)
voor uitplanten
1-2 l/ha
1
2 l/ha
5
2 l/ha
1
2 l/ha
5
2 l/ha
2
4 l/ha
5
Andijvie (bedekte teelt)
voor uitplanten
1-2 l/ha
1
2 l/ha
5
Rode biet (uitsluitend uit perspotten) Schorseneer
voor uitplanten
eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden
2 l/ha
2
4l/ha
5
2 l/ha
3
5
Uien
na opkomst
eenjarige onkruiden
0,5-1,0 l/ha *
12
Sjalotten
na opkomst
eenjarige onkruiden
0,5-1,0 l/ha *
12
Prei (onbedekte teelt)
voor opkomst, na opkomst, na uitplanten
eenjarige onkruiden
2 l/ha
3
Bloembollen en bolbloementeelt Bloemisterijgewassen
voor opkomst of na opkomst voor opkomst of na
eenjarige onkruiden eenjarige
2 l/ha
2
4 l/ha lichte grond 6 l/ha zware grond 4 l/ha lichte grond 6 l/ha zware grond 4 l/ha lichte grond 6 l/ha zware grond 4 l/ha lichte grond 6 l/ha zware grond 4 l/ha
2 l/ha
3
6 l/ha
5
voor opkomst voor uitplanten
voor opkomst en na opkomst
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
5
5
5
5
92
Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Bloemenzaadteelt
opkomst voor opkomst
onkruiden eenjarige onkruiden
Tussen of over het gewas Voor opkomst of na opkomst Tussen of over het gewas
eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden
Boomkwekerijgewassen Vaste plantenteelt Houtige beplanting
Dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Maximaal aantal liter middel per ha per teeltcyclus
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
1,5 l/ha**
1
1,5 l/ha
-
2 l/ha
2
4 l/ha
5
2 l/ha
2
4 l/ha
5
2 l/ha
2
4 l/ha
5
*in LDS-systeem in combinatie met toegelaten middelen ** in combinatie met carbeetamide In de graszaadteelt Certis Chloor IPC toepassen met tenminste 600 liter water per ha; Voor de overige toepassingen geldt dat het middel toegepast moet worden met minimaal 500 liter water per ha.
Toepassingsvoorwaarden Om niet tot de doelsoorten behorende planten te beschermen is de toepassing uitsluitend toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van één van de volgende driftreducerende maatregelen: - Driftarme spuitdop - Luchtondersteuning In zaaiuien en zaaisjalotten is het gebruik slechts toegestaan tot 30 juni, in zilveruien en picklers tot 31 mei en in plantsjalotten en tweedejaars plantuien tot 15 mei. Graszaadteelt: Certis chloor IPC alleen toepassen in veldbeemd, beemdlangbloem en kropaar, die in het voorjaar onder dekvrucht zijn gezaaid of in de tweedejaars gewassen van deze grassoorten en in de tweedejaars moerasbeemd en timothee. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
93
Let op dat bij toepassing in boomkwekerijgewassen, vaste planten en houtige planting het gewas niet geraakt wordt. Gebruik van een afscherrmkap verdient derhalve aanbeveling Voorkom drift, vooral naar zeer gevoelige gewassen, zoals vlas, blauwmaanzaad, granen en graszaad (in of tegen de bloei), komkommer, tomaten, meloen en augurk. Om schade aan deze gewassen zoveel mogelijk te vermijden, in geen geval bespuitingen uitvoeren op percelen, die minder dat 200 meter van deze gewassen zijn verwijderd. Toepassing op anemonen en ranonkels wordt ontraden. Niet spuiten in de omgeving van direct oogstbare gewassen.
Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij de omzetting van Certis chloor IPC 1) Racicchio rosso staat op het huidige WGGA, maar hoort bij de DTG-lijst onder andijvie. Deze term komt dus niet meer terug op WG. 2) Term pootkrootjes is in de DTG-lijst rode biet. 3) In WGGA staat in Zaaiuien, zilveruien, zaaisjalotten, plantsjalotten, eerste en tweede jaars plantuien: Verderop staan bij de veiligheidstermijn ook picklers erbij. Deze termen omgezet naar DTGlijst termen: uien en sjalotten. 4) Bloembollen wordt omgezet naar DTG-lijst term bloembollen en bloemknollen 5) Plantsoenbeplantingen wordt omgezet naar DTG-lijst term houtige beplanting. 6) In het WG is onderscheid gemaakt tussen lichte en zware grond. In WGGA staat dit onderscheid ook. 7) In huidige WGGA is niet helemaal duidelijk wat er bij andijvie moet staan. Aangenomen dat dit hetzelfde is als voor sla. 8) Alle losse gewassen die beschreven staan en vallen onder boomkwekerij gewassen, bloembollen, bloemknollen, vaste planten, niet meer apart omschreven maar alleen de hoofdgroepen; de rest is voor de aanbevelingen. 9) In het WGGA staat bij karwij 2 liter per ha toepassen en maximaal 5 liter. … Er zou 3 x toegepast mogen worden meer 3x2 is 6 liter. Maar dit is blijkbaar niet beoordeeld. Daarom 2x toepassen en maximaal 4 liter per ha.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
94
4.15 Bijlage 15: Huidige WGGA Agrichem fenmedifam, toelatingnummer 9390 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegestaan is uitsluitend het gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel in: • de teelt van suikerbieten, voederbieten en kroten, mits toegepast vóór het sluiten van het gewas; • de teelt van aardbeien in de volle grond, mits toegepast vóór de bloei of na de oogst, dan wel na het uitplanten; • de teelt van spinazie; • de teelt van gezaaide boomkwekerijgewassen; • de bloemenzaadteelt; • de teelt van irissen. Veiligheidstermijn De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan: 28 dagen voor spinazie. B. GEBRUIKSAANWIJZING Algemeen Agrichem Fenmedifam is een systemisch bladherbicide zonder bodemwerking. Het middel bestrijdt eenjarige tweezaadlobbige onkruiden. Toepassen op onkruiden met niet meer dan 2 echte blaadjes. De onkruiddoding wordt na 4-10 dagen zichtbaar. Bij aanwezigheid van minder gevoelige onkruiden zoals kamille, kleefkruid, varkensgras, perzikkruid, waterpeper en opslagplanten van koolzaad spuiten in het kiemlobbenstadium van de onkruiden. Grassen en wortelonkruiden worden niet bestreden. Spuiten tijdens groeizaam weer en bij voorkeur bij bedekte lucht op een droog, gezond en afgehard gewas. Het dient na de bespuiting tenminste 6 uren droog te blijven. Niet spuiten bij een temperatuur boven de 20 ºC. In dat geval de bespuiting ’s avonds uitvoeren. Indien nachtvorst wordt verwacht de bespuiting uitstellen. Hoeveelheid spuitvloeistof: in het algemeen 250-300 liter water per ha; dit geldt eveneens voor de tankmengingen. Indien andere hoeveelheden toegepast dienen te worden dan staat dit bij het betreffende gewas vermeld. Toepassingen Suiker- en voederbieten De toepassing dient na opkomst van de bieten plaats te vinden, maar voor het sluiten van het gewas. Lage Doserings Systeem Bij gebruik van het Lage Doserings Systeem toepassen kort na opkomst van de bieten op zeer jonge onkruiden in kiembladstadium. Dosering: 0,5-0,75 liter middel per ha + de daartoe toegelaten mengpartner(s) Overige toepassingen in biet Gestrekte kiemblaadjes van de biet: Dosering: 6-7,5 liter per ha De hoogste dosering bij aanwezigheid van veel kamille, veelknopigen of kleefkruid.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
95
Spuit bij onregelmatige opkomst of bij verzwakt gewas: 2 keer 4 liter in 200 liter water per ha. Eerste bespuiting als tenminste 40.000 planten gestrekte kiemblaadjes hebben, tweede bespuiting 4-6 dagen later. Tankmengingen Ter versterking van de contactwerking en ter verkrijging van werkingsduur. De aangegeven doseringen zijn per ha. Gestrekte kiemblaadjes van de biet: Dosering: 6 liter + 2 kg chloridazon (65%). Zodra de eerste twee echte blaadjes van de bieten ca 1 cm groot zijn: Dosering: 3 liter + 1,5 kg metamitron (70%). Zonodig herhalen zodra de bieten 4 blaadjes hebben gevormd. 2- echte blaadjes volledig ontwikkeld: Dosering: 3,5 liter + 1,5 liter ethofumesaat (200 g/l) of; Zonodig na 10-14 dagen in dezelfde dosering herhalen; voorwaarde hierbij is dat de bieten dan 4 echte blaadjes hebben gevormd. Vooral aanbevolen tegen veelknopigen en kleefkruid. 6 liter + 1-3 liter minerale olie of; 3-5 liter + 3 kg metamitron (70%) of; 3 liter + 1,5 liter tri-allaat (400 g/l) + 1 liter minerale olie. 4- echte blaadjes: Dosering: 5 liter + 2,5 liter ethofumesaat (200 g/l). De toepassing herhalen als opnieuw gekiemde onkruiden aanwezig zijn. Men dient de doseringen (ook van de mengpartner(s)) te verhogen als de onkruiden 1-2 echte blaadjes hebben of als minder gevoelige onkruiden voorkomen. Kroten (rode bieten) Toepassen na de opkomst zodra de kiemblaadjes van de krotenplanten volledig zijn gestrekt. Dosering: 4-6 liter per ha. Tankmenging: 3 liter + 3 kg per ha metamitron (70%) vanaf het moment dat de eerste 2 echte blaadjes van de kroten volledig zijn ontwikkeld. Aardbeien 1. Toepassen in het voorjaar vóór de bloei van de aardbeien 2. Toepassen na de oogst, of na het uitplanten in de zomer, zodra de planten goed zijn aangeslagen. Dosering: 6 liter middel per ha in 800-1000 liter water. Verspuiten met een grove druppel. Spinazie Toepassen na opkomst gewas. De toepassing kan enige gewasschade en opbrengstderving veroorzaken. Dosering: 2 liter middel per ha Gezaaide boomkwekerijgewassen Toepassen in een aantal gezaaide gewassen na opkomst vanaf het 2-bladstadium. Er moet rekening worden gehouden met tijdelijke groeiremming na een bespuiting. Een deel van het sortiment verdraagt het middel, een ander deel niet. Raadpleeg, voordat tot een bespuiting wordt overgegaan, de voorlichtingsboodschappen met betrekking tot de onkruidbestrijding in gezaaide boomkwekerijgewassen van de fabrikant of voorlichtingsdienst(en). Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
96
Dosering: 6 liter middel per ha (60 ml per are). Bloemenzaadteelt Amaranthus: Toepassen: - vanaf 2 kiemblaadjes van het gewas: 30 ml middel per are; - bij 2 à 3 echte blaadjes van het gewas: 60 ml middel per are; kans op enige groeiremming. Lavatera: Toepassen vanaf 2 blaadjes van het gewas: 60 ml middel per are. Mesembryanthemum: Toepassen vanaf 4-6 blaadjes van het gewas: 60 ml middel per are. Phlox drummondii: Toepassen vanaf 4 blaadjes van het gewas: 60 ml middel per are; tijdelijk kan groeiremming optreden. Waarschuwing: In de teelt van andere bloemenzaadteeltgewassen is gebruik van dit middel niet verantwoord. Irissen Toepassen na opkomst van de irissen in het 2-bladstadium van het gewas. Dosering: 6 liter middel per ha in 1000 liter water (60 ml per are in 10 liter water). Verspuiten met een grove druppel. Tijdelijk kan enige groeiremming optreden.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
97
4.16 Bijlage 16. Concept WG Agrichem fenmedifam, toelatingnummer 9390 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als onkruidbestrijdingsmiddeldoor middel van een na opkomst toepassing in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Bieten
eenjarige breedbladige onkruiden eenjarige breedbladige onkruiden eenjarige breedbladige onkruiden eenjarige t breedbladige onkruiden eenjarige breedbladige onkruiden eenjarige breedbladige onkruiden eenjarige breedbladige onkruiden eenjarige breedbladige onkruiden
0,5 – 0,75 l/ha1
4
6 – 7,5 l/ha
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
Maximaal aantal liter middel per ha per teeltcyclus ???
Minimum interval tussen toepassingen in dagen 7
Veiligheidstermijn in dagen
1
-
-
4 l/ha
2
4
-
6 l/ha2
1
-
-
3 l/ha3
2
10
-
3,5 l/ha4
2
?
-
6 l/ha5
1
-
-
3-5 l/ha6
1
-
-
-
98
Toepassingsgebied
Aardbei (onbedekte teelt)
Spinazie (onbedekte teelt)
Rode biet
Iris (onbedekte teelt)
Boomkwekerij-gewassen (gezaaid) (onbedekte teelt) Bloemenzaadteelt van Amaranthus, Lavatera, Mesembryanthum en Phlox drummondii (onbedekte teelt)
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
eenjarige breedbladige onkruiden eenjarige breedbladige onkruiden eenjarige breedbladige onkruiden eenjarige breedbladige onkruiden eenjarige breedbladige onkruiden eenjarige breedbladige onkruiden eenjarige breedbladige onkruiden eenjarige tweezaadlobbige breedbladige
3 l/ha7
Maximaal aantal liter middel per ha per teeltcyclus
Veiligheidstermijn in dagen
1
Minimum interval tussen toepassingen in dagen -
3 l/ha8
2
?
-
6 l/ha
2
12 l /ha
-
-
2 l/ha
2
4 l/ha
5
28 dagen
4–6 l/ha 3 l/ha9
1 1
6 l/ha
-
-
6 l/ha
1
6 l/ha
1
6 l/ha
-
-
3 – 6 l/ha
1
6 l/ha
-
1
in LDS-systeem in combinatie met toegelaten middelen in combinatie met 2 kg chloridazon (65%) 3 in combinatie met 1,5 kg metamitron (70%) 4 in combinatie met 1,5 liter ethofumesaat (200g/l) 5 in combinatie met 1-3 liter minerale olie 2
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
99
6
in combinatie met 3 kg metamitron (70%) in combinatie met 1,5 liter tri-allaat (400 g/l) + 1 liter minerale olie 8 in combinatie met 2,5 liter ethofumesaat (200 g/l) 9 in combinatie met 3 kg metamitron (70%) 7
In iris Agrichem fenmedifam toepassen in 1000 liter water per ha, in aardbei in 800-1000 liter water per ha. Voor de overige toepassingen geldt dat het middel toegepast moet worden in 250-300 liter water per ha. Toepassingsvoorwaarden In aardbeien dient Agrichem fenmedifam toegepast worden in het voorjaar voor de bloei van de aardbeien of na de oogst of na het uitplanten in de zomer, zodra de planten goed zijn aangeslagen. In spinazie kan de toepassing enige gewasschade en opbrengstderving veroorzaken. In boomkwekerijgewassen en in de bloemenzaadteelt van Amaranthus en Phlox drummondii kan de toepassing tijdelijke groeiremming veroorzaken.
Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij de omzetting van Agrichem fenmedifam - Bij bieten zijn alle tankmengingen aangegeven met een voetnoot. Alle middelen waarmee een tankmenging staat op het WGGA hebben nog een toelating en komen terug op het WG. - Het maximale aantal liter dat per hectare in een gewas toegepast mag worden is niet bekend. Hierdoor staat er ??. Deze waarden moeten ingevuld worden door de toelatinghouder
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
100
4.17 Bijlage 17: Huidige WGGA Goltix SC, toelatingnummer 12629 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegestaan is uitsluitend het gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel in de teelt van suikerbieten, voederbieten en kroten, alsmede in de teelt van bloembollen, bolbloemen en Tagetes. Er mag maximaal 3 l/ha per toepassing en maximaal 5 l/ha per seizoen worden toegepast.
B. GEBRUIKSAANWIJZING TOEPASSINGEN Suiker en voederbieten Werking In toepassingen voor de opkomst van de bieten werkt Goltix SC als bodemherbicide, bij na opkomst toepassingen is Goltix SC werkzaam als zowel blad- als bodemherbicide. Op humeuze grondsoorten dient de voorkeur uit te gaan naar uitsluitend na opkomst toepassingen. Ongevoelig voor Goltix SC zijn wilde haver, hanenpoot, bingelkruid en wortelonkruiden. Toepassing kort na zaaien tot enkele dagen voor opkomst van het gewas Ter bestrijding van kamille en straatgras en als preconditionering voor na opkomst toepassingen wordt op alle grondsoorten een dosering van 2 l/ha aanbevolen. Toepassingen na opkomst van het gewas De meeste onkruiden worden verzwakt door een vooropkomst toepassing van 2 l/ha Goltix SC. Deze toepassing is met name noodzakelijk wanneer veel kamille of straatgras wordt verwacht. Na opkomst van het gewas kan Goltix SC op verschillende momenten worden toegepast. De mogelijkheden zijn in het volgende overzicht weergegeven. •
zodra de eerste onkruiden opkomen: 2 l Goltix SC + 2 l minerale olie per ha
•
onafhankelijk van het gewasstadium tegen onkruiden in het kiemplantstadium (gedeelde toepassing): 0,5-1 l Goltix SC + 0,5-1 l fenmedifam (157 g/l) + 0,5-1 l ethofumesaat (200 g/l) + 0,5-1 l minerale olie (850 g/l) (standaard geadviseerde tankmensel) per ha. De toepassing moet worden herhaald op niet volledig bestreden onkruiden en op nieuw kiemend onkruid. Afhankelijk van de omstandigheden zal dit telkens 7 à 10 dagen na de voorgaande toepassing zijn. Bij de eerste toepassing dient de laagste dosering als uitgangspunt. Bij de tweede en volgende toepassingen moet de dosering worden verhoogd indien onkruiden met echte blaadjes of moeilijk te bestrijden onkruiden zoals zwaluwtong, varkensgras of kleefkruid voorkomen.
•
na het sluiten van het gewas tegen ontsnapte grote onkruiden (noodmaatregel): 3 l Goltix SC + 5 l minerale olie per ha.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
101
Bijzonderheden Voor een optimaal en veilig gebruik van Goltix SC alleen en in combinatie met de middelen uit het standaard geadviseerde tankmengsel dienen de volgende regels in acht te worden genomen: • Toevoeging van minerale olie aan andere tankmengsels met Goltix SC dan het standaard geadviseerde is te riskant voor het gewas. • Aan het standaard geadviseerde tankmengsel kunnen geen insecticiden worden toegevoegd. • Goltix SC dient niet te worden toegepast in een periode met temperaturen hoger dan 25°C of als nachtvorst wordt verwacht. • Bij temperaturen hoger dan 20°C dient de bespuitin g bij voorkeur in de avonduren te worden uitgevoerd. • De selectiviteit van de aanbevolen toepassingen van Goltix SC in bieten is groot. De verdraagzaamheid van bieten neemt echter af, wanneer het gewas te lijden heeft van ongunstige groeiomstandigheden ten gevolge van bijv. nachtvorst, extreme temperatuurschommelingen, hagel, verslemping van de grond, een hoge zoutconcentratie, insectenvraat of schimmelaantastingen. Mislukt een bietengewas door welke oorzaak dan ook (bijv. vorstschade of insectenvraat) dan kunnen na toepassing van Goltix SC zonder grondbewerking weer bieten of kroten worden gezaaid. Maïs en aardappelen kunnen worden geteeld nadat de grond is geploegd. Kroten Goltix SC toepassen als bodemherbicide kort na zaaien en/of in combinatie met fenmedifam na de opkomst van het gewas. Bij toepassing in een teelt waarna hetzelfde jaar nog een volgteelt wordt geoogst, uitsluitend een eenmalige bespuiting met Goltix SC uitvoeren voor of na de opkomst van het gewas. Bloembollen en bolbloemen Tulpen Spuiten in het voorjaar op onkruidvrije en enigszins vochtige grond na voorafgaande toepassing van chloorprofam ruim voor opkomst. Goltix SC toepassen vanaf de opkomst voor het spreiden van het gewas (0-4 cm). Dosering: 3 l/ha Irissen Chloorprofam wordt enkele dagen na het ontdekken van het gewas toegepast. Ca. 14 dagen later wordt Goltix SC verspoten. Dosering: 3 l/ha Narcissen Goltix SC toepassen bij een gewaslengte van 5-10 cm. Dosering: 3 l/ha Lelies Goltix SC toepassen rond de opkomst van het gewas. Dosering: 3 l/ha Wanneer na de opkomst van de lelies onkruiden voorkomen kan een bespuiting met Goltix SC + minerale olie worden uitgevoerd, zodra deze onkruiden verschijnen. Indien nodig kan deze bespuiting worden herhaald. Dosering: 0,5-1 l Goltix SC + 5 l minerale olie per ha Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
102
Onder glas Goltix SC toepassen zolang de spruiten nog gesloten en maximaal 10 cm hoog zijn. Tegen de avond spuiten met 5 liter water per are op een droog gewas en de volgende morgen afbroezen. Goltix SC maximaal 2 maal per jaar toepassen. Geen groentegewassen natelen. Dosering: 20 g/are. Indien gemengd met een ander in deze teelt toegelaten onkruidbestrijdingsmiddel kan de dosering worden verlaagd tot 10 g/are. Zie hiervoor ook de adviezen van de voorlichtingsdienst. Andere bloembolgewassen In andere bloembolgewassen is weinig of geen ervaring opgedaan. Een deel van het sortiment verdraagt Goltix SC, een ander deel niet. Informeer dus, voordat u gaat spuiten, bij de voorlichtingsdienst of de fabrikant. Bijzonderheden • Indien er geen ervaringen bekend zijn, dient de teler zelf door het uitvoeren van een kleine proefbespuiting te onderzoeken of het middel wordt verdragen. • Goltix SC niet toepassen op spuittuinen en diepgeploegde zandgronden. • Spuiten op een droog gewas en niet kort na of kort voor nachtvorst. • Op de dag van spuiten moet het droog weer zijn. • Op grondsoorten met meer dan 5% humus wordt de bodemwerking van Goltix SC wisselvallig. Tagetes Na opkomst van Tagetes als het gewas minimaal 4 cm hoog is, spuiten op pas gekiemde onkruiden. Het middel dient altijd in combinatie met een bladherbicide zoals fenmedifam (2-4 l/ha) te worden toegepast. Dosering: Sc Goltix 1-2 l/ha De hogere dosering aanhouden indien het onkruid groter is dan het 2-4 bladstadium. Toepassen met maximaal 500 liter water per ha op een droog gewas bij een temperatuur lager dan 20°C en niet bij felle zonneschijn. Bij n ieuw kiemende onkruidplantjes dient de bespuiting herhaald te worden. Er kan enige bladverbranding van Tagetes optreden, dit herstelt echter snel.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
103
4.18 Bijlage 18. Concept WG Goltix SC, toelatingnummer 12629 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassinggebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Type toepassing
Type bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Bieten
voor opkomst
kamille en straatgras
2 l/ha
na opkomst
eenjarige onkruiden
2 l/ha*
na opkomst
eenjarige onkruiden
0,5 – 1 l/ha**
4 per teeltcyclus
7 dagen
na opkomst
eenjarige onkruiden
3 l/ha***
-
voor opkomst
eenjarige onkruiden
3 l/ha
na opkomst
eenjarige onkruiden
1,5 l/ha****
Tulp
na opkomst
eenjarige onkruiden
3 l/ha
Iris
na opkomst
eenjarige onkruiden
3 l/ha
Narcis
na opkomst
eenjarige onkruiden
3 l/ha
Lelie (onbedekte teelt)
rond opkomst
eenjarige onkruiden
3 l/ha
1 per teeltcyclus 1 per teeltcyclus 1 per teeltcyclus 1 per teeltcyclus 1 per teeltcyclus 1 per teeltcyclus 1 per teeltcyclus
Rode biet
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden 1 per teeltcyclus 2 per teeltcyclus
Maximaal aantal liter middel per ha per teeltcyclus
Minimum interval tussen toepassingen
5 l/ha
7 dagen
4,5 l/ha
-
3 l/ha
-
3 l/ha
-
3 l/ha
-
5 l/ha
-
104
na opkomst
eenjarige onkruiden
0, 5 - 1 l/ha*
Lelie (bedekte teelt) na opkomst na opkomst
eenjarige onkruiden eenjarige onkruiden
2 l/ha 1 l/ha*****
Afrikaantjes
eenjarige onkruiden
1 – 2 l/ha*****
na opkomst
2 per teeltcyclus 1 per teeltcyclus en 2x per 12 maanden 2 per teeltcyclus
5 /ha
-
5 l/ha
-
* in combinatie met 2 liter minerale olie per ha ** in LDS-systeem in combinatie met toegelaten middelen *** in combinatie met 5 liter minerale olie per ha **** in combinatie met fenmedifam ***** in combinatie met toegelaten middelen Toepassingsvoowaarden In overige bloembollen is weinig ervaring opgedaan; een deel van het assortiment verdraagt Goltix SC een ander niet. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Mislukt een bietengewas door welke oorzaak dan ook (bijv. vorstschade of insectenvraat) dan kunnen na toepassing van Goltix SC zonder grondbewerking weer bieten of kroten worden gezaaid. Maïs en aardappelen kunnen worden geteeld nadat de grond is geploegd. Wanneer Goltix toegepast is in de bedekte teelt van lelie is het niet toegestaan om daarna groentegewassen te telen. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Opmerkingen bij de omzetting van Goltix - Suiker en voederbieten wordt bieten - Kroten wordt rode biet - Andere bloembolgewassen wordt overige bloembol- en bloemknolgewassen - Voor kroten (rode biet) worden helemaal geen doseringen genoemd; GAP tabellen geven ook geen uitkomst. Het oudere etiket van Goltix WG verwijst naar bietentoepassing en op die advisering is rode biet ingevuld. - In het voorstel zijn bloembollen gescheiden weergegeven, zoals op WGGA. Dit geeft de mogelijkheid om nauwkeurig in de aanduidingen voor wat betreft het type behandeling te zijn.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
105
4.19 Bijlage 19: Huidige WGGA Axial 50, toelatingnummer 13422 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegestaan is uitsluitend het gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel in de teelt van: - wintertarwe, wintergerst, winterrogge, triticale en spelt - zomergerst en zomertarwe Om niet tot de doelsoorten behorende planten te beschermen zijn de toepassingen uitsluitend toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van driftarme spuitdoppen. Resistentiemanagement Om resistentieopbouw te voorkomen mag u dit product of andere producten die pinoxaden bevatten niet vaker gebruiken dan één maal per teeltseizoen. Toepassing door middel van een luchtvaartuig is niet toegestaan. Dit middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
B. GEBRUIKSAANWIJZING Algemeen Axial 50 is een bladherbicide op basis van de werkzame stof pinoxaden ter bestrijding van éénjarige grassen. Het middel is onder andere werkzaam tegen duist, windhalm, wilde haver en opslag van raaigrassen. Een optimale werking wordt verkregen als het middel toegepast wordt op goed groeiende onkruidgrassen. Nakiemers worden niet bestreden. Regenval binnen 1 uur na toepassing kan het bestrijdingsresultaat verlagen. Herbiciden die niet met Axial 50 gemengd kunnen worden toegepast, zoals groeistof bevattende middelen, kunnen 7 dagen vóór of na een behandeling met Axial 50 worden gespoten. Voor een goede bevochtiging van de onkruidgrassen wordt geadviseerd om 200-400 liter water per ha te gebruiken.
Resistentie In verband met mogelijk optreden van resistentie dient het langdurig selectief gebruik van het product gedurende opeenvolgende jaren voorkomen te worden. Aangeraden wordt het gebruik af te wisselen met middelen met een ander werkingsmechanisme of bestrijdingsprogramma’s met deze middelen uit te voeren. De aanwezigheid van resistente populaties kan tot onvoldoende bestrijdingsresultaat leiden. Daarom maximaal een keer per teelt toepassen. Toepassing : Wintertarwe, wintergerst, winterrogge, triticale en spelt Axial kan worden toegepast vanaf het 2-bladstadium van het gewas tot het vlagblad volledig zichtbaar is (DC 12-39). Doseringen: - 0,9 liter per ha ter bestrijding van duist en windhalm in het najaar - 0,9 liter per ha ter bestrijding van windhalm en wilde haver in het voorjaar - 1,2 liter per ha ter bestrijding van duist en opslag van raaigrassen in het voorjaar. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
106
Zomergerst en zomertarwe Axial kan worden toegepast vanaf het 2-bladstadium van het gewas tot einde uitstoeling (DC 12-39). - 0,9 liter per ha ter bestrijding van windhalm en wilde haver - 1,2 liter per ha ter bestrijding van duist en opslag van raaigrassen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
107
4.20 Bijlage 20: Concept WG Axial 50, toelatingnummer 13422 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel door middel van een na opkomst toepassing in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Te bestrijden organisme
duist1 windhalm2, wilde haver3 opslag van raaigrassen Zomertarwe Windhalm2, wilde haver3 duist1, opslag van raaigrassen Zomergerst Windhalm2, wilde haver3 duist1, opslag van raaigrassen 1 duist (Alopecurus myosuroides 2 windhalm (Apera spica-venti) 3 wilde haver (Avena fatua) Wintergraan
Dosering (middel) per toepassing 0,9 – 1,2 l/ha 0,9 l/ha
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus 1 1
1,2 l/ha
1
0,9 l/ha
1
1,2 l/ha
1
0,9 l/ha
1
1,2 l/ha
1
Toepassingsvoorwaarden Om niet tot de doelsoorten behorende planten te beschermen zijn de toepassingen uitsluitend toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van driftarme spuitdoppen. Resistentiemanagement Dit middel bevat de werkzame stof pinoxaden. Pinoxaden behoort tot de fenylpyrazolinen. De Hrac code is A. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen op te volgen.
Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij de omzetting van Axial 50 1. Vermelding van uiterst gewasstadium wordt noodzakelijk geacht vanuit residuoogpunt 2. De gebruiksaanwijzing noemt alleen specifieke onkruiden met een bijbehorende dosering; daarom is niet gekozen voor de term eenjarige grasachtige onkruiden en een algemeen doseringstraject.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
108
3. Het doseringstraject wordt wel vermeld voor duistbestrijding, omdat afhankelijk van het tijdstip van toepassing de dosering varieert (dient nader uitgewerkt te worden in de aanbevelingen. 4. De oorspronkelijk resistentiezin is hier uitgewerkt in de algemene resistentiezien en de vermelding van 1 toepassing per teeltcyclus. 5. De DC schaal is vervangen door een BBCH schaal.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
109
4.21 Bijlage 21: Huidige WGGA Roundup, toelatingnummer 6483 Professioneel gebruik A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegestaan is uitsluitend het gebruik als: a. onkruidbestrijdingsmiddel - op tijdelijk onbeteeld land, alsmede op akkerranden. De toepassing op akkerranden is slechts toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van methoden en toestellen die geen drift veroorzaken, zoals onkruidbestrijkers en toestellen met een afgeschermde spuitdop. - voor de opkomst van uien, bieten, aardappelen en bloembollen; - in de teelt van bieten en maïs ter bestrijding van aardappelopslag slechts met gebruikmaking van speciaal voor dit doel ontwikkelde apparatuur; - in de teelt van graangewassen en droog te oogsten erwten en bonen, mits toegepast kort voor de oogst op een afgerijpt gewas; - in de teelt van fabrieks- en consumptieaardappelen, mits toegepast wanneer het loof volledig is afgestorven; - in weilanden, waarin geen vee aanwezig is, ten behoeve van doorzaai of herinzaai, dan wel inzaai of planten van een ander gewas, alsmede voor pleksgewijze bestrijding van bentpollen; - in de fruitteelt onder appel- en perenbomen; - in de teelt van asperges; - in de meerjarige teelt van narcissen; - in de teelt van kerstsparren; - in de bosbouw tegen Amerikaanse Vogelkers (Prunus serotina); mits niet op vruchtdragende bomen en struiken wordt gespoten en geen bramen en/of bosbessen worden geraakt; - in de teelt van land- en tuinbouwgewassen en in weg- en plantsoenbeplanting met behulp van “onkruidbestrijkers”, mits de toepassing zodanig plaatsvindt dat het gewenst gewas niet wordt geraakt met het middel, de apparatuur niet druipt en de vloeistof niet van de behandelde onkruiden afloopt; - voor pleksgewijze toepassing in land- en tuinbouwgewassen, grasland en in openbaar groen; - onder vangrails, rondom verkeersborden en wegbebakeningen, alsmede op de grensstrook met een breedte van max. 25 cm tussen wegen of paden en de daarlangs liggende bermen. b. bestrijdingsmiddel voor het doden van: - gras, rogge of gerst als dekvrucht op stuifgevoelige gronden in de bloembollenteelt en de akkerbouw; - als groenbemester geteelde gewassen; - gewassen uit fytosanitaire overwegingen op aanwijzing van de directeur van de Plantenziektenkundige Dienst. c. middel voor behandeling van stobben van afgezette bomen en struiken.
Veiligheidstermijn In afgerijpte graangewassen en droog te oogsten erwten en bonen mag de toepassing niet later dan 7 dagen voor de oogst plaatsvinden. In de overige consumptiegewassen, Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
110
behalve asperges en aardappelen, waarvoor geen veiligheidstermijn geldt, mag de toepassing niet later dan 4 weken voor de oogst plaatsvinden. Toepassing in natte teelten is niet toegestaan Bij pleksgewijze bespuitingen dient op het spuitstuk een beschermkap te worden gemonteerd ten einde de drift zoveel mogelijk te beperken. Het middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik. B. GEBRUIKSAANWIJZING Het middel is een niet-selectief bladherbicide met systemische werking. Het middel heeft geen werking via de grond. Het werkt tegen eenjarige en overblijvende grasachtige en tweezaadlobbige onkruiden zoals: kweekgras, riet, fioringras, aardappelopslag, klein hoefblad, akkerdistel, akkermunt, veenwortel, knolcyperus, kleefkruid, muur, varkensgras e.a. Minder gevoelig zijn: paardestaart, klaver en wikkesoorten en moerasandoorn. Mossen worden niet bestreden. De onkruiden worden zowel in een jong als in een ouder stadium bestreden. De werking is het beste als de onkruiden voldoende blad hebben ontwikkeld en niet zijn beschadigd door ziekten en plagen. De toepassing heeft het beste resultaat tijdens niet te warm, bewolkt weer met een hoge luchtvochtigheid. Het middel dient niet te worden toegepast als er kans is op aanhoudende vorst of als er binnen 4 à 6 uur na de toepassing kans bestaat op regen. Tijdens de toepassing van het middel dienen gewas en onkruid bij voorkeur droog te zijn. Het middel kan in zeer geringe hoeveelheden al schade doen aan te sparen gewassen, de toepassing dient daarom zeer zorgvuldig te geschieden. Gebruik in dit verband een middelmatige of grove druppelgrootte. Dosering Tegen éénjarige onkruiden: 2-4 L/ha Tegen overblijvende grassen: 3-4 L/ha Tegen overblijvende tweezaadlobbige onkruiden: 4-6 L/ha Bij pleksgewijze toepassing: 2% spuitconcentratie (20 ml in 1 liter water) Overige selectieve toepassingen: zie het betreffende toepassingsgebied. Watervolume 200-400 liter per ha is aan te bevelen (code 2M-4G). Lagere watervolumes kunnen worden gebruikt, als de spuitapparatuur hiervoor geschikt is. Bereiding spuitvloeistof - De tank half vullen met water, de roerinrichting starten, de juiste hoeveelheid middel toevoegen, en al roerend de tank verder vullen. - Om schuimvorming te voorkomen de vulslang beneden het vloeistofniveau houden. Belangrijk - Vorstvrij opslaan. - De spuitvloeistof niet opslaan of laten overstaan in gegalvaniseerde of metalen tanks, omdat daardoor een zeer brandbaar gas kan ontstaan (niet roken!). - Alleen mengen met middelen vermeld in de gebruiksaanwijzing. - De spuit voor en na gebruik onmiddellijk grondig schoonmaken. - Voorkom drift, spuit met lage druk, houd rekening met de windrichting.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
111
Toepassingen Tijdelijk onbeteeld land Stoppel, braakliggend bloembollenland en terreinen die bestemd zijn voor beplantingen, alsmede op de ploegvoor. Grondbewerking: - bij bestrijding van vnl. éénjarigen 1-2 dagen na toepassing; - bij vnl. overblijvende onkruiden 1 week na toepassing. Zaaien en planten: - Na grondbewerking kan onmiddellijk worden gezaaid of geplant. Opmerking: Bij toevoeging van voor dit doel toegelaten additieven kan de Roundup-dosering verlaagd worden, doch een minimum is vereist; tegen kweek: 3 L/ha tegen overblijvende tweezaadlobbigen: 4 L/ha. Akkerranden De toepassing op akkerranden is slechts toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van methoden en toestellen die geen drift veroorzaken, zoals onkruidbestrijkers en toestellen met een afgeschermde spuitdop. Toepassing: gedurende het gehele groeiseizoen. Niet spuiten op sloottaluds en het gewas niet raken. Voor opkomst van uien, bieten, aardappelen en bloembollen Tegen reeds bovenstaande onkruiden. Opmerking: Niet later toepassen dan enkele dagen voor de opkomst van genoemde gewassen. De grond mag nog niet breken. Aardappelopslag bestrijding in de teelt van bieten en maïs Concentratie: 1% Toepassing: Als de aardappelopslagplanten voldoende bladmassa hebben voor opname. De maïs mag niet meer dan 6 blaadjes hebben en de bieten mogen niet meer dan 8 bladeren hebben. Uitsluitend toepassen in een droog gewas. Toepassingsapparatuur: Alleen toepassen met een speciaal voor dit doel ontwikkelde apparatuur die het gewas volledig afschermt. Kort voor de oogst in afgerijpte graangewassen en droog te oogsten erwten en bonen Toepassing: Granen: de behandeling uitvoeren wanneer het graangewas geheel is afgerijpt: - vlagblad geheel om de stengel geplooid; - graankorrel deegrijp en minder dan 30% vocht bevat; - het stro geheel geel is doch de knopen nog groen-geel zijn.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
112
Erwten en bonen (veldbonen en stambonen): De behandeling uitvoeren op een afgerijpt gewas wanneer de zaden minder dan 30% vocht bevatten. Veiligheidstermijn: tussen bespuiting en oogst tenminste 7 dagen aanhouden. Opmerkingen: 1. Het behandelde graanstro kan na spoelen (bijv. een week in de regen) gebruikt worden voor alle doeleinden. 2. Het behandelde erwten en bonenstro kan vervoederd worden. 3. Grondbewerking, na verwijderen/hakselen van stro, kan onmiddellijk uitgevoerd worden. 4. Alle gewassen kunnen direct ingezaaid worden. In fabrieks- en consumptieaardappelen na volledig afsterven van het loof Toepassing: als het loof van de aardappelen is doodgespoten of van nature volledig afgestorven is. Opmerking: Om het middel voldoende gelegenheid te geven in te werken op de onkruiden, dient niet later dan 1 week voor de oogst te worden gespoten. Doodspuiten van stuifdek rogge, gerst of gras Rogge, gerst of gras in het najaar gezaaid op stuifgevoelige grond in de bloembollenteelt of akkerbouw sterft na behandeling langzaam af, waardoor de bodembeschermende functie lang behouden blijft. Overwinterende onkruiden worden tegelijkertijd bestreden. In de bloembollenteelt dient het dekgewas te worden doodgespoten ruim voor de opkomst van de bloembolgewassen. In de akkerbouw kan vanaf één week na de bespuiting in de onbewerkte grond worden gezaaid. Als groenbemester geteelde grassen Deze toepassing wordt uitgevoerd om bij ondiep onderwerken hergroei in het voorjaar te voorkomen. Toepassing: circa 1 week voor de grondbewerking. Diverse gewassen, indien dit uit fytosanitaire overwegingen noodzakelijk wordt geacht. Dosering: indien volvelds moet worden gespoten: 6-8 L/ha; bij pleksgewijze toepassing: 2% spuitconcentratie Grasland Ter bestrijding van kweekgras en andere ongewenste vegetaties bij graslandvernieuwing. Na maaien of beweiden wachten met spuiten tot het kweekgras weer 10-15 cm lang is, of 4-6 bladeren heeft. a. Doorzaaien (zonder grondbewerking) Toepassing: Bij voorkeur half juli-half september. 1 week na de bespuiting kan zonder grondbewerking met een speciale doorzaaimachine worden gezaaid. Om een goede aanslag van het jonge gras te verkrijgen is het nodig om het bespoten gras af te maaien en te verwijderen. Dit gras mag na 5 dagen afgegraasd of afgemaaid en als kuilvoeder, of als hooi vervoederd worden. Het uitrijden van runderdrijfmest kort voor het doorzaaien verbetert de opkomst van het nieuw ingezaaide gras: opletten voor de betreffende wetgeving. b. Herinzaaien, inzaaien of planten van een ander gewas Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
113
Toepassing: Herinzaai van grasland bij voorkeur uitvoeren half juli/september. Na de toepassing 1 week wachten voor een grondbewerking wordt uitgevoerd. Het afstervende plantenmateriaal moet goed door de grond worden gewerkt alvorens wordt gezaaid of geplant. In de fruitteelt onder appel- en perenbomen Toepassingstijdstip: Na de bloei van de bomen tot uiterlijk 1 juli, alleen pleksgewijs toepassen. Opmerkingen: - Bladeren, takken, onverhoute bast, alsook stoot- en snoeiwonden van de bomen niet met de spuitvloeistof raken, omdat anders ernstige schade kan optreden. - Wortelopslag mag wel worden geraakt. In asperges Toepassingstijdstip: Voor, tijdens en na de periode van steken, mits het gewas nog niet is opgekomen. De grond mag ook nog niet breken. 2-jarige teelt van narcissen Alleen toepassen als het loof volledig is afgestorven en voordat nieuwe uitloop begint. Het beste tijdstip ligt tussen half augustus en half september. In kerstsparren Volvelds over het gewas toe te passen in tenminste 2 jaar oude aanplantingen van Picea abies (P. excelsa). Toepassing: In het najaar vanaf het moment dat het jonge schot van de kerstsparren geheel is verhout. In de bosbouw ter bestrijding van Amerikaanse Vogelkers Toepassing: - uitsluitend op één- à tweejarige loten die geen bessen dragen en niet hoger zijn dan 1,50 m; - goede bevochtiging van de bladeren is nodig, zonder afdruipen; - spuiten vanaf half augustus tot eind september. Opmerking: Bramen, bosbessen en houtopstand mogen niet worden geraakt, ook moet bevochtiging van de niet verhoute delen van andere gewenste soorten worden voorkomen. Concentratie: 1% = 1 liter per 100 liter water. Stobbenbehandeling Verse zaagvlakken van afgezette bomen insmeren met de bokkepoot of bespuiten met een 5% oplossing om uitlopen te voorkomen. Ter markering kan een kleurstof toegevoegd worden. Opmerking: Bij het bespuiten van de stobben (werken met een dop) dient te worden voorkomen dat de omringende vegetatie wordt geraakt. Stobben niet behandelen als ze voorkomen tussen niet afgezette bomen van dezelfde soort, omdat door systemische werking via met elkaar vergroeide wortels schade kan optreden.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
114
In land- en tuinbouwgewassen, alsmede in weg- en plantsoenbeplanting met behulp van onkruidbestrijkers Selectieve bestrijding van onkruiden met behulp van speciaal voor dit doel ontwikkelde onkruidbestrijkers. Ter bestrijding van boven het gewas uitstekend onkruid dient er minimaal een hoogteverschil van 10 cm tussen onkruid en gewas te zijn. Ter bestrijding van individuele onkruidplanten en onkruidhaarden tussen het gewas of beplanting kan handapparatuur worden gebruikt. Ter voorkoming van schade mag het cultuurgewas of de gewenste vegetatie beslist niet in aanraking komen met de Roundup-oplossing. Bestrijding van riet in cultuurgewassen wordt afgeraden in verband met kans op schade door gutatievocht. Concentratie: 33% Roundup-oplossing (1 liter Roundup op te lossen in 2 liter water) Opmerking: - Grotere verdunning kan aanleiding geven tot druipen en gewasschade. - Alleen toepassen als het gewas en de onkruiden droog zijn. - Resterende Roundup-oplossing dient men in apparatuur te laten zitten of na verdere verdunning te gebruiken voor toegelaten bespuitingsdoeleinden. - Tijdens opslag en transport moet om de afgevende delen (touw, doek, borstel, spons) van de apparatuur een beschermkap of plastic kap zijn aangebracht zodat contact met de huid uitgesloten is. Pleksgewijze bestrijding van onkruiden in land- en tuinbouwgewassen, grasland alsmede in openbaar groen Ter bestrijding van wortelonkruiden zoals distels, klein hoefblad, bentpollen, knolcyperus, kweekgras e.d. door middel van een pleksgewijze bespuiting van de onkruiden. Om beschadiging van het gewas te voorkomen is het aanbevolen een afschermkap te gebruiken. Gewasplanten en/of plantsoenbeplantingen die geraakt worden, sterven af. Ter markering kan een kleurstof aan de spuitoplossing toegevoegd worden. Onder vangrails en rondom verkeersborden, bermpalen en andere wegbebakeningen, alsmede op de grensstrook met een breedte van max. 25 cm tussen wegen en paden en de daarlangs liggende bermen, om de ingroei van de bermvegetatie tegen te gaan. Toepassingstijdstip: - in het voorjaar (maart-april) in combinatie met een bodemherbicide - in het najaar (september-oktober)
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
115
4.22 Bijlage 22. Concept WG Roundup , toelatingnummer 6483 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als: - onkruidbestrijdingsmiddel - doodspuitmiddel - middel voor de behandeling van stobben van afgezaagde bomen en struiken in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden. Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Akkerbouwgewassen
dekvruchten
2-6 l/ha1
6 l/ha
Pootaardappel
doodspuiten van dekvruchten voor opkomst
onkruiden
2-6 l/ha1
6 l/ha
Zetmeel- en consumptieaardappel Bieten
voor opkomst kort voor oogst voor opkomst
onkruiden
2-6 l/ha1
6 l/ha
onkruiden
2-6 l/ha1
6 l/ha
aanstrijken2
aardappelopslag
0,6 l/ha3
Granen
kort voor oogst
onkruiden
1% (100 ml ml in 10 liter water) 2-6 l/ha1
Maïs
aanstrijken2
aardappelopslag
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
1% (100 ml ml in 10 liter water)
6 l/ha 0,6 l/ha3
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden 1x per 12 maanden 1x per teeltcyclus 1x per teeltcyclus 1x per teeltcyclus 1 x per 12 maanden
Veiligheidstermijn in dagen
1x per teeltcyclus 1 x per 12 maanden
7
-
116
Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Droog te oogsten erwten
kort voor oogst
Onkruiden
2-6 l/ha1
6 l/ha
Groenbemestersgewassen doodspuiten
groenbemestergewassen 2-6 l/ha1
6 l/ha
Witlof (pennenteelt)
voor opkomst
onkruiden
2-6 l/ha1
6 l/ha
Voedergrasland
over het gewas
onkruiden en gras
2-6 l/ha1
6 l/ha
Appel
strokenbehandeling
onkruiden
Peer
strokenbehandeling
onkruiden
Uien
voor opkomst
onkruiden
2-6 l/ha op zwartstrook1 2-6 l/ha op zwartstrook1 2-6l /ha1
3 l/ha in boomgaard 3 l/ha in boomgaard 6 l/ha
Asperge
voor opkomst
onkruiden
2-6 l/ha1
6 l/ha
Bloembol- en Bloemknolgewassen Bloembol- en bloemknolgewassen Narcis (meerjarige teelt, onbedekt)
voor opkomst
onkruiden
2-6 l/ha1
6 l/ha
doodspuiten
dekvruchten
2-6 l/ha1
6 l/ha
na afsterven van het loof voordat nieuwe uitloop
onkruiden
2-6 l/ha1
6 l/ha
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden 1x per teeltcyclus
Veiligheidstermijn in dagen
1x per 12 maanden 1x per teeltcylus 1x per 12 maanden
-
1x per 12 maanden 1x per 12 maanden 1x per teeltcyclus 1x per teeltcyclus 1x per teeltcyclus 1x per 12 maanden 1x per teeltcyclus
7
5 dagen tussen toepassing en beweiden en/of maaien 28 28 -
117
Toepassingsgebied
Kerstbomen
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal Veiligheidsaantal termijn in toepassingen dagen per teeltcyclus of per 12 maanden
begint over het gewas
onkruiden
2-6 l/ha1
6 l/ha
1x per 12 maanden 1x per 12 maanden
-
Bosbouw
pleksgewijs doodspuiten van Prunus serotina
Prunus serotina
1% (100 ml in 10 liter water)
0,6 l/ha3
Tijdelijk onbeteeld terrein
-
onkruiden
2-6 l/ha
6 l/ha
Open verhardingen
-
onkruiden
2-6 l/ha
6 l/ha
Onverhard
-
onkruiden
2-6 l/ha
6 l/ha
Akkerbouwgewassen, fruitgewassen, groenteteelt, kruidenteelt, sierteeltgewassen, cultuurgrasland en in openbaar groen Akkerbouwgewassen, fruitgewassen, groenteteelt, kruidenteelt, sierteeltgewassen, cultuurgrasland en in openbaar groen Akkerbouwgewassen, fruitgewassen, groenteteelt, kruidenteelt,
aanstrijken2
onkruiden
33% (1 liter middel in 2 liter water)
0,6 l/ha3
pleksgewijs
onkruiden
0,6 l/ha3
1x per 12 maanden
28 dagen
doodspuiten
gewassen uit fytosanitaire overweging
2% (20 ml in 1 liter water) tot 20% (1 liter middel in 4 liter water) 6-8 l/ha1
8 l/ha
1x per 12 maanden
-
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
1x per 12 maanden 1x per 12 maanden 1x per 12 maanden 1x per 12 maanden
-
-
28 dagen
118
Toepassingsgebied
sierteeltgewassen, cultuurgrasland en in openbaar groen Akkerbouwgewassen, fruitgewassen, groenteteelt, kruidenteelt, sierteeltgewassen, cultuurgrasland en in openbaar groen Akkerbouwgewassen, fruitgewassen, groenteteelt, kruidenteelt, sierteeltgewassen, cultuurgrasland en in openbaar groen
Type toepassing
Te bestrijden organisme
pleksgewijs
behandeling van stobben
(nieuwe opkomende) scheuten van afgezaagde bomen en struiken
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal Veiligheidsaantal termijn in toepassingen dagen per teeltcyclus of per 12 maanden
2% (200 ml in 10 liter water
0,8 l/ha3
1 x per 12 maanden
-
5% (500 ml in 10 liter water)
0,2 ml/m2
1x per 12 maanden
-
1
Dosering is afhankelijk van het te bestrijden onkruid Bestrijding van aardappeloplsag dien alleen plaats te vinden wanneer gebruik gemaakt wordt van specieaal voor dit doel ontwikkelde apparatuur. 3 dit dis de totale dosering die per ha of per m2 toegepast mag worden 4 met behulp van onkruidstrijkers, mits de toepassing zodanig plaatsvindt dat het gewas niet wordt geraakt met het middel, de apparatuur niet druipt en de vloeistof niet van de behandelde onkruiden afloopt 5 toepassing op akkerranden is slechts toegestaan indien gebruik gemaakt wordt van methoden en toestallen die geen drift veroorzaken, zoals onkruidstrijkers en toestellen met een afgeschermde spuitdop.
2
Toepassingsvoorwaarden Dit middel mag niet worden toegepast op halfopen en gesloten verhardingen. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
119
Bij de toepassing op tijdelijk onbeteeld terrein mogen sloottaluds niet gespoten worden. In de bosbouw mag Roundup Evolution alleen worden toegepast mits niet op vruchtdragende bomen en struiken wordt gespoten en geen bramen en/of bosbessen worden geraakt. In kersbomen geldt dat het gewas tenminste 2 jaar oud moet zijn. Het doodspuiten van gewassen uit fytosanitaire overweging mag alleen plaatsvinden op aanwijzing van de hoofdinspecteur van de Divisie Landbouw en Natuur van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA).
Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij de omzetting van roundup voor professioneel gebruik 1) de term “op tijdelijke onbeteeld land, alsmede op akkerranden” is omgezet naar de DTG-lijst term tijdelijk onbeteeld terrein. 2) Bloembollen in WGGA is omgezet naar bloembol en bloemknolgewassen. 3) WGGA: Weilanden waar geen vee aanwezig is.. ten behoeve van doorzaai of herinzaai, dan wel inzaai op planten van een ander gewas.; in WG term voedergrasland gebruiken. 4) In WGGA staat Witlof, wordt in WG witlof (pennenteelt) 5) In WGGA staat kerstsparren, wordt in WG kerstbomen 6) WGGA term pleksgewijze toepassing in land- en tuinbouwgewassen, grasland en in openbaar groen wordt in WG Akkerbouwgewassen, fruitgewassen, groenteteelt, kruidenteelt, sierteeltgewassen, cultuurgrasland en in openbaar groen 7) Appel en peer: de dosering per toepassing is maximaal 6 liter per ha, maar bij appel en peer wordt alleen de zwarstrook behandeld. Dus de helft mag maximaal per ha toegepast worden. Daarom zwartstrook en boomgaard toegevoegd in de kolom. 8) Berekening pleksgewijze toepassingen: in de meeste gevallen wordt ervan uitgegaan dat bij een pleksgewijze toepassing maximaal 10% van het areaal behandeld wordt. Wanneer een 2% oplossing gebruikt wordt, dan betekent dit 200 ml in 10 liter water. Pleksgewijs wordt er 40 liter toegepast (10% van een spuitvolume van 400 liter per ha), dit betekent dus maximaal 0,8 liter /ha. Uitgangspunt blijft wat er beoordeeld is. 9) Bij zetmeel en consumptieaardappelen waarbij gespoten wordt als het loof dood is, hoeft er geen veilgheidstermijn te staan. Deze staat ook niet in het WGGA. Dit kan uit residu oogpunt.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
120
4.23 Bijlage 23: Huidige WGGA Previcur energy, toelatingnummer 13221 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel in: a. de bedekte teelt van sla (Lactuca sativa spp.), met uitzondering van veldsla; b. de bedekte teelt van andijvie; c. de bedekte teelt van courgette, patisson en komkommer op kunstmatig substraat; d. de bedekte teelt van aubergine, tomaat, paprika en Spaanse peper op kunstmatig substraat; e. de bedekte teelt van radijs; f. de bedekte teelt van kruiden; g. de teelt van sierkool, Euphorbia, anemoon en Lisianthus; h. de bedekte snijbloementeelt van lelie; i. de onbedekte teelt van Delphinium en Echinops; j. de onbedekte teelt van Helichrysum en zonnebloemen; k. zaden van lijsterbes en bloemisterijgewassen bestemd voor de bedekte teelt; l. de veredeling en bedekte zaadteelt van overige akkerbouw-, groenten- en bloemisterijgewassen; m. de onbedekte teelt van rozen, Buddleja, Veronica, Iberis, Gaillardia, Parthenocissus, Vitis, Viola, galium, geranium en hebe Veiligheidstermijnen De termijn tussen de laatste bespuiting en de oogst mag niet korter zijn dan: 21 dagen voor sla, andijvie en kruiden 3 dagen voor courgette, patisson, komkommer, aubergine, tomaat, paprika en Spaanse peper 14 dagen voor radijs B. GEBRUIKSAANWIJZING Algemeen Previcur Energy is een systemisch werkend fungicide en bevat als werkzame stoffen propamocarb en fosetyl die zowel door het blad als door het wortelstelsel worden opgenomen. Het gebruik in de teelt van andijvie, Spaanse peper, kruiden, sierkool, Euphorbia, anemoon, Lisianthus, lelie, Delphinium, Echinops, Helichrysum, zonnebloemen, zaden van lijsterbes, zaden van bloemisterijgewassen, de veredeling en bedekte zaadteelt van overige akkerbouw- groenten- en bloemisterijgewassen, rozen, Buddleja, Veronica, Iberis, Gaillardia, Parthenocissus, Vitis, Viola, galium, geranium en hebe is op basis van een “derdenuitbreiding”. Deze “derdenuitbreiding” is aangevraagd door de Stichting Trustee Bijzondere Toelatingen. Er is voor deze uitbreiding geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
121
Toepassingen De bedekte teelt van sla (Lactuca sativa spp.) met uitzondering van veldsla, ter bestrijding van valse meeldauw (Bremia lactucae). Dosering: 2,5 liter per hectare Maximaal 1 toepassing per teelt met Previcur Energy uitvoeren. De bedekte teelt van andijvie, ter bestrijding van Pythium spp. Dosering: 2,5 liter per hectare Maximaal 1 toepassing per teelt met Previcur Energy uitvoeren. De bedekte teelt van courgette, patisson en komkommer op kunstmatig substraat, ter bestrijding van Pythium spp. Het middel dient bij de wortels te worden toegepast. Een behandeling uitvoeren bij het uitplanten of bij een beginnende aantasting. De behandeling eventueel herhalen. Dosering: 1 tot 3 liter per hectare In verband met de kans op fytotoxicteit in de eerste 10 dagen na het uitplanten maximaal 1 liter per hectare gebruiken. De bedekte teelt van aubergine, tomaat, paprika en Spaanse peper op kunstmatig substraat, ter bestrijding van Pythium spp. Het middel dient bij de wortels te worden toegepast. Een behandeling uitvoeren bij het uitplanten of bij een beginnende aantasting. De behandeling eventueel herhalen. Dosering: 3 liter per hectare De bedekte teelt van radijs, ter bestrijding van valse meeldauw (Peronospora parasitica). Een behandeling uitvoeren in het kiembladstadium. Indien nodig de behandeling herhalen als het gewas 2 echte blaadjes heeft. Dosering: 2,5 liter per hectare De bedekte teelt van kruiden, ter bestrijding van Pythium spp. en valse meeldauw (Peronospora spp.). Dosering: 2,5 liter per hectare Maximaal 1 toepassing per teelt met Previcur Energy uitvoeren In de teelt van sierkool en anemoon ter bestrijding van valse meeldauw Zodra aantasting wordt verwacht twee bespuitingen uitvoeren met een interval van zeven tot tien dagen. Daarna overgaan op een preventief spuitschema met andere middelen. Dosering: 0,15% (150 ml per 100 liter water) in de bedekte teelt of 1.5 liter per hectare in de onbedekte teelt. In de teelt van Euphorbia en Lisianthus, ter bestrijding van Phytophthora spp. en Pythium spp. Zodra aantasting wordt verwacht twee bespuitingen uitvoeren met een interval van zeven tot tien dagen. Daarna overgaan op een preventief spuitschema met andere middelen. Dosering: 0,15% (150 ml per 100 liter water) in de bedekte teelt of 1.5 liter per hectare in de onbedekte teelt. In de bedekte snijbloementeelt van lelie, ter bestrijding van Phytophthora spp. Zodra aantasting wordt verwacht twee bespuitingen uitvoeren met een interval van zeven tot tien dagen. Daarna overgaan op een preventief spuitschema met andere middelen. Dosering: 0,15% (150 ml per 100 liter water).
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
122
De onbedekte teelt van Delphinium en Echinops, ter bestrijding van Phytophthora spp. Zodra aantasting wordt verwacht twee bespuitingen uitvoeren met een interval van zeven tot tien dagen. Daarna overgaan op een preventief spuitschema met andere middelen. Dosering: 1.5 liter per hectare. De onbedekte teelt van Helichrysum en zonnebloemen, ter bestrijding van valse meeldauw Zodra aantasting wordt waargenomen of als het gewas nagenoeg gesloten is en aantasting wordt verwacht twee bespuitingen uitvoeren met een interval van zeven tot tien dagen. Daarna overgaan op een preventief spuitschema met andere middelen. Dosering: 1.5 liter per hectare. Zaden van lijsterbes en bloemisterijgewassen bestemd voor de bedekte teelt, ter bestrijding van kiem- en bodemschimmels De toepassing dient direct voor het zaaien plaats te vinden op gestratificeerd zaad (mengsel van zaad en zand), bij voorkeur in een mengtrommel. Dosering: 15 ml Previcur Energy per kg mengsel zaad + zand. De veredeling en bedekte zaadteelt van overige akkerbouw-, groenten- en bloemisterijgewassen ter bestrijding van kiem- en bodemschimmels en valse meeldauw Zodra aantasting wordt verwacht twee bespuitingen uitvoeren met een interval van zeven tot tien dagen. Daarna overgaan op een preventief spuitschema met andere middelen. Dosering: 0,15% (150 ml per 100 liter water) in de bedekte teelt of 1.5 liter per hectare in de onbedekte teelt. De onbedekte teelt van rozen, Buddleja, Veronica, Iberis, Gaillardia, Parthenocissus, Vitis, Viola, Galium, Geranium en Hebe, ter bestrijding van valse meeldauw. Zodra aantasting wordt verwacht twee bespuitingen uitvoeren met een interval van zeven tot tien dagen. Daarna overgaan op een preventief spuitschema met andere middelen. Dosering: 1.5 liter per ha
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
123
4.24 Bijlage 24. Concept WG Previcur energy, toelatingnummer 13221 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Sla (Lactuca spp) (bedekte teelt) Courgette, komkommer (bedekte substraatteelt)
gewasbehandeling
valse meeldauw1 wortelrot2
Vruchtgroenten van Solanaceae (bedekte substraatteelt)
aangiet of druppelbehandeling
Radijs (bedekte teelt)
gewasbehandeling
aangiet of druppelbehandeling
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
2,5 L/ha
Maximale dosering (middel) per toepassing 2,5 L/ha
1 tot 3 L/ha
3 L/ha
4
3 L/ha
4
1
a)
wortelrot2
3 L/ha
Minimum interval tussen toepassingen in dagen -
Veiligheidstermijn in dagen
7 dagen tussen 1ste en 2de toepassing. Tussen overige toepassingen 28 dagen 7 dagen tussen 1ste en 2de toepassing. Tussen overige toepassingen 28 dagen 7
3
valse 2,5 L/ha 2,5 L/ha 2 meeldauw3 a) In verband met de kans op fytotoxiciteit in de eerste 10 dagen na het uitplanten maximaal 1 liter per hectare gebruiken.
21
3
14
1
valse meeldauw (Bremia lactuceae) wortelrot (Pythium spp.) 3 valse meeldauw (Peronospora parasitica) 2
Het gebruik in de teelt van andijvie, aromatische kruidgewassen, sierkool, Euphorbia, anemoon, Lisianthus, lelie, Delphinium, Echinops, Helichrysum, zonnebloemen, zaden van lijsterbes, zaden van bloemisterijgewassen, de veredeling en bedekte zaadteelt van overige Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
124
akkerbouw- groenten- en bloemisterijgewassen, rozen, Buddleja, Veronica, Iberis, Gaillardia, Parthenocissus, Vitis, Viola, galium, geranium en hebe is op basis van een “derdenuitbreiding”. Deze “derdenuitbreiding” is aangevraagd door de Stichting Trustee Bijzondere Toelatingen. Er is voor deze uitbreiding geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Gebruik van dit middel in deze toepassingsgebieden, komt voor risico en verantwoordelijkheid van de gebruiker. Toepassingsgebied
Type toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing 2,5 L/ha 2,5 L/ha
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus 1 1
Minimum interval tussen toepassingen in dagen -
Veiligheidstermijn in dagen
Andijvie (bedekte teelt) Aromatische kruidgewassen (bedekte teelt) Sierkool en anemoon (bedekte teelt)
gewasbehandeling wortelrot2 gewasbehandeling wortelrot2, valse meeldauw4
2,5 L/ha 2,5 L/ha
gewasbehandeling valse meeldauw3
0,15% (150 ml middel per 100 liter water)
1,5 L/ha
2
7
-
Sierkool en anemoon (onbedekte teelt) Euphorbia en Lisianthus (bedekte teelt)
gewasbehandeling valse meeldauw3
1,5 l/ha
1,5 L/ha
2
7
-
gewasbehandeling wortelrot5
1,5 L/ha
2
7
-
gewasbehandeling wortelrot5
0,15% (150 ml middel per 100 liter water) 1,5 l/ha
Euphorbia en Lisianthus (onbedekte teelt) Lelie (bedekte snijbloementeelt) Delphinium en Echinops (onbedekte teelt) Helichrysum en Zonnebloemen (onbedekte teelt) Lijsterbes (bedekte teelt)
1,5 L/ha
2
7
-
gewasbehandeling wortelrot6
0,15%
1,5 L/ha
2
7
-
gewasbehandeling wortelrot6
1,5 L/ha
1,5 L/ha
2
7
-
gewasbehandeling valse meeldauw3)
1,5 L/ha
1,5 L/ha
2
7
-
zaadbehandeling
15 mL/kg
0,15 L/ha
1
-
-
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
Te bestrijden organisme
kiem- en
Dosering (middel) per toepassing
21 21
125
Toepassingsgebied
Type toepassing
Bloemisterijgewassen zaadbehandeling (bedekte teelt) Veredeling en bedekte gewasbehandeling basiszaadproductie van akkerbouw-, groentenen bloemisterijgewassen Rozen, Buddleja, gewasbehandeling Veronica, Iberis, Gaillardia, Parthenocissus, Vitis, Viola, Galium, Geranium, Hebe (onbedekte teelt)
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
bodemschimmels kiem- en bodemschimmels bodemschimmels en valse meeldauw
zaad+zand 15 mL/kg zaad+zand 0,15%
valse meeldauw3)
1,5 L/ha
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Veiligheidstermijn in dagen
0,15 L/ha
1
-
-
1,5 L/ha
2
7
-
1,5 L/ha
2
7
-
2
wortelrot (Pythium spp.) valse meeldauw (Peronospora parasitica) 4 valse meeldauw (Peronospora spp.) 5 wortelrot (Pythium spp. en Phytophthora spp. ) 6 wortelrot (Phytophthora spp. ) 3
Toepassingsvoorwaarden Er zijn geen aanvullende toepassingsvoorwaarden.
Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij omzetting van Previcur energy - sla (Lacuca sativa spp.) met uitzondering van veldsla is omgezet naar Sla (Lactuca spp.) Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
126
- WGGA heeft courgette, patison en komkommer: er mist augurk om naar de groep vruchtgroenten van Cucurbitaceae met eetbare schil te kunnen gaan - Term kunstmatig substraat vervangen door substraat - Teelt van kruiden omgezet naar aromatische kruidgewassen - “ Veredeling en bedekte basiszaadproductie van akkerbouw-, groenten- en bloemisterijgewassen” is geen DTG-lijst term, maar deze term moet wel op deze manier blijven staan. - Bij de bedekte teelt van courgette, patisson en komkommer en bij aubergine, tomaat, paprika en spaanse peper staat “het middel dient bij de wortels te worden toegepast” . In het WG komt aangiet of druppelbehandeling . - In WGGA staat aubergine, tomaat, paprika (incl. Spaanse peper en Cayenne peper. In WG komt Vruchtgroenten van Solanaceae. Spaanse peper is weggehaald bij de derdenuitbreiding omdat deze nu afgedekt wordt door paprika. - Voor de derdenuitbreiding is een aparte tabel aangemaakt.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
127
4.25 Bijlage 25: Huidige WGGA Flint, toelatingnummer 12289 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel: a) In de teelt van appels en peren met dien verstande, dat de toepassing voor 1 mei op percelen grenzend aan watergangen uitsluitend is toegestaan indien: • toegepast wordt met een tunnelspuit, of • de buitenste bomenrij eenzijdig wordt bespoten vanaf het buitenste rijpad in de richting van het perceel, of • toegepast wordt met een maximaal spuitvolume van 1200 L water/ha • de bespuiting sensor gestuurd wordt uitgevoerd, of • tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een emissiescherm (2,5 m hoog) is geplaatst, of • het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm, of • een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is, of • het middel in de eerste 20 meter grenzend aan de watergang verspoten wordt met een Venturidop waarbij de laatste bomenrij éénzijdig wordt bespoten vanaf het buitenste rijpad in de richting van het perceel. N.B. voor toepassingen na 1 mei zijn geen driftbeperkende maatregelen nodig langs watergangen. b) In de teelt van kersen. c) In de onbedekte teelt van blauwe bessen d) In de onbedekte teelt van druiven.
• • • • • • •
Om in het water levende organismen te beschermen is in de onbedekte teelt van druiven de toepassing in percelen die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend toegestaan indien: toegepast wordt met een tunnelspuit, of zich een windhaag op de rand van het rijpad bevindt, waarbij de laatste bomenrij éénzijdig wordt bespoten vanaf het buitenste rijpad in de richting van het perceel, of de bespuiting sensor gestuurd wordt uitgevoerd, of tussen de wijngaard en het oppervlaktewater een emissiescherm (2,5 m hoog) is geplaatst, of het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm, of een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is, of het middel in de eerste 20 meter grenzend aan de watergang verspoten wordt met een Venturidop waarbij de laatste bomenrij éénzijdig wordt bespoten vanaf het buitenste rijpad in de richting van het perceel (ventilatorstand laag of hoog).
e) In de teelt van aardbei. f) In de teelt van komkommer, meloen, courgette, pattison, pompoen, kalebas, squash en augurk. g) In de teelt van paprika en Spaanse peper. h) In de bedekte teelt van tomaat. i) In de bedekte teelt van bonen. j) In de onbedekte teelt van bloemkool, broccoli, spruitkool en sluitkool. k) In de bedekte veredelings- en zaadteelt van koolgewassen. l) In de onbedekte teelt van bos-, was- en winterpeen. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
128
m) n) o) p) q) r) s) t) u)
In de onbedekte teelt van bleekselderij en knolselderij. In de onbedekte pennenteelt van witlof en cichorei. In de onbedekte teelt van prei. In de bedekte teelt van sla, met uitzondering van veldsla. In de teelt van andijvie. In de teelt van kruiden. In de teelt van bloembol- en knolgewassen en bolbloemen. In de teelt van bloemisterijgewassen. In de teelt van boomkwekerijgewassen, rozen en rozenonderstammen en vaste planten.
Resistentiemanagement Om resistentieopbouw te voorkomen dit product of andere producten die trifloxystrobine bevatten of behoren tot de groep der strobilurines niet vaker toepassen dan: • • • •
in de teelt van appel en peer: Maximaal 4 maal per seizoen, in combinatie met een ander fungicide effectief tegen schurft, in de teelt van kersen, paprika, tomaat en spaanse peper, sla, andijvie en kruiden: Maximaal 33% van de bespuitingen, met een maximum van 3 bespuitingen met Flint per teelt, in de teelt van komkommer, meloen, courgette, augurk, kalebas, pattison, pompoen en squash: Maximaal 3 maal per teeltcyclus, in de teelt van blauwe bes, druif, aardbei, bonen, bloemkool, broccoli, spruitkool en sluitkool, bleekselderij, knolselderij, bos-, was- en winterpeen, witlof en prei, bloembol- en knolgewassen en bolbloemen, bloemisterijgewassen, boomkwekerijgewassen, rozen en rozenonderstammen, vaste planten: Maximaal 3 bespuitingen met Flint per teelt. Maximaal 33% van de bespuitingen indien gespoten als solo product of maximaal 50% van de bespuitingen indien gespoten in combinatie met een ander fungicide (niet strobilurine)
Dit middel is schadelijk voor niet-doelwit arthropoden. Vermijd onnodige blootstelling. Veiligheidstermijn: De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan: 1 dag voor tomaat, paprika , Spaanse peper en bonen. 3 dagen voor aardbei, komkommer, meloen, courgette, augurk, kalebas, pattison, pompoen, squash. 7 dagen voor blauwe bessen, sla (met uitzondering van veldsla), andijvie, kruiden 14 dagen voor appels en peren, kersen, bloemkool, broccoli, spruitkool, sluitkool, bleekselderij, knolselderij, bospeen, waspeen, winterpeen en prei. 35 dagen voor druiven Dit middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
B. GEBRUIKSAANWIJZING Het gebruik in de onbedekte teelt van blauwe bes en druiven, de bedekte teelt van sla, met uitzondering van veldsla en de bedekte en onbedekte teelt van andijvie en kruiden, is op basis van een “vereenvoudigde uitbreiding”, door derden. Deze “vereenvoudigde uitbreiding” is aangevraagd door de Stichting Trustee Bijzondere Toelatingen. Er is voor deze uitbreiding geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
129
Algemeen Het middel heeft effect op niet-doelwit arthropoden, waaronder natuurlijke vijanden. Bij geïntegreerde teelten dient hier rekening mee gehouden te worden. Vermijd daarom onnodige blootstelling. Flint is een schimmelbestrijdingsmiddel met een preventieve werking en behorend tot de chemische groep van de strobilurinen (Qoi-fungiciden). Resistentiemanagement De kans op ontstaan van resistentie tegen de groep van strobilurinen (Qoi- fungiciden) kan niet worden uitgesloten. Indien nodig Flint afwisselen en/of mengen met daartoe toegelaten middelen met een ander werkingsmechanisme om resistentie of kruisresistentie tegen te gaan. Voor de meest recente gewasspecifieke richtlijnen ter voorkoming van resistentie, wordt verwezen naar de adviezen van de Fungicide Resistance Action Committee (www.FRAC.info). Toepassingen In de teelt van appels en peren, ter voorkoming van schurft (Venturia inaequalis en Venturia pirina) Vanaf het groene knopstadium Flint preventief toepassen met een interval van 7-10 dagen. Bij een hoge infectiedruk in een periode met snelle bladontwikkeling, evenals in een periode met langdurige neerslag, dient het interval maximaal 7 dagen te bedragen. Flint kan gelijktijdig tegen meeldauw worden ingezet. Dosering: 0,01% (10 gram per 100 liter water) In de teelt van appels en peren, ter voorkoming van echte meeldauw (Podosphaera leucotricha). Ter voorkoming van nieuwe aantastingen gedurende de periode vanaf het roze knopstadium tot het einde van de groei Flint toepassen met een interval van 7-10 dagen. Indien veel primair aangetaste scheuten voorkomen en de omstandigheden voor meeldauwinfecties gunstig zijn, dient het interval maximaal 7 dagen te bedragen. Flint kan gelijktijdig tegen schurft worden ingezet. Dosering: 0,01% (10 gram per 100 liter water) In de teelt van kersen, ter voorkoming van schurft (Venturia cerasi en Venturia carpophila) Het middel dient preventief toegepast te worden, met een interval van 7 – 10 dagen. Bij een hoge infectiedruk in een periode met snelle bladontwikkeling, evenals in een periode met langdurige neerslag, dient het interval maximaal 7 dagen te bedragen. Dosering: 0,01% (10 gram per 100 liter water) In de onbedekte teelt van blauwe bessen, ter bestrijding van Anthracnose en Botrytis vruchtrot preventief tijdens de bloei een bespuiting uitvoeren en de behandeling maximaal 2 maal herhalen met intervallen van 7 tot 10 dagen. Dosering: 0,4 kg/ha In de onbedekte teelt van druiven, ter bestrijding van echte meeldauw (Plasmopara viticola). De eerste behandeling uitvoeren bij de aanvang van de bloei. De behandelingen maximaal 2 maal herhalen met een interval van 14 tot 21 dagen. Dosering: 0,25 kg/ha In de onbedekte teelt van aardbei, ter bestrijding van echte meeldauw (Sphaerotheca macularis). Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
130
Zodra de eerste aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren. De behandeling herhalen met intervallen van 7-10 dagen afhankelijk van de groei van het gewas en de infectiedruk. Dosering: 125 g/ha In de bedekte teelt van aardbei, ter bestrijding van echte meeldauw (Sphaerotheca macularis). Zodra de eerste aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren. De behandeling herhalen met intervallen van 7-10 dagen afhankelijk van de groei van het gewas en de infectiedruk. Dosering: 0,0125% (12,5 gram per 100 liter water) In de teelt van komkommer, meloen, courgette, pattison, pompoen, kalebas, squash en augurk, ter bestrijding van echte meeldauw (Sphaerotheca fusca). Zodra de eerste aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren. De behandeling herhalen met intervallen van 7-10 dagen afhankelijk van de groei van het gewas en de infectiedruk. Dosering: 0,0125% (12,5 gram per 100 liter water) In de teelt van paprika en Spaanse peper, ter bestrijding van echte meeldauw (Leveillula taurica) Zodra de eerste aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren. De behandeling herhalen met intervallen van 7 – 10 dagen afhankelijk van de groei van het gewas en de infectiedruk. Dosering: 0,0125% (12,5 gram per 100 liter water) In de bedekte teelt van tomaat, ter bestrijding van echte meeldauw (Oïdium lycopersicum). Zodra de eerste aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren. De behandeling herhalen met intervallen van 7 – 10 dagen afhankelijk van de groei van het gewas en de infectiedruk. Dosering: 0,0125% (12,5 gram per 100 liter water) In de bedekte teelt van bonen, ter bestrijding van de echte meeldauw (Erysiphe orontii). Zodra een aantasting wordt waargenomen een gewasbespuiting toepassen. De behandeling maximaal 2 maal herhalen met een interval van 7 tot 10 dagen. Dosering: 0,025% (25 g/100 liter water) in maximaal 1000 liter water. In de onbedekte teelt van spruitkool en sluitkool, ter bestrijding van spikkelziekte (Alternaria brassicae). Zodra de eerste aantasting wordt waargenomen een behandeling uitvoeren. De behandeling om de 14 dagen herhalen. Dosering: 0,25 kg/ha In de onbedekte teelt van bloemkool, broccoli, spruitkool en sluitkool, ter bestrijding van witte roest (Albugo candida). Het middel dient preventief te worden toegediend met een interval van 2 tot 3 weken. Dosering: 0,4 kg/ha In de bedekte teelt van veredelings- en zaadteelt van koolgewassen, ter bestrijding van witte roest (Albugo candida). Het middel dient preventief te worden toegediend met een interval van 2 tot 3 weken. Dosering: 0,4 kg/ha
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
131
In de onbedekte teelt van bos-, was- en winter peen, ter bestrijding van loofverbruining (Alternaria dauci). Zodra de eerste aantasting wordt waargenomen een behandeling uitvoeren. De behandeling om de 14 dagen herhalen. De toe te passen dosering is afhankelijk van de ziektedruk. Dosering: 0,25 tot 0,4 kg/ha In de onbedekte teelt van bleekselderij en knolselderij, ter bestrijding van bladvlekkenziekten (Septoria apiicola). Zodra de eerste aantasting wordt waargenomen een behandeling uitvoeren. De behandeling om de 14 dagen herhalen. Dosering: 0,25 kg/ha In de onbedekte teelt van de pennenteelt van witlof en cichorei, ter bestrijding van echte meeldauw (Erisyphe cichoracearum). Zodra de eerste aantasting wordt waargenomen een behandeling uitvoeren. De behandeling om de 14 dagen herhalen. Dosering: 0,25 kg/ha (250 gr/ha) In de onbedekte teelt van prei, ter bestrijding van purpervlekkenziekte (Alternaria porri) en roest (Puccinia allii) Het middel dient preventief te worden ingezet. De behandeling om de 14 dagen herhalen. Indien er reeds aantasting aanwezig is op het tijdstip van de eerste behandeling dan de eerste behandeling uitvoeren met een middel met een curatieve werking. Dosering: 0,4 kg/ha In de bedekte teelt van sla, met uitzondering van veldsla, ter bestrijding van Botrytis en Sclerotinia. Eerste toepassing de eerste week na planten. De toepassing na 7 tot 10 dagen maximaal 2 maal herhalen. Dosering: 0,4 kg/ha In de teelt van andijvie, ter bestrijding van Botrytis en Sclerotinia. Eerste toepassing de eerste week na planten. De toepassing na 7 tot 10 dagen eenmaal herhalen. Dosering: 0,4 kg/ha In de bedekte en onbedekte teelt van kruiden, ter bestrijding van echte en valse meeldauw. Eerste toepassing zodra symptomen worden waargenomen. De toepassing na 7 tot 10 dagen maximaal 2 maal herhalen. Dosering: 0,4 kg/ha Tulp en gladiool, ter bestrijding van Botrytis tulipae en Botrytis gladiolorum Vanaf kort na opkomst Flint toepassen met een interval van 7 tot 10 dagen. Dosering: 0,25 kg/ha Lelie, ter bestrijding van Botrytis elliptica Vanaf kort na opkomst Flint toepassen met een interval van 7 tot 10 dagen. Dosering: 0,4 kg/ha In de teelt van bloemisterijgewassen, ter bestrijding van echte meeldauw (Sphaerotheca spp.) en roest (Puccinia spp.). Zodra de eerste aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren. De behandeling met intervallen van 7-10 dagen, afhankelijk van de groei van het gewas en de infectiedruk, herhalen. Dosering: 0,0125% (12,5 gram per 100 liter water)
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
132
Waarschuwing Flint kan in gerbera het gehele jaar schade aan de bloemen veroorzaken. Toepassing van Flint in gerbera wordt dan ook ontraden. In roos onder glas kan Flint in bepaalde rassen in de donkere periode schade aan bet blad veroorzaken. Toepassing van Flint in roos in de donkere periode van september tot en met maart wordt dan ook ontraden. In de teelt van boomkwekerijgewassen, rozen en rozenonderstammen en vaste planten, ter bestrijding van echte meeldauw (Sphaerotheca en Oidium spp). Zodra de eerste aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren. De behandeling met intervallen van 7-10 dagen, afhankelijk van de groei van het gewas en de infectiedruk, herhalen. Dosering: 0,0125% (12,5 gram per 100 liter water) Gevoeligheid gewassen Gezien het grote aantal variëteiten en de wisselende teeltomstandigheden van bloembol- en knolgewassen en bloembollen, bloemisterijgewassen en boomkwekerijgewassen en de verschillen in gewasverdraagzaamheid, verdient het aanbeveling om alvorens het middel toe te passen een proefbespuiting uit te voeren. Verminderde werking Het kan niet worden uitgesloten, dat minder gevoelige schimmelfysio’s kunnen voorkomen. Onder ongunstige omstandigheden kan de werking daardoor afnemen. Doordat een groot aantal factoren invloed uitoefent op het ontstaan van dergelijke fysio’s, is het optreden hiervan niet te voorspellen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
133
4.26 Bijlage 26. Concept WG Flint, toelatingnummer 12289 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel door middel van een gewasbehandeling in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Witlof (pennenteelt) cichorei Appel
echte meeldauw 1 echte meeldauw 1 schurft 2; echte meeldauw 3
Peer
schurft 4 echte meeldauw 3
Kers (onbedekte teelt)
schurft 5+6
Aardbei (onbedekte teelt) Aardbei (bedekte teelt)
echte meeldauw 7 echte meeldauw 7
Andijvie Bonen met peul (bedekte teelt)
botrytis, Sclerotinia echte meeldauw 9
Vruchtgroenten van Cucurbitaceae met eetbare schil (bedekte teelt)
echte meeldauw 10
0,25 kg/ha 0,25 kg/ha 0,01% (10 gram per 100 liter water) 0,01% (10 gram per 100 liter water) 0,01% (10 gram per 100 liter water) 0,125 kg/ha 0,0125% (10 gram per 100 liter water) 0,4 kg/ha 0,025% (25 gram per 100 liter water(1) 0,0125% (12,5 gram per 100 liter water)
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
Maximale dosering (middel) per toepassing 0,25 kg/ha 0,25 kg/ha 0,15 kg/ha
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Veiligheidstermijn in dagen
3 3 3
Minimum interval tussen toepassingen in dagen 14 14 7
0,12 kg/ha
3
7
14
0,15 kg/ha
3
7
14
0,125 kg/ha 0,15 kg/ha
3 3
7 7
3 3
0,4 kg/ha 0,25 kg/ha
2 3
7 7
7 1
0,188 kg/ha
3
7
3
14
134
Toepassingsgebied
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Vruchtgroenten van Cucurbitaceae met nieteetbare schil (bedekte teelt) Tomaat (bedekte teelt)
echte meeldauw 10
Paprika (bedekte teelt)
echte meeldauw 12
Sluitkoolachtigen (onbedekte teelt) Bloemkoolachtigen (onbedekte teelt) Veredelings- en zaadteelt van koolgewassen (bedekte teelt) Wortelen (onbedekte teelt)
spikkelziekte 13 witte roest 14 witte roest 14
0,0125% (12,5 gram per 100 0,0125% (12,5 gram per 100 liter water) 0,0125% (12,5 gram per 100 liter water) 0,25 kg/ha 0,4 kg/ha 0,4 kg/ha
Veiligheidstermijn in dagen
3
Minimum interval tussen toepassingen in dagen 7
0,18 kg/ha
3
7
1
0,18 kg/ha
3
7
1
0,25 kg/ha 0,4 kg/ha 0,4 kg/ha
3
14
14
3
14
14
witte roest 15
0,4 kg/ha
0,4 kg/ha
3
14
-
loofverbruining 15
0,4 kg/ha
3
14
14
bladvlekkenziekte 16
0,25-0.4 kg/ha 0,25 kg/ha
Knolselderij (onbedekte teelt) Bleekselderij, (onbedekte teelt) Prei (onbedekte teelt)
0,25 kg/ha
3
14
14
bladvlekkenziekte 16
0,25 kg/ha
0,25 kg/ha
3
14
14
purpervlekkenziekte
0,4 kg/ha
0,4 kg/ha
3
14
14
0,25 kg/ha 0,25 kg/ha 0,4 kg/ha
0,25 kg/ha 0,25 kg/ha 0,4 kg/ha
3 3 3
7 7 7
-
echte meeldauw 11
Maximale dosering (middel) per toepassing 0,18 kg/ha
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
3
17
Tulp Gladiool Lelie
roest 18 Botrytis tulipae, Botrytis gladiolorum Botrytis elliptica
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
135
Toepassingsgebied
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Bloemisterijgewassen (bedekt en onbedekt)
echte meeldauw 19 roest 20
Boomkwekerijgewassen (onbedekte teelt)
echte meeldauw
Vaste plantenteelt (onbedekte teelt)
echte meeldauw
0,0125% (12,5 gram per 100 liter 0,0125% (12,5 gram per 100 liter) 0,0125% (12,5 gram per 100 liter)
19+21
19+21
Maximale dosering (middel) per toepassing 0,125 kg/ha
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Veiligheidstermijn in dagen
3
Minimum interval tussen toepassingen in dagen 7
0,15 kg/ha
3
7
-
0,125 kg/ha
3
7
-
-
Erisyphe chichoracearum; 2 Venturia inaequalis; 3 Podospaera leucotricha; 4 Venturia pirina; 5 Venturia cerasi; 6 Venturia carpophila; Sphaerotheca macularis; ; 9 Erisyphe orontii; 10 Sphaerotheca fusca; 11 Oïdium lycopersicum; 12 Leveillula taurica; 13 Alternaria brassicae; 14 Albugo candida; 15 Alternaria dauci; 16 Septoria apiicola; 17 Alternaria porri; 18 Puccinia alli; 19 Spaerotheca spp.; 20 Puccinia spp.;21 Oidium spp. 1 7
Het gebruik in de onbedekte teelt van blauwe bes en de onbedekte teelt van druiven, de bedekte teelt van sla en teelt van andijvie en aromatische kruidgewassen, is op basis van een “derdenuitbreiding”. Deze “derdenuitbreiding” is aangevraagd door de Stichting Trustee Bijzondere Toelatingen. Er is voor deze uitbreiding geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Gebruik van dit middel in deze toepassingsgebieden, komt voor risico en verantwoordelijkheid van de gebruiker.
Toepassingsgebied
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus
Blauwe bes (onbedekte teelt) Druif (onbedekte
Anthracnose, Botrytis vruchtrot
0,4 kg/ha
0,4 kg/ha
echte meeldauw 8
0,25 kg/ha
0,25 kg/ha
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
Veiligheidstermijn in dagen
3
Minimum interval tussen toepassingen in dagen 7
3
14
35 dagen
7 dagen
136
teelt) Sla (bedekte teelt) Aromatische kruidgewassen 8
Botrytis, Sclerotinia
0,4 kg/ha
0,4 kg/ha
3
7
7 dagen
echte en valse meeldauw
0,4 kg/ha
0,4 kg/ha
3
7
7 dagen
Plasmopara viticola
Toepassingsvoorwaarden In de teelt van appels en peren is de toepassing voor 1 mei op percelen, die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend toegestaan indien: • toegepast wordt met een tunnelspuit, of • de buitenste bomenrij eenzijdig wordt bespoten vanaf het buitenste rijpad in de richting van het perceel, of • toegepast wordt met maximaal 0,12 kg middel per ha. • de bespuiting sensor gestuurd wordt uitgevoerd, of • tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een emissiescherm (2,5 m hoog) is geplaatst, of • het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm, of • een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is, of • het middel in de eerste 20 meter grenzend aan de watergang verspoten wordt met een Venturidop waarbij de laatste bomenrij éénzijdig wordt bespoten vanaf het buitenste rijpad in de richting van het perceel. N.B. voor toepassingen in appel en peer zijn na 1 mei geen driftbeperkende maatregelen nodig op percelen die grenzen aan oppervlaktewater. Om in het water levende organismen te beschermen is in de onbedekte teelt van druiven de toepassing in percelen die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend toegestaan indien: • toegepast wordt met een tunnelspuit, of • zich een windhaag op de rand van het rijpad bevindt, waarbij de laatste bomenrij éénzijdig wordt bespoten vanaf het buitenste rijpad in de richting van het perceel, of • de bespuiting sensor gestuurd wordt uitgevoerd, of • tussen de wijngaard en het oppervlaktewater een emissiescherm (2,5 m hoog) is geplaatst, of • het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm, of • een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is, of • het middel in de eerste 20 meter grenzend aan de watergang verspoten wordt met een Venturidop waarbij de laatste bomenrij éénzijdig wordt bespoten vanaf het buitenste rijpad in de richting van het perceel (ventilatorstand laag of hoog). Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
137
Dit middel is schadelijk voor niet-doelwit arthropoden. Vermijd onnodige blootstelling. Gevoeligheid gewassen Gezien het grote aantal variëteiten en de wisselende teeltomstandigheden van bloemisterijgewassen en boomkwekerijgewassen en de verschillen in gewasverdraagzaamheid, verdient het aanbeveling om alvorens het middel toe te passen een proefbespuiting uit te voeren. Flint kan in gerbera het gehele jaar schade aan de bloemen veroorzaken. Toepassing in gerbera wordt dan ook ontraden. In roos onder glas kan Flint in bepaalde rassen in de donkere periode schade aan het blad veroorzaken. Toepassing van Flint in roos in de donkere periode van september tot en met maart wordt dan ook ontraden. Resistentiemanagement Dit middel bevat de werkzame stof trifloxystrobin. Trifloxystrobin behoort tot de strobilurinen. De Frac code s11. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen op te volgen.
Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij de omzetting van Flint 1) bij de driftreducerende maatregelen in appel en peer staat in het WGG “toegepast wordt met een maximaal spuitvolume van 1200 L water/ha”. Dit wordt vervangen door “ toegepast wordt met maximaal 0,12 kg middel per ha”. 2) Resistentiezinnen zijn vervangen door 1 algemene resistentiezin. 3) Op WGGA staat teelt van bonen, op het WG komt te staan bonen met peul 4) Op WGGA staat bij de bedekte teelt van bonen dat er maximaal met 1000 liter water gespoten mag worden. Dit hoeft in het WG niet meer genoemd te worden omdat in de tabel bij bonen staat dat er maximaal 0,25 kg middel per ha toegepast mag worden. 5) Op WGGA staat Augurk, courgette, komkommer en pattison. In WG komt vruchtgroenten van Cucurbitaceae met eetbare schil te staan. 6) Op WGGA staat meloen, pompoen, kalebas, squash. In WG komt vruchtgroenten van Cucurbitaceae niet-eetbare schil te staan. 7) Op WGGA staat paprika en spaanse peper. In WG komt paprika te staan. Volgens DTG-lijst valt spaanse peper en Cayenne peper. 8) Op WGGA staat bloemkool, broccoli, spruitkool, sluitkool; In WG worden spruitkool en sluitkool vervangen door sluitkoolachtigen. Bloemkool en broccoli worden vervangen door bloemkoolachtigen. Flint is dan ook toegelaten in chinese broccoli. 9) Op WGGA staat bos-, was-, en winerpeen. In WG komt wortelen. Flint is dan dus ook toegelaten in parijse wortelen. Dit kan ook uit residu-oogpunt Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
138
10) Op het WGGA staat kruiden; in het WG komt aromatische kruidgewassen, omdat alleen dit deel van de kruiden beoordeeld is. 11) Op het WGGA staat boomkwekerijgewassen, rozen en rozenonderstammen en vaste planten. In het WG alleen boomkwekerijgewassen en vaste planten opgenomen, omdat de rozen en rozenonderstammen hieronder vallen. 12) In het WGGA staat bij de driftreducerende maatregelen in appel en peer “grenzend aan watergangen”. Dit wordt in het WG vervangen door “die grenzen aan oppervlaktewater”.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
139
4.27 Bijlage 27: Huidige WGGA Dithane DG New Tec, toelatingnummer 10318 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel: a. in de teelt van appels en peren. In de buitenste bomenrij van boomgaarden is toepassing van het middel langs watergangen uitsluitend toegestaan: ∗ voor 1 mei indien gebruik wordt gemaakt van een tunnelspuit. ∗ na 1 mei indien tussen de watergang en de boomgaard een aaneengesloten windsingel op de rand van het rijpad is geplaatst. b. in de teelt van consumptieaardappelen, fabrieksaardappelen en pootaardappelen c. in de teelt van 1e-jaars plantuien, 2e-jaars plantuien, picklers, zaaiuien, zilveruien en sjalotten d. in de teelt van asperges e. in de teelt van crocussen, hyacinten, narcissen, tulpen en in het voorjaar bloeiende bijgoedgewassen, met dien verstande dat bij teelten op zandgronden1 de toepassing voor zover gelegen in de bloembollenstreek2 niet is toegestaan; f. in de teelt van gladiolen, irissen, lelies en in de zomer bloeiende bijgoedgewassen met dien verstande dat bij teelten op zandgronden1 de toepassing voorzover gelegen in de bloembollenstreek2 niet is toegestaan. g. in de teelt van bloemisterijgewassen Gebruik van dit middel in grondwaterbeschermingsgebieden als bedoeld in de Wet bodembescherming, daaronder niet begrepen de gebieden waarbinnen uitsluitend fysische bodemaantastingen zoals grondboringen zijn verboden is niet toegestaan in de teelt van bloembollen- en knollen op zandgrond1. Het is niet toegestaan dit middel door middel van een luchtvaartuig toe te passen. Het middel is schadelijk voor niet-doelwit arthropoden; vermijd onnodige blootstelling. Veiligheidstermijnen: De termijn tussen de laatste bespuiting en de oogst mag niet korter zijn dan: 4 weken: voor 1e-jaars plantuien, 2e-jaars plantuien, picklers, zaaiuien, zilveruien en sjalotten en asperges 8 weken: voor appels en peren
B.
1[
2
Onder zandgronden worden verstaan de volgende eenheden van de Bodemkaart van Nederland 1 : 250.000 (G.G.L. Steur, F. de Vries en C. van Wallenburg, Stichting voor Bodemkartering, Wageningen, 1985): enkelvoudige eenheden met een kode waarin Z voorkomt; associaties van twee enkelvoudige eenheden waarvan een of beide eenheden een code hebben waarin Z voorkomt; associaties van meerdere enkelvoudige eenheden met codes waarin A3 of A4 voorkomt. Onder de bloembollenstreek wordt verstaan het gebied zoals is aangegeven in de Bodemkartering van Nederland, nr. 58.2, deel XI (dr. K. van der Meer, 1952).
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
140
GEBRUIKSAANWIJZING Appels, tegen schurft Toepassing: kort voor de bloei, tijdens en na de bloei. voor de bloei 0,2% (200 ml per 100 liter water); Dosering: tijdens en na de bloei 0,2 (200 ml per 100 liter water bij 10-12 dagen interval; 0,15% (150 ml per 100 liter water) bij 7 dagen interval. Het middel heeft een gunstig neveneffect op gewassen met mangaangebrek. Peer, tegen schurft – uitsluitend voor percelen met ernstig mangaangebrek. Toepassing: kort voor de bloei, tijdens en na de bloei. Niet toepassen op het ras Conference. Dosering: 0,2% (200 ml per 100 liter water). Consumptieaardappelen, fabrieksaardappelen en pootaardappelen, ter bestrijding van de aardappelziekte Phytophthora infestans. Het tijdstip van de eerste behandeling hangt af van de ontwikkeling van het gewas en van het weer; meestal wordt met de bespuitingen begonnen als de planten elkaar in de rij beginnen te raken. Afhankelijk van de snelheid van de ontwikkeling van het gewas, de weeromstandigheden en de infectiedruk de bespuitingen om de 7 à 10 dagen herhalen. Dosering: 1e bespuiting 2 kg per ha 2e t/m 12e bespuiting 2,25 kg per ha Bij voor Phytophtora gunstige omstandigheden en/ of op vatbare rassen, na de 2de of de 3de bespuiting overgaan op een ander voor de phytophtora bestrijding in aardappelen toegelaten middel teneinde een goede bescherming van de knol te verkrijgen. Zaaiuien, 1e-jaars plantuien, 2e-jaars plantuien, zilveruien en sjalotten, ter bestrijding van valse meeldauw (Peronospora destructor). Afhankelijk van de veldomstandigheden vanaf einde juni regelmatig behandelingen uitvoeren om de 7 tot 10 dagen. Hierbij wordt tevens een goede bestrijding verkregen van de bladvlekkenziekte (Botrytis squamosa). 2,75 kg/ha Dosering: Asperges: tegen grauwe schimmel (Botryotinia fuckeliana) 2,5 kg/ha Dosering: Bloemisterijgewassen tegen Japanse-roest en Pelargonium-roest Tegen Japanse-roest (Puccinia horiana) en Pelargonium-roest (Puccinia pelargonii zonalis) om de week voorbehoedend spuiten. Zowel de onderkant als de bovenkant van de bladeren moeten grondig bespoten worden. Zorg voor lage luchtvochtigheid in de kas. Om een spuitrest op het oogstprodukt te voorkomen ruim (4 weken) voor het oogsttijdstip stoppen met de bespuitingen of overgaan op andere producten. Om de 7 tot 10 dagen spuiten. Maximaal 5 toepassingen per seizoen. Dosering: 0,3 % (300 gram per 100 l water) Bloembollen : tegen vuur (Botrytis-soorten)Maximaal 8 behandelingen uitvoeren met 7 dagen interval. Dosering: 2,5 kg/ha bij wekelijkse toepassingen Chrysanten, tegen Chrysanten-roest Vanaf het planten in verband met de kans op het ontstaan van teveel zichtbaar residu maximaal 3 à 4 keer voorbehoedend toepassen met intervallen van één week. Dosering: 0,3% (300 gram per 100 liter water).
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
141
4.28 Bijlage 28. Concept WG Dithane DG New Tec, toelatingnummer 10318 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel door middel van een gewasbehandeling in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Aardappelen
aardappelziekte1
2-2,2 kg/ha
Appel
schurft
Peer
schurft
Uien
valse meedauw 2, bladvlekkenziekte 3 valse meedauw 2, bladvlekkenziekte 3 grauwe schimmel 4 vuur 5
Sjalotten Asperge Bloembol- en bloemknolgewassen8 Bloemisterijgewassen
Chrysant 1
japanse roest 6 Pelargonium-roest 7 Chrysanten-roest
Maximale dosering (middel) per toepassing 2-2,2 kg/ha
Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden ? per teeltcyclus
Minimum interval tussen toepassingen in dagen 7
Veiligheidstermijn in dagen
0,2% (200 g per 100 L water 0,15(150 g per 100 L water) 0,2% (200 g per 100 L water) 2,7 kg/ha
3 kg/ha
? per 12 maanden
10
56
2,2 kg/ha
??
7
2,4 kg/ha
? per 12 maanden
?
56
2,7 kg/ha
? per teeltcyclus
?
28
2,7 kg/ha
2,7 kg/ha
? per teeltcyclus
?
28
2,5 kg/ha 2,5 kg/ha
2,5 kg/ha 2,5 kg/ha
? per 12 maanden 8 per teeltcyclus
? 7
28 -
0,3% (300 g per 100 L water) 0,3%
3 kg/ha
5 per teeltcyclus
7
-
3 kg/ha
4 per teeltcyclus
7
-
aardappelziekte Phytophthora infestans
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
142
2
valse meeldauw Peronospora destructor, bladvlekkenziekte Botrytis squamosa 4 grauwe schimmel Botrytis fuckeliana 5 vuur Botrytis-soorten 6 Japanse roest Puccinia horiana 7 Pelagonium-roest Puccinia pelargonii zonalis 3
8
Bij teelten op zandgronden voor zover gelegen in de bloembollenstreek is de toepassing niet toegestaan. Onder zandgronden worden verstaan de volgende eenheden van de Bodemkaart van Nederland 1 : 250.000 (G.G.L. Steur, F. de Vries en C. van Wallenburg, Stichting voor Bodemkartering, Wageningen, 1985): enkelvoudige eenheden met een code waarin Z voorkomt; associaties van twee enkelvoudige eenheden waarvan een of beide eenheden een code hebben waarin Z voorkomt; associaties van meerdere enkelvoudige eenheden met codes waarin A3 of A4 voorkomt. Onder de bloembollenstreek wordt verstaan het gebied zoals is aangegeven in de Bodemkartering van Nederland, nr. 58.2, deel XI (dr. K. van der Meer, 1952). Toepassingsvoorwaarden In de teelt van appels en peren is in de buitenste bomenrij van boomgaarden is de toepassing van het middel langs oppervlaktewater uitsluitend toegestaan: Voor 1 mei indien gebruik wordt gemaakt van een tunnelspuit Na 1 mei indien tussen de watergang en de boomgaard een aaneengesloten windsingel op de rand van het rijpad is geplaatst. Gebruik van dit middel in grondwaterbeschermingsgebieden als bedoeld in de Wet bodembescherming, daaronder niet begrepen de gebieden waarbinnen uitsluitend fysische bodemaantastingen zoals grondboringen zijn verboden, is niet toegestaan in de teelt van bloembollen- en knollen op zandgrond. Het middel is schadelijk voor niet-doelwitarthropoden; vermijd onnodige blootstelling.
Voor bestrijding van Phytophthora infestans in aardappelen geldt dat bij voor Phytophthora gunstige omstandigheden en/ of op vatbare rassen, na de 2de of de 3de bespuiting overgaan op een ander voor de Phytophthora bestrijding in aardappelen toegelaten middel teneinde een goede bescherming van de knol te verkrijgen.
Aanbevelingen Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
143
Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij omzetting van Dithane DG New Tec. - Op WGGA staat 1e-jaars plantuien, 2e-jaars plantuien, picklers, zaaiuien, zilveruien, deze termen op WG vervangen door uien. - Er staan vraagtekens in het WG. Deze moeten ingevuld worden door toelatinghouder, omdat dit niet uit het besluit blijkt. - Bij drifttreducerende maatregelen “watergangen” vervangen door oppervlaktewater. - Bij appel en peer maximaal aantal behandeling per 12 maanden gebruiken omdat teeltcyclus de toepassing na de oogst niet afdekt.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
144
4.29 Bijlage 29: Huidige WGGA Merpan Spuitkorrel, toelatingnummer 11462 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel: a) in de teelt van appels en peren, waarbij geldt dat, • voor 1 mei en in het najaar vanaf het moment van 50% bladval de toepassing in percelen die grenzen aan watergangen uitsluitend is toegestaan indien: - het middel in de eerste 20 meter grenzend aan de watergang verspoten wordt met een Venturidop waarbij de laatste bomenrij éénzijdig in de richting van het perceel bespoten dient te worden, met een maximum dosering van 3,25 kg/ha, of - het middel wordt verspoten met een tunnelspuit, met een maximale dosering van 3,15 kg/ha, of - een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is, met een maximale dosering van 1,15 kg/ha, of - tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een emissiescherm is geplaatst, met een maximale dosering van 1,15 kg/ha, of - er naast de watergang op de rand van het rijpad een windhaag is geplaatst in combinatie met een eenzijdige bespuiting van de buitenste bomenrij, met een maximale dosering van 1,1 kg/ha, of - het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm, met een maximale dosering van 1,0 kg/ha; • na 1 mei tot aan het moment van 50% bladval is de toepassing in percelen die grenzen aan watergangen uitsluitend toegestaan indien: - het middel in de eerste 20 meter grenzend aan de watergang verspoten wordt met een Venturidop waarbij de laatste bomenrij éénzijdig in de richting van het perceel bespoten dient te worden, of - er naast de watergang op de rand van het rijpad een windhaag is geplaatst in combinatie met een eenzijdige bespuiting van de buitenste bomenrij, of - het middel wordt verspoten met een tunnelspuit, of een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is, met een maximale dosering van 2,9 kg/ha of - tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een emissiescherm is geplaatst, met een maximale dosering van 2,8 kg/ha, of - het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm, met een maximale dosering van 2,45 kg/ha , of - de bespuiting sensorgestuurd wordt uitgevoerd, met een maximale dosering van 2,3 kg/ha, of - de buitenste bomenrij eenzijdig wordt bespoten in de richting van het perceel met een maximale dosering van 1,95 kg/ha, of - het middel wordt verspoten met een dwarsstroomspuit, met een maximale dosering van 1,1 kg/ha. b) c) d) e) f) g) h) i)
in de teelt van rode bessen, witte bessen, zwarte bessen en kruisbessen; in de teelt van aardbeien; in de teelt van bramen en frambozen; in de teelt van andijvie in de vollegrond; in de teelt van prei; ten behoeve van de teelt van bloembollen en bolbloemen; in de teelt van bloembollen; in de teelt van vaste planten en boomkwekerijgewassen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
145
Het is niet toegestaan dit middel toe te passen door middel van een met de hand getrokken of geduwde spuitboom (spuitfiets). Veiligheidstermijnen De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan: 3 weken voor appels en peren bij gebruik van doseringen van 0,1% en hoger 1 week voor appels en peren bij gebruik van een dosering van 0,06% 4 dagen voor aardbeien in de vollegrond, bramen en frambozen 10 dagen voor rode bessen, witte bessen, zwarte bessen en kruisbessen 2 weken voor prei 3 weken voor andijvie in de vollegrond. Op aardbeien onder glas na het opengaan van de eerste bloemen niet vaker dan 2x spuiten; de laatste toepassing niet binnen 2 weken voor de eerste pluk. B. GEBRUIKSAANWIJZING Attentie: Het middel is giftig voor waterorganismen, daarom zodanig toepassen dat het middel niet in oppervlaktewater terechtkomt. Toepassingen: Appels en peren, tegen schurft (Venturia inaequalis en V. pirinia). Langs watergangen gelden beperkingen. Zie het Wettelijk Gebruiksvoorschrift. Het middel voorbehoedend toepassen vanaf kort voor de bloei. Dosering: bij wekelijkse toepassing: 0,1% (100 gram per 100 liter water) bij ruimere tussenpozen: 0,15% (150 gram per 100 liter water). Bij zware infectiedruk en bij snelle bladontwikkeling dient tenminste om de 7 dagen te worden gespoten. Appels en peren, ter bestrijding van bewaarrot veroorzaakt door Gloeosporium en bewaarschurft. Langs watergangen gelden beperkingen. Zie het Wettelijk Gebruiksvoorschrift. Vanaf + 5 weken voor de oogst om de 7 dagen een behandeling uitvoeren. Dosering: 0,06% (60 gram per 100 liter water). Appels en peren, tegen neusrot (Nectria). Langs watergangen gelden beperkingen. Zie het Wettelijk Gebruiksvoorschrift. Tijdens bloei wekelijks een bespuiting uitvoeren. Dosering: 0,15 - 0,25% (150 - 250 gram per 100 liter water). Appels en peren, tegen vruchtboomkanker (Nectria). Langs watergangen gelden beperkingen. Zie het Wettelijk Gebruiksvoorschrift. Door in het najaar of na beschadiging (door bijv. hagel) enige malen te spuiten wordt een bescherming verkregen. Dosering: 0,25% (250 gram per 100 liter water). Rode bessen, witte bessen, zwarte bessen en kruisbessen, tegen bloesem- en vruchtrot (Botrytis). Vanaf begin bloei om de 7 tot 14 dagen (interval afhankelijk van de weersomstandigheden) en bespuiting uitvoeren. Dosering: 0,15% (150 gram per 100 liter water). Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
146
Aardbeien, tegen vruchtrot. In de vollegrond Vanaf het moment dat de bloemstengels zich strekken of de eerste bloemen opengaan wekelijks een bespuiting uitvoeren. Dosering: 0,15% (150 gram per 100 liter water). Onder glas Vanaf begin bloei maximaal nog twee keer een behandeling uitvoeren met een interval van 10 à 14 dagen. Dosering: 0,15% (150 gram per 100 liter water). Bramen en frambozen, tegen bloesem- en vruchtrot (Botrytis). Vanaf begin bloei om de 7 tot 14 dagen (interval afhankelijk van de weersomstandigheden) een bespuiting uitvoeren. Dosering: 0,15% (150 gram per 100 liter water). Andijvie in de vollegrond, tegen vuur (Marssonina). Zodra symptomen worden waargenomen enkele malen met een interval van een week een bespuiting uitvoeren. Dosering: 0,15% (150 gram per 100 liter water). Prei, tegen papiervlekkenziekte. Zodra symptomen worden waargenomen om de 10 à 12 dagen een bespuiting uitvoeren. Dosering: 0,3% (300 gram per 100 liter water). Bloembollen Anemonen en Ranonkels, tegen Colletotrichum. Direct na opkomst wekelijks een bespuiting uitvoeren. Dosering: 1 kg per ha bij een gewas gegroeid uit wol 2,4 kg per ha bij een gewas gegroeid uit pitten. Ontsmetting van bloembollen en -knollen In deze gebruiksaanwijzing is voor de toepassingen bij bloembollen en -knollen steeds uitgegaan van een standaardontsmettingswijze waarbij gestreefd dient te worden naar minimale restanten door opgebruik. Voor de toegestane wijze van verwerken van restanten ontsmettingsvloeistof wordt verwezen naar de "Beschikking verwijdering dompelvloeistof bloembollen en knollen". Voor andere toepassingstechnieken (kort dompelen, schuimen, e.d.) zullen afgeleide doseringen nodig zijn. Raadpleeg hiervoor de betreffende voorlichtingspublicaties waarin tevens is aangegeven hoe, overeenkomstig voornoemde Beschikking, de restanten kunnen worden verwerkt. Bloembolgewassen, plantgoedbehandeling als basisontsmetting, ter bevordering van een goede huidkwaliteit en tegen diverse schimmelziekten. Ter versterking van de werking tegen specifieke schimmelziekten verdient het aanbeveling om het middel in combinatie met een voor de plantgoedontsmetting voor dat doel toegelaten middel te gebruiken. Onderstaand is per gewas het tijdstip van toepassing, de ontsmettingsduur en de te gebruiken concentratie vermeld: Tulpen plantgoed: vlak voor het planten gedurende 15 minuten dompelen. Dosering: 1% (1000 gram per 100 liter water).
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
147
leverbaar: bollen bestemd voor de bloemproductie i.v.m. Botrytis cinerea, vlak voor het planten gedurende 1 tot enkele minuten dompelen. Dosering: 0,33% (330 gram per 100 liter water). Gladiolen kralen: na de warmwaterbehandeling laten uitdruipen en vervolgens gedurende 30 minuten dompelen. Dosering: 0,66% (660 gram per 100 liter water). Vlak voor het planten (na het voorweken) gedurende 30 minuten dompelen. Dosering: 1,3% (1300 gram per 100 liter water). pitten: vlak voor het planten gedurende 15 minuten dompelen. Dosering: 0,66% (660 gram per 100 liter water). leverbaar: knollen bestemd voor bloemproductie gedurende 1 tot enkele minuten dompelen. Dosering: 0,66% (660 gram per 100 liter water). G.nanus/colvillii: vlak voor het planten gedurende 15 minuten dompelen. Dosering: 1,3% (1300 gram per 100 liter water). Lelies schubben: onmiddellijk na het schubben, dus vòòr de warmwaterbehandeling gedurende 15 minuten dompelen. Dosering: 1,3% (1300 gram per 100 liter water). Deze dompeling vlak voor het planten herhalen. plantgoed: na de warmwaterbehandeling laten uitdruipen en vervolgens gedurende 15 minuten dompelen. Dosering: 1,3% (1300 gram per 100 liter water). leverbaar: kort na de oogst, doch in ieder geval voor het inpakken, gedurende 1 tot enkele minuten dompelen. Dosering: 0,66% (660 gram per 100 liter water). Narcissen plantgoed: aan het warmwaterbehandelingsbad captan toevoegen. Dosering: 0,16% (160 gram per 100 liter water) voor normale narcissen; 0,66% (660 gram per 100 liter water) voor miniatuur narcissen. leverbaar: bollen bestemd voor bloemproductie (o.a. potcultuur) gedurende 1 tot enkele minuten dompelen. Dosering: 0,66% (660 gram per 100 liter water). Hyacinten pluis, plantgoed en hol en snijbollen: vlak voor het planten gedurende 15 minuten dompelen. Dosering: 0,66% (660 gram per 100 liter water). leverbaar: bollen bestemd voor bloemproductie gedurende 1 tot enkele minuten dompelen. Dosering: 0,66% (660 gram per 100 liter water). Irissen plantgoed: vlak voor het planten gedurende 15 minuten dompelen. Dosering: 0,66% (660 gram per 100 liter water). leverbaar: bollen bestemd voor bloemproductie voor het opslaan bij lage temperaturen en vlak voor het planten gedurende 1 tot enkele minuten dompelen. Dosering: 0,66% (660 gram per 100 liter water). Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
148
Krokussen plantgoed: vlak voor het planten gedurende 15 minuten dompelen. Dosering: 0,66% (660 gram per 100 liter water). leverbaar: knollen bestemd voor potcultuur gedurende 1 tot enkele minuten dompelen. Dosering: 0,66% (660 gram per 100 liter water). Anemonen wol: vlak voor het planten bespuiten. Dosering: 325 gram per 10 kg wol. pitten en knopen: vlak voor het planten gedurende 2 uur dompelen. Dosering: 1% (1000 gram per 100 liter water). leverbaar: knollen bestemd voor bloemproductie gedurende 2 uur dompelen. Dosering: 1% (1000 gram per 100 liter water). Overige bijgoedgewassen plantgoed: vlak voor het planten gedurende 15 minuten dompelen. Dosering: 0,66% (660 gram per 100 liter water). Boomkwekerijgewassen Bomen, tegen diverse schimmels zoals blad- en twijgziekte (bij Populier). Dosering: 0,15 - 0,2% (150 - 200 gram per 100 liter water). Vaste planten en overige boomkwekerijgewassen, tegen diverse schimmels zoals schurft, roetdauw, oortjesziekte (bij Azalea, Rhododendron en Vaccinium), bladvlekkenziekten en vlekkenziekte (bij Viola). Een bespuiting uitvoeren zodra aantasting wordt waargenomen. Dosering: 0,15-0,2% (150-200 gram per 100 liter water). Menging met andere middelen In het algemeen is menging met insecticiden af te raden. Moet echter toch met insecticiden worden gemengd maak dan geen gebruik van vloeibare middelen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
149
4.30 Bijlage 30. Concept WG Merpan Spuitkorrel, toelatingnummer 11462 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden. Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Appel
gewasbehandeling
schurft1
0,1% (100 g per 100 l water)
1.5 kg/ha
0,15 % (150 g per 100 l water) 0,15-0,25 % (150250 g per 100 l water) 0,06 % (60 g per 100 l water) 0,25 % (250 g per 100 l water) 0,1% (100 g per 100 l
2,25 kg/ha
10
3,75 kg/ha
7
21
0,9 kg/ha
7
7
3,75 kg/ha
7
21
7
21
neusrot2
bewaarrot3 bewaarschurft4 vruchtboomkanker5
Peer
gewasbehandeling
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
schurft6
1,2 kg/ha
Maximaal aantal toepassingen per teeltcylus of per 12 maanden ?? per 12 maanden
?? per 12 maanden
Minimum Veiligheidstermijn interval in dagen tussen toepassingen In dagen 7
21
150
Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcylus of per 12 maanden
Minimum Veiligheidstermijn interval in dagen tussen toepassingen In dagen
water)
neusrot2
bewaarrot3 bewaarschurft4 vruchtboomkanker5
Aardbei (onbedekte teelt)
gewasbehandeling
vruchtrot7
Aardbei (bedekte teelt)
gewasbehandeling
vruchtrot7
Aalbes
gewasbehandeling
bloesemrot8 vruchtrot8
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
0,15 % (150 g per 100 l water) 0,15-0,25 % (150250 g per 100 l water 0,06 % (60 g per 100 l water) 0,25 % (250 g per 100 l water) 0,15 % (150 g per 100 l water) 0,15 % (150 g per 100 l water)
1,8 kg/ha
10
3 kg/ha
7
21
0,72 kg/ha
7
7
3 kg/ha
7
21
0,15 % (150 g per
0,9 kg/ha
??
7
4
2,4 kg/ha
2
10
1,8 kg/ha
?
7
14 dagen (na open eerste bloemen niet meer dan 2x spuiten) 10
151
Toepassingsgebied
Type toepassing
Kruisbes
gewasbehandeling
Braam
gewasbehandeling
Framboos (incl. Taybes en Japanse wijnbes)
gewasbehandeling
Andijvie (onbedekte teelt)
gewasbehandeling
Prei (onbedekte teelt)
gewasbehandeling
Anemonen en ranonkels - wol
gewasbehandeling
Anemonen en ranonkels - pitten Bloembollen en bloemknollen
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
100 l water) bloesemrot8 0,15 % vruchtrot8 (150 g per 100 l water) bloesemrot8 0,15 % vruchtrot8 (150 g per 100 l water) bloesemrot8 0,15 % vruchtrot8 (150 g per 100 l water) vuur9 0,15 % (150 g per 100 l water) Papiervlekkenziekte 0,3 % (300 10 g per 100 l water) Colletotrichum 1kg/ha
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcylus of per 12 maanden
Minimum Veiligheidstermijn interval in dagen tussen toepassingen In dagen
1,8 kg/ha
?
7
10
1,8 kg/ha
?
7
4
1,8 kg/ha
?
7
4
1,2 kg/ha
?
7
21
2,4 kg/ha
?
10
14
?
?
7
-
-
-
-
-
2,4 kg/ha dompelbehandeling
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
schimmelziekten
152
Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
(narcis)
0,16 – 0,66 % (0,16-0,66 kg per 100 l water)
(hyacinth, iris, krokus, overige bijgoedgewassen)
0,66 % (0,66 kg per 100 l water)
(gladiool )
0,66 – 1,3 % (0,66 -1,3 kg per 100 l water) 1 % (1 kg per 100 l water
(tulp, anemoon)
(lelie)
Bolbloemen en knolbloemen
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcylus of per 12 maanden
Minimum Veiligheidstermijn interval in dagen tussen toepassingen In dagen
-
-
-
1,3 % (1,3 kg per 100 l water) dompelbehandeling
(tulp)
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
schimmelziekten
-
0,33 % (0,33 kg per 100 l 153
Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximale dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per teeltcylus of per 12 maanden
Minimum Veiligheidstermijn interval in dagen tussen toepassingen In dagen
-
-
-
2,4 kg/ha
5
10
2 kg/ha
5
10
water)
(gladiool, lelie, narcis, hyacinth, iris, krokus)
0,66 % (0,66 kg per 100 l water)
(anemoon)
1 % (1 kg per 100 l water)
Anemoon (wol)
plantgoedbehandeling schimmelziekten
Boomkwekerijgewassen gewasbehandeling
Vaste planten
1 2
gewasbehandeling
blad- en twijgziekte schurft roetdauw oortjesziekte diverse schimmels bladvlekkenziekte vlekkenziekte
325 gram per 10 kg wol 0,15 – 0,2 % (150200 g per 100 l water) 0,15 – 0,2 % (150200 g per 100 l water)
-
-
Schurft (Venturia inaequalis); Neusrot (Nectria)
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
154
3
Bewaarrot (Gloeosporium); Bewaarschurft (Venturia inaequalis) 5 Vruchtboomkanker (Nectria) 6 schurft (Venturia Pirinia) 7 Vruchtrot (Botrytis) 8 bloesem en vruchtrot (Botrytis) 9 vuur (Marssonina) 10 papiervlekkenzieke (Phytophthora porri) 4
Toepassingsvoorwaarden Voor de teelt van appel en peer geldt langs watergangen: • voor 1 mei en in het najaar vanaf het moment van 50% bladval de toepassing in percelen die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend is toegestaan indien: - het middel in de eerste 20 meter grenzend aan de watergang verspoten wordt met een Venturidop waarbij de laatste bomenrij éénzijdig in de richting van het perceel bespoten dient te worden, met een maximum dosering van 3,25 kg/ha, of - het middel wordt verspoten met een tunnelspuit, met een maximale dosering van 3,15 kg/ha, of - een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is, met een maximale dosering van 1,15 kg/ha, of - tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een emissiescherm is geplaatst, met een maximale dosering van 1,15 kg/ha, of - er naast de watergang op de rand van het rijpad een windhaag is geplaatst in combinatie met een eenzijdige bespuiting van de buitenste bomenrij, met een maximale dosering van 1,1 kg/ha, of - het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm, met een maximale dosering van 1,0 kg/ha; • na 1 mei tot aan het moment van 50% bladval is de toepassing in percelen die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend toegestaan indien: - het middel in de eerste 20 meter grenzend aan de watergang verspoten wordt met een Venturidop waarbij de laatste bomenrij éénzijdig in de richting van het perceel bespoten dient te worden, of - er naast de watergang op de rand van het rijpad een windhaag is geplaatst in combinatie met een eenzijdige bespuiting van de buitenste bomenrij, of - het middel wordt verspoten met een tunnelspuit, of een teeltvrije zone van 6 meter aanwezig is, met een maximale dosering van 2,9 kg/ha of - tussen de boomgaard en het oppervlaktewater een emissiescherm is geplaatst, met een maximale dosering van 2,8 kg/ha, of - het middel verspoten wordt met een dwarsstroomspuit met reflectiescherm, met een maximale dosering van 2,45 kg/ha , of Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
155
-
de bespuiting sensorgestuurd wordt uitgevoerd, met een maximale dosering van 2,3 kg/ha, of de buitenste bomenrij eenzijdig wordt bespoten in de richting van het perceel met een maximale dosering van 1,95 kg/ha, of het middel wordt verspoten met een dwarsstroomspuit, met een maximale dosering van 1,1 kg/ha.
Het is niet toegestaan dit middel toe te passen door middel van een met de hand getrokken of geduwde spuitboom (spuitfiets). Het middel is giftig voor waterorganismen, daarom zodanig toepassen dat het middel niet in oppervlaktewater terechtkomt.
Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij de omzetting van Merpan Spuitkorrel 1) Bij appel moet in de kolom “Maximaal aantal behandelingen per teeltcylus of per 12 maanden” per 12 maanden komen te staan omdat na de oogst ook gespoten mag worden. Dit valt niet onder definitie van teeltcyclus. 2) spuitvolume in aardbei in bedekte teelt is 1600 3) spuitvolume in aardbei in onbedekte teelt is 600 4) rode bes, witte bes, zwarte bes wordt volgens DTG-lijst aalbes 5) kruisbes blijft volgens DTG-lijst kruisbes. 6) Braam en framboos staat in het WGGA en blijft staan: Er kan niet naar braam en framboos-achtigen gegaan worden: Er geldt wel dezelfde MRL, maar wanneer de hele groep braam en framboosachtigen geclaimd moet worden dan moeten er 8 proeven geleverd worden en voor alleen braam en framboos maar 4. Extrapolatie is dus niet mogelijk naar de hele groep. 7) Uit besluiten blijkt niet hoeveel behandeling toegelaten zijn. Daarom staan er vraagtekens in het WG. Dit moet ingevuld worden door toelatinghouder. 8) Bij drifreducerende maatregelen… watergangen vervangen door oppervlaktewater
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
156
4.31 Bijlage 31. Huidige WGGA Mundial, toelatingnummer 12802 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegestaan is uitsluitend het gebruik voor de behandeling van zaden van bloemkool, boerenkool, broccoli, rodekool, savooienkool, spitskool, spruitkool en witte kool. Het middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.
B. GEBRUIKSAANWIJZING Algemeen Mundial is een vloeibaar middel voor de behandeling van zaden ter voorkoming van schade door insecten. Het middel dient te worden toegepast met de daarvoor geëigende zaadbehandelingsmachines (coatingsprocédé), of dient tijdens het oppotten op de zaden te worden gedruppeld met behulp van Fytodripapparatuur. Behandeling van overjarig zaad of partijen met slechte kiemkracht wordt ontraden. Toepassingen Zaden van bloemkool, boerenkool, broccoli, rodekool, savooienkool, spitskool, spruitkool en witte kool, ter bestrijding van de larven van de koolvlieg (Delia brassicae) Met de behandeling wordt plantuitval, veroorzaakt door vreterij van de made van de koolvlieg tegengegaan. Dosering: 25 ml Mundial per 100.000 zaden
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
157
4.32 Bijlage 32. Concept WG Mundial, toelatingnummer 12802 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als insectenbestrijdingsmiddel door middel van een zaadbehandeling (zaadcoating of phytodrip techniek) in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.0, Ctgb juni 2011) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Sluitkoolachtigen Bloemkoolachtigen Boerenkool
Type behandeling
Te bestrijden organisme
zaadcoating of phytodrip zaadcoating of phytodrip zaadcoating of phytodrip
Vliegen en muggen1 Vliegen en muggen1 Vliegen en muggen1
Dosering (middel) per toepassing 25 ml per 100000 zaden 25 ml per 100000 zaden 25 ml per 100000 zaden
12) Koolvlieg (Delia brassicae). Toepassingsvoorwaarden Er zijn geen aanvullende toepassingsvoorwaarden.
Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij omzetting van Mudial a. Op huidige WGGA staat bloemkool, boerenkool, broccoli, rodekool, savooienkool, spitskool, spruitkool en witte kool. Bloemkool en broccoli worden omgezet naar DTG-lijst term bloemkoolachtigen. Chinese broccoli valt er dan ook onder. Residutechnisch kan dit in dit geval geen kwaad. b. Rode kool, savooienkool, spitskool, witte kool en spruitkool worden omgezet naar de DTG-lijst term sluitkoolachtigen. c. Boerenkool blijft boerenkool. d. Overbodige kolommen waar geen informatie in staat zijn weggehaald. Bij zaadbehandeling altijd maar 1 toepassing. Dit is logisch, dus dit hoeft ook niet
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
158
4.33 Bijlage 33: Huidige WGGA Roundup evolution, toelatingnummer 11228 Voor niet professioneel gebruik A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegestaan is uitsluitend het gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel: 1. op permanent onbeteeld terrein, uitsluitend pleksgewijs op de aanwezige onkruiden a. op open verhardingen (grint, gravel, schelpen of grasbetontegels en grasbetonstenen met open gaten) en onverharde wegen en paden b. onder hekwerken, afrasteringen en hagen. 2. op tijdelijk onbeteeld land uitgezonderd op sloottaluds. 3. in beplantingen; 4. voor de opkomst of het planten van gewassen in sier- en moestuin, alsmede voor de inzaai van gazons. 5. als middel voor behandeling van stobben van afgezaagde bomen en struiken, ter vermijding van nieuwe uitloop. Niet toepassen over oppervlaktewater en afvoerkolken. Het middel is uitsluitend bestemd voor niet-professioneel gebruik. Dit middel mag uitsluitend worden gebruikt in de privésfeer, en mag niet worden gebruikt op voor het publiek toegankelijke plaatsen, op de werkplek of op terrein dat bestemd is voor bedrijfsuitoefening. B. GEBRUIKSAANWIJZING Roundup Evolution is een niet-selectief systemisch herbicide voor de bestrijding van overblijvende grassen (als kweek), overblijvende tweezaadlobbige onkruiden en de meeste eenjarige onkruiden. Mossen worden niet bestreden. Het middel wordt door de bladeren opgenomen en naar de ondergrondse delen getransporteerd. Bij de bespuiting moet daarom een flink ontwikkelde onkruidbegroeiing van 10 – 15 cm hoogte aanwezig zijn. Het wordt na contact met de grond als regel snel geïnactiveerd en afgebroken. Planten en zaaien kan één week na toepassing. Weersomstandigheden Niet te warm, bewolkt weer met een hoge luchtvochtigheid tijdens de bespuiting geeft de beste resultaten. Fel zonnig weer, met hoge temperaturen, veroorzaakt een te snelle doding van de bovengrondse delen, waardoor onvoldoende transport kan plaatsvinden. Niet toepassen als er binnen 6 uur kans op regen bestaat, en niet bij of na strenge vorst. Bij voorkeur spuiten op een droge vegetatie. Dosering (uitgezonderd stobbenbehandeling) bij hand- of rugspuit: Maximaal 6 ml in 0,5 liter water voor 10 m2. Voor pleksgewijze toepassing een 2%-oplossing gebruiken (20 mL in 1 liter water) WAARSCHUWING Voor elke toepassing van Roundup Evolution dient men er op bedacht te zijn dat het middel niet selectief is en dus planten, struiken, bomen enz. die met het middel in contact komen rechtstreeks of na overwaaien, ernstig kan beschadigen of doden. Werk dus nauwkeurig, behandel alleen die planten die bestreden moeten worden en spuit zo mogelijk bij windstil weer of met afschermkap. Het werken met een fijne druppel wordt daarom ontraden. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
159
Restoplossing niet in de afvoerkolken gieten! Na gebruik de spuitapparatuur goed reinigen. De spoeloplossing verspuiten op een stukje onbeteeld terrein. Roundup Evolution werkt alleen op aanwezige onkruiden en grassen.
Stobbenbehandeling Het middel dient royaal op de zaag- of snijvlakken te worden aangebracht zonder dat afdruipen plaatsvindt, dit ter vermijding van mogelijke schade aan omringende beplantingen. Concentratie: 5% = 50 ml in 1 liter water
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
160
4.34 Bijlage 34. Concept WG Roundup evolution, toelatingnummer 11228 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het niet-professionele gebruik als: - onkruidbestrijdingsmiddel - middel voor de behandeling van stobben van afgezaagde bomen en struiken in de volgende toepassingsgebieden onder de vermelde toepassingsvoorwaarden. Toepassingsgebied
Type behandeling
Te bestrijden organisme
Dosering (middel) per toepassing
Maximaal aantal behandelingen per jaar
Sierbeplanting
voor opkomst van het gewas na opkomst van het gewas tussen de planten pleksgewijs, tussen de planten voor opkomst van het gewas pleksgewijs tussen de planten doodspuiten voor de heraanleg
onkruiden
6 ml middel in 0,5 liter water per 10 m2
1
onkruiden
6 ml middel in 0,5 liter water per 10 m2
onkruiden
10 ml middel in 0,5 liter water
onkruiden
6 ml middel in 0,5 liter water per 10 m2
onkruiden
10 ml middel in 0,5 liter water
Gras en onkruiden
6 ml middel in 0,5 liter water per 10 m2
1
onkruiden
10 ml middel in 0,5 liter
1
Moestuin
Gazons
Open verhardingen (grind,
pleksgewijs
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
1
161
schelpen, etc) Onverharde terreinen
pleksgewijs
onkruiden
Op plaatsen waar stobben staan
pleksgewijs
(nieuwe opkomende) scheuten van afgezaagde bomen en struiken
water (=spuitvloeistof) 10 ml middel in 0,5 liter water 25 ml middel in 0,5 liter water
1 1
Toepassingsvoorwaarden Uitsluitend bestemd voor particulier gebruik in volks)tuinen. Dit middel mag niet worden toegepast op halfopen (tegels, straatstenen, etc.) en gesloten verhardingen (asfalt, beton, etc.). Niet toepassen over open water (sloot, vijver etc.). Roundup Evolution werkt niet selectief en kan dus planten, struiken, bomen enz. die met het middel in contact komen rechtstreeks of na overwaaien, ernstig beschadigen of doden. Werk dus nauwkeurig, behandel alleen die planten die bestreden moeten worden.
Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij omzetting van Roundup evolution voor niet-professioneel gebruik 1) Dit middel mag niet worden toegepast worden op gesloten en halfopen verhardingen (tegels, straatstenen, beton etc.). Deze zin moet op alle WG’s staan waar geen gesloten en halfopen verhardingen staan. Dit is op bijna alle glyfosaat middelen. De niet-professionele gebruiker wordt er dan nog extra op gewezen dat het niet de bedoeling is om het middel toe te passen op dit type verhardingen. 2) De zin ” Roundup Evolution werkt niet selectief en kan dus planten, struiken, bomen enz. die met het middel in contact komen rechtstreeks of na overwaaien, ernstig beschadigen of doden. Werk dus nauwkeurig, behandel alleen die planten die bestreden moeten worden”, moet in ieder geval worden toegevoegd aan alle glyfosaat middelen voor niet-professioneel gebruik. Dit is een extra waarschuwing voor de niet-professionele gebruiker. Op sommige middelen staat de zin nu al. 3) Hekwerken en afrasteringen vallen onder onverharde terreinen en de hagen onder sierbeplanting. 4) Tijdelijk onbeteeld terrein staat niet meer in categorie 14 in de DTG-lijst. Tijdelijk onbeteeld betekent dat er een gewas of plant volgt, dan valt het onder sierbeplanting, moestuin of gazons. Verder past men roundup evolution toe voor het bestraten (geen gewas), maar dit gebruik valt onder onverharde terreinen en is daarmee afgedekt. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
162
4.35 Bijlage 35: Huidige WGGA Calypso vloeibaar, toelatingnummer 12818 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT I.
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insectenbestrijdingsmiddel door middel van een gewasbehandeling in de vollegrondsteelt van: a. sierplanten in de tuin b. rode-, witte-, zwarte-, blauwe en kruisbes c. loganbes, taybes, braam en framboos d. bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen e. aardappelen f. appels, peren, pruimen en kersen g. aardbei h. bieten
Om bodemorganismen te beschermen mag u dit product of andere producten die thiacloprid bevatten, ten hoogste tweemaal per jaar gebruiken. II.
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insectenbestrijdingsmiddel als aangietbehandeling van kamerplanten
Het middel is uitsluitend bestemd voor particulier gebruik. Veiligheidstermijn De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan: 3 dagen voor aardbei, rode-, witte-, zwarte-, blauwe-, kruis-, logan-, taybes, braam en framboos. 14 dagen voor aardappel, appel, peer, pruim en kers. 35 dagen voor biet. B. GEBRUIKSAANWIJZING Algemeen De werking van Calypso Vloeibaar komt met name via contactwerking tot stand.Om de kans op verminderde gevoeligheid te beperken, is het aan te bevelen om af te wisselen met insecticiden met een ander werkingsmechanisme, die voor de betreffende toepassing een toelating hebben. Bij toepassing van Calypso vloeibaar als gewasbehandeling maximaal 130 ml spuitvloeistof per vierkante meter tuinoppervlakte spuiten. Als er nog geen ervaring is opgedaan met het middel dient een proefbespuiting uitgevoerd te worden om de verdraagzaamheid van het gewas te testen.
Toepassingen Aardappel, ter bestrijding van groene perzikluis, aardappeltopluis en wegedoornluis om zuigschade te voorkomen. Een behandeling uitvoeren wanneer gemiddeld meer dan 50 bladluizen per samengesteld blad voorkomen. Voor wegedoornluis is nog geen schadedrempel vastgesteld voor deze bladluis geldt dat een behandeling uitgevoerd dient te worden zodra aantasting wordt waargenomen. Dosering: 15 ml Calypso Vloeibaar per liter spuitvloeistof (1,5%) Maximaal 2 maal toepassen per seizoen met een interval van 14 dagen. Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
163
Bieten, ter voorkoming van zuigschade door groene perzikluis. Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren. Dosering: 15 ml Calypso Vloeibaar per liter spuitvloeistof (1,5%) Maximaal 2 maal toepassen per seizoen met een interval van 21 dagen Appel, peer, pruim en kers, ter bestrijding van diverse bladluizen en groene appelwants Zodra een aantasting door luizen of larven van de groene appelwants worden waargenomen een bespuiting uitvoeren. Dosering: 15 ml Calypso Vloeibaar per liter spuitvloeistof (1,5%) Maximaal 2 maal per seizoen toepassen met een interval van 14 dagen Appel, ter bestrijding van appelzaagwesp Als prikken van de zaagwespen worden waargenomen (onder de kelkslippen) een bespuiting uitvoeren. Dosering: 15 ml Calypso Vloeibaar per liter spuitvloeistof (1,5%) Maximaal 2 maal per seizoen toepassen met een interval van 14 dagen Rode bes, witte bes, zwarte bes, blauwe bes en kruisbes, er bestrijding van diverse bladluizen en groene appelwants. Zodra een aantasting van luizen of larven van de groene appelwants worden waargenomen een bespuiting uitvoeren. Dosering: 15 ml Calypso Vloeibaar per liter spuitvloeistof (1,5%) Maximaal 2 maal toepassen per seizoen met een interval van 7-10 dagen. Aardbei, ter bestrijding van diverse bladluizen en larven van kaswittevlieg Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren. Dosering: 15 ml Calypso Vloeibaar per liter spuitvloeistof (1,5%) Maximaal 2 maal toepassen per seizoen met een interval van 7 dagen. Braam, framboos, loganbes en taybes, ter bestrijding van diverse bladluizen Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren. Dosering: 15 ml Calypso Vloeibaar per liter spuitvloeistof (1,5%) Maximaal 2 maal toepassen per seizoen met een interval van 7-10 dagen. Bloembol-, bloemknol- en bolbloemgewassen, ter bestrijding van diverse bladluizen. Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren. Dosering: 15 ml Calypso Vloeibaar per liter spuitvloeistof (1,5%) Maximaal 2 maal toepassen per seizoen met een interval van 7-10 dagen. Sierplanten in de tuin, ter bestrijding van bladluizen, schildluizen, wolluizen, dopluizen, larven van kaswittevlieg en bladetende kevers. Zodra een aantasting wordt waargenomen een bespuiting uitvoeren. Dosering: 15 ml Calypso Vloeibaar per liter spuitvloeistof (1,5%) Maximaal 2 maal toepassen per seizoen met een interval van 7-10 dagen. Kamerplanten, ter bestrijding van bladluizen, schildluizen, wolluizen, dopluizen en ter bestrijding van wittevlieg en bladetende kevers. Dosering: 5 ml Calypso Vloeibaar per 100 ml water aangieten op 1 liter potgrond. Maximaal 3 maal toepassen per seizoen met een interval van 10-14 dagen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
164
4.36 Bijlage 36: Concept WG Calypso vloeibaar, toelatingnummer 12818 Wettelijke Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het niet-professionele gebruik als insectenbestrijdingsmiddel in de volgende toepassingsgebieden onder de vermelde toepassingsvoorwaarden Toepassingsgebied
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering per toepassing
Maximale dosering per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per jaar
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Sierbeplanting
bespuiting van de plant
130 ml spuitvloeistof per m2 130 ml spuitvloeistof per m2
7
bespuiting van de plant
15 ml middel per liter water (=spuitvloeistof) 15 ml middel per liter water (=spuitvloeistof)
2
Aalbes (rood, wit, zwart), blauwe bes (inclusief bosbes), en kruisbes Braam- en framboosachtigen (braam, framboos, loganbes, taybes, Japanse wijnbes) Aardappelen
bladluis,schildluis, wolluis,dopluis, wittevlieg1, kevers bladluis, wants2
Minimale termijn tussen de laatste toepassing en de oogst in dagen NVT
2
7
3
bespuiting van de plant
bladluis
15 ml middel 130 ml per liter water spuitvloeistof (=spuitvloeistof) per m2
2
7
3
bespuiting van de plant
Bladluis
2
14
14
Rode Bieten
bespuiting van de plant
bladluis
2
21
35
Appel, peer (incl. Japanse peer en
bespuiting van de plant
Bladluis, wants2
15 ml middel per liter water (=spuitvloeistof) 15 ml middel per liter water (=spuitvloeistof) 15 ml middel per liter water
2
14
14
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
130 ml spuitvloeistof per m2 130 ml spuitvloeistof per m2 130 ml spuitvloeistof
165
Toepassingsgebied
shadon), pruim, kers (zoet en zuur) Appel
Type toepassing
Te bestrijden organisme
Dosering per toepassing
Maximale dosering per toepassing
Maximaal aantal toepassingen per jaar
Minimum interval tussen toepassingen in dagen
Minimale termijn tussen de laatste toepassing en de oogst in dagen
2
14
14
2
7
3
3
10
NVT
(=spuitvloeistof) per m2 bespuiting van de plant
Aardbei
bespuiting van de plant
Kamer- en kuipplanten die binnen staan
aangietbehandeling
Vliesvleugeligen3
15 ml middel per liter water (=spuitvloeistof) 15 ml middel Bladluis per liter water wittevlieg1 (=spuitvloeistof) Bladluis,schildluis, 5 ml middel per wolluis,dopluis, 100 ml water wittevlieg1, kevers aangieten op 1 liter potgrond
130 ml spuitvloeistof per m2 130 ml spuitvloeistof per m2 -
1
kaswittevlieg groene appelwants 3 appelzaagwesp 2
Toepassingsvoorwaarden Uitsluitend bestemd voor particulier gebruik in huis en/of (volks)tuin en/of kas. Om bodemorganismen te beschermen mag u dit product of andere producten die thiacloprid bevatten, buiten ten hoogste tweemaal per jaar gebruiken. Als er nog geen ervaring is opgedaan met het middel dient een proefbespuiting uitgevoerd te worden om de verdraagzaamheid van het gewas te testen.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
166
Aanbevelingen Onderdeel voor verantwoordelijkheid van de aanvrager/toelatinghouder
Opmerkingen bij de omzetting van Calypso vloeibaar 1) de toepassing bloembol- bloemknol- en bolbloemgewassen is weggelaten omdat dit deze toepassing valt onder sierplanten in de tuin. 2) Loganbes, taybes, braam en framboos is omgezet naar braam en framboosachtigen met daarachter de opmerkingen uit de DTG-lijst 3) Rode, witte, zwarte, blauw en kruisbes wordt aalbes (rood, wit, zwart), blauwe bes, en kruisbes. In het geval van niet-professioneel gebruik wel de toevoegingen die in de kolom opmerkingen staan in de DTG-lijst toevoegen. 4) In het WGGA stond bieten; omdat suiker en voederbieten geen teelten zijn voor niet-professioneel gebruik wordt hier rode biet van gemaakt. Dit kan residutechnisch.
Handleiding Project van “WGGA naar WG” Juni 2013
167