Docentenhandleiding
Auteur: Keimpe de Heer Versie: 1.0 Datum Mei 2012 Website: www.socialmediacaster.nl
1
Inleiding
SocialMediaCaster (hierna SMC) is een interactieve installatie, een informatiezuil, voorzien van een touchscreen en RFID-lezer (of barcode lezer). Wanneer bibliotheekbezoekers een collectieitem/uitleenobject voor de zuil houden wordt deze automatisch gescand (op basis van de chip of barcode). Op basis van unieke informatie over het collectie-item worden zoekopdrachten op sociale mediaplatforms uitgevoerd. De resultaten van de zoekopdrachten worden op een touch sensitive scherm aan de gebruiker getoond. De zoekresultaten zijn tekstuele beschrijvingen, video’s of foto’s en verwijzen naar gerelateerde bronnen zoals andere boeken van dezelfde auteur of bronnen die op basis van gebruikerswaarderingen worden gevonden (“user who liked this also liked…”). SMC Connector is een systeem waarmee catalogussystemen van schoolmediatheken en bibliotheken in de buurt van de school met elkaar in verbinding staan. De collectie van de schoolmediatheek wordt op deze manier verrijkt en daarnaast het bezoek van leerlingen aan bibliotheken gestimuleerd. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het oplossen van teruglopend bibliotheekbezoek onder de jongerendoelgroep. SMC heeft een plek in de mediatheek op school en maakt integraal onderdeel uit van de schoolorganisatie in de manier waarop leerlingen worden ondersteund in het vinden van informatie voor bijvoorbeeld schoolopdrachten. Het gebruik van SMC verbreed de kennisbasis rond mediawijsheid en ondersteunt de ontwikkeling van mediawijsheidvaardigheden zoals beschreven in het Raamwerk Mediawijsheid. Dit document is de docentenhandleiding voor het werken met SMC in de onderwijspraktijk. Hierin zijn voorbeeldopdrachten opgenomen en ondersteunende beschrijvingen voor het gebruik van SMC bij opdrachten waarin media-inhouden moet worden gezocht en geanalyseerd.
1.1
Context
Sociale media beïnvloeden het mediagedrag van leerlingen. SMC zet sociale media in als betekenisvolle instrumenten bij het zoeken in bronnencollecties en levert als zodanig een waardevolle bijdrage aan de ontwikkeling van kritische informatieverwerkingsvaardigheden. De ontwikkeling van kritisch begrip bij leerlingen in relatie tot het gebruik van SMC wordt uitgelegd aan de hand van de competenties zoals beschreven in het startdocument 'Meten van Mediawijsheid'. Kritisch begrip wordt hier uitgewerkt tot begrip van het productieproces, de rol van wetgeving daarbij, talen en representaties in media-inhoud en de wijze waarop die inhoud op specifieke doelgroepen wordt afgestemd. 1) Begrijpen hoe media-inhoud geproduceerd en gedistribueerd wordt SMC maakt het zoekproces en resultaten van een zoekopdracht visueel inzichtelijk via een touch screen interface en ontsluit een grote en heterogene collectie van media-inhouden. Het is voor de gebruiker direct duidelijk waar de gevonden media-inhoud vandaan komt, wie het heeft geproduceerd en op welke wijze de media-inhoud wordt gedistribueerd (via sociale media,
collecties in de bibliotheek of schoolmediatheek). Leerlingen worden uitgedaagd om onderscheid te maken tussen originele bronnen, gerelateerde bronnen (afgeleide werken) maar ook recensies, meningen en waarderingen uit sociale media. 2) De rol van wetgeving en de overheid bij mediaproductie begrijpen In het werken met SMC is de nadruk gelegd op de verschillen tussen mediavormen en het belang van intellectueel eigendom op beschermde werken in collecties van de bibliotheek en mediatheek, maar ook op het intellectueel eigendom dat ontstaat wanneer leerlingen zelf mediainhoud produceren en verspreiden. De rol van wetgeving bij mediaproductie wordt toegelicht bij de voorbeeldopdrachten in de docentenhandleidingen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de media-inhoud in de schoolmediatheek of bibliotheek, waarvan in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat daarop intellectueel eigendom en auteursrecht van toepassing is. Daarnaast wordt sociale media-inhoud ontsloten waarvan de verhouding ten aanzien van intellectueel eigendom en auteursrecht vaak diffuus is. De mediainhoud kan bestaan uit afgeleide werken met een bepaalde auteursrechtelijke bescherming, gelicenseerd bronmateriaal of user-generated content, waarop in veel gevallen ook intellectueel eigendom van toepassing is. 3) De rol van taal en betekenis bij media-inhoud begrijpen SMC ontsluit uiteenlopende vormen van media-inhoud waarin de relatie tussen taal en betekenis dynamisch van aard is. SMC communiceert media-inhoud via bewegend beeld, geluid en/of tekst. Deze media-inhouden verwijzen naar dezelfde bron, maar verschillen in taal en betekenis. Zo kan er bijvoorbeeld specifiek worden geselecteerd op videomateriaal, maar ook op blogs of Twitterfeeds. Vanzelfsprekend heeft elke bron zijn eigen taal (bewegend beeld, tekst of geluid), maar kan elke uiting over de originele bron weer over een eigen vorm daarvan beschikken. De maker/eigenaar verschilt namelijk per zoekresultaat. Op deze manier leren leerlingen welke invloed een keuze voor een “taal” (of combinatie van talen) heeft op de boodschap die met die media-inhoud wordt overgebracht. 4) De rol van representatie bij media-inhoud begrijpen SMC creëert begrip over hoe sociale media geen presentatie van de realiteit geven, maar een representatie. Doordat SMC automatisch meerdere bronnen en verschillende media-inhouden gerelateerd aan het gescande object (collectie-item) ontsluit, wordt de gebruiker met verschillende feiten, meningen en representaties van de werkelijkheid geconfronteerd. Voor jongeren is het van belang om een objectiverende houding in te nemen ten aanzien van de gevonden media-inhouden en hierover zelfstandig een oordeel te vormen. 5) Begrijpen hoe media-inhoud op specifieke doelgroepen wordt afgestemd Het onderkennen en onderscheiden van verschillende doelgroepen is een fundament in dit project. De meningen, perspectieven en waarderingen van verschillende doelgroepen worden met SMC ontsloten in relatie tot collectiebronnen in de bibliotheek en schoolmediatheek. Op deze manier krijgen leerlingen direct inzicht in het type doelgroep waarop de media-inhoud is afgestemd, wat verschillende doelgroepen van het collectie-item vinden en welke relaties verschillende doelgroepen leggen met gerelateerde media-inhoud.
2
Aansluiting Curriculum Nederlands
In 2005 introduceerde de Raad voor Cultuur het begrip mediawijsheid dat, zeker in 2009, het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld1 Bij mediawijsheid gaat het dus om kennis, vaardigheden en mentaliteit: 1. Kennis De historische en ethische kennis die nodig is om mediaboodschappen te kunnen interpreteren en waarderen. 2. Vaardigheden De technische en creatieve vaardigheden die nodig zijn om media te kunnen gebruiken. Er is uitgebreide aandacht voor on- en offline bronnenonderzoek en voor het kritisch leren lezen. Zo beogen we bij te dragen aan een kritische (media)houding van de leerling. Juist het lezen en vergelijken van bronnen, die vanuit verschillende identiteiten en invalshoeken berichten over nationale en internationale maatschappelijke, politieke en economische ontwikkelingen, maakt dat dit project bij uitstek een verband legt tussen het schoolvak Nederlands en het thema mediawijsheid. Het begrip mediawijsheid is breed en worden er in de literatuur herhaaldelijk verschillende groepen competenties genoemd die er deel van uitmaken. In het raamwerk mediawijsheid van Mediawijzer.net wordt een vierdeling van groepen competenties gebruikt die een eerste, globale uitwerking geven van het begrip mediawijsheid en de lading dekken van de definitie van de Raad voor Cultuur. De vierdeling die in het raamwerk gebruikt wordt bevat gebruik-, kritisch begrip-, communicatieen strategiecompetenties. De competenties zijn in te delen in de volgende categorieën: Gebruik: technisch gebruik en het bedienen van media(-apparaten). Kritisch begrip: het kritisch analyseren en evalueren van media-inhoud en het eigen mediagedrag (inclusief het zelfmaken van media inhoud en inzicht in de consequenties hiervan) en het begrijpen van de rol van media als instituut in de samenleving en het eigen leven Communicatie: actief, creatief en sociaal mediagebruik. Strategie: keuzes op hoofdlijnen in het mediagebruik, begrijpen welk medium voor welke functie het meest geschikt is, zelfkennis. In deze docentenhandleiding is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de praktijk van de lessen Nederlands. Zo wordt er aandacht besteed aan bijvoorbeeld de tekstdoelen, tekstsoorten, tekstvormen, tekstverbanden, signaalwoorden zoals die binnen het vak Nederlands onderscheiden worden. SMC biedt daarmee de mogelijkheid om op innovatieve wijze relevante oefeningen in lees- en bronnenonderzoek aan te bieden. 1
Raad voor Cultuur (2005). Mediawijsheid: de ontwikkeling van nieuw burgerschap. Den Haag: Raad voor Cultuur,
pagina 8.
De opdrachten zijn zodanig opgezet dat het mogelijk is om deze ter vervanging van reguliere lees- en schrijfvaardigheidopdrachten uit het schoolboek in te zetten. In die zin zijn de aangeboden lessen aanvullend of zelfs lesvervangend.
2.1
Referentiekader
Om een algemene niveauverhoging te bewerkstelligen van basis- tot hoger onderwijs heeft het ministerie van OCW in het ‘Referentiekader doorlopende leerlijnen taal en rekenen’ vast laten leggen wat leerlingen moeten kennen en kunnen als het gaat om Nederlandse taal en rekenen/wiskunde. Met dit referentiekader zijn verschillende schooltypen en onderwijsprogramma’s beter op elkaar af te stemmen. De streefniveaus van verschillende onderwijstypen zijn als volgt ingedeeld:
Voor de onderbouw past SMC bij het streefniveau 2F en bij het begin van het vijf-/ zesjarige traject om te komen tot streefniveau 3F en 4F. Voor de bovenbouw past SMC binnen het traject waarin uiteindelijk aan het eind streefniveau 3F en 4F moet worden behaald.
2.1.1 Referentiekader domein lezen In het referentiekader worden voor taal de domeinen ‘mondelinge taalvaardigheid’, ‘lezen’, ‘schrijven’ en ‘begrippenlijst en taalverzorging’ onderscheiden. De verschillende lessen en opdrachten uit deze handleiding voor onder- en bovenbouw vinden aansluiting bij ‘lezen’ en ‘begrippenlijst en taalverzorging’. Zie onderstaande figuren voor specifieke vaardigheden.
2.1.2 Referentiekader domein Begrippenlijst en Taalverzorging
2.2
Kerndoelen Nederlands - onderbouw
SMC richt zich bij de onderbouw specifiek op de kerndoelen 4, 5 en 8. Daarnaast is het op verschillende momenten mogelijk presentatievaardigheden te oefenen (kerndoel 7), en om de strategieën voor het uitbreiden van de woordenschat te leren (kerndoel 3). Bovendien is er aan het eind van iedere les een moment van reflectie (kerndoel 10). 1. 2.
De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken. De leerling leert zich te houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen, woordgebruik) en leert het belang van die conventies te zien. 3. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat. 4. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. 5. De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen. 6. De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep. 7. De leerling leert een mondelinge presentatie te geven. 8. De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden. 9. De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren. 10. De leerling leert te reflecteren op de manier waarop hij zijn taalactiviteiten uitvoert en leert, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van nieuwe taalactiviteiten.
2.3
Eindtermen Nederlands - bovenbouw Havo/Vwo
In de bovenbouw zijn de eindtermen voor het uiteindelijk centraal examen gelijkluidend voor havo en vwo. Het verschil tussen beide examens komt tot uitdrukking in een op het niveau aangepaste tekstkeuze en in de complexiteit van de vragen en opgaven. De teksten die aan de vwo-kandidaten worden aangeboden zullen over het algemeen voor wat betreft de inhoud een hogere abstractiegraad hebben dan de teksten voor de havokandidaten en voor wat betreft zinsbouw en woordkeuze ingewikkelder zijn. De vragen die aan de vwo-kandidaten worden gesteld zullen over het algemeen moeilijker zijn dan de vragen die aan de havokandidaten gesteld worden. Van de vwo-kandidaten wordt een hogere graad van beheersing van de leesvaardigheid verwacht dan van de havokandidaten. In de bovenbouw van havo / vwo worden leerlingen in een aanzienlijk deel van de lessen voorbereid op de vaardigheden die zij moeten beheersen voor het centraal examen. Deze lessen kunnen voor wat betreft vorm en stijl soms enigszins eentonig worden voor de leerlingen. Met SMC worden actuele en betekenisvolle lessen aangeboden. De leesvaardigheid wordt met vernieuwende middelen en betekenisvolle opdrachten getraind, waarbij wordt gewerkt met actueel en aansprekend tekstaanbod uit diverse bronnen uit het catalogussysteem van de schoolmediatheek, een bibliotheek in de buurt van de school en sociale media. De eindtermen voor het Centraal Examen beslaan verschillende domeinen. Hieronder een beschrijving van de domeinen ‘leesvaardigheid’ en ‘argumentatieve vaardigheden’ waar SMC bij aansluit. Domein A: Leesvaardigheid Subdomein A1: Analyseren en interpreteren De kandidaat kan: 1. Vaststellen tot welke tekstsoort een tekst of tekstgedeelte behoort; 2. Vaststellen of een tekst of tekstgedeelte uiteenzettend, beschouwend of betogend is; 3. De kandidaat kan het schrijfdoel van een tekst of tekstgedeelte vaststellen; 4. corresponderende schrijfdoelen bij uiteenzettende, beschouwende of betogende teksten zijn respectievelijk: informeren/uiteenzetten, ter overweging aanbieden en overtuigen / tot actie aanzetten; 5. De hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven; 6. Relaties tussen delen van een tekst aangeven; 7. Inhoudelijke en functionele relaties zijn bijvoorbeeld verwijzingsrelaties, de relatie van oorzaak-gevolg, de relatie doel-middel, de relatie van stelling-argumentsubargument, de relatie van algemene uitspraak-toelichting; 8. Conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de auteur; 9. Standpunten en soorten argumenten herkennen en onderscheiden; 10. Argumentatieschema’s herkennen.
Bij uiteenzettende teksten of tekstgedeelten wordt objectief uitleg gegeven, worden indelingen aangeduid en worden samenhangen en processen verduidelijkt. Bij beschouwende teksten of tekstgedeelten worden interpretaties, verklaringen en opinies ter overweging aangeboden. Bij betogende teksten of tekstgedeelten wordt een beargumenteerd standpunt ingenomen. Deze schrijfdoelen kunnen in combinatie met elkaar voorkomen. De kandidaat kan dan vaststellen wat het belangrijkste schrijfdoel is, c.q. vaststellen of de tekst / het tekstgedeelte voornamelijk een uitzettend, beschouwend of betogend karakter draagt. Subdomein A2: Beoordelen De kandidaat kan een betogende tekst of betogend tekstgedeelte op aanvaardbaarheid beoordelen en in deze tekst drogredenen herkennen. De kandidaat kan een betogende tekst of betogend tekstgedeelte op aanvaardbaarheid beoordelen . Domein D: Argumentatieve vaardigheden 6. De kandidaat kan een betoog: Analyseren 1. De kandidaat kan standpunten en argumenten identificeren en interpreteren; 2. De kandidaat kan objectieve en subjectieve argumenten onderscheiden: i. objectieve argumenten: op basis van controleerbare feiten, onderzoeksbevindingen en algemeen gedeelde waardeoordelen. ii. subjectieve argumenten: op basis van vermoedens of vooropgezette meningen, levensbeschouwelijke overtuigingen en persoonlijke waardeoordelen. iii. de kandidaat kan de volgende argumentatieschema’s herkennen: 3. Oorzaak en gevolg; overeenkomst en vergelijking; voorbeelden; voor- en nadelen; kenmerk of eigenschap. Beoordelen 4. De kandidaat kan een betoog op aanvaardbaarheid beoordelen op basis van: consistentie van gebruikte argumenten; controleerbaarheid van feiten en argumenten; correct gebruik van argumentatieschema’s en discussieregels. Zelf opzetten en presenteren, schriftelijk en mondeling 5. De kandidaat kan materiaal verzamelen en ordenen voor het opzetten van een betoog; 6. De kandidaat kan een betoog op adequate wijze structureren en presenteren: i. adequaat: ii. met een duidelijk standpunt dat voorzien is van argumenten; iii. met voldoende objectieve argumenten; iv. voldoende consistent en controleerbaar; v. met vermijding van drogredenen.
2.4
Tips voor de docent
In dit concept is een lessenreeks voor de onderbouw en voor de bovenbouw opgenomen. De lessenreeks voor de onderbouw is bedoeld voor klas 1 en 2. De lessen voor de onderbouw zijn goed inzetbaar op zowel VMBO-t, Havo als Vwo. Het niveau wordt bepaald door de complexiteit van de teksten en niet door de aard van de opdrachten. De lessen voor de bovenbouw sluiten goed aan bij leesvaardigheid in Havo 4/5 en Vwo 4/5. Er zit een logische opbouw/ samenhang in de verschillende lessen. Leesvaardigheidopdrachten worden op een betekenisvolle manier afgewisseld. Insteek van de opdrachten uit de lesbrieven is dat het niveau van de opdrachten wordt bepaald door de moeilijkheidsgraad van de gebruikte teksten en de geleverde content. Minder waardevolle bijdragen kunnen het resultaat zijn wanneer leerlingen werken met te eenvoudige teksten. Dit lag niet aan de aard van de opdrachten. Om het niveau en de waarde van de uitwerkingen en inzendingen te waarborgen, is het van belang dat docenten duidelijke criteria stellen voor de door de leerlingen te selecteren teksten. Geef bij iedere instructie voor een opdracht niet alleen duidelijk aan wat er precies van ieder groepje wordt verwacht., maar geef ook aan hoeveel tijd de groepjes krijgen. Niet alleen biedt dat structuur, maar het vormt ook een begrenzing van andere verleidelijke bezigheden.
3
Lesbrief
Aan de hand van vier opdrachten worden leerlingen zich bewust van hun kennis, aannames en vooronderstellingen over de gevonden bronnen. Lesduur: Lokaal: Benodigdheden:
Voorbereiding:
55 min. groepjesopstelling Klaslokaal of ruimte in mediatheek, digibord, Facebook pagina SMC en toegang tot de mediatheek. Adres Facebook pagina: http://www.facebook.com/pages/SocialMediaCaster/193491574048625 Verdeel de klas in groepjes van maximaal 5 leerlingen. (idem opstelling tafels). Begin van de les: Elk groepje stelt vast wie de werkgroepleider is. De groepjes krijgen de opdracht om per groepje een boek van een bekende schrijver te zoeken in de mediatheek. Elk groepje scant het boek met SMC en kiest via het scherm op basis van de getoonde resultaten: (Tip: Let op dat leerlingen niet de ISBN barcode scannen op de kaft van het boek maar de Aura mediatheek code aan de binnenkant van het boek, SMC werkt namelijk niet met ISBN barcodes) 1.
Twee gerelateerde bronnen (ander boek van dezelfde auteur, zelfde genre andere auteur, etc.) in de catalogus van de schoolmediatheek. De gerelateerde bronnen die de leerlingen hebben gekozen, delen ze via SocialMediaCaster door op het scherm de gevonden bronnen te slepen naar de Facebook knop. In het invulscherm typen ze alleen de naam van de werkgroepleider. Op deze manier zijn de resultaten vindbaar in de Facebook pagina en zijn ze gekoppeld aan de verschillende groepjes. Leerlingen zoeken de gevonden bronnen ook fysiek op in de catalogus van de mediatheek. Leerlingen nemen vervolgens de oorspronkelijke bron (die ze hebben gescand met SMC) en de gekozen gerelateerde bronnen mee naar het klaslokaal. 2.
Twee gerelateerde sociale mediabronnen (een video fragment en een tekst bijvoorbeeld) Ook deze gerelateerde bronnen delen de groepjes via de Facebook knop. Lesopdrachten De gevonden bronnen worden in een lijst getoond op de Facebook pagina op het digibord in het klaslokaal. (Tip: druk eventueel op de verversknop in de browser als de resultaten niet direct zichtbaar zijn op de Facebook pagina)
Opdracht 1: Bronnen herkennen Uitleg (5 min.) In deze opdracht worden de genres van de gevonden bronnen (mediatheek bronnen) bepaald. Bij het bepalen van genres zoeken leerlingen naar aanduidingen voor tekstsoorten en genres (ook: aanduidingen voor gespreksvormen), hoofdgedachte (van tekst), tekstthema. En daarnaast metatalige vormen: woorden, zinnen en tekstfragmenten die informatie geven over de tekstsoort en het genre van de bron (zoals signaalwoorden, prospectieve en retrospectieve tekstelementen in inleiding, samenvattende zin aan slot). Bespreken (10 min.) De genres van de mediatheek bronnen worden klassikaal besproken (5 min). De gevonden sociale media bronnen kunnen verwijzingen bevatten naar het genre van de originele (gescande) bron. Klassikaal worden de gevonden sociale media bronnen besproken om te bepalen wat voor type inhoud de originele bron heeft. Daarbij wordt onderstaande indeling gebruikt. Doel van sociale media bron informeren
Soort media inhoud
Vorm media inhoud
informatief
nieuwsbericht, weerbericht, handleiding
uiteenzetting
achtergrondartikel, lesstof
beschouwing
achtergrondartikel, interview
overtuigen
betoog
opiniestuk, politieke inhoud
activeren
activerend
reclame, advertentie, pamflet, oproep, uitnodiging
amuseren
amuserend
fictie, sprookje, moppen, column
Bronnen vergelijken Uitleg (5 min.) Docent stelt vraag aan de klas: Waaruit in de tekst kun je afleiden dat iets van de auteur zelf is en welke verwijzingen in de bron signaleren dat een bron van een andere auteur is? Klassikale bespreking (5 min.) Evalueren en samenvatten Uitleg (5 min.) De groepen evalueren de gevonden gerelateerde bronnen en maken op basis hiervan een samenvatting over de oorspronkelijke bron (tekst of auteur). De leerlingen gebruiken argumenten geformuleerd naar aanleiding van de gerelateerde bronnen en kunnen reacties toelichten met voorbeelden. De leerlingen evalueren de bronnen ook met morele en cognitieve argumenten; zij zetten uiteen tot welke inzichten de bron heeft geleid, discussi ren met klasgenoten over de interpretatie en kwaliteit van de bronnen en motiveert de keuze/interesse voor/in de bron.
Opdracht (10 min.) Leerlingen schrijven een samenvatting van de gekozen bron in de mediacatalogus in maximaal twee alinea’s. In de eerste alinea geven leerlingen een feitelijke samenvatting van de bron, in de tweede alinea evalueren zij de bron. Vervolgens wisselen de leerlingen elkaars samenvattingen uit. Leerlingen controleren elkaars samenvattingen op feiten en meningen ofwel interpretaties en waardeoordelen. Bespreken (5 min.) De docent bespreekt een of twee samenvattingen van leerlingen in een klassikale setting. Betrouwbaarheid bronnen Uitleg (5 min.) Sociale media omvatten vele soorten bronnen zoals meningen, publicaties van originele teksten of interpretatieve vertalingen naar filmpjes. Van belang is dat leerlingen de betrouwbaarheid van de gerelateerde sociale media bron kunnen beoordelen. Aan de hand van de inhoud en afzender van de sociale media bron evalueren leerlingen de waarde van de gerelateerde bron ten opzichte van de originele bron. Bespreken (10 min.) Leerlingen bespreken klassikaal de kernmerken van de sociale media bronnen: wat voor soort bron is het (video, tekst, foto), wie is de afzender, mate van relevantie van de inhoud in relatie tot de originele bron. Aan de hand hiervan bepalen leerlingen de betrouwbaarheid van de sociale media bron. Extra les opties Optie 1: Sociale media productie Aan de hand van de gekozen originele bron maken leerlingen een videosamenvatting, uploaden deze naar YouTube en taggen (metadateren) de samenvatting met de titelinformatie en auteurinformatie in de beschrijvende velden van de video. Hierdoor wordt de bron vindbaar met SMC en kunnen leerlingen hun eigen gerelateerde bron opstellen en deze laten beoordelen door klasgenoten. Optie 2: Extra bibliotheek bezoek De voorbeeldopdrachten zoals hierboven omschreven kunnen uitgevoerd worden in combinatie met een bezoek aan de bibliotheek in de buurt waarvan de catalogus gekoppeld is aan SMC. Vraag aan uw systeembeheerder welke catalogus gekoppeld is of stuur een email naar
[email protected]. Tot slot: SMC is een nieuw product en deze docentenhandleiding is een eerste aanzet tot het werken met het SMC in het onderwijs. We zijn zeer geïnteresseerd in uw feedback, lessuggesties en ervaringen. U kunt al uw opmerkingen of vragen sturen naar
[email protected].