Augustijnsforum
Levende stenen ‘Zing voor de Heer een nieuw lied’. Wanneer heel de aarde een nieuw lied zingt, is ze het huis van God. Doordat we zingen, wordt het gebouwd. Doordat we geloven, wordt het fundament eronder gelegd. Doordat we hopen, wordt het opgetrokken. En doordat we liefhebben, wordt het voltooid. Nu wordt het gebouwd, maar aan het einde van de tijd wordt het ingewijd. Laten de levende stenen daarom zonder dralen bijeenkomen om het nieuwe lied te zingen.’ Augustinus, sermo 27,1 Augustijns altaarmissaal uit de Augustinus, Amsterdam-West. In het midden Augustinus met brandend hart die voor het altaar staat. Zilveren beslag met drijfwerk, zilvermerk Otto Knoop, 1747. De inhoud is 19de eeuws maar wel speciaal samengesteld voor de augustijnse eredienst.
Er zit muziek in de augustijnse bijdrage aan de liturgische vernieuwing midden jaren zestig, aldus Bob Bodaar, en Ekkehard Muth reageert vanuit de Boskapel op de oproep voor het behoud van augustijnse spiritualiteit. Een succes is de kloosterdag voor scholieren, schrijft Joost van Neer, en Ton Tromp vertelt over de nieuwe school in Maripi. Initiatieven en levende stenen! jaargang 15 nummer 1 maart 2016
‘Laat juichen, heel het koor van Gods gemeente’
Augustijnse inbreng in liturgische vernieuwing In het kielzog van het ‘magnum opus’ van Brian Heffernan bedacht de redactie dat het wel aardig zou zijn eens te kijken of wij augustijnen een rol van betekenis hebben gespeeld bij de vernieuwing van de liturgie in Nederland. En dan met name in de periode begin jaren zestig, bij de liturgie van de paastijd. Ik heb hier op mijn manier een klein onderzoekje naar gedaan. Al gauw stuitte ik op het boekje Nederlandse liturgische gezangen voor de Goede Week-liturgie: muziekuitgave, een bundel die voor het eerst in 1965 is uitgegeven door N.V. Gooi & Sticht. Uit de inleiding blijkt dat de opdracht hiertoe uitging van de Nederlandse Commissie voor Liturgie. Misschien is dit wel de eerste officiële door de Kerk voor gebruik in de liturgie goedgekeurde nieuwe zangbundel. Dat zou mooi zijn, maar zeker weet ik dat niet. Na hiermee wat nader kennis gemaakt te hebben, beantwoord ik de vraag of wij een rol van betekenis hebben gespeeld met een volmondig “Ja, dat hebben we.” Wie het boekje doorbladert, ziet al gauw hoe groot het augustijnse aandeel is in de groep tekstschrijvers en componisten in die jaren rond het Tweede Vaticaans Concilie. Ik doe zo dadelijk een greep in het materiaal dat hierin te vinden is, maar eerst nog een opmerking over de veranderende liturgie. Liturgische vernieuwing uitte zich bijvoorbeeld in
Henk in ‘t Veld tijdens de viering het 100-jarig jubileum van de Nederlandse Provincie OSA, 4 juni 1995.
Augustijns forum – pagina 2, maart 2016
het omdraaien van het altaar – zodat de priester niet meer met de rug naar de gelovigen de mis opdroeg – en in het op de handen ontvangen van de hostie en het gebruik van de volkstaal tijdens de eucharistie. Er was duidelijk ook vernieuwing in de inhoud van de vieringen. Ook de teksten ademden een geest van frisheid en verjonging, teksten waar de Boskapel toen stevig de hand in had.
Centra van vernieuwing
Met het risico wellicht enkelen over het hoofd te zien: in die tijd waren het met name Henk in ’t Veld, Marta Dijcks, Josephine Boevé en de medebroeders die toen in ons klooster in Nijmegen woonden, die daarbij een rol speelden. Via diverse wegen kwamen hun liedteksten, op muziek gezet door Henk in ‘t Veld, onder onze aandacht. Zij werden ten gehore gebracht in onder andere de Boskapel, Gods Werkhof, de Dominicus in Amsterdam, diverse Studentenecclesia’s en waar allemaal ook niet. Zo sijpelden de nieuwe composities door naar andere liturgische centra zoals de parochies. Henk in ’t Veld was toen Directeur Radio Godsdienstige Uitzendingen en stond daarmee op een wel heel bijzondere plek binnen het liturgisch gebeuren van de jaren zestig en zeventig in katholiek Nederland. En daarmee dus direct ook de augustijnen. Dat hij dankzij die functie enigszins beperkt werd in zijn creatieve uitingen zal duidelijk zijn. Maar toch, ik noem van zijn hand het ‘Exsultet’, het ‘Laat juichen’ van de paasnacht, en ook ‘De kinderen van Jerusalem’, ‘Waar vriendschap heerst en liefde’, ‘Mijn volk, wat heb Ik u misdaan’, ‘Looft God in Zijn heiligdom’, en ‘Ik heb u uit Egypte geleid’. Talloze liederen dus die tot op de dag van vandaag nog volop worden gezongen in de Goede Week, teksten en melodieën die in bovengenoemd boekje allemaal te vinden zijn.
Een lied over Maria tekst Marta Dijcks Mon. Aug. melodie: Henk in 't Veld
Augustijnse composities
Wij stonden daarin natuurlijk niet alleen, maar met onze Boskapel en Gods Werkhof als centra van vernieuwing speelden we wel een opvallende rol in de toenmalige kerkelijke gebeurtenissen. Marta Dijcks, maar ook Josephine Boevé, die nog muzieklessen volgde bij Henk in ’t Veld, componeerden niet alleen voor de Goede Week, maar op verzoek ook voor vieringen-doorhet-jaar. Regelmatig was dat een haastklus, dan was er amper een week de tijd. Soms werden nieuwe liederen doorgegeven via de telefoon, tenslotte was er altijd nog het ‘slot’ waar beiden toen nog aan gebonden waren. Een voorbeeld is het hier afgedrukte Marialied ‘Komt, laten wij de Heer om Jezus’ moeder prijzen’ van Marta, dat helaas uit onze aandacht is weggeglipt. Een nog altijd gezongen tekst is het ‘O Schoonheid van mijn God, te prijzen bovenmate, hoe heb ik u gezocht langs aller wereld weg’, geschreven en gecomponeerd door Marta en Josephine. Wie kent het lied voor de Vredeszondag ‘De vrede komt niet uit de hemel gevallen, de vrede ontkiemt niet vanzelf uit de grond’? Marta zelf noemt de vertaling en bewerking van
de Responsoria bij de Metten in de Goede Week haar mooiste of best geslaagde schepping. En wie ze nu hoort of zingt, zal dat zeker beamen.
Centrum van vernieuwing
Zo mag je zeggen dat dankzij een aantal creatieve, muzikaal rijk begiftigde medebroeders en –zusters een flinke impuls is gegeven aan de invulling van de vernieuwing in Nederland wat de liturgie betreft. In eerste instantie aan die van de Goede Week, later ook, op uitdrukkelijk verzoek, voor vieringendoor-het-jaar. Daarbij speelde uiteraard mee dat wij een flinke theologische achterban (of voorhoede) hadden dankzij onze opleiding in Nijmegen. Denk hierbij aan Jos Kobessen, Ad Vermeulen, Mario v.d. Berg en Joop Smit, die in die tijd het nog altijd meest gebruikte Tafelgebed V op zijn naam schreef. Ten tweede kregen we met de Boskapel en Gods Werkhof plekken waar we veel konden inbrengen. Vergeet daarbij niet dat we regelmatig (elke maand?) de vespers zongen in de oude kapel van ons Nijmeegse klooster en via de radio te beluisteren waren. We hadden dus een bekende naam en we mogen rustig zeggen dat we in het centrum stonden van de vernieuwing van de liturgie in Nederland, zoals die door het Tweede Vaticaans Concilie
bevorderd werd, al leidde de interpretatie van die vernieuwing in die jaren ook tot veel ‘gedoe’. Daarover is bij Heffernan uitvoerig te lezen, en daarmee meende zelfs ‘Rome’ zich te moeten bemoeien. Naast ‘Nijmegen’ waren er natuurlijk diverse andere augustijnse conventen, parochies, scholen. Hoe het er daar in die jaren liturgisch aan toeging, hoe men daar aankeek tegen wat er plaatsvond aan de Graafseweg, en hoe men over en weer elkaar beoordeelde, beïnvloedde dan wel samenwerkte, heb ik niet onderzocht. Bij dit laatste speelde mee dat wij in het westen van het land toch een dusdanige afstand hadden ten aanzien van ons klooster in Nijmegen dat wat daar gebeurde toch wat langs ons heen ging. Maar voor zover ik het kan beoordelen, lijkt het me een goede zaak als over onze hoogtijjaren nog eens een deelstudie op tafel komt van de hand van een ‘deskundige’, waarbij allerlei onderliggende stromingen, botsingen, besluitvormingen en dergelijke aan bod komen. Want het is veel wat toen ten bate van de Kerk en de religieuze wereld als geheel door OSA is beredderd. Bob Bodaar o.s.a. Augustijns forum – pagina 3, maart 2016
Augustijnse spiritualiteit ervaren
Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst! Scholieren zijn één dag in het klooster, maken kennis met Augustinus, de augustijnen en ervaren iets van augustijns leven. Een bescheiden project dat het heel goed doet. Typisch voor deze tijd van secularisering is een groeiende belangstelling voor spiritualiteit, een terrein waarop Augustinus veel te bieden heeft. Populair is niet alleen een groot werk als de Belijdenissen, maar ook kleiner werk als de preken. Het gedachtegoed dat Augustinus in dat kleinere werk verwoordt wijkt niet af van wat hij in de grote werken zegt. Wel wordt het in de preken, bedoeld voor een breed publiek, op een eenvoudiger manier gepresenteerd. Door Augustinus te lezen kun je met zijn gedachtegoed en dus met zijn spiritualiteit in aanraking komen. Zorgvuldig proberen te ontdekken wat Augustinus nu eigenlijk zegt, om dat vervolgens in je denken en leven te kunnen integreren, staat in de belangstelling – ook bij jongeren. Hoewel de rol van de kerk tegenwoordig veel kleiner is dan vroeger, koesteren velen een warme belangstelling voor de ‘levensvragen’. De vertalingen maken het nu mogelijk om aan die behoefte tegemoet te komen. Na overleg met de Augustijnse Beweging en het Augustijns Instituut nam prior-provinciaal Paul Clement o.s.a. enige jaren geleden het persoonlijke initiatief om 'iets augustijns' voor en met jongeren te doen en deze kans niet voorbij te laten gaan.
worden? Na oriënterende gesprekken en eerste vergaderingen werd besloten om het vooreerst bij een ontmoetingsdag te houden. Er zouden jongeren worden gevraagd via het netwerk van (voormalig) Augustijnse scholen, zoals het Augustinianum in Eindhoven en het Valuascollege in Venlo of ook het Aloysiuscollege in Den Haag. Een spiritueel thema, gebaseerd op het werk van Augustinus, vormt de basis van de dag. Het eerste thema was 'Augustinus en vriendschap'. Paul Clement verricht de rituele opening en afsluiting. Hij informeert de jongeren over het kloosterleven en over de relatie tussen de Orde der Augustijnen en Augustinus. Het aanste-
Naar de toekomst
Een dag in een klooster zijn
Paul stelde een werkgroep samen, die zich onder zijn leiding over de kwestie boog. Moest het op papier, in de vorm van een soort leergang? Of moesten de jongeren worden uitgenodigd op een soort studie- en ontmoetingsdag? Of moest het een combinatie van beide
Augustijns forum – pagina 4, maart 2016
hen begeleidden waren allen aangenaam verrast door de wijze waarop ze waren onthaald, door de plaats waar, en door de onverwachte aanpak aan de hand van teksten van Augustinus. Ze waren aan het denken gezet, niet alleen in de teksten, maar ook in de eigen verwerking daarvan. De dag was dan ook allesbehalve vrij van emoties. Augustinus maakt nog steeds veel bij de mensen los!
ken en het doven van de Augustijnse kaars markeren het begin en het einde van het programma. Dat bestaat uit een inleiding over het leven en werk van Augustinus met een doorkijkje naar zijn spiritualiteit, een Socratisch gesprek, een gezamenlijke tekstlezing, een rondleiding door klooster, kerk en bibliotheek, en een creatieve verwerking van het geleerde en het beleefde. Het werd een succes, mede dankzij de enthousiaste inzet van de prior-provinciaal en de leden van de werkgroep (Jurianne Kemmink, Joost Koopmans, Joost van Neer, Annemieke Pacilly en Ad Uijtdewilligen). De jongeren en de leraren die
Inmiddels maakt de werkgroep zich na het tweede thema, 'Augustinus en troost', op voor een derde, 'Augustinus en gastvrijheid'. De bedoeling is nu om de doelgroep te verbreden naar niet-augustijnse scholen, en om met het thema naar scholen toe te gaan. Een andere mogelijkheid is om de uitgeprobeerde en geslaagd bevonden thema’s uit te werken en (online) te publiceren, om scholen zo de kans te geven om er zelf mee aan de slag te gaan. Er ligt nog een mooie weg voor ons open, want: wie de jeugd heeft, heeft de toekomst! Joost van Neer, Augustijns Instituut
Nog eens over de Nota… In Augustijns Forum van december 2015 ontwaart Bert Laeyendecker een verschil tussen mijn boek Een kleine orde met allure en mijn toespraak op 28 augustus. Het gaat om het verband tussen de Nota ’70 en de teloorgang van de provincie. Laeyendecker wijst er terecht op dat ik in mijn boek veelvuldig verwijs naar de bredere historische context als oorzakelijke factor, terwijl ik in mijn toespraak vooral over het vernieuwingsprogramma en zijn gevolgen sprak. Het verschil laat zich voor een deel verklaren uit de beperktere opzet van mijn toespraak, die reageerde op specifieke observaties van de vorige sprekers. Maar er is een fundamenteler punt in het spel. Het feit dat andere ordes en congregaties ook teloorgaan wijst er volgens Laeyendecker op dat het niet aan de Nota ’70 kan liggen. Dat klopt natuurlijk. Maar het gedachtegoed dat aan de Nota ten grondslag lag kwam wel degelijk voor bij andere religieuzen, en alles wat er in de praktijk van terechtkwam bij de augustijnen gebeurde ook elders. Ik wijs daar in mijn boek verschillende malen op (bijvoorbeeld op pp. 329-30). De Nota ’70 moet dan ook niet als een unicum worden gezien, maar als augustijns voorbeeld van een veel bredere trend onder religieuzen, die reeds voorlopers had in de jaren vijftig en doorliep tot in de jaren tachtig. Die trend kende dezelfde dynamiek van verzet tegen ‘starre’ en ‘onaange-
paste’ tradities, en verlangen naar een nieuw, bijdetijds kloosterleven. Hij gaf overal aanleiding tot soortgelijke vernieuwingen. De bedoeling van het boek was bij te dragen aan historische reflectie op de rol die religieuzen in de samenleving hebben gespeeld. Die rol bestond deels uit de maatschappelijke functies die zij vervulden. Toen die in de jaren zestig en zeventig wegvielen was een deel van hun rol uitgespeeld. Maar daarmee was het lot van het religieuze leven nog niet bezegeld. Zeker niet voor ordes met allure, die hun bestaansrecht niet alleen aan hun maatschappelijke werk ontleenden. Dat zij toch ondergingen kwam ook door culturele veranderingen. In boek (p. 289) en toespraak wees ik in dit verband op een ‘waardenomkering’. Het gaat bijvoorbeeld om devaluering van het priesterschap, of de notie dat het kloosterleven niet meer fit for purpose was. De vraag is dan: waar kwamen die ideeën vandaan? Van buiten, uit ‘de samenleving’? De stelling die ik verdedig is dat het voor een belangrijk deel uit kerkelijke kringen zelf kwam, uit analyses over kerk en moderniteit
die na de oorlog werden gemaakt door een katholieke intellectuele elite. Die elite bestond voor een groot deel uit religieuzen, en ook verschillende augustijnen behoorden ertoe. Als producenten van godsdienstige discoursen hebben zulke intellectuelen bovendien invloed uitgeoefend op de (katholieke) samenleving. Zij namen afstand van het eigen erfgoed, verbreidden de boodschap van de ondeugdelijkheid van de traditie onder de eigen achterban, en droegen zo bij tot een context waarin de afschaffing van bestaande structuren door velen als iets noodzakelijks werd gevoeld. Natuurlijk speelden er allerlei andere oorzaken mee: buitenkerkelijke opiniemakers die in dezelfde richting wezen en externe factoren die ervoor zorgden dat dit pleidooi ook ingang kon vinden. Maar naast het maatschappelijke functieverlies van religieuzen was ook het verlangen van paters intellectuelen om te breken met het verleden een oorzaak voor de teloorgang van het religieuze leven. En de Nota ’70 zie ik als een augustijnse uitdrukking van dat bredere verlangen. Brian Heffernan
De stemmen worden geteld. Zittend op de voorgrond (vlnr): Alberic de Meijer, Adolar Zumkeller, Amandus Vermeulen, Bob Bodaar, Joop Smit. Achter: vlnr: ?, Goof Mijnsbergen, Mario van den Berg, Ad Vermeulen. (Foto Lambert van Gelder)
Augustijns forum – pagina 5, maart 2016
Reactie vanuit de Boskapel
Gaat het verder? De laatste uitgave van Augustijns Forum was een moedig nummer. Naar aanleiding van 120 jaar augustijnen in Nederland en het boek van Brian Heffernan werd er bijzonder kritisch naar de eigen geschiedenis gekeken. Ekkehard Muth, de opvolger van Joost Koopmans in de Boskapel, had bij het lezen echter het gevoel dat er iets miste: het volwassen geworden kind van de augustijnen, de Boskapel. Gaat het daar misschien verder? De vragen waren niet mals: ’was het een verkeerde keuze?’, ‘is er nog iets aan te doen?’, moeten we soms berusten in ‘een typisch geval van opkomst en ondergang?’ en ‘zou het zonder de Nota 70 beter zijn gegaan?’ Daarbij nog het bericht dat de Augustijnenkerk gaat sluiten en dat er druk gewerkt wordt aan een doorstart. Het laatste nummer van Augustijns Forum getuigde van veel moed om de realiteit zo open en kritisch onder ogen te zien. Sinds Pinksteren 2011 ben ik pastor in de Boskapel. Na een inspirerende overgangsperiode samen met Joost Koopmans voel ik het als een voorrecht om samen met de Boskapelgemeenschap de augustijnse traditie in Nijmegen voort te mogen zetten. Het verraste ons dan ook dat bij de vraag hoe het nou toch verder moet de Boskapel buiten beschouwing bleef. Achteraf blijken niet alle vernieuwingen en experimenten die de augustijnen na het Tweede Vaticaanse Concilie met veel durf ingezet hebben levensvatbaar, maar het experiment Boskapel is tot nog toe wel degelijk geslaagd. Begrijp me goed, ik schrijf dit niet ter meerdere ere en glorie van onszelf, maar ik denk oprecht dat de
Boskapel bij het levend houden van de augustijnse spiritualiteit een belangrijke rol kan spelen. En ik schrijf dit omdat de Boskapel daarvoor de augustijnen nodig heeft.
Volwassen geworden kind
In 2009 moesten de augustijnen zich uit Nijmegen terugtrekken, maar de gemeenschap die rond de Boskapel ontstaan was vond de augustijnse spiritualiteit te belangrijk om er het bijltje bij neer te gooien. Klaargestoomd door een met veel wijsheid ingezet verzelfstandigingsproces, ging de Boskapel ook na het vertrek van de augustijnen door. Paul Clement noemde bij het afscheid de Boskapel ‘het volwassen geworden kind van de augustijnen.’ Tegenwoordig kunnen we zeggen dat we een gezonde en vitale kerkgemeenschap zijn. De bezoekersaantallen blijven stabiel, wat in de huidige tijd heel uitzonderlijk is, en het geefgedrag bij de jaarlijks actie kapelbalans is duidelijk verbeterd. Dit neemt niet weg dat we het zonder de bruidsschat van de augustijnen financieel niet zouden redden. Maar inhoudelijk en spiritueel is dit kind van de augustijnen wel degelijk volwassen geworden.
Nog voor ik kon vermoeden dat mijn weg me ooit naar de Boskapel zou leiden beschreef ik in mijn boek De rijkdom van het ritueel de Boskapel als een ‘model voor de kerk van de toekomst’. Ondanks alle secularisatie geldt dit nog steeds, om drie redenen: vernieuwingsdrift, Experimentierfreude, en augustijnse spiritualiteit.
Traditie én vernieuwing
De Boskapel komt voort uit de kloosterkapel van de augustijnen. In de geschiedenis waren kloosters altijd plekken van traditie én vernieuwing. Daar wordt de traditie bewaard wanneer de kerk van het rechte pad afraakt, en andersom wanneer de kerk vastloopt in haar eigen traditionalisme dan zetten de kloosters de nodige vernieuwingen in. De augustijnen waren bij de aanpak van het aggiornamento na het Tweede Vaticaanse concilie wat dat betreft misschien zelfs een tikkeltje moediger dan menig andere orde. Dat de Boskapel enerzijds de vrucht is van de ongekende vernieuwingsdrift van de augustijnen, en dat zij anderzijds kan bogen op een traditie die ruim 800 jaar, zo niet tot Augustinus zelf terug reikt, maakt de Boskapel tot een unieke plek in het spirituele landschap. Met deze karakteristieke mix uit traditie en vernieuwing is de Boskapel klaar voor de toekomst.
Experimentierfreude
De tweede reden ligt in de Experimentierfreude om het maar met onze oosterburen te zeggen. Na het concilie werd de Boskapel één van de zeven experimenteerplaatsen voor liturgievernieuwing. Sindsdien is de Boskapel het experimenteren in de genen gaan zitten. De kloostertraditie waarin de orden naast de gezagsverhoudingen van de kerk een heel eigen organisatiestructuur eropna houden schiep daarvoor de ruimte. Onder de vleugels Augustijns forum – pagina 6, maart 2016
van de augustijnen kon de Boskapel een manier van kerkzijn ontwikkelen die zoveel dichter bij de mensen staat dan de huidige hiërarchie toestaat. Jammer genoeg is dit vandaag de dag alleen in een zelfstandige setting mogelijk, ook al voelen we ons verbonden met de rooms-katholieke kerk. Maar misschien geeft ons dat juist de ruimte om de augustijnse spiritualiteit nog beter van dienst te zijn.
Augustinus
En dat brengt me bij de derde en belangrijkste reden waarom dit kind van de augustijnen toekomst heeft: Augustinus zelf. Veel mensen keren zich af van kerk en religie omdat zij het beeld hebben dat geloof de mensen klein wil maken en beperken. In de augustijnse spiritualiteit, dat hoef ik de lezers van dit blad niet te vertellen, wordt de mens juist bevrijd en groot gemaakt. ‘Eert in elkaar God’, ‘God mij dichterbij dan ik mijzelf’ - hoe groot wil je het nog hebben. Bij spiritualiteit denken we vaak aan een verticaal proces van opgaan en omvorming naar het hogere. Maar bij Augustinus leidt de weg naar het goddelijke linea recta naar de mens. Hij brengt de verticaliteit en de horizontaliteit bij elkaar. Anders dan bij andere spiritualiteiten begrijp ik bij Augustinus het menselijke en goddelijke niet zozeer als twee polen met een spanningsveld daartussen, maar het zijn eerder twee middelpunten van één ellips, die draait om ‘U hoger dan mijn hoogste hoogte’ én ‘mij dichterbij dan ik mijzelf’. Daarmee sluit de augustijnse spiritualiteit heel goed aan bij het verlangen van mensen in onze huidige samenleving. Niet voor niets wordt Paul van Geest in zoveel tv-programma’s gevraagd om juist vanuit augustijns perspectief verbluffende antwoorden en kaders aan te reiken. In de Boskapel lopen we hier niet mee te koop, veel gebeurt gewoon onbewust. De ander als beeld en gelijkenis van God, eert in elkaar God, hoger dan mijn hoogste hoogte, mij dichterbij dan ik mijzelf, en het besef dat je daarom met elkaar verbonden bent en elkaar ook nodig hebt: dit alles is voor veel Boskapellers een vanzelfsprekende levenshouding geworden.
In het dagelijks leven merken we dat niet eens meer op, maar nieuwkomers herkennen het meteen. Nogmaals, ik schrijf dit niet om de Boskapel de hemel in te prijzen. Nee, ik schrijf dit om te zeggen: beste augustijnen, dit is úw verdienste. In Nijmegen heeft u een kind op de wereld gezet waar u trots op kunt zijn!
Hoe verder? Het is begonnen!
Gaat het verder? In Augustijns Forum is mij de vurige oproep van Bob Bodaar uit het hart gegrepen: ‘Hoe nu verder met die spiritualiteit, met die gemeenschap. Wie wil meedenken over de vraag hoe we die voort kunnen zetten?’ Toen ik dit las kwamen mij de woorden van Huub Oosterhuis in de zin: ‘Het is al begonnen, merk je het niet?’ Er is toch al heel veel moois gebeurd! De augustijnen mogen rustig wat meer stilstaan bij hun eigen vruchten. De Boskapel zou wel eens de redding kunnen zijn van de augustijnse spiritualiteit in Nederland.
Stadsklooster
Sinds de verzelfstandiging zijn we niet stil blijven staan. De secularisatie zet onverminderd door maar het verlangen naar spiritualiteit en zingeving neemt alleen maar toe. Als Boskapelgemeenschap willen we dienstbaar zijn aan dit verlangen. Het gaat al lang niet meer om de vraag hoe houden we de kerk of een bepaalde kerkgemeenschap overeind, maar het gaat om de vraag: hoe kunnen we de samenleving van dienst zijn? We beseffen dat we deze rol alleen kunnen spelen in verbondenheid met andere tochtgenoten.
In onze dromen van de toekomst duikt telkens weer het beeld op van wat we noemen: een stadsklooster. Een stadsklooster niet als ommuurde plek maar een stadsklooster als idee. Met een kapel of een aantal kapellen waar gevierd wordt. Met een refter waar de ene keer feest gevierd wordt en de andere keer daklozen komen eten. Met een bibliotheek waar gestudeerd en gedebatteerd wordt. Met een grote proeftuin waar naar hartenlust geëxperimenteerd wordt en met de deuren naar het stadsplein wijd open. Een stadsklooster waar traditie en vernieuwing zich met elkaar verbinden. We weten niet of en hoe die droom werkelijkheid gaat worden, maar eerste gesprekken zijn al gaande en in 2016 willen we concrete stappen zetten. Daarbij willen we ook met de augustijnen praten. Het Augustijns Instituut heeft zoveel baanbrekend werk verricht om de augustijnse bronnen toegankelijk te maken. Zou daarnaast niet het stadsklooster een tweede poot kunnen zijn waar mensen de augustijnse spiritualiteit als levenshouding kunnen ontdekken en ervaren? De Boskapel bestaat nu ruim 50 jaar, en als de kinderen de 50 gepasseerd zijn gaan de ouders nadenken over de verdeling van de erfenis. Dit klinkt als een ordinaire vraag om geld, en dat is het ook. Maar de goede verstaander zal begrijpen dat het om veel meer gaat. Het gaat om het behoud van de augustijnse spiritualiteit. Na 120 jaar in Nederland blijkt de augustijnse spiritualiteit voor onze samenleving relevanter te zijn dan ooit. Ekkehard Muth, pastor Boskapel Augustijns forum – pagina 7, maart 2016
Aardse schatten (4) Herbestemming religieus erfgoed Voorwerpen die nauw verbonden zijn met de geschiedenis van de augustijnen in Nederland willen we graag in de buurt en zichtbaar houden in het publieke domein. Dat blijkt een lastige opgave. Zo bestaat de ‘Star-collectie’ uit een prachtige verzameling liturgisch zilver dat ooit in de schuilkerk heeft gestaan. Naast kelk, ampullen en monstrans bevat de collectie ook een fraaie set canonborden, een mooie altaarschel en een schilderij van Jacob de Wit. Er bestaan zelfs verscheidene lithografieën van de schuilkerk waarop een aantal van deze voorwerpen ook daadwerkelijk te zien is.
Helaas beschikt het meest aangewezen museum, Ons’ Lieve Heer op Solder, niet over voldoende ruimte om dit alles op te slaan en te laten zien. Misschien is dat wel mogelijk in het augustijnenklooster St. Stefanus in Gent. De Belgische augustijnenprovincie speelt met de gedachte een museum in te richten en daarbinnen past zeker het verhaal van de staties met hun schuilkerken in de noorde-
Een familietafereel: Elisabeth en Maria met hun kinderen Johannes en Jezus. Alle ogen zijn gericht op Jezus en het lam waarmee de schilder verwijst naar 1 Joh.29 ‘Daar is het Lam van God dat de zonden van de wereld wegneemt’
lijke Nederlanden. Daarmee zou de collectie bijeen kunnen blijven en als geheel getoond kunnen worden aan een breed publiek. Soms zit een herbestemming gewoon tegen. De augustijnen bezitten een collectie goed ingelijste prenten uit de 17de eeuw. Het zijn kopergravures van Nicolaas Rijckemans die ze vervaardigde naar voorbeelden van zijn leermeester Pieter-Paul Rubens. De augustijnen in Utrecht ontvingen de prenten uit de handen van koning Lodewijk Napoleon, die geruime tijd in deze stad woonde. De koning had de zielzorg aan de augustijnen toevertrouwd en bezocht regelmatig de mis. De prenten kregen de paters cadeau als blijk van erkentelijkheid. Navraag bij het Rijksprentenkabinet leerde dat deze instelling de prentencollectie van koning Lodewijk Napoleon in bezit heeft. Het vermoeden bestaat dat de koning bij leven kwistig zulke prenten uitdeelde. Helaas zijn de gravures van de augustijnen op karton geplakt. Wil je deze serie conserveren, dan kost het losweken van één prent al drie volle werkdagen en dat is de serie niet waard. Voor deze prenten wordt nu een ander bestemming gezocht. Een andere keer zit het juist mee. Zo is er een kruisbeeld waarvan de commissie nooit gedacht had dat het nog een bestemming zou vinden. Het is een gepatineerd koperen kruis in de stijl van de jaren 60 van de vorige eeuw. Een stijl die weinig populair is bij Nederlandse parochies. Dit processiekruis is gebruikt in de H. Ritakerk in Amsterdam en tegen de verwachting in ontvingen we een bericht van een parochie te Emmeloord die juist op zoek is naar een kruisbeeld met gepatineerd koper, omdat ook het altaar daarvan gemaakt is. Eugène van Deutekom, kunsthistoricus
Augustijns forum – pagina 8, maart 2016
Leve de lef, een nieuwe school in Maripi! Om het instroomniveau op de Villanovaschool te verhogen wordt een nieuwe voorbereidende school gebouwd.
Als u voor u zelf wat wilt uitzoeken, staat er in de Augustijnenkerk en bij de portiersloge van het klooster een vitrine met kleinere religieuze en allerdaagse voorwerpen.
Zes jaar geleden zamelden wij met jullie hulp geld in voor de bouw van de Villanova SMA (Sekolah Menengah Atas), de driejarige bovenbouw van de middelbare school in Susweni bij Manokwari. Nu staan we op de onderwijskaart van West-Papua. Onze school is gezocht vanwege de bovengemiddelde kwaliteit van het onderwijs, de goede sfeer, de extra faciliteiten zoals het kolintangorkest (met bamboe-instrumenten), de fanfare en vooral vanwege de internaten. Tweederde van de leerlingen is hier intern want Villanova geeft ruimte aan autochtone Papoea studenten, 70 % van onze leerlingen. Op de twee andere openbare scholen in Manokwari vormen ze een minderheid; en dat op eigen bodem! De dertig docenten en medewerkers zijn jong en enthousiast, trots dat ze aan de wieg staan van iets nieuws. Nu heeft de scholenstichting die door de Papoea-augustijnen beheerd wordt besloten (leve de lef!) een nieuwe school te beginnen in Maripi, op 30 kilometer afstand van Manokwari. Nu een SMP (Sekolah Menengah Pertama), de driejarige onderbouw van de middelbare school, klassen 7 t/m 9. Op een lap grond van maar liefst zeven hectare werden acht klaslokalen gebouwd die voorlopig in gebruik zijn als klaslokalen, een computerklas, een lerarenkamer annex administratieruimte, een slaapzaal voor het internaat, een eetzaal resp. studie- en recreatiezaal, een opslagplaats en slaapplaats voor de internaatleider, de augustijn Giovanni Namsa, en een zeer ruime slaap- en werkkamer voor ondergetekende. De huidige lokalen en de inventaris werden opgehoest door de augustijnen in Papoea waardoor die nu ook de bodem van hun schatkist kunnen zien… Ik ben dus verhuisd naar Maripi. Twee dagen per week geef ik nog les op de SMA in Susweni, de overige dagen ben ik in Maripi. De meest schokkende ontdekking van dit nieuwe leerjaar is dat 15 van de 47 leerlingen die nota bene zijn geslaagd voor het
staats-examen (!) niet of nauwelijks kunnen lezen, schrijven en rekenen. Echt waar, ze kunnen niet tot tien tellen, bij het schrijven draaien ze de b en d om, hun eigen naam schrijven duurt vijf minuten, ze hebben nooit gehoord van breuken en procenten en ga zo maar door. De openbare lagere school waar deze kinderen vandaan komen staat hier aan de overkant. Als wij daar gaan praten met de leerkrachten rijzen hun handen in onmacht: "We laten de kinderen overgaan, anders komen hun ouders stampij maken." We hebben de ouders bij elkaar gehaald en de situatie uitgelegd. Sommigen wisten van niets want ze zijn vaak zelf analfabeet en kijken dus nooit het huiswerk van hun kinderen na. We hebben gezegd dat we de 3-jarige SMP voor sommige kinderen omzetten in een 4-jarige, aangevuld met een voorbereidend jaar met individueel onderwijs in lezen, schrijven en rekenen. Continu bijles. "Ga ik dan straks wel over?" vraagt een enkel kind. "Jazeker", is het antwoord, "van klas 0 naar klas 1." Slechts een ouder maakte herrie, hij liet zijn zoontje naar een andere school gaan waar hij rustig ieder jaar overgaat zonder te kunnen lezen; waar men dus gaat voor een diploma en niet voor kennis. De overige 32 draaien uitstekend mee, halen goede cijfers, kunnen nu al verantwoordelijkheid dragen op het internaat, zijn creatief en leergierig. Jullie zien het, een school leiden is niet alleen maar bouwen, centen zoeken, lessen geven, docenten op een lijn krijgen, leerlingen de pan uitvegen. En toch, als je 70 bent… Goh, wat kunnen kinderen van 12 tot 15 jaar de hele dag (en soms nacht) door een leven maken. Het bruist, rent, springt, kwekt, jankt en schreeuwt. Nooit rust in de tent. Sommigen zeggen dat ik me gelukkig mag prijzen, dat zoveel jeugdige jeugd om je heen ‘je jong houdt’. Zou het zijn? Met veel dank voor jullie trouwe en zeer gewaardeerde hulp, met hartelijke groeten, Ton Tromp o.s.a. Uit de Villanova Nieuwsbrief voorjaar 2016, ingekort. De volledige tekst staat op augustijnen.nl. Augustijns forum – pagina 9, maart 2016
In memoriam
Theo Rademaker Een vrije vogel
Theo was een man van vele trouwe contacten, zeker buitenshuis, waarbij hij zich onafhankelijk en enigszins solitair opstelde. Binnenshuis was hij moeilijker te peilen. Zijn pastorale inzet bracht hem ertoe vaak buiten de augustijnse gemeenschap activiteiten op zich te nemen zonder overleg met de medebroeders. Dit isoleerde hem en maakte de verhoudingen soms stroef. Wel bleef hij altijd in contact, en hij was aanwezig bij alle officiële gelegenheden en feesten van het convent waartoe hij behoorde. Meer dan eens benadrukte hij zijn toebehoren aan de augustijnse gemeenschap. Hij was zeer gewaardeerd bij de Parijse clergé, hoewel hij daar ook zijn eigen weg ging. Theodorus Johannes Maria Rademaker is geboren op 22 februari 1934 in Zevenaar. Na het behalen van zijn diploma op het Thomascollege in Venlo trad hij, op aandringen van Sebastianus van Nuenen, als novice in bij de augustijnen in Bagneux. Daar legde hij in 1957 zijn Plechtige Geloften af. Na de verhuizing van de fraters-studenten naar de Rue de Javel is hij in 1960 tot priester gewijd in onze parochiekerk, de St. JeanBaptiste de Grenelle. Theo werkte als kapelaan en aalmoezenier in Bagneux en Parijs in verschillende kerken: Kapel van Mont-parnasse; St. Hippolyte; St. Germain l’Auxerrois en St. Lambert. Na zijn pensioen bleef hij actief in de parochie Ste. Anne de la Butte-aux-Cailles. De laatste jaren had Theo last van ademhalingsproblemen en ingewandstoornissen. Vanwege een acute verergering van zijn toestand werd hij opgenomen op de intensive care van het ziekenhuis Pitié-Salpêtrière in Parijs. Na enkele weken is hij daar overleden, op 8 januari 2016. Augustijns forum – pagina 10, maart 2016
Zijn banden met zijn familie waren gecompliceerd, wat hem niet motiveerde om terug te keren naar Nederland. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij besloot in Frankrijk te blijven toen de augustijnen hun pastorale taken moesten opgeven door vergrijzing en de kwalen van de ouderdom. Theo heeft veel betekend voor mensen van alle rangen en standen, voor wie hij een ware empathie toonde. Vooral zijn begeleiding van verloofden en de voorbereiding op hun huwelijk was hem dierbaar. Gedurende 55 jaar is hij pastoraal dienstbaar geweest in Parijs. Het is dan ook een mooi symbool dat hij begraven is in de grafkelder van het Bisdom Parijs op het kerkhof van Montparnasse. Hij is een waardevolle getuige van ons werk in Frankrijk van 1948 tot 2016. Deze rusteloze man heeft nu zijn rust gevonden in Hem die hij zolang gediend heeft. Pierre Stikkelbroeck o.s.a.
In memoriam
Ben Noords Een betrokken en hardwerkende missionaris
‘Ik verzeker jullie, alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.’ (Mt, 25,40) Ook toen hij al groot was, bleven ze hem thuis ‘Bennie’ noemen. Ben Noords, een beer van een vent, ijzersterk, nam als de gewoonste zaak van de wereld zakken rijst van honderd kilo op zijn schouders om het ruim van zijn schip, de ‘Angelus’ in de haven van Bintuni, WestPapoea, vol te laden.
Bernardus Johannes Noords werd geboren op 9 oktober 1926 in Eibergen. Hij trad op 9 september 1948 in bij de Orde van de Augustijnen en legde 11 september 1952 zijn plechtige geloften af. Ben werd op 5 maart 1955 tot priester gewijd. Op 24 november 1955 vertrok hij als missionaris naar het toenmalige Nederlands Nieuw-Guinea, het latere West-Papoea. Na zijn terugkeer in Nederland ging hij wonen in de Achterhoek waar hij van 1993 tot 2002 pastoor was in Vragender. Daarna verhuisde hij naar Nijmegen waar hij als pastor zolang hij kon mensen bezocht en nabij was.
Dagenlang sjokte hij met zware grote stappen door het oerwoud om zijn parochianen te bezoeken, onvermoeibaar, nooit ziek. Ja, af en toe malaria, maar dan nam hij een extra dosis kinine (het oude paardenmiddel), schudde als een natte hond zich het zweet van het lijf en ging gewoon weer door alsof er niets aan de hand was. Na zijn priesterwijding heeft hij meer dan 35 jaar het bisdom Manokwari-Sorong in de zogenaamde Vogelkop van het eiland van de grond af mee helpen opbouwen, samen met een handvol andere augustijnen. Ben was een pionier, een harde en stoere werker, een bouwer en sjouwer, altijd tussen de mensen die niet schroomden een beroep op hem te doen, een uitmuntend kenner van de Papoea-adat, een pastor die paus Franciscus vooruit was en niet vies was van de ‘smell of his sheep’. Je kon aan hem ruiken, je kon aan hem zien dat hij een gastvrij pastor was die waar dan ook, maar met name in de verste uithoeken der aarde, mensen nabij was. Ton Tromp o.s.a.
Op 26 januari is hij in vrede, zoals hij ook geleefd heeft, overleden. Op 30 januari is zijn lichaam in het graf van de augustijnen op Jonkerbos in Nijmegen begraven.
Augustijns forum – pagina 11, maart 2016
Pionier in het bouwen van geloofsgemeenschappen
Ben Noords Ases
Zijn eerste post als missionaris was in het dorp Ases, in the middle of nowhere, in het diepe binnenland, waar hij zijn eigen hut moest bouwen en van kistplanken wat meubilair in ekaar kon zetten. Zijn taak was immens zwaar in dat bergachtige patrouillegebied onder mensen die nauwelijks onder bestuur waren gebracht en tot over hun oren in de plaatselijke familievetes en oorlogjes verzonken zaten. Het was een opluchting voor hem dat hij in het olie-stadje Sorong mocht komen werken, op het grote jongensinternaat in de stad. Het contact daar met de (Nederlandse) onderwijzers en onderwijzeressen fleurde hem weer op.
Bintuni
In 1961 verhuisde hij naar Bintuni (toen nog Steenkool geheten) aan de MacCluer-Golf, een uitgestrekt tourneegebied. Bijna twintig jaar was hij daar werkzaam. Het werd zijn grote liefde! De meeste dorpen waren alleen over zee en modderige rivieren bereikbaar. De missie had een missieboot (60 PK), waarmee enkele tonnen goederen en wel 50 dichtopeengepakte mensen vervoerd konden worden. Ben was kapitein, machinist, bootwerker, sjouwer. Toen hij in Bintuni aankwam, stond de Angelus op
de wal, stuk. Twee maanden lang heeft hij geduldig met een instructieboek in de hand en met zijn van moeders kant geërfde technische knobbel gewerkt om de motoren weer aan de praat te krijgen. Drie weken op tournee, de zee op, de dorpen in en dan een week thuis. Jarenlang. Ben ontwikkelde zich tot een pastor met ziel voor ‘zijn’ mensen, een groot kenner van de plaatselijke ‘adat’, een bouwer van formaat. Hij had er de wind onder, sommige mensen waren bang van zijn grote handen, maar voelden zich ook aangetrokken tot zijn ‘kleine hartje’ en tot zijn vermogen om urenlang naar hun verhalen, vreugde en sores of naar hun rijke mythische historie te luisteren. Ben was jarenlange de enige blanke in dit weidse gebied en de enige parochiepriester in het bisdom die zich nog niet mocht verheugen in de steun en toeverlaat van vrouwelijke religieuzen.
Aimas
Het was een hard gelag toen hij na bijna twintig jaar van Bintuni moest verhuizen naar het pas opengelegde transmigratiegebied Aimas, enkele tientallen kilometers buiten de stad Sorong. Daar had de overheid meer dan 30.000 hectare oerwoud gekapt om plaats te bieden aan een tiental nieuwe dorpen met Javanen. Iedere
V.l.n.r.: Piet van Diepen, Athanasius van der Weijden (provinciaal), Simon van Beurden, Ben Noords. De provinciaal bezocht Nieuw-Guinea in 1959.
Ben Noords vóór zijn vertrek naar Nieuw-Guinea
inwoner kreeg van de overheid twee hectare grond om te ontginnen, een huisje van 6 bij 6 meter waaibomenhout en dan moest je het maar verder uitzoeken. Bijna iedereen was moslim, hier en daar een verdwaalde katholiek. Slechts een enkele Papoea wist zich een plek te verwerven tussen al die ‘indringers’. Ben had het er moeilijk want de wegen waren modderbanen; niet doorheen te komen, helemaal niet met een jeep en bijna niet met een grote crossmotor. Bovendien moest het eten van kilometers ver lopen worden aangesjouwd. Hij moest zichzelf weer een nieuw onderkomen bouwen, nog eenvoudiger dan eenvoudig. Dat gold ook voor de kerk: mensen gingen ter kerke ‘in een of ander huis’, onder een of ander ‘dak’ - een zeiltje, een mangoboom. Maar het was vooral wennen aan de Javaanse mentaliteit en omgangsvormen, zo heel anders dan het wat rauwe en recht-voor-zijnraap Papoeahouding. Met grote inzet en trouw wist Ben zich in enkele jaren binnen deze moslimgemeenschap bekend en geliefd te maken; door zijn onvermoeibaaar sjouwen, zijn zorg voor zieken – van welke godsdienst dan ook – zijn zorg om een bestaan op te bouwen. Ben zorgde voor zaden en kunstmest, voor kleinvee en pluimvee, hij was actief binnen landbouwcoöperaties en kleine leenbanken.
Prafi
Toen er 100 kilometer buiten de stad Manokwari een ander transmigratieprojekt werd geopend, werd Ben geacht ‘expert’ te zijn als pastor tussen deze mensen die van ver door de overheid naar Papoea werden ‘overgepoot’. Op Prafi bij Manokwari was echter de katholieke bevolkingsgroep groter dan in Aimas: er waren honderden gezinnen van het katholieke eiland Flores. Augustijns forum – pagina 12, maart 2016
Een overzichtskaartje uit de Nederlandse Analecta van 1960 met de missiestaties. De stippellijnen geven de onderafdelingen van het Bisdom Sorong-Manokwari aan.
Opnieuw aanpassen dus aan weer een andere cultuur en mentaliteit, naast het opbouwen van nieuwe infrastructuur, te beginnen bij nul.
Vragender
Rond zijn 65ste dacht Ben dat het beter was om terug te gaan naar Nederland. Er was zoveel gebeurd, zoveel gebouwd. De nieuwe diocesane kerk stond op eigen benen en er waren pastorale werkers die hem konden opvolgen. Met genoegen en voldoening heeft Ben nog een aantal jaren pas-
toor kunnen zijn in Vragender – zijn geboortestreek – waar hij opnieuw in allerlei opzichten de taal van het volk kon spreken en dicht bij mensen kon zijn. Hij ging ‘rusten’ in Nijmegen, niet te ver van de Achterhoek, bij de zusters dominicanessen. Zijn zus was
jarenlang religieuze bij deze congregatie, en hij kende en genoot van de warme sfeer van de communiteit. Dat hij moge rusten in vrede. Ton Tromp o.s.a.
Op de kaft van de Indonesische Tolle lege uit 2009 prijkt een oude foto van de augustijnse gemeenschap in West-Papoea. V.l.n.r.: Nol Neijzen, Hans Hulshoff, Tinus van de Kraan, Jan van Dril, Piet van Diepen, Eugène Roebroeck, ?, Frans Jonkergauw, Piet Giesen, Jan Frank, Piet Tuijp, Ton Tromp, Ben Noords.
De missietourneerboot de 'Angelus', in september 1961 verscheept naar Nieuw-Guinea en vanaf Sorong op eigen kracht naar Bituni gevaren. De boot werd mede gefinancierd door familieleden van de missionarissen, de MIVA en het Augustinianum Eindhoven.
Augustijns forum – pagina 13, maart 2016
Publicaties door leden van de Nederlandse Augustijnenprovincie in 2015 Hans van den Berg
Paul Clement
– El via crucis del siervo de Dios Francisco Tito Yupanqui y los milagros de la Virgen de Copacabana. La Paz, Universidad Católica Boliviana "San Pablo", 2015 (een boekje door Hans samengesteld uit eerdere publicaties, ter bevordering van de devotie tot Tito Yupanqui, de beeldhouwer van de Maria van Copacabana, in verband met Tito’s zaligverklaringsproces). – Alonso Ramos Gavilán, Historia del célebre santuario de Nuestra Señora de Copacabana y sus Milagros, e Invención de la Cruz de Carabuco, ed. Hans van den Berg y Andrés Eichmann. Sucre, Archivo y Biblioteca Nacionales de Bolivia, 2015 (een heruitgave van het oudste werk over het heiligdom van Copacabana, geschreven door de Peruaanse Augustijn Alonso Ramos Gavilán, Lima, 1621) – San Agustín y la Orden Agustiniana en la Villa Imperial de Potosí. Anuario de la Academia Boliviana de Historia Eclesiástica 20. Sucre, Academia Boliviana de Historia Eclesiástica, 2014, p.31- 53 – Francisco de Viedma y las misiones de su gobernación. Sublevaciones chiriguanas (1796-1804). Lorena Córdob e Isabelle Comblès (ed.), En el corazón de América del Sur. Antropología, arqueología, historia. Volumen I. Santa Cruz, 2015, p.289-308 – Los dramáticos comienzos de la parroquia Santísima Trinidad de La Paz, Bolivia. 1914-1962: L'Ordine Agostiniano tra la Grande Guerra e il Concilio Vaticano II, ed. Jesús Álvarez Fernández OSA, Roma, Instituto Storico Agostiniano, 2015, p.683-727 – Paus Franciscus in Bolivia. AF 14 (2015) nr.3, p.6-7 – Hij was de goedheid zelve. In memoriam Nico Beumer. AF 14 (2015) nr.4, p.13
– AF 14 (2015): Nederlandse ouders en hun pubers. Augustijnen in Bolivia en Papua op weg naar zelfredzaamheid (nr.1, p.2-3); In memoriam Hugo Vandalon (nr.1, p.10); In memoriam Maria Theresia de Vries (nr.2, p.10); In memoriam Nico Beumer (nr.4, p.12); In memoriam Frans Jonkergouw (nr.4, p.14); In memoriam Vincent Kamps (nr.4, p.15)
Bob Bodaar – AF 14 (2015): Wat dreef ons de missie in? Vicariaten Bolivia en Papoea (nr.1, p.4-5); In gesprek met Marta Dijks osa (nr.2, p.2-3); Augustijnse spiritualiteit. Is er nog iets aan te doen? (nr.4, p.3) – Sporen in de tijd - Stad Gods 82 (2015) nr.2 – Parochieblad Emmausparochie Amsterdam-West: Schuilkerken oftewel Paepsche Vergaderplaatsen (september 2015); De heilige Augustinus (oktober 2015); De heilige Franciscus (december 2015) Augustijns forum – pagina 14, maart 2016
Lambert van Gelder – Nota ’70 en de OSA-groepen. AF 14 (2015) nr.4, p.10-11 – Marienburg Magazine 32 (2015): De bok en de haverkist (februari, p.3); Bijbelvast (april, p.7); Het eigen gezicht van de Acht Mei Beweging (april, p.1315); Adam en Grietje (juni, p.9); Sorry, Filistijnen! (september, p.17); De deelchristen (december, p.3); Oog in oog (december, p.11)
Gerard van Hoof – In memoriam Caspar van Lotringen. AF 14 (2015) nr.1, p.11
Joost Koopmans – AF 14 (2015): Carnaval in de kerk (nr.1, p.14); In memoriam Bert Bocxe (nr.2, p.11); Sluiting Augustijnenkerk Eindhoven. Een nieuw begin? (nr.4, p.2) – Geloof geneest. Kerugma 58 (20142015)nr.3, p.70-74 – De Roerom 29 (2015) interviews en verhalen rond opvallende mensen en gemeenschappen: Hoop en wanhoop (januari, p.10-11); De ziekte maakte me tot wie ik ben (februari, p.9); De juiste vrouw op de juiste plaats (maart, p.1011); Wat met de Dag van de Vluchteling? (mei, p.14-15); Ruimte geven (juni, p.1011); Wonen in een kerk (september p.1011); Bezinning net zo nodig (november, p.10-11); Een plek voor geloofsontmoeting (december, p.14-15)
Henk Kroon
– In memoriam Samuel IJsseling. AF 14 (2015) nr.2, p.16
Jacob Postma – Het zal je maar gebeuren. Verhalen uit Bolivia, deel 4. Eindhoven, 2015, 32 pp. – Para no creer. Historias y anécdotas, 4. padre Jaime Postma o.s.a.
Martijn Schrama – Kerk en straat. Stad Gods 81 (2015) nr.3, jan/febr., p.60-61 – Wij zijn de tijden. Stad Gods 82 (2015) nr.1, sept/okt, p.12-13 – Onze Vader die in de hemel zijt. Augustinus over Jesus’ hemelse Vader. Communio 40 (2015) nr.1, p.13-23 – AF 14 (2015): Publicaties door de leden van de Nederlandse Augustijnenprovincie in 2014 (nr.1, p.12); Dat men U mag blijven horen. Gelijkgezinden in Augustijns verband (nr.3, p.12-13) – Sint Augustinuskerk 175 jaar jong. De aanwezigheid van de Augustijnen in Utrecht. BinnenstadBericht Salvatorparochie 18 (2015) juli/augustus, p.12-13 – Gerd van Riel en Paul van Geest, Festschrift dedicated to Bernard Bruning and Martijn Schrama, to celebrate forty years of membership of the board of Augustiniana. Augustiniana 64 (2014) fasc.1-4, p.7-10
Wim Sleddens – Vertaald uit het Latijn: Brief van paus Paulus VI aan het episcopaat van Congo, 7 december 1964. D. van Ysacker, Vergeten martelaars. Missionarissen in het oog van de Simba-opstand in Congo, 1964-1966. Leuven/Den Haag, 2015, p.217-219 – Boekbespreking: A. Dupont, Gratia in Augustine's Sermones ad populum during the Pelagian controversy. Do different contexts furnish different insights? Tijdschrift voor Theologie 54 (2014) nr.1, p.101-102
Joop Smit
– Boekpresentatie: Joop Smit, Het verhaal van Johannes. Sleutelfiguren uit zijn evangelie, 2015. AF 14 (2015) nr.2, p.6
– Het verhaal van Johannes. Sleutelfiguren uit zijn evangelie. Heeswijk, Berne Media, 2015, 157 pp
Dolf van der Linden – Kerk en convent in San Gimignano druk bezocht. AF 14 (2015) nr.3, p.2-3
– AF 14 (2015): De kerk uit. Over kerksluitingen (nr.1, p.8); Prior bij de Augustijnen (nr.1, p.9)
Martien van den Nieuwenhuizen
Ton Tromp
– Wat wil Kierkegaard eigenlijk? De Roerom 29 (2014) nr.3
Piet Stikkelbroeck
– Nieuwsbrief uit Manokwari. AF 14 (2015) nr.1, p.6-7
Mini-symposium ‘Leef met lef’ Op 5 februari in de Boskapel georganiseerd door de Werkgroep Kloosterspiritualiteit: ruim 150 deelnemers, vier lezingen en een infomarkt. Teksten van de lezingen kunt u opvragen via
[email protected].
Bas Sturkenboom vertelde dat hij in het dagelijks leven veel houvast ontleent aan zijn geloof, met name aan Psalm 62 (‘Zoek rust, mijn ziel, bij God alleen’)
Zuster Rebecca Braun osc verwoordde haar keuze voor religieus leven als een eigentijdse levenskeuze.
Voor meer informatie zie: http://www.knr.nl/organisatie/nieuwsbericht.asp?nieuwsbericht_id=2026 Augustijns forum – pagina 15, maart 2016
Kort & Bondig Federatie van de vier Spaanse Provincies Spanje kende lange tijd vier bloeiende augustijnse provincies. In de tijd van de amortisatie, de onteigening door de staat van kerkelijke bezittingen in 1836, bleef alleen de Provincie van de Filippijnse Eilanden bestaan met haar hoofdzetel in Valladolid. De reden was dat deze provincie mensen opleidde tot dienst in het buitenland, zoals de naam al aangeeft. Toen de situatie weer normaal was geworden, was de Provincie van Castilië de eerste die zich herstelde in haar oude luister. Vervolgens scheidde de Provincie van Madrid zich af als nieuwe provincie. Deze provincie wilde zich meer toeleggen op studie en onderwijs. Dat gebeurde ongeveer gelijktijdig met het oprichten van onze Nederlandse Provincie. In 1926 kwam er nogmaals een deling en werd ‘De Nieuwe Provincie’ gevormd, zoals ze meestal heet. Haar officiële naam is ‘Provincie van Spanje’. Ze heeft haar centrum in het klooster van La Vid. Onze huidige Prior Generaal stamt uit deze Provincie. Ook in Spanje daalt het aantal intredingen. Daarom zijn er gedurende
de afgelopen 20 jaar contacten gelegd tussen de vier Provincies, die leidden tot vaste structuren van overleg en contact. Op 31 oktober 2015 is formeel besloten tot een Federatie van de vier Provincies: Federatie van de Spaanse Provincies van de Orde van Sint Augustinus, ofwel de Federación De Las Provincias De La Orden De San Agustìn De España (OSAFEP). Meer informatie in Concordis nr 104, zie www.agustinos-es.org
Augustijns forum – pagina 16, maart 2016
‘Hemels’ Gent
‘Onze Wereld in wording’
Het St. Stefanusklooster, opgericht in 1296, krijgt een nieuw elan. Het klooster verbreedt zijn historisch en inspirerend kader naar ontmoeting en congressen, onder de naam ‘Thagaste - Trefpunt Augustijnen’. Daarom heeft de FAN (Familia Augustiniana Nederland) in het klooster een prachtige dag in augustijnse sfeer georganiseerd onder de naam ‘Hemels’ Gent. Het programma op zaterdag 16 april start om half tien met een rondleiding door het klooster door de provinciaal Paul de Wit, en aansluitend een lezing door Lode Aerts (vicaris van het bisdom Gent) getiteld ‘Gods goede schepping bij Augustinus’. Daarna is er een gezamenlijk gebed en lunch met de augustijnen. In de middag volgt een bezoek o.l.v.
Het Augustijns Instituut presenteert twee nieuwe vertalingen, namelijk van ‘De Genesi aduersus manichaeos’ en ‘De Genesi ad litteram liber unus inperfectus’. In deze twee oudste commentaren op het boek Genesis wil Augustinus vooral de verbanden laten zien tussen de scheppingsverhalen en onze wereld in wording.
een gids aan de Sint-Baafskathedraal, met informatie over ‘De aanbidding van het Lam Gods’, of een bezoek aan de restauratie van dit meesterwerk. Tegen vijf uur wordt de dag in het klooster met een hapje en drankje afgesloten. De dag is bedoeld voor FAN-leden, augustijnen en introducees. Inschrijven kan t/m 31 maart. Meer informatie in het voorjaarsnummer van Open Vensters.
Ter gelegenheid van deze nieuwe uitgave organiseren het Augustijns Instituut en LUCE op donderdag 12 mei in de Oude Hortus in Utrecht een studiedag over de bijbelse scheppingssverhalen en hun actuele betekenis. Marcel Poorthuis belicht de Joodse omgang met het scheppingsverhaal, Frank van Roermund legt de sterrenhemel van Genesis naast onze moderne sterrrenkunde, Mathias Smalbrugge bespreekt het mensbeeld bij Augustinus, Jozef Wissink gaat in op de zeggingskracht van Genesis voor verkondiging en pastoraat, Piet van Midden toont in korte videoclips de Bijbelvertaling waarover Augustinus beschikte. Dagvoorzitter is Arnold Smeets. Kosten € 40,Voor programma en inschrijving zie de Nieuwsbrief A.I. en augustinus.nl.
Zie ook thagaste.be
Zie ook www.luce-crc.nl
Augustijns Forum Een gespreksplek voor iedereen met interesse in de orde der augustijnen en de spiritualiteit van Sint Augustinus. AF is een uitgave van de Nederlandse provincie van de orde der augustijnen en verschijnt viermaal per jaar. Bijdragen voor het zomernummer zijn welkom tot vrijdag 20 mei. Aan- en afmeldingen bij
[email protected]
Redactieadres Augustijns Forum, t.a.v. Ingrid van Neer-Bruggink, Augustijnendreef 15, 5611 CS Eindhoven. Email:
[email protected] Redactie: Bob Bodaar, Lambert van Gelder, Paul Holmes, Joost Koopmans, Ingrid van Neer-Bruggink, Karel Peijnenborg. ISSN: 1571-1374