Atria Prinsjesdagborrel: Zorgen voor morgen (25 september 2014) Openingsspeech Renée Römkens (het gesproken woord geldt)
Goedemiddag allemaal. Vandaag kan ik niet beginnen met ‘geachte dames en heren’. Het is nodig om u als dochters en zonen aan te spreken. Want de participatiesamenleving heeft voor dochters andere consequenties dan voor zonen. De zonen die hier vanmiddag aanwezig zullen het ongetwijfeld begrijpen waarom ik mij nu tot de dochters in de zaal richt: “Dochters aller gemeenten, verenigt u!” Daar kom ik zo meteen op terug. In de dagen rond Prinsjesdag en de Algemene Politieke Beschouwingen stonden er elke dag stukken in de krant over de gevolgen van het kabinetsbeleid voor de zorg voor hulpbehoevende burgers. Afgelopen weekend wijdde het NRC Handelsblad een paginagroot artikel onder de titel “Naastenliefde verplicht” aan het verzorgingshuis waar je alleen in komt als je je familie meeneemt. Compleet met contract waarin de familie van de nieuwe bewoner afspreekt om een x aantal uren per maand vrijwilligerswerk in en voor het verzorgingshuis te gaan verrichten. Het gebeurt niet iedere dag dat een brief van de vrouwenbeweging aan het kabinet de krant haalt. Ik ben dan ook blij dat de recente waarschuwing van de Nederlandse Vrouwen Raad door Trouw vorige week zelfs als krantenkop is gebruikt ( zonder aanhalingstekens, dus het is volgens Trouw meer dan ‘een mening’): “Zelfstandigheid vrouwen in gevaar; vrouwen hielden in de crisis het gezinsinkomen overeind, maar worden nu alsnog massaal ontslagen.” De grote gemene deler in de krantenberichten is de onrust over wat ons te wachten staat in de participatiesamenleving: wordt er daadwerkelijk meer gerealiseerd dan bezuinigen alleen? In de zorgsector is ruim 90% van de werknemers vrouw en daar vallen de ontslagen. En wat zijn de risico’s voor degene die afhankelijk wordt van onbetaalde mantelzorg? En dan de risico’s voor de mantelzorger: die is nu al vaak overbelast, laat staan als zij nog meer hooi op haar vork krijgt.
1
Deze Prinsjesdagborrel van Atria is gewijd aan wat de burgers, en vrouwen in het bijzonder, in 2015 te wachten staat. Het thema is Zorgen voor Morgen; Kansen en valkuilen van de participatiesamenleving. Atria heeft de begrotingen en beleidsplannen voor de zorg, en andere voor emancipatie belangrijke beleidsterreinen, voor u nageplozen. Wat ons daarbij is opgevallen, hoort u straks van Tim de Jong. Voor nu keer ik nog even terug naar de mantelzorger als de nieuwe heldin van de participatiesamenleving. De Volkskrant wijdt er zijn hoofdredactionele commentaar in de zaterdagkrant aan. Bezorgd wordt geschreven (ik citeer): “ het kan niet de bedoeling zijn dat gezonde werkenden hun baan moeten opzeggen (…) om voor een familielid te zorgen.” Maar dat is precies het risico dat werkende vrouwen met een zieke ouder lopen! In de Atria- publicatie ‘De Nieuwe Mantelzorger v/m” die vandaag verschijnt, hebben we dit nieuwe risico voor de economische zelfstandigheid en weerbaarheid van vrouwen in kaart gebracht. U krijgt allen aan het slot van deze middag een exemplaar mee. Want het aanreiken van gedegen analyses over de implicaties van beleid voor de positie van vrouwen is één van de kerntaken van Atria als kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. Ondanks eerdere beloftes om tot gendermainstreaming in het regeringsbeleid te komen, gaan er nog steeds beleidsbrieven, in dit geval over de veranderingen in de ouderenzorg, naar de Tweede Kamer zonder dat enige aandacht is besteed aan wat het beleid betekent voor vrouwen en mannen, en of dat verschillend uitpakt voor hen. Drie van onze bevindingen over De Nieuwe Mantelzorger leg ik u alvast voor:
hoe langer en intensiever de mantelzorg, hoe meer het een ‘vrouwenzaak’ wordt;
vrouwen geven twee keer zo vaak mantelzorg voor hulpbehoevende ouders als mannen.
In hoeverre de toenemende druk van mantelzorg gaat leiden tot verminderde participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt en dus tot afname van hun financiële zelfstandigheid weten we niet. Maar de voortekenen zijn niet gunstig.
De vraag naar mantelzorg zal sterk toenemen in de komende jaren, èn door de vergrijzing èn door bezuinigingen in de collectief betaalde ouderenzorg. Hier ontstaat dus een maatschappelijke scheefgroei die niet 1,2,3 gecorrigeerd is.
2
Kortom: met deze vormgeving van de participatiesamenleving wordt de klok van de emancipatie van vrouwen een paar jaar teruggedraaid. Dat treft bovendien de meest kwetsbare groepen onevenredig hard: relatief laag opgeleiden, en daarbinnen zijn vrouwen met een multi-etnische achtergrond weer oververtegenwoordigd. Voor het eerst sinds 1970 daalt de arbeidsparticipatie van vrouwen. Na een top van bijna 61% in 2012 zitten we nu op 59%. Onder mannen was al eerder een vergelijkbare daling te zien onder invloed van de financiële crisis. Maar bij de vrouwen is deze dalende participatie een negatieve trendbreuk na een 40 jaar lange, geleidelijke groei van de participatie en de emancipatie van vrouwen. En het verschil in arbeidsparticipatie met de mannen is nog steeds dertien procentpunt. Daarnaast is de gelijke verdeling van zorg binnenshuis ook nog ver te zoeken. In 2015 gaat Atria samen met het SCP onderzoeken of en hoe de manier waarop vrouwen en mannen ook in de vrije tijd taken verdelen, mogelijk van invloed is op de hardnekkige ongelijkheid in verdeling van arbeid en zorgtaken. Er is voor ons allemaal heel wat werk aan de winkel om effectieve emancipatie, en de arbeidsparticipatie van vrouwen in het bijzonder, in een tijd van bezuiniging en krimp overeind te houden. En de vraag naar mantelzorg zal in de toekomst zoals gezegd sterk toenemen als gevolg van vergrijzing, in combinatie met verhoging van de toegangsdrempel tot verzorgingstehuizen. In Amerika is het beleid dat ouderen alleen in extreme gevallen nog aanspraak kunnen maken op thuiszorg of een verzorgingstehuis al langer praktijk. Zorgafhankelijke ouders worden primair door hun eigen kinderen bijgestaan. Recent Amerikaans wetenschappelijk onderzoek met een gedegen genderanalyse van de geboden mantelzorg voor ouders laat fascinerende genderpatronen zien die zijn beschreven in de analyse die u straks ontvangt. Voor nu alvast enkele kernpunten: -
Mantelzorg wordt vooral georganiseerd langs de lijn van de biologische familie. Het draait dus om de taakverdeling tussen broers en zussen van de zorg voor hun eigen ouders (niet schoonouders). Anders gezegd: het zijn dochters en zonen die dan hun ouders mede verzorgen.
-
Het blijkt, ook na correctie van andere factoren (zoals het hebben van een baan, omvang van die baan e.d.) dat meer dochters dan zonen voor ouders zorgen en ook veel meer tijd besteden aan mantelzorg voor hun ouders (en dit geldt ongeacht de vorm van mantelzorg). Of zoals de Volkskrant het onderzoek samenvatte: hulpbehoevende ouders kunnen beter dochters hebben dan zonen.
3
Twee weken daarna stond het verhaal van één zo’n dochter in de krant, ook weer de Volkskrant. (Zou het schelen dat de krant niet langer ‘een meneer’ is? Een winstpunt voor de emancipatie!) Hoe dan ook, deze vrouw noemt het een oud-Brabants gebruik dat degene die zelf geen kinderen heeft voor de ouders gaat zorgen. Zij zegt er niet bij dat dit gebruik in de praktijk voor de dochter zonder kinderen geldt. Als haar moeder overlijdt, neemt zij de mantelzorg voor haar halfzijdig verlamde vader volledig op zich. Zij gaat in de buurt bij haar vader wonen, zegt haar goedbetaalde zorgbaan in haar oorspronkelijke woonplaats op, zodat zij, weliswaar voor veel minder geld, kan werken in het verzorgingshuis om de hoek bij haar vader. Maar ja, daar is ze last-in-first-out als de ontslagen in de zorg beginnen. Na een paar losvaste baantjes zit ze werkloos thuis. Afgelopen voorjaar is vader overleden. En staat dochter op 54-jarige leeftijd met lege handen. Dit is natuurlijk één verhaal, en niet noodzakelijkerwijs representatief. Maar het onderstreept dat de prijs van mantelzorg hoog kan zijn. Gegeven dat die zorg vooral door vrouwen geleverd zal gaan worden, zijn zij het die onevenredig grote risico’s lopen. Het onderstreept ook het belang van economische zelfstandigheid van vrouwen. En vandaar ook mijn oproep aan het begin. Want we moeten vanaf 2015 bij onze eigen gemeente zijn die gaat beslissen over het wel en wee van de ouderenzorg en de besteding van extra middelen uit het Gemeentefonds. De zorg voor hulpbehoevende ouders verdient een hogere prioriteit in plaats van de spreekwoordelijke lantarenpalen of geldverslindende voetbalvandalen. Het gegeven dat maar ruim een kwart van de gemeenteraadsleden een vrouw is, geeft binnen het straks cruciale gemeentelijke besluitvormingstraject reden tot zorg.
Tot slot. De Prinsjesdag borrel staat bij Atria traditiegetrouw in het teken van het voorgenomen Nederlandse beleid vanuit genderperspectief , en mét oog voor hoe de verschillende vormen van achterstelling o.a. als gevolg van sociale klasse, etnische achtergrond, seksuele voorkeur, genderidentiteit en leeftijd, uitpakken voor verschillende vrouwen. ‘De emancipatie is niet af’ zo moeten wij tot vervelens toe vaststellen. Sterker nog: met de participatiesamenleving zijn we weer terug bij af als we niet uitkijken. Het zet kwetsbare groepen vrouwen in de marge en schept nieuwe achterstandsgroepen. En daarmee is er meer aan de hand dan alleen beleid dat een terugval inluidt.
4
Nederland heeft zich gebonden aan mensenrechtenverdragen en is ook langs die weg de bindende verplichting aangegaan om de gelijkberechtiging van vrouwen daadwerkelijk te realiseren. Denken we m.n. aan het VN Vrouwenverdrag, maar ook aan de onlangs in werking getreden Istanbul Conventie van de Raad van Europa, ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Mensenrechten moeten mede richting geven aan landelijk maar evenzeer lokaal beleid , zo benadrukte ook Minister Plasterk in zijn laatste mensenrechtennota. Discriminatie van vrouwen is weliswaar wettelijk verboden maar duurt ook in Nederland in de praktijk op tal van terreinen hardnekkig voort. De cijfers van het College voor de Rechten van de Mens laat het onomstotelijk zien: discriminatie van vrouwen stond in 2013 in de top drie van door het College behandelde klachten. Dat is ontoelaatbaar en een schending van fundamentele mensenrechten van vrouwen. Een overheidsbeleid dat ertoe leidt dat ongelijkheid tussen vrouwen en mannen juist wordt versterkt, is tegen de achtergrond van die internationaalrechtelijke verplichtingen méér dan problematisch. Het staat op gespannen voet met de ‘due diligence’-verplichting van de overheid om mensenrechten met zorg te beschermen en te realiseren. In een tijd waarin individualisme de overhand lijkt te krijgen wordt de achterstand van vrouwen in toenemende mate gezien als het gevolg van individuele keuzes of gebrek aan doorzettingsvermogen. Willen is kunnen, is het devies. Het feit dat de kansen tussen vrouwen en mannen juist niet gelijk verdeeld zijn, wordt steeds minder als maatschappelijk probleem gezien . De zorg die Professor Kees Schuyt onlangs verwoordde in De Groene over het op de achtergrond raken van solidariteit met de zwaksten is mij uit het hart gegrepen. Ook de tendens in de politieke en bestuurlijke besluitvorming om juridische spelregels, vooral als die uit internationaal recht afkomstig zijn, terzijde te schuiven uit politieke, ideologische en economische overwegingen, zien we op het terrein van emancipatie vaker opdoemen. Er is dus alle reden voor Atria om beleid kritisch te volgen en waar nodig en mogelijk alternatieven te bepleiten. Tegelijkertijd is het van belang na te gaan welke stappen vrouwen en mannen zelf kunnen zetten. Laten we om te beginnen inzetten op die ene grote sprong voorwaarts, heel dicht bij huis: dat onze broers in 2020 minstens de helft van de mantelzorg op zich hebben genomen. “Dochters aller gemeenten, verenigt u!” En neem je broer mee … Dank u wel.
5