Assessment for learning Milepost 3 Kunstzinnige Vorming
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming.
Leerdoelen Kunstzinnige vorming MILEPOST 3 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 12 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 3.1 3.2
3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
te weten dat het onderwijs in Kunstzinnige vorming zich bezighoudt met visuele en tastbare expressie en communicatie te weten hoe kunstenaars, ambachtslieden en ontwerpers uit verschillende tradities – waaronder kunstenaars uit het thuis- en gastland - materialen, vormen en technieken gebruiken om hun emoties, observaties en ervaringen uit te drukken in staat te zijn een groot aantal verschillende materialen, vormen en technieken te gebruiken om hun emoties, observaties en ervaringen uit te drukken in staat te zijn door middel van visuele en tastbare vormen te communiceren in staat te zijn het eigen werk te verbeteren in staat te zijn een mening te geven over een kunstwerk en daarbij blijk te geven van begrip, waardering, respect en plezier in staat te zijn kunstwerken te beschouwen in termen van betekenis, ontwerp, materialen, technieken, plaats en tijd te begrijpen dat het werk van kunstenaars beïnvloed wordt door hun omgeving en dat kunstenaars zelf ook de omgeving beïnvloeden
Leerdoelen Aardrijkskunde MILEPOST 3 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 12 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12
te weten dat het vak Aardrijkskunde zich bezighoudt met plaatsen en omgevingen in de wereld om hen heen kennis te hebben van de belangrijkste natuurlijke en menselijke kenmerken en milieuaspecten op bepaalde plaatsen kennis te hebben van overeenkomsten en verschillen tussen bepaalde plaatsen te weten dat de eigenschappen van bepaalde plaatsen de aard van menselijke activiteiten beïnvloeden kennis te hebben van recente en voorgestelde veranderingen op bepaalde plaatsen kennis te hebben van de belangrijkste geografische kenmerken van het gastland kennis te hebben van de geografie van de schoolomgeving kennis te hebben van de belangrijkste geografische kenmerken van hun thuisland kennis te hebben van de weers- en klimaatomstandigheden in het thuisland en hoe deze de omgeving en levensomstandigheden van de mensen beïnvloeden kennis te hebben van de weers- en klimaatomstandigheden in het gastland en hoe deze de omgeving en levensomstandigheden van de mensen beïnvloeden te weten hoe mensen hun omgeving kunnen beïnvloeden in staat te zijn onderzoek te doen naar geografische factoren en hoe die het leven van mensen kunnen beïnvloeden
3.13 3.14 3.15 3.16 3.17 3.18 3.19 3.20 3.21
3.22 3.23 3.24 3.25 3.26 3.27
in staat te zijn verscheidene bronnen te gebruiken om geografische informatie te vergaren in staat te zijn bewijs te vergaren en vast te leggen om geografische vraagstukken te beantwoorden in staat te zijn geografische patronen aan te wijzen en deze met hun kennis en inzicht te verklaren in staat te zijn de juiste geografische terminologie te gebruiken om hun omgeving te beschrijven en te interpreteren in staat te zijn instrumenten te gebruiken om metingen te verrichten in staat te zijn geschikte technieken te kiezen om informatie te verzamelen in staat te zijn kaarten en plattegronden op verschillende schaalgrootte, met gebruikmaking van verklarende symbolen, te maken in staat te zijn wereldbollen en kaarten van verschillende schaalgrootte te gebruiken en te interpreteren in staat te zijn kaarten van verschillende schaalgrootte te gebruiken om de ligging en geografische kenmerken van het gastland en -stad, het thuisland en -stad en andere landen en steden waarin zij en hun leeftijdgenoten gewoond hebben te bepalen in staat te zijn uit te leggen hoe natuurlijke en menselijke processen tot overeenkomsten en verschillen tussen plaatsen leiden in staat te zijn uit te leggen hoe bepaalde plaatsen door verplaatsing van goederen en mensen met elkaar verbonden zijn in staat te zijn hun kennis en begrip van aardrijkskunde op diverse manieren over te brengen te begrijpen hoe plaatsen beïnvloed worden door natuurlijke eigenschappen en processen te begrijpen hoe en waarom mensen hun omgeving proberen te beheersen en te behouden te begrijpen hoe de geografische kenmerken van het gastland het leven van de mensen die er wonen beïnvloedt
Leerdoelen Geschiedenis MILEPOST 3 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 12 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
te weten dat het vak Geschiedenis zich bezighoudt met het verleden in relatie tot het heden kennis te hebben van de kenmerkende eigenschappen van bepaalde perioden en samenlevingen kennis te hebben van de algemene geschiedenis van het gastland kennis te hebben van de algemene geschiedenis van het thuisland kennis te hebben van de kenmerkende eigenschappen van een bepaalde periode in de geschiedenis van het gastland kennis te hebben van de ideeën, opvattingen, zienswijzen en ervaringen van mensen uit het verleden kennis te hebben van de sociale, culturele, godsdienstige en etnische diversiteit van de bestudeerde perioden kennis te hebben van de terminologie die geassocieerd wordt met de behandelde perioden
3.9 3.10 3.11 3.12 3.13 3.14 3.15 3.16 3.17 3.18 3.19 3.20 3.21
in staat te zijn onderzoek te doen naar historische kwesties en hoe die het leven van mensen beïnvloeden in staat te zijn uit verschillende bronnen informatie over het verleden te vergaren in staat te zijn redenen voor en gevolgen van historische gebeurtenissen, situaties en veranderingen uit de behandelde perioden aan te geven en te beschrijven in staat te zijn een verband te leggen tussen de belangrijkste gebeurtenissen, situaties en veranderingen; zowel binnen een bepaalde periode als uit verschillende perioden in staat te zijn uit te leggen hoe de geschiedenis van het gastland het leven van de huidige bewoners beïnvloedt in staat te zijn uit te leggen hoe de geschiedenis van het ene land dat van het andere beïnvloedt in staat te zijn vragen over het verleden te stellen en te beantwoorden in staat te zijn relevante informatie over een bepaald historisch onderwerp te selecteren en vast te leggen in staat te zijn de gebeurtenissen, mensen en veranderingen uit de behandelde perioden binnen een chronologisch raamwerk te plaatsen in staat te zijn data en termen te gebruiken die op het verstrijken van tijd betrekking hebben in staat te zijn hun kennis en begrip van geschiedenis, met gebruikmaking van juiste data en historische termen, op diverse manieren over te brengen te begrijpen hoe bepaalde aspecten van het verleden op diverse manieren zijn gepresenteerd en geïnterpreteerd te begrijpen dat historische bronnen van elkaar kunnen verschillen en elkaar kunnen tegenspreken en dat zij de context in tijd, plaats en standpunt weergeven
Leerdoelen Informatie- en communicatietechnologie (ICT) MILEPOST 3 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 12 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11
te weten dat ICT zich bezighoudt met het toepassen van technologie om informatie te verzamelen, te gebruiken en uit te wisselen kennis te hebben van een toenemend aantal ICT-toepassingen voor vrije tijd, communicatie en werk in staat te zijn vragen op de juiste manier te formuleren tijdens het verzamelen en onderzoeken van informatie in staat te zijn hun bevindingen te interpreteren in staat te zijn te bepalen of hun bevindingen juist zijn in staat te zijn verschillende soorten informatie uit verschillende bronnen te bewerken en te combineren in staat te zijn ICT te gebruiken om informatie op verschillende manieren te presenteren in staat te zijn informatie en ideeën op verschillende manieren uit te wisselen in staat te zijn met behulp van ICT bepaalde situaties te beheersen in staat te zijn met behulp van ICT fysieke informatie waar te nemen in staat te zijn modellen en simulaties die gebaseerd zijn op ICT te gebruiken
3.12 3.13
te begrijpen dat de kwaliteit van de informatie het resultaat van elk onderzoek beïnvloedt te begrijpen dat het belangrijk is rekening te houden met publiek en doel bij het presenteren van informatie
Internationale Leerdoelen MILEPOST 3 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 12 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
kennis te hebben van de voornaamste kenmerken van het leven van de mensen in het thuisland en, indien van toepassing, in het thuisland van hun ouders kennis te hebben van de voornaamste kenmerken van het leven van de mensen in het gastland en/of, indien van toepassing, in andere landen waar zij gewoond hebben kennis te hebben van de manieren waarop de levens van de mensen in de landen die zij bestudeerd elkaar beïnvloeden kennis te hebben van de overeenkomsten en verschillen tussen de levens van de mensen in verschillende landen in staat te zijn uit te leggen hoe het leven van de mensen in bepaalde landen of groepen beïnvloed wordt door de activiteiten van andere landen of groepen in staat te zijn manieren te onderkennen waarop mensen tot wederzijds voordeel samenwerken te begrijpen dat zowel de verschillen als de overeenkomsten tussen verschillende landen van waarde zijn
Leerdoelen Muziek MILEPOST 3 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 12 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
te weten dat het vak Muziek zich bezighoudt met muzikale expressie en communicatie te weten hoe een aantal componisten en musici - waaronder een aantal uit hun thuisland en het gastland - muzikale elementen binnen een bepaalde structuur combineren in staat te zijn liedjes zowel een- als tweestemmig te zingen in staat te zijn gestemde en ongestemde instrumenten beheerst en ritmisch te bespelen in staat te zijn als onderdeel van een ensemble op te treden in staat te zijn zich tijdens een optreden bewust te zijn van het publiek in staat te zijn muziekstukken te componeren door muzikale elementen binnen een bepaalde structuur te combineren in staat te zijn hun eigen werk, met inachtneming van het beoogde doel, te verbeteren
3.9 3.10 3.11 3.12 3.13
in staat te zijn aandachtig, en met oor voor detail, te luisteren in staat te zijn muziekstukken te beoordelen waaruit op gepaste wijze begrip, waardering, respect en plezier blijkt in staat te zijn muziekstukken te bezien in termen van betekenis, stemming, structuur, plaats en tijd te begrijpen dat componisten en musici muziek gebruiken om emoties en ervaringen uit te drukken te begrijpen dat het werk van componisten en musici beïnvloed wordt door hun omgeving
Leerdoelen Lichamelijke Opvoeding MILEPOST 3 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 12 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 3.13 3.14 3.15 3.16 3.17
te weten dat het vak Lichamelijke opvoeding zich bezighoudt met een gezonde levensstijl en het uitvoeren van diverse bewegingsactiviteiten kennis te hebben van de belangrijkste regels van traditionele sport- en atletiekactiviteiten kennis te hebben van de veiligheidsregels tijdens het zwemmen in staat te zijn op beheerste, gecoördineerde, precieze en consequente wijze een prestatie te leveren in staat te zijn hun eigen prestaties te plannen in staat te zijn deel te nemen aan sporten met kleine teams in staat te zijn tactieken te gebruiken om de eigen prestaties en die van het team te verbeteren in staat te zijn de kenmerken van een goede prestatie te onderkennen in staat te zijn hun eigen prestaties te evalueren in staat te zijn hun eigen prestaties te verfijnen en te verbeteren door te begrijpen wat daarvoor noodzakelijk is in staat te zijn de regels en afspraken voor diverse activiteiten en sporten toe te passen in staat te zijn beweging te gebruiken als expressie- en communicatiemiddel in staat te zijn een afstand van ten minste 100 meter te zwemmen de uitwerking van lichaamsbeweging op het lichaam te begrijpen het belang van gepaste sportkleding te begrijpen het belang van goede hygiëne te begrijpen het belang van veiligheidsvoorschriften te begrijpen
Leerdoelen Natuur MILEPOST 3 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 12 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 3.1 3.2
3.3 3.4 3.5 3.6
te weten dat het vak Natuur zich bezighoudt met het onderzoeken en begrijpen van de levende en levenloze wereld om hen heen in staat te zijn wetenschappelijk onderzoek uit te voeren − wetenschappelijke vragen stellen − een geschikte manier kiezen om een wetenschappelijk vraagstuk te onderzoeken − hun wetenschappelijke kennis en inzicht gebruiken om een resultaat te voorspellen − het resultaat in verband brengen met het voorspelde − systematische en nauwkeurige metingen doen vanuit hun observaties − conclusies trekken die gebaseerd zijn op bevindingen − de voorspellingen, onderzoeken, bevindingen en conclusies uitleggen en verdedigen − hun bevindingen op een nauwkeurige manier vastleggen en overbrengen met gebruikmaking van het meest geschikte medium en de juiste terminologie en regels − onderzoeken, observaties en metingen herhalen om zodoende de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid vast te stellen − een patroon in de resultaten ontdekken − wetenschappelijke taal gebruiken om de verschillen in de onderzoeksresultaten te verklaren − manieren voorstellen om hun onderzoeken en methodes te verbeteren − hun eigen onderzoeken relateren aan bredere wetenschappelijke opvattingen in staat te zijn informatie uit diverse bronnen te verzamelen in staat te zijn onderscheid te maken tussen bewijs en mening te begrijpen dat het belangrijk is om bewijs te gebruiken om wetenschappelijke ideeën te toetsen te begrijpen dat bepaalde zaken en dingen waarvan zij kennis opdoen het leven van mensen kan beïnvloeden
Levende wezens Aan het eind van het schooljaar waarin zij 12 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12
kennis te hebben van de hoofdcategorieën waarin levende wezens onderverdeeld kunnen worden kennis te hebben van de gevolgen van de voedselketen in verschillende omgevingen te weten dat veranderingen in de omgeving het leven van levende wezens beïnvloeden kennis te hebben van de aard, functies en gevolgen van micro-organismen in staat te zijn de voornaamste planten en dieren in het gastland te herkennen en te benoemen in staat te zijn de plaatselijk voorkomende planten en dieren te classificeren naar hun eigenschappen
3.13 3.14 3.15 3.16 3.17 3.18 3.19 3.20 3.21 3.22 3.23 3.24 3.25 3.26 3.27 3.28 3.29 3.30
in staat te zijn de voornaamste planten en dieren in het thuisland te herkennen en te benoemen kennis te hebben van de relatie tussen de levende wezens en de omgeving waarin zij leven kennis te hebben van de structuur van het menselijk lichaam kennis te hebben van de functies van de belangrijkste inwendige en uitwendige delen van het menselijk lichaam kennis te hebben van verschillen en overeenkomsten tussen mensen en andere wezens te weten hoe lichaamsbeweging de menselijke hartslag beïnvloedt kennis te hebben van de gevolgen van misbruik van drugs op het menselijk lichaam kennis te hebben van de manieren waarop mensen en dieren zich voortplanten te weten dat sommige kenmerken van mensen en dieren van hun ouders geërfd zijn te weten dat sommige kenmerken van mensen beïnvloed zijn door hun omgeving kennis te hebben van het belang van goede voeding voor de gezondheid van mensen en dieren te weten dat sommige kenmerken van planten erfelijk zijn kennis te hebben van de functies van de belangrijkste delen van planten kennis te hebben van de factoren die de groei van planten beïnvloeden kennis te hebben van de functie van wortels voor het verankeren en voeden van planten kennis te hebben van de manieren waarop planten zich voortplanten te weten welke gevolgen de verspreiding van zaad heeft kennis te hebben van de voorwaarden voor (ont)kieming
Materialen Aan het eind van het schooljaar waarin zij 12 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 3.31 3.32 3.33 3.34 3.35 3.36 3.37 3.38 3.39 3.40 3.41 3.42
kennis te hebben van de onderscheidende eigenschappen van verschillende materialen kennis te hebben van de eigenschappen van materialen die als warmte-isolator dienen te weten wat er gebeurt als materialen worden verhit of gekoeld kennis te hebben van de principes van condensatie en verdamping kennis te hebben van de verschillen tussen metalen en andere materialen te weten dat materie opgebouwd is uit deeltjes kennis te hebben van de verschillende samenstelling van deeltjes in vaste stoffen, vloeistoffen en gassen in staat te zijn stenen en grondsoorten te vergelijken en te groeperen naar hun eigenschappen in staat te zijn materialen te groeperen en te classificeren naar hun eigenschappen in staat te zijn veranderingen vast te stellen die omkeerbaar en onomkeerbaar zijn in staat te zijn eenvoudige mengsels te scheiden in staat te zijn opgeloste stoffen terug te krijgen door verdamping
Natuurkundige processen Aan het eind van het schooljaar waarin zij 12 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 3.43 3.44 3.45 3.46 3.47 3.48 3.49 3.50 3.51 3.52 3.53 3.54 3.55
te weten dat warmte vaak als bijproduct wordt geproduceerd wanneer de ene vorm van energie wordt omgezet in de andere te weten dat warmte zich van het ene naar het andere voorwerp kan verplaatsen door middel van geleiding in staat te zijn met gebruikmaking van conventionele symbolen elektrische circuits te tekenen in staat te zijn van tekeningen met conventionele symbolen circuits te bouwen in staat te zijn variatie aan te brengen in een elektrisch circuit om het effect te veranderen kennis te hebben van de aard en effecten van zwaartekracht in staat te zijn de effecten van natuurkundige krachten vast te stellen in staat te zijn krachten te meten in staat te zijn de richting van krachten vast te stellen te weten dat licht zich in een rechte lijn verspreidt totdat het een voorwerp raakt te weten dat licht gereflecteerd, van richting veranderd en geabsorbeerd kan worden te weten dat licht door bepaalde materialen heen kan schijnen en door andere niet te weten dat wij dingen waarnemen als het weerkaatste licht onze ogen binnenschijnt
Leerdoelen Techniek MILEPOST 3 Aan het eind van het schooljaar waarin zij 12 jaar oud zijn, dient het overgrote deel van de kinderen: 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12
te weten dat techniek het leven van mensen beïnvloedt te weten hoe het leven van de bewoners in het gastland beïnvloed wordt door de mate van technologische vooruitgang te weten hoe het leven van de bewoners in het thuisland beïnvloed wordt door de mate van technologische vooruitgang in staat te zijn met ontwerpen en producten te reageren op geconstateerde behoeften, wensen en mogelijkheden in staat te zijn informatie te verzamelen en te gebruiken om oplossingen voor problemen aan te dragen in staat te zijn stappenplannen te ontwikkelen en te gebruiken in staat te zijn rekening te houden met de behoeften van de gebruikers tijdens ontwerp en productie in staat te zijn de meest geschikte gereedschappen en materialen voor hun opdracht te kiezen in staat te zijn met enige precisie diverse materialen en gereedschappen te gebruiken in staat te zijn hun eigen werk te toetsen, te evalueren en te verbeteren in staat te zijn te onderzoeken hoe eenvoudige alledaagse producten gemaakt zijn en hoe zij werken in staat te zijn de werkzaamheid van eenvoudige alledaagse producten te bepalen
3.13 3.14 3.15 3.16
te begrijpen dat het noodzakelijk is om nauwkeurig te ontwerpen en te werken te begrijpen hoe techniek kan worden gebruikt om te voorzien in behoeften, wensen en mogelijkheden te begrijpen dat verschillende technieken, gereedschappen en materialen voor verschillende doeleinden kunnen worden gebruikt te weten dat de kwaliteit van een product afhankelijk is van hoe goed het gemaakt is en in welke mate het voldoet aan het doel waarvoor het gemaakt is
VAARDIGHEID
2.3
In staat zijn een groot aantal verschillende materialen, vormen en technieken te gebruiken om hun emoties, observaties en ervaringen uit te drukken
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Artistieke impressies van de wereld (Zo zien zij de wereld) Taak 4 werken de leerlingen met een klasgenoot om een abstract kunstwerk te maken dat lijkt op de kunst van Australische Aboriginal kunstenaars. Ze kiezen een “droom” thema of –verhaal en kiezen daar materialen en kleuren bij om te gebruiken. Ze bedenken hoe hun kunstwerk door andere leerlingen geïnterpreteerd kan worden en of de bedoeling van het kunstwerk door iedereen begrepen kan worden of alleen door een kleine groep mensen.
In Gevoelens Taak 2 bekijken de leerlingen verschillende kunstsoorten door verschillende kunstenaars, zoals schilderijen, beeldhouwwerken, architectuur, enzovoort. De leerlingen bedenken wat voor gevoel het kunstwerk ze geeft. Ze bestuderen hoe de kunstenaar kleur, vorm en ontwerp gebruikt heeft om gevoelsreacties op te roepen. Vervolgens benoemen de leerlingen specifieke vormen, kleuren, patronen, afbeeldingen enzovoort die ze een bepaald gevoel geven, zoals blijdschap of boosheid. Daarna maken de leerlingen hun eigen kunstwerken waarbij ze materialen, vormen en technieken gebruiken waarvan ze vinden dat die geschikt zijn om een gevoel weer te geven. De leerlingen stellen hun werk tentoon en bespreken de keuzes die zij in hun kunstwerken gemaakt hebben om bepaalde emoties weer te geven.
In Locatie (De vakantieshow) Taak 2 bekijken de leerlingen werk van kunstenaars die hun observatie en ervaring van hun omgeving als inspiratie voor hun werk gekozen hebben. De leerlingen kijken vervolgens naar hun eigen natuurlijke leefomgeving en maken hun eigen kunstwerken, met behulp van hun observatie van de werkelijkheid, foto’s, het werk van andere kunstenaars en hun herinnering.
In staat zijn een groot aantal verschillende materialen, vormen en technieken te gebruiken om hun emoties, observaties en ervaringen uit te drukken | VAARDIGHEID 3.3
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan ten minste
De leerling gebruikt veel
De leerling gebruikt veel
één materiaal, vorm en
verschillende materialen,
verschillende materialen,
techniek toepassen om
vormen en technieken om
vormen en technieken om
een emotie, een ervaring
emoties, ervaringen en
emoties, ervaringen en
en observaties weer te
observaties weer te
observaties weer te geven.
geven. De leerling heeft
geven. De leerling kan
De leerling maakt
moeite met het uitleggen
zijn keuzen onder
doorgaans goede keuzen.
waarom hij tot zijn keuze
woorden brengen, hoewel
Hij kan zonder hulp
is gekomen en kan vaak
deze keuzen niet altijd
werken.
niet uitleggen waarom
gelukkig zijn. Soms heeft
een kunstwerk hem een
de leerling hulp van de
bepaald gevoel geeft. De
leerkracht of een andere
keuzen van de leerling
leerling nodig.
moeten door de leerkracht bijgesteld worden.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan verschillende
Ik kan verschillende
Ik kan verschillende
soorten kunst en
soorten kunst en
soorten kunst en
materialen gebruiken om
materialen gebruiken om
materialen gebruiken om te
te laten zien wat ik
te laten zien wat ik
laten zien wat ik gezien of
gezien of beleefd heb. Ik
gezien of beleefd heb, of
beleefd heb, of een gevoel
moet mijn leerkracht
een gevoel dat ik heb. Ik
dat ik heb. Ik kan in m’n
vragen het soort kunst te
kan uitleggen aan mijn
eentje werken en meestal
kiezen wat laat zien hoe
leerkracht waarom ik
wordt het precies wat ik
ik me voel. Soms zegt
deze materialen en kunst
wil. Als ik het aan mijn
mijn leerkracht hoe ik iets
gebruikt heb. Soms wordt
klasgenoten laat zien,
kan veranderen zodat het
mijn kunstwerk niet wat
weten zij wat ik ermee
beter wordt.
ik wilde. En soms helpt
wilde zeggen.
mijn leerkracht of een klasgenoot me.
In staat zijn een groot aantal verschillende materialen, vormen en technieken te gebruiken om hun emoties, observaties en ervaringen uit te drukken | VAARDIGHEID 3.3
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
• Kijk naar veel verschillende soorten kunst en probeer te bedenken hoe die je laten voelen. Word je er vrolijk van, of boos, of droevig? Probeer te bedenken waarom dat gebeurt. Is het de kleur? De vorm? Het onderwerp? Zijn er kleuren, vormen of stijlen die je altijd dat gevoel geven? Maak er een lijst van die je hierna bij werk kunt gebruiken. • Werk met een klasgenoot. Praat over kunst waarvan jullie vrolijk worden. Hebben jullie dezelfde ideeën of worden van kunstwerken die heel verschillend zijn vrolijk? Probeer uit te leggen waarom deze kunst je dit gevoel geeft. • Kijk naar een kunstwerk dat je zelf gemaakt hebt. Probeer je te herinneren hoe je je voelde toen je het maakte. Laat het nu aan een klasgenoot zien. Wat voor gevoel geeft het hem? Geeft het kunstwerk jullie allebei hetzelfde gevoel?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
• Denk aan dingen waarvan je blij of bedroefd wordt of die je doen lachen of bang maken, enzovoort. Maak er een lijst van. Probeer nu te bedenken hoe je deze ervaringen door een kunstwerk zou kunnen uitbeelden en andere leerlingen hetzelfde zou kunnen laten voelen als jij. Probeer er een uit – voelen andere leerlingen hetzelfde? • Kijk naar veel verschillende materialen. Is er iets aan hun structuur of kleur dat iets zou kunnen weergeven? Probeer zo realistisch mogelijke materialen in je kunstwerk te gebruiken; bijvoorbeeld als je een kunstwerk maakt dat het strand voorstelt, gebruik dan zand, hout, water enzovoort. • Bekijk het werk van kunstenaars die veel verschillende vormen, technieken en materialen gebruikten, zoals bijvoorbeeld de renaissancekunstenaars Michelangelo of Da Vinci. Probeer zo veel mogelijk te weten te komen over deze kunstenaars en waarom zij zulke uiteenlopende kunstwerken maakten.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.4
In staat zijn door middel van visuele en tastbare vormen te communiceren
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Een historisch overzicht (The Big Picture) Taak 3 gebruiken de leerlingen kunst om iets van hun eigen geschiedenis over te brengen. Ze kiezen de vormen, technieken en materialen die ze willen gebruiken en maken hun kunstwerk. Vervolgens laten zij het werk aan een klasgenoot zien om te zien of hij het verhaal uit hun verleden kan “lezen”.
In Mythen, legendes en verhalen Taak 1 bekijken de leerlingen allerlei geïllustreerde werken over mythen en legenden. De leerlingen kiezen vervolgens een mythe of legende die zij zouden willen verbeelden. Ze kiezen er geschikte visuele en tastbare vormen bij om dit te doen. De leerlingen stellen hun werk tentoon en leggen uit welke keuzes zij gemaakt hebben.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn door middel van visuele en tastbare vormen te communiceren | VAARDIGHEID 3.4
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan door
De leerling kan minstens
De leerling gebruikt met
middel van bepaalde
één visueel en één
goed gevolg meerdere
visuele vormen
tastbaar medium
visuele en tastbare vormen
communiceren. Met een
gebruiken om te
om te communiceren. Hij
tastbaar medium heeft hij
communiceren. Zijn werk
kiest de vorm die het beste
hulp nodig. De leerling
is meestal goed, al heeft
bij de opdracht past en
moet geholpen worden bij
hij wat hulp nodig bij het
heeft weinig hulp nodig.
het uitdrukken van zijn
vergroten van het aantal
gevoelens en het daarbij
vormen dat hij gebruikt.
uitzoeken van passende kunstvormen.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik heb wel ideeën hoe ik
Ik kan verschillende
Ik kan allerlei
iets met kunst kan
soorten kunst gebruiken
kunstwerken maken om
zeggen. Mijn leerkracht
om iets te zeggen, ook
iets mee te zeggen. Ik
helpt me te werken met
met verschillende
gebruik veel materialen in
materialen, want ik weet
materialen. Ik zou graag
mijn werk en vraag
niet zeker welke ik het
meer soorten kunst
meestal niet om hulp.
beste kan gebruiken.
willen leren, want ik
Meestal zegt mijn
gebruik meestal
leerkracht welke vorm
hetzelfde.
van kunst ik moet gebruiken.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn door middel van visuele en tastbare vormen te communiceren | VAARDIGHEID 3.4
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
• Werk in een klein groepje met andere leerlingen en wissel ideeën uit over de materialen die je gaat gebruiken en het soort kunstwerk dat je gaat maken.
•
Als je een opdracht of onderwerp van je leerkracht krijgt, schrijf dan zo veel mogelijk verschillende manieren op om het kunstwerk te maken. Denk hierbij aan stijlen, vormen en materialen die je zou kunnen gebruiken. Probeer een stijl, vorm of materiaal te gebruiken die of dat je nog niet eerder of bijna nooit gebruikt hebt.
•
Bekijk het werk van verschillende kunstenaars. Bedenk hoe zij hun kunst gebruikt hebben om iets over te brengen. Wat brengen ze over? Waar gaat het kunstwerk over? Welke materialen hebben ze gebruikt? Waarom denk je dat ze dit gedaan hebben? Gebruik een paar van deze ideeën in je eigen kunstwerk.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Vraag een klasgenoot om je te laten zien hoe je een materiaal of kunstvorm moet gebruiken die je nog niet eerder gebruikt hebt. Kijk naar voorbeelden van het werk van die klasgenoot en probeer een kunstwerk te maken dat daarop lijkt voordat je met hetzelfde materiaal een nieuw kunstwerk maakt.
•
Kijk rond in het kunstlokaal van de school. Welke hulpmiddelen zijn er? Heb je die allemaal eerder gebruikt? Oefen met het gebruik van een hulpmiddel dat je moeilijk in het gebruik vindt of dat je nog niet eerder gebruikt hebt.
•
Als je je werk aan het plannen bent, bedenk dan wat je probeert over te brengen. Praat met je leerkracht over je ideeën hoe je dat zou kunnen overbrengen. Zijn bepaalde materialen daar geschikter voor dan andere? Waarom denk je dat dat zo is? Probeer hetzelfde idee over te brengen met verschillende materialen, stijlen en vormen, en vraag andere leerlingen je er commentaar op te geven.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
ACTIVITEITEN TER BEOORDELING VAN DE MILEPOST ALS GEHEEL
MP3
Kunstzinnige vorming Tegen de tijd dat de Milepost afgerond wordt, zult u de leerlingen veel met kunst bezig hebben gezien. Hopelijk hebt u bijgehouden hoe zij zich vanaf de Aanvangsfase tot Beheersingssfase ontwikkelden. Die ontwikkeling is waarschijnlijk niet rechtlijnig geweest. Leerlingen, zoals wij allemaal, ontwikkelen zich in het oefenstadium soms in een geheel andere richting, maar er zal toch een algemene tendens waarneembaar zijn. U zult een belangrijke rol in deze ontwikkeling gespeeld hebben, aangezien u iedere leerling heeft kunnen adviseren op basis van wat u van hem gezien heeft. Dat is wat bedoeld wordt met Assessment for Learning en waarom het IPC Assessment for Learning-programma zo belangrijk is. Door naar deze ontwikkeling te kijken, kunt u beoordelen of een leerling over het algemeen in de Aanvangsfase, de Ontwikkelingsfase of de Beheersingssfase is bij elk van de belangrijkste vaardigheden van Kunstzinnige vorming en wat het totale ontwikkelingsniveau van de leerling op het gebied van de vaardigheden van Kunstzinnige vorming is. Het helpt om aan het eind van elke Milepost een algemene proef te doen om te zien hoe goed de leerlingen als kunstenaar zijn. Deze algemene proef is geen test. Het is een manier om uw eigen beoordeling te controleren door de leerlingen zonder enige interventie van uw kant een aantal activiteiten te laten uitvoeren. Als u, de leerlingen bij het uitvoeren van deze activiteiten observerende, concludeert dat uw beoordeling onjuist is geweest, dan zou u de leerlingen nog een andere activiteit kunnen geven. Echter, twee dagen met activiteiten leveren niet beter bewijs op dan leerlingen twee jaar nauwlettend observeren. Uiteindelijk zult u uw oordeel moeten baseren op al het bewijsmateriaal dat u hebt en niet een klein deel daarvan. Probeer de activiteit ter bevestiging van de beoordeling aan het einde van de Milepost zo leuk mogelijk te maken. Organiseer een ‘kunstdag’. Laat de leerlingen daarbij hun eigen activiteiten bedenken. Een paar suggesties. • Bezoek een museum of galerie in de omgeving. De leerlingen kunnen naar alle soorten kunst kijken en bepalen wat zij mooi en niet mooi vinden. De leerlingen aan een andere klas vertellen wat zij in het museum gezien hebben en hun eigen versies maken van de kunst die zij gezien hebben om hun presentatie te verlevendigen. • Maak van de klas een galerie door er al het werk dat de leerlingen in de loop van de Milepost gemaakt hebben te exposeren. Nodig de ouders en andere leerlingen en leerkrachten uit een bezoek aan de galerie te brengen na schooltijd. De leerlingen kunnen als gidsen optreden, hun werk verklaren, de gebruikte materialen en methoden uitleggen en vertellen wat hen inspireerde. Maak ook foto’s en ontwerp een kunstbrochure die als voorbeeld kan dienen voor hun toekomstig werk of dat van andere leerlingen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
• Vraag de leerlingen een overzicht te maken over één aspect van Kunstzinnige vorming om andere leerlingen te helpen. Daarbij geven de leerlingen een stappenplan over hoe het gekozen materiaal gebruikt moet worden of hoe het gekozen proces verloopt, en ze geven daar voorbeelden bij. Bijvoorbeeld, als een leerling ‘kleur’ kiest, kan hij de primaire kleuren benoemen en hoe je kleuren kunt mengen om nieuwe kleuren te verkrijgen. Hij zou kunnen opschrijven wat hij denkt dat elke verschillende kleur weergeeft en hoe kleuren samenwerken. Hij zou ook een staalkaart kunnen bijvoegen van alle op school beschikbare kleuren. Elk van deze activiteiten doet een beroep op een aantal vaardigheden dat aandacht heeft gehad in de loop van deze Milepost. Laat de leerlingen hun activiteiten uitvoeren. Observeer ze zorgvuldig. Vergelijk wat u ziet met de beoordeling die u op basis van het bewijsmateriaal aan het einde van de Milepost hebt gemaakt.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
Assessment for learning Milepost 3 Aardrijkskunde
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming.
VAARDIGHEID
3.14
In staat zijn bewijs te vergaren en vast te leggen om geografische vraagstukken te beantwoorden
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Aardrijkskunde The Big Picture (Hoe ziet onze wereld eruit?) Taak 3 komen de leerlingen meer aan de weet over belangrijke geografische kenmerken van het eigen land door gebruikmaking en vergelijking van landkaarten, luchtfoto’s, satellietfoto’s, toeristenbrochures, naslagwerken en cd-roms. Ze zoeken informatie op over gebergten, vulkanen, riviersystemen, meren, grotten, kustgebieden enzovoort om zich een beeld van de omgeving te kunnen vormen en er aardrijkskundige vragen over te kunnen beantwoorden. Vervolgens leggen ze verbanden tussen menselijke activiteiten en nederzettingen en de fysieke geografische kenmerken van het gebied.
In Rivieren bestuderen (Met de stroom mee) Taak 5 leren de leerlingen over de verschillende activiteiten die plaatsvinden langs de verschillende delen van een rivier. Ze kijken naar de boven-, midden- en lage rivier, en ook naar de delta’s. De leerlingen passen vervolgens deze kennis toe in het beantwoorden van vragen over waarom verschillende delen van de rivier beter voor verschillende activiteiten geschikt zijn dan andere.
In Volksverhuizingen (Migratie) Taak 1 bestuderen de leerlingen migratiepatronen om zich een beeld te vormen van volksbewegingen over de hele wereld en de redenen daarvoor. Ze kunnen daarna vragen beantwoorden over overeenkomstige kenmerken van landen waar veel mensen naartoe migreren en die van landen van waaruit veel mensen migreren.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn bewijs te vergaren en vast te leggen om geografische vraagstukken te beantwoorden | VAARDIDHEID 3.14
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
Met enige hulp kan de
De leerling kan zonder
De leerling kan zonder
leerling een bewijsbron
hulp een of meer
hulp een of meer
noemen die benodigd is
bewijsbronnen noemen
bewijsbronnen noemen
voor de beantwoording
die benodigd zijn voor de
die benodigd zijn voor de
van een aardrijkskundige
beantwoording van een
beantwoording van een
vraag.
eerste vraag.
eerste vraag.
De methodes die hij
Hij kan geschikte
Hij kan geschikte
aandraagt voor het
methodes om het bewijs
methodes om het
verzamelen en vastleggen
te verzamelen en vast te
benodigde bewijs te
van bewijs heeft mogelijk
leggen voorstellen, maar
verzamelen en vast te
wat aanpassing nodig.
heeft hulp nodig bij het
leggen voorstellen.
eigenlijke onderzoek.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Mijn leerkracht helpt me
In het begin werk ik
Meestal werk ik op
bewijs te vinden en op te
meestal alleen. Ik weet
mezelf als ik bewijs moet
slaan om vragen te
wat ik moet doen om
vinden en opslaan bij het
beantwoorden. We
antwoorden op de vragen
beantwoorden van
werken samen om mijn
te vinden en op te slaan.
vragen.
Mijn leerkracht zegt dat
Ik weet wat voor
mijn ideeën goed zijn,
informatie ik nodig heb
Ik kan een paar dingen
maar dat ik ze soms wat
om een vraag te
zelf bedenken, maar ik
moet veranderen om ze
beantwoorden en bedenk
vind het best wel
beter te maken.
zelf hoe ik het ga
ideeën af en toe te veranderen.
moeilijk.
aanpakken. Ik kan al mijn ideeën aan mijn leerkracht uitleggen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn bewijs te vergaren en vast te leggen om geografische vraagstukken te beantwoorden | VAARDIGHEID 3.14
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende • Probeer vast te stellen wat het is dat je te weten moet komen om een aardrijkskundige vraag te beantwoorden. • Bedenk dat er meer dan één manier is om een vraag te beantwoorden, dus is het niet erg als je andere ideeën hebt dan je klasgenoten. • Denk aan het bewijsmateriaal dat je wilt verzamelen — kun je dat makkelijk doen? Als je een manier bedenkt om aan bewijsmateriaal te komen, zorg er dan voor dat dit een praktische manier is en dat je het kunt doen met hulpmiddelen die op school aanwezig zijn. • Stel je voor dat je je bewijsmateriaal verzameld hebt. Kun je daarmee de vraag beantwoorden? • Bespreek je ideeën in een groepje. Bedenk ook hoe je je ideeën beter kunt maken voordat je leerkracht om details vraagt.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende • Als je een manier bedenkt om informatie te verzamelen, denk dan zorgvuldig na. Kan die informatie je helpen de vraag te beantwoorden? • Probeer verschillende manieren te bedenken die je zou kunnen gebruiken om bewijsmateriaal te verzamelen. Kies er een uit die simpel is maar die je wel de juiste resultaten geeft. • Leg aan je leerkracht of een klasgenoot uit waarom je voor de verschillende manieren van informatie verzamelen en vastleggen hebt gekozen. • Kun je problemen bedenken die je zou kunnen tegenkomen bij het verzamelen en vastleggen van dit bewijsmateriaal?
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.15
In staat zijn geografische patronen aan te wijzen en deze met hun kennis en inzicht te verklaren
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Weer en klimaat Taak 2 leren de leerlingen over de aarde in de ruimte, waarbij ze gebruikmaken van allerlei secundaire hulpmiddelen. Ze constateren en verklaren dat het aardoppervlak niet overal dezelfde temperatuur heeft, waarom het op bepaalde plaatsen warm of koud is en waarom sommige landen seizoensgebonden wisselingen in temperatuur kennen.
In Gastland en moederland (Hier en nu, daar en toen) Taak 3 bedenken de leerlingen verbanden tussen het moederland en het gastland. Zij gebruiken hun kennis van geografische patronen om overeenkomsten aan te wijzen in menselijke bewegingen, bewegingen van goederen, geografische kenmerken enzovoort, en onderbouwen deze ideeën met relevant onderzoek.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn geografische patronen aan te wijzen en deze met hun kennis en inzicht te verklaren | VAARDIGHEID 3.15
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling vindt het
De leerling kan zonder
De leerling kan veel
moeilijk om geografische
hulp geografische
geografische patronen
patronen zonder hulp te
patronen herkennen in
herkennen uit een groot
identificeren.
gegeven informatie en
aantal informatiebronnen.
Als deze eenmaal duidelijk zijn, probeert de leerling een uitleg te geven, maar geeft blijk
probeert een verklaring te geven op basis van voortschrijdende kennis en inzicht.
van onvoldoende
Deze verklaring kan wat
aardrijkskundig inzicht
aanpassing behoeven.
De leerling kan een gedetailleerde uitleg geven op basis van zijn geografische kennis en inzicht.
om dit correct te doen.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik vind het moeilijk
Ik kan zonder hulp
Ik kan aardrijkskundige
patronen te herkennen
aardrijkskundige
patronen herkennen in
bij aardrijkskunde, maar
patronen herkennen.
verschillende soorten
als mijn leerkracht me helpt, begrijp ik het beter.
Ik probeer dit meestal
informatie.
ook uit te leggen, maar
Ik kan uitleggen waarom
heb hiervoor soms wat
deze patronen er zijn.
Meestal probeer ik uit te
hulp van de leerkracht
leggen waarom het
nodig.
patroon er is, maar ik moet met anderen samenwerken om dit goed te doen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
Ik kan mijn ideeën ook aan mijn leerkracht uitleggen, die zegt dat ik het goed begrepen heb.
In staat zijn geografische patronen aan te wijzen en deze met hun kennis en inzicht te verklaren | VAARDIGHEID 3.15
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Kijk met een klasgenoot naar geografische informatie en probeer er geografische patronen in te herkennen. Bekijk de informatie en probeer verschillende onderwerpen in groepen onder te brengen, zoals bijvoorbeeld landformatie, klimaat, gebruik van het land enzovoort.
•
Bespreek de patronen die jullie gevonden hebben. Werk samen om verklaringen te vinden voor wat jullie gevonden hebben. Bespreek levende en niet-levende kenmerken, locaties, enzovoort. Wissel die informatie uit met een ander tweetal – lijken jullie ideeën op elkaar?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Denk na over het onderwerp en wat je er al van weet. Welke patronen verwacht je aan te treffen in de informatie die je gekregen hebt?
•
Maak een mindmap van het aardrijkskundige onderwerp waarop alles te vinden is wat je ervan weet. Zoek goed naar ideeën die de aardrijkskundige partonen die je gevonden hebt zouden kunnen verklaren.
•
Bedenk hoe je je ideeën aan je leerkracht gaat uitleggen — is er nog meer dat je over het onderwerp te weten zou moeten komen?
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.16
In staat zijn de juiste geografische terminologie te gebruiken om hun omgeving te beschrijven en te interpreteren
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Weer en klimaat Taak 5 luisteren de leerlingen naar opnames van weerberichten en bespreken de terminologie en symbolen die in deze berichten gebruikt worden. De leerlingen werken vervolgens samen om een weerbericht voor een land dat zij uitkiezen te maken, met gebruikmaking van toepasselijke terminologie.
In Locatie (De vakantieshow) Taak 3 gebruiken de leerlingen toepasselijke terminologie om vakantiebestemmingen te bespreken, met informatie over het klimaat, fysieke kenmerken, bezoekers, enzovoort. Ze bekijken allerlei vakantiebestemmingen, waaronder badplaatsen, cultuurcentra, pretparken, enzovoort.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn de juiste geografische terminologie te gebruiken om hun omgeving te beschrijven en te interpreteren | VAARDIGHEID 3.16
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling gebruikt
Zonder hulp kan de
De leerling kan zonder
eenvoudige
leerling met gebruik van
hulp de belangrijkste
aardrijkskundige
de juiste termen en
geografische kenmerken
terminologie om de
vocabulaire meer dan één
van zijn omgeving
omgeving te
geografisch kenmerk van
beschrijven, daarbij
interpreteren.
zijn onmiddellijke
toepasselijke en brede
omgeving interpreteren.
vocabulaire gebruikend.
specifieke woordgebruik is
Hoewel het correct is, kan
De leerling toont grondige
niet altijd correct.
het woordgebruik nog
kennis van de termen en
verder ontwikkeld
gebruikt deze consequent
worden.
correct.
De interpretatie of het
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik vind het moeilijk
Ik werk meestal zonder
Volgens mijn leerkracht
verschillende woorden te
hulp en kan een paar
begrijp ik de
gebruiken en te
aardrijkskundige
aardrijkskundige
bedenken, tenzij mijn
woorden gebruiken.
woorden die ik gebruik
leerkracht me helpt.
Mijn leerkracht zegt dat
goed.
Soms haal ik de
ik nieuwe woorden zou
Ik kan uitleggen wat ze
betekenis van de
kunnen leren, zodat ik
allemaal betekenen en ik
woorden door elkaar.
mijn ideeën met meer
weet hoe ik ze moet
details kan uitleggen.
gebruiken.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn de juiste geografische terminologie te gebruiken om hun omgeving te beschrijven en te interpreteren | VAARDIGHEID 3.16
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Denk aan de verschillende manieren waarop je de directe omgeving zou kunnen beschrijven. Dit zou kunnen door het te hebben over gebruik van het land en de banen die er zijn, het weer of de vorm van het land, enzovoort. Schrijf de woorden op die je kent die deze kenmerken beschrijven.
•
Kijk goed naar foto’s of afbeeldingen van plaatsen. Bedenk verschillende woorden om de kenmerken die je ziet te beschrijven.
•
Als je aan verschillende zelfstandige naamwoorden denkt, probeer dan ook aan bijvoegelijke naamwoorden te denken; die helpen je meer details te geven aan je uitleg.
•
Maak eenvoudige zinnen met nieuwe woorden om je leerkracht te laten zien dat je ze begrijpt.
•
Schrijf nieuwe woorden op in een “woordenschrift”. Kijk hierin als je een schrijfopdracht moet maken.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Als je aan een nieuwe unit begint, leg dan een geografische woordenlijst aan met alle woorden en termen die je gebruikt. In deze woordenlijst schrijf je ook op wat elk woord betekent.
•
Doe een brainstorm over alles wat je van een onderwerp weet om je aan alle woorden te helpen denken die je zou kunnen gebruiken.
•
Probeer niet altijd dezelfde woorden te gebruiken. Probeer andere woorden te bedenken voor de kenmerken die je interesseren.
•
Werk samen met een klasgenoot en leg om beurten uit wat verschillende woorden uit je woordenlijst betekenen of geef alleen de betekenis en vraag aan je klasgenoot om welk woord het gaat.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.17
In staat zijn instrumenten te gebruiken om metingen te verrichten
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Weer en klimaat Taak 8 maken de leerlingen in de klas eenvoudige thermometers om de minimum- en maximumtemperaturen op verschillende plaatsen in de school te meten.
In Energie en brandstoffen (Dingen laten werken) Taak 2 gebruiken de leerlingen anemometers om de windsnelheid rond de school te meten, om te zien of de school een geschikte plek zou zijn om een windturbine te plaatsen. Bij deze activiteit gebruiken de leerlingen allerlei verschillende anemometers.
In Bewijzen onderzoeken (De onderzoekers) Taak 4 gebruiken de leerlingen allerlei instrumenten om een uitbreiding van het schoolgebouw te plannen. Ze verzamelen meetgegevens over de afmetingen van de locatie, de richting van het zonlicht en andere weersomstandigheden, en kompasmetingen om een accuraat plan van de voorgestelde uitbreiding te maken.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn instrumenten te gebruiken om metingen te verrichten | VAARDIGHEID 3.17
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
Met hulp van de
De leerling kan zonder
De leerling kan veel
leerkracht gebruikt de
hulp eenvoudige
verschillende en bij het
leerling eenvoudige
meetinstrumenten
onderzoek passende
meetinstrumenten.
gebruiken.
meetinstrumenten
De resultaten zijn niet
De leerling heeft mogelijk
altijd accuraat.
hulp nodig bij het
De leerling kan uitleggen
uitleggen hoe hij het
wat Hij doet en verkrijgt
instrument gebruikt, of bij
meestal accurate
het verkrijgen van
resultaten.
De leerling kan niet duidelijk uitleggen hoe de meetinstrumenten gebruikt moeten worden.
gebruiken.
accurate resultaten.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan sommige dingen
Ik kan in m’n eentje
Ik kan verschillende
meten met
dingen meten met
soorten instrumenten
instrumenten.
verschillende
goed gebruiken en
instrumenten.
meestal kloppen mijn
Mijn leerkracht helpt me
resultaten.
er eentje uit te zoeken
Soms helpt mijn
en laat me zien hoe je
leerkracht me om zeker
Ik kan uitleggen hoe de
die moet gebruiken.
te weten dat ik het
instrumenten voor
instrument goed gebruik
verschillende dingen die
en dat ik het goed meet.
je wil meten gebruikt moeten worden en ik kies de beste voor mijn onderzoek.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn instrumenten te gebruiken om metingen te verrichten | VAARDIGHEID 3.17
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende • Leer de namen van de verschillende instrumenten en oefen hoe je er dingen mee kunt meten voordat je ze in een onderzoek gebruikt. • Probeer te beslissen welk bewijsmateriaal je gaat verzamelen en welk instrument je daarvoor kunt gebruiken. • Bespreek met een klasgenoot wat je gaat doen en geef aan waarom je een bepaald instrument gekozen hebt. Leg uit hoe je dat hoort te gebruiken.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende • Vraag aan je leerkracht de metingen die je gedaan hebt te controleren en je manieren te tonen waarop je nauwkeuriger kan meten. • Laat om beurten voor een groep zien hoe je bepaalde instrumenten moet gebruiken. Leg uit hoe je nog nauwkeuriger kunt meten. • Maak een lijst van alle instrumenten die er op school zijn en waarvan je weet hoe ze werken. Schrijf op wanneer je ze zou kunnen gebruiken om iets te meten. Maak voor elk instrument een kaartje met deze informatie om andere leerlingen te helpen. • Terwijl je iets nieuws leert, houd dan bij welke instrumenten je leert gebruiken en wanneer je ze gebruikt.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.18
In staat zijn geschikte technieken te kiezen om informatie te verzamelen
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Rivieren bestuderen (Met de stroom mee) Taak 3 vergaren de leerlingen informatie over een rivier door gebruik te maken van diverse technieken. Ze verzamelen informatie over hoe de rivier eruit ziet, hoe hoog de oevers zijn, de snelheid van het water, of er draaikolken of andere kenmerken zijn, waar het bezinksel gedeponeerd wordt, hoe mensen de rivier gebruiken en de manieren waarop de rivier overgestoken kan worden. De leerlingen maken schetsen, nemen monsters en doen andere metingen bij deze acitiviteit.
In Gastland en moederland (Hier en nu, daar en toen) Taak 5 gebruiken de leerlingen zelfgekozen, toepasselijke technieken om informatie te verzamelen over klimaat, economische activiteiten, bevolking, het fysieke landschap en milieukwesties.
In Locatie (De vakantieshow) Taak 3 gebruiken de leerlingen diverse technieken om informatie te vergaren over verschillende vakantiebestemmingen, met inbegrip van waar deze plaatsen zich bevinden en het klimaat.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn om geschikte technieken te kiezen om informatie te verzamelen | VAARDIGHEID 3.18
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
Met hulp van de
De leerling maakt een
De leerling kan zonder
leerkracht kan de leerling
planning waarin
hulp een planning maken
een paar eenvoudige
toepasselijke manieren
waarin toepasselijke
technieken noemen om
om informatie te
manieren om informatie
informatie te vinden.
verzamelen worden
te verzamelen worden
genoemd.
genoemd.
hulp nodig bij het
Met enige aanpassing
Het plan is uitvoerbaar en
eigenlijke vinden van de
kunnen de genoemde
kan gevolgd worden bij
informatie.
technieken gevolgd
het verzamelen van
worden.
relevante informatie.
Hij heeft mogelijk verdere
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Als ik manieren probeer
Ik kan zelf manieren
Ik kan zelf informatie
te bedenken waarop ik
bedenken om informatie
verzamelen. Meestal
informatie zou kunnen
te verzamelen. Die
schrijf ik op wat ik ga
verzamelen, heb ik daar
schrijf ik op en laat ik
doen en als ik dat aan
hulp van mijn leerkracht
aan mijn leerkracht zien.
mijn leerkracht laat zien,
bij nodig. Als ik de informatie aan het verzamelen ben, vraag ik altijd aan de leerkracht of ik het goed doe
Soms stelt mijn leerkracht veranderingen
zegt hij dat het een goed plan is.
voor om mijn ideeën
Ik gebruik mijn ideeën
beter te maken. Ik kan
om de informatie die ik
mijn plan gebruiken om
nodig heb te verzamelen.
de informatie die ik nodig heb te verzamelen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn om geschikte technieken te kiezen om informatie te verzamelen | VAARDIGHEID 3.18
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende • Bedenk wat je te weten wilt komen en probeer dan een manier te bedenken waarop dit gedaan zou kunnen worden. • Werk samen ontwikkelen.
met
een klasgenoot. Probeer jullie ideeën samen te
• Stel je voor dat je informatie aan het verzamelen bent. Zou je je op enige manier kunnen bezeren als je dit doet? Als dat zo is, moet je je ideeën veranderen. • Bestudeer de plannen van andere leerlingen die deze vaardigheid al beheersen en kijk hoe zij informatie verzameld hebben. Volg deze technieken zelf op een andere plek of voor een ander onderzoek, of verander ze een beetje als dat nodig is.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende • Als je eenmaal een techniek bedacht hebt, bedenk dan wat er fout zou kunnen gaan als je niet voorzichtig bent. Dit kan je ideeën geven hoe je het veilig kan houden. • Vergelijk jouw werk met dat van een klasgenoot en geef elkaar nuttige ideeën hoe je het verbeteren kan. • Praat met leerlingen die deze vaardigheid al beheersen en probeer erachter te komen hoe zij technieken om te gebruiken bedachten en hoe zij aan hun informatie kwamen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.19
In staat zijn kaarten en plattegronden op verschillende schaalgrootte, met gebruikmaking van verklarende symbolen, te maken
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Weer en klimaat, Taak 1 maken de leerlingen grootschalige klimaatkaarten. Ze kiezen toepasselijke symbolen, legenda en materialen. Ze geven aan waar de warme en droge streken zijn, de warme en natte streken, gematigde streken enzovoort.
In de Verdiepingsactiviteit van Locatie (De vakantieshow) maken de leerlingen landkaarten van hun ideale vakantiebestemmingen. Ze kiezen symbolen voor alle faciliteiten die er te vinden zullen zijn en verklaren die in een legenda.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn kaarten en plattegronden op verschillende schaalgrootte, met gebruikmaking van verklarende symbolen, te maken | VAARDIGHEID 3.19
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
Met hulp kan de leerling
De leerling kan zonder
De leerling kan zonder
eenvoudige landkaarten of
hulp kaarten maken met
hulp uiteenlopende
plattegronden maken met
gebruik van
kaarten en plattegronden
herkenbare kenmerken.
schaalaanduiding en
van verschillende
symbolen.
schaalgrootte maken.
ontbreken mogelijk, zoals
De schaal en de symbolen
De schaalaanduiding staat
een schaalaanduiding of
zijn toepasselijk voor het
duidelijk vermeld en is
legenda.
doel van de kaart.
accuraat voor het doel
De schaal is mogelijk niet
De leerling heeft mogelijk
altijd toepasselijk voor
hulp nodig bij de details
Alle kenmerken en
het doel van de kaart.
van de kaart of
symbolen op de kaart zijn
plattegrond.
vermeld in de legenda,
Sommige kenmerken
van de kaart.
die logisch gestructureerd
Het kan dan gaan om
is en op een goede plek
aanpassing van de schaal,
aangebracht is.
de symbolen of de details in de legenda.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan samen met mijn
Ik kan in m’n eentje
Ik kan zelf kaarten en
leerkracht verschillende
kaarten en plattegronden
plattegronden maken.
kaarten en plattegronden
tekenen.
maken.
Ik gebruik symbolen om
Ik vergeet nog wel eens
de verschillende plaatsen
de verschillende dingen op
en dingen te laten zien en
de kaart te zetten.
beschrijf die in een
Mijn leerkracht zegt dat ik
legenda.
andere kaarten zou
Mijn leerkracht helpt me
moeten maken die mijn
mijn kaarten beter te
ideeën beter laten zien.
maken.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
Ik gebruik symbolen en maak een legenda. Ook leg ik uit hoe groot mijn kaart is. Mijn leerkracht zegt dat mijn kaarten alles laten zien wat ze moeten laten zien.
In staat zijn kaarten en plattegronden op verschillende schaalgrootte, met gebruikmaking van verklarende symbolen, te maken | VAARDIGHEID 3.19
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende • Bepaal de schaal van je kaart. Teken er vaste punten op en voeg daarna de details ertussen in. • Bedenk wat de kaart moet laten zien. Als je andere kenmerken van een land moet laten zien, maak dan een nieuwe kaart. Probeer niet alles op één kaart te tekenen. • Maak een checklist zodat je onthoud een titel, de schaal en een verklaring van de symbolen die je gebruikt hebt op te nemen. • Vraag een klasgenoot naar je kaart te kijken voordat je hem aan je leerkracht laat zien. Kan hij hem gebruiken en begrijpen, of moet je nog een paar wijzigingen aanbrengen?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende • Kijk goed naar je kaart of plattegrond. Controleer of je er een titel op gezet hebt die uitlegt wat de kaart laat zien, of de schaal klopt en of alle symbolen op de kaart verklaard worden. • Vergelijk je kaart of plattegrond met die van een klasgenoot. Bespreek de details die op elk van de kaarten/plattegronden te zien zijn en pas die waar dat nodig is aan. • Denk goed na over het stuk land dat voor het doel van de kaart getoond moet worden. Gebruik een zo groot mogelijke schaal, zodat je een zo duidelijk mogelijke kaart kan maken. • Geef alleen de details aan die nodig zijn, want anders is de kaart gauw te vol en te druk, en wordt het moeilijk hem te lezen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.20
In staat zijn wereldbollen en kaarten van verschillende schaalgrootte te gebruiken en te interpreteren
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Gastland en moederland (Hier en nu, daar en toen) Taak 1 gebruiken de leerlingen wereldbollen, kaarten, atlassen en satellietfoto’s van verschillende schaalgrootte om hun eigen land en het gastland te vinden. Ze gebruiken dezelfde materialen om naar landen, continenten en kenmerken te kijken die tussen het gastland en het eigen land liggen.
In Rivieren bestuderen (Met de stroom mee) Taak 1 gebruiken de leerlingen kaarten en wereldbollen van verschillende schaalgrootte om de belangrijkste rivieren van de wereld te vinden. Ze kijken naar de langste rivieren, waar ze beginnen en waar ze eindigen, en ook door welke landen ze stromen.
In De wereldwijde ruilwinkel (Handelen) Taak 1 schrijven de leerlingen alles op wat zij in een dag gebruiken en zoeken uit waar elk ding vandaan komt. Vervolgens gebruiken ze kaarten en wereldbollen om deze informatie te verwerken en handelsverbanden rond de wereld te constateren.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn wereldbollen en kaarten van verschillende schaalgrootte te gebruiken en te interpreteren | VAARDIGHEID 3.20
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
Met hulp van de leerkracht
De leerling kan gegeven
De leerling kan zonder
kan de leerling plaatsen
kaarten en wereldbollen
hulp plaatsen en
op een landkaart of
van verschillende grootte
informatie vinden op
wereldbol vinden.
gebruiken en met wat hulp
landkaarten en
plaatsen en informatie
wereldbollen van
vinden.
verschillende
Hij heeft hulp nodig bij de interpretatie van de
schaalgrootte.
verschillende kaarten en
Hij kan dezelfde plaats op
de kenmerken die erop
kaarten van verschillende
De leerling begrijpt dat
staan.
schaalgrootte of projectie
verschillende schalen voor
vinden.
verschillende doeleinden
Hij kan het moeilijk vinden
gebruikt worden en dat de
om dezelfde plaats op
nauwkeurigheid van de
kaarten van verschillende
getoonde informatie
schaalgrootte of projectie
vervormd of
te vinden.
veralgemeniseerd kan zijn op de kaart.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan plaatsen op de
Ik kan plaatsen op de
Ik kan plaatsen vinden op
wereldkaart of de
wereldbol vinden, en ik
kaarten en wereldbollen
wereldbol vinden als
vind allerlei informatie op
van verschillende schalen.
iemand me helpt.
landkaarten.
Ik kan de kaarten die ik
Ik vind het moeilijk
Ik kan de ene kaart
verschillende kaarten van
gebruiken om plaatsen te
Ik weet dat kaarten
dezelfde plek te gebruiken
vinden op een andere
informatie soms op een
en uit te leggen wat elke
kaart.
andere manier laten zien,
kaart voorstelt.
Ik begrijp dat
Mijn leerkracht zegt dat ik
verschillende schalen
een paar van zijn vragen
betekent dat de kaart een
over elke kaart goed kan
groot of klein stuk land
beantwoorden.
laat zien.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
nodig heb vinden.
en dat sommige kaarten preciezer zijn dan andere. Ik weet wat schaal betekent en dat het moeilijk is de aarde precies te laten zien op een stuk papier.
In staat zijn wereldbollen en kaarten van verschillende schaalgrootte te gebruiken en te interpreteren | VAARDIGHEID 3.20
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Gebruik een wereldbol om een land te vinden en zoek het dan op een wereldkaart op; en andersom.
•
Kijk naar een kaart van een land. Zoek de lengte- en breedtegraad en gebruik deze om het land op een wereldbol te vinden.
•
Speel “Ik zie, ik zie een land dat jij niet ziet” met klasgenoten met twee dezelfde wereldbollen of kaarten. Om de beurt vraag je aan je klasgenoten een land dat je gekozen hebt te vinden door ze hints te geven waar het ligt. Probeer drie goede hints te geven om de anderen te helpen raden welk land je gekozen hebt.
•
Gebruik andere kaarten die steden in het gastland laten zien om “Ik zie, ik zie een stad die jij niet ziet” te spelen.
•
Gebruik de schaalaanduiding van een kaart om de afstand te vinden die door één centimeter op verschillende kaarten wordt weergegeven. Hoe verschillen die afstanden op kaarten van verschillende schaalgrootte?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Verzamel kaarten met verschillende projecties en schaalgrootte die dezelfde plek en kenmerken tonen. Bespreek hoe ze op elkaar lijken en hoe ze verschillen.
•
Trek de vorm van een land over en waar het zich op een continent bevindt. Herhaal dit met een andere kaart. Wat valt je op aan de vorm van het land, het continent en het gebied dat zij op elke kaart beslaan?
•
Gebruik de schaalaanduiding op een kaart om de afstand tussen hoofdsteden te meten. Vergelijk hoe nauwkeurig je dit kunt doen met kaarten van verschillende schaalgrootte.
•
Neem een goedkope, opblaasbare wereldbol. Snijd hem open tot je hem plat kunt neerleggen op een rechthoekig stuk papier. Vergelijk dit met afgedrukte wereldkaarten met verschillende projecties. Hoe hebben de kaartenmakers de vormen van landen aangepast zodat ze op een plat stuk papier “passen”? (Sommige landen lijken uitgerekt, terwijl andere landen kleiner zijn of juist anders liggen ten opzichte van elkaar).
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.22
In staat zijn uit te leggen hoe natuurlijke en menselijke processen tot overeenkomsten en verschillen tussen plaatsen leiden
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Rivieren bestuderen (Met de stroom mee) Taak 6 leren de leerlingen over maatregelen tegen overstromingen bij verschillende rivieren. Ook leren ze hoe menselijke processen, zoals bouwen en het kappen van bomen, tot overstromingen kan bijdragen. Ze kijken naar maatregelen tegen overstromingen in armere landen vergeleken met rijkere landen en hoe die leiden tot verschillen en overeenkomsten tussen plaatsen.
In Weer en klimaat Taak 3 ontdekken de leerlingen hoe oermensen in hun basale behoeften konden voorzien waar zij woonden, zoals onderdak, eten, kleding, transport enzovoort. Vervolgens relateren de leerlingen dit aan het weer en het klimaat van die locaties om te constateren hoe fysieke processen tot overeenkomsten en verschillen tussen plaatsen leiden.
In de Verdiepingsactiviteit van De wereldwijde ruilwinkel (Handelen) Extension Activity “ontwerpen” de leerlingen een nieuw land dat vlakbij een bepaalde, bestaande plaats ligt. Het land dat ze bedenken heeft vergelijkbare fysieke patronen met de bestaande locatie, zoals klimaat, geografische kenmerken, grond- en delfstoffen en andere processen. Als ze dit land ontwerpen, bedenken de leerlingen hoe de locatie van hun land leidt tot overeenkomsten en verschillen met andere plaatsen, waaronder handelsverbanden, bevolkingsdemografie, tekorten aan bepaalde goederen, enzovoort.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn uit te leggen hoe natuurlijke en menselijke processen tot overeenkomsten en verschillen tussen plaatsen leiden | VAARDIGHEID 3.22
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
Met hulp kan de leerling
De leerling kan zonder
Zonder hulp kan de
overeenkomsten en
hulp overeenkomsten en
leerling een aantal
verschillen tussen twee
verschillen tussen twee
aardrijkskundige bronnen
plaatsen benoemen.
plaatsen benoemen.
interpreteren om
Hij vindt het moeilijk uit
Hij heeft hulp nodig om
te leggen hoe deze
deze overeenkomsten en
voortkomen uit
verschillen te verbinden
natuurlijke of menselijke
aan natuurlijke en
processen.
menselijke processen.
menselijke en natuurlijke processen te benoemen die verschillen en overeenkomsten in een aantal plaatsen tot gevolg hebben gehad.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan uitleggen hoe
Van ten minste twee
Ik kan verschillende
twee plaatsen op elkaar
verschillende plaatsen
manieren bedenken
lijken en hoe ze anders
kan ik ontdekken hoe ze
waarop de natuur of de
zijn.
verschillend zijn en hoe
activiteiten van mensen
ze op elkaar lijken.
plaatsen op elkaar laten
Ik vind het moeilijk uit te
lijken of verschillend
leggen waarom dat zo is
Ik kan uitleggen waarom
totdat mijn leerkracht
ik denk dat dat zo is,
me helpt.
maar soms moet ik daar
Ik kan voorbeelden van
hulp bij vragen.
ten minste drie
maken.
verschillende plaatsen geven. Ik kan dit zonder hulp.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn uit te leggen hoe natuurlijke en menselijke processen tot overeenkomsten en verschillen tussen plaatsen leiden | VAARDIGHEID 3.22
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende • Bekijk twee foto’s of informatiebronnen over verschillende plaatsen. Schrijf de overeenkomsten en verschillen daartussen op. Zoek vervolgens informatie over een derde plaats en laat zien hoe deze nieuwe plaats vergelijkbaar is met of verschillend is van je andere twee plaatsen. • Kijk naar de overeenkomsten tussen plaatsen. Heeft het ene, bijvoorbeeld het weer, invloed op iets anders, zoals wat mensen doen of de planten die zij kweken? • Kijk naar de verschillen tussen plaatsen. Probeer redenen te bedenken of die verschillen er zijn vanwege hetgene dat mensen doen, of komt het door natuurlijke oorzaken als het weer of het landschap?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende • Probeer activiteiten van mensen te bedenken die zij op dezelfde manier op verschillende plaatsen doen. Probeer redenen te bedenken waarom zij dit doen — heeft het te maken met de vorm van het land, het klimaat of de grondstoffen ter plaatse? • Probeer natuurlijke verbanden tussen drie plaatsen te vinden — bijvoorbeeld, ze zouden alledrie aan een rivier of in vlak land kunnen liggen. Kijk daarna naar natuurlijke verschillen, zoals het soort weer of de plantengroei. Hebben deze verschillen gevolgen voor deze drie plaatsen en maken ze die meer overeenkomstig of juist meer verschillend? • Vraag jezelf af wat je te weten zou willen komen over de menselijke of fysieke omgeving. Bedenk waar en in welke vorm je die informatie zou kunnen vinden. Probeer eerst zelf informatiebronnen te vinden voordat je om hulp vraagt. • Wissel je ideeën over verschillende plaatsen uit met een klasgenoot. Hebben jullie dezelfde dingen bedacht? Combineer jullie ideeën om het nog beter uit te kunnen leggen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.23
In staat zijn uit te leggen hoe bepaalde plaatsen door verplaatsing van goederen en mensen met elkaar verbonden zijn
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Wereldwijde ruilwinkel (Handelen) Taak 2 leren de leerlingen welke goederen het gastland impoteert en exporteert. Vervolgens proberen ze hier patronen in te ontdekken, voordat ze naar de import en export van hun moederland kijken. Ze vergelijken het eigen land en het gastland om verschillen en overeenkomsten te vinden en uit te kunnen leggen hoe er verbanden bestaan tussen plaatsen op basis van de verplaatsing van goederen.
In Migratie (Volksverhuizingen) Taak 1 benoemen de leerlingen landen van waaruit migranten wegtrekken en landen waar migranten naartoe verhuizen, om te constateren welke verbanden bestaan tussen landen op basis van verplaatsing van mensen.
In Locatie (De vakantieshow) Taak 1 maken de leerlingen een overzicht van het soort vakanties dat zij, en kinderen zoals zij, graag hebben, en waar zij naartoe gaan. Ze brengen deze informatie samen om te constateren welke verbanden er bestaan tussen plaatsen op basis van de verplaatsing van mensen als toeristen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn uit te leggen hoe bepaalde plaatsen door verplaatsing van goederen en mensen met elkaar verbonden zijn | VAARDIGHEID 3.23
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan een basale
De leerling kan op
De leerling kan de
uitleg geven over hoe hij
eenvoudige manier
bewegingen van goederen
en anderen verbonden
uitleggen hoe plaatsen
en mensen over de wereld
zijn aan plaatsen als
verbonden zijn door de
beschrijven en verklaren.
gevolg van de bewegingen
bewegingen van goederen
van goederen die zij
en mensen.
gebruiken of de mensen
De leerling kan een aantal voorbeelden van
De leerling heeft hulp
economische of
nodig om zijn ideeën over
geschiedkundige
waarom deze plaatsen
verbanden bespreken die
De leerling is niet in staat
verbonden zijn verder te
deze bewegingspatronen
uit te leggen waarom deze
ontwikkelen.
beïnvloed hebben.
die zij kennen (vrienden en familie).
plaatsen verbonden zijn.
KLASSERING VOOR DE LEERLING:
Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan uitleggen waarom
Ik kan vertellen over een
Ik kan uitleggen waarom
ik verbonden ben met
paar plaatsen die
sommige plaatsen met
verschillende delen van
verbonden zijn door de
elkaar verbonden zijn
de wereld door de dingen
bewegingen van mensen
door de bewegingen van
die ik gebruik of de
en de dingen die zij
goederen en volken.
mensen die ik ken.
nodig hebben.
Ik kan een paar redenen
Ik heb wat hulp nodig
geven van deze
om uit te leggen waarom
verbanden, die er
deze bewegingen
tegenwoordig nog zijn.
gebeuren.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn uit te leggen hoe bepaalde plaatsen door verplaatsing van goederen en mensen met elkaar verbonden zijn | VAARDIGHEID 3.23
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Kies een plaats waar je een verband mee hebt door iets wat je gebruikt, zoals kleding of voedsel. Probeer een paar andere landen te vinden waarnaar deze artikelen worden geëxporteerd. Exporteren deze landen andere materialen terug naar het oorspronkelijke land?
•
Maak een lijst van de landen die je bezocht hebt of waar je gewoond hebt. Probeer er achter te komen waarom jullie naar dezebepaalde landen gingen.
•
Vraag iemand van je familie of een vriend(in) de landen te noemen waarmee zij een verband hebben. Vraag ze waarom ze van het ene naar het andere land gingen. Zijn er landen bij die zowel door jou als door je vriend(in) genoemd zijn?
•
Kies iets dat uit vele bestanddelen is opgebouwd, zoals bijvoorbeeld een taart. Schrijf alle ingrediënten op en zoek op waar ze oorspronkelijk vandaan komen.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Zoek naar patronen in de verplaatsingen van goederen en mensen in een bepaald land. Doe een onderzoek naar dat land om te zien of er historische verbanden tussen plaatsen zijn.
•
Luister of kijk naar het nieuws of lees kranten om erachter te komen wat er in het land waar je woont in of uit verplaatst wordt.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.24
In staat zijn hun kennis en begrip van aardrijkskunde op diverse manieren over te brengen
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Weer en klimaat Taak 5 verzorgen de leerlingen zelf een weerbericht. Ze gebruiken hierbij aan het weer gerelateerde terminologie, internationale weersymbolen en presenteren hun weerbericht met video, als een live-gebeurtenis of met behulp van ICT.
In Bewijzen onderzoeken (De onderzoekers) Taak 3 gebruiken de leerlingen zelfgemaakte overzichten van wat er in hun gebied te vinden is. Zij dragen die kennis over met behulp van grafieken, en kunnen ook kaarten en andere visuele hulpmiddelen gebruiken als basis voor een klassenpresentatie.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn hun kennis en begrip van aardrijkskunde op diverse manieren over te brengen | VAARDIGHEID 3.24
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
Met enige hulp kan de
De leerling kan
De leerling kan alleen of
leerling eenvoudige
geografische kennis op
als deelnemer aan een
geografische kennis en
meer dan één manier
groep werken en geeft via
informatie overbrengen op
overbrengen.
zijn overdracht, zowel
ten minste één manier.
Hij geeft blijk van inzicht
Hij geeft geen blijk van
in sommige concepten
volledig inzicht in
wanneer daarna gevraagd
concepten en geeft geen
wordt, maar heeft
accurate en gedetailleerde
begeleiding nodig bij de
antwoorden op vragen.
ontwikkeling van meer
mondeling als met grafische voorstellingen, ruimschoots blijk van een breed begrip van concepten en accurate geografische kennis.
accuratesse en detaillering.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik begrijp niet altijd wat
Mijn leerkracht zegt dat
Ik kan verschillende
ik moet doen.
ik op meerdere manieren
manieren gebruiken om
informatie kan geven.
mijn informatie over te
Ik vind het moeilijk te
brengen.
bedenken wat te zeggen,
Het merendeel van de
schrijven of tekenen
tijd werk ik alleen, maar
Ik begrijp wat ik probeer
zonder hulp van mijn
mijn leerkracht helpt
te zeggen. Ik kan mijn
leerkracht.
soms om kleine dingen
werk uitleggen of er
toe te voegen of meer
vragen over
informatie te vinden.
beantwoorden.
Mijn leerkracht zegt dat ik op minstens één manier informatie kan geven.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn hun kennis en begrip van aardrijkskunde op diverse manieren over te brengen | VAARDIGHEID 3.24
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende • Werk samen met een klasgenoot, en stel elkaar vragen over plaatsen die op foto’s te zien zijn, over statistieken in een grafiek, of over kenmerken die op een kaart te zien zijn. Controleer of je klasgenoot de juiste antwoorden heeft gegeven en begrijpt wat er van hem verwacht wordt door hem te vragen uit te leggen hoe hij het antwoord wist. Op deze manier kan je elkaar helpen leren. • Probeer je ideeën op verschillende manieren over te brengen — bijvoorbeeld: maak er een tekening of diagram van, schrijf een paar zinnen, praat over je ideeën of teken een kaart die met je foto/afbeelding te maken heeft. • Controleer je informatie altijd op een of andere manier. Je kunt bijvoorbeeld verwijzen naar een foto of kaart om te laten zien waar je je informatie vandaan hebt gehaald. • Gebruik verschillende hulpmiddelen om je te helpen onthouden wat je te weten bent gekomen. Maak een serie tekeningen en leg uit wat er in elk daarvan te zien is. Of teken een kaart en praat daarover, waarbij de getoonde kenmerken in de uitleg een geheugensteuntje voor je zijn zodat je weet wat je moet vertellen. • Als je tijdens de les iets niet begrijpt, vraag dan aan je leerkracht je het nog een keer uit te leggen. Misschien weet hij niet dat je het niet begrepen had en dat je nog wat hulp nodig hebt.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende • Oefen het presenteren van informatie voor een paar klasgenoten. Vraag ze of ze begrepen hebben wat je verteld hebt. Heb je de meest geschikte methode gebruikt om te laten zien wat je weet? • Zorg dat wat je zegt klopt en dat je naar waar mogelijk naar informatiebronnen kunt verwijzen — zeg niet maar iets in het wilde weg! Gebruik foto’s, schema’s, afbeeldingen, kaarten, grafieken en echte objecten om je te helpen ideeën op meerdere manieren over te brengen. • Als je al hebt laten zien dat je kaarten goed kunt gebruiken, gebruik dan een andere manier om het volgende stukje informatie over te brengen. • Stel jezelf vragen over je werk en vraag anderen je vragen te stellen. Als je het antwoord niet weet, zoek je het op in boeken of op het internet. Oefen daarna in het duidelijk beantwoorden van die vraag.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
ACTIVITEITEN TER BEOORDELING VAN DE MILEPOST ALS GEHEEL Aardrijkskunde Tegen de tijd dat de Milepost afgerond wordt, zult u de leerlingen veel met aardrijkskunde bezig hebben gezien. Hopelijk hebt u bijgehouden hoe zij zich vanaf de Aanvangsfase tot Beheersingssfase ontwikkelden. Die ontwikkeling is waarschijnlijk niet rechtlijnig geweest. Leerlingen, zoals wij allemaal, ontwikkelen zich in het oefenstadium soms in een geheel andere richting, maar er zal toch een algemene tendens waarneembaar zijn. U zult een belangrijke rol in deze ontwikkeling gespeeld hebben, aangezien u iedere leerling heeft kunnen adviseren op basis van wat u van hem gezien heeft. Dat is wat bedoeld wordt met Assessment for Learning en waarom het IPC Assessment for Learning-programma zo belangrijk is. Door naar deze ontwikkeling te kijken, kunt u beoordelen of een leerling over het algemeen in de Aanvangsfase, de Ontwikkelingsfase of de Beheersingssfase is bij elk van de belangrijkste vaardigheden van Aardrijkskunde en wat het totale ontwikkelingsniveau van de leerling op het gebied van de vaardigheden van Aardrijkskunde is. Het helpt om aan het eind van elke Milepost een algemene proef te doen om te zien hoe goed de leerlingen als aardrijkskundige zijn. Deze algemene proef is geen test. Het is een manier om uw eigen beoordeling te controleren door de leerlingen zonder enige interventie van uw kant een aantal activiteiten te laten uitvoeren. Als u, de leerlingen bij het uitvoeren van deze activiteiten observerende, concludeert dat uw beoordeling onjuist is geweest, dan zou u de leerlingen nog een andere activiteit kunnen geven. Echter, twee dagen met activiteiten leveren niet beter bewijs op dan leerlingen twee jaar nauwlettend observeren. Uiteindelijk zult u uw oordeel moeten baseren op al het bewijsmateriaal dat u hebt en niet een klein deel daarvan. Probeer de activiteit ter bevestiging van de beoordeling aan het einde van de Milepost zo leuk mogelijk te maken. Organiseer een milieubewustheidsdag, een internationale dag of een dag om met landkaarten te werken. Laat de leerlingen zelf activiteiten bedenken die aan het thema of hun interesses gerelateerd zijn. Als dat niet gaat, schrijf dan allerlei verschillende activiteiten op kaartjes en laat ze er elk een trekken of een per kleine groep. Een paar suggesties. • De leerlingen zouden hun ideale vakantiebestemming kunnen bedenken. Waar zou die zijn? Welke geografische kenmerken zou hij hebben (bergen, strand, enzovoort)? De leerlingen kunnen kaarten van hun vakantiebestemming maken en die vergelijken met die van anderen. • De leerlingen kunnen in klassenverband meer te weten komen over een organisatie die de migratie van mensen ondersteunt. Wat doet deze organisatie precies? Waar komt het geld vandaan? Waar is hij gevestigd? Is de organisatie actief in het gastland? De leerlingen kunnen een analyse maken om het bewustzijn ten aanzien van migratie te verhogen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
MP3
• Onderzoek de verbanden die de leerlingen hebben met plaatsen over de hele wereld (kleding, voedsel, muziek, talen, plaatsen waar familie woont). Zoek deze plaatsen op op verschillende kaarten en wereldbollen. Elk van deze activiteiten doet een beroep op een aantal vaardigheden dat aandacht heeft gehad in de loop van deze Milepost. Laat de leerlingen hun activiteiten uitvoeren. Observeer ze zorgvuldig. Vergelijk wat u ziet met de beoordeling die u op basis van het bewijsmateriaal aan het einde van de Milepost hebt gemaakt.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
Assessment for learning Milepost 3 Geschiedenis
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming.
VAARDIGHEID
3.10
In staat zijn uit verschillende bronnen informatie over het verleden te vergaren
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Handelen (Wereldwijde ruilwinkel) Taak 1 maken de leerlingen een analyse van een specifieke beschaving en de handel die er bedreven werd – waarin werd gehandeld, met wie en waarom? Elke groep maakt vervolgens een posterpresentatie van wat ze geleerd hebben, met inbegrip van een kaart die de ligging en de handelsroutes aangeeft en die een duidelijke indicatie geeft van het bestudeerde tijdperk. Vervolgens beantwoorden ze de volgende vragen: welke gevolgen had de handel voor deze beschavingen? Hoe is de samenleving veranderd? De leerlingen gebruiken allerlei hulpbronnen, waaronder het internet, kaarten, wereldbollen, naslagwerken, encyclopedieën enzovoort.
In Een historisch overzicht (The Big Picture) Taak 6 krijgen leerlingen een gebied, land of continent toebedeeld. Daarvan maken ze een historische tijdlijn die de belangrijkste gebeurtenissen en historische personen in dit deel van de wereld laat zien. De leerlingen zoeken afbeeldingen die historische personen en gebeurtenissen weergeven en bestuderen hieraan gerelateerde historische terminologie. De leerlingen worden aangemoedigd het internet, tijdschriften, brochures en andere hulpbronnen te gebruiken in hun onderzoek.
In Lopende zaken en de media (Nieuws maken) Taak 3 onderzoeken de leerlingen hoe mensen in het verleden het lokale, nationale en internationale nieuws te weten kwamen. Ze onderzoeken de soorten voorvallen die gemeld zouden worden en de verschillende communicatiemogelijkheden die er 50, 100 en 500 jaar geleden waren. De leerlingen gebruiken allerlei hulpmiddelen om deze informatie te vinden over hun eigen land en het gastland. Zij presenteren wat ze gevonden hebben op een informatieblad.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn uit verschillende bronnen informatie uit het verleden te vergaren | VAARDIGHEID 3.10
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan een aantal
De leerling kan zonder
De leerling werkt zonder
verschillende bronnen
aanmoediging of hulp een
hulp met een veelheid aan
gebruiken met enige hulp
aantal verschillende
bronnen om zijn vragen te
en begeleiding. De
bronnen gebruiken. De
beantwoorden. De leerling
leerling weet hoe en waar
leerling kan een aantal
vergelijkt de bronnen
hij deze bronnen kan
antwoorden op de meeste
onderling op basis van
vinden.
historische vragen vinden
hun bruikbaarheid en
en heeft een ontluikend
gebruikt ze
begrip voor de
dienovereenkomstig. De
bruikbaarheid van
antwoorden van de
verschillende bronnen.
leerling zijn doordacht en de gebruikte bron klinkt erin door.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan veel verschillende
Ik kan veel verschillende
Ik vind het leuk veel
bronnen vinden om mijn
bronnen van informatie
verschillende bronnen te
vragen te beantwoorden,
gebruiken. Meestal kan
gebruiken om mijn
maar ik heb hulp nodig
ik dan ook mijn vragen
vragen te beantwoorden.
om daaruit de goede
goed beantwoorden.
bron te vinden.
Ik weet best goed welke
Soms moet ik bespreken
bronnen het meest
welke bron het meest
bruikbaar zullen zijn.
bruikbaar is.
Ik kan met veel details antwoorden op mijn vragen geven.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn uit verschillende bronnen informatie uit het verleden te vergaren | VAARDIGHEID 3.10
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Schrijf alle bronnen op die je gebruikt hebt om de vragen te beantwoorden. Bespreek nu met andere leerlingen welke bronnen zij gebruiken. Vraag anderen naar welke bronnen zij het best bruikbaar vinden.
•
Praat met klasgenoten hoe zij dingen uit bronnen te weten komen. Bijvoorbeeld, hanteren ze een vragenlijst die ze altijd gebruiken? Gebruiken ze nog speciale technieken? Kunnen ze je iets over zo’n techniek vertellen en waarom die erg geschikt is?
•
Maak een klassenlijst met alle bronnen die de leerlingen gebruiken. Houd een klassengesprek over welke bronnen de leerlingen gebruiken en hoe bruikbaar deze zijn. Probeer voor een volgende activiteit eens een paar hulpbronnen op deze lijst te gebruiken die je nog niet eerder gebruikt hebt.
•
Als je aan het lezen bent, naar afbeeldingen aan het kijken, de computer aan het gebruiken, tv aan het kijken, met klasgenoten aan het praten, enzovoort, probeer dan altijd te bedenken of dit je favoriete manier is om dingen te weten te komen.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Maak een mindmap van alle verschillende manieren waarop je dingen over het verleden te weten bent gekomen in een unit. Schrijf erbij welke manieren het meeste resultaat hadden. Maak zo’n mindmap voor elke unit en gebruik die om te controleren of je de bronnen en strategieën zo effectief mogelijk gebruikt.
•
Vergelijk je onderzoeksmethode met die van anderen. Zijn er nieuwe methoden of bronnen die je zou kunnen gaan gebruiken? Probeer elke keer een nieuwe methode of hulpbron uit.
•
Houd zelf bij (op de computer of met kaartjes) wat goede onderzoeksbronnen waren die je bij een onderzoek gebruikt hebt. Kijk dit na als je een ander onderzoek doet – geldt dit nog steeds?
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.11
In staat zijn redenen voor en gevolgen van historische gebeurtenissen, situaties en veranderingen uit de behandelde perioden aan te geven en te beschrijven D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Ontwikkeling (De prijs van vooruitgang) Taak 2 onderzoeken de leerlingen een groot thema, zoals landbouw, industrie of onderwijs, in hun eigen land en het gastland. De leerlingen geven wat zij te weten komen aan op een tijdlijn. Vervolgens trekken zij parallellen tussen de verschillende aspecten van het thema en bespreken zaken als: hoe vernieuwingen in één aspect van het thema gevolgen kan hebben voor andere ontwikkelingen; hoe vernieuwingen ontstonden en zich wereldwijd verspreidden; hoe vernieuwingen gevolgen hadden voor het dagelijks leven van mensen en het milieu.
In Handelen (Wereldwijde ruilwinkel) Taak 3 zetten de leerlingen hun onderzoek voort naar het soort voedsel dat ruim voorhanden is in het gastland, wanneer dat voor het eerst verkrijgbaar werd, en waar het vandaan komt. De leerlingen plaatsen vervolgens de introductie in het gastland van dit voedsel op een chronologische tijdlijn en voegen daar informatie aan toe over wat er verder in de samenleving in die tijd gebeurde. Ze bespreken hoe historische gebeurtenissen, situaties en veranderingen in de samenleving gevolgen had voor het soort eten dat verkrijgbaar was in het gastland. Ze denken over oorlogen, handelsovereenkomsten, natuurrampen, perioden van welvaart enzovoort.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn redenen voor en gevolgen van historische gebeurtenissen, situaties en veranderingen uit de behandelde periode aan te geven en te beschrijven | VAARDIGHEID 3.11
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
Met hulp van de
De leerling kan een
De leerling kan veel
leerkracht kan de leerling
veelheid aan
verschillende mogelijke
gebeurtenissen, situaties
beschrijvingen van en
beschrijvingen en redenen
en veranderingen
redenen geven voor
geven voor
beschrijven en enigszins
gebeurtenissen, situaties
gebeurtenissen, situaties
verklaren. De redenen
en veranderingen. De
en veranderingen. De
zijn vaak niet relevant of
leerling maakt hierbij
leerling baseert zich op
incorrect in de context.
gebruik van kennis van
veel andere situaties en
andere historische
kan historische verbanden
situaties. Veel van het
leggen tussen de
werk is historisch correct
gebeurtenissen en
en passend.
veranderingen.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik denk dat ik weet
Ik kan veel verschillende
Ik kan veel verschillende
waarom sommige dingen
beschrijvingen en
ideeën uit eerdere units
in het verleden gebeurd
redenen geven waarom
en uit wat ik zelf geleerd
of veranderd zijn, maar
bepaalde dingen in het
heb halen. Soms zie ik
heel zeker weet ik het
verleden zijn gebeurd. Ik
dat redenen waarom
niet. Ik snap het vaak
weet nog wat we in
dingen gebeuren vaker
beter als mijn leerkracht
eerdere units geleerd
op dezelfde manier
me met mijn werk
hebben en gebruik
gebeuren. Vaak zie ik
geholpen heeft.
sommige van die ideeën
een verband tussen iets
weer.
wat gebeurt en iets dat daarna verandert.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn redenen voor en gevolgen van historische gebeurtenissen, situaties en veranderingen uit de behandelde periode aan te geven en te beschrijven | VAARDIGHEID 3.11
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Denk eens na over waarom bepaalde dingen tegenwoordig in je leven gebeuren. Maak een lijst van dingen die gebeurd zijn en ook waarom je denkt dat ze gebeurd zijn.
•
Probeer dit nu ook eens met dingen van vroeger. Misschien kun je aan een belangrijk persoon uit het verleden denken – wat is er met hem gebeurd en waarom? Maak een mindmap van de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van deze persoon en geef daarbij een paar redenen.
•
Praat met je leerkracht en klasgenoten over waarom dingen gebeuren. Kun je patronen in die gesprekken herkennen? Zijn er redenen die bij elkaar horen?
•
Denk aan de woorden die we gebruiken als we het over redenen hebben – woorden als motief en consequentie. Luister goed als mensen deze woorden gebruiken en waarom ze deze gebruiken.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Maak een tijdlijn van een belangrijk persoon over wie je veel weet. Bedenk hoe verschillende gebeurtenissen in hun leven veranderingen veroorzaakten of beïnvloedden.
•
Bedenk een spel waarbij je een paar verzonnen en echte redenen opschrijft waarom iets in het leven van een belangrijke persoon gebeurd is. Vraag aan een klasgenoot de juiste redenen te raden. Maak hiervan een spel voor een groep klasgenoten.
•
Verzamel informatie uit het wereldnieuws over waarom dingen nu gebeuren en de redenen die mensen hiervoor geven. Zijn sommige van deze redenen dezelfde als die uit het verleden?
•
Bedenk waarom sommige dingen veranderen en waarom sommige dingen gelijk blijven. Praat hier met je leerkracht en klasgenoten over. Probeer voorbeelden ervan te bedenken.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.13
In staat zijn uit te leggen hoe de geschiedenis van het gastland het leven van de huidige bewoners beïnvloedt
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Ontwikkeling (De prijs van vooruitgang) Taak 3 komen de leerlingen meer te weten over historische, economische en sociale veranderingen die in het gastland zijn veroorzaakt door bedrijven met winstoogmerk. Ze leren over een bedrijf of industrieel proces dat een verregaand gevolg heeft gehad voor de historische ontwikkeling van het gastland. De leerlingen bestuderen hoe dit zijn weerslag heeft gehad op de beschikbaarheid van grondstoffen, het plantenleven en het milieu, hoe de beroepsbevokking is veranderd en hoe het bedrijf of proces de samenleving die zij nu zien gevormd heeft.
In Volksverhuizingen (Migratie) Taak 1 bezoeken de leerlingen een stad in het gastland om verbanden met andere landen en culturen te vinden en vast te leggen. Ze komen meer te weten over veranderingen die veroorzaakt werden door de migratie van mensen in het verleden, en bedenken welke gevolgen dit heeft gehad voor het voedsel, de taal, de tekens, het geld, het geloof en de kleding in het gastland van tegenwoordig.
In Moederland en gastland (Hier en nu, daar en toen) Taak 9 stellen de leerlingen een geschiedenis van het gastland samen, waarbij ze gebruikmaken van kaarten, foto’s en andere afbeeldingen, de gebouwen van het land, geschreven teksten, bezoeken aan musea en gesprekken met anderen. Ze bouwen zo een gedetailleerd beeld op van de geschiedenis van het gastland en kunnen bespreken welke gevolgen dit heeft voor de levens van de mensen die er tegenwoordig wonen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn uit te leggen hoe de geschiedenis van het gastland het leven van de huidige bewoners beïnvloedt | VAARDIGHEID 3.13
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling heeft enig idee
De leerling kan een
De leerling kan zonder
van hoe hetgeen dat in
redelijk gedetailleerde
hulp werken en een
het verleden gebeurde en
beschrijving geven van
gedetailleerde lijst geven
de rol die specifieke
hoe iets in het verleden
van mogelijke verbanden
mensen daarin speelden
een verband heeft met
tussen gebeurtenissen in
van invloed kan zijn op
het heden. Enige hulp is
het verleden en de
het land van nu. Hij
nog wel nodig, maar hij
actualiteit van het
begint verbanden te
kan gebruikmaken van
gastland. De leerling
leggen en eenvoudige
zijn kennis van het
maakt gebruik van zijn
ideeën hierover te
gastland.
kennis van het gastland
ontwikkelen. Met hulp kan
en verrijkt deze met eigen
de leerling gebruikmaken
onderzoek.
van zijn kennis van het gastland.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik weet iets van de
Ik kan alles wat ik weet
Ik gebruik wat ik al weet
geschiedenis van het
over waar we nu wonen
over mijn gastland en
land waar we wonen en
gebruiken om vragen te
voeg hier wat ik zelf
kan deze informatie
beantwoorden over hoe
ontdekt heb aan toe.
gebruiken als ik leer over
het verleden invloed
Volgens mij heb ik een
hoe het verleden invloed
heeft op wat nu gebeurt
goed beeld van wat er
heeft op het nu. Ik heb
in het gastland. Meestal
vroeger in dit land is
nog wel hulp nodig om
kan ik met behulp van
gebeurd en hoe dat
me op de goede weg te
mijn leerkracht meerdere
invloed heeft op de
helpen voor mijn
ideeën bedenken.
levens van de mensen
antwoorden.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
nu.
In staat zijn uit te leggen hoe de geschiedenis van het gastland het leven van de huidige bewoners beïnvloedt | VAARDIGHEID 3.13
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Maak een mindmap van je gastland. Aan de ene kant van de mindmap schrijf je over dingen die in het verleden gebeurd zijn. Aan de andere kant concentreer je je op dingen die er nu gebeuren. Kun je verbanden daartussen vinden? Trek lijnen tussen dingen die verband met elkaar kunnen houden. Praat met klasgenoten en je leerkracht over de verbanden die je hebt gevonden.
•
Praat, als dat mogelijk is, met iemand uit je gastland. Vraag hem over dingen die in het verleden gebeurd zijn en die mogelijk gevolgen hadden voor het heden. Zijn anderen het hiermee eens?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Werk in tweetallen en verdedig of onderbouw om beurten de redenen die je gegeven hebt waarom iets uit het verleden invloed heeft op het heden. Zorg dat je elkaar moeilijke vragen stelt en om bewijzen vraagt voor wat de ander vindt. Laat ze niet wegkomen met een antwoord dat jou niet overtuigt!
•
Bedenk andere manieren om de kennis die je van de geschiedenis van het gastland hebt vast te leggen. Vergelijk wat je opgeslagen hebt met wat klasgenoten hebben. Wat lijkt op elkaar en wat is anders in het werk dat jullie vastgelegd hebben? Vergelijk hoe jullie informatie je helpt om meer te weten te komen over hoe het verleden van het gastland het heden beïnvloedt.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.14
In staat zijn uit te leggen hoe de geschiedenis van het ene land die van het andere beïnvloedt
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Ontwikkeling (De prijs van vooruitgang) Taak 2 leren de leerlingen over een thema van het dagelijks leven in het eigen land of het gastland, bijvoorbeeld transport, landbouw, communicatie of onderwijs. Ze bestuderen de internationale ontwikkelingen in hun gekozen thema, wanneer en waar vonden deze ontwikkelingen plaatsvonden en hoe heeft die ontwikkeling het eigen land of het gastland veranderd of beïnvloed.
In Volksverhuizingen (Migratie) Taak 3 bestuderen de leerlingen een vroegere beschaving die schriftelijke documentatie nagelaten heeft, bijvoorbeelde de Egyptische, Griekse of Romeinse beschaving. Ze gebruiken dit documentatiemateriaal om zich een beeld te vormen van hoe deze samenleving andere landen beïnvloedde, door de verplaatsing van mensen, goederen en technologieën, met aandacht voor de positieve en negatieve gevolgen van deze veranderingen. Ze kijken ook naar aspecten van de beschaving die ook onze huidige samenleving nog beïnvloeden.
In Een historisch overzicht (The Big Picture) Taak 8 gebruiken de leerlingen historische tijdlijnen die ze gemaakt hebben en die gebeurtenissen in verschillende delen van de wereld laten zien, met het doel vergelijkingen te maken tussen de geschiedenis van verschillende landen. De leerlingen bespreken de verbanden tussen de gebeurtenissen, als die er al zijn, en hoe de geschiedenis van het ene land gevolgen heeft voor die van een ander.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn uit te leggen hoe de geschiedenis van het ene land die van het andere beïnvloedt | VAARDIGHEID 3.14
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan historische
De leerling kan een
De leerling kan veel
gebeurtenissen in meer
verband leggen tussen de
verbanden leggen tussen
dan één land beschrijven,
geschiedenis van het ene
de geschiedenis van het
maar kan alleen een
en een ander land. De
ene en een ander land. Hij
verband tussen deze
leerling gebruikt hierbij
heeft veel verschillende
gebeurtenissen leggen als
zijn eigen kennis en kan
ideeën en vindt het leuk
hij daarbij geholpen wordt
gericht naar meer
deze te onderzoeken en te
door klasgenoten of de
informatie zoeken.
beargumenteren. De
leerkracht.
leerling maakt gebruik van eigen kennis en kan deze nog uitbreiden met gericht zorgvuldig onderzoek.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik weet dat wat er
Ik zie verband tussen
Ik kan veel manieren
vroeger in het ene land
wat er vroeger in het ene
bedenken hoe de
gebeurd is, verbonden
en het andere land is
geschiedenis van het ene
kan zijn met wat er in
gebeurd.
land verband heeft met
andere landen gebeurt.
Meestal kan ik er meer
een ander land.
Ik vind het af en toe nog
informatie over vinden,
Ik kan bedenken of zo’n
moeilijk, tenzij
zodat ik nog meer
verband goed of slecht is
klasgenoten of mijn
verbanden zie.
geweest.
leerkracht me helpen.
Ik kan ook verschillende soorten verbanden noemen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn uit te leggen hoe de geschiedenis van het ene land die van het andere beïnvloedt | VAARDIGHEID 3.14
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Kijk naar een wereldkaart met speciale aandacht voor je eigen land en het gastland. Hoe zijn deze landen verbonden. Denk nu aan de geschiedenis van deze beide landen en de dingen waarvan je weet dat ze gebeurd zijn. Zijn daar verbanden tussen?
•
Vraag je familie en vrienden je meer te vertellen over de verbanden tussen het eigen land en het gastland en andere delen van de wereld.
•
Leg een lijst aan van verschillende soorten verbanden, zoals bijvoorbeeld handel, migratie, technologie, communicatie, enzovoort.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Bekijk een wereldkaart en kies een paar landen uit die je bezocht hebt. Welke verbanden kun je tussen deze landen vinden? Denk nu aan de geschiedenis van deze landen. Wat weet je er al van? Kun je verbanden tussen deze landen bedenken? Kun je verbanden tussen meer dan twee landen bedenken?
•
Vraag je familie en vrienden om met je te praten over hoe landen vroeger en nu verbonden waren of zijn. Als dat kan, vraag dan ook je grootouders naar hun ideeën.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.17
In staat zijn de gebeurtenissen, mensen en veranderingen uit de behandelde perioden binnen een chronologisch raamwerk te plaatsen
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Handelen (Wereldwijde ruilwinkel) Taak 1 werken de leerlingen in groepjes aan een analyse van een bepaalde samenleving en het handelsverleden daarvan. Elke groep maakt een poster waarop handelsroutes en dergelijke staan aangegeven en hangt deze op de juiste plaats op de chronologische tijdlijn in de klas.
In Heersers en regeringen (Zij leiden de wereld) Taak 4 maken de leerlingen een tijdlijn waarop de geschiedenis van de democratie, van wereldrijken en van revoluties is aangegeven. Hierin is ook informatie over het eigen land en het gastland en andere delen van de wereld opgenomen.
In Een historisch overzicht (The Big Picture) Taak 1 leggen de leerlingen hun eigen “geschiedenis” vast, gebeurtenissen in het eigen land, het gastland en de rest van de wereld die tijdens hun leven plaatsvonden. Vervolgens maken zij een tijdlijnboekje met daarin deze gebeurtenissen in chronologische volgorde om een internationaal beeld van hun leven tot nu toe op te roepen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn de gebeurtenissen, mensen en veranderingen uit de behandelde perioden binnen een chronologisch raamwerk te plaatsen | VAARDIGHEID 3.17
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan een
Met weinig of geen hulp
De leerling kan met een
beperkt aantal
kan de leerling veel
tijdbalk werken en
gebeurtenissen, mensen
gebeurtenissen, mensen
gebeurtenissen, mensen
of veranderingen in een
en veranderingen sorteren
en veranderingen vrijwel
tijdbalk sorteren en
en ordenen. Het
altijd volledig juist op
ordenen. De leerling
merendeel hiervan is
deze balk plaatsen. De
maakt foutjes in de
correct en op de juiste
leerling kan uitleg geven
volgorde en kan nog niet
positie op de tijdbalk
en redenen aanvoeren
geheel zonder hulp
geplaatst. De leerling kan
voor elke plaatsing.
werken.
niet altijd de juiste redenen noemen voor een bepaalde plaatsing op de tijdbalk.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan dingen uit de
Ik kan met heel weinig
Ik kan historische dingen
geschiedenis van andere
hulp dingen uit de
over gebeurtenissen,
mensen op een tijdbalk
geschiedenis van andere
mensen en
zetten als ik in een groep
mensen in de goede
veranderingen in de
kan werken of als mijn
volgorde zetten. Meestal
juiste volgorde zetten.
leerkracht me helpt.
is de volgorde goed.
Bij het nemen van
Soms weet ik niet
beslissingen, gebruik ik
helemaal zeker waarom
dingen die ik al weet. Als
ik dingen op een
ik het controleer, blijkt
bepaalde plek op de
het meestal te kloppen.
tijdbalk heb gezet.
Ik heb hiervoor niet echt de hulp van mijn leerkracht nodig.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn de gebeurtenissen, mensen en veranderingen uit de behandelde perioden binnen een chronologisch raamwerk te plaatsen | VAARDIGHEID 3.17
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Speel een paar spelletjes met een groepje klasgenoten. Zoek samen afbeeldingen van dingen uit het verleden maar in dezelfde categorie, bijvoorbeeld, kleding uit verschillende tijden of verschillende sporten en probeer ze in de juiste volgorde te plaatsen. Leg aan elkaar uit waarom je denkt dat een bepaalde afbeelding voor of na een andere komt. Hoe kun je je antwoorden controleren? Welke aanwijzingen maakten het nemen van beslissingen makkelijker?
•
Maak een tijdlijn met gebeurtenissen uit je eigen leven. Wat neem je daarin op? Gebruik kleuren en symbolen om verschillende aspecten van je leven weer te geven.
•
Probeer verschillende soorten tijdlijnen te bedenken. Moeten ze altijd horizontaal zijn? Hoe zou je de verschillende aantallen jaren weergeven? Waarvoor kunnen jouw tijdlijnen gebruikt worden?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Lees kranten en artikelen over hoe dingen in de loop van de tijd veranderd zijn.
•
Verzamel tijdlijnen over ontwikkelingen uit kranten en tijdschriften. Soms gebruiken fabrikanten tijdlijnen in hun advertenties om te laten zien hoe een nieuw product zich ontwikkeld heeft, zoals bijvoorbeeld auto’s. Verzamel deze en bekijk hoe ze de ontwikkeling weergeven.
•
Vraag je ouders en grootouders je meer te vertellen over dingen die in het verleden gebeurd zijn. Schrijf ze op of teken ze in chronologische volgorde nadat je de informatie gehoord of gelezen hebt. Vraag hen je tijdlijn te controleren om te zien hoe nauwkeurig je bent geweest.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
ACTIVITEITEN TER BEOORDELING VAN DE MILEPOST ALS GEHEEL Geschiedenis Tegen de tijd dat de Milepost afgerond wordt, zult u de leerlingen veel met geschiedenis bezig hebben gezien. Hopelijk hebt u bijgehouden hoe zij zich vanaf de Aanvangsfase tot Beheersingssfase ontwikkelden. Die ontwikkeling is waarschijnlijk niet rechtlijnig geweest. Leerlingen, zoals wij allemaal, ontwikkelen zich in het oefenstadium soms in een geheel andere richting, maar er zal toch een algemene tendens waarneembaar zijn. U zult een belangrijke rol in deze ontwikkeling gespeeld hebben, aangezien u iedere leerling heeft kunnen adviseren op basis van wat u van hem gezien heeft. Dat is wat bedoeld wordt met Assessment for Learning en waarom het IPC Assessment for Learning-programma zo belangrijk is. Door naar deze ontwikkeling te kijken, kunt u beoordelen of een leerling over het algemeen in de Aanvangsfase, de Ontwikkelingsfase of de Beheersingssfase is bij elk van de belangrijkste vaardigheden van Geschiedenis en wat het totale ontwikkelingsniveau van de leerling op het gebied van de vaardigheden van Geschiedenis is. Het helpt om aan het eind van elke Milepost een algemene proef te doen om te zien hoe goed de leerlingen als historicus zijn. Deze algemene proef is geen test. Het is een manier om uw eigen beoordeling te controleren door de leerlingen zonder enige interventie van uw kant een aantal activiteiten te laten uitvoeren. Als u, de leerlingen bij het uitvoeren van deze activiteiten observerende, concludeert dat uw beoordeling onjuist is geweest, dan zou u de leerlingen nog een andere activiteit kunnen geven. Echter, twee dagen met activiteiten leveren niet beter bewijs op dan leerlingen twee jaar nauwlettend observeren. Uiteindelijk zult u uw oordeel moeten baseren op al het bewijsmateriaal dat u hebt en niet een klein deel daarvan. Probeer de activiteit ter bevestiging van de beoordeling aan het einde van de Milepost zo leuk mogelijk te maken. Organiseer een geschiedenisdag. Laat de leerlingen hun eigen activiteiten bedenken. Een paar suggesties. • Maak een mindmap van alle geschiedkundige dingen die je tot nu toe geleerd hebt. Kun je lijnen trekken tussen een paar van deze om verbanden te laten zien? Gebruik een kleurcode. • Voorzie een wereldkaart van informatie over de historische verbanden tussen je eigen land en het gastland. Vergelijk je kaart met die van een klasgenoot uit een ander land. Kun je verbanden zien tussen zijn kaart en de jouwe?
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
MP3
• Voorzie een wereldkaart van alle historische banden die je kent tussen verschillende landen. Gebruik kleuren en symbolen om de verschillende verbanden aan te geven. Elk van deze activiteiten doet een beroep op een aantal vaardigheden dat aandacht heeft gehad in de loop van deze Milepost. Laat de leerlingen hun activiteiten uitvoeren. Observeer ze zorgvuldig. Vergelijk wat u ziet met de beoordeling die u op basis van het bewijsmateriaal aan het einde van de Milepost hebt gemaakt.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
Assessment for learning Milepost 3 ICT
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming.
VAARDIGHEID
3.4
In staat zijn hun bevindingen te interpreteren
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Aardrijkskunde: The Big Picture (Hoe ziet onze wereld eruit?) Taak 1 gebruiken de leerlingen sensoren om veranderingen in de temperatuur en vochtigheidsgraad van hun omgeving vast te stellen. Ze leggen hun bevindingen vast in toepasselijke schema’s, lijnof staafgrafieken en kopiëren die voor de andere leerlingen. Vervolgens zoeken ze naar patronen in de gegevens en controleren deze om zeker te weten dat zij juist zijn. Vervolgens schrijven ze twee feiten over elke grafiek of elk overzicht op, bijvoorbeeld “De temperatuur is het hoogst om twaalf uur ‘s middags”, of “De temperatuur is het hoogst bij muren op het zuiden”. De leerlingen bespreken hun bevindingen in klassikaal verband.
In Ontwikkeling (De prijs van vooruitgang) Taak 2 leggen de leerlingen vast hoe vaak zij digitale technologie gebruiken of technologie die van microchips gebruikmaken. Vervolgens laten zij dit aan hun ouders of andere volwassenen zien om te weten te komen welke delen van hun leven door ICT beïnvloed zijn. De ouders of volwassenen vertellen over wat zij in hun jeugd gebruiken dat nu vervangen is door ICT, bijvoorbeeld, communicatie, speelgoed, enzovoort. De leerlingen presenteren hun informatie meet behulp van een ICT-programma en vergelijken op individuele basis welke invloed ICT op hun leven heeft met dat leven van hun ouders toen zij jong waren.
In Drugsvoorlichting (Nadenken over drugs) Taak 1 werken de leerlingen in groepjes om meer te weten te komen over één drug, met gebruikmaking van het internet en andere hulpmiddelen. Ze komen te weten wat de drug is, wat het met iemand doet, of de drug ook voordelen heeft, wat de werking is op de lange en korte termijn, en hoe hij gebruikt wordt. De leerlingen presenteren hun bevindingen in een Power-Point-presentatie en beantwoorden de vragen van de andere leerlingen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn hun bevindingen te presenteren | VAARDIGHEID 3.4
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan informatie
De leerling kan informatie
De leerling kan informatie
verzamelen, maar vindt
verzamelen en er een
verzamelen en er een
het moeilijk om conclusies
paar conclusies uit
aantal conclusies uit
te trekken. De leerling
trekken. Zijn ideeën zijn
trekken. Zijn interpretaties
heeft behoorlijk wat hulp
niet altijd correct, en de
zijn meestal correct. De
nodig bij de interpretatie.
leerling interpreteert de
leerling heeft weinig hulp
resultaten regelmatig
van de leerkracht nodig.
fout.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan alles wat ik
Ik kan alles wat ik
Ik kan alles wat ik ontdekt
ontdekt heb op één plek
ontdekt heb op één plek
heb op één plek opbergen
opbergen.
opbergen en de
en de resultaten bekijken.
Ik weet niet echt wat
resultaten bekijken.
Ik kan uitleggen wat ik
het allemaal betekent en
Ik kan uitleggen wat ik
denk dat het betekent.
mijn leerkracht moet het
denk dat het betekent,
Meestal heb ik het goed.
me uitleggen.
maar soms heb ik het fout.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn hun bevindingen te presenteren | VAARDIGHEID 3.4
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Kijk naar alle informatie die je over een bepaald onderwerp gevonden hebt. Zit daar ook dubbele informatie bij? Herschrijf de informatie zelf, en zorg dat alles erin staat en dat er geen dingen dubbel in staan.
•
Kijk nog eens naar de informatie die je over een bepaald onderwerp gevonden hebt. Spreekt die informatie zichzelf ergens tegen? Leek het alsof de ene bron het ene zei en de andere iets heel anders? Vraag aan je leerkracht hoe je kunt opzoeken welke informatie correct is.
•
Gebruik altijd verschillende bronnen om zo veel mogelijk informatie te verzamelen, zodat je meer te interpreteren hebt.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Bespreek je ideeën met een klasgenoot. Interpreteren jullie dezelfde informatie anders? Vraag het aan een andere klasgenoot. Lijken jullie ideeën op elkaar of zijn ze anders? Controleer bij je leerkracht of dit klopt.
•
Zorg dat je al je informatie goed en in een logische volgorde vastlegt zodat je het makkelijk kunt lezen en interpreteren. Gebruik passende titels en sub-titels en zorg dat elk stuk informatie op de juiste plaats staat.
•
Bespreek met je leerkracht wat de beste methode is om verschillende soorten informatie vast te leggen. Welke informatie is het meest geschikt voor grafieken en tabellen, voor tekst of voor diagrammen met commentaar, enzovoort?
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.5
In staat zijn te bepalen of hun bevindingen juist zijn
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Aardrijkskunde: The Big Picture (Hoe ziet onze wereld eruit?) Taak 3 gebruiken de leerlingen allerlei cd-roms en interactieve websites om modellen te verkennen van de aarde in de ruimte. Ze vinden twee modellen van de aarde in de ruimte, vergelijken die en zoeken naar verschillen en overeenkomsten. De leerlingen schrijven een kort verslag van elk model en of de informatie van dat model juist is.
In De fysieke wereld (Energie, kracht, licht en geluid) Taak 4 leren de leerlingen hoe ze licht- en geluidsensoren moeten gebruiken die met een ICT-applicatie verbonden zijn. Vervolgens gebruiken ze de sensoren om de niveaus van licht en geluid gedurende de dag te meten of gedurende een bepaalde periode op verschillende plaatsen rond de school. Als ze de gegevens eenmaal hebben, analyseren de leerlingen deze op juistheid voordat ze de gegevens tot een grafiek verwerken.
In Bewijzen onderzoeken (De onderzoekers) Taak 1 gebruiken de leerlingen het internet om controversiële zaken, zoals het milieu, te onderzoeken. De leerlingen bekijken websites die tegengestelde meningen naar voren brengen en letten op of de website gesponsord wordt door een beweging, enzovoort. Gedurende de gehele activiteit worden de leerlingen aangemoedigd kritisch naar het Internet als informatiebron te kijken. De leerlingen wordt duidelijk gemaakt dat zij hun bevindingen op juistheid moeten controleren.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn te bepalen of hun bevindingen juist zijn | VAARDIGHEID 3.5
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling accepteert
De leerling ziet in dat hij
De leerling ziet in dat hij de
resultaten en informatie
de validiteit van
validiteit van resultaten of
zoals die er staan en stelt
resultaten of informatie
informatie moet
de validiteit ervan niet ter
moet controleren. De
controleren. De leerling
discussie. Hij beseft niet
leerling weet niet goed
heeft praktische ideeën hoe
dat er ook onjuiste of
hoe hij dit moet doen en
hij dit aan moet pakken en
misleidende informatie
heeft begeleiding van de
kan uitleggen waarom hij
kan bestaan.
leerkracht nodig om vast
denkt dat bepaalde
te stellen of zijn
informatie valide is of niet.
informatie valide of niet is.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Als ik in de klas
Ik weet dat soms
Ik weet dat soms
informatie of resultaten
informatie of resultaten
informatie of resultaten
zie, controleer ik niet of
niet kloppen.
niet kloppen.
Ik weet niet hoe ik moet
Ik ken een paar manieren
Mijn leerkracht zegt dat
controleren of de
om dit te weten te komen
ik zou moeten vragen
informatie en resultaten
en meestal controleer ik
welke informatie andere
die ik heb correct zijn,
zo de informatie die ik
kinderen hebben en of ik
dus ik vraag mijn
heb. Dan vertel ik mijn
dezelfde informatie ook
leerkracht me te helpen.
leerkracht of mijn
die wel klopt.
ergens anders kan vinden. Ik weet niet waarom ik dit moet doen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
informatie klopt of niet.
In staat zijn te bepalen of hun bevindingen juist zijn | VAARDIGHEID 3.5
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Als je bepaalde informatie vindt, zoek die informatie dan ook in een andere bron op. Is de informatie gelijk of anders? Raadpleeg een derde informatiebron of vraag aan een klasgenoot wat hij gevonden heeft.
•
Denk eraan je resultaten ook in een andere bron te controleren of bij een klasgenoot of je leerkracht. En denk er ook aan je informatie en resultaten correct vast te leggen.
•
Vraag je leerkracht je verschillende krantenartikelen over hetzelfde onderwerp of verhaal te laten zien of je te verwijzen naar twee of drie verschillende websites over hetzelfde onderwerp. Vergelijk de verhalen of de informatie. Markeer wat de verschillen zijn. Kun je erachter komen of een van de bronnen helemaal accuraat is?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Werk met een klein groepje klasgenoten. Kies een vraag die jullie willen beantwoorden (of vraag je leerkracht jullie een vraag te stellen). Iedere leerling zoekt het antwoord nu via een andere hulpbron. Wissel nu je resultaten uit. Zijn de antwoorden gelijk? Vergelijk de bronnen die jullie gebruikt hebben.
•
Als je een bron gebruikt, denk er dan aan te controleren wanneer het materiaal geproduceerd is. Is het materiaal verouderd? Zijn er nieuwe ontwikkelingen geweest, zodat er nieuwe informatie over het onderwerp moet zijn?
•
Als je voor een onderzoek het internet gebruikt, kijk dan altijd op meerdere websites om je een breder perspectief te geven. Een zoekmachine zet de websites niet in de volgorde van de meest betrouwbare naar de minst betrouwbare!
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.6
In staat zijn verschillende soorten informatie uit verschillende bronnen te bewerken en te combineren
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Energie en brandstoffen (Dingen laten werken) Taak 1 leren de leerlingen over duurzame energiebronnen. Ze gebruiken hiervoor bibliotheekboeken, cd/roms, het internet en andere informatiebronnen om zo veel mogelijk te weten te komen over hun energiebron. Vervolgens combineren de leerlingen hun informatie en passen deze aan tot een klassenpresentatie over de energiebron die zij bestudeerd hebben.
In Weer en klimaat Taak 3 leren de leerlingen over de gevolgen van het klimaat voor de gezondheid. De leerlingen bestuderen verschillende weertypes, waaronder felle zon en sneeuw, en proberen geschikte manieren te bedenken om zich daartegen te beschermen. De leerlingen gebruiken een Opmaak-programma om een “weeradviesposter” te maken, waarop alle informatie wordt vermeld die ze gevonden hebben over een bepaald weertype en de gevolgen daarvan voor de gezondheid.
In Aardrijkskunde: The Big Picture (Hoe ziet onze wereld eruit?) Taak 2 onderzoeken de leerlingen hoe wetenschappers en geografen ICT-programma’s gebruiken om informatie te verzamelen en hoe zij deze informatie toepassen om modellen en simulaties te maken. De leerlingen leren hierover met gebruikmaking van het internet en andere informatiebronnen. De leerlingen combineren hun informatie en passen deze aan tot een tentoonstelling over het in kaart brengen van de aarde met ICT.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn verschillende soorten informatie uit verschillende bronnen te bewerken en te combineren | VAARDIGHEID 3.6
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan informatie
De leerling kan informatie
De leerling kan informatie
verzamelen uit een
verzamelen uit een
verzamelen uit een
veelheid aan bronnen,
veelheid aan bronnen en
veelheid aan bronnen en
maar heeft moeite die te
kan die combineren tot
kan die goed manipuleren
combineren. Hij herhaalt
een nieuw document. Hij
en combineren. Hij neemt
dezelfde informatie vaak
heeft soms hulp nodig
alle relevante informatie
op verschillende plaatsen
met het manipuleren van
mee en vermijdt herhaling.
of vergeet bepaalde
de informatie om
informatie op te nemen.
verdubbeling te voorkomen en om zeker te weten dat alle informatie meegenomen is.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan informatie
Ik kan informatie
Ik kan informatie
verzamelen uit
verzamelen uit
verzamelen uit
verschillende bronnen,
verschillende bronnen en
verschillende bronnen en
maar vind het moeilijk
alles samenbrengen op
alles samenbrengen op
alles samen te brengen
één plek.
één plek.
Ik vind dat ik dit goed
Ik zorg dat alles wat ik
Soms komt de informatie
doe, maar soms zegt
wil erin staat en dat
meerdere keren voor en
mijn leerkracht dat ik
dingen niet worden
ik vergeet ook wel eens
iets vergeten ben of dat
herhaald.
iets, maar mijn
iets er dubbel in staat.
op één plek.
leerkracht helpt me hierbij.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn verschillende soorten informatie uit verschillende bronnen te bewerken en te combineren | VAARDIGHEID 3.6
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Maak, terwijl je informatie verzamelt, aantekeningen over wat je al hebt gevonden en hoe je het gaat aanpakken.
•
Zorg dat je je aanpak niet uit het oog verliest! Houd bij welke informatie je tot nu toe hebt, opdat je niets vergeet als je alles samen gaat voegen.
•
Gebruik kopjes en subkopjes in je teksten en zorg dat diagrammen en tabellen altijd van een duidelijke naam voorzien zijn. Zo voorkom je verdubbelingen en weet je zeker dat alles op de juiste plaats staat.
•
Lees je werk altijd zorgvuldig door voordat je het aan je leerkracht laat zien, zodat je zeker weet dat je een duidelijk verhaal vertelt, dat je geen dingen herhaalt en dat je niets vergeten bent.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Maak een werkplan voordat je begint. Hoe ga je de verzamelde informatie samenvoegen= Uit welke hoofdstukken zal het gaan bestaan? Doe je er grafieken of ander speciaal materiaal bij? En waar komen die? Hoe ga je ze benoemen? Loop in je plan ook nog alle hulpbronnen door om zeker te weten dat je niets vergeten bent.
•
Vraag een klasgenoot je werk te bekijken voordat je het aan je leerkracht laat zien.
•
Kijk naar de informatie die je verzameld hebt en samen wilt voegen. Wat is de beste manier om al deze informatie te combineren? Heb je bijvoorbeeld veel feiten en cijfers die in een tabel of een grafiek kunnen worden ondergebracht? Kies de beste methode om je informatie te presenteren.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.7
In staat zijn ICT te gebruiken om informatie op verschillende manieren te presenteren
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In de Verdiepingsactiviteit van Aardrijkskunde: The Big Picture (Hoe ziet onze wereld eruit?) gebruiken de leerlingen ICT om informatie te presenteren over milieuvervuiling die ze gevonden hebben. De leerlingen kiezen een toepasselijk ICT-programma om een poster te ontwerpen, die ze vervolgens in het klaslokaal ophangen.
In De fysieke wereld (Energie, kracht, licht en geluid) Taak 1 gebruiken de leerlingen ICT om een verklarende woordenlijst te maken van de terminologie die zij in de loop van de unit gebruikt hebben. Ze gebruiken hiervoor een tekstverwerkingsprogramma en kiezen de stijl, het lettertype en de layout die ze willen gebruiken. De leerlingen vullen hun woordenlijst aan terwijl zij de unit verder doorwerken.
In Drugsvoorlichting (Nadenken over drugs) Taak 1 proberen de leerlingen zo veel mogelijk te weten te komen over een specifieke drug. Zij werken hierbij in groepjes, waarbij elke groep een drug onderzoekt. Vervolgens maken ze een Powerpointpresentatie van wat ze gevonden hebben om andere leerlingen over de drug die ze bestudeerd hebben te vertellen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn om ICT te gebruiken om informatie op verschillende manieren te presenteren | VAARDIGHEID 3.7
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling heeft hulp
De leerling kan meer dan
De leerling kan veel
nodig bij het presenteren
één ICT-programma´s
verschillende ICT-
van informatie op meer
gebruiken om informatie
programma’s gebruiken om
dan een manier met
te presenteren op
informatie te presenteren
behulp van ICT. Hij heeft
verschillende manieren.
op een aantal manieren.
hulp nodig bij de
Hij heeft ideeën hoe de
Meestal kiest hij een
beslissing welke ICT-
informatie gepresenteerd
toepasselijke
toepassing te gebruiken,
moet worden. Hij heeft
presenteerwijze, zoals een
welke informatie geschikt
hulp nodig bij de
grafiek of tabel. Hij kan
is en hoe hij de informatie
toepassing van deze
deze functies zonder veel
het beste kan
functies en bij de
hulp toepassen, en besluit
presenteren.
beslissing welke
zelf welke informatie wel en
informatie wel en welke
welke niet te gebruiken.
niet te gebruiken.
KLASSERING VOOR DE LEERLING:
Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Mijn leerkracht helpt me
Ik kan ICT gebruiken om
Ik kan ICT gebruiken om
om ICT te gebruiken om
informatie te laten zien.
informatie op veel
iets te laten zien.
Soms moet ik mijn
manieren te laten zien. Mijn leerkracht zegt dat ik
Ik weet niet zeker of ik
leerkracht vragen me iets
beter een grafiek of een
te laten zien, want ik weet
tabel kan gebruiken. Ik
niet hoe ik alle functies
vind het moeilijk te
moet gebruiken, zoals
Ik vind het leuk zelf te
onthouden hoe ik die
tabellen of grafieken
kiezen welke informatie ik
moet maken. Mijn
maken.
laat zien en heb eigenlijk
leerkracht laat zien hoe ik het moet doen, en vertelt me welke informatie ik moet laten zien.
Mijn leerkracht helpt me ook te kiezen welke informatie ik laat zien.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
daarvoor meestal de beste manier uitkies.
geen hulp nodig.
In staat zijn om ICT te gebruiken om informatie op verschillende manieren te presenteren | VAARDIGHEID 3.7
LEERADVIES:
De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Kijk hoe anderen informatie presenteren. Hoe passen zij ICT toe om dingen te laten zien? Kijk naar tabellen, grafieken, tekstdocumenten en het internet om ideeën op te doen die je in je werk kan gebruiken.
•
Kijk naar het werk dat je in de loop van deze Milepost gemaakt hebt. Wanneer heb je daar ICT bij gebruikt? Waarom heb je hiervoor gekozen? Probeer dezelfde informatie met ICT op een andere manier te presenteren; bijvoorbeeld, als je een staafdiagram gemaakt had, probeer dan nu een taartdiagram te gebruiken.
•
Praat met je klasgenoten over hoe zij ICT gebruiken om informatie te presenteren. Kunnen ze je een toepassing of programma laten zien dat jij nog niet eerder gebruikt hebt?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Werk samen met een klasgenoot. Laat elkaar een werkstuk zien dat jullie met behulp van ICT gepresenteerd hebben. Neem nu het werk van de andere leerling en presenteer het met ICT op een andere manier, terwijl de andere leerling hetzelfde doet met jouw werkstuk. Vergelijk jullie resultaten. Vind je dat het werk beter gepresenteerd wordt met de ene vorm van ICT dan de andere?
•
Bespreek je ideeën over hoe je je werk wilt presenteren met klasgenoten en je leerkracht voordat je eraan begint. Leg uit waarom je het op een bepaalde manier wilt presenteren.
•
Probeer elke week een andere functie van een softwareprogramma te leren, zoals het maken van tabellen, het aanpassen van afbeeldingen, enzovoort. Oefen hiermee totdat je het goed in je werk kunt gebruiken.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
ACTIVITEITEN TER BEOORDELING VAN DE MILEPOST ALS GEHEEL
MP3
ICT Tegen de tijd dat de Milepost afgerond wordt, zult u de leerlingen veel met ICT bezig hebben gezien. Hopelijk hebt u bijgehouden hoe zij zich vanaf de Aanvangsfase tot Beheersingssfase ontwikkelden. Die ontwikkeling is waarschijnlijk niet rechtlijnig geweest. Leerlingen, zoals wij allemaal, ontwikkelen zich in het oefenstadium soms in een geheel andere richting, maar er zal toch een algemene tendens waarneembaar zijn. U zult een belangrijke rol in deze ontwikkeling gespeeld hebben, aangezien u iedere leerling heeft kunnen adviseren op basis van wat u van hem gezien heeft. Dat is wat bedoeld wordt met Assessment for Learning en waarom het IPC Assessment for Learning-programma zo belangrijk is. Door naar deze ontwikkeling te kijken, kunt u beoordelen of een leerling over het algemeen in de Aanvangsfase, de Ontwikkelingsfase of de Beheersingssfase is bij elk van de belangrijkste vaardigheden van ICT en wat het totale ontwikkelingsniveau van de leerling op het gebied van de vaardigheden van ICT is. Het helpt om aan het eind van elke Milepost een algemene proef te doen om te zien hoe goed de leerlingen met ICT zijn. Deze algemene proef is geen test. Het is een manier om uw eigen beoordeling te controleren door de leerlingen zonder enige interventie van uw kant een aantal activiteiten te laten uitvoeren. Als u, de leerlingen bij het uitvoeren van deze activiteiten observerende, concludeert dat uw beoordeling onjuist is geweest, dan zou u de leerlingen nog een andere activiteit kunnen geven. Echter, twee dagen met activiteiten leveren niet beter bewijs op dan leerlingen twee jaar nauwlettend observeren. Uiteindelijk zult u uw oordeel moeten baseren op al het bewijsmateriaal dat u hebt en niet een klein deel daarvan. Probeer de activiteit ter bevestiging van de beoordeling aan het einde van de Milepost zo leuk mogelijk te maken. Laat de leerlingen hun eigen activiteiten bedenken. Een paar suggesties. • Laat de leerlingen een presentatie maken over een beroemd persoon die zij leuk vinden. Deze persoon kan van het verleden of het heden zijn. De leerlingen doen onderzoek naar deze persoon, downloaden afbeeldingen, enzovoort, en maken met ICT een presentatie voordat ze over wat ze gevonden hebben. •
De leerlingen maken een ICT-gids voor Milepost 3 voor leerlingen die volgend jaar met de units bezig zullen zijn. Ze kunnen er details over de beschikbare software in opnemen, waarvoor je die zou kunnen gebruiken, hoe je specifieke dingen als tabellen moet maken, enzovoort, en daar voorbeelden van hun eigen werk bij doen. Ze kunnen er foto’s bij afdrukken en er een brochure voor in de computerruimte van maken.
Elk van deze activiteiten doet een beroep op een aantal vaardigheden dat aandacht heeft gehad in de loop van deze Milepost. Laat de leerlingen hun activiteiten uitvoeren. Observeer ze zorgvuldig. Vergelijk wat u ziet met de beoordeling die u op basis van het bewijsmateriaal aan het einde van de Milepost hebt gemaakt.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
Assessment for learning Milepost 3 Internationaal
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming.
VAARDIGHEID
3.5
In staat zijn uit te leggen hoe het leven van de mensen in bepaalde landen of groepen beïnvloed wordt door de activiteiten van andere landen of groepen D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Lopende zaken en de media (Nieuws maken) Taak 1 wordt de leerlingen gevraagd erover na te denken wat zij ervan zouden vinden als nieuws uit hun eigen land verkeerd zou worden weergegeven door een ander land en wat hiervoor de redenen zouden kunnen zijn. Ze zoeken voorbeelden van wanneer dit gebeurd zou zijn. De leerlingen komen hierbij theorieën tegen over hoe het ene land gevolgen kan ondervinden van de activiteiten van een ander land.
In Heersers en regeringen (Zij leiden hun wereld) Taak 2 werken de leerlingen samen met een klasgenoot om meer te weten te komen over pacten, verdragen en allianties tussen landen, zowel in het verleden en het heden. De leerlingen denken na over wederzijdse voordelen van deze overeenkomsten en of er nadelen zijn voor de ondertekenende landen of voor andere landen. Bij deze activiteit bestuderen de leerlingen de directe en indirecte gevolgen van de levens van mensen in het ene land voor andere landen.
In Aardrijkskunde: The Big Picture (Hoe ziet onze wereld eruit?) Taak 1 leren de leerlingen over een milieukwestie, zoals bijvoorbeeld zure regen, het broeikaseffect, ontbossing en erosie, het gat in de ozonlaag, radioactieve besmetting enzovoort. De leerlingen onderzoeken de oorzaak van de vervuiling, de landen en processen die de vervuiling veroorzaakt hebben, hoe het probleem zich van de ene naar de andere plaats uitbreidt en wereldwijde maatregelen die het probleem beheersen of verminderen. Bij deze activiteit leggen de leerlingen uit hoe de levens van mensen in het ene land gevolgen ondervinden van vervuiling die in een ander land veroorzaakt is en hoe wereldwijde maatregelen gevolgen hebben voor hoe mensen leven en werken.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn uit te leggen hoe het leven van de mensen in bepaalde landen of groepen beïnvloed wordt door de activiteiten van andere landen of groepen | VAARDIGHEID 3.5
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT: Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan
De leerling kan aan de
De leerling kan aan de
uitleggen hoe zijn leven
hand van voorbeelden
hand van voorbeelden
en dat van zijn
uitleggen hoe wat hij
uitleggen hoe het leven
klasgenoten beïnvloed
en anderen doen
van sommige groepen
wordt door handelingen
gevolgen kan hebben
binnen de school
van anderen. De
voor derden, en dat
positief of negatief
leerling kan ook
wat zij doen gevolgen
beïnvloed wordt door
vertellen over situaties
voor hem kan hebben.
handelingen van
waarin hij met anderen
De leerling kan ook
anderen. De leerling
dingen gedaan hebben
uitleggen hoe deze
kan dit verbreden naar
die een positief of
onderlinge
de gemeenschap
negatief effect op
afhankelijkheid werkt
waarin hij woont en
derden hebben gehad.
in zijn directe
kan voorbeelden geven
De leerling kan het
omgeving, maar is zich
van vergelijkbare
verband met de wereld
nog niet bewust van
onderlinge
in het algemeen nog
deze werking op een
afhankelijkheid in actie
niet leggen.
grotere schaal.
tussen groeperingen, volkeren en landen.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan een paar
Ik kan voorbeelden
Ik kan uitleggen hoe
voorbeelden geven van
geven van hoe mijn
bijna alles wat ik doe
hoe andere kinderen en
eigen leven en dat van
gevolgen heeft voor mijn
volwassenen in de school
anderen beter of slechter
omgeving en hoe hun
mijn leven prettiger of
gemaakt kan worden
acties ook weer gevolgen
minder prettig helpen
door wat we allemaal
kunnen hebben voor
maken. Ik kan ook
doen. Ik kan al een paar
mijzelf. Ik kan uitleggen
uitleggen dat mijn
voorbeelden geven van
hoe het gebied waar ik
vrienden en ik hetzelfde
hoe dit ook gebeurt
woon beïnvloed wordt
terug kunnen doen. Ik
tussen landen en
door anderen en hoe wij
vind het moeilijk te
groepen mensen die ver
andere gebieden in de
bedenken hoe anderen
uit elkaar wonen.
buurt beïnvloeden. Ik
het leven buiten de
kan uitleggen hoe dit
school prettige of minder
werkt tussen landen en
Prettig kunnen maken.
tussen mensen die ver uit elkaar wonen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn uit te leggen hoe het leven van de mensen in bepaalde landen of groepen beïnvloed wordt door de activiteiten van andere landen of groepen | VAARDIGHEID 3.5
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Bespreek aan het einde van de week wat in de klas (of in de school, als dat van toepassing is) gebeurd is, in het licht van de gevolgen voor anderen van bepaalde acties. Bespreek zowel de voordelige als nadelige gevolgen en bedenk tips voor de toekomst.
•
Voer een diepgaander onderzoek uit in de school. Bestudeer de gevolgen van de handelingen van de ene persoon voor een andere. Kies een persoon, bijvoorbeeld de conciërge. Wat voor gevolgen heeft wat hij doet voor ons. En wat voor gevolgen hebben wat wij doen voor hem? Probeer in te zien dat alle handelingen op de een of andere manier gevolgen hebben voor iemand ergens, en dat maar heel weinig wat we doen “neutraal” is.
•
Bedenk een gewenningsprogramma voor leerlingen die nieuw op school komen. Begin met te bedenken wat nieuwe leerlingen nodig zouden kunnen hebben en wat we dus moeten doen om dat te laten gebeuren.
•
Denk aan het soort samenleving waarin je zou willen wonen. Je zou je voor kunnen stellen dat je een nieuwe stad aan het bouwen bent of dat je de ontdekker van een nieuw land bent. Hoe zouden de bewoners van deze samenleving zich moeten gedragen en wat zouden zij moeten doen om hun doelen te bereiken?
•
Probeer deze ideeën over gevolgen te koppelen aan landen. Gebruik voorbeelden uit het nieuws of uit de IPC-units om de overeenkomsten tussen gevolgen op een persoonlijk niveau en op een nationaal of internationaal niveau te benadrukken.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn uit te leggen hoe het leven van de mensen in bepaalde landen of groepen beïnvloed wordt door de activiteiten van andere landen of groepen | VAARDIGHEID 3.5
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Blijf het idee van “gevolgen” versterken als deel van de cultuur van de klas of de school en dan specifiek de noodzaak om verantwoordelijk voor elkaar te zijn.
•
Bedenk een eenvoudig project dat gevolgen heeft voor de hele school, de lokale samenleving of iemand in die samenleving. Zo’n project zou te maken kunnen hebben met het ophalen van huisvuil, het verminderen van geluidsoverlast, hulp aan een bepaalde persoon, enzovoort.
•
Schrijf een persoonlijk dagboek waarin je ingaat op de positieve en soms negatieve gevolgen die, iets dat jij gedaan hebt, heeft gehad op mensen om je heen.
•
Bedenk nu voorbeelden die genoemd worden in het nieuws, plaatselijke gebeurtenissen of IPC-units om te kijken naar de gevolgen van acties van de ene groep voor een andere. Bekijk dit op een steeds grotere schaal. Zorg dat je er positieve, neutrale en negatieve gevolgen van dezelfde actie in betrekt.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.6
In staat zijn manieren te onderkennen waarop mensen tot wederzijds voordeel samenwerken
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Handelen (Wereldwijde ruilwinkel) Taak 3 kiezen de leerlingen een product dat in een land gemaakt wordt waar het hoofdkantoor van het bedrijf niet gevestigd is. Ze maken een lijst van redenen waarom zij denken dat dit zo is. Vervolgens onderzoeken de leerlingen of hun ideeën kloppen en welke redenen er werkelijk zijn om producten in bepaalde delen van de wereld te fabriceren. De leerlingen bedenken of deze redenen eerlijk zijn en of er sprake is van wederzijds voordeel, ook voor de consument. De leerlingen bestuderen zaken als productiekosten, werkgelegenheid, andere arbeidssectoren in de fabricerende landen en de prijs van het uiteindelijke product.
In De fysieke wereld (Energie, kracht, licht en geluid) Taak 1 onderzoeken de leerlingen een specifiek geval van internationale hulp dat te maken heeft met energie en het eigen land (hetzij als donor, hetzij als ontvanger). De leerlingen maken een verslag en bedenken of het totaaleffect gunstig of ongunstig is. Bij deze activiteit denken de leerlingen na over hoe verschillende volken en landen in zulke projecten samenwerken tot wederzijds voordeel.
In Moederland engkastland (Hier en nu, daar en toen) Taak 1 kijken de leerlingen naar twee landen die zij gedurende de hele unit bestudeerd hebben en proberen zo veel mogelijk manieren te bedenken waarop deze landen bij elkaar betrokken zijn en zijn geweest. Ze kijken naar conflicten en onenigheden, hoe deze opgelost werden, voorbeelden van samenwerking tussen de beide landen en hoe de landen tot wederzijds voordeel samenwerken. De leerlingen doen verslag van hun bevindingen en voegen hun persoonlijke mening toe over de twee landen en andere manieren waarop zij zouden kunnen samenwerken.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn manieren te onderkennen waarop mensen tot wederzijds voordeel samenwerken | VAARDIGHEID 3.6
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan andere
De leerling kan uitleggen,
De leerling kan uitleggen,
leerlingen om hulp vragen
hoe bij samenwerking, de
hoe samenwerking vaak
wanneer zij kennis,
resultaten voor elk van
meer resultaat oplevert
vaardigheden en inzichten
hen beter zijn dan
voor meer mensen dan
hebben die de leerling zelf
wanneer men individueel
wanneer deze individueel
niet heeft. Hij kan
gewerkt had. De leerling
gewerkt zouden hebben.
uitleggen hoe een groep
begint een verband te
Hij kan verbanden leggen
die samenwerkt betere
leggen met de
naar groeperingen die
resultaten kan verkrijgen
buitenwereld, maar heeft
actief zijn in de
dan wanneer elk van hen
moeite dit met
samenleving en van
alleen zou werken.
voorbeelden te
daaruit ook naar groepen
verduidelijken.
die landen en continenten overspannen, zoals liefdadigheidsgroepen of rampenfondsen.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik vind het prettig alleen
Ik vind het prettig om
Ik kan voorbeelden
te werken, maar het is
met klasgenoten te
geven van resultaten die
ook leuk in groepen te
werken, omdat we het
meestal beter zijn
werken.
vaak samen beter doen.
wanneer mensen
In een groep hebben we
Ik kan voorbeelden
vaak betere resultaten,
bedenken van hoe dit
omdat iedereen in iets
ook werkt in het gebied
anders goed is.
waar wij wonen. Ik heb nog geen voorbeelden van hoe dit zou kunnen werken tussen landen of mensen die ver van elkaar wonen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
samenwerken dan wanneer zij alleen werken. Die voorbeelden zijn van school, van het gebied waar ik woon, van mensen die ver uit elkaar wonen en van mensen in verschillende landen.
In staat zijn manieren te onderkennen waarop mensen tot wederzijds voordeel samenwerken | VAARDIGHEID 3.6
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Hang een motto of slogan over het thema van deze leerdoelen in de klas op en gebruik het ook. Een mogelijkheid is “Eén van ons is nooit zo goed als wij met z’n allen”.
•
Zorg ervoor dat je, als er belangrijke beslissingen in de klas genomen moeten worden, iedereen naar hun mening vraagt. Groepen mensen die smanewerken kunnen heel sterk zijn!
•
Bespreek hoe beslissingen op school genomen worden. Bijvoorbeeld, vraag na een teamvergadering aan je leerkracht om te vertellen over hoe gezamenlijke beslissingen op school genomen worden.
•
Denk terug aan activiteiten die beter werden als gevolg van de deelname van andere leerlingen.
•
Probeer aspecten van de samenleving te bedenken waarbij mensen samenwerken om dingen te verbeteren. Probeer bijvoorbeeld het aantal groepen vrijwilligers die samenwerken te achterhalen.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende •
Kijk naar verhalen in het nationale en internaionale nieuws die te maken hebben met hoe er op rampen gereageerd wordt. Het zal je opvallen hoe snel mensen samenkomen en hoe de bereidheid om samen te werken om anderen te helpen een natuurlijke reactie is.
•
Vraag je leerkracht je te vertellen over zijn leven en over de levens van kinderen en anderen waaruit blijkt dat samenwerken tot wederzijds voordeel vaker voorkomt dan de meeste mensen denken. Ga in tegen algemeen aanvaarde ideeën dat de wereld tegenwoordig “zelfzuchtig” is.
•
Bespreek de manier waarop je familie op internationaal niveau samenwerkt met anderen door aan liefdadigheid te schenken, door in andere landen te werken, enzovoort.
•
Gebruik het nieuws en IPC-units om een internationale organisatie, zoals bijvoorbeeld de Verenigde Naties, extra te belichten. Is het mogelijk om de voordelen te benoemen van de samenwerking die zij propageren zonder te willen zeggen dat zij perfect zijn?
•
Moedig samenwerkingsverbanden met scholen in andere landen aan. Deze kunnen in veel armere gebieden liggen dan de jouwe, maar dat hoeft niet. Kijk wat voor wederzijdse voordelen behaald kunnen worden en werk er een of twee uit.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
ACTIVITEITEN TER BEOORDELING VAN DE MILEPOST ALS GEHEEL Internationaal De ontwikkeling van internationaal begrip is zowel onderdeel van als een voortzetting van de individuele ontwikkeling. Het werk van het IPC in dit gebied van de ontwikkeling van jonge kinderen is sterk beïnvloed door een simpele bewering: Door met het “andere” te werken doen we een beroep op ons gevoel van eigenheid. Dit is belangrijk omdat de leerlingen, gedurende de gehele periode dat zij primair onderwijs volgen, zich nog op een zeer basaal niveau bevinden in het proces van vaststellen wie zij zijn. In Milepost 3 maken de leerlingen voor het eerst kennis met het idee dat de handelingen van individuën, groepen en landen gevolgen hebben op anderen en met het idee van samenwerking tot wedersijds voordeel. Deze ideeën en de vaardigheden die zij vereisen ontstijgen en omvatten die uit eerdere Mileposts. De eerdere vaardigheden vormen een belangrijk deel van de vaardigheden die in Milepost 3 geïntroduceerd worden. Net als bij de vaardigheden die in Milepost 2 geïntroduceerd werden, kan dit moeilijk zijn, zelfs voor volwassenen. Er moet voor gewaakt worden dat we van de leerlingen niet verwachten dat ze het ontwikkelingsniveau van 18-jarigen bereiken of, erger, het soort reacties na-apen dat een grotere volwassenheid suggereert dan er eigenlijk is. Tegen de tijd dat de Milepost afgerond wordt, zult u daarom de leerlingen bezig gezien hebben met de twee hierboven beschreven kernvaardigheden. Hopelijk hebt u bijgehouden hoe zij zich vanaf de Aanvangsfase tot Beheersingssfase ontwikkelden. U zult een belangrijke rol in deze ontwikkeling gespeeld hebben, aangezien u iedere leerling heeft kunnen adviseren op basis van wat u van hem gezien heeft. Dat is wat bedoeld wordt met Assessment for Learning en waarom het IPC Assessment for Learning-programma zo belangrijk is. Door naar deze ontwikkeling te kijken, kunt u beoordelen of een leerling over het algemeen in de Aanvangsfase, de Ontwikkelingsfase of de Beheersingssfase is bij elk van de belangrijkste internationale vaardigheden en wat het totale ontwikkelingsniveau van de leerling op het gebied van de internationale vaardigheden is. Het helpt om aan het eind van elke Milepost een algemene proef te doen om te zien hoe goed de leerlingen deze vaardigheden beheersen. Deze algemene proef is geen test. Het is een manier om uw eigen beoordeling te controleren door de leerlingen zonder enige interventie van uw kant een aantal activiteiten te laten uitvoeren. Aan het eind van Milepost 3 zult u zo veel mogelijk voorbeelden uit het echte leven willen gebruiken, hoewel voorbeelden uit fictie ook goed bruikbaar zijn. Gebruik echte voorvallen waarin gevolgen voor de ene groep zijn ontstaan door een andere, of waarin mensen of instellingen hebben samengewerkt, en betrek de leerlingen in een discussie daarover. Ook kunt u voorbeelden uit het echte leven gebruiken als kader voor een discussie met de leerlingen, waarbij ze zowel naar hun mening als naar mogelijke oplossingen gevraagd worden. Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
MP3
Assessment for learning Milepost 3 Muziek
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming.
VAARDIGHEID
3.4
In staat zijn gestemde en ongestemde instrumenten beheerst en ritmisch te bespelen
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Artistieke impressies van de wereld (Zo zien zij de wereld) Taak 3 luisteren de leerlingen naar de muziek van een impressionistiche componist zoals bijvoorbeeld Debussy. Ze denken na over hoe impressionistische componisten lichte geluidsaanzetten gebruiken om een indruk te geven in plaats van gecompliceerde en gedetailleerde stukken te schrijven. Vervolgens zoeken de leerlingen een impressionistisch schilderij dat zij gemaakt hebben uit. Ze bedenken hoe zij hierbij een impressionistisch stuk muziek kunnen componeren. De leerlingen zoeken de instrumenten die zij willen gebruiken uit, componeren en spelen hun muziekstuk met beheersing en ritmisch correct.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn gestemde en ongestemde instrumenten beheerst en ritmisch te bespelen | VAARDIGHEID 3.4
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling heeft weinig
De leerling heeft enige
De leerling bespeelt
beheersing en vindt het
beheersing en kan redelijk
gestemde en niet-gestemde
moeilijk ritme te houden
ritme houden wanneer hij
instrumenten met
wanneer hij gestemde en
gestemde en niet-
beheersing en correct
niet-gestemde
gestemde instrumenten
ritme. De leerling presteert
instrumenten bespeelt. De
bespeelt. Hij presteert
zowel in een groep als
leerling kan de leerkracht
beter als deel van een
alleen goed.
of een medeleerling
groep, maar begint ook
nadoen, maar kan niet op
alleen te werken.
zichzelf werken.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan een muziekstuk
Ik kan verschillende
Ik kan verschillende
naspelen als mijn
instrumenten bespelen
instrumenten goed
leerkracht of een andere
en het ritme volgen,
bespelen. Mijn muziek
leerling het eerst speelt.
maar soms moet mijn
klinkt meestal zoals ik het
leerkracht helpen om
wil.
Mijn leerkracht moet me veel helpen om mijn muziek net zo te laten
mijn muziek goed te laten klinken.
Ik vind in een groep en alleen muziek maken en
klinken als die van de
Ik vind het leuker in een
instrumenten bespelen
anderen.
groep te spelen, maar
beide even leuk.
speel ook wel eens
Mijn leerkracht zegt dat
Ik vind het niet leuk in m’n eentje te werken.
alleen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
mijn werk goed is.
In staat zijn gestemde en ongestemde instrumenten beheerst en ritmisch te bespelen | VAARDIGHEID 3.4
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Werk in een groepje van drie of vier leerlingen. Ga in een kring zitten met elk hetzelfde instrument. Speel om de beurt een kort ritmisch stukje (vijf of zes noten). De andere leerlingen herhalen het stukje op hun instrumenten, eerst als groep en daarna ieder apart. Iedere leerling krijgt een beurt bij zowel het voorspelen als herhalen.
•
Doe dit nog een keer. En deze keer probeer je een extra noot of twee aan het muziekstukje toe te voegen. Kunnen alle leerlingen het correct naspelen?
•
Kies een van de stukken die jullie gespeeld hebben. Probeer dit nu als groep vijf keer achter elkaar en zonder te stoppen te spelen. Moeten jullie oefenen voordat dit lukt?
•
Probeer hetzelfde muziekstuk met andere instrumenten te spelen. Probeer een xylofoon, trommel, blokfluit, enzovoort. Kunnen jullie het ritme vasthouden, ook al klinken de instrumenten anders?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Help andere leerlingen door het ritme voor ze vast te houden, bijvoorbeeld met behulp van een trommel.
•
Probeer meer noten te gebruiken. Gebruik niet alleen de noten die je altijd gebruikt – gebruik ook noten hoger en lager op de toonladder. Kun je het ritme nog altijd vasthouden?
•
Als je een kort muziekstuk speelt, probeer het dan twee of drie keer zonder te stoppen te spelen.
•
Vraag een klasgenoot te luisteren als je muziek speelt. Houd je je aan het ritme of ga je te snel of te langzaam?
•
Als je in een groep muziek gemaakt hebt, probeer hetzelfde stuk dan ook alleen te spelen. Heb je hulp nodig om te weten hoe het stuk ging?
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.5
In staat zijn als onderdeel van een ensemble op te treden
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Gevoelens Taak 1 luisteren de leerlingen naar allerlei muziek uit het gastland en het thuisland. De leerlingen denken na over hoe de componisten de muziek en de tekst gebruiken om een sfeer op te roepen of gevoelens te beschrijven. Met gebruikmaking van verschillende instrumenten werken de leerlingen samen om geluiden te creëren die verschillende gevoelens weergeven. Per groepje voegen de leerlingen hun geluiden samen en voeren die voor de rest van de klas uit.
In Artistieke impessies (Zo zien zij de wereld) Taak 4 componeren de leerlingen een stuk ensemblemuziek in impressionistische stijl om een impressionistisch kunstwerk dat een van de leerlingen gemaakt heeft te complementeren. De leerlingen bespreken hun ideeën en kiezen toepasselijke instrumenten voor hun compositie. Elke groep neemt hun muziekstuk op en speelt het af bij het kunstwerk dat de inspiratie ervoor vormde.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn als onderdeel van een ensemble op te treden | VAARDIGHEID 3.5
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling vindt het
De leerling kan in een
De leerling kan goed in een
moeilijk in een groep te
ensemble meespelen,
groep meespelen en toont
spelen en vergeet vaak
maar speelt vaak in het
zich bewust van ieders
wat er van hem verwacht
verkeerde tempo of speelt
aandeel in het proces.
wordt. Hij wil niet graag
verkeerde noten.
meedoen en werkt liever alleen.
De leerling doet erg goed zijn best, maar heeft daarbij nog begeleiding nodig.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik vind het niet leuk met
Ik vind het leuk in een
Ik vind het leuk in een
een groep mee te spelen.
groep te spelen, maar
groep te spelen en speel
vergeet soms wat ik
meestal mijn deel goed.
Ik vergeet vaak wat ik moet doen en wanneer ik moet spelen. Mijn leerkracht helpt me veel.
moet spelen en wanneer ik het moet spelen. Ik ben hard aan het oefenen om beter te worden. Mijn leerkracht helpt me daar een beetje bij.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
Ik kan de muziek makkelijk volgen en weet wanneer anderen ook iets moeten spelen.
In staat zijn als onderdeel van een ensemble op te treden | VAARDIGHEID 3.5
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Speel een muziekstuk samen met een klasgenoot. Speel dezelfde muziek samen en speel ieder hetzelfde instrument. Blijf het oefenen tot jullie het goed samen kunnen spelen.
•
Vraag er een andere leerling bij. Probeer hetzelfde muziekstuk nu weer te spelen, misschien met een ander instrument erbij. Is het moeilijker om het stuk goed uit te voeren?
•
Neem jullie muziek op. Speel het af en luister goed naar hoe het klinkt. Spelen jullie het helemaal juist, op het goede tempo, volgens het juiste ritme, enzovoort? Speel de muziek nu nogmaals en neem hem weer op. Zijn jullie beter geworden?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende •
Kies een instrument dat je leuk vindt en goed kan bespelen als je in een groepje werkt. Zodoende kun je je goed op de muziek concentreren, in plaats van op hoe je het instrument moet bespelen.
•
Vraag je leerkracht je commentaar te geven op hoe je speelt. Kan hij je helpen de noten te onthouden of je helpen met de momenten waarop je moet spelen?
•
Probeer muziekstukken te spelen die je goed kent. Is het makkelijker te onthouden wat je moet spelen en wanneer je dat moet doen?
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.7
In staat zijn muziekstukken te componeren door muzikale elementen binnen een bepaalde structuur te combineren
DRAAIBOEK – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In de Verdiepingsactiviteit van Artistieke impressies (Zo zien zij de wereld) werken de leerlingen in tweetallen en zij kiezen een persoon, plaats of ervaring als thema of inspiratiebron voor een compositie. Vervolgens houden de leerlingen een brainstorm en improviseren zij met geluiden die het thema weergeven. De leerlingen gebruiken meerdere instrumenten om hun compositie met meersporenapparatuur op te nemen. Vervolgens maken de leerlingen een tweede spoor en nemen dat over het eerste spoor op. Dan spelen de leerlingen de opname af en luisteren naar de gecombineerde lagen van muziek. Ze maken aanpassingen en nemen meerdere sporen op om zo een gelaagde compositie voor hun thema op te bouwen.
In Ontwikkeling (De prijs van vooruitgang) Taak 1 werken de leerlingen in een groep aan een muzikale compositie van een natuurscène of stemming om weer te geven hoe zij zich voelen in een plaatselijk rustig of landelijk gebied. De leerlingen zorgen ervoor dat hun muziekstuk een begin, midden en einde heeft. Zij kiezen instrumenten en geluiden die het thema weergeven. De leerlingen oefenen hun muziekstuk voordat zij het voor de rest van de klas uitvoeren.
In Gevoelens Taak 2 werken de leerlingen in kleine groepjes om een muziekstuk te maken dat een verhaal vertelt. De leerlingen beslissen welk verhaal zij willen vertellen en hoe de structuur van de muziek dit kan uitbeelden. Ze beslissen welke instrumenten en stijl het meest geschikt zijn voor hun thema. Zij oefenen hun muziekstuk voordat zij het voor de rest van de klas ten gehore brengen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn muziekstukken te componeren door muzikale elementen binnen een bepaalde structuur te combineren | VAARDIGHEID 3.7
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling toont weinig
De leerling toont fantasie
De leerling toont fantasie in
fantasie als hij muziek
in zijn werk, maar vindt
zijn werk en kan stukken
componeert en speelt
het moeilijk muzikale
componeren die muzikale
alleen als hij dat direct
elementen te combineren
elementen binnen een
opgedragen wordt.
zonder begeleiding van de
structuur met succes
leerkracht.
combineren.
De leerling kan muzikale elementen niet
De leerling
combineren en schrijft
experimenteert met enig
zeer simpele stukjes met
succes met verschillende
hulp van de leerkracht.
instrumenten en geluiden
De leerling gebruikt veel verschillende instrumenten en geluiden in zijn werk.
in zijn composities.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik vind het prettig als
Ik houd van muziek
Ik houd van muziek
mijn leerkracht me
bedenken, maar soms
bedenken en verschillende
precies zegt wat ik moet
helpt mijn leerkracht me
instrumenten tegelijkertijd
doen.
mijn ideeën wat te
te gebruiken in een
veranderen als ik meer
muziekstuk.
Ik vind zelf muziek bedenken niet leuk, en kan bijna nooit iets bedenken om te doen.
dan één instrument of geluid gebruik. Ik vind het leuk om verschillende instrumenten en geluiden te proberen en soms klinkt dat heel goed!
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
Mijn leerkracht zegt dat mijn werk heel goed is.
In staat zijn muziekstukken te componeren door muzikale elementen binnen een bepaalde structuur te combineren | VAARDIGHEID 3.7
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Kies een instrument dat je nog niet eerder hebt bespeeld. Vraag een andere leerling die het wel eerder bespeeld heeft je te laten zien hoe je het moet bespelen en welke geluiden het kan maken. Kun je de ander het gebruik van een instrument dat hij nog niet eerder bespeeld heeft laten zien?
•
Als je instrumenten uitzoekt, werk dan samen met een klasgenoot Hebben jullie dezelfde ideeën over welke instrumenten en geluiden jullie willen gebruiken? Controleer dit met je leerkracht.
•
Vraag je leerkracht je meer te vertellen over het soort muziek dat je gaat maken. Welke geluiden komen erin voor? Uit welke instrumenten kun je kiezen. Maak een keuze met dit advies en experimenteer.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Als je een instrument kiest, denk dan aan de laatste keer dat je dit instrument bespeelde. Was dat niet zo lang geleden? Kies dan een ander instrument.
•
Als je een muziekstuk componeert, probeer dan veel verschillende instrumenten te gebruiken. Welke zijn het meest geschikt voor je opdracht? Kies niet zomaar een instrument omdat het er nu eenmaal is of omdat je weet hoe je het moet bespelen. Experimenteer met verschillende instrumenten en geluiden en kies de beste daarvan.
•
Werk samen met andere leerlingen. Vertel over je ideeën. En leg ook uit waarom je vindt dat een bepaald instrument of geluid de beste keuze is. Zijn de anderen het met je eens? Kunnen jullie als groep besluiten wat er gebruikt gaat worden en hoe?
•
Probeer verschillende instrumenten en geluiden toe te voegen aan een muziekstuk dat je goed kunt spelen. Speel het nu voor een andere leerling of een groep. Wat vinden zij van je compositie?
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
ACTIVITEITEN TER BEOORDELING VAN DE MILEPOST ALS GEHEEL Muziek Tegen de tijd dat de Milepost afgerond wordt, zult u de leerlingen veel met muziek bezig hebben gezien. Hopelijk hebt u bijgehouden hoe zij zich vanaf de Aanvangsfase tot Beheersingssfase ontwikkelden. Die ontwikkeling is waarschijnlijk niet rechtlijnig geweest. Leerlingen, zoals wij allemaal, ontwikkelen zich in het oefenstadium soms in een geheel andere richting, maar er zal toch een algemene tendens waarneembaar zijn. U zult een belangrijke rol in deze ontwikkeling gespeeld hebben, aangezien u iedere leerling heeft kunnen adviseren op basis van wat u van hem gezien heeft. Dat is wat bedoeld wordt met Assessment for Learning en waarom het IPC Assessment for Learning-programma zo belangrijk is. Door naar deze ontwikkeling te kijken, kunt u beoordelen of een leerling over het algemeen in de Aanvangsfase, de Ontwikkelingsfase of de Beheersingssfase is bij elk van de belangrijkste vaardigheden van muziek en wat het totale ontwikkelingsniveau van de leerling op het gebied van de vaardigheden van muziek is. Het helpt om aan het eind van elke Milepost een algemene proef te doen om te zien hoe goed de leerlingen als musicus zijn. Deze algemene proef is geen test. Het is een manier om uw eigen beoordeling te controleren door de leerlingen zonder enige interventie van uw kant een aantal activiteiten te laten uitvoeren. Als u, de leerlingen bij het uitvoeren van deze activiteiten observerende, concludeert dat uw beoordeling onjuist is geweest, dan zou u de leerlingen nog een andere activiteit kunnen geven. Echter, twee dagen met activiteiten leveren niet beter bewijs op dan leerlingen twee jaar nauwlettend observeren. Uiteindelijk zult u uw oordeel moeten baseren op al het bewijsmateriaal dat u hebt en niet een klein deel daarvan. Probeer de activiteit ter bevestiging van de beoordeling aan het einde van de Milepost zo leuk mogelijk te maken. Laat de leerlingen hun eigen activiteiten bedenken. Een paar suggesties. •
Organiseer een muziekmiddag. De leerlingen zouden ‘s ochtends korte muziekstukken die zij gedurende de Milepost gecomponeerd hebben kunnen oefenen of nieuwe composities kunnen maken. ’s Middags volgt dan een “concert” voor de ouders, andere klassen en leerkrachten. De kinderen zouden een programma kunnen opstellen, waarin ze de titels van hun muziekstukken vermelden en de partituren (in symbolen) tonen.
•
De leerlingen zouden een “Instrumentengids” kunnen samenstellen voor de leerlingen die volgend jaar Milepost 3 volgen. De leerlingen zouden een korte brochure kunnen maken van alle instrumenten die er op school zijn, met daarbij hun composities en informatie over hoe bepaalde geluidseffecten met elk instrument verkregen kunnen worden. De leerlingen zouden ook opnames van hun eigen composities kunnen bijvoegen om als inspiratie voor andere leerlingen te dienen.
• Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
MP3
•
De leerlingen zouden een favoriet klassenverhaal of een filmfragment kunnen kiezen en daar als klas muziek bij componeren ter begeleiding. U zou een opname van die compositie kunnen maken en in een andere klas afspelen om feedback te krijgen in hoeverre de muziek passend is.
Elk van deze activiteiten doet een beroep op een aantal vaardigheden dat aandacht heeft gehad in de loop van deze Milepost. Laat de leerlingen hun activiteiten uitvoeren. Observeer ze zorgvuldig. Vergelijk wat u ziet met de beoordeling die u op basis van het bewijsmateriaal aan het einde van de Milepost hebt gemaakt.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
Assessment for learning Milepost 3 Lichamelijke opvoeding
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming.
VAARDIGHEID
3.5
In staat zijn hun eigen prestaties te plannen
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Levende dingen en de ruimte (Een missie naar Mars) Taak 1 plannen de leerlingen een reeks oefeningen die zij zouden kunnen doen in de beperkte ruimte van een spaceshuttle. De leerlingen kijken naar wat austronauten nu doe aan oefeningen en onder welke omstandigheden zij deze doen bij, bijvoorbeeld, het ontbreken van zwaartekracht. De leerlingen ontwikkelen een serie oefeningen die zij aan de rest van de klas voordoen.
In Artistieke impressies (Zo zien zij de wereld) Taak 2 plannen de leerlingen een uitvoering van een dans uit het eigen land of het gastland. Zij kiezen er geschikte muziek bij en oefenen de bewegingen individueel en als deel van de groep voordat zij de dans voor de rest van de klas uitvoeren.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn hun eigen prestaties te plannen | VAARDIGHEID 3.5
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
Met behulp van de
De leerling kan zonder
De leerling kan zonder hulp
leerkracht kan de leerling
hulp een soepel lopende
een goed gebalanceerde
een soepel lopende
voorstelling plannen. Deze
voorstelling plannen. De
voorstelling plannen. De
voorstelling heeft een
leerling kan met een
leerling kan de planning
duidelijk begin, midden en
partner of een kleine groep
late zien door de
eind. De leerling kan zijn
samenwerken om een
startpositie, het midden
werk aanpassen om
voorstelling te creëren. De
en het eind te laten zien.
tegemoet te komen aan
voorstelling toont aandacht
Hij is mogelijk in staat de
de behoeften van een
voor details.
plannen aan te passen om
partner of andere
tegemoet te komen aan
leerlingen
de behoeften van een partner of andere leerlingen.
KLASSERING VOOR DE LEERLING:
Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan een korte
Ik vind het leuk
Ik kan een voorstelling
voorstelling plannen,
voorstellingen te plannen
met veel verschillende
maar vraag vaak aan
en kan dit zonder hulp.
bewegingen plannen,
mijn leerkracht me
Ik zorg dat mijn
voor mijzelf of met
hierbij te helpen.
voorstelling een begin,
andere leerlingen.
Ik vind het leuk voorstellingen te
een midden en een eind heeft.
plannen. Ik zorg ervoor
Mijn leerkracht zegt dat
dat mijn voorstelling een
mijn voorstelling goed
begin, een midden en
loopt.
een eind heeft.
Als ik het met een andere leerling of een groepje moet doen, kan ik mijn voorstelling veranderen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
Mijn leerkracht zegt dat ik het niet beter zou kunnen doen.
In staat zijn hun eigen prestaties te plannen | VAARDIGHEID 3.5
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Oefen in het samenvoegen van drie verschillende bewegingen. Welke bewegingen ga je er tussenvoegen? Waarom heb je voor deze bewegingen gekozen? Probeer nu een vierde beweing aan de serie toe te voegen. En een vijfde. Probeer telkens te bedenken waarom je voor bepaalde bewegingen kiest. Wat probeer je met je bewegingen te laten zien?
•
Oefen een serie bewegingen met verschillende snelheiden en niveaus. Werk samen met een klasgenoot en laat elkaar korte series bewegingen met verschillende snelheden zien. Kun je elkaars bewegingen kopiëren en uitleggen hoe je bepaalde bewegingen maakt en waarom je ze maakt?
•
Oefen samen met een klasgenoot of een groepje het plannen van een voorstelling met ten minste drie verschillende bewegingen en evenwichtsposities.
•
Laat aan de leerkracht zien hoe je apparatuur kunt gebruiken om beter te presenteren. Kun je apparatuur als onderdeel van je voorstelling gebruiken?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende •
Oefen in het samenvoegen van drie verschillende bewegingen. Welke bewegingen ga je er tussenvoegen? Waarom heb je voor deze bewegingen gekozen? Probeer nu een vierde beweing aan de serie toe te voegen. En een vijfde. Probeer telkens te bedenken waarom je voor bepaalde bewegingen kiest. Wat probeer je met je bewegingen te laten zien?
•
Oefen een serie bewegingen met verschillende snelheiden en niveaus. Werk samen met een klasgenoot en laat elkaar korte series bewegingen met verschillende snelheden zien. Kun je elkaars bewegingen kopiëren en uitleggen hoe je bepaalde bewegingen maakt en waarom je ze maakt?
•
Oefen samen met een klasgenoot of een groepje aan het plannen van een voorstelling met ten minste drie verschillende bewegingen en evenwichtsposities.
•
Laat aan de leerkracht zien hoe je apparatuur kunt gebruiken om beter te presenteren. Kun je apparatuur als onderdeel van je voorstelling gebruiken?
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.6
In staat zijn deel te nemen aan sporten met kleine teams
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Levende dingen en de ruimte (Een missie naar Mars) Taak 2 bedenken de leerlingen een teamsport voor kleine teams dat in de beperkte ruimte van een spaceshuttle gespeeld zou kunnen worden (rekening houdend met beperkt materiaal, weinig ruimte en de zwaartekracht). De leerlingen bedenken regels en afspraken voor hun sport, voordat ze deze aan de rest van de klas leren. Bij deze activiteit hebben de leerlingen de gelegenheid elkaar dingen te leren en deel te nemen aan een teamsport voor kleine teams.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn deel te nemen aan sporten met kleine teams | VAARDIGHEID 3.6
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan basale
De leerling kan basale
De leerling beheerst
vaardigheden in een
vaardigheden in een
basale vaardigheden in
oefensituatie uitvoeren. In
oefen- en spelsituatie
een oefen- en
een spelsituatie worden
uitvoeren. In toenemende
spelsituatie. In spel zal de
de vaardigheden met
mate weet de leerling ook
leerling meestal de juiste
minder beheersing
de juiste beslissingen te
beslissingen nemen over
uitgevoerd. De leerling
nemen over wat volgt en
wat hij vervolgens moet
neemt vaak de verkeerde
is zich ervan bewust dat
doen. De leerling toont
beslissing als hij moet
zijn acties gevolgen
samen te kunnen werken
kiezen wat nu te doen. De
hebben voor het hele
met anderen in een team.
leerling vindt de
team. Met aanwijzingen
De leerling kan suggesties
strategische aspecten van
van de leerkracht of een
aandragen over hoe het
een spel moeilijk en is
teamlid kan de leerling
team beter zou kunnen
zelden op de juiste plek
specifieke bewegingen
presteren. De leerling is
op het juiste moment.
maken.
meestal op de juiste plek op het juiste moment, daarmee goed inzicht tonend.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik word al beter in
Ik ben goed in
Ik ben goed in
teamsporten. Ik vind het
teamsporten. Meestal
teamsporten. Ik ben
makkelijker als we alleen
weet ik in een spel wat ik
steeds beter gaan spelen
oefenen, want dan
moet doen en meestal
en ik kan het nu echt
verwacht niemand iets
doe ik dat goed. Mijn
goed. Ik vind het leuk
van me. In het spel
leerkracht en
onze volgende zet te
maak ik soms foutjes,
teamgenoten helpen me
plannen. Soms help ik
maar mijn leerkracht en
soms. Ik weet dat
teamgenoten en zeg ze
teamgenoten helpen me.
iedereen in het team
waar ze moeten staan en
meehelpt.
wat ze dan moeten doen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn deel te nemen aan sporten met kleine teams | VAARDIGHEID 3.6
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende • Speel een “vriendschappelijk” spel, in plaats van één waarbij gewonnen moet worden. Neemt dit iets van de spanning weg? • Probeer eens een andere positie in het veld te spelen. In welke posities ben je het beste? • Zorg dat je de regels van het spel goed kent. Als je het niet zeker weet, vraag het dan aan je leerkracht of je teamgenoten. • Vraag een andere leerling in je team je te helpen. Vraag hem wat je zou moeten doen en of je op de juiste plaats staat. • Oefen je vaardigheden zo vaak als je kan. Naarmate je zekerder van jezelf wordt, zou je minder spanning moeten voelen in een spelsituatie.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende • Bedenk, voordat je met het teamspel begint, samen met de anderen een paar bewegingen of taktieken waardoor het team beter gaat spelen. Bijvoorbeeld, je zou passeertechnieken kunnen bedenken bij een balsport of -spel. Bedenk ook hoe jouw rol hierin gevolgen heeft voor het succes van het team als geheel. • Denk niet alleen aan jouw positie of rol in het team. Zorg dat je de rollen van alle anderen weet (verdediger, aanvaller, enzovoort), zodat je begrijpt hoe het team als geheel werkt. • Bedenk hoe goed jij je rol in het team vervult. Doe je allen wat je moet doen of juist meer of minder? Concentreer je op je rol en vraag anderen als je er niet zeker van bent. • Kijk naar de rest van je team. Staat iedereen op de juiste plaats en doet iedereen wat hij hoort te doen? Vraag je leerkracht om een “Time out” zodat je met de rest van het team kunt bespreken wat iedereen aan het doen is.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.10
In staat zijn hun eigen prestaties te verfijnen en te verbeteren door te begrijpen wat daarvoor noodzakelijk is
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Artistieke impressies (Zo zien zij de wereld) Taak 2 werken de leerlingen met een traditionele dans uit het eigen land of het gastland. De leerlingen bestuderen de soorten bewegingen die ervoor nodig zijn, de gezichtsuitdrukkingen, de kleding, enzovoort. De leerlingen oefenen vergelijkbare bewegingen en voeren een dans uit in een soortgelijke stijl. De leerlingen kijken terug op hun voorstelling en bedenken hoe zij die zouden kunnen verbeteren om hem meer te doen lijken op de traditionele dans die de inspiratie vormde. De andere leerlingen geven ook feedback om hen te helpen hun uitvoering verder te verfijnen. Bij deze activiteit hebben de leerlingen de gelegenheid naar video’s en andere mediaweergaven van traditionele dansen te kijken om hen te helpen begrijpen wat zij moeten doen en welke bewegingen zij moeten maken om hun eigen dansen te maken.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn hun eigen prestaties te verfijnen en te verbeteren door te begrijpen wat daarvoor noodzakelijk is | VAARDIGHEID 3.10
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan de criteria
De leerling weet wat hij
De leerling weet hoe hij zijn
die de leerkracht geeft
goed doet en op welke
prestatie kan verbeteren of
toepassen om de eigen
punten hij zou kunnen
verfijnen. De leerling weet
techniek te
verbeteren. Hij kan een
welke bewegingen en
becommentariëren. Hij
paar manieren aangeven
handelingen vereist zijn
kan uitleggen welke
waarop zijn bewegingen
voor bepaalde activiteiten
bewegingen het meest
verbeterd of verfijnd
en heeft weinig of geen
geschikt zijn voor
zouden kunnen worden.
hulp nodig bij het
verschillende situaties. De
Hierbij heeft de leerling
verbeteren of verfijnen van
leerling kan zelf criteria
wat hulp van de
zijn werk.
voorstellen voor
leerkracht nodig. Dat leidt
verbetering en verfijning
tot een verbetering van
van zijn bewegingen,
zijn werk.
maar heeft moeite met de implementatie.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Mijn leerkracht helpt me
Ik weet welke
Ik weet welke bewegingen
te bedenken wat ik zou
bewegingen ik goed kan
ik goed kan. Als ik vind
moeten veranderen om
en welke ik meer moet
dat ik een beweging niet
mijn bewegingen beter
oefenen. Ik heb wel
goed kan, probeer ik
te maken. Ik weet welke
ideeën hoe ik beter zou
verschillende manieren om
bewegingen ik moet
kunnen worden.
er beter in te worden.
maken, maar vind het moeilijk ze goed te doen.
Mijn leerkracht geeft me vaak nog meer ideeën.
Meestal vraag ik niet om hulp.
Als ik die ideeën gebruik
Mijn leerkracht zegt dat ik
om mijn bewegingen te
het goed doe.
veranderen, wordt mijn werk beter.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn hun eigen prestaties te verfijnen en te verbeteren door te begrijpen wat daarvoor noodzakelijk is | VAARDIGHEID 3.10
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Kijk naar een andere groep die oefent – kun je er één goede beweging uithalen die zij doen? Kijk goed naar hoe die beweging wordt uitgevoerd. Denk aan dingen als lichaamspositie, snelheid, evenwicht, enzovoort. Vraag een leerling die de beweging beheerst het langzaam voor te doen Herhaal de beweging en bouw de snelheid op naarmate je het beter kan. Vraag aan een andere leerling je te observeren – vindt hij dat je het goed kan, of kan hij je aanwijzingen geven hoe je het beter zou kunnen?
•
Kijk naar een andere groep die oefent – kun je er één beweging uithalen waarvan je vindt dat die op een andere manier effectiever uitgevoerd zou kunnen worden? Bespreek met de groep hoe jij denkt dat dit beter zou kunnen. Leg uit waarom jouw ideeën effectiever zijn. Laat zien hoe jij de beweging zou uitvoeren en leer dat aan de andere leerlingen. Welke manier vindt de hele groep het meest effectief?
•
Werk in een klein groepje. Elk kind kiest een beweging die hij goed kan en een die hij erg moeilijk vindt om te doen. Laat elkaar de bewegingen zien die je goed kunt. Leer anderen hoe zij die beter kunnen doen – zijn er verschillende manieren om dezelfde bewegingen uit te voeren die even effectief zijn? Doe nu de bewegingen die je moeilijk vindt. Kunnen anderen in je groep je helpen hier beter in te worden?
•
Bedenk altijd waarom je een bepaalde beweging op een bepaalde manier uitvoert. Wat is het doel van de beweging? Probeer begrip te ontwikkelen waarom een beweging of handeling nodig is voordat je je bezighoudt met hoe goed je die kan uitvoeren.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn hun eigen prestaties te verfijnen en te verbeteren door te begrijpen wat daarvoor noodzakelijk is | VAARDIGHEID 3.10
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende • Werk samen met dezelfde leerling gedurende een aantal gymlessen. Kijk naar elkaars werk en maak aantekeningen van wat jullie elk goed doen en op welke punten jullie zouden kunnen verbeteren. Nadat jullie elkaar in de les bezig hebben gezien, lopen jullie dit lijstje af. Kun je elkaar helpen met ideeën hoe je zou kunnen verbeteren? Kan een van jullie bepaalde bewegingen beter dan de ander? Kun je het elkaar voordoen of elkaar advies geven hoe je het beter zou kunnen doen, of moet je een ander tweetal om hulp vragen? • Als je klaar bent met een gymactiviteit, denk dan na over hoe goed je die gedaan hebt. Denk aan de dingen die je beter zou kunnen doen. Oefen deze specifieke dingen voor de volgende gymactiviteit. Denk na over hoe goed je het nu gedaan hebt. Ging het beter nu dat je geoefend had? Zijn er andere dingen die je zou kunnen proberen om je bewegingen verder te verfijnen? Praat met andere leerlingen over je ideeën. • Zorg dat je weet wat jouw rol is in de activiteit die je gaat doen en wat er van je verlangd wordt. Bedenk waarom je elk van de bewegingen moet maken en wat het doel ervan is. Waarom is het belangrijk dat je ze goed of op een bepaalde manier uitvoert? Wat zou er gebeuren als je ze niet zo goed uitvoert?
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
ACTIVITEITEN TER BEOORDELING VAN DE MILEPOST ALS GEHEEL Lichamelijke oefening
Tegen de tijd dat de Milepost afgerond wordt, zult u de leerlingen veel met lichamelijke oefening bezig hebben gezien. Hopelijk hebt u bijgehouden hoe zij zich vanaf de Aanvangsfase tot Beheersingssfase ontwikkelden. Die ontwikkeling is waarschijnlijk niet rechtlijnig geweest. Leerlingen, zoals wij allemaal, ontwikkelen zich in het oefenstadium soms in een geheel andere richting, maar er zal toch een algemene tendens waarneembaar zijn. U zult een belangrijke rol in deze ontwikkeling gespeeld hebben, aangezien u iedere leerling heeft kunnen adviseren op basis van wat u van hem gezien heeft. Dat is wat bedoeld wordt met Assessment for Learning en waarom het IPC Assessment for Learning-programma zo belangrijk is. Door naar deze ontwikkeling te kijken, kunt u beoordelen of een leerling over het algemeen in de Aanvangsfase, de Ontwikkelingsfase of de Beheersingssfase is bij elk van de belangrijkste vaardigheden van lichamelijke oefening en wat het totale ontwikkelingsniveau van de leerling op het gebied van de vaardigheden van lichamelijke oefening is. Het helpt om aan het eind van elke Milepost een algemene proef te doen om te zien hoe goed de leerlingen als gymnast zijn. Deze algemene proef is geen test. Het is een manier om uw eigen beoordeling te controleren door de leerlingen zonder enige interventie van uw kant een aantal activiteiten te laten uitvoeren. Als u, de leerlingen bij het uitvoeren van deze activiteiten observerende, concludeert dat uw beoordeling onjuist is geweest, dan zou u de leerlingen nog een andere activiteit kunnen geven. Echter, twee dagen met activiteiten leveren niet beter bewijs op dan leerlingen twee jaar nauwlettend observeren. Uiteindelijk zult u uw oordeel moeten baseren op al het bewijsmateriaal dat u hebt en niet een klein deel daarvan. Probeer de activiteit ter bevestiging van de beoordeling aan het einde van de Milepost zo leuk mogelijk te maken. Organiseer een sportdag en laat de leerlingen hun eigen activiteiten bedenken. Een paar suggesties. • Organiseer een sportdag. De leerlingen kunnen deelnemen aan activiteiten die bepaalde vaardigheden van ze vragen, zoals werpcompetities, hardloopwedstrijden, teamsporten en dergelijke. U kunt hierin de gehele school en leerlingen van iedere Milepost betrekken. • Houd een mini-Olympiade. De leerlingen worden ingedeeld in teams die bepaalde delen van de wereld vertegenwoordigen. Neem een paar dagen de tijd om uit te zoeken welke sporten op de Olympische Spelen vertegenwoordigd zijn en maak hieruit een keuze. De leerlingen kunnen gekleed gaan in teamkleuren die gerelateerd zijn aan de landen die zij “vertegenwoordigen”. De mini-Olympiade kan een middag duren maar ook een hele week en de hele school en leerlingen van iedere Milepost kunnen erbij betrokken worden. Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
MP3
• • Besteed een middag aan dans. De leerlingen kunnen een dans uit een bepaald deel van de wereld leren en uitvoeren voor de andere leerlingen. Elk van deze activiteiten doet een beroep op een aantal vaardigheden dat aandacht heeft gehad in de loop van deze Milepost. Laat de leerlingen hun activiteiten uitvoeren. Observeer ze zorgvuldig. Vergelijk wat u ziet met de beoordeling die u op basis van het bewijsmateriaal aan het einde van de Milepost hebt gemaakt.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
Assessment for learning Milepost 3 Natuur
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming.
VAARDIGHEID
3.2
In staat zijn wetenschappelijk onderzoek uit te voeren door wetenschappelijke vragen te stellen
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Aardrijkskunde: The Big Picture (Hoe ziet onze wereld eruit?) Taak 2 voeren de leerlingen wetenschappelijk onderzoek uit op materialen die gebruikt worden om warm, droog, koel, enzovoort te blijven. De leerlingen werken in kleine groepjes om wetenschappelijke vragen te formuleren die zij zullen gaan onderzoeken, waaronder of sommige materialen betere isolerende kwaliteiten hebben dan andere, welke materialen de beste zonbescherming vormen, enzovoort. De leerlingen maken een keuze welke vraag zij zullen beantwoorden. Ze plannen hun onderzoek en voeren het uit.
In Bewijzen onderzoeken (De onderzoekers) Taak 8 stellen de leerlingen wetenschappelijke vragen over in hoeverre de temperatuur van water bepaalt hoe snel suiker of zout erin opgelost wordt. De leerlingen overwegen hoe zij de toets eerlijk kunnen laten verlopen, welke bak en welk eventueel ander materiaal zij zullen gebruiken, enzovoort, voordat zij hun onderzoek uitvoeren.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn wetenschappelijk onderzoek uit te voeren door wetenschappelijke vragen te stellen | VAARDIGHEID 3.2
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling weet dat
De leerling weet dat
De leerling kan zonder hulp
wetenschappelijk
wetenschappelijk
vragen bedenken die hij
onderzoek ontstaat uit
onderzoek ontstaat uit
later door onderzoek kan
vragen die een antwoord
vragen die een antwoord
beantwoorden. Deze
behoeven. Hij kan vragen
behoeven. De leerling kan
vragen zijn gebaseerd op
van anderen onderzoeken.
zelf vragen voor een
zijn kennis van en eerdere
Soms stelt de leerling zelf
onderzoek stellen, hoewel
ervaring met het
een onderzoeksvraag.
sommige aspecten ervan
onderwerp.
mogelijk niet onderzocht kunnen worden.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik weet dat, als we een
Ik weet dat, als we een
Ik weet dat een
onderzoek doen, we
onderzoek doen, we
onderzoek moet
beginnen met het stellen
beginnen met het stellen
beginnen met het stellen
van vragen. Dan
van vragen. Dan
van goede vragen. Ik
bekijken we of we die
bekijken we of we die
kan veel van dat soort
kunnen beantwoorden.
kunnen beantwoorden.
vragen bedenken. En als
De laatste tijd bedenk ik
Ik kan een aantal vragen
ik ze bedenk, denk ik
ook zelf wel eens zo’n
bedenken en meestal
ook aan wat ik al over
vraag, maar meestal
vindt iedereen die goed.
het onderwerp dat we
helpen mijn leerkracht of
Maar soms lukt het
onderzoeken heb
anderen me daarbij.
onderzoek niet, hoewel
geleerd. Ik zorg er voor
de vragen goed waren.
dat de vragen die ik stel ook echt met onderzoek beantwoord kunnen worden.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn wetenschappelijk onderzoek uit te voeren door wetenschappelijke vragen te stellen | VAARDIGHEID 3.2
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Vraag, voordat je aan een activiteit begint, aan je leerkracht een “vragenmarkt” te organiseren, waarop een aantal mogelijke vragen zowel gesteld als besproken kunnen worden.
•
Als je met een onderzoek bezig bent, zorg er dan voor dat je weet dat er een vraag beantwoord moet worden en welke dat is.
•
Werk samen met een andere leerling zodat jullie vooraf gezamenlijke vragen kunnen voorbereiden.
•
Denk aan een vraag waarop je graag het antwoord zou willen weten. Bespreek met een klasgenoot of je dit onderzoek werkelijk zou kunnen uitvoeren en hoe je dat zou moeten doen.
•
Als je je werk in de klas tentoonstelt, zet de gestelde vragen dan centraal.
•
Bespreek met de hele klas waarom iets een goede vraag is. Waarom zijn sommige vragen “beter” dan andere? Zijn eenvoudige vragen beter dan complexere? Maakt dat iets uit als je de vraag kunt beantwoorden?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende •
Leg aan een andere leerling of je leekracht de redenen uit waarom je voor een bepaalde vraag hebt gekozen.
•
Praat met andere leerlingen over hun eerdere ervaringen met wetenschappelijke onderzoeken en wat zij daarvan geleerd hebben. Praat over wat je wel en niet kunt onderzoeken.
•
Plan je onderzoek voordat je eraan begint en kijk kritisch naar je planning. Kijk daarna ook kritisch naar het onderzoek zelf. Schrijf en praat over deze gedachten, zodat je kunt inzien dat de vaardigheden van wetenschap ten minste zo belangrijk zijn als de feitelijke inhoud.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.2
In staat zijn een geschikte manier te kiezen om een wetenschappelijk vraagstuk te onderzoeken
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Bewijzen onderzoeken (De onderzoekers) Taak 10 wordt de leerlingen gevraagd te ontdekken wie de gladste schoenen in de klas heeft. De leerlingen krijgen een hoeveelheid basismateriaal en kiezen een geschikte manier om de zaak te onderzoeken. De leerkracht kan enige richting geven als de leerlingen moeite hebben met hun onderzoek, door vragen te stellen als: “Hoe weet je zeker dat alle schoenen evenveel wegen? Wat zou je moeten meten?”, enzovoort.
In Rivieren onderzoeken (Met de stroom mee) Taak 3 kiezen de leerlingen een toepasselijke manier om poreuze en niet-poreuze stenen te onderzoeken. De leerlingen krijgen allerlei verschillende stenen en water, en beslissen zelf hoe zij elk van de stenen aan een onderzoek zullen onderwerpen. Ze maken een overzicht van de stenen, in volgorde van meest poreus naar totaal niet poreus.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn een geschikte manier te kiezen om een wetenschappelijk vraagstuk te onderzoeken | VAARDIGHEID 3.2
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT: Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan
Hoewel hij af en toe
De leerling kan een
manieren voorstellen
hulp nodig heeft bij het
uitvoerbaar onderzoek
voor de uitvoer van een
verduidelijken van
op zo’n manier plannen
onderzoek. Zijn ideeën
bepaalde punten, kan
dat rekening gehouden
zijn gerelateerd aan de
de leerling een
wordt met de
gestelde vraag en aan
onderzoek plannen dat
beschikbare materialen
de beschikbare
duidelijk verband houdt
en hulpbronnen en met
hulpbronnen, maar hij
met de gestelde vraag
de gestelde vraag. De
heeft veelal hulp nodig
en dat rekening houdt
leerling verzekert zich
om het onderzoek zo in
met de beschikbare
ervan dat er sprake is
te richten dat hij het
hulpbronnen en
van ‘onpartijdigheid’ in
ook daadwerkelijk kan
materialen. De leerling
ten minste één
uitvoeren. De leerling
kan elementen van
variabele. De leerling
kent het concept van
‘onpartijdigheid’ zelf
kan ook de ‘plussen’ en
‘onpartijdig’ onderzoek,
onderkennen. De
‘minnen’ van zijn
maar neemt dit niet
leerling ziet zelf of bij
aanpak bespreken.
altijd mee in zijn
bespreking in dat zijn
denkwijze.
aanpak ‘plussen’ en ‘minnen’ heeft.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik weet dat het
Als ik aan het uitwerken
Ik weet dat ons
belangrijk is na te
ben wat ik ga doen,
onderzoek te maken
denken over de manier
probeer ik erop te letten
moet hebben met de
waarop we ons
dat het met de vraag te
vragen die willen
onderzoek gaan doen.
maken heeft en dat we
beantwoorden. Ik weet
Meestal krijg ik hierbij
het inderdaad kunnen
ook dat we zeker moeten
hulp van mijn leerkracht
doen met de materialen
weten dat het onderzoek
of iemand anders. Ze
die we hebben. Maar ik
echt uitgevoerd kan
helpen me ervoor te
heb soms wel met allebei
worden met de
zorgen dat mijn
hulp nodig, zeker als ik
materialen die we
onderzoek ook echt
manieren probeer te
hebben. Ik kan meestal
uitgevoerd kan worden.
bedenken hoe het beter
bedenken wat goed en
kan.
minder goed is aan mijn ideeën en ik kan die vaak verbeteren.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn een geschikte manier te kiezen om een wetenschappelijk vraagstuk te onderzoeken | VAARDIGHEID 3.2
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Probeer zo duidelijk mogelijk te zijn over de vraag die je wilt beantwoorden en het soort onderzoek dat daarvoor nodig is. Bijvoorbeeld: Moet er gemeten worden? Wat voor soort metingen? Hoe nauwkeurig moeten de metingen zijn?
•
Denk hier op meerdere manieren over na. Bijvoorbeeld: kinderen met een logisch-mathematische intelligentie zullen misschien een simpel overzicht of een grafiek willen maken, enzovoort.
•
Bespreek voorbeelden van eerlijkheid gebaseerd op het dagelijks leven. Bijvoorbeeld: twee kinderen, die even goed zijn in netbal, hielden een wedstrijd. Ze stonden allebei even ver van het net en mochten even vaak gooien. Wat zou het voor het ene kind makkelijker maken dan voor de ander? (Bijvoorbeeld het gebruik van een kleinere bal, enzovoort.)
•
Werk samen met een andere leerling en geef kritiek op elkaars ideeën. Bijvoorbeeld: Dit is hoe ik het zou doen. Wat is goed en niet zo goed aan mijn idee?
•
Stel je voor dat je het onderzoek aan het uitvoeren bent. Gaat het gemakkelijk of voorzie je problemen? Kun je een deel van die problemen oplossen voordat je met het onderzoek begint door opnieuw te bedenken wat je wilt gaan doen?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Werk samen met een klasgenoot en bedenk een manier om een vraag te onderzoeken. Vergelijk elkaars ideeën met de criteria in de klassering voor de leerlingen.
•
Onderbouw je ideeën voordat je aan het onderzoek begint. Je kunt dit formeel of informeel doen, maar je moet er wel structuur in aanbrengen: Dit is wat ik ga doen. Ik ga het met dit materiaal doen. Zo ga ik het materiaal gebruiken. Dit is de reden waarom ik denk dat het een zo eerlijk mogelijk onderzoek wordt. Dit is de reden waarom ik denk dat de vraag beantwoord wordt. Dit zijn de problemen die ik verwacht tegen te komen. Nadat je het onderzoek hebt afgerond, zou je deze onderbouwing er nog eens bij moeten nemen.
•
Bespreek berichten uit de media over wetenschappelijke onderzoeken met de rest van de klas. Probeer te bedenken hoe wetenschappers deze onderzoeken uitgevoerd kunnen hebben.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.2
In staat zijn systematische en nauwkeurige metingen te doen vanuit hun observaties
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In De fysieke wereld (Energie, kracht, licht en geluid) Taak 6 onderzoeken de leerlingen de massa en kracht van de zwaartekracht op objecten en materialen in de klas; ze leggen hun bevindingen vast. De leerlingen doen accurate metingen en maken gebruik van een krachtmeter om de hoeveelheid kracht te meten die benodigd is om iets te verplaatsen. Vervolgens doen de leerlingen accurate metingen van het effect van water op de zwaartekracht bij elk object. Ook deze bevindingen leggen zij vast.
In Energie en brandstoffen (Dingen laten werken) Taak 1 onderzoeken de leerlingen zonnewarmte door een tuinslang met water te vullen en de temperatuur te meten. De leerlingen leggen de tuinslang vervolgens in de zon en meten de temperatuur na een uur, enzovoort. De leerlingen doen systematische en nauwkeurige metingen van de veranderingen in de temperatuur van het water gedurende het gehele onderzoek.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn systematische en nauwkeurige metingen te doen vanuit hun observaties | VAARDIGHEID 3.2
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kent het
De leerling kent het
De leerling doet accurate
belang van metingen in
belang van metingen in
observaties en metingen
onderzoek. De leerling
onderzoek. Hij probeert
met gebruikmaking van
voert deze metingen niet
nauwkeurig te werk te
een aantal verschillende
altijd nauwkeurig uit en
gaan, maar dit lukt niet
meetapparaten. Hij weet
zonder ze door herhaling
altijd. Slechts af en toe
dat het noodzakelijk is
te verifiëren, tenzij hij
herhaalt de leerling een
metingen te herhalen ter
daar door een ander aan
meting ter verificatie. Met
verificatie, zonder daartoe
wordt herinnerd.
enige hulp begint de
aangespoord te hoeven
leerling de patronen te
worden. De leerling kan
zien die uit de
patronen ontdekken in de
verschillende observaties
verschillende metingen
ontstaan.
die hij heeft verricht.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn systematische en nauwkeurige metingen te doen vanuit hun observaties | VAARDIGHEID 3.2
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik probeer heel precies
Ik probeer zo
Ik weet dat iets precies
te meten en raad niet
nauwkeurig mogelijk te
meten erg belangrijk is
naar een antwoord bij
meten, maar heb soms
voor een onderzoek. Ik
ons onderzoek. Maar ik
nog hulp nodig. Soms
doe dit heel zorgvuldig
heb wel af en toe hulp
moet iemand me helpen
en als iemand controleert
nodig om er zeker van te
herinneren dat je iets
wat ik gedaan heb,
zijn dat wat ik gemeten
twee keer moet meten
merken ze meestal dat
heb ook klopt. Ik vergeet
om het zeker te weten.
het inderdaad klopt. Als
dat je iets twee keer
Als ik kijk naar wat ik
ik naar de metingen die
moet meten om zeker te
gemeten heb, begin ik te
ik gedaan heb kijk, begin
weten dat het klopt.
zien hoe die metingen
ik de overeenkomsten en
iets met elkaar te maken
verschillen te zien in
hebben.
mijn metingen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn systematische en nauwkeurige metingen te doen vanuit hun observaties | VAARDIGHEID 3.2
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Als je eenmaal weet welke metingen je moet doen – afstand, tijd, smaak, enzovoort – werk dan samen met een klasgenoot om te bepalen wat het niveau van detail of moeilijkheid moet worden. Bijvoorbeeld, afstand kan in meters, centimeters of millimeters gemeten worden. “Smaak” kan benoemd worden als zoet, zuur, enzovoort, maar het kan ook nodig zijn een schaal van zoetheid voor gebruik in de klas te bedenken.
•
Oefen in het nauwkeurig meten voordat je aan je onderzoek begint.
•
Bedenk voorbeelden uit het dagelijks leven voor het begrip “controleren”. Bijvoorbeeld, als je iets van je zakgeld wilt kopen, is het een goed idee om te controleren of je genoeg geld hebt voordat je van huis gaat. Probeer zelf nog andere voorbeelden van controleren te bedenken.
•
Bespreek met andere leerlingen wat zij voor resultaten met het controleren hebben. Komen er andere dingen uit? En wat betekent dit?
•
Begin te letten op patronen in je resultaten. Bijvoorbeeld: Mijn polsslag is altijd sneller na een inspanning. Mijn polsslag wordt altijd rustiger als ik weer op adem kom.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende •
Oefen met allerlei verschillende soorten metingen en maak ze steeds nauwkeuriger.
•
Werk samen met een klasgenoot om de nauwkeurigheid van elkaar te controleren en elkaar feedback te geven.
•
Bespreek met andere leerlingen hoe je de beste schaalverdeling zou kunnen maken wanneer “gewone” metingen niet voldoen. Bespreek ook het verschil tussen objectieve en subjectieve metingen met behulp van een schaalverdeling.
•
Onthoud dat je metingen elke keer dat ze gedaan worden moet controleren. Maak een poster met een slagzin om jou en de andere leerlingen dat te helpen onthouden en hang deze aan de muur.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.2
In staat zijn de voorspellingen, onderzoeken, bevindingen en conclusies uit te leggen en te verdedigen
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In De fysieke wereld (Energie, kracht, licht en geluid) Taak 2 werken de leerlingen in kleine groepjes om te onderzoeken wat er gebeurt als zij een knikker in een gebogen buis laten vallen. Eerst leggen de leerlingen uit wat zij verwachten dat er zal gebeuren. Vervolgens voeren de leerlingen het onderzoek uit, leggen vast wat er gebeurt en verklaren wat zij gezien hebben. Tenslotte bespreken de leerlingen het verband tussen de beweging van een knikker in een een gebogen buis met de bewegingen van grotere objecten, zoals een schommelboot in een attractiepark, enzovoort.
In Rivieren bestuderen (Met de stroom mee) Taak 1 bespreken de leerlingen waar regenwater vandaan komt, waarom het regent en wat er met het water gebeurt als het stopt met regenen. De leerlingen doen voorspellingen over elk van deze zaken voordat zij een experiment uitvoeren om hun theorieën te bevestigen dan wel te ontkrachten. De leerlingen maken een watercyclus om te zien wat er gebeurt als het regent. Ze verklaren en onderbouwen hun onderzoek, bevindingen en conclusies.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn de voorspellingen, onderzoeken, bevindingen en conclusies uit te leggen en te verdedigen | VAARDIGHEID 3.2
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling houdt zich aan de De leerling houdt zich
De leerling kan het
volgorde van
meestal zonder hulp aan de
onderzoek dat hij heeft
‘voorspellingen, onderzoek,
volgorde van
uitgevoerd kritisch
bevindingen en conclusies’,
‘voorspellingen, onderzoek,
analyseren. De leerling kan
maar heeft daar hulp van
bevindingen en conclusies’.
aantonen hoe zijn
anderen bij nodig. Het
De leerling kan van elk
voorspellingen, onderzoek,
verband tussen de
stadium uitleggen waarom
bevindingen en conclusies
verschillende stadia is hem
het plaatsvindt, maar ziet
onderling verband houden,
niet altijd duidelijk. Hij vindt meestal niet hoe het ene het zodat de conclusie een het moeilijk uit te leggen
andere beïnvloedt. Hij kan
commentaar biedt op de
waarom bepaalde delen van
het hele onderzoek nog
oorspronkelijke
de volgorde plaatsvinden en
gedeeltelijk evalueren.
onderzoeksvraag. De leerling
hoe de conclusies verband
kan uitleggen waarom hij
houden met de
bepaalde dingen op een
oorspronkelijke voorspelling
specifieke manier gedaan
of onderzoeksvraag.
heeft.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Als ik een onderzoek doe,
Als ik een onderzoek doe,
Ik kan vertellen over de
kan ik voorspellen wat er
kan ik voorspellen wat er
goede en niet zo goede
gaat gebeuren, het
gaat gebeuren, het
delen van de voorspelling
onderzoek uitvoeren,
onderzoek uitvoeren,
die ik gedaan heb, het
opschrijven wat er gebeurt
opschrijven wat er gebeurt
onderzoek, wat er gebeurd
en vertellen wat ik denk
en vertellen wat ik denk
is en mijn conclusie. Ik
dat we ontdekt hebben. Ik
dat we ontdekt hebben.
kan uitleggen hoe alles
kan niet altijd uitleggen
Als iemand me hierover
wat ik gedaan heb te
wat ik bedoel als iemand
vragen stelt, kan ik
maken heeft met de
me hiernaar vraagt.
meestal uitleggen wat ik
oorspronkelijke vraag en
bedoel. Soms raak ik in de
hoe de delen van mijn
war als ik moet uitleggen
onderzoek met elkaar te
hoe alles bij elkaar past.
maken hebben.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn de voorspellingen, onderzoeken, bevindingen en conclusies uit te leggen en te verdedigen | VAARDIGHEID 3.2
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Denk goed na over wat je aan het doen bent bij iedere stap van het onderzoek. Bijvoorbeeld, je kan aandacht geven aan hoe je je voorspellingen kunt verklaren of onderbouwen in het ene onderzoek of aan je aanpak in een ander onderzoek. Probeer altijd uit te leggen “waarom” je iets zegt.
•
Werk samen met een klasgenoot om een geschikte woordenschat en structuur op te bouwen om te verklaren en te onderbouwen wat je gedaan hebt.
•
Probeer op uitleg met vragen te reageren. Dus: Nu ik mijn best gedaan heb om het uit te leggen, hebben jullie misschien nog vragen om misvertanden weg te nemen?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende •
Probeer vooraf je uitleg en/of onderbouwing van elk stadium van je onderzoek door te nemen en te bedenken welke vragen je van anderen zou kunnen krijgen. Als je een vraag kunt bedenken, kun je dan je uitleg/onderbouwing nu al zo veranderen dat de vraag beantwoord wordt in je eerste uitleg?
•
Maak mindmaps die laten zien hoe elk onderdeel van het onderzoek verklaarbaar is vanuit de oorspronkelijke vraagstelling.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.2
In staat zijn hun bevindingen op een nauwkeurige manier vast te leggen en over te brengen met gebruikmaking van het meest geschikte medium en de juiste terminologie en regels D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk: In Rivieren onderzoeken (Met de stroom mee) Taak 2 leren de leerlingen over stalagmieten en stalactieten via het internet. Zij leggen hun bevindingen vast en maken een spreadsheet waarop de kenmerken van elk worden omschreven met gebruikmaking van de juiste wetenschappelijke terminologie en regels.
In Aardrijkskunde: The Big Geographical Picture (Hoe ziet onze wereld eruit?) Taak 3 gebruiken de leerlingen atlassen en op ICT gebaseerde modellen om hun bevindingen over de stromingen van lucht en water op aarde vast te leggen en over te brengen. De leerlingen maken korte, geschreven verslagen en diagrammen van: de oorzaken van water- en luchtstromen, hoe warm en koud water het leven van planten en dieren beïnvloedt, en hoe warme en koude stromingen gevolgen hebben voor menselijke activiteiten. De leerlingen gebruiken toepasselijke wetenschappelijke terminologie en regels in hun presentaties.
In Levende dingen en de ruimte (Een missie naar Mars) Taak 3 kiezen de leerlingen het meest geschikte medium om de ontwikkeling van zaadjes en planten die zij gekweekt hebben vast te leggen. De leerlingen gebruiken de juiste wetenschappelijke terminologie om het groeiproces van de planten en het gebruik van zaden in hun onderzoek te beschrijven en ook om het groeiproces van zaden en planten onder verschillende omstandigheden te beschrijven.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn hun bevindingen op een nauwkeurige manier vast te leggen en over te brengen met gebruikmaking van het juiste medium en de juiste terminologie en regels | VAARDIGHEID 3.2
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling weet dat het
De leerling weet dat er
De leerling legt zijn werk
vastleggen van zijn werk
verschillende manieren
zodanig vast, dat elke stap
belangrijk is, maar doet
zijn waarop hij elk
van het proces duidelijk is.
dit op een manier die het
stadium van wat hij
In zijn werk maakt de
hem en anderen niet
gedaan heeft vast kan
leerling een keuze uit een
duidelijk maakt wat hij
leggen. Meestal maakt hij
groot aantal grafieken,
gedaan heeft. De
de juiste keuze.
tabellen en kaarten. Deze
passende
Desondanks is uit de
worden ondersteund met
wetenschappelijke
presentatie niet altijd af
afbeeldingen van de
woordkeus wordt zelden
te leiden wat de leerling
belangrijkste aspecten van
toegepast.
gedaan heeft. De leerling
het werk. De taal die
gaat de wetenschappelijke
gebruikt wordt in de
vocabulaire al vaker
beschrijvende tekst is
gebruiken.
wetenschappelijk indien toepasselijk.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik weet dat ik niet alles
Ik weet dat ik niet alles
Ik weet dat, om mezelf te
wat ik doe onthoud en dat
wat ik doe kan onthouden
helpen onthouden en
ik het dus moet
en dat ik het dus moet
anderen te laten zien wat
opschrijven. Ik weet ook
opschrijven. Ik weet ook
ik gedaan heb, het
dat dit anderen helpt te
dat dit anderen helpt te
belangrijk is dit op te
zien wat ik gedaan heb.
zien wat ik gedaan heb.
schrijven. Mijn teksten,
Maar als ik kijk naar wat ik Soms helpt mijn leerkracht plaatjes, schema’s, geschreven of getekend
me om mijn werk
heb, begrijp ik het niet
begrijpelijker te maken, en duidelijk en laten anderen
altijd. Mijn leerkracht en
geeft hij me
klasgenoten begrijpen het
wetenschappelijke woorden heb.
ook niet altijd.
om te gebruiken.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
grafieken en tabellen zijn goed zien wat ik gedaan
In staat zijn hun bevindingen op een nauwkeurige manier vast te leggen en over te brengen met gebruikmaking van het juiste medium en de juiste terminologie en regels | VAARDIGHEID 3.2
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Verzamel allemaal verschillende voorbeelden van het vastleggen van gegevens uit tijdschriften, kranten, enzovoort. Hang ze op in de klas. Bespreek met andere leerlingen hoe toepasselijk de verschillende manieren van vastleggen zijn. Gebruik de presentatie als uitgangspunt bij het zelf vastleggen van gegevens.
•
Kijk naar voorbeelden van de aantekeningen van Leonardo da Vinci (deze zijn op het internet te vinden). Kijk naar het verband tussen de tekeningen en de aantekeningen.
•
Leg een verband met de ruwe schetsen waarmee je je verslag zou kunnen beginnen. Bespreek het verschil tussen de aantekeningen die bij het brainstormen gebruikt worden, gegevens die voor eigen gebruik zijn vastgelegd en gegevens die voor het gebruik door anderen zijn vastgelegd.
•
Probeer een systeem te ontwikkelen dat je helpt te bedenken hoe je dingen vast kunt leggen. Dus: Wat is het belangrijkste voor mij om vast te leggen? Wat is het belangrijkste dat anderen moeten weten? Wat is de beste manier om het vast te leggen? Hoe kan ik de informatie voor anderen duidelijk maken?
•
Probeer ervoor te zorgen dat wat je vastlegt ook werkelijk gebruikt wordt. Je zou als klas eenmalig een wandpresentatie kunnen maken over het vastleggen van gegevens die andere leerlingen kunnen gebruiken.
•
Werk samen met een klasgenoot of een klein groepje en bespreek elkaars verslagen. Je kunt elkaar opbouwende adviezen geven over hoe die verbeterd kunnen worden. Je kunt terugkijken naar je eigen verslagen om te zien of die adviezen daarvoor ook bruikbaar zijn.
•
Maak een wandpresentatie (of een mindmap met twee of drie klasgenoten) van de belangrijkste wetenschappelijk termen die te maken hebben met het onderzoek waar jullie mee bezig zijn of werk dat jullie eerder gedaan hebben. Gebruik deze termen ook in je aantekeningen en verslaglegging.
•
Vraag je leerkracht een voorbeeld te geven dat iedereen kan gebruiken als uitgangspunt. Dit zou bijvoorbeeld een geschikt model voor een grafiek kunnen zijn.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn hun bevindingen op een nauwkeurige manier vast te leggen en over te brengen met gebruikmaking van het juiste medium en de juiste terminologie en regels | VAARDIGHEID 3.2
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende •
Als je eenmaal gewend bent aan het gebruik van verschillende manieren van het vastleggen van gegevens en het maken van aantekeningen, begin dan met het verantwoorden van je keuzes voordat je aan het vastleggen zelf begint. Op deze manier kom je erachter dat het vastleggen een belangrijk onderdeel van het proces is.
•
Probeer na te denken over het vastleggen door een boekje “Hoe je iets vastlegt” voor jongere leerlingen te schrijven en de adviezen dan op je eigen werk toe te passen.
•
Bespreek krantenkoppen met andere leerlingen. Probeer vervolgens te bedenken hoe je de belangrijkste informatie over je onderzoek duidelijk en kort kunt weergeven.
•
Bespreek de verslagen die je gemaakt hebt aan de hand van de criteria in de klassering voor leerlingen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
ACTIVITEITEN TER BEOORDELING VAN DE MILEPOST ALS GEHEEL
MP3
Natuur Tegen de tijd dat de Milepost afgerond wordt, zult u de leerlingen veel met Natuur bezig hebben gezien. Hopelijk hebt u bijgehouden hoe zij zich vanaf de Aanvangsfase tot Beheersingssfase ontwikkelden. Die ontwikkeling is waarschijnlijk niet rechtlijnig geweest. Leerlingen, zoals wij allemaal, ontwikkelen zich in het oefenstadium soms in een geheel andere richting, maar er zal toch een algemene tendens waarneembaar zijn. U zult een belangrijke rol in deze ontwikkeling gespeeld hebben, aangezien u iedere leerling heeft kunnen adviseren op basis van wat u van hem gezien heeft. Dat is wat bedoeld wordt met Assessment for Learning en waarom het IPC Assessment for Learning-programma zo belangrijk is. Door naar deze ontwikkeling te kijken, kunt u beoordelen of een leerling over het algemeen in de Aanvangsfase, de Ontwikkelingsfase of de Beheersingssfase is bij elk van de belangrijkste vaardigheden van Natuur en wat het totale ontwikkelingsniveau van de leerling op het gebied van de vaardigheden van Natuur is. Het helpt om aan het eind van elke Milepost een algemene proef te doen om te zien hoe goed de leerlingen als wetenschappelijk onderzoeker zijn. Deze algemene proef is geen test. Het is een manier om uw eigen beoordeling te controleren door de leerlingen zonder enige interventie van uw kant een aantal activiteiten te laten uitvoeren. Als u, de leerlingen bij het uitvoeren van deze activiteiten observerende, concludeert dat uw beoordeling onjuist is geweest, dan zou u de leerlingen nog een andere activiteit kunnen geven. Echter, twee dagen met activiteiten leveren niet beter bewijs op dan leerlingen twee jaar nauwlettend observeren. Uiteindelijk zult u uw oordeel moeten baseren op al het bewijsmateriaal dat u hebt en niet een klein deel daarvan. Probeer de activiteit ter bevestiging van de beoordeling aan het einde van de Milepost zo leuk mogelijk te maken. Organiseer een Wetenschapsdag. Laat de leerlingen hun eigen onderzoeken bedenken. Als ze dat moeilijk vinden, kunt u ook verschillende onderzoeken op kaartjes schrijven en ze die uit een hoed laten trekken. Een paar suggesties. • • • • • • •
Stuiten appels beter dan sinaasappels? Speelt het materiaal een rol bij stinkende sokken? Kunnen lange mensen harder rennen dan korte mensen? Doen alle pc’s er even lang over om op te starten? Hebben de mensen met de luidste stemmen ook de grootste monden? Als iemand gaapt, moeten anderen dan ook gapen? Gaan insecten alleen op felgekleurde planten af?
Gebruik gewoon uw fantasie – en die van de leerlingen. Elk van deze activiteiten doet een beroep op een aantal vaardigheden dat aandacht heeft gehad in de loop van deze Milepost. Laat de leerlingen hun activiteiten uitvoeren. Observeer ze zorgvuldig. Vergelijk wat u ziet met de beoordeling die u op basis van het bewijsmateriaal aan het einde van de Milepost hebt gemaakt.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
Assessment for learning Milepost 3 Techniek
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming.
VAARDIGHEID
3.4
In staat zijn met ontwerpen en producten te reageren op geconstateerde behoeften, wensen en mogelijkheden
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Ontwikkeling (De prijs van vooruitgang) Taak 4 ontwerpen en maken de leerlingen een product dat de kwaliteit van leven thuis of op school verbetert. Als de leerlingen eenmaal besloten hebben wat voor product zij gaan maken, verzamelen zij eerst producten die op dit moment leverbaar zijn en die met een vergelijkbaar doel ontwikkeld zijn. De leerlingen benoemen de “behoeften” en “wensen” van de consument en ontwerpen hun product. De klas als geheel beoordeelt de verschillende producten en inhoeverre deze tegemoetkomen aan de eisen van de gebruiker.
In Levende dingen en de ruimte (Een missie naar Mars) Taak 1 bouwen de leerlingen een model van een ruimtestation met een realistische weergave van de woon- en werkgedeelten. De leerlingen kiezen geschikte materialen en volgen een logisch proces om aan te tonen hoe zij zouden kunnen overleven op Mars. Ze bouwen alle interne voorzieningen en apparatuur die ze nodig hebben en voegen dat samen tot het volledige ruimtestation.
In De fysieke wereld (Energie, kracht, licht en geluid) Taak 1 wordt de leerlingen gevraagd een ontwerp voor een apparaat te maken dat wordt aangedreven door een duurzame energiebron (wind, water, zonlicht, enzovoort) en dat een gewicht heen en weer kan laten bewegen. De leerlingen werken in tweetallen om te onderzoeken hoe energie overgebracht kan worden via raderwerken en katrollen, voordat zij hun model ontwerpen en maken. De leerlingen proberen elkaars modellen uit en gebruiken elkaars plannen om een paar modellen na te bouwen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn met ontwerpen en producten te reageren op geconstateerde behoeften, wensen en mogelijkheden | VAARDIGHEID 3.4
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan inspelen
De leerling kan inspelen
De leerling kan inspelen op
op een specifiek tekort,
op een specifiek tekort,
een specifiek tekort, een
een behoefte of een
een behoefte of een
behoefte of een
gelegenheid met ten
gelegenheid met ten
gelegenheid met twee of
minste één ontwerp of
minste één ontwerp of
meer ontwerpen of ideeën
idee voor een product. De
idee voor een product.
voor een producten. Zijn
leerling heeft hulp nodig
Zijn idee komt meestal
idee komt meestal
om er zeker van te zijn
tegemoet aan het tekort,
tegemoet aan het tekort,
dat zijn idee
de behoefte of de
de behoefte of de
tegemoetkomt aan het
gelegenheid en kan in de
gelegenheid en kan in de
tekort, de behoefte of de
regel daadwerkelijk
regel daadwerkelijk
gelegenheid. Het kan zijn
gemaakt worden.
gemaakt worden.
dat het product niet te maken is.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Als mijn leerkracht me
Als mijn leerkracht me
Als mijn leerkracht me
vraagt een probleem op
vraagt een probleem op
vraagt een probleem op te
te lossen door iets te
te lossen door iets te
lossen door iets te maken,
maken, heb ik meestal
maken, heb ik meestal
heb ik verschillende
ten minste één idee.
ten minste één idee. Mijn
ideeën. Mijn leerkracht
Soms zegt mijn
leerkracht zegt dat mijn
zegt dat mijn ideeën goed
leerkracht dat ik het iets
idee goed is en dat het
zijn en dat ze het
moet veranderen zodat
het probleem zou
probleem zouden
het probleem beter
oplossen. Meestal kan ik
oplossen. Meestal kan ik
opgelost kan worden. Ik
het ook echt maken.
het ook echt maken.
kan het niet altijd zelf maken.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn met ontwerpen en producten te reageren op geconstateerde behoeften, wensen en mogelijkheden | VAARDIGHEID 3.4
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Werk samen met een klasgenoot en bespreek wat jullie gaan maken. Bedenk waarom je iets gaat maken. Wat is het doel van het product? Aan welke vragen of behoeften komt het tegemoet?
•
Kijk naar allerlei producten die je regelmatig gebruikt. Wat doen of kunnen ze? Aan welke vragen of behoeften komen ze tegemoet?
•
Ondervraag klasgenoten, ouders en andere volwassenen. Wat zou een aspect van het dagelijks leven van ieder gemakkelijker maken? Zijn er overeenkomsten tussen de ideeën van mensen uit verschillende leeftijdsgroepen? Zou je een product kunnen ontwerpen om aan zo’n behoefte tegemoet te komen?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Als je een product ontwerpt, bedenk dan altijd welke materialen, gereedschappen en technieken je daarvoor nodig hebt. Is het mogelijk je product te maken? Zo niet, kun je het op een of andere manier veranderen of aanpassen zodat het wél gemaakt kan worden?
•
Raadpleeg het internet en andere hulpbronnen om naar ontwerpen en plannen voor producten die op dit moment verkrijgbaar zijn te kijken. Gebruik deze ideeën in je eigen werk.
•
Als je een nieuw product ontwerpt, ga dan na of er vergelijkbare producten verkrijgbaar zijn. Is jouw product echt nodig, of bestaat er al een product dat voorziet in de noodzaak, vraag of kans. Kun je een gebruikersvriendelijker product maken?
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.5
In staat zijn informatie te verzamelen en te gebruiken om oplossingen voor problemen aan te dragen
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In De fysieke wereld (Energie, kracht, licht en geluid) Taak 1 ontdekken de leerlingen hoe energie doorgegeven kan worden met behulp van raderwerken en katrollen. Zij doen een onderzoek met gebruikmaking van het internet, naslagwerken, cd-roms en andere hulpbronnen. Zij gebruiken ook eenvoudige constructiegereedschappen om te zien hoe ze werken. Ze ontdekken hoe ze de richting van de beweging kunnen veranderen, hoe ze de beweging kunnen versnellen, hoe ze de beweging kunnen vertragen en hoe ze objecten zowel horizontaal als verticaal kunnen bewegen. De leerlingen passen hetgeen ze in hun onderzoek geleerd hebben toe in hun ontwerp voor een model dat, met gebruik van duurzame energie, een object kan verplaatsen.
In Weer en klimaat Taak 1 maken de leerlingen een hoed die geschikt is om bij een bepaald weertype te dragen, bijvoorbeeld een regenhoed, een zonnehoed, enzovoort. De leerlingen verzamelen informatie over verschillende soorten hoeden die verkrijgbaar zijn, de materialen en kleuren die hiervoor gebruikt worden en de structuur en stijlen die ze hebben. De leerlingen ontwerpen een hoed waarvan zij denken dat die geschikt is voor het weertype dat zij gekozen hebben en baseren hun ontwerp op de verkregen informatie. De leerlingen proberen hun hoeden uit in het gekozen weertype om te zien hoe doeltreffend ze zijn.
In Besturingstechnologie (Dingen laten gebeuren) Taak 1 verzamelen de leerlingen informatie over eenvoudige mechanische feedbacklussen en complexere elektronische feedbacklussen. De leerlingen leren hoe ze werken, waarom ze gebruikt worden en voor welk type apparaat of gereedschap ze gebruikt worden. De leerlingen wordt vervolgens gevraagd een controlemechaniek te bedenken dat van dienst zou kunnen zijn. De leerlingen denken na over het probleem dat zij op willen lossen en baseren hun ideeën op wat ze geleerd hebben.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn informatie te verzamelen en te gebruiken om oplossingen voor problemen aan te dragen | VAARDIGHEID 3.5
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling heeft
De leerling kan zonder
De leerling kan zonder hulp
begeleiding nodig bij het
hulp informatie vinden.
informatie opzoeken en
vinden van toepasselijke
De leerling heeft hulp
deze gebruiken om ten
bronnen om informatie op
nodig om deze informatie
minste één oplossing voor
te zoeken. De leerling
voor de oplossing van
een vraagstuk te
weet niet goed hoe de
vraagstukken toe te
formuleren.
informatie bruikbaar is
passen.
voor zijn werk.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Mijn leerkracht vertelt
Ik weet waar ik
Ik weet waar ik informatie
me waar ik informatie
informatie over
over verschillende zaken
kan vinden. Mijn
verschillende zaken kan
kan vinden en ik kan die
leerkracht laat daarna
vinden en ik kan die zelf
zelf opzoeken. Deze
zien hoe ik deze
opzoeken. Mijn
informatie kan ik
informatie kan gebruiken
leerkracht helpt me die
gebruiken om ideeën op te
om vragen te
informatie te gebruiken
doen voor de
beantwoorden.
bij het beantwoorden
beantwoording van
van vragen.
vragen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn informatie te verzamelen en te gebruiken om oplossingen voor problemen aan te dragen | VAARDIGHEID 3.5
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Zorg dat je weet welke hulpmiddelen er op school aanwezig zijn. Vraag je leerkracht of een klasgenoot je te helpen met het maken van een lijst van al deze hulpmiddelen. Neem er dingen in op als: naslagwerken, internet (specifieke websites voor verschillende onderwerpen), cd-roms, de kennis van andere leerlingen, enzovoort.
•
Denk na over waarom je een bepaald hulpmiddel gebruikt om informatie te verzamelen. Is het het beste hulpmiddel voor het onderwerp? Hoe veel verschillende hulpmiddelen gebruik je? Is de informatie accuraat? Kun je alles vinden wat je wilt weten?
•
Werk samen met een klasgenoot. Als jullie informatie verzamelen, kies dan elk twee of drie hulpmiddelen om te raadplegen. Breng alle informatie samen en probeer gezamenlijk oplossingen te vinden voor vraagstukken.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Schrijf het probleem dat je wilt oplossen eerst op voordat je met je onderzoek begint. Zorg dat je het goed in je hoofd hebt voordat je begint. Lees het na terwijl je informatie verzamelt om zeker te weten dat je bruikbare informatie zult vinden.
•
Als je alle informatie die je nodig hebt verzameld hebt, breng het dan samen in een enkel document. Leg nu aan een klasgenoot uit waarom je deze informatie hebt verzameld en hoe het je helpt een probleem op te lossen.
•
Leg altijd uit hoe je je ideeën beredeneerd hebt. Waarom denk je dat jouw idee het probleem zal oplossen? Waarop zijn je ideeën gebaseerd? Laat andere leerlingen je vragen stellen, zodat je je redenering voor jezelf duidelijk hebt.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.6
In staat zijn stappenplannen te ontwikkelen en te gebruiken
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Ontwikkeling (De prijs van vooruitgang) Taak 4 ontwerpen en maken de leerlingen een nuttig product dat de kwaliteit van leven thuis of in de klas verhoogt. De leerlingen beslissen wat zij gaan maken. Zij maken een stappenplan van het ontwikkelingsproces, met inbegrip van de materialen, gereedschappen en hulpmiddelen die zij gaan gebruiken. De leerlingen maken hun product aan de hand van hun plannen.
In Rivieren onderzoeken (Met de stroom mee) Taak 1 werken de leerlingen in tweetallen om een schaalmodel van een brug te bouwen. De leerlingen maken een plan van aanpak om te laten zien hoe de brug gemaakt moet worden, met inbegrip van een situatietekening van de brug, een bouwplan van de brug met afmetingen, een lijst van materialen voor elk onderdeel van de brug, en een activiteitenlijst die aangeeft hoe zij de brug gaan bouwen. De leerlingen bouwen hun bruggen aan de hand van deze plannen.
In De fysieke wereld (Energie, kracht, licht en geluid) Taak 1 werken de leerlingen in tweetallen om een ontwerp te ontwikkelen voor een model dat gebruikmaakt van duurzame energie, zoals wind of water. De leerlingen maken een werkbaar plan dat gebruikmaakt van tandraderen en katrollen om de energie door te geven, maken een lijst van de materalen en gereedschappen die zij nodig hebben. Zij maken een stappenplan waarin de verschillende stadia van het ontwerp beschreven worden. De leerlingen maken hun model aan de hand vanhun plannen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn stappenplannen te ontwikkelen en te gebruiken | VAARDIGHEID 3.6
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan een
De leerling kan een
De leerling kan een
eenvoudig stappenplan
gedetailleerd stappenplan
gedetailleerd stappenplan
maken voor een product,
maken voor een product,
maken voor een product,
hoewel bepaalde cruciale
met inbegrip van een lijst
met inbegrip van een lijst
stadia vaak ontbreken. De
van benodigde
van alle benodigde
leerling heeft veel hulp
materialen. De plannen
materialen. De leerling
van de leerkracht nodig
zijn vaak goed bruikbaar,
beschrijft exact hoe hij het
om te verzekeren dat het
maar moeten soms door
product gaat maken. Het
plan in de klas
de leerkracht aangepast
plan kan zonder probleem
uitvoerbaar is.
worden om het proces in
in de klas gebruikt worden.
de juiste volgorde te laten plaatsvinden.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan een stappenplan
Ik kan een stappenplan
Ik kan een stappenplan
maken om een product
maken om een product
maken om een product op
op school te maken. Mijn
op school te maken. Ik
school te maken. Ik schrijf
leerkracht helpt me,
schrijf alles op wat ik
altijd alles op wat ik nodig
want ik vergeet soms op
nodig heb en de volgorde
heb en in welke volgorde
te schrijven wat ik nodig
waarin ik het ga doen.
ik het ga doen. Daarna
heb. Soms zet ik dingen
Soms zet ik de dingen in
gebruik ik mijn plan om
in de verkeerde
de verkeerde volgorde.
het ook echt te maken.
volgorde.
Mijn leerkracht helpt me
Mijn leerkracht zegt dat
dan het te veranderen.
mijn werk goed is.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn stappenplannen te ontwikkelen en te gebruiken | VAARDIGHEID 3.6
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Werk samen met een klasgenoot om een lijst te maken van alle dingen die je, elke keer dat je een plan om iets te bouwen maakt, nodig hebt. Bijvoorbeeld: gereedschap en andere hulpmiddelen, de verschillende stadia van het “maken”, enzovoort. Controleer de lijst met je leerkracht. Zorg dat je deze lijst elke keer dat je een plan maakt gebruikt.
•
Kijk naar het werk en de plannen van klasgenoten. Vraag anderen of zij goed aan de hand van hun plannen konden werken, of dat zij daar nog iets aan moesten veranderen. Gebruik hun ideeën bij je eigen werk.
•
Werk in een klein groepje van ongeveer vier leerlingen. Kies een product dat jullie als groep willen maken. Bespreek wat jullie daarvoor nodig hebben en hoe jullie het product gaan maken. Vervolgens werkt iedereen alleen aan wat je denkt dat een bruikbaar stappenplan is. Als jullie allemaal jullie plannen klaar hebben, kom dan weer als groep bij elkaar en vergelijk de plannen. Lijken ze op elkaar? Welke is het meest praktisch? Ben je stadia of gereedschappen vergeten in je iegen plan? Werk nu samen als groep om één plan te maken waarin de beste ideeën verwerkt zijn en gebruik dit om jullie product te maken.
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Schrijf alles in de juiste volgorde op wat je nodig hebt om een product te maken. Maak er nu tekeningen bij om ieder stadium van het proces te illustreren. Maak deze tekeningen zo gedetailleerd mogelijk: laat zien hoe delen in elkaar passen, hoe je dingen aan elkaar vastmaakt, enzovoort. Is het makkelijker om te zien of je plan bruikbaar is als je tekeningen gebruikt, of tekst, of allebei?
•
Laat je plan aan je leerkracht of een klasgenoot zien voordat je met bouwen begint.
•
Als je een bruikbaar stappenplan aan het maken bent, probeer dan ook een prototype van je product te maken om je te helpen beslissen hoe je het aan wilt pakken en wat je ervoor nodig hebt. Als je weet welke veranderingen je zou moeten maken, zet deze dan in je plan en maak of bouw je product.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.9
In staat zijn met enige precisie diverse materialen en gereedschappen te gebruiken
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In De fysieke wereld (Energie, kracht, licht en geluid) Taak 3 werken de leerlingen samen om een aangedreven speelgoedboot te maken. Ze gebruiken batterijen, magneten, opwindpropellors, zeilen of zonnepanelen om hun boot aan te drijven. De leerlingen gebruiken toepasselijke gereedschappen en technieken om de krachtbron op de boot te bevestigen en deze zo effectief mogelijk te doen functioneren. De leerlingen gebruiken ook hulpmiddelen en materialen om de krachtbron tegen water te beschermen.
In Rivieren onderzoeken (Met de stroom mee) Taak 1 gebruiken de leerlingen allerlei gereedschap en materiaal om een brug te maken. Ze kiezen de meest geschikte materialen voor de brug en de pijlers. Ze bouwen die vervolgens. Daarna testen de leerlingen elkaars bruggen met een afgesproken gewicht (bijvoorbeeld een speelgoedauto) om te zien hoe goed de constructie is. Bij deze activiteit gebruiken de leerlingen gereedschap om delen van de brug samen te voegen, om de vorm van de brug te creëren en om hem aan de beide oevers te bevestigen.
In Levende dingen en de ruimte (Een missie naar Mars) Taak 1 bouwen de leerlingen een model van een ruimtestation. Ze gebruiken hiervoor zelfgemaakte bouwplannen en ze kiezen geschikte materialen voor elk van de delen van het ruimtestation. De leerlingen bouwen de interne apparatuur en toebehoren van het ruimtestation. Daarna bouwen ze het omhulsel, waarbij ze ervoor zorgen dat het goed in elkaar past en dat de onderdelen (wonen, werken, ontspanning) gemakkelijk te herkennen zijn.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn met enige precisie diverse materialen en gereedschappen te gebruiken | VAARDIGHEID 3.9
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
Met toezicht kan de
De leerling kan een
De leerling kan een
leerling met een veelheid
veelheid aan
veelheid aan
aan gereedschappen en
gereedschappen en
gereedschappen en
materialen werken. Hij
materialen gebruiken om
materialen gebruiken om
heeft moeite de
producten te maken. De
producten te maken. De
gereedschappen en
leerling werkt redelijk
leerling werkt nauwkeurig
materialen met precisie te
nauwkeurig, maar heeft
en hoeft het zelden over te
gebruiken en moet zijn
enige supervisie nodig om
doen of aan te passen. Hij
werk regelmatig over
erop toe te zien dat de
heeft weinig of geen hulp
doen.
gereedschappen correct
van de leerkracht nodig.
gebruikt worden. Soms heeft hij de hulp van de leerkracht nodig om het werk aan te passen of over te doen.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Mijn leerkracht laat zien
Ik kan verschillende
Ik kan verschillende
hoe ik met verschillende
materialen en
materialen en
gereedschappen kan
gereedschappen
gereedschappen gebruiken
werken en kijkt hoe ik
gebruiken om dingen te
om dingen te maken. Mijn
dat doe. Soms maak ik
maken. Soms maak ik
werk ziet er meestal uit
fouten en dan moet ik
fouten en dan moet ik
zoals ik het wil. Mijn
opnieuw beginnen.
het een beetje
leerkracht hoeft me niet te
veranderen. Mijn
helpen.
leerkracht helpt me dan.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn met enige precisie diverse materialen en gereedschappen te gebruiken | VAARDIGHEID 3.9
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Vraag je leerkracht of een klasgenoot je het gebruik van een stuk gereedschap voor te doen. Oefen hiermee een week lang elke dag. Kun je het aan het eind van de week beter?
•
Bedenk een stuk gereedschap dat je moeilijk vindt om te gebruiken. Bijvoorbeeld, als je met de snijmachine werkt, maak je dan vaak foutjes? Vraag een leerling die goed is in het gebruik van dit gereedschap je te laten zien hoe hij het doet. Kan hij je ideeën geven hoe je het beter zou kunnen doen, bijvoorbeeld door duidelijk te markeren waar je wilt gaan snijden?
•
Vraag je leerkracht je voor te doen hoe je iets moet doen, en vraag hem te blijven kijken als je werkt> Vind je het makkelijker als je het van iemand kunt kopiëren?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Probeer, voordat je begint, alle onderdelen van je werk uitgespreid voor je neer te leggen. Weet je waar elk onderdeel hoort? Hoe ga je alles aan elkaar vastmaken, of hoe krijg je alles op de juiste grootte? Wat ga je eerst doen? Begin nu pas met je werk.
•
Als je iets uit moet knippen, teken dan eerst de omtrek op het materiaal in plaats van uit de losse hand te knippen.
•
Kies één soort materiaal. Gebruik dit materiaal een middag lang op zo veel mogelijk manieren. Je zou het kunnen lijmen, knippen, opvouwen, enzovoort. Zijn sommige manieren om dit materiaal te gebruiken gemakkelijker dan andere? Kan je leerkracht of een klasgenoot je helpen het gebruik van het materiaal gemakkelijker te maken?
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
VAARDIGHEID
3.10
In staat zijn hun eigen werk te toetsen, te evalueren en te verbeteren
D R A A I B O E K – Voorbeelden van de vaardigheid in de praktijk:
In Weer en klimaat Taak 1 ontwerpen en maken de leerlingen hoeden die geschikt zijn voor een bepaald weertype. Nadat ze onderzoek gedaan hebben naar verschillende soorten hoeden en materialen en nadat zij stappenplannen gemaakt hebben, maken de leerlingen een papieren of stoffen patroon van hun hoeden om te zien hoe deze in elkaar passen en hoe zij vastgemaakt moeten worden. Ze doen eventuele aanpassingen aan hun ontwerp voordat zij de hoeden daadwerkelijk gaan maken. Als ze eenmaal af zijn, testen de leerlingen hun hoeden uit, bij voorkeur in het weertype waarvoor ze gemaakt zijn. Ze kunnen nu nog laatste veranderingen aanbrengen. Vervolgens schrijven zij een beoordeling van hun werk, met inbegrip van suggesties hoe het nog beter zou kunnen.
In De fysieke wereld (Energie, kracht, licht en geluid) Taak 2 ontwerpen en maken de leerlingen eenvoudige spelletjes die gebruikmaken van een elektronische of magnetische component, bijvoorbeeld ezeltje-prik, slagschip met magneten, enzovoort. Als alle spelletjes af zijn, houden de leerlingen een test- en evaluatieronde, waarbij ze elkaars spelletjes uitproberen. De leerlingen komen met suggesties tot verbetering van hun eigen werk en dat van anderen.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn hun eigen werk te toetsen, te evalueren en te verbeteren | VAARDIGHEID 3.10
KLASSERING VOOR DE LEERKRACHT:
Aanvangsfase
Ontwikkelingsfase
Beheersingssfase
De leerling kan het eigen
De leerling kan het eigen
De leerling kan het eigen
werk beoordelen en
werk beoordelen, en
werk beoordelen en
besluiten of het
besluiten of het
besluiten of het eindproduct
eindproduct goed is of
eindproduct goed is of
goed is of verbeterd zou
verbeterd zou moeten
verbeterd zou moeten
moeten worden. De leerling
worden. De leerling moet
worden. De leerling kan
kan ten minste één
voorgedaan worden hoe
ten minste één idee
mogelijke manier noemen
het product verbeterd kan
noemen om het werk te
om het werk te verbeteren.
worden.
verbeteren. Zijn ideeën
Zijn ideeën zijn praktisch
zijn niet altijd praktisch of
en leiden indien uitgevoerd
leiden niet tot een
tot een daadwerkelijke
werkelijke verbetering
verbetering van het
van het product of plan.
product.
KLASSERING VOOR DE LEERLING: Ik kan het een beetje
Ik kan het beter
Ik kan het goed
Ik kan mijn werk testen
Ik kan mijn werk testen
Ik kan mijn werk testen
of het goed is of dat ik
of het goed is of dat ik
of het goed is of dat ik
het moet verbeteren.
het moet veranderen om
het moet veranderen om
het beter te maken. Ik
het beter te maken. Ik
heb wel ideeën om het
heb ideeën hoe ik mijn
beter te maken, maar
werk beter kan maken,
soms zegt mijn
en als ik die uitprobeer,
leerkracht dat mijn
wordt het werk ook echt
ideeën niet uit te voeren
beter.
Mijn leerkracht laat me zien hoe ik het kan veranderen om het beter te maken.
zijn. Soms, als ik het veranderd heb, vind ik dat mijn werk daarvoor beter was.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
In staat zijn hun eigen werk te toetsen, te evalueren en te verbeteren | VAARDIGHEID 3.10
LEERADVIES: De stap van Aanvangsfase naar Ontwikkelingsfase Vertel de leerlingen het volgende
•
Als je iets gemaakt hebt, vergelijk het dan met je oorspronkelijke plan. Is het resultaat zoals je het gepland had? Waarom heb je het veranderd? Waarom is het anders geworden?
•
Geef je product aan een klasgenoot en vraag hem het uit te proberen. Heeft hij suggesties hoe het verbeterd zou kunnen worden? Probeer een van zijn producten uit. Kun jij hem ook aan ideën voor verbetering helpen?
•
Kijk naar producten die lijken op iets wat jij gemaakt hebt. Waarin verschillen zij van jouw product? Welke is beter? Zijn er dingen die je in jouw ontwerp zou kunnen inbouwen?
De stap van Ontwikkelingsfase naar Beheersingssfase Vertel de leerlingen het volgende •
Probeer je product uit. Doet het wat het moet doen? Waarom doet het het niet zo goed als de bedoeling was? Bijvoorbeeld, als je een speelgoedauto had gemaakt, zijn alle wielen even groot en draaien ze gemakkelijk?
•
Denk nu na over waarom je product het niet zo goed doet als het zou kunnen. Hoe zou je dit kunnen veranderen om het product te verbeteren? Bijvoorbeeld, zou je de maat van de wielen kunnen veranderen, of ze soepeler laten draaien, enzovoort?
•
Vraag je leerkracht een “proefsessie” met de hele klas te organiseren. De hele klas kan de producten van andere leerlingen uitproberen en uitleggen hoe ze verbeterd kunnen worden. Probeer wat andere leerlingen vinden op te nemen in je plan en je product nog eens te maken. Is het nu beter?
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
ACTIVITEITEN TER BEOORDELING VAN DE MILEPOST ALS GEHEEL Techniek Tegen de tijd dat de Milepost afgerond wordt, zult u de leerlingen veel met Techniek bezig hebben gezien. Hopelijk hebt u bijgehouden hoe zij zich vanaf de Aanvangsfase tot Beheersingssfase ontwikkelden. Die ontwikkeling is waarschijnlijk niet rechtlijnig geweest. Leerlingen, zoals wij allemaal, ontwikkelen zich in het oefenstadium soms in een geheel andere richting, maar er zal toch een algemene tendens waarneembaar zijn. U zult een belangrijke rol in deze ontwikkeling gespeeld hebben, aangezien u iedere leerling heeft kunnen adviseren op basis van wat u van hem gezien heeft. Dat is wat bedoeld wordt met Assessment for Learning en waarom het IPC Assessment for Learning-programma zo belangrijk is. Door naar deze ontwikkeling te kijken, kunt u beoordelen of een leerling over het algemeen in de Aanvangsfase, de Ontwikkelingsfase of de Beheersingssfase is bij elk van de belangrijkste vaardigheden van Techniek en wat het totale ontwikkelingsniveau van de leerling op het gebied van de vaardigheden van Techniek is. Het helpt om aan het eind van elke Milepost een algemene proef te doen om te zien hoe goed de leerlingen met Techniek kunnen omgaan. Deze algemene proef is geen test. Het is een manier om uw eigen beoordeling te controleren door de leerlingen zonder enige interventie van uw kant een aantal activiteiten te laten uitvoeren. Als u, de leerlingen bij het uitvoeren van deze activiteiten observerende, concludeert dat uw beoordeling onjuist is geweest, dan zou u de leerlingen nog een andere activiteit kunnen geven. Echter, twee dagen met activiteiten leveren niet beter bewijs op dan leerlingen twee jaar nauwlettend observeren. Uiteindelijk zult u uw oordeel moeten baseren op al het bewijsmateriaal dat u hebt en niet een klein deel daarvan. Probeer de activiteit ter bevestiging van de beoordeling aan het einde van de Milepost zo leuk mogelijk te maken. Organiseer een Techniekdag. Laat de leerlingen hun eigen onderzoeken bedenken. Een paar suggesties. • Vraag de leerlingen een stuk speelgoed te bedenken voor een jongere leerling (peuter- of kleuterleeftijd). U zou uit kunnen gaan van het soort speelgoed dat ze hebben, het soort speelgoed dat ze zouden willen maken of de leerlingen kunnen met een peuter of kleuter praten over wat voor soort speelgoed ze leuk zouden vinden. De leerlingen ontwerpen hun speelgoed met behulp van tekeningen en beschrijvingen. Eventueel zou het speelgoed gemaakt kunnen worden. •
De leerlingen kunnen iets maken om de school te versieren. Houd het jaargetijde in het achterhoofd bij het bedenken wat ze zouden kunnen maken. Wordt het gauw Kerstmis of Pasen? Zijn er andere feesten of herdenkingen binnenkort? Is het zomer of winter? Zijn er sportdagen, ouderavonden, of komen er binnenkort nieuwe leerlingen? Houd een brainstorm met de leerlingen over de verschillende dingen die zij voor de
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming
MP3
school zouden kunnen maken. Daarna kunnen de ontwerpen maken en het product onder toezicht maken.
leerlingen
hun
Elk van deze activiteiten doet een beroep op een aantal vaardigheden dat aandacht heeft gehad in de loop van deze Milepost. Laat de leerlingen hun activiteiten uitvoeren. Observeer ze zorgvuldig. Vergelijk wat u ziet met de beoordeling die u op basis van het bewijsmateriaal aan het einde van de Milepost hebt gemaakt.
Assessment for Learning Programme | © International Primary Curriculum 2005 Mag niet vermenigvuldigd worden zonder toestemming