Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
1
Sterrenkunde in ANW Rob van Woerkom, Notre Dame des Anges, Ubbergen
Inleiding Een van de onderdelen van ANW bestaat uit sterrenkunde. Het betreffende hoofdstuk wordt AHet Heelal@ (Scala), A Zonnestelsel en heelal@ (ANW actief), AKijken naar de hemel@ (AntWoord) of AZonnestelsel (Solar HAVO) genoemd. In alle boeken wordt redelijk veel sterrenkunde sec gegeven. Daarnaast worden ook aspecten van de sterrenkunde gegeven waarin leerlingen kunnen nagaan hoe ons beeld over het heelal in de loop van eeuwen is veranderd. Met name hoe het beeld over het zonnestelsel vanaf Ptolemaeus, via Copernicus, Kepler, en Galilei geëvolueerd is tot ons huidige beeld, wordt in bijna alle boeken behandeld. Soms is het hoofdstuk verrijkt met paragrafen over navigatie en tijdsmetingen (bijvoorbeeld ANW actief1) of over ruimtevaart (bijvoorbeeld in Scala). In onze ANW kring oost komt regelmatig de opmerking naar voren: Awaar heb je is nu te maken met sterrenkunde, en waar wordt het nu ANW ?@ Bij ANW gaat het vooral om een nadenken over de invloed van natuurwetenschappen en techniek (technologie) op onze maatschappij. Wij leven immers in een sterk door techniek en technisch denken bepaalde maatschappij2. Ontstaan er problemen dan gaan we die met name via wetenschappelijk en technisch denken te lijf. Daarom is het van groot belang enig idee te hebben over hoe groot de reikwijdte van natuurwetenschap nu eigenlijk is. Waarover kan ze oordelen, waar liggen haar beperkingen. Er is daarom bij ANW meer aandacht voor historie, aard en ontwikkeling, samenhang en implicaties van natuurwetenschappen op de samenleving. Er wordt ook meer aandacht geschonken aan het proces van kennis verkrijgen dan aan feitenkennis. Hoe komen we aan kennis. Van waaruit start je met vragen stellen, wat vindt er plaats in de onderzoeker, kortom, >der Mensch=, achter de wetenschapper.
Wat kan ik in dat kader nu met sterrenkunde? Veel denk ik, al was het maar omdat de geschiedenis van de sterrenkunde ons heel veel materiaal levert waarin bovengenoemde aspecten van ANW aan bod komen. Maar er is nog een andere opmerking te maken. De wieg van onze geboorte staat in de sterren. Daar ligt onze oorsprong. En met die oorsprong blijven we verbonden. Want hoever planeten en sterren ook van ons af mogen staan, iedere avond maken ze deel uit van mijn omgeving; iedere avond worden we geconfronteerd met duizend vragen die onze geest open moeten houden. Daarom zal ons beeld van het heelal altijd van invloed zijn op ons leven, op onze existentie zoals ik in een volgend artikel duidelijk hoop te maken. In een tweetal artikelen hoop ik materiaal aan te reiken waarin het eigene van ANW ten opzichte van sterrenkunde duidelijker wordt. In '1 behandel ik aan de metingen van Eratosthenes wat creatief waarnemen is. Er zullen veel meer van die voorbeelden te geven zijn, ook vanuit andere domeinen. Daarnaast laat ik zien dat er zeker valide argumenten kunnen zijn om nieuwe gedachten niet te accepteren. Ook wanneer de geschiedenis later het gelijk geeft aan de nieuwe gedachte, kan het wetenschappelijk toch van integriteit getuigen om de nieuwe gedachte te verwerpen. In ' 2 behandel ik onwelkome boodschappen. We zullen zien dat vele boodschappen ook heden ten dage nog onwelkom zijn In ' 3 en 4 bespreek ik hoe beeldvorming de zoektocht naar waarheid beïnvloedt, ook bij sterrenkunde. In ' 5 probeer ik nog eens te verhelderen wat de bijzondere impact is geweest van Galilei=s opvattingen over wetenschap voor ons idee over de Kosmos. In ' 6 tenslotte vraag ik welke rol resultaten van natuurwetenschappelijk onderzoek spelen bij mijn beleving van de kosmos.
Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
2
'1.Wetenschap en progressie Historie en ontwikkeling van de sterrenkunde. Nogal wat leerlingen hebben het idee dat de wetenschappelijke kennis aan een voortdurende verandering onderhevig is, bovendien eigenlijk alleen maar vooruitgang kent. Een eenvoudig voorbeeld haalt ons snel uit die droom. De Griek Eratosthenes (geboren tussen 276 -273 v.C. in Cyene (een stad ten westen van Egypte aan de kust van Noord Africa) begreep in zijn tijd al, aan de hand van zijn beroemde schaduw- meting, dat de Aarde een bol moet zijn geweest, waarvan de omtrek aan de evenaar 252.000 stadiën = 40.079 km. bedraagt. En een andere natuurfilosoof Aristarchus (ca.310 - 230 v.C.), die in een boek: Over de afmetingen en afstanden van zon en maan ons liet zien dat de doorsnee van de maan ongeveer een kwart bedroeg van die van de aarde en dat de afstand aarde - maan op ongeveer 60 maal de straal van de Aarde kwam, zou zeventien eeuwen vóór Copernicus reeds geopperd hebben dat niet de Aarde het onbeweeglijke middelpunt is van alles, maar de zon.3 Hij dacht ook na over de grootte van het Heelal. Hij kwam tot de conclusie dat het Heelal vele malen groter moest zijn dan wat het bij zijn tijdgenoten, zelfs bij zijn opvolgers zou zijn geweest. Over beide personen nog het volgende:
Het experiment van Eratosthenes demonstreert prachtig waaruit creatief denken, waarnemen en handelen bestaat. Iedereen ziet dat een stok, neergezet in de zon, een schaduw op de grond werpt. Velen zullen ook waarnemen dat de lengte van de schaduw varieert met de zonnestand. Het zijn dagelijkse observaties die men onbewust toepast wanneer men zich tegen het felle zonlicht afschermt en een schaduwrijk plekje opzoekt. Maar er moet blijkbaar een kader zijn waarin een waarneming een zinvolle betekenis krijgt. De waarneming moet vervolgens een vonk genereren waardoor associaties gemaakt kunnen worden in een van te voren gesensibiliseerd veld. Eratosthenes was een man van de wereld, hij communiceerde met gebieden ver buiten zijn stad en hij was op de hoogte van eerdere pogingen om de aarde op te meten. Op een dag verneemt hij dat in Syene, een stad 800 km. ten zuiden van Alexandrië op de middag van de 21ste juni verticaal geplaatste stokken geen schaduwen werpen. Maar hij realiseert zich dat een stok, geplaatst op dezelfde datum, het zelfde uur, in Alexandrië wel een schaduw wierp. Het creatieve zit er nu in beide waarnemingen te combineren, en die in de context van het probleem te plaatsen: hoe is het mogelijk een schatting te maken over de grootte van de aarde? Creatief zijn in de wetenschap is dus niet een creatieve daad stellen zoals dat gebeurt in scheppingsverhalen; het is niet iets creëren uit niets, maar het legt feiten bloot, selecteert de feiten opnieuw, combineert en synthetiseert ze met reeds voorhanden feiten, ideeën en mogelijkheden in een nieuwe omlijsting, in een ander kader.4
Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
3
Laten we aan de hand van een ander voorbeeld de zaken nu eens van de andere kant bekijken. Aristarchus is er vaak voor bewonderd dat hij ver vóór Copernicus de zon in plaats van de Aarde in het middelpunt stelde. Zijn opvolgers werden dan onwetendheid en bekrompenheid van geest verweten. Laten we echter bedenken dat we geen recht doen aan de situatie in de 3e eeuw v Chr. wanneer we Aristarchos= hypothese beoordelen naar 21ste eeuwse maatstaven. De kwestie is niet of wij overtuigd zijn maar of zij, de mensen van die tijd en later, zulke redenen hadden om heliocentrist te worden. En het antwoord is natuurlijk dat zij dat niet hadden. Om de aarde te laten bewegen, haar de status te geven van zwerfster bruuskeerden zij in hoge mate, niet alleen de antieke autoriteit, maar ook het gezond verstand, het geloof en de Aristoteliaanse natuurkunde. De theorie voorspelde een stellaire parallax die niet waargenomen kon worden. Voorwerpen in de lucht gegooid zouden vanuit dat concept beïnvloed moeten worden door de bewegingen van de aarde. Dat nu wordt nergens waargenomen. Wanneer we in de moderne natuurwetenschappen het accent leggen op juiste waarneming is het van groot belang de leerlingen ook op dit soort kwesties te wijzen.
'2. De onwelkome boodschap Samenhang en implicaties van de sterrenkunde op de samenleving Een andere kwestie die vaak besproken wordt bij ANW is natuurlijk de zaak Galileo Galilei. Noch Copernicus, noch Galilei konden een bewijs op empirische grondslag leveren dat de aarde om de zon draaide.5 Maar Galilei kon met zijn kijkers wel duidelijk maken dat de Maan niet dat >perfecte hemellichaam= was, waar voor men haar altijd gehouden had. Bovendien lieten de maantjes van Jupiter zien dat de Aarde niet het enige hemellichaam was dat een middelpunt vormde van bewegingen in het heelal. Jupiter deelde tenminste één eigenschap met die onvolmaakte en ondermaanse Aarde. Tenslotte toonden de schijngestalten van Venus aan dat die planeet zelf geen licht uitzendt. Allemaal zaken die in strijd waren met de Ptolemaeïsche opvattingen, zaken die uiteindelijk beter verklaard konden worden aan de hand van het heliocentrisch model. Wij weten allemaal hoe de Katholieke Kerk op de opvattingen van Galilei reageerde. Voor historici is het interessant om na te gaan wat nu de diepere oorzaken zijn geweest van die noodlottige affaire. Waren de echte boosdoeners door rancune en jaloezie gedreven Jezuïeten?6 Of lag de voornaamste oorzaak in Galilei=s temperament? Deze laatste was immers absoluut niet gespeend van egocentrische karaktertrekken. Altijd willen schitteren, in polemische uithalen en met spottende opmerkingen zijn opponenten krenken en neersabelen. Niet dulden dat theologen op natuurwetenschappelijk terrein kwamen maar zelf wel de amateurtheoloog uithangen. Zelfs naar een buitengewoon aimabel man als Kepler gedroeg Galilei zich buitengewoon hooghartig. Het kan ook de gekwetste trots van paus Urbanus VIII geweest zijn die verantwoordelijk werd voor deze historische tragedie. Urbanus VIII (aanvankelijk beschermheer en vriend van Galilei nota bene) voelde zich immers vernederd door Galilei=s boek: Dialoog over de twee voornaamste wereldsystemen, waarin Urbanus, naar men zegt als voorbeeld stond voor Simplicio, de persoon die het wereldbeeld van de 2000 jaar oude leer van Aristoteles verdedigde. Bij voorbaat stond al vast dat die arme Simplicio (de naam zegt het al) het onderspit zou moeten delven. Hoe ook zij, (er zijn omtrent de redenen van dat conflict nog vele andere theorieën in omloop) voor ons is eigenlijk meer interessant dat zulke conflicten tussen (politieke, kerkelijke, of maatschappelijke) machten en de wetenschap nog steeds uiterst actueel zijn. Ook binnen de wetenschap worden machtspelletjes gespeeld. Macht bezitten en macht krijgen is een menselijke fascinatie. En steeds wanneer de macht wordt uitgedaagd zullen machthebbers proberen hun macht te verdedigen, vaak ten koste van de uitdagende partij. De zaak Galilei kan ons leren dat bij machtsaanspraken vele niveau=s te onderscheiden zijn: ruzies die hun oorsprong vinden vanuit religieuze opvattingen of vanuit politieke belangen; wetenschappelijke dogma=s die te vuur en te zwaard verdedigd worden; corruptie en het omkopen van deze of gene om de machtsbasis te vergroten of in stand te houden. het te lang aan de macht blijven van een zelfde groep van mensen het afhankelijk zijn van een geldschieter. In dat opzicht is de zaak Galilei absoluut niet uniek, eerder staat zij als voorbeeld hoe het er telkens
Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
4
weer opnieuw aan toe gaat. daarom is het mijns inziens interessanter voorbeelden uit een meer nabij verleden of uit de actualiteit te halen dan om deze toch redelijk uitgekauwde affaire in extenso te herhalen. Bovendien, kritiek uitoefenen op een systeem dat 3 eeuwen geleden bestond is natuurlijk veel gemakkelijker dan kritiek uit te oefenen op systemen die nu aan de macht zijn of waarvan je zelf deel uitmaakt. Dagelijks lezen we in kranten hoe onwelkom een boodschap kan zijn waarop je niet staat te wachten. Onlangs (februari 2002) waarschuwde Marianne Riksen-Walraven, hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen, dat de ontwikkeling van baby's nadelig wordt beïnvloed door lange dagen op het kinderdagverblijf. Ze baseerde zich daarbij op Amerikaans onderzoek. De boodschap veroorzaakt onder veel ouders met kinderen die op een crèche zitten of hebben gezeten, angst en ergernis. Nog vóór dat het rapport gelezen werd, kwam van alle kanten kritiek. De belangen van de verschillende partijen zijn dan ook heel groot. Nu, afgezien of er op het onderzoek van wetenschappelijke zijde kritiek valt te leveren, gaat het er mij om dat je aan dit voorbeeld ook hier weer kan zien hoe het maatschappelijk belang vaak strijd met wetenschappelijke integriteit. De gevestigde macht (of de, om wat voor reden ook, op dat moment heersende macht) legitimeert zijn aanspraak op waarheid blijkbaar met het feit dat zìj de macht bezit).
In het boek >De onwelkome boodschap= introduceren de schrijvers André Kobben en Henk Tromp met de term: Galileïsche geesteshouding,7 de gedachte dat je als onderzoeker de plicht hebt om je verworven inzichten uit te dragen, desnoods tegen allerlei weertstanden in=. In dat buitengewoon boeiende boek kan men lezen wat er gebeurd wanneer een onderzoeker zijn superieuren een onwelkome boodschap brengt. Pas dan begrijpt men dat de zaak Galilei allesbehalve een historische zaak is. Volgens Corten, een in het boek besproken boodschapper die met zijn superieuren van het RIVO (Rijksinstituut voor Visserij Onderzoek) in conflict kwam Aging het Galilei om de waarheid als doel op zichzelf@. AIn onze moderne, door ervaring (en cynisme) wijzer geworden maatschappij is het begrip >Waarheid= eerder suspect dan een doel. Het is al heel wat wanneer we het over partiële en tijdgebonden waarheden (met kleine w) kunnen hebben, en niet willen vervallen in radicaal relativisme: >waarom zou je vasthouden aan eigen inzichten, die je je met veel moeite heb eigen gemaakt, wanneer toch niets zeker is?@ In bovenstaand boek wordt nog een artikel van Karel Knip geciteerd waarin hij beschrijft hoe Marsonderzoekers, met veel aplomb beweerden dat er leven op de planeet voor komt, of in vroegere tijden voor kwam, of naar alle waarschijnlijkheidvoor zal komen. Hun onderzoek bleek op uitermate wankele grondslag gebouwd te zijn; het ging er hun voornamelijk om, meer geld voor hun onderzoek te ontvangen. Tenslotte, wie herinnert zich niet de kwestie Buikhuizen, de hoogleraar die in Leiden een grootscheeps
Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
5
onderzoek wilde verrichten naar oorzaken van criminaliteit. Hij sloot niet uit dat criminaliteit ook wel eens fysiologische of genetische oorzaken kon hebben. Maar prof. dr. W. Buikhuizen werd in het intolerante klimaat van de jaren zeventig en tachtig vermorzeld. Het grootste wetenschappelijk schandaal van dat decennium. Wellicht is het zeer de moeite waard om dit voorbeeld eens na te spelen. Met als spelers Buikhuizen, het Leidse universiteitsbestuur, Amaatschappelijk correcte@ opinies, collega=s van Buikhuizen, Piet Grijs die alles zo goed wist, maar die zich bij mijn weten zich overigens nooit publiekelijk voor zijn opinie nooit verontschuldigd heeft), het ministerie voor Onderwijs en Wetenschappen, enz. Ook lijkt het mij van belang leerlingen er op te wijzen dat de moderne wetenschap nog steeds haar dogma=s kent. Zoals: 1. 2. 3. 4.
het dogma van het DNA het dogma van het toeval en de volstrekte willekeur in het evolutieproces het ontkennen dat finaliteit een rol speelt bij het evolutieproces het dogma van de Big Bang
'3. Beelden in de wetenschap De Big Bang is een begrip dat veel leerlingen van >horen zeggen= kennen. En zoals vaker het geval is wanneer men maar heel oppervlakkig op een begrip ingaat, hebben de meeste leerlingen (ook volwassenen trouwens) daar weinig moeite mee. Maar is dat voor de hand liggend? De Kosmos zou zich volgens die theorie ontwikkeld hebben vanuit een >oerpunt= of >beginpunt= (maar eigenlijk mag je daar niet over spreken want op dat >moment= was er van tijd of ruimte geen sprake, dus er was ook geen begin) waarin zich alles wat we nu kennen aan materie en energie samengebald is. Dat onvoorstelbare gaat er bij de meeste leerlingen in als koek. Daarom las ik een citaat voor uit een boek van Lawrence Krauss: >Atom=. Het kwam op het volgende neer: AHet volume van de zon is 106 keer het volume van de aarde. Bij deze grootte heeft de zon een dichtheid nauwelijks groter dan die van water, en in feite niet veel verschillend van de gemiddelde dichtheid van de aarde. Wanneer we de straal van de zon 10 keer kleiner maken zou een theelepel zonnenmaterie een massa hebben van ongeveer één kilogram. Zouden we de straal van de zon verkleinen met een factor 100, de zon wordt dan even groot als de aarde, maar haar massa wordt dan 106 keer zo groot. Een theelepel zon heeft nu een massa van enkele tonnen. Brengen we de straal van de zon terug tot 6 km (kleine stad), dan zou een theelepel zon een massa van 1.000.000.000 ton hebben. Bij deze dichtheid verliezen de atomen in de zon hun individualiteit. Alle elektronen worden in de kern geperst en de zon bestaat alleen nog uit atoomkernen (1056 maal de massa van een Waterstof atoom). Zo iets gebeurt 100 keer per seconde in het zichtbare heelal wanneer een ster zijn leven eindigt na een supernova explosie.
Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
6
Maar we gaan verder met het indrukken van de zon, 100.000 keer verder. Nu heeft een theelepel zonnenmaterie een massa van 1.000.000 x 1.000.000.000 x 1.000.000.000 ton. Dat is een massa van 1000 maal de Aarde. De zon is nu zo groot als een basketbal. Er bestaan echter 100.000.000.000 zonnen in onze Melkweg. En ook weer 100.000.000.000 melkwegstelsels in het zichtbare deel van het Heelal. Zelfs wanneer we alle zonnen in het Heelal samendrukken tot basketballen, dan hebben we nog een volume zo groot als de Aarde. Laten we nu dus die Asamengestelde aarde@ verder samendrukken tot een honkbal. We hebben dus het Heelal tot een honkbal ingedrukt, Een theelepel van zo=n samengedrukt heelalheeft nu een massa gelijk aan de massa van 10 miljoen sterrenstelsels, evenveel als 1 miljard x 1 miljard zonnen! In een ruimte die normaal ingenomen werd door een atoomkern, zou nu evenveel massa zitten als in de hele stad New York. En in het volume, ingenomen door een atoom (kern + elektronenwolk) zou je een massa samengeperst hebben zo groot als de hele aarde! Dat is natuurlijk pas het begin. Dan heb ik het nog niet eens gehad over zoiets als materie en antimaterie. In die theorie wordt aangenomen dat, waarschijnlijk door een onwaarschijnlijk toeval, het Heelal begon met één deeltje extra materiedeeltje per 1.000.000.000 deeltje-antideeltjeparen.@ Ik citeer nog eens Krauss ANeem een honkbal voor je, bekijk hem onder de microscoop, kijk naar de afzonderlijke vezels in de draad waarmee het leer aan de buitenkant aan elkaar genaaid is. Als deze honkbal een impressionistische voorstelling zou zijn van het waarneembare heelal zoals het aan het begin der tijden was, en als we dan deeltjes zouden tellen, dan zou alles wat we nu zien - mensen, planeten, sterren en sterrenstelsels - helemaal bevat zijn in een oneffenheidje van die ene vezel van die ene draad. Verwijder die vezel, en alles wat er nu nog over zou zijn, zou het bad van de onzichtbare achtergrondstraling zijn die ons nog steeds
[email protected] Hoe om te gaan met het onvoorstelbare? Hoe kritisch te blijven tegenover de beelden die we vanuit de moderne wetenschap aangereikt krijgen? Hoe deze op hun waarde te schatten? Het is niet gemakkelijk. Laat ik een ander voorbeeld nemen. Het schoolbord is geduldig. Moeiteloos teken ik een atoom-model van Bohr of het zonnestelsel op dat bord. De leerlingen >dreigen= het direct te begrijpen. Maar er sluipen onbewust cruciale fouten in. Elektronen en kerndeeltjes worden afgebeeld. Kan dat? Welke illusie geef ik dan aan mijn leerlingen? Bij de tekening van het zonnestelsel is het natuurlijk onmogelijk de ware verhoudingen aan te geven. (overigens ook bij het atoommodel) Daarom heb ik eens het volgende gedaan. Ik nam een schijfje karton van 10 cm doorsnee. Legde dat neer vóór de school en plaatste op 3 meter afstand een grote ouderwetse stuiver die de maan voorstelde. Toen ben ik met mijn leerlingen gaan lopen. Op een afstand van 1,2 km kwamen de zon tegen, lopende tegenovergestelde richting kwamen we op meer dan 5 km. afstand Jupiter tegen. Verder hoefde ik van mijn leerlingen niet te lopen. Om Pluto te bereiken moesten we van Ubbergen naar Den Bosch lopen. En toch, toch zijn deze afstanden peanuts vergeleken met de onmetelijke ruimte daarbuiten. De dichtsbij staande ster zou in dit schema op 320.000 km. staan! Wij vertellen aan onze leerlingen wonderlijke verhalen, absoluut, ook onvoorstelbare verhalen, zeker zo spannend, zeker zo intrigerend als de mythen vanuit de oude tijden. Maar waar zij mythen of religieuze concepten met een eenvoudig handgebaar afwijzen, omhelzen zij de wetenschappelijke concepten zonder enig dralen, vaak ook zonder enige zichtbare verwondering. AGewoon!@
'4.
Het beeld dat onze perceptie filtert.
(Het proces waardoor bepaalde kennis verkregen werd) Wij komen altijd in een wereld die gevuld is met meningen, beelden, overtuigingen, betekenissen, ideeën, opvattingen, normen en waarden op alle mogelijke terreinen. We kunnen ze later in ons leven accepteren, aanvullen, veranderen of ook eventueel verwerpen. (Ofschoon dat laatste alleen aan de echte reuzen van de geest is voorbehouden) Dat zien we ook op het terrein van de wetenschap. Hoe onbevooroordeeld kun je waarnemen? Griekse astronomen zijn vaak bekritiseerd geweest voor het feit dat zij zich >dogmatisch= verbonden zouden hebben met de uniforme circulaire beweging van planeten. Bij voorbaat iets aannemen is wetenschappelijk niet gerechtvaardigd, in ieder gevel demonstreert het
Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
7
geen wetenschappelijke houding. De realiteit is natuurlijk dat een wetenschapper, antiek of modern in ieder onderzoek dat hij aanpakt met sterke vooroordelen en met duidelijke ideeën over wat de modellen die hij gebruikt inhouden, begint. En niet alleen wetenschappers beginnen met vooroordelen hun wereld waar te nemen. In '1 spraken we al over het feit dat niemand Amaagdelijk= de wereld binnentreedt. De werkelijkheid is al voorgefilterd. Wij kijken als het ware door bepaalde filters waarvan we ons soms wel bewust zijn, vaak echter helemaal niet. Een vis weet pas wat water is, wanneer hij op het droge is beland. Pas dan merkt hij dat hij nooit naar water heeft gekeken. Ofschoon we dus veel waarnemen, zien wij vooral datgene wat wij belangrijk vinden. Bovendien zien we op een manier zoals wij dat geleerd hebben. Verwachtingspatronen spelen daarbij ook een grote rol; daarbij treedt selectie op en dat leidt er toe dat iemand slechts één bepaald beeld, één bepaalde betekenis ziet, of in ieder geval, dat beeld of die betekenis eerder ziet dan een andere mogelijkheid Ik laat hier aan de hand van twee voorbeelden zien hoe zo=n filtering kan werkt. 1 Het antiek-Egyptisch denken9 was eenvoudig en toch samenhangend, consequent, logisch, analytisch en rationeel. Hun belangrijkste vooropstelling, dat alles één is, en omgekeerd, duidt op hun volledig kosmisch bewustzijn. Egyptenaren hadden geen woord voor 'godsdienst' in hun taal. Zij kenden geen waarneembaar onderscheid tussen sacrale en wereldse zaken. Zij besloten dat de mens een model is van het universum. Wanneer de mens zichzelf volledig begrijpt, begrijpt hij ook het universum: Astronomie, astrologie, aardrijkskunde, landmeetkunde, ritme, verhoudingen, wiskunde, magie, geneeskunde, anatomie, kunst - alles is verbonden in één groots dynamisch schema. Geen enkel aspect kan van de andere gescheiden worden noch behandeld als een aparte specialiteit zonder vervorming en vernietiging te veroorzaken. De moderne westerse maatschappij behandelt die verschillende aspecten van het leven apart, zij zit dus op een heel ander denkspoor. Toen Kepler de planetaire wetten ontdekte, schreef hij dat hij Ade verloren wetten van Egypte herontdekt had@. 2 Ook de taal kan de waarneming, het oordeel beïnvloeden. Bij Claude Lévi-Strauss10 las ik hoe een Indianenstam het zinnetje: "De boze man vermoordt het onschuldige kind", op een heel andere wijze hanteert: "De boosheid van de man vermoordt de onschuld van het kind". Wat een wereld van verschil in de beoordeling van een misdadiger. Het kan niet anders dan dat mensen in deze cultuur ook heel anders naar de dingen kijken. In beide voorbeelden komen we iets tegen van wat door Thomas Kuhn een paradigma wordt genoemd. Een paradigma levert een bepaald denkkader en denkstijl. De resultaten van experimenten zijn in dat denkkader ook interpreteerbaar. Het paradigma vertegenwoordigt op die manier een stelsel van overtuigingen, waarden, en technieken die door leden van een bepaalde groep gemeenschappelijk gedeeld worden. Die groep heeft succes en geeft dus gedurende een tijd zijn modeloplossingen door aan opvolgers. Al deze wetenschappers zullen de werkelijkheid op dezelfde wijze benaderen. Niet alleen het experiment en de argumenten spelen de doorslaggevende rol, maar de sociologische sterkte van de onderzoekersgroep plus de gemeenschappelijke ideeën (de paradigma=s) en het vermogen om daarmee problemen op te lossen. Het wordt begrijpelijk dat men op zo=n manier datgene ziet, wat men verwacht of zelfs moet zien. (niet: eerst zien dan geloven, maar eerst geloven en dan DUS zien!) Men >herkent= een signaal, omdat men de betekenis van dat signaal in een bepaalde context begrijpt, maar even zo goed noemt men een nieuw signaal >ruis= omdat men onmogelijk in die zelfde context de betekenis van dat signaal kan begrijpen. Men besluit dan maar dat het beter is daarop niet verder te gaan, tenzij ....... we een werkelijk groot, revolutionair denker of onderzoeker tegenkomen, die het aandurft het debat, vaak niet zonder grote risico=s, aan te gaan. Nog twee voorbeelden: 1. Edelgassen worden edelgassen genoemd omdat ze geen chemische reactie aangaan. De chemische atoomtheorie leverde een verklaring: een volledig gevulde buitenste elektronenschil is heel stabiel, atomen kunnen dan geen elektronen opnemen of afstaan (octet-regel) kunnen niet reageren@. Doe dus geen moeite, het lukt toch niet. Interpreteer alle resultaten vanuit de zekerheid dat edelgassen niet reageren. Maar een zekere mijnheer Barlett had als motto: AFluorideer alles@. Dat lukte hem zelfs met het edelgas Xenon. Pas toen kwam men er achter waarom men in kerncentrales, (waar alle ingaande en uitgaande stoffen gemeten werden) voortdurend Xenon miste. Het kon zich binden aan uraanfluoride. De chemische atoomtheorie moest aangepast worden.11
Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
8
2. Het zijn de Pythagoreeërs geweest die (als eersten?) >kwaliteit= wisten te reduceren tot >kwantiteit=. Hun ontdekking dat de toonhoogte van een muzieknoot afhing van de lengte van een snaar die de toon produceert, en meer nog dat consonanten geproduceerd worden door snaren waarvan de lengte door eenvoudige getalsverhoudingen bepaald worden was een belangrijke eerste stap naar de mathematisering van menselijke ervaring en kennis. 12 Muziek werd met getallen verbonden. Het getal vormde de spil van het Pytogoraesche systeem. Die spil werd uitgebouwd in de richting van de sterren en in de richting van het menselijk lichaam en de menselijke ziel. 13 Pythagoras onderscheidt tien hemelse sferen met in het centrum een kosmische haard, de schepper van alle leven. Naast de aarde kent Pythagoras vijf planeten, de zon en de maan. Hij vindt de "tegenaarde" uit, om samen met de kosmische haard op een totaal van 10 hemellichamen te komen. De draaiende beweging van een hemellichaam veroorzaakt een neuriën; ieder hemellichaam heeft natuurlijk zijn eigen toonhoogte afhankelijk van de grootte en omvang van hun cirkelbeweging. Was dit nu een wetenschappelijk concept, of hadden we hier meer te maken met een poëtische verbeelding? Maar de vooruitgang van de wetenschap gaat niet over het pad van de logica, zoals velen menen. Maar zie daar! Zestien eeuwen later zal de uitzonderlijk creatieve Afantast@ Johannes Kepler dit idee van de >muziek der sferen= weer oppakken in zijn boek: Harmonice Mundi. 14. De invoering van de nieteenparige ellipsbeweging heeft de cirkelharmonie van de planeetbeweging verstoord. In dit boek zoekt hij naar het geheim van de Kosmos. Rekenkundige verhoudingen (volgens de Pytagoreeërs) en meetkundige verhoudingen (volgens Kepler) vormen zuivere harmonieën, volgens welke God te werk is gegaan in zijn schepping. Dat is voor Kepler de sleutel voor de structuur van het heelal. Dat vormt zijn metafysisch fundament. Deze harmonieën opsporen is de taak van de astronoom. Zijn die harmonische verhoudingen terug te vinden in de omloopperioden van de planeten? In hun afmetingen en volumen? In de grootste en kleinste afstand van elke planeet tot de zon? Of in de maximale snelheden die planeten bereikten wanneer ze het dichts bij de zon waren? Nee, uiteindelijk vindt Kepler (in zijn eigen woorden geciteerd): ANadat ik achttien maanden geleden het eerste gloren van de dageraad heb bespeurd, het daglicht drie maanden geleden heb waargenomen, maar slechts een paar dagen geleden de volle zon van een wonderlijk visioen ontwaarde@, zijn 3e wet waarin hij een verband ziet tussen omlooptijden (T) en de baandiameter (R): de verhouding R3 tot T2 is constant. De ironie is natuurlijk dat het boek Harmonice mundi al sinds onheuglijke tijden bij een of andere Ade Slegte@ ligt. Alleen als curiosum te lezen; van het hele boek is enkel deze bovenbeschreven wet die Kepler als een noodzakelijke schakel in het systeem van harmonieën beschouwde, aan het zwarte gat van de historie ontsnapt. Vooral omdat het als een belangrijke opstap voor Newtons onderzoek naar zijn zwaartekrachtswetten gold. In dat licht krijgen ze ook hun volle betekenis. Hier zien we hoe de resultaten van de wetenschap kunnen werken: feiten krijgen dikwijls hun echte of eigenlijke betekenis in een heel andere context als waarin het feit door de onderzoeker is gevonden.
'5.
Kosmos en Universum
(Inzichten die kennis van het Heelal opleveren en die ons denken, ons voelen, onze kijk, onze manier van leven wijzigen) Op de ochtend van 2 april 2002 fietste ik naar school. Enkele dagen daarvoor had ik de volle maan gezien (28 maart 2002) Ik probeerde me mij voor te stellen welke positie de aarde vandaag innam in zijn baan om de zon.(zoveel dagen na de equinox). Ik begreep dat het bijna laatste kwartier maan was. Ik stelde me de positie van deze maanstand voor (ze moest tussen zuid en west staan, bovendien vrij laag aan de hemel), en ja hoor, heel laag, (achteraf gemeten op 2200 azimuth, 50 boven de horizon) zag ik de maan, groot en vaal rossig verlicht, vlak boven de daken van huizen uitkomend. Het gaf me een bijzonder gevoel. Ahé, ik heb iets door, ik begin er iets van te begrijpen@. AMaan, ik weet weliswaar dat je ver weg staat, maar tegelijkertijd ervaar ik je ook van nabij@, dacht ik. Met mijn voeten op de aarde, de blik gericht op de maan, de vroege ochtendwarmte van de zon ontvangend, voelde ik me opgenomen in de kosmische driehoeksverhouding van deze hemellichamen. Drie hemellichamen als het ware binnen handbereik. Kan een mens nog mooier op weg naar zijn werk gaan? AWant het licht is aangenaam en het doet de ogen goed de zon te zien. Laat de mens zich er dus altijd over verheugen, hoe lang hij ook leeft. Hij bedenke dat de dagen der duisternis nog talrijk genoeg zullen zijn@. (Prediker 11, 7).
Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
9
Michelangelo stelt na een droefgeestige overpeinzing waarin hij de schepping als een spectaculaire nachtmerrie ervaart, zich afspelend op een planeet die honderden miljoenen jaren met het bloed van al zijn schepsels doordrenkt is, dat het de zon is die onze aandacht afleidt, die het bloed opdroogt, die van alles laat groeien, en die met haar warmte hoop, vertroosting en groeikracht geeft: >Questo sol m=arde, e questo
[email protected] Gaat Gij ter ruste aan de westelijke horizon dan ligt de aarde in duisternis, als was ze gestorven... Elke leeuw komt uit zijn hol, en alle slangen bijten, de duisternis is zonder warmte, en de aarde ligt daar zwijgend... Gaat Gij >s morgens aan de horizon op en schittert Gij als Aton overdag, dan verdrijft Gij de duisternis en deelt Uw stralen uit. De beide landen verheugen zich... Al het vee verheugt zich over het gras, bomen en kruiden worden groen. Hoenders en vogels komen uit hun nesten, hun vleugels aanbidden U, Alle geiten springen op de been... Gij zijt het die de verwekten in de vrouwen voedt en het kind in het lichaam van zijn moeder leven geeft, die het kalmeert zodat het niet schreit. Piept het vogeltje in het ei, dan geeft Gij het lucht om het tot leven te brengen... Hoe talrijk zijn Uw werken! Voor de mensen zijn ze verborgen, Gij enige God, buiten wie geen andere bestaat. Gij hebt de aarde geschapen naar uw hart, Gij alleen, met mensen, kudden en ander gedierte, alles wat op aarde is en op voeten loopt, alles wat in de hoogte is en met zijn vleugelen vliegt, de landen van Syrië en Nubië en het land Egypte. Gij zet elke man op zijn plaats, Gij zorgt voor alles wat zij nodig hebben; een ieder heeft zijn voedsel, berekend is zijn levenstijd. Wie echt wil weten wat de zon op de menselijke ziel vermag leest het zonnelied, de grote Aton-hymne van Echnaton dat te lang is om hier helemaal geciteerd te worden. Daarom een deel van dit lied geciteerd. En daarmee kom ik op een heel nieuw thema: de discrepantie die er bestaat tussen datgene wat de natuurwetenschap zegt over natuurverschijnselen, en zoals ik diezelfde natuurverschijnselen beleef. Ik vind het beoefenen van de natuurwetenschappen buitengewoon boeiend. De biologie, mijn leervak, heeft mij veel gebracht; ik heb het vak altijd met bijzonder veel plezier gegeven. En nog steeds haal ik er veel inspiratie uit. En ook, nu ik daarbij de gelegenheid heb gekregen om (een heel klein beetje) sterrenkunde op school te onderwijzen heb ik weer mogen ervaren hoe heerlijk het is om via (het natuurwetenschappelijke vak) sterrenkunde iets te weten te komen over verschijnselen die elke avond en nacht aan de hemelkoepel te zien zijn. Hoeveel heerlijke uren heb ik besteed om posities van maan, planeten en sterren te doorgronden. De verkregen kennis beschouw ik als meerwaarde. Het heeft mijn leven enorm verrijkt. Maar er is iets anders dat mij dwars zit, en ik zal proberen dat probleem hieronder te verduidelijken. In de termen van de wetenschap zijn de zon en sterren niets anders dan een soort super
Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
10
kernfusiecentrales, is de maan niets anders is dan een enorme brok gesteente, eens aan de aardse zwaartekracht ten dele ontsnapt. AVallende sterren@ zijn ijsklompen, en het noorderlicht ontstaat door ionisatie van zuurstof- of stikstofdeeltjes in de atmosfeer. Bovendien, laat het oordeel van de natuurwetenschap over de zin en het doel van het Heelal aan niets te wensen over. Kort samengevat: het heelal is oneindig groot, kil, koud, en leeg. Zij staat volstrekt onverschillig tegen over ons. Ontstaan op tijdstip t0 (wanneer we althans in dit geval over tijdstip mogen praten), schijnen we haar >begrepen= te hebben tot op de eerste één miljardste seconde na16 . Alleen het >waarom= van haar bestaan.......? Nou ja, dat hebben we dan nog net niet begrepen, maar dat is slechts een kwestie van tijd. Tot zover het oordeel van de natuurwetenschap. Maar vreemd genoeg, zo beleef ik, wanneer ik naar boven kijk, de sterrenhemel allerminst. (Of moet ik zeggen, nog niet?) En naar ik hoop en aanneem, niemand! Waardoor kijkt de huidige natuurwetenschap op een louter mathematische wijze naar het universum? Er heeft zich met Galilei een omslag voltrokken in de natuurwetenschappelijke benadering van de dingen. Laten we daarom eerst nog eens kijken hoe de Aristoteliaanse natuurwetenschap naar de dingen keek. Eens was er een Kosmos, een geordende werkelijkheid waarin men een aardse sfeer en een hemelse sfeer kon onderscheiden. Beide sferen kenmerkten zich door kwalitatief verschillende eigenschappen. De aardse sfeer (het ondermaanse), opgebouwd uit de vier elementen aarde, water, lucht en vuur, werd gekarakteriseerd door onvolmaaktheid. Zij was aan voortdurende veranderingen onderhevig. Hier onderzocht de physica terrestris de werkelijkheid. Die physica terrestris was gegrondvest op zintuiglijke waarnemingen. Zij bestudeerde lichamen die zich door kwalitatief verschillende naturen onderscheiden. Immers de lichamen waren opgebouwd uit kwalitatief verschillende zijnsvormen (deze bepaalden wat uit de primaire stof ontstond) en uit primaire kwaliteiten (heet-koud; droog-nat).De lichamen betroffen een werkelijkheid die in principe nooit vanuit de wiskunde volledig benaderbaar kòn zijn. Wellicht moet men hier aan toevoegen dat een meerderheid van de wetenschappers voor die bendering ook niet open stond; men keek immers op een andere manier naar de werkelijkheid. De lichamen uit de hemelse sfeer waren opgebouwd uit het 5e element, de quintessence (letterlijk dus het 5e element) of aether. Ook zij waren dus uit materie samengesteld, maar deze materie was slechts vatbaar voor beweging (= verandering van plaats). Zij was daarom verhevener als de aardse materie die tevens beginsel was van worden en vergaan, iets waaraan de hemelse lichamen niet onderworpen waren. Integendeel, de hemelse lichamen werden juist getypeerd door volmaaktheid, en onveranderlijkheid. Daar, in de hemelse sfeer, onderzocht de physica coelestis de werkelijkheid. Aangezien aardse lichamen hier niet aanwezig waren, kon van een zintuiglijke waarneming worden afgezien. Met een zuiver wiskundige benadering kon volstaan worden. Sterrenkunde was bij Aristoteles dus iets anders dan fysica. Dat alles laat zich demonstreren aan de hand van zijn theorie over de beweging. Ook hier maakt Aristoteles duidelijk onderscheid tussen hemelse en aardse bewegingen. Bovendien onderkent hij natuurlijke en gedwongen bewegingen. De hemelse lichamen voeren perfecte cirkelbewegingen uit. Perfect, want zonder begin en eind. De aardse lichamen kennen een ander verhaal. Volgens Aristoteles zit het in de natuur van die bewegende lichamen dat zij zich bewegen, en wel zware lichamen naar het centrum van de Kosmos toe, lichte lichamen van het centrum af. Tevens ziet hij in de natuurlijke beweging een proces van verandering. Dit in tegenstelling tot de rusttoestand, op de natuurlijke plaats, die het werkelijke doel van alle natuurlijke beweging vormt17. Beweging is dus eigenlijk op te vatten als een soort kosmische verstoring van het evenwicht. Hetzij ontstaan door de werking van een bepaalde >macht=, hetzij als reactie op die >macht= waardoor een lichaam weer zijn natuurlijke plaats opzoekt. Daarom is het bij Aristoteles ook niet nodig de toestand van rust te verklaren; die verklaart zich uit de natuur van het lichaam. Omdat beweging bij Aristoteles geen toestand maar verandering inhoudt zal de ingezette beweging zich ook niet spontaan of automatisch voortzetten; op den duur wordt het doel van de natuurlijke plaats bereikt en houdt de beweging op. Het is nog van belang op te merken dat bij Aristoteles het begrip oorzaak veel rijker is als bij ons. Hij onderscheidde vier soorten van oorzaak. Van die vier oorzaken vormde de causa finalis, de oorzaak van doelgerichtheid de belangrijkste reden van bewogen worden. >Astrale of hemelse intelligenties= waren daar verantwoordelijk voor.
Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
11
Hoe anders wordt dit met Galilei. In de plaats van een Kosmos komt een Universum dat als één open, onbegrensd uitgestrekt Geheel existeert. Geen onderscheid meer in aardse en hemelse sferen. Geen physica coelestis en physica terrestris, maar fundamentele natuurwetten die overal gelden en die de eenheid van dit Universum constitueren. Astronomie en fysica worden verenigd. En vanaf nu wordt het mogelijk om de mathematische methoden die de astronomie op de hemelse sferen ontwikkeld had, op aarde toe te passen. De abstracte benadering (letterlijk, aftrekken, dat wat men als bijkomstig beschouwd weghalen; iets beschouwen los van het voorwerp) waarmee de hemellichamen bestudeerd werden worden nu ook toegepast op de aardse lichamen. Ook op de aardse ruimte wordt nu het getal toegepast, ook de aardse ruimte kan nu geometrisch benaderd worden. Voor de bewegingen van de hemellichamen geldt dezelfde physica als voor de beweging van aardse lichamen. Daardoor vervalt ook de reden de hemelse lichamen een hogere status te geven dan de aardse. Bij Galilei is beweging >in relatie tot=: beweging is relatief. Bovendien vormt bij hem de beweging geen intrinsieke eigenschap van het lichaam; een voorwerp in rust, of in beweging zijnde, wordt door beweging of door de rusttoestand niet veranderd. De hemelbewegingen worden door dezelfde stoffelijke krachten beheerst als het aardse gebeuren. Daarom kan er ook geen sprake meer zijn van een door >intelligenties= bewerkte ordening van de aardse verschijnselen; zij waren immers de verantwoordelijken voor de doelgerichte bewegingen. Tevens verliezen bij Galilei begrippen als waarde, voleinding, harmonie, betekenis en doel in de wetenschappelijke beschouwingen hun betekenis. De natuur wordt voortaan in de taal van geometrische tekens geschreven. Het te bestuderen werkelijke lichaam (bij Aristoteles) wordt een mathematisch lichaam (bij Galilei), zich niet meer voortbewegend in een werkelijke ruimte (bij Aristoteles), maar in een mathematische ruimte (bij Galilei). De conclusie kan niet anders zijn dan dat voortaan op een totaal andere wijze naar de dingen wordt gekeken.
'6.
Een levensgrote vraag
Ons leven speelt zich af binnen tijd en ruimte. Aan ons bestaan is een bepaalde tijd toegemeten. In die periode willen wij de samenhang begrijpen tussen de momenten van ons leven. Ook onze oriëntatie op de ruimte vormt een wezenlijke kwaliteit van ons bestaan. Die beleving van de ruimte wordt natuurlijk op de eerste plaats bepaald door de plekken waar en waarin ik mij bevindt. Mijn lichaam, mijn woning, de stad, het landschap, allemaal spelen ze een rol. Maar ruimte en tijd krijgen bij de mens bijzondere mogelijkheden. Het is de mens gegeven om niet alleen in het heden te leven, maar ook in het verleden en in de toekomst. Dat wil zeggen, de wijze waarop hij tegen het heden aankijkt wordt altijd ook voor een deel bepaald door datgene wat hij in het verleden heeft meegemaakt, of wat vanuit het verleden hem werd en wordt aangereikt. Ook de toekomst speelt een rol. Het verlangen voedt hem, maakt het hem mogelijk stappen te ondernemen om dat verlangen waar te maken. En geldt dat ook niet voor de ruimte? De plek die iemand inneemt gaat verder dan het concrete stukje waar hij zich op dat moment bevindt. De beleving van die ruimte kan iemand in betrekking laten komen tot grotere gehelen. Aan zijn horizon ontmoet hij de grenzen van een omvattender geheel. Zijn ruimte wordt deel van een grotere ruimte, vaak van onafzienbare afmetingen. Het zijn juist die nieuwe toekomende tijd, en die nieuwe ruimte die mensen een nieuwe ervaring kunnen geven. Opgenomen worden in een nieuw, tot nu toe onvermoed groter verband. Een verband dat aan zijn bestaan nieuwe perspectieven biedt. Wat heeft de wetenschap ons hierbij te bieden? Dan keer ik terug naar de vorige paragraaf. Daar zagen we dat maat en getal nu hét instrument vormen die de wetenschap op de werkelijkheid zet met het doel haar te leren kennen. Meten is weten zegt men, maar men bedoelt ook: weten is meten. AOp het meest fundamentele niveau wordt alles geregeerd door onpersoonlijke wiskundige vergelijkingen@ zegt Steven Weinberg,18 Nobelprijswinnaar 1979 voor zijn bijdragen aan de unificatie-theorie van de elektromagnetische en de zwakke interactie. En eerlijk is eerlijk; deze manier van wetenschap bedrijven heeft ons geen windeieren gelegd. Daarover hoeven we het niet met elkaar oneens te zijn. Maar we betalen ook een tol. Want hoewel de natuurwetenschap onze wereld enerzijds vergroot19, vernauwt zij anderzijds ons beeld van de werkelijkheid ook niet weinig. Het is natuurlijk zonder meer juist om gedegen afspraken te maken over wat wetenschap is.20 Maar wanneer wij accepteren dat de werkelijkheid alleen
Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
12
wetenschappelijk interpreteerbaar is wanneer wij haar naast een mathematische maat kunnen leggen, dan heeft het in die optiek weinig zin om naar niet-meetbare zaken te vragen. De vraag naar zin en het wezen van de dingen heeft in die visie van wetenschap bedrijven zijn rechtvaardiging verloren. Men houdt zich dus in het vervolg bezig met vragen als: AHoe functioneert de werkelijkheid?@. De zin en betekenis van de natuurverschijnselen laat de natuurwetenschap voortaan over aan de spitsvondigheid van de filosofie en de theologie.21 In de praktijk claimt de wetenschap, (of wordt dat vanuit de maatschappij verondersteld?) echter méér. Zij, en alleen zij weet het ultieme antwoord op de werkelijkheid te geven. De wetenschap als rechter. Maar in die rol is zij, naar mijn mening, toch enigszins teleurstellend. Zij komt (voorlopig) niet verder dan de mens te reduceren tot een zak fysiologische processen (Haeckel), tot een cybernetische machine (Watson), tot het resultaat van maatschappelijke en economische processen (Marx). Gould, in het voetspoor van Darwin, ziet hem als eindproduct van een evolutie proces dat louter op toeval is gebaseerd. Op zijn best als >een schitterend ongeluk=; Dawkins als het product van een >selfish-gene=; Monod als onbetekenende schakel in een keten van toeval en noodzakelijkheid En het Heelal? Ook voor het Heelal geldt, wat volgens de huidige stand van wetenschap, voor alle leven geldt: het is verstoken van iedere vorm van zin of betekenis, laat staan dat wij in het Heelal enige vorm van doel of richting zouden kunnen vinden. Alles wat wij in de processen van het Heelal vermogen te zien, raadselachtigheid, mysterie, bedoeling, schepping, een Goddelijk plan moet berusten op bijgeloof, illusie, op projectie. Het is juist de taak van de wetenschap ons uit te leggen dat er geen plan, geen leidende hand, geen enkel hoger Principe een rol speelt in de ontwikkeling van Universum of van het leven. Het meest verbazingwekkende, zo niet verbijsterende is echter wel het meer of minder triomfantelijk gevoel dat men bij vele wetenschappers bespeurt wanneer zij over de mens, het leven, de Kosmos spreken. ALaten wij vooral niet denken dat de mens meer is dan welk ander organisme ook@....@dat het leven meer voorstelt dan chemische reacties@....... Adat achter de Kosmos een verborgen proces schuil gaat@. Was je van tevoren nog overweldigd doordat gene wat je meende te zien: zou daardoor de gedachte bij jou kunnen opkomen dat er meer is tussen hemel en aarde dan getallen of wiskundige vergelijkingen, de wetenschap haalt je wel heel snel uit die droom.22 Hier ontmoeten we, volgens mij, een van de moeilijkste problemen in ons huidige onderwijs. Want zijn dit de ultieme antwoorden die de wetenschap te bieden heeft, of liever gezegd wat zij ons in het onderwijs te bieden heeft? Of nog anders gezegd: hoe gaan wij met die antwoorden van wetenschappers om? Dat nu lijkt mij een uitdaging van ANW. Men kan opmerken dat niet iedere wetenschapper achter bovenstaande uitspraken zal staan. Men kan zich ook afvragen in hoeverre bovenstaande uitspraken, hetzij werkelijk wetenschappelijk zijn, hetzij werkelijk gegrond zijn op voldoende bewijsgronden. Het begin van de vorige eeuw zal ons niet voor de laatste keer hebben laten zien dat de wetenschap ons nog grote verassingen kan bezorgen, waardoor uitspraken als uitgesproken in 1883 tegen Pieter Zeeman, een latere Nobelprijswinnaar: AGa maar geen natuurkunde studeren, dat vak is klaar, daar is geen eer meer aan te behalen@, in een vreemd daglicht kwamen te staan.23 Maar tenslotte zullen een aantal vragen niet anders luiden dan: AWat is de betekenis van dit alles voor mijn leven?@ AHoe moet ik deze verschijnselen begrijpen, in mijn leven plaats geven?@ Dat zijn geen onbelangrijke vragen. Het antwoord daarop bepaalt onder andere hoe ik mijn bestaan, gegoten in tijd en ruimte, zie. Als beperkt, toevallig, onzinnig, afstotend, bijzonder, uitdagend, als een mij vijandig tegenover, of als een zinnig verband waarin ik mij opgenomen voel. In de afgelopen meivakantie zag ik in het oosten van Turkije in de stad Ezurum enkele moskeeën. Op de voorgevels van beide gebouwen zag men het reliëf van een levensboom voorgesteld. Daar boven zweefde een dubbelkoppige adelaar (symbool van het hoogste lichtwezen). In de takken van de boom granaatappels (paradijs) en vogels (de zielen van gestorven sjamanen). Naar beneden werd de boom niet door wortels maar door een halve maan, van waaruit drakenkoppen (symbool van de door de halve maan begrensde onderwereld) groeiden, afgesloten. Vaak zag men bij andere gebouwen ook nog een zon afgebeeld. Het zijn allemaal kosmologische scènes ontleend aan de cultuur van Sjamanen. Het blijft altijd fascinerend te zien hoe mensen hun ruimte, de plek die ze innemen ervaren als zijnde verbonden met een groter geheel. Een geheel die (collectief ervaren) betekenis geeft aan
Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
13
míjn individuele plaats. Zo zien we ook op de voorgevels van oude kerken talloze beelden vanuit het oude en nieuwe testament. Ook hier krijgt de tijd een dimensie die uitstijgt boven het individueel ervaren tijdsbestek. Nu terug naar het jaar 2002. Waar bevinden wij ons? Op een door de zwaartekracht in elkaar gestorte gaswolk die bezoek kreeg van duizenden grotere en kleinere hemellichamen en die nu als een verloren stofdeeltje ronddraait in een oneindig groot heelal? Het komt mij voor dat ik hier ook op taboes stoot. Of is het ook onvermogen? Na Auschwitz, dat mijns inziens symbool staat voor de vernietiging van alles wat met >jenseits= verbonden is, kennen we in het Westen nog vooral een >diesseits=. 24 We staan met lege handen op de oeroude vragen: waartoe ben ik op aarde? Wat is de zin van mijn bestaan? We zwijgen (beschaamd) bij de vragen: waartoe, waarom dit alles? Hooguit verwijzen we naar de leraar filosofie of de leraar godsdienst. ALeg die vraag maar aan hem of haar voor. Dit is niet de juiste plek om die vraag te beantwoorden@. Speculaties, projecties, het transcenderen, het wordt allemaal met grote scepsis, zo niet onder afwijzing bekeken. Het lijkt wel of we nog niet eens een vermoeden mogen hebben dat zowel in de levende natuur, als in de, met een eigenaardig woord, >dode= natuur meer werkt dan alleen stof, zoals zij in de natuurkundige wetten wordt begrepen. Waarom eigenlijk? Waarom niet durven spelen? (wel op niveau natuurlijk), waarom geen gedachtenspelletjes, geen uitdagende ideeën ontwikkelen hoe we die buitengewone rijkdom aan gegevens die de natuurwetenschappen ons iedere dag opnieuw levert, mogen interpreteren? Wordt het vak er niet veel creatiever door? Ik signaleer een probleem, ik wil het probleem niet uit de weg gaan. Het is mijn diepe overtuiging dat wij, hoe dan ook, betekenis willen en moeten geven aan datgene wat ons omringt, aan onszelf, aan al het bestaande. Het lijkt mij ook een (op)gave om aan onze leerlingen passie voor het leven te geven.25 Kennis, op school opgedaan, die mij inspireert tot een leven in een bezield verband. Hoe kan de mij aangereikte kennis mij van dienst zijn, mijzelf als een zinvol wezen te doen ervaren; Hoe kan zij mij er toe brengen de wereld en mijn medemens lief te hebben. Wanneer wij, leerkrachten, daar niet in slagen, waarvoor geven wij dan eigenlijk onderwijs?
Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
14
Literatuur Hans Achterhuis, De maat van de techniek, AMBO 1992, ISBN 90 263 1194 X Kitty Ferguson:,De maat van het heelal , BZZTôH 1999 , ISBN 90-5501-640-3 J. Hemleben:, Galilei. , Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH 1969, ISBN 3-499-50156-2 , A.Köbben en H. Tromp, De onwelkome boodschap., Mets 1999 , ISBN 90-5330-264-6 Athur Koestler:,The act of creation , Arkana Penguin group 1989, ISBN 0-14-019191-7 Arthur Koestler, The Sleepwalkers , Peregrine book, ISBN 0-14-055212-X Alexander Koyré:, Leonardo, Galilei, Pascal, Fischer1998, ISBN 3-596-13776-4 Lawrence Krauss: , Atom , Little, Brown & Co London 2001, ISBN 0 316 64877 9 Mechtild Lemcke: , Johannes Kepler: , Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH 1995, ISBN 3-49950529-0 David C. Lindberg: , The beginnings of western science. , The Univerity of Chicago Press 1992, ISBN:0-226-48231-6 H. Roelants: , Nadenken over wetenschap in , Samson uitgeverij 1977, ISBN 90 14 02508 4 Dick Stafleu: , En toch beweegt zij. , Boom1992 , ISBN 90-5352-053-8 PeterVoogt: , De moeizame weg om tot kennis te komen., Bullettin voor het onderwijs in de biologie., Jaargang 25 nr 1531994. Pg. 210-215 Eindnoten: 1.In dat boek staan buitengewoon veel mooie dingen over sterrenkunde, maar het niveau is redelijk hoog te noemen. 2.Techniek wordt hierbij in brede zin opgevat als een geheel van ingrepen waarmee de mens zijn omgeving probeert te beheersen.(Hans Achterhuis 1992) Deze ingrepen slaan niet alleen op het maken van gereedschappen, machines en ingewikkelde apparaten. We zien techniek ook aanwezig in de menselijke relaties en maatschappelijke instituties waar men over vergader-, beleids- en communicatietechnieken spreekt. Volgens Ellul leeft de moderne mens dan ook niet meer in een biotoop, maar in een technotoop. (Zie ook: Hans Achterhuis: De maat van de techniek) 3. Dat zou kunnen blijken uit een passage uit Zandrekening, een boek geschreven door Archimedes (216 v. Chr.):@Zijn (Aristarchus=) hypothesen zijn dat de vaste sterren en de zon onbeweeglijk blijven, dat de aarde om de zon draait in een cirkelbaan en dat de zon zich in het midden van deze baan
[email protected] uit Herman Kattenberg: cornicus=genie en de schaduw van Aristarchus NVOX 21, 4 135 ev. 4. Het Latijnse woord cogito (ik denk) betekent etymologisch >tot een geheel schudden= 5. Dat ultieme bewijs werd pas mogelijk door aan te tonen dat bepaalde nabije sterren lijken te bewegen ten opzichte van de achtergrond van verder afgelegen sterren. Deze schijnbare verplaatsing, bekend als stellaire parallax, is het duidelijkst tijdens halfjaarlijkse intervallen, wanneer de aarde het verst van, respectievelijk het dichtst bij, de zon staat. Astronomen bepalen de afstand van de ster ten opzichte van de aarde door de hoek te meten tussen de twee posities . Het was Friedrich Wilhelm Bessel die aan de hand van de ster 61 Cygni pas in 1838 een parallax kon vaststellen van 0,3136 boogseconden per jaar. Het is duidelijk dat het de sterrenkundigen van vóór die tijd ten enenmale aan apparatuur ontbrak om zo=n kleine hoek te kunnen meten. Geen astronoom had ook maar het flauwste idee dat de sterren op zo=n enorme afstand van de aarde zouden staan. 6. Ofschoon wij niet moeten vergeten dat het oorspronkelijk de Jezuïeten zijn geweest die Galilei enthousiast gesteund hebben. 7. A.Köbben, H. Tromp: De onwelkome boodschap. Pg. 162 8. Lawrence Krauss: Atom pg. 27 Uitgeverij Little, Brown and Company London ISBN 0 316 64877 9 9. Geschreven door Moustafa Gadalla in opdracht van Tehuti Research Foundation 10. Helaas ben ik vergeten waar ik de volgende zin gelezen heb. Ik vermoed in AHet wilde denken@ of in Het trieste der tropen. 11. Uit: Arie Rip: Inleiding wetenschapsfilosofie module, (niveau d3/d4 november 1997) 12. Maar let op: Voor de moderne mens bekijkt het reduceren van zijn ervaringen en emoties tot een set van abstracte formules, ontdaan van kleur, warmte, betekenis en waarde, vaak met wantrouwen. Voor de Pytagoreeërs is het mathematiseren van ervaringen juist een verrijking: het getal betekent het meest zuivere idee, ontdaan van lichaam en stof, eeuwig.
Artikel 1269 Sterrenkunde in ANW
15
13.Het lichaam vormde voor de Pytagoreeërs een soort muziekinstrument, waar iedere snaar de juiste spanning moest hebben en een juist evenwicht moest bewaren tussen >hoog= en >laag=; >heet= en >koud=; >nat= en >droog=. Evenwicht en orde, dat zijn de juiste woorden, niet zo zeer: zich plezierig voelen. 14. Later zal Kepler dit idee weer oppakken in zijn boek: Harmonice Mundi, waarin hij in een voetnoot bij hoofdstuk 6 het geluid dat de aarde voortbrengt, bespreekt: ADe Aarde zingt Mi-Fa-Mi, waaruit wij kunnen afleiden dat op aarde ellende (Misère) en honger (Fame) de scepter zwaaien. 15. @Deze zon verwarmt mij en deze zon wekt in mij de verliefdheid op@. Ook bij ons speelt de zon een belangrijke rol. Al was het maar om bruin te worden. In de verzorgingslessen wordt daarom aandacht geschonken aan het anti-zonnebrandmiddel, waarbij je voor Nederland factor 10 - 12 moet aanhouden. En ofschoon wij ook hier de zon ontmoeten als een hemellichaam dat iets met ons doet, dat ons mooi maakt, ons bijzonder maakt, blijft het naar mijn idee toch een nogal >oppervlakkige= ontmoeting. 16. Onlangs mocht ik lezen dat men nu (blijkbaar) weet hoe het Heelal zich na 50 miljard jaar zal gedragen. (NRC. 9 maart 2002) 17. Als alles zich op zijn natuurlijke plaats zou bevinden, was alles in orde, en zou het daar steeds blijven. Maar iets geweldadigs heeft de verdrijving uit die natuurlijke plaats bewerkstelligd. Het betreffende lichaam probeert echter de verdrijving ongedaan te maken. 18. Zie: het boek van de schoonheid en de troost. Neerslag van de gelijknamige TV serie waarin Wim Kayzer een groot aantal wetenschappers en kunstenaars geïnterviewd heeft. VPRO 1999 19. En hoe!, met concepten van de oerknal gaan we 15 miljard jaar terug; met telescopen vinden we buiten onze melkweg nog honderd miljard sterrenstelsels. De vraag blijft echter: welke betekenis krijgen die vondsten voor ons bestaan? 20. In zoverre dat mogelijk is. Zie hierover het interessante artikel van H. Roelants, Nadenken over wetenschap 21. Jacob von UexküIl heeft eens opgemerkt: A De vogels zingen meer dan volgens Darwin geoorloofd is.@ 22. Zie bijvoorbeeld Herman Philipse en Ronald Plasterk bij het TV optreden van VPRO Flogiston van maart 2002 23. Men ging er van uit dat de klassieke natuurkunde min of meer afgerond was. Maar de relativiteitstheorieën en de quantumfysica moesten nog geformuleerd worden. En die lieten zien dat begrippen als causaal en gedetermineerd (hanteerbaar in de klassieke fysica) op het sub-atomaire niveau niet zomaar toegepast kunnen worden. 24. De positivistische wetenschap, geïnspireerd door het Verlichtingsdenken had God al lang Adood verklaard@. Na de bureaucratisch en technologisch georganiseerde en geleidde vernietigingskampen waar Dantes hel aan de oppervlakte verscheen kon het haast niet anders meer zijn dan dat ook in onze culture, in onze existentiële beleving nauwelijks >n plek bestond voor zin en verband. Zulke gebeurtenissen konden niet anders bewerkstelligen dan dat de mens zich verloren voelde. Zonder richting, verdwaald. Dat is te begrijpen, maar is het dan niet zo dat we op weg moeten in een zoektocht opdat we weer verbinding kunnen krijgen met een richting. Een zoektocht naar zin met Auschwitz als nulwaarde, (Imre Kertész: Volkskrant 25 mei 2002) vanwaaruit we opnieuw iets opbouwen. Dus niet een terugkeer naar oude waarden, die zijn verloren gegaan, definitief in het crematorium verbrand. Maar dat ontslaat ons niet om opnieuw te zoeken. 25. Passie, en dat ook in de betekenis van compassie. Beide woorden die zowel de vreugde van het bestaan erkennen, als ook het lijden aan het bestaan inzien.