Armoedebeleid Assen
Armoedebeleid Assen
RKC Assen
Drs. Eelco Westerhof Marije Nanninga MSc
8 oktober 2010
CAB, Groningen
1
Inhoud Armoedebeleid Assen
1
Inhoud
2
Inleiding
4
Leeswijzer
4
Hoofdstuk 1
6
Onderzoeksvraag, toetsingskader en methodologie
6
1.1 Onderzoeksvraag 1.2 Toetsingskader 1.3 Methodologie
6 6 8
Hoofdstuk 2
9
Armoede in Assen
9
2.1 Definitie van armoede en armoedebeleid 2.2 Armoede in Assen
9 12
Hoofdstuk 3
16
Beleid en uitvoering
16
3.1 Visie 3.2 Gemeentelijke voorzieningen 3.3 Beleidsuitvoering
16 17 20
Hoofdstuk 4
24
Bereik en financiën
24
4.1 Bereik 4.2 Financiën en uitvoeringskosten 4.3 Effectiviteit
24 25 28
Hoofdstuk 5
29
Externe samenwerking
29
5.1 Samenwerkingsverbanden gemeente en externe partners 5.2 Samenwerking externe partijen onderling
29 33
Hoofdstuk 6
36
Samenvatting en conclusies
36
6.1 Samenvatting 6.2 Conclusies 6.3 Beantwoording van de deelvragen
36 37 37
Bijlage 1
41
Methodologische verantwoording
41
2
3
Inleiding Gemeenten hebben in Nederland een verantwoordelijkheid als het gaat om het welzijn van hun inwoners. Het voorzien in een minimuminkomen is daarbij één van de taken. Hoewel gemeenten geen inkomensbeleid voeren, dit gebeurt op landelijk niveau, hebben zij wel allerlei mogelijkheden om inwoners met een minimuminkomen te ondersteunen. Een van de mogelijkheden die de gemeente hiervoor heeft is de bijzondere bijstand. Via de bijzondere bijstand kan de gemeente inwoners ondersteunen in noodzakelijke, uitzonderlijke en onvoorziene situaties. Dit kan wanneer het reguliere inkomen van de inwoner onvoldoende is om bepaalde uitgaven te doen. Uitgangspunt van de bijzondere bijstand is dat deze individueel moet worden toegekend. Veel gemeenten hebben voor toekenning van de bijzondere bijstand een zogenaamd drempelbedrag ingevoerd. Dit houdt in dat inwoners eerst zelf tot een bepaald maximum bedrag kosten moeten betalen alvorens zij in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Naast een financiële ondersteuning kan de gemeente meer doen binnen het armoedebeleid. Ondermeer door financiële ondersteuning voor cultuur en sport, maar ook door sociale hulp. Deze sociale hulp kan bestaan uit het ondersteunen bij het oplossen van problemen, maar ook uit het activeren van mensen of het stimuleren van participatie.
De ISD Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo benoemt in haar nota “Meedoen Mogelijk Maken” 2007 het volgende:
‘Armoede is een complex verschijnsel met veelal samenhangende dimensies als inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, woon- en leefomgeving, waarin het toekomstperspectief een belangrijk onderscheidend kenmerk is. Dit vooral in situaties waar nauwelijks uitzicht is op werk of verandering van leefsituatie. Armoede in deze brede betekenis is sociale uitsluiting. Armoede in smalle zin wordt beschouwd als een tekort aan financiële middelen. Het effect van het beleid moet zijn dat inwoners niet terecht komen in een situatie van sociale uitsluiting dan wel hierin niet blijven.” De Rekenkamercommissie Assen (RKC) heeft een onderzoek laten uitvoeren naar het gemeentelijke armoedebeleid. Door dit onderzoek wil men meer (in)zicht krijgen op de wijze waarop het armoedebeleid van de gemeente Assen is georganiseerd en de effectiviteit en bereik van het gevoerde armoedebeleid. Een specifiek thema binnen het onderzoek is het functioneren van de samenwerking van alle betrokken partijen.
Leeswijzer Dit rapport bestaat uit een aantal hoofdstukken waarin verschillende onderdelen van armoede en armoedebeleid worden behandeld. In het eerste hoofdstuk wordt de onderzoeksvraag weergegeven. Daarnaast bevat dit hoofdstuk een beschrijving van het toetsingskader voor het onderzoek en een beschrijving van de methode van onderzoek.
CAB, Groningen
4
Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van armoede en armoedeproblematiek. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het landelijke beeld en de situatie in Assen. Tevens wordt een beeld gegeven van de omvang van armoede in de gemeente. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de visie van gemeente en ISD op het onderwerp. De vertaling naar beleid en de uitvoering Hoofdstuk 4 richt zich op het gebruik, de financiën en de effectiviteit van het het beleid In hoofdstuk 5 wordt de samenwerking met externe partijen onder de loep genomen. Tot slot volgt in hoofdstuk 6 de conclusie die op basis van het onderzoek getrokken kan worden. Ook zullen hier de deelvragen van het onderzoek beantwoordt worden. Voor het onderzoek zijn interviews gehouden met inwoners van Assen die met armoede te maken hebben. Door het hele rapport heen zijn ter illustratie delen van deze interviews in kaders opgenomen. Om inzicht te geven in de persoonlijke omstandigheden van de inwoners, wordt hieronder een korte beschrijving weergegeven. Bij de betreffende kaders wordt aangegeven om welke case het gaat.
Case 1 Alleenstaande vader met thuiswonende kinderen. Heeft WW met aanvulling tot bijstandsniveau. Er is sprake van een schuldenproblematiek. Case 2 Alleenstaande vader. Heeft sinds 25 jaar een bijstandsuitkering. Geschiedenis met schuldsanering Case 3 Alleenstaande moeder met thuiswonende kinderen waarvan 1 meerderjarig. Heeft een erfenis ontvangen en dient daar nu eerst op in te teren. Case 4 Alleenstaande moeder. Heeft een parttime baan en een aanvullende bijstandsuitkering. Case 5 Samenwonend stel met 1 thuiswonend kind. Man werkt maar heeft een inkomen net boven het minimumloon. Vrouw blijft thuis om voor het kind te zorgen. Case 6 Alleenstaande man met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Heeft schulden maar probeert dit zelf op te lossen.
CAB, Groningen
5
Hoofdstuk 1 Onderzoeksvraag, toetsingskader en methodologie In dit hoofdstuk wordt een uitwerking van de onderzoeksvraag van de Rekenkamercommissie van de gemeente Assen weergeven. Vervolgens wordt het toetsingskader geschetst en volgt een toelichting op de onderzoeksopzet.
1.1 Onderzoeksvraag De Rekenkamercommissie Assen heeft voor dit onderzoek de volgende doelstelling geformuleerd: In welke mate wordt de doelgroep bereikt en functioneert de samenwerking in de keten. Deze centrale doelstelling is door de RKC uitgewerkt in een aantal deelvragen: 1. Welke doelgroep(en) zijn op basis van de nota “Meedoen Mogelijk Maken” te onderscheiden? 2. Welke organisaties en instellingen zijn de (belangrijkste) (keten)partners uitgaand van de nota “Meedoen Mogelijk Maken”en welke raken en rollen vervullen zij? 3. Welke afspraken heeft de gemeente gemaakt met organisaties en instellingen over de uitvoering van haar armoedebeleid. 4. Hoe waarderen de ketenpartners de samenwerking, eventuele afspraken en verdeling van taken en rollen? 5. In welke mate bereikt de gemeente Assen de doelstellingen van “Meedoen Mogelijk Maken”? 6. In welke mate bereikt de gemeente Assen de doelgroep(en) van “Meedoen Mogelijk Maken”? 7. Wat zijn succes- en faalfactoren rondom “Meedoen Mogelijk Maken” en van de samenwerking/
Het onderzoek heeft betrekking op de periode 2 juni 2007 tot eind 2009.
1.2 Toetsingskader Armoedebeleid is lokaal sociaal beleid waaraan weinig landelijke wet- en regelgeving ten grondslag ligt. Voor de toetsing van het beleid zijn vooraf dan ook weinig harde criteria op te stellen. De toetsing op landelijke wet- en regelgeving beperkt zich daarom tot: Wetgeving bijzondere bijstand
CAB, Groningen
•
Aanwezigheid
•
Drempelbedragen
•
Richtlijnen aanvraag
6
Wetgeving langdurigheidstoeslag •
Aanwezigheid
•
Richtlijnen
•
Aanpassing nav wijziging arbeidsinkomsten in korte periode
Wetgeving categoriaal beleid • Om
Ouderen, chronisch zieken en gehandicapten het
beleid
te
kunnen
beoordelen
is
een
beoordelingskader
opgesteld.
Dit
beoordelingskader is gebaseerd op de methode van realistic evaluation. Uitgangspunt van deze methode is dat er, naast de harde criteria waaraan het beleid moet voldoen, ook gekeken wordt of het gevoerde beleid voldoet aan impliciete en expliciete noties over de gehanteerde beleidsdoelstellingen en de uitvoeringspraktijk. Binnen het toetsingskader maken we onderscheid tussen de beoordeling van het beleid en de beoordeling van de samenwerking. Voor
de
beleidsbeoordeling
kijken
we
naar
de
volgende
aspecten:
• Benutting van de mogelijkheden die de gemeente heeft voor minimabeleid Hanteert de gemeente bijvoorbeeld kwijtschelding, is er een participatieregeling, hoe breed is het scala van instrumenten in het kader van de bijzondere bijstand en is er sprake van een drempelbedrag voor toekenning? • Consistentie beleid Aan de hand van interviews kijken we of er een duidelijke lijn te herkennen is in visie (bestuurlijk), beleid (management en beleidsmedewerkers) en uitvoering (klantmanagers, coaches, etc.), of er eenduidigheid is in de beschrijving van het beleid (zoals naar voren komt in de beleidsnota) en de uitvoering ervan en of de interpretatie en uitvoering van het beleid bij de gemeente en de ISD overeenkomen. • Doelen We beoordelen de meetbaarheid en de wijze waarop de doelen zijn geformuleerd aan de hand van SMART en we zullen kijken in hoeverre de doelen behaald zijn. • Effectiviteit en efficiëntie Aan de hand van de interviews en de documentstudie kijken we uiteindelijk of het gevoerde beleid effectief en efficiënt is geweest. Voor de beoordeling van de samenwerking kijken we naar de volgende punten:
• Expliciete afspraken Welke afspraken tussen de gemeente en haar samenwerkingspartners komen naar voren uit de documentstudie en zijn dus expliciet, op papier benoemd? • Impliciete afspraken Aan de hand van de interviews en de webenquête zullen we kijken welke afspraken tussen de gemeente en haar samenwerkingspartners wel bestaan, maar niet op papier staan. • Nut en noodzaak van de afspraken Wat hebben de gemaakte afspraken beide partijen opgeleverd? Heeft het bijvoorbeeld geleid tot meer aanmeldingen bij de gemeente? En worden de afspraken door beide partijen goed nageleefd?
CAB, Groningen
7
De te beoordelen aspecten zijn niet allemaal van te voren bekend en zullen tijdens het onderzoek vorm krijgen. Als in het beleid en de uitvoering daarvan wordt afgeweken van gestelde uitgangspunten, visie of doelen, zal dit in de rapportage en de conclusies vermeld worden. Dit geldt zowel voor de gemeente als de extern betrokkenen. Het onderzoek heeft betrekking op de periode 2 juni 2007 tot 31 december 2009. Daar waar na deze periode wijzigingen in het beleid hebben plaatsgevonden, wordt dit benoemd.
1.3 Methodologie Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van verschillende onderzoeksmethoden. Het gaat hierbij om: o
Document- en literatuurstudie waarbij zowel bronnen van de gemeente als andere bronnen gebruikt zijn;
o
Interviews met sleutelfiguren binnen de gemeente;
o
Webenquête onder alle externe partijen die betrokken zijn bij armoede en armoedebeleid in de gemeente Assen;
o
Interviews met externe partijen. Op basis van de documentstudie zijn een aantal externe partijen geselecteerd voor een interview;
o
Casestudies.
In de bijlage is een lijst van gebruikte documenten en geïnterviewde personen opgenomen. Tevens wordt hier nader toegelicht hoe de cases geselecteerd zijn.
CAB, Groningen
8
Hoofdstuk 2 Armoede in Assen 2.1 Definitie van armoede en armoedebeleid Armoede is een breed begrip. Veel mensen denken bij armoede aan derdewereldlanden waar mensen sterven van de honger. Toch wordt er ook in Nederland over armoede gesproken. De vraag hierbij is: wat is armoede en waar kom je het tegen? Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) brengen sinds 1997 jaarlijks de armoedemonitor uit. In deze monitor worden twee armoedegrenzen gebruikt: 1
De lage-inkomensgrens: huishoudens met een inkomen tot 125% van het sociaal minimum . De beleidsmatige grens: huishoudens met een inkomen tot 105% van het sociaal minimum. Het gaat hierbij om een vrij technische benadering van armoede, waarbij alleen gekeken wordt naar de inkomsten van personen en huishoudens. In de publicatie gemeentelijk 2
armoedebeleid wordt een bredere definitie gehanteerd: ‘Armoede is een complex verschijnsel met veelal samenhangende dimensies als inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, woon- en leefomgeving, waarin het toekomstperspectief een belangrijk onderscheidend kenmerk is. Dit vooral in situaties waar nauwelijks uitzicht is op werk of verandering van leefsituatie. Armoede in deze brede betekenis is sociale uitsluiting. Armoede in smalle zin wordt beschouwd als een tekort aan financiële middelen.’ Bij deze definitie neemt men naast het inkomen dus meer indicatoren mee. De Denktank 3
Armoedebestrijding geeft aan dat armoede niet gerelateerd kan worden aan een grens waarbij men bij een bepaald inkomen met een aantal euro’s meer niet arm meer is. Zij geeft aan dat armoede gezien moet worden als een participatieprobleem. Hierbij ligt de nadruk er op dat iedereen mee moet kunnen doen ongeacht de financiële situatie. Op basis hiervan heeft de Denktank een aantal vormen van armoede beschreven: 1.
De harde kern. Enkele duizenden gezinnen leven al een langere periode, vaak meerdere generaties, in armoede. Vaak doet zich hier een combinatie van factoren voor: lage opleiding, slechte gezondheid (geestelijk en lichamelijk) en een continue schuldenproblematiek.
2.
Langdurige uitkeringsafhankelijkheid. Deze groep bevat vooral eenoudergezinnen met een WWB-uitkering en gezinnen die al langere tijd van een minimale WAO-uitkering moeten rondkomen. In beide groepen zijn allochtone gezinnen sterk vertegenwoordigd. Als deze situatie langer dan drie jaar duurt, wordt de binding met de maatschappij in tal van opzichten problematisch. Er is sprake van een aantal factoren dat elkaar versterkt,
1 2 3
CAB, Groningen
Het sociaal minimum is het bestaansminimum zoals wettelijk vastgelegd. SGBO /StimulanSZ (2005) Gemeentelijk armoedebeleid, Den Haag Denktank armoedebestrijding (2004) Doen en meedoen, Utrecht
9
er ontstaat een negatieve spiraal: geen arbeidsparticipatie en weinig geld om op een andere manier “mee te doen”. 3.
Werkende armen. Meer dan de helft van de alleenstaande ouders heeft wel betaald werk, maar dit is vaak niet van voldoende omvang of niveau om meer te verdienen dan een uitkering. Tot deze groep behoren ook grote groepen agrarische gezinnen en kleine middenstanders: zelfs als hun inkomen feitelijk onder de armoedegrens ligt, doen zij vaak geen beroep op voorliggende voorzieningen vanwege het taboe op armoede.
4.
De nieuwe armen. Een groeiende groep gezinnen krijgt te maken met een plotseling sterk veranderende financiële situatie, bijvoorbeeld door werkloosheid, faillissement of echtscheiding. Deze gezinnen hebben vaak problemen om het uitgavenpatroon aan te passen aan de nieuwe situatie. Daardoor kunnen schulden en structurele armoede ontstaan.
5.
Frictie armen. Frictiearmoede doet zich voor als er sprake is van tijdelijke armoede. Veelal kunnen gezinnen hier wel mee omgaan, als het tenminste niet te lang duurt en ze voldoende reserves hebben.
6.
Psychologische armoede. Deze groep is volgens de landelijke normen niet arm, maar voelt zich wel arm. Deze gezinnen vergelijken het eigen consumptiepatroon met datgene wat in de media in toenemende mate als normale of zelfs onmisbare consumptie wordt gezien, bijvoorbeeld merkkleding, hebbedingen en vakanties. Het gevoel minder te besteden te hebben kan aanzetten tot riskant financieel gedrag zoals te veel lenen, wat weer kan leiden tot feitelijke armoede. “Ik wil heel graag werken, maar nu ik heb het idee dat ik met 43 jaar al te oud ben voor werkgevers. En hoewel ik er qua inkomsten op achteruit kan gaan wil ik toch het liefst helemaal uit de bijstand, armoedeval of niet” Case 5
In de benadering van de Denktank armoedebestrijding wordt armoede gezien als reden om niet mee te doen of mee te kunnen doen. Hieraan liggen volgens de Denktank financiële belemmeringen ten grondslag, maar ook opleidingsniveau en het ontbreken van goede voorbeelden in de nabije omgeving. Het is volgens de Denktank belangrijk dat er een gedragsverandering gerealiseerd wordt die voorkomt dat generatie op generatie in armoede leeft. Armoedebeleid moet volgens de Denktank dan ook uit meerdere pijlers bestaan: •
Een goede en laagdrempelige toegang tot middelen;
•
Een goede informatievoorziening en voorlichting vanuit het werkveld;
•
Meedoen mogelijk maken door afspraken over participatieondersteuning voor de doelgroep;
•
Een goede signalering en daar waar nodig een effectieve hulpverlening om de oorzaken van armoede aan te pakken;
•
Beleid dient op elkaar afgestemd te zijn en gemonitord te worden op effecten.
Hierbij komt het er op neer dat armoede veroorzaakt wordt door belemmeringen en dat de oplossing voor armoede gelegen is in het wegnemen van deze belemmeringen, als dit mogelijk is.
CAB, Groningen
10
Uit het voorgaande blijkt dat er geen eenduidige definitie is voor armoede. Wel omvatten alle benaderingen een centraal thema: armoede in Nederland heeft een financiële grondslag die andere belemmeringen tot gevolg kan hebben. Een man geeft aan dat het soms een dagtaak is om rond te komen met weinig inkomen. “Ik moet de hele dag alles bij elkaar sprokkelen om genoeg over te houden om mijn schulden af te betalen, maar ik doe het wel zelf” Een vrouw geeft aan dat het ook wel een goed gevoel kan geven als ze het eind van de maand weer gehaald heeft. “het is ook een soort van sport om rond te komen met weinig. Als het dan lukt ben ik best trots” “”Het is eigenlijk een schande dat wanneer je werkt je nog te weinig geld kunt hebben om rond te kunnen komen Case 4. 5 en 6
Armoedebeleid Landelijk zien we dat gemeenten naast de landelijke regelingen in het kader van armoedebeleid,
als
huurtoeslag
en
zorgtoeslag,
een
vrij
standaard
pallet
aan
armoedevoorzieningen hanteren. Het gaat dan om: •
Bijzondere bijstand (wettelijk verplicht);
•
Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen;
•
Collectieve ziektekostenverzekeringen;
•
Categoriale regeling chronisch zieken en gehandicapten en ouderen;
•
Participatiefondsen, bijvoorbeeld bijdrage in kosten voor sport of cultuur;
•
Budgetcursussen;
•
Schuldhulpverlening (wettelijk verplicht open te stellen voor de gehele bevolking).
Deze gemeentelijke voorzieningen zijn vrijwel allemaal inkomensondersteunend. Hierbij is het belangrijk op te merken dat het inkomensbeleid landelijk geregeld wordt en dat het gemeentelijke armoedebeleid slechts een heel beperkt gedeelte van het jaarinkomen van de doelgroep bepaald. Volgens onderzoek komt dit neer op zo’n 3 tot 5%. Vanuit de verschillende studies en adviezen die verschenen zijn kan armoedebeleid ingedeeld worden in drie categorieën die naast elkaar kunnen bestaan: 1.
Curatief armoedebeleid: het beleid en de instrumenten zijn er op gericht om een bestaande armoedesituatie te verzachten of herstellen. Dit beleid bestaat uit financiële tegemoetkomingen voor de doelgroep.
2.
Preventief armoedebeleid: het beleid en de instrumenten zijn er op gericht om een situatie van armoede te voorkomen. Deze vorm van beleid bestaat uit voorlichting, cursussen en een goede signaleringsfunctie onder risicogroepen.
3.
Activerend armoedebeleid: het beleid en de instrumenten zijn er op gericht om participatieproblemen en sociaal isolement te voorkomen of te herstellen. Deze vorm van beleid bestaat uit verschillende vormen van participatiebevordering en het
CAB, Groningen
11
wegnemen van belemmeringen hiervoor. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan re-integratie, verslavingszorg of psychische begeleiding. Armoede door schuldenproblematiek Naast armoede die voortkomt uit een laag inkomen, bestaat er ook armoede die veroorzaakt wordt door een tekort aan besteedbare middelen. Hierbij gaat het ondermeer om huishoudens die een inkomen hebben dat ver boven de armoedegrens ligt, maar die door schuldenproblematiek weinig overhouden om te besteden of om personen met een tophypotheek, die weliswaar voldoende inkomen hebben, maar door hoge lasten weinig bestedingsruimte overhouden. In alle definities van armoede vallen deze groepen buiten boord, hoewel zij in het dagelijks bestaan even grote problemen kunnen hebben.
2.2 Armoede in Assen Definitie armoede De nota Meedoen Mogelijk Maken uit 2007, waarin het gezamenlijke armoedebeleid van de gemeenten Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo is uitgewerkt, omschrijft het begrip armoede als volgt: ‘Armoede is een complex verschijnsel waarin het toekomstperspectief een belangrijk onderscheidend kenmerk is, vooral in situaties waarin niet of nauwelijks uitzicht is op werk of verandering van leefsituatie. Er is daarbij samenhang vanuit een integrale visie op inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, wonen en leefomgeving. Armoede in deze brede betekenis is sociale uitsluiting’. De nadruk ligt binnen het beleid dus sterk op een brede definitie van armoede, namelijk sociale uitsluiting. Uit de interviews met de gemeente en de ISD blijkt dat men het erover eens is dat armoede zowel een financieel als een sociaal aspect omvat en dat het gaat om het hebben van te weinig financiële middelen en het niet kunnen participeren in de samenleving. De meeste externe organisaties hanteren net als de gemeente en de ISD een brede definitie van armoede. Niet alleen een gebrek aan financiële middelen ziet men als armoede, maar ook het niet volwaardig mee kunnen doen in de maatschappij. Wel geven vrijwel alle partners hierbij aan dat het niet mee kunnen doen een gevolg is van een gebrek aan financiële middelen. Het niet mee kunnen doen betrekt men vaak op de kinderen (een schoolreisje of het lidmaatschap van een sportvereniging niet kunnen betalen), een doelgroep die ook de gemeente erg belangrijk vindt en waar zij zich in haar beleid op richt. De voedselbank, Robin Wood en GKB hanteren een enge definitie en hebben het vooral over een gebrek aan financiële middelen. Aard en omvang van armoede volgens geïnterviewden Of armoede veel voorkomt in Assen wordt uit de interviews niet echt duidelijk. De gemeente vindt dat elke persoon die niet mee kan doen er één te veel is.
CAB, Groningen
12
De wethouder geeft aan dat Assen geen echte achterstandswijken kent waar armoede zich concentreert. Uit de webenquête en de interviews met externe partners blijkt dat armoede vooral voorkomt in de oudere wijken van Assen en dan voornamelijk in Assen-Oost, maar ook in Peelo, Baggelhuizen en De Lariks. De externe partners noemen een heel scala aan doelgroepen die in Assen getroffen worden door armoede. Het gaat volgens hen vooral om uitkeringsgerechtigden, mensen met een laag inkomen, allochtonen, alleenstaanden of alleenstaande ouders, ouderen (met alleen of een onvolledige AOW), jongeren en mensen met een psychiatrische stoornis. Er lijkt dus niet duidelijk één groep aan te wijzen die in Assen te maken heeft armoede. Dit is ook wat uit het interview met de klantmanagers naar voren komt. Armoede treft volgens hen zowel jongeren als ouderen, zowel gezinnen als alleenstaanden, zowel autochtonen als allochtonen, etc. Kortom, een hele diverse groep. De externe partners noemen verschillende oorzaken van armoede. Het vaakst noemt men onverwachte ontwikkelingen als werkloosheid en een scheiding. Maar ook taalproblemen, een laag opleidingsniveau, geen perspectief hebben op de arbeidsmarkt en niet met geld om kunnen
gaan
worden
meer
dan
één
keer
genoemd.
Daarnaast
worden
‘gezondheidsaspecten’ als ziekte, een handicap, psychische of lichamelijke beperkingen en alcohol- en drugsproblematiek genoemd. Opvallend is dat twee externe partners ‘sociaal isolement’ zien als oorzaak van armoede, aangezien het ook vaak wordt gezien als een gevolg van het hebben van onvoldoende financiële middelen. De klantmanagers van de ISD benadrukken nog dat armoede vaak een erfelijk karakter heeft.
Een man geeft aan dat hij regelmatig kijkt of het slot van de container bij de C1000 er af is. “Er wordt soms zoveel weggegooid dat ik nog wel kan gebruiken. Als bijvoorbeeld 1 ei kapot is kan ik de rest van het doosje nog wel gebruiken. Met kerst heb ik voor heel veel geld uit de container kunnen halen en hebben we heerlijk gegeten. Ik schaam me er niet voor. De C1000 wil niet meewerken met de voedselbank dat kost te veel tijd, en nu gooien ze alles weg. Ze hebben zelf een slot op de container omdat ze liever niet hebben dat je het er uithaalt.” Case 1 Aard en omvang armoede: de cijfers Er zijn geen gegevens beschikbaar over de omvang van de doelgroep voor het huidige armoedebeleid van de gemeente Assen. Om toch enigszins zicht te krijgen op deze omvang is een schatting gemaakt aan de hand van cijfers van het CBS. De laatst beschikbare inkomenscijfers zijn uit 2006. In 2006 hadden circa 2711 huishoudens in Assen een inkomen onder de 123% van de bijstandsnorm. Deze huishoudens komen dus in principe in aanmerking voor het armoedebeleid. De overgrote meerderheid van deze groep (90% )heeft een inkomen rond de bijstandsnorm of daaronder.
CAB, Groningen
13
Tabel. Omvang doelgroep voor armoedebeleid, 2006 Aantal huishoudens 2006
% van alle huishoudens 2006
Tot 105%
2.440
9%
Tot 123%
2.711
10%
Bron: CBS
Uit rapportages op landelijk niveau blijkt dat het percentage huishoudens onder de armoedegrens in Nederland de afgelopen jaren is afgenomen, van 9,3% in 2006 naar 8.0% in 2008. Als we deze zelfde ontwikkeling door rekenen voor de gemeente Assen dan komen we tot de onderstaande omvang van de doelgroep. Tabel. Schatting omvang van de doelgroep voor het armoedebeleid, 2008
Aantal huishoudens 2008
% van alle huishoudens 2008
Tot 105%
2.181
7,7%
Tot 123%
2.465
8,7%
Bron: Berekening CAB op basis van CBS
Risicogroepen In veel onderzoeken en rapporten worden risicogroepen voor armoedeproblematiek genoemd. Er wordt daarbij vooral gewezen op huishoudens met een uitkering, ouderen met alleen een AOW-uitkering, personen met een WSW-dienstverband en de zogenaamde ZZP’ers (zelfstandigen zonder personeel). Onder deze laatste groep vallen ook agrariërs. Daarnaast worden alleenstaande ouders vaak gezien als risicogroep. In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de omvang van de groepen. Hierbij is het belangrijk om te merken dat het gaat om risicogroepen en dat niet iedereen in deze groepen ook daadwerkelijk te maken heeft met armoede. Tabel. Inwoneraantal en omvang van de risicogroepen in de gemeente Assen, 31 december 2007, 2008 en 2009 Risicogroep
2007
Aantal inwoners
2008
2009
64.391
65.487
66.369
Aantal 65-plussers*
9.136
9.426
9.719
Arbeidsongeschikten
3.700
3.640
3.570
850
800
1.150
15.143
12.870
nb
1.350
1.340
1.480
60
60
70
nb
853
859
1124
1126
1126
Personen met WW-uitkering Prognose
doorstroom
WW
naar
WWB Bijstandsgerechtigden tot 65 jaar** Bijstandsgerechtigden van 65 jaar en ouder Aantal WSW-ers*** Aantal bedrijven met 1 personeelslid (ZZP) * Er zijn geen cijfers beschikbaar van inwoners met alleen AOW, ** Inclusief IOAW en IOAZ, *** Aantal inwoners met WSW-dienstbetrekking of plaats op de wachtlijst per 31 december 2008 en 30 juni 2009. Bron: CBS, UWV Werkbedrijf, Ministerie van SZW
CAB, Groningen
14
“Doordat ik een erfenis heb gekregen valt alle ondersteuning weg. Ze willen wel helpen, maar mogen dat niet. Ik moet eerst mijn erfenis opeten, iets wegzetten voor mijn kinderen of voor mijn oude dag is er dus niet bij” Case 3 “Mijn vrouw wilde scheiden, daarna verloor ik mijn baan omdat ik zolang in de ziektewet zat dat het zo niet langer kon. En dan waren er ook nog schulden” Case 1
CAB, Groningen
15
Hoofdstuk 3 Beleid en uitvoering 3.1 Visie Het effect van het armoedebeleid moet volgens de nota Meedoen Mogelijk Maken zijn dat ‘inwoners van de drie gemeenten niet terecht komen in een situatie van sociale uitsluiting dan wel hierin niet blijven’. Sociale uitsluiting beoogt men tegen te gaan door: •
het zoveel mogelijk voorkomen van overerving van armoede door educatie, emancipatie en participatie;
•
het bieden van perspectief door inkomensverbetering door re-integratie in het arbeidsproces;
•
benutting van voorliggende inkomensondersteunende voorzieningen en het terugdringen van niet-gebruik;
•
maatschappelijke participatie (voor de groep die niet meer kan re-integreren via arbeid maar wel via activering en andere vormen van participatie);
•
budgetbegeleiding, budgetbeheer en schuldhulpverlening.
Bovenstaande moet zoveel mogelijk plaatsvinden vanuit een integrale aanpak, wat inhoudt dat meerdere beleidsterreinen bij het onderwerp betrokken zijn en instrumenten inzetten gericht op meedoen in de maatschappij. Het gaat om beleidsterreinen als onderwijs, economie, maatschappelijk werk en minimabeleid. Leidend bij deze aanpak is een overkoepelende visie, waarbij twee sporen centraal staan, namelijk ‘meedoen’ en ‘vangnet’. Het komt er op neer dat het beleid een combinatie is van financiële ondersteuning en het activeren van minima met behulp van meedoenpremies. Spoor 1, Meedoen Het eerste spoor, de meedoenkant, richt zich op participatie en deelname aan de maatschappij en daarmee het voorkomen van sociale uitsluiting. Dit vindt plaats door middel van het toekennen van meedoenpremies aan drie doelgroepen, namelijk kinderen, 65plussers en chronisch zieken en gehandicapten Daarnaast worden WWB-cliënten als informele doelgroep benoemd. De meedoenpremies zijn in de plaats gekomen van de reductieregeling, een soort persoonsgebondenbudget dat ingezet kon worden voor bijvoorbeeld contributies en lidmaatschappen. Het gebruik van deze regeling was laag, vandaar dat men is overgegaan op meedoenpremies. De meedoenkant is volgens de nota breder dan alleen armoedebeleid: ‘het gaat over re-integratie, sociale activering en vrijwilligerswerk; onderwijs en jeugdbeleid; beleid ter voorkoming van voortijdige schooluitval; volwasseneneducatie; economie en werk en inkomen; inburgering; huisvestingsbeleid; schuldhulpverlening, WMO en kinderopvang’. Onder spoor 1 valt ook het zogenaamde Meedoenpact, waarin de gemeente en maatschappelijke organisaties zogenaamde deals hebben gesloten. Binnen deze deals 4
werken zij samen om meedoen te bevorderen .
4
CAB, Groningen
Het Meedoenpact staat uitgebreid beschreven in hoofdstuk 5.
16
Spoor 2, Vangnet Het tweede spoor, het vangnet, bestaat uit financiële instrumenten gericht op het direct ondersteunen van minima waarbij financiële armoede optreedt en is vooral gericht op maatwerk via de bijzondere bijstand. Uit de gesprekken binnen de gemeente komt naar voren dat de beste manier om je aan armoede te ontrekken het krijgen van een betaalde baan is. Dit is echter niet voor iedereen haalbaar vandaar dat men ondersteunende middelen biedt. Wel wordt aangegeven dat de groep waarvoor werk niet haalbaar is op een andere manier zou moeten participeren, bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk. Het instrumentarium dat wordt ingezet in het kader van het armoedebeleid zou er vooral voor moeten zorgen dat mensen niet sociaal uitgesloten worden. Het instrumentarium zelf is met name inkomensondersteunend gericht. De activering of participatie wordt met behulp van de WWB en WMO uitgevoerd. Het beleid is gericht op drie doelgroepen. In de eerste plaats gaat het hier om kinderen in een gezin met een laag inkomen. Uit de gesprekken komt naar voren dat deze doelgroep niet het slachtoffer mag worden van de situatie van hun ouders. Door speciale instrumenten voor deze doelgroep probeert men de situatie voor een deel op te heffen en kansen voor hen te creëren. Het voorkomen van zogenaamde “overerving” van armoede speelt hierbij ook een rol. Naast kinderen zijn ook ouderen, chronisch zieken en gehandicapten een speciale doelgroep in het beleid. Zij kunnen niet door werk uit armoede komen en daarom moet er een andere manier gezocht worden om vereenzaming of uitsluiting te voorkomen. Vanuit het WMO-loket dient deze groep geholpen te worden om daadwerkelijk gebruik te maken van alle mogelijkheden die zij heeft. Tot slot worden uitkeringsgerechtigden als doelgroep gezien. Hierbij gaat het om het bevorderen van participatie, liefst in de vorm van werk.
3.2 Gemeentelijke voorzieningen De visie van de gemeente is in de nota “Meedoen Mogelijk Maken” uitgewerkt in een aantal voorzieningen voor inwoners van de gemeente Assen. Hierbij gaat het deels om landelijke regelingen, aangevuld met een aantal specifiek gemeentelijke regelingen. Hieronder wordt een overzicht van de voorzieningen gegeven. Bijzondere bijstand Voor inkomens tot 120% van de bijstandsnorm is het mogelijk om bijstand te krijgen bij kosten die noodzakelijk zijn en ontstaan van uit een bijzondere oorzaak. Het gaat hier bijvoorbeeld om kosten voor thuiszorg of reiskosten. De kosten mogen niet uit een andere uitkering of regeling kunnen worden vergoed. Een aanvraag voor bijzondere bijstand gaat op individuele basis. Langdurigheidtoeslag. Inwoners met een bijstandsuitkering die tenminste 5 jaar een bijstandsuitkering hebben en op korte termijn geen perspectief hebben op arbeid, kunnen een jaarlijkse aanvulling op hun
CAB, Groningen
17
uitkering krijgen. In de evaluatie van het meedoenbeleid uit 2009 wordt de regeling voor langdurigheidstoeslag met terugwerkende kracht aangepast. De referte-eisen worden versoepelt: de inkomensgrens gaat van 100% naar 120% van de bijstandsnorm en de periode van 5 jaar wordt teruggebracht naar 3 jaar. Verder wordt de regel dat er geen reëel perspectief op arbeid mag zijn geschrapt. Hiermee wordt de doelgroep voor de langdurigheidstoeslag vergroot. Collectieve ziektekostenverzekering Voor inwoners van de gemeente met bijstandsuitkering is het mogelijk om een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering af te sluiten. Hierbij krijgt met korting op de premie. In de evaluatie van het meedoenbeleid uit 2009 wordt de inkomensgrens verhoogd naar 120% van de bijstandsnorm Kwijtschelding Inwoners van de gemeente Assen met een inkomen ter hoogte van bijstandsnorm kunnen kwijtschelding aanvragen voor de gemeentelijke heffing (afvalstoffenheffing en rioolrecht). Bijstandsgerechtigden krijgen automatisch kwijtschelding, anderen dienen deze zelf aan te vragen. Via een aparte aanvraag kan de doelgroep ook kwijtschelding krijgen voor de waterschapsheffingen. Reductieregeling Deze voorloper van de meedoenpremies bood inwoners van de gemeente met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm een bijdrage in de kosten voor bijvoorbeeld contributies en lidmaatschappen. De regeling is per 2008 vervangen door de meedoenpremies. Meedoenpremie voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten Ouderen, chronisch zieken en gehandicapten met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm kunnen een extra meedoenpremie krijgen. De premie is bedoeld voor meedoen bij bijvoorbeeld een vereniging, sportclub of vrijwilligerswerk. De premie is gelijk aan de langdurigheidstoeslag. Meedoenpremie schoolgaande kinderen. Huishoudens met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm en kinderen onder de 18 jaar in het basisonderwijs of eerste klas voortgezet onderwijs kunnen een meedoenpremie krijgen. Deze meedoenpremie is bedoeld om kinderen de mogelijkheid te geven deel te nemen aan activiteiten of sport. De premie bedraagt jaarlijks €210 per schooljaar en éénmalig €520 in het eerste jaar van het voortgezet onderwijs. Voor klanten van de ISD wordt een automatische koppeling aangemaakt met de leerplichtadministratie. Andere huishoudens dienen de voorzieningen zelf aan te vragen PC-project en internetkosten Huishoudens met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm en kinderen die starten met het voortgezet onderwijs kunnen een computer met printer krijgen. Tevens wordt jaarlijks een bedrag van voor internetkosten vergoed. De regeling is elke vier jaar opnieuw aan te vragen. Voor klanten van de ISD wordt een automatische koppeling aangemaakt met de basisadministratie. Andere huishoudens dienen de voorzieningen zelf aan te vragen
CAB, Groningen
18
Jeugdvakantieweken Huishoudens met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm en kinderen tussen de 8 en 16 jaar kunnen deelnemen aan georganiseerde vakantieweken of pretparken en festivals. Per kind kan een maximale vergoeding van €300 verkregen worden. De aanvraag dient individueel gedaan te worden. De aanvraag wordt alleen toegekend als er ook een meedoenpremie is verstrekt.
Een man geeft aan dat hij het goed vindt dat er mogelijkheden voor vakanties zijn. Hij gaat echter niet mee. “Dan zit ik als alleenstaande vader opgescheept met alleen maar alleenstaande moeders en de kinderen. Dan kunnen ze me beter een weekje Centerparcs geven zodat ik zelf kan gaan” Case 2
Witgoedregeling Inwoners van de gemeente Assen met een inkomen tussen de 100 en 120% van de bijstandsnorm kunnen een vergoeding krijgen voor de vervanging van aanschaf van een koelkast, wasmachine, fornuis of stofzuiger. Er kan jaarlijks één apparaat vergoedt worden, waarbij dit apparaat minimaal vijf jaar oud moet zijn en niet meer te repareren. Er zijn maximale bedragen voor vergoeding van apparaten. De witgoedregeling vindt plaats op declaratiebasis. “Tijdens de hittegolf deze zomer ging mijn koelkast kapot. Omdat mijn wasmachine ook al kapot was gegaan dit jaar moest ik er zelf een kopen. Via marktplaats heb ik uiteindelijk maar een te kleine koelkast gekocht voor € 90. Meer geld was er niet op dat moment en ik moest toch iets” Case 1
Naast de premies voor alle inwoners van de gemeente Assen met een laag inkomen zijn er in het kader van re-integratie van bijstandgerechtigden meedoenpremies ingesteld. Deze premies dienen te zorgen voor een actievere deelname van bijstandgerechtigden aan trajecten en ter stimulering van door of uitstroom. Omdat deze premies in feite tot het WWBbeleid horen worden ze in dit rapport buiten beschouwing gelaten. Daarnaast wordt het voornemen uitgesproken om binnen het meedoenbeleid over te gaan tot het verstrekken van voorzieningen of diensten in natura. Uit de gevoerde gesprekken komt dit ook naar voren. Het is de bedoeling is om de regelingen in de toekomst zoveel mogelijk in natura uit te betalen, bijvoorbeeld door de contributie voor de voetbalvereniging rechtstreeks aan de vereniging over te maken en, wat betreft de witgoedregeling, een wasmachine te geven in plaats van geld voor een wasmachine. Op dit moment is het, met name wat betreft de meedoenpremies, voor de gemeente en de ISD niet duidelijk of het geld dat mensen ontvangen ook daadwerkelijk daaraan wordt besteed waar het voor bedoeld is. De regelingen zijn daarmee fraudegevoelig en de effecten zijn moeilijk meetbaar.
CAB, Groningen
19
Hoewel in de nota Meedoen Mogelijk Maken en de evaluatie van het meedoenbeleid een uitgebreide beschrijving van het instrumentarium staat blijven de doelen onduidelijk. Er wordt voornamelijk gesproken over een actievere deelname of participatie. Maar dit is nergens gekwantificeerd. Uit interviews binnen de gemeente en de ISD blijkt dat het beleid geslaagd is als meer mensen gebruik maken van de voorzieningen en meer mensen participeren, door vrijwilligerswerk en uiteindelijk door betaald werk te verrichten. Daarnaast wordt het overbodig zijn van een voedselbank vaak genoemd als doel; overigens staat dit los van het gemeentelijke beleid. Over het algemeen zijn de externe partners tevreden over het beleid van de gemeente en de geboden voorzieningen. Hoewel verschillende partijen verbeterpunten zien ontstaat hier geen samenhangend beeld.
3.3 Beleidsuitvoering Het armoedebeleid van de gemeente Assen is tot stand gekomen als een co-productie. De ISD overlegt periodiek (PO) met elke wethouder van haar drie gemeenten, waarin ook wensen
voor
nieuw
beleid
worden
besproken.
Daarnaast
is
er
periodiek
een
beleidscoördinatie overleg (BCO) waarin beleidsmedewerkers van de drie gemeenten en de ISD overleg voeren. Het ontwikkelen van beleid vindt plaats via het BCO. Op basis van wensen van portefeuillehouders, ontwikkelingen in het land of nieuwe wet- en regelgeving wordt met elkaar een gewenste richting bepaald. De ISD medewerkers komen met een beleidsnotitie die weer besproken wordt in het BCO en tijdens de PO’s met de wethouders. Uiteindelijk ontstaat op deze manier een gedragen beleidsnotitie die aan wordt geboden aan de drie colleges. Er is momenteel dus nauwelijks verschil in het beleid van de drie gemeenten binnen de ISD. Bestuurlijk is afgesproken dat er in principe tot en met de colleges hetzelfde beleid moet zijn. De ISD geeft aan veel te investeren in het op één lijn krijgen van de verschillende gemeenten. Voorgaande jaren zijn er voor de gemeente Assen echter wat wijzigingen doorgevoerd, waardoor het beleid iets uiteen is gaan lopen. Het gaat hier om de uitbereiding van de witgoedregeling en de kindervakantieweken, regelingen die de twee andere gemeenten op een andere wijze uitvoeren. Uiteindelijk is de ISD verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid. De ISD informeert het dagelijks bestuur één keer per kwartaal door middel van bestuursrapportages, met daarin onder andere een prognose van de cijfers, het aantal toekenningen, kosten en een toelichting op groei of daling. Eens per jaar ontvangt de gemeente van de ISD een jaarrekening. De bestuursrapportage wordt door de gemeente gebruikt als input voor een gemeentelijke rapportage. Deze wordt samen met jaarrekening worden door de gemeente weer voorgelegd aan de raad en het college. Wat betreft beleidsinhoudelijke zaken vraagt de gemeente specifieke informatie op, bijvoorbeeld een stand van zaken van het Meedoenpact. Daarnaast laat de gemeente soms evaluaties uitvoeren, zoals nu naar de meedoenpremies. Samenwerking De samenwerking tussen de gemeente en de ISD op het terrein van armoede en het armoedebeleid verloopt over het algemeen goed, wanneer het gaat om beleidsvorming en
CAB, Groningen
20
uitvoering op het terrein van werk en inkomen en armoede. Uit de nota Meedoen Mogelijk Maken komt echter voren dat het armoedebeleid integraal dient te zijn en ook koppelingen met allerlei andere beleidsterreinen heeft. Een voorbeeld hiervan is dat de dienstverlening voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten met name vanuit de ondersteuning vanuit de WMO dient te komen. In de praktijk is deze koppeling weinig zichtbaar. Zo geven bijvoorbeeld uitvoerende medewerkers van de beide afdelingen aan elkaar niet te kennen. Een ander voorbeeld is dat de ISD of het WWB en armoedebeleid niet genoemd worden in het WMO beleidsplan “Meedoen en Meetellen” uit 2008 Gebruik en informatievoorziening Een belangrijk aandachtspunt voor de uitvoering dat zowel uit de nota Meedoen Mogelijk Maken als uit de gevoerde gespreken naar voren komt is het vergroten van de bekendheid van regelingen en daarmee maximalisatie van het gebruik van de voorzieningen. Op dit te bereiken communiceert de ISD op verschillende manieren over het beleid en de mogelijkheden voor de doelgroep. Dit gebeurt ondermeer door de folder “waar heb ik recht op”. Deze folder bevat een omschrijving van alle regelingen in het kader van het armoedebeleid, maar ook van regelingen die buiten de ISD om gaan als huur- en zorgtoeslag. De folder kan op de website van Baanzicht gedownload worden. Verder zijn er een poster en een folder van de jeugdvakantieweken en was er voorgaand jaar een folder van Baanzicht voor werkzoekenden waarin alle regelingen in het kader van het armoedebeleid waren opgenomen. Een dergelijke folder voor 2010 is op de website niet gevonden. Ook wordt er geadverteerd in huis-aan-huisbladen; Tot slot is er ‘Mien magazine’, een gratis magazine voor inwoners van de gemeente Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo. Het magazine kan op de website van Baanzicht worden gedownload. En wordt verspreid onder alle inwoners van de gemeente Assen. Het magazine bevat veel persoonlijke portretten van inwoners, waarbij ingegaan wordt op onderwerpen als schulden, budgetcursus, inburgering, werk zoeken en rondkomen van een minimum inkomen. Via de website van de ISD kan een aanvraagformulier voor bijzondere bijstand en de meedoenregelingen gedownload worden. Het gaat hier om één formulier waarmee meerdere regelingen tegelijk aan kunnen worden gevraagd. Het gaat om de volgende regelingen: •
Meedoepremie voor schoolgaande kinderen en het pc project
•
Vergoeding voor de Asser jeugdvakantieweken
•
Meedoenpremie voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten
•
Bijzondere bijstand
•
Witgoedregeling
•
Langdurigheidstoeslag
Een aanvraag voor kwijtschelding en de collectieve ziektekostenverzekering kan men niet doen via dit formulier. Wel kan men op het formulier aangeven hier een aanvraagformulier voor te willen ontvangen. Deze aanvraagformulieren staan beide ook op de website van Baanzicht. De aanvraagformulieren kunnen opgestuurd worden naar de ISD of bij de balie ingeleverd worden. Het aanvraagformulier voor bijzondere bijstand en de meedoenregelingen is ook opgenomen in de folder van de ISD ‘waar heb ik recht op’, Ook kunnen klanten via het programma ‘Bereken uw recht’ via de website van de ISD hun eigen vergoedingen berekenen.
CAB, Groningen
21
Klanten die een jaar eerder een aanvraag hebben gedaan worden aangeschreven door de ISD. Ook probeert men via de externe partners het bereik zo hoog mogelijk te krijgen.
“De gemeente zorgt er voor dat alle regelingen goed bekend zijn. Er zijn folders en je kunt het vinden op de website. Ik kreeg zelfs een brief van de gemeente waar in stond dat ik ook recht had op een computer. Deze heb ik wel afgeslagen want ik had al een computer” Case 3 Het ligt erg aan wie je contactpersoon is of je gewezen wordt op de mogelijkheden. Ook wisselen de contactpersonen nog al eens. Ik heb wel eens aangeboden om bij de ISD te gaan werken omdat ik weet wat er speelt bij mensen die met de ISD te maken hebben. Ik kan het denk ik ook, ik heb een HBO opleiding. Case 4
De gemeente Assen heeft een zogenaamde sociale stadsgids samengesteld, waarin alle regelingen in het kader van het armoedebeleid staan beschreven. De gids beschrijft ook regelingen in het kader van de WMO, evenals de dienstverlening van een groot aantal externe partijen. Niet alle leden van de Sociale Alliantie staan in de stadsgids vermeld. De voedselbank bijvoorbeeld niet. De sociale stadsgids is volgens de gemeente breed verspreid onder externe partners, organisaties als bibliotheken en cliënten van de gemeente. De gids moet ertoe leiden dat minder mensen te maken hebben met armoede en meer gebruik maken van de regelingen. Vanuit de ISD wordt verder aangegeven dat, zodra iemand zich aanmeldt voor een bijstandsuitkering, wordt gekeken voor welke andere voorzieningen men in aanmerking komt. De cliënt hoeft bij de aanmelding zelf nauwelijks gegevens aan te leveren. De ISD verzamelt de gegevens via koppelingen met bijvoorbeeld het inlichtingenbureau. De klantmanagers van de ISD geven aan dat zij mensen zoveel mogelijk proberen te geven waar ze recht op hebben en dat zij proberen zo laagdrempelig mogelijk te zijn. Dat externe partners desondanks ervaren dat het aanvragen van voorzieningen niet altijd gemakkelijk is en sommige formulieren onduidelijk zijn, lijkt vooral te komen doordat kwijtschelding lastig is aan te vragen en door de ingewikkelde formulieren en communicatie van de Belastingdienst. De klantmanagers delen deze mening. Het lijkt er niet op dat de ISD de doelgroep met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm actief benadert door middel van bijvoorbeeld bestandskoppelingen. Zij wordt vooral op de hoogte gesteld door middel van informatie in huis aan huis bladen en informatiemateriaal dat bij organisaties als bibliotheken of externe partners van de gemeente ligt. Wel heeft zij via externe partners, zoals het netwerk OGGZ, zicht op een deel van de doelgroep. Uit een gesprek met een samenwonend stel blijkt dat ze niet goed op de hoogte zijn van de regelingen: “maar als ik dat kan krijgen waarom wordt mij dat dan niet verteld” Wanneer we wijzen op de website komt als reactie: “ISD? Dat is toch alleen voor mensen zonder werk?, daar hebben we nog nooit gekeken” Case 5
CAB, Groningen
22
Informatievoorziening externe partners De meeste externe partners geven aan op de hoogte te zijn van het armoedebeleid en de beschikbare voorzieningen van de gemeente Assen. De meeste partijen zijn hiervan op de hoogte door zelf actief informatie op te vragen, een paar keer wordt aangegeven dat men op de hoogte is door voorlichtingsmateriaal van de gemeente. Uit de interviews met externe partners blijkt dat men van mening is dat zij beter voorgelicht zouden kunnen worden over wijzigingen in het beleid. Ook zou de gemeente/ISD meer moeten samenwerken met, en moeten luisteren naar (vrijwilligers)organisaties die bij mensen thuis komen.
CAB, Groningen
23
Hoofdstuk 4 Bereik en financiën Paragraaf 4.1 gaat over het bereik van de doelgroep. Allereerst geven we een overzicht van het aantal toekenningen van regelingen over de afgelopen jaren. Daarna kijken we naar het bereik volgens de verschillende geïnterviewden. Hierbij gaan we ook in op de informatievoorziening over de regelingen en de aanvraagprocedures. Het hoofdstuk sluit af met een beschrijving van de samenwerking tussen de gemeente Assen en de ISD.
4.1 Bereik Alle huishoudens in de gemeente Assen met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm kunnen aanspraak maken op de verschillende voorzieningen die gemeente Assen biedt in het kader van het armoedebeleid. De gemeente Assen en de ISD hebben geen zicht op de daadwerkelijke omvang van de doelgroep. Daarom wordt in deze paragraaf uitgegaan van de schatting op basis van CBS cijfers en het aantal bijstandsgerechtigden. In de onderstaande tabel wordt per onderdeel van het minimabeleid het aantal toekenningen weergegeven. De ISD kan het aantal aanvragen per regeling niet voor de gemeente Assen afzonderlijk aangegeven daarom ontbreekt deze. Tabel. Aantal toekenningen in het kader van het armoedebeleid in de gemeente Assen
2007 Bijzonder bijstand*
2008
2009
2591
2639
3702
482
558
1232
**
989
1939
Meedoen kinderen
614
1221
1115
Pc
189
136
85
Jeugdvakantieweken
nvt
35 gezinnen
97 gezinnen
Eenmalige uitkering
nvt
2962
nvt
Witgoedregeling
nvt
nvt
28
268
65
nvt
Langdurigheidstoeslag Meedoen chronisch zieken
brugklasser/internetvergoeding
Reductiebeleid ** In 2008 is ook 2007 uitbetaald
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het aantal toekenningen van voorzieningen in het kader van het minimabeleid de afgelopen jaren fors is toegenomen. Zetten we de gegevens af tegen de omvang van de doelgroep dan valt op dat met betrekking tot de meedoenpremies meer verstrekkingen worden gedaan dan op basis van de omvang van het bijstandsbestand verwacht mag worden. Het bereik is daarmee groter dan deze groep alleen, maar bereikt nog niet de schattingen die in hoofdstuk 2 zijn opgenomen. Het bereik is dus goed maar niet maximaal. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat een bereik van 100% niet realistisch is. Een deel van de doelgroep zal uit eigen overweging (onder andere schaamte en zelfredzaamheid) geen beroep doen op de voorzieningen.
CAB, Groningen
24
Ik los mijn problemen graag zelf op. Ik vind het niet fijn om mijn hand op te houden, want dan moet ik gelijk alles laten zien en komen ze alles controleren” Case 6
Bereik volgens geïnterviewden Hoewel de gemeente en de ISD omvang van de doelgroep niet in beeld hebben zijn zij van mening dat het bereik onder doelgroep groot is. Onder bijstandsgerechtigden heeft men goed zicht op het bereik. Hier vindt dan ook actieve koppeling van bestanden plaats en worden mensen aangeschreven als er iets is waar men recht op heeft maar niet ontvangt. De groep tussen 100 en 120% van bijstandsnorm is minder goed in beeld, toch verwachten zowel de gemeente als de ISD aan dat ook hier het bereik hoog is. De externe partners zijn minder positief over het bereik van de voorzieningen. Volgens hen is er nog altijd veel sprake van niet-gebruik van voorzieningen, maar het bereik is volgens hen de afgelopen jaren wel toegenomen. Als reden voor de toename zien zij dat regelingen beter bekend zijn geworden en dat bepaalde regelingen automatisch worden toegekend. Onder de externe partijen bestaat het beeld dat de cliënten van de ISD, de uitkeringsgerechtigden, goed gebruik maken van de regelingen van de gemeente. Volgens de cliëntenraad is het bereik van de meedoenpremies en van kwijtschelding vrij hoog. De groep met een inkomen van 100 tot 120% van de bijstandsnorm blijkt moeilijk te bereiken en lang niet iedereen uit deze doelgroep blijkt gebruik te maken van de regelingen. De partners geven aan dat zij regelmatig mensen tegenkomen die geen gebruik maken van voorzieningen omdat zij dit niet weten. Een goede manier om deze groep te bereiken is dan volgens hen ook via de externe partners. Volgens verschillende partijen is met name het bereik onder ouderen lager. De klantmanagers van de ISD delen de mening van de externe partners en geven aan dat het erg moeilijk is om de niet-doelgroep van de gemeente te bereiken. Deze mensen zijn over het algemeen niet goed bij hen in beeld. Wel wordt via het OGGZ-netwerk (zie hoofdstuk 5) een deel van deze groep bereikt. Onbekendheid met de regelingen en de complexiteit van het aanvragen van regelingen worden als voornaamste redenen voor niet-gebruik gezien, zowel door de klantmanagers als door de externe partners. Daarnaast denken de klantmanagers dat de gemeente te kampen heeft met een imagoprobleem, omdat zij vroeger vrij streng aan de poort was en niet gemakkelijk regelingen toekende. De gemeente wil graag van dat imago af, zij wil toegankelijker worden. De laatste tijd lukt dat goed en men geeft aan veel klantgerichter te zijn dan een aantal jaren geleden. Vanuit de externe partners wordt dit beaamd. 5
4.2 Financiën en uitvoeringskosten
De kosten voor het armoedebeleid in de gemeente Assen zijn onder te verdelen in de directe kosten voor van het beleid, subsidiekosten en uitvoeringskosten. Als we deze kosten samen nemen dan blijkt de gemeente Assen in 2009 2.8 miljoen Euro te hebben besteed aan het armoedebeleid. Sinds 2007 zijn de kosten daarmee bijna verdubbeld.
5
De toekenningen en uitgaven zijn gebaseerd op een van de ISD verkregen Excel bestand, waarvan de
ISD aangeeft dat dit de juiste cijfers zijn. Eerdere bestanden en jaarrekeningen laten niet overal dezelfde cijfers zijn.
CAB, Groningen
25
Tabel. Uitgaven armoedebeleid 2007-2009
Beleidskosten
Subsidiekosten
Uitvoeringskosten
Totaal
2007
€ 1.327.549
€14.000
€208.386
€ 1.549.935
2008
€ 1.927.598
€14.000
€272.179
€ 2.213.777
2009
€ 2.457.413
€14.000
€326.597
€ 2.798.010
Op meer zicht te krijgen in de uitgaven staan in de onderstaande tabellen de kosten voor de verschillende onderdelen voor het armoedebeleid weergegeven. Opvallen hierbij is met name de sterke toename in het gebruik leidt tot een forse kostenstijging. De uitgaven zijn in vrijwel alle gevallen een stuk hoger uit dan de begroting. De voorzieningen zijn vrijwel allemaal zogenaamde openeinden regelingen waarbij het aantal aanvragen het budget kan overtreffen, maar het recht niet verdwijnt bij overbesteding. Uit de interviews blijkt dat de gemeenteraad daar tot op heden nooit een probleem van heeft gemaakt. Men vond de regelingen juist een succes en wilde het aantal regelingen uitbreiden. Zo is de witgoedregeling erbij gekomen. Er zijn vooralsnog geen bezuinigingen gepland op het thema armoede. Wel kijkt de gemeente naar mogelijkheden om zaken effectiever te organiseren. Het uitbetalen in natura kan een manier zijn om het geld doelmatiger uit te geven binnen armoedebeleid. Bepaalde regelingen, zoals de witgoedregeling, zijn fraudegevoelig en lastig uit te voeren. Ook de gemeenteraad wil meer zicht op de effectiviteit. Tabel. Begroting en uitgaven armoedebeleid
Bijzonder bijstand*
Aantal
Begroot
Uitgaven
toekenningen 2007
2591
€ 507.469
€649.895
2008
2639
€ 571.618
€ 654.229
2009
3702
€ 583.000
€ 770.827
Langdurigheidstoeslag 2007
482
€193.001
2008
558
€224.535
2009
1232
€489.253
Meedoen chronisch zieken 2007
**
2008
989
2009
1939
€361.758 €400.000
€718.548
Meedoen kinderen 2007
614
2008
1221
***
€361.758
€186.500
2009
1115
€215.000
€271.000
Pc brugklasser/internetvergoeding
CAB, Groningen
2007
189
2008
136
***
€160.240
€194.376
2009
85
€63.000
€173.409
26
Jeugdvakantieweken
Aantal
Begroot
Uitgaven
toekenningen 2007
nvt
nvt
nvt
2008
35 gezinnen
€100.000
€14.568
2009
97 gezinnen
€100.000
€24.553
2007
nvt
nvt
2008
2962
2009
nvt
nvt
nvt
2007
nvt
nvt
nvt
2008
nvt
nvt
nvt
2009
28
Eenmalige uitkering nvt €140.300
Witgoedregeling
9.823
Reductiebeleid 2007
268
€143.904
€103.777
2008
65
€146.782
€26.779
2009
nvt
nvt
nvt
*in de bijzondere bijstand is ook de collectieve ziektekostenverzekering opgenomen ** meedoenpremies voor chronische zieken van 2007 zijn bij 2008 meegenomen *** in 2008 is er geen meedoen begroting gemaakt omdat het beleid pas na de begroting is vastgesteld.
Naast de kosten die de ISD maakt in het kader van het armoedebeleid kunnen de kosten subsidiekosten die de gemeente maakt nader onderverdeeld worden. De subsidies worden jaarlijks verstrekt en zijn in de periode 2007-2009 niet veranderd. Tabel. Uitgaven aan subsidies externe partijen
Uitgaven Uitkeringsgerechtigdenberaad (UBA)
€ 5.000 voor spreekuren
Voedselbank
€ 3.000 huisvesting
Budget Support
€ 3.000
Humanitas
€ 3.000
Uitvoeringskosten Aan uitvoeringskosten heeft de ISD voor de uitvoering voor de gemeente Assen in 2009 €326.597 uitgegeven. Het betreft hier alleen de directe kosten voor de bijzondere bijstand, langdurigheidstoeslag. Meedoenpremies, eenmalige uitkering en meedoen premies. De kosten
voor
de
kwijtschelding
zijn
niet
meegenomen.
De
ISD
rekent
voor
de
uitvoeringskosten een totaal waarvan 77.65% aan de gemeente Assen wordt toegerekend. Het gaat bij de uitvoeringskosten om een niet geoormerkt bedrag vanuit het gemeentefonds. Een korte rekensom laat zien dat de uitvoeringskosten ten opzicht van de uitgaven ongeveer 12% bedragen. In vergelijking met andere gemeenten is dit laag te noemen6.
6
Ter vergelijking: Almere 28%, Amersfoort 30%, Kerkrade 31%, Veendam 53%, Stadskanaal 40% en
Diemen, 38%
CAB, Groningen
27
4.3 Effectiviteit De effectiviteit van het armoedebeleid van de gemeente Assen is momenteel moeilijk te meten. Hiervoor zijn verschillende reden. In de eerste plaats zijn er in het meedoen beleid vrijwel geen doelen opgenomen die meetbaar zijn. Als we kijken naar een van de redenen waarom het beleid in 2007 is ingevoerd dan blijkt dat de meedoenpremies er inderdaad voor hebben gezorgd dat er een sterke toename in het gebruik is. De effectiviteit van het beleid is op dit moment verder niet te bepalen omdat meedoenpremies aan de klanten worden uitbetaald zonder dat inzichtelijk is dat de premie daadwerkelijk aan het daarvoor bestemde doel besteed wordt. Uitzondering hierop zijn de witgoedregeling, bijzondere bijstand en de PC regeling. Deze laatste wordt in natura uitbetaald en voldoet daarmee gelijk aan het doel. Vanuit de gemeente en ISD wordt aangegeven dat men meer in natura wil gaan uitbetalen om op deze manier het geld meer doelmatig te gaan besteden en fraude tegen te gaan, maar men creëert daarmee tevens mogelijkheden om de effectiviteit van het beleid inzichtelijk te maken.
“Met de meedoenpremie, langdurigheidstoeslag en wat geld van de kerk ben ik naar Zuid-Frankrijk gegaan om een vriend te bezoeken.” “De meedoenpremie heb ik gebruikt om nieuwe kleren te kopen” “De premie voor mijn kinderen besteed ik aan sporten en aan sportkleding” “Mijn eigen meedoepremie gebruik ik als extraatje, soms voor wat leuks soms om een rekening te betalen, Voor mijn dochter is de premie een bijdrage voor haar streetdance, maar het is niet genoeg voor de gehele contributie” Case 1, 2 en 4
Tot slot is het onduidelijk hoe groot de doelgroep voor het beleid is. Daarom kan niet worden aangegeven welk deel van de doelgroep daadwerkelijk gebruik maakt van de regelingen. Vanuit de ISD wordt aangegeven dat vrijwel alle bijstandsgerechtigden gebruik maken van de mogelijkheden in het armoedebeleid, maar welk deel van de doelgroep dat geen uitkering ontvangt gebruik maakt blijft onbekend. Bij de ISD en de gemeente bestaat het beeld dat het gebruik hoog is. Een schatting van het CAB op basis van cijfers van het CBS laat zien dat de voorzieningen van de gemeente Assen door een grotere groep dan alleen het bijstandsbestand gebruikt worden maar dat nog lang niet de gehele doelgroep bereikt wordt. Een toename van de verstrekking is wel een indicatie van een toegenomen bereik, omdat er op basis van landelijke cijfers vanuit gegaan mag worden dat de stijging van het aantal huishoudens onder de armoedegrens minder hard gestegen is dan het aantal verstrekkingen
CAB, Groningen
28
Hoofdstuk 5 Externe samenwerking De gemeente en de ISD onderhouden contact met professionele en vrijwilligersorganisaties. Eén op één contacten met het professionele circuit zijn er bijvoorbeeld met Alescon, GKB en Noordermaat. Daarnaast is de ISD vertegenwoordigd in het professionele netwerk OGGZ. Binnen het Meedoenpact onderhouden de gemeente en de ISD contacten met zowel professionele als vrijwilligersorganisaties. Paragraaf 5.1 gaat in op de samenwerking tussen de gemeente en de ISD enerzijds en de externe partijen anderzijds. Eerst worden het OGGZnetwerk en het Meedoenpact beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de aard en de waardering van de samenwerking volgens de betrokken partijen. Informatie komt uit interviews met de gemeente, de ISD, een webenquête onder externe partners en interviews met een aantal externe organisaties. Bij alle geïnterviewde organisaties, met uitzondering van de GKB, gaat het om vrijwilligersorganisaties. Ook de webenquête is alleen door vrijwilligersorganisaties ingevuld. Paragraaf 5.2 gaat in op de samenwerking tussen de externe organisaties onderling. Zowel de mening van externe partijen als van de gemeente en de ISD komt hier aan bod.
5.1 Samenwerkingsverbanden gemeente en externe partners OGGZ De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) is een netwerk van professionele organisaties. De website van de GGZ Drenthe omschrijft het netwerk als volgt: ‘OGGZ richt zich op mensen die volgens hun omgeving zorg nodig hebben. Ze vragen zelf geen hulp omdat ze de weg niet weten, omdat ze vinden dat ze zelf geen hulp nodig hebben of omdat ze slechte ervaringen hebben met hulpverlening. Soms veroorzaken ze overlast, maar dat is niet altijd het geval. Deze groep wordt ook wel aangeduid als ‘zorgmijders’. Om deze mensen te vinden is een goed ‘netwerk’ vereist.’ In de interviews met de ISD komt het OGGZ-netwerk ter sprake, in de interviews met de gemeente niet. De ISD is een partner binnen het netwerk, de gemeente is volgens de ISD vanuit de WMO in het netwerk vertegenwoordigd. Andere partijen binnen het netwerk zijn bijvoorbeeld
Maatschappelijk
Werk,
GGD,
GGZ,
politie,
opbouwwerk,
GKB
en
woningcorporaties. In het OGGZ-netwerk worden individuele klanten besproken die door iemand uit hun omgeving zijn aangemeld. Vervolgens kijkt men binnen het netwerk of de betreffende persoon bekend is bij één van de organisaties en welke organisatie het meest geschikt zou zijn om de betreffende cliënt onder zijn of haar hoede te nemen. Het gaat hier om cliënten die vrij intensieve hulpverlening nodig hebben en er is daarom vaak geen sprake van doorverwijzing naar vrijwilligersorganisaties. Vanuit de ISD geeft men aan dat het afgelopen jaar sterk is ingezet op het verbeteren van de samenwerking binnen het OGGZ-netwerk. Dit heeft zijn vruchten afgeworpen, maar men ziet nog wel verbeterpunten. De ISD zou graag toe willen naar een meer gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de klant, waarbij één contactpersoon wordt aangewezen die ook
CAB, Groningen
29
zaken van andere partners meeneemt in het contact met de klant. De
OGGZ-partners zijn
bezig met het opzetten van een zogenaamd integraal interventieteam. De bedoeling van dit interventieteam is om verkokering van externe partijen tegen te gaan. In hoofdstuk 3 kwam al naar voren dat de ISD via het OGGZ-netwerk meer zicht heeft op de doelgroep 100-120%. Meedoenpact Op 2 april 2009 hebben 28 maatschappelijke organisaties het Meedoenpact ondertekend. Het Meedoenpact bevat voor de gemeente Assen acht zogenaamde deals, oftewel afspraken, die bedoeld zijn om mensen mee te laten doen in de maatschappij. Om dit te bereiken heeft de ISD haar partners nodig en binnen elke deal werken dan ook meerdere organisaties samen. Er zijn ‘meedoendeals’, die plaatsvinden in de wijk De Lariks, en ‘samenwerkingsdeals’. De meedoendeals hebben meetbare effecten voor de doelgroep, de samenwerkingsdeals zijn gericht op een ‘verdere verkenning en onderlinge samenwerking tussen de betrokken organisaties’, wat weer kan resulteren in meedoendeals voor de komende jaren. De doelgroepen zijn dezelfde als die binnen spoor 1 van het gemeentelijke beleid, namelijk kinderen, ouderen en chronisch zieken en gehandicapten. De bedoeling is dat de activiteiten laagdrempelig en dichtbij huis worden aangeboden en dat ze aansluiten op de behoeften van de doelgroep. Vooraf is daarom aan de doelgroep gevraagd wat haar belemmeringen zijn voor meedoen. Hieronder staan de acht deals kort benoemd met het beoogde effect en de betrokken partijen. Bij deal 1 tot en met 3 gaat het om meedoendeals, bij deal 4 tot en met 8 om samenwerkingsdeals. Deal
Effect
Betrokken partijen
1. Cultuur in de wijk
250 inwoners uit de wijk Lariks
ICO, Gemeente (onderwijs/brede
betrekken bij culturele activiteiten
school), Opbouwwerk,
(in het schooljaar 2009/2010
Vluchtelingenwerk,
wordt een aanbod gedaan)
vrijwilligerscentrale, kleurrijk Assen, wijkteams, ISD, GGZ
2. Deelname sport en cultuur
50 kinderen krijgen een aanbod
Gemeente Assen (ISD),
via het jeugdsportfonds
Jeugdsportfonds Drenthe, Cultuurfonds, Sport- en Cultuurorganisaties, Brede school, Sport- en buurtwerk
3. Stimulering vrijwilligerswerk
In de wijk Lariks worden 25
Alescon, Vrijwilligerscentrale,
plaatsingen gerealiseerd
Maatjesproject GGZ, WMO, ISD, Welzo, Vluchtelingenwerk
4. Schuldenproblematiek
Meer mensen worden geholpen
ISD, Voedselbank, Humanitas,
bij aanvraag
Noordermaat, GKB
inkomensondersteuning en schuldhulpverlening 5. Formulierenbrigade
CAB, Groningen
Meer duidelijkheid richting
Humanitas, GGZ, Promens Care,
klanten over aanbod hulp bij
UBA, ISD, VNN, MEE Drenthe,
formulieren en meer gebruik van
Welzo, Budget Support
30
aanbod 6. Samenwerking met lokale organisaties 7. Centraal aanbod ‘cursorische’ activiteiten
8. Activiteiten meedoen
Contactpersonen die elkaar
Opbouwwerk, Onderwijs (brede
weten te vinden voor een
school coördinator), OGGZ, CJG,
werkend netwerk in de wijk
VNN, ISD
Betere, goedkopere cursussen
Promens Care, Mee Drenthe, De
met daarin meer keus en een
Trans, Drenthe College, De
lage drempel. Doel is meer
Noorderbrug, VWC, ISD, Welzo,
deelnemers te bereiken
Enova, ICO
Meer mensen doen mee aan
Welzo en ISD
activiteiten in de wijk
Uit de nieuwsbrief van de ISD van september 2009 blijkt dat de resultaten van het Meedoenpact nog wat teleurstellend zijn en dat lang niet alle deals zijn uitgewerkt tot een plan van aanpak, wat voor 1 juli 2009 door de organisaties gebeurd had moeten zijn. Wat opvalt aan bovenstaande lijst met de verschillende deals, is dat het voornamelijk gaat om samenwerkingsdeals. Er is hier nog geen sprake van concrete afspraken tussen organisaties met SMART-doelstellingen. De vraag is of de samenwerkingsdeals in 2010 verder zijn uitgewerkt in meedoendeals. In de gehouden interviews en de webenquête rept bijna niemand over het Meedoenpact. Eén externe partij geeft aan dat het Meedoenpact door de gemeente is opgezet, maar ‘dat het geen stap verder komt’. Vanuit de ISD wordt het Meedoenpact als belangrijk aspect van de samenwerking met externe partijen aangeduid. Het zou enkele serieuze afspraken bevatten tussen organisaties en bijvoorbeeld de vakanties voor minima zouden uit het pact zijn voortgekomen. Samenwerking volgens betrokken partijen Aard van de samenwerking Wanneer we meer in detail kijken naar de samenwerking tussen de gemeente en haar externe, vooral vrijwillige, partners, dan blijkt dat externe partners met verschillende personen binnen de gemeente en ISD contact onderhouden. Er komt geen eenduidig beeld naar voren met wie de partijen voornamelijk contact hebben. Wel blijkt dat men nauwelijks contact onderhoudt met de medewerkers van WMO. Het contact met de ISD, met de beleidsmedewerkers van de gemeente en ook het contact op bestuurlijk niveau blijkt vooral één op één, informeel en niet structureel te zijn. Bovendien zijn er weinig concrete samenwerkingsafspraken tussen de gemeente en haar partners en zijn deze ook niet formeel vastgelegd op papier. Uit de webenquête blijkt dat de meeste partijen een aantal keer per jaar contact hebben met de gemeente. Twee externe partners zijn tevreden over de frequentie van het contact en zij vinden ook dat de gemeente actief is in het onderhouden van dit contact. De overige partijen zijn over deze punten minder te spreken. De GKB heeft vooral contact met de beleidsmedewerkers van de gemeente en is erg tevreden over dit contact. De samenwerking met de ISD is nog niet optimaal. Het contact dat de externe partijen met de gemeente onderhouden gaat zowel over individuele casussen als over het beleid in het algemeen.
CAB, Groningen
31
Subsidierelaties/mening gemeente/ISD Zoals hierboven al genoemd heeft zowel de gemeente als de ISD met geen van de partijen, behalve met de cliëntenraad die officieel adviesrecht heeft, formele afspraken gemaakt over het contact en de samenwerking. Uit zowel de interviews met de externe partijen als met de gemeente en de ISD blijkt dat met geen van de vrijwilligersorganisaties die subsidie ontvangt van de gemeente resultaatafspraken zijn gemaakt. Ook zijn er geen voorwaarden verbonden aan de subsidie. Samenwerking volgens de gemeente/ISD Vanuit de ISD geeft men aan dat het goed zou zijn in de toekomst financiële afspraken te maken met de partners met wie zij een subsidierelatie heeft. De gemeente zou de kernpunten uit haar beleid kunnen verwerken in de subsidievoorwaarden. Op deze manier zou zij meer invloed kunnen uitoefenen op de externe partijen. Op dit moment is dat lastig volgens de ISD, omdat de gemeente vaak gewoon deelnemer is in een netwerk en geen trekker. De externe partijen hebben bovendien allemaal hun eigen belangen en stellen niet altijd prioriteit aan participatie en/of armoedebeleid. Ook door de klantmanagers van de ISD wordt de samenwerking met externe partijen als moeizaam ervaren. Dit komt vooral omdat zij geen goed overzicht hebben over de verschillende organisaties en de diensten die zij aanbieden. Een dergelijk overzicht op papier blijkt niet te bestaan. Dhr. Kuin geeft aan dat alle samenwerkingspartners in de sociale stadsgids benoemd zijn. De vraag is hoe compleet dit overzicht is, uit de interviews met externe partijen bleek eerder al dat bijvoorbeeld de voedselbank niet in de gids vermeld staat. Er zijn volgens de klantmanagers veel organisaties actief in Assen en er is veel overlap. De behoefte aan samenwerking en contact met andere partijen is de afgelopen jaren groter geworden, omdat het werk van de klantmanager is veranderd van rechtmatigheid naar doelmatigheid. Bovendien vinden de klantmanagers het belangrijk dat de ISD en de verschillende organisaties elkaar kennen met het oog op het doorverwijzen van cliënten. Op dit moment gebeurt dat volgens de klantmanagers nog te weinig. Alle in het onderzoek betrokken externe organisaties zeggen overigens wel naar de ISD door te verwijzen. De klantmanagers geven aan vooral samen te werken met re-integratiebureaus, de vrijwilligers vacaturebank, maatschappelijk werk, Budget Support, VNN en GGZ. Met bijvoorbeeld de voedselbank en Humanitas werken ze niet samen. De personal coach werkt veel meer samen met externe organisaties, zoals de voedselbank. Uit de webenquête blijkt dat het gemeentelijke beleid van invloed is op de werkzaamheden van bijna alle externe partners. In die zin is het dus belangrijk dat de gemeente/ISD en haar partners goed samenwerken. Rol van de gemeente/ISD in het netwerk Zoals hierboven genoemd gaat het bij het contact tussen gemeente en externe partners vooral om één op één contact. Het voornaamste netwerk van vrijwilligersorganisaties is de Sociale Alliantie. Het wordt uit de webenquête niet duidelijk wat de rol van de gemeente is in de Sociale Alliantie. Sommige organisaties zijn van mening dat de gemeente helemaal geen rol heeft (‘de Sociale Alliantie is onafhankelijk van de gemeente’), anderen vinden dat de gemeente een regierol heeft, initiatiefnemer is of financiële ondersteuner is. Uit interviews met de gemeente en de ISD blijkt dat zij de Sociale Alliantie niet faciliteert en ook geen deelnemer is in het netwerk (‘het sociale netwerk in Assen is vrij sterk. De ISD zelf zit daar niet echt tussen’). Men zou graag zien dat de Sociale Alliantie meer als één organisatie communiceert
CAB, Groningen
32
met de gemeente/ISD en dat de verschillende partijen niet allemaal afzonderlijk dezelfde vraag bij haar neerleggen. In één van de interviews geeft men aan dat mensen die niet gemakkelijk bij de ISD of de GKB komen, via de Sociale Alliantie bereikt kunnen worden. Dit is volgens de geïnterviewde een groot voordeel van de Sociale Alliantie. In het kader van voorgaande opmerking lijkt het erg belangrijk dat er goede contacten zijn tussen de gemeente/ISD en de Sociale Alliantie en dat de vrijwilligersorganisaties goed op de hoogte zijn van de regelingen van de gemeente. De rol van de gemeente in de samenwerking met de externe organisaties is dus beperkt. Sommige organisaties vinden dat de gemeente meer regie moet nemen op de samenwerking. Een andere organisatie (de GKB) vindt het juist goed dat de gemeente afstand houdt, omdat het gaat om vrijwilligersorganisaties. Gemeente/ISD versus vrijwilligersorganisaties Uit de interviews met de gemeente en de ISD blijkt dat men van mening is dat de vrijwilligersorganisaties
en
de
gemeente
elkaar
goed
aanvullen.
‘Als
er
vrijwilligersorganisaties bestaan, is het geen taak van de gemeente om hun werkzaamheden over te nemen’. Wel wordt in één van de interviews genoemd dat het goed zou zijn als Budget Support onderdeel van de gemeente zou worden, zodat de gemeente het bestaan van deze dienst kan garanderen. Hierbij wordt echter opgemerkt dat als Budget Support een te officiële instantie wordt, de drempel om er naar toe te gaan voor cliënten ook hoger wordt. Iets soortgelijks wordt opgemerkt in een ander interview. Daarin wordt gesteld dat de voedselbank niet altijd enthousiast is over samenwerking met professionele partners, omdat zij bang is dat een deel van haar doelgroep dan niet meer naar de voedselbank durft te komen. In die zin lijken de vrijwilligers- en professionele organisaties dus complementair aan elkaar.
5.2 Samenwerking externe partijen onderling Sociale Alliantie Wanneer we het hebben over vrijwilligersorganisaties in Assen, dan blijkt de Sociale Alliantie het voornaamste netwerk te zijn. De Sociale Alliantie omschrijft zichzelf als ‘een breed informeel netwerk van vrijwilligers(-organisaties) met als doel de krachten te bundelen in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting’. Het doel is om mensen die te maken hebben met armoede te wijzen op de beschikbare regelingen en te zorgen dat deze mensen er gebruik van maken. De volgende organisaties zijn aangesloten bij de Sociale Alliantie:
CAB, Groningen
•
Arme kant van Groningen en Drenthe
•
Bisdom Groningen
•
Cliëntenraad Assen
•
College van Diakenen PGA
•
DATA-team
•
Diaconie Protestantse Gemeente Assen (PGA)-West
•
FNV lokaal Assen
•
Gehandicapten Platform Assen
•
Humanitas
•
Kommarin
33
•
Leger des Heils
•
Moluks Evangelische Kerk
•
PCI – Parochiale Caritas Instelling
•
SBO
•
Sherazade
•
Stichting Budget Support
•
Stichting Present
•
Stichting Robin Wood
•
UBA Uitkeringsgerechtigden Beraad Assen
•
Van Mooi tot Maf
•
Vierde Wereld Beweging Klussendienst
•
Voedselbank Midden Drenthe
•
Weggeefwinkel
Twee mannen geven aan dat de voedselbank een goed initiatief is maar dat de kwaliteit van producten wel eens te wensen overlaat. Hoewel ze aangeven dat de voedselbank er niets aan kan doen, noemen ze bijvoorbeeld dat de producten over de houdbaarheidsdatum zijn en de versproducten niet altijd goed. Een man geeft aan zich een beetje tweederangsburger te voelen omdat hij moet opeten wat anderen niet meer willen. Casus 1 en 2 Over het algemeen zijn de externe partijen niet erg tevreden is over de Sociale Alliantie. De Sociale Alliantie komt één keer per maand bij elkaar, maar het blijkt hier vooral te gaan om een vaste kern van organisaties die altijd aanwezig is. Sommige organisaties nemen bijna nooit deel aan de maandelijkse overleggen. De externe partijen geven in de interviews aan dat er binnen de Sociale Alliantie vooral informatie wordt uitgewisseld. Er vindt geen onderlinge afstemming plaats en er worden ook geen afspraken gemaakt. De meeste partijen zouden graag zien dat er onderling meer afgestemd zou worden. Bovendien zouden ze elkaar kunnen versterken in het beleid naar de gemeente, dat gebeurt nu ook te weinig. Eén van de partijen geeft wel aan dat het positief is dat partijen met de komst van de Sociale Alliantie van elkaar weten wat ze doen, dat ze elkaar kennen en dat ze elkaar op de hoogte kunnen houden. De vrijwilligersorganisaties in Assen zijn dus daarmee niet erg positief over hun onderlinge samenwerking. De samenwerking staat nog in de kinderschoenen en er wordt nog te veel langs elkaar heen gewerkt. De organisaties werken voornamelijk voor zichzelf, er is geen afstemming van werkzaamheden. Overlap in dienstverlening Uit zowel de interviews met de gemeente als met de externe partners komt naar voren dat er overlap is in de dienstverlening van de verschillende organisaties. Vooral op het gebied van hulp bij het invullen van formulieren en het aanvragen van voorzieningen zijn veel organisaties actief, zoals UBA, Budget Support, Humanitas en Welzo. Dit is ook de reden dat de gemeente bezig is met het oprichten van de zogenaamde formulierenbrigade. Bij deal 5 van het Meedoenpact gaat het om het opzetten van een dergelijke formulierenbrigade. In de brochure ‘Meedoenpact, meedoen in de maatschappij’ staat omschreven dat de hulpverlening
CAB, Groningen
34
bij het invullen van formulieren en het verstrekken van informatie over voorzieningen in Assen versnipperd is. Vanuit de gemeente geeft men aan dat zij meer toe wil naar één loket voor de burger. Humanitas geeft aan dat de bedoeling is een fysieke locatie in te richten, een front office die kan doorverwijzen naar een back office, de verschillende organisaties die hulp bieden. De bedoeling van de formulierenbrigade is dat er meer duidelijkheid komt richting klanten over het aanbod van hulp bij het invullen van formulieren voor inkomensafhankelijke regelingen en belastingteruggaaf en dat er meer gebruik wordt gemaakt van het aanbod van regelingen. Laatstgenoemde kan bewerkstelligd worden door, via samenwerking tussen maatschappelijke organisaties, de niet-bereikte doelgroep (tot 120%) beter te bereiken. De formulierenbrigade is nog niet van de grond is gekomen. Probleem is dat er veel concurrentie is tussen de verschillende organisaties en dat zij hun eigen belangen moeilijk opzij kunnen zetten. Dit blijkt zowel uit de interviews met de gemeente/ISD als uit de interviews met de organisaties zelf. De meeste externe organisaties zijn wel van mening dat er meer afstemming plaats zou moeten vinden. Overlap wordt niet altijd erg gevonden, omdat iedere organisatie wel heel duidelijk zijn of haar eigen doelgroep heeft. Voor de klantmanagers van de ISD zou het overzichtelijker zijn als er minder overlap is tussen organisaties. Overige contacten/netwerken Opvallend is dat de ISD en de GKB in de webenquête door de partijen het vaakst als belangrijkste samenwerkingspartners worden genoemd. De externe partijen noemen elkaar minder vaak. Wel wordt de Sociale Alliantie drie keer genoemd. Toch blijkt uit de interviews dat men onderling regelmatig contact heeft en ook naar elkaar doorverwijst. Het lijkt te gaan om een kern van organisaties die naar elkaar doorverwijst, namelijk GKB, UBA, Voedselbank, Humanitas en Budget Support. Ook Welzo en AMW worden genoemd. De cliëntenraad wordt in de interviews niet genoemd als partij waar vaak contact mee is, evenals andere partijen die vertegenwoordigd zijn in de Sociale Alliantie. Naast de Sociale Alliantie is er vooral sprake van één op één contact tussen externe organisaties. Er worden verder weinig andere netwerken of samenwerkingsverbanden genoemd. De voedselbank geeft aan deel te nemen in CLiP en UBA in SamSam. CLiP is volgens haar website een landelijke organisatie die groepen en organisaties ondersteunt om vanuit cliëntperspectief vorm en inhoud te geven aan lokaal sociaal beleid. SamSam, oftewel Samenwerking in de Samenleving, is volgens UBA net als de Sociale Alliantie een overkoepelende organisatie. In SamSam zijn echter andere partijen vertegenwoordigd en het is meer gericht op zorg en het bieden van praktische hulp.
CAB, Groningen
35
Hoofdstuk 6 Samenvatting en conclusies 6.1 Samenvatting Het armoedebeleid van de gemeente Assen kenmerkt zich door “meedoen”. Dit meedoen manifesteert zich in de voorzieningen die de gemeente in het kader van het armoedebeleid in het leven heeft geroepen. Naast de landelijke regelingen als bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag heeft de gemeente Assen zogenaamde meedoenpremies ontwikkeld. Deze premies voor verschillende doelgroepen moeten de inwoners stimuleren om te participeren in de samenleving (oftewel meedoen). Het meedoenbeleid is eind 2007 in de plaats gekomen voor het reductiebeleid. Op basis van het reductiebeleid konden inwoners met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm een vergoeding aanvragen voor sport en/of cultuur. De deelname aan deze regeling was laag. In het meedoenbeleid zijn er premies gekomen voor 3 verschillende doelgroepen, te weten: •
Ouderen, chronisch zieken en gehandicapten
•
Schoolgaande kinderen
•
WWB-ers met een bijstandsuitkering
Bij de laatste doelgroep wordt de premie verbonden aan een re-integratie- of participatietraject. Omdat het hierbij feitelijk om WWB-beleid gaat laten we deze premies buiten beschouwing. Het aantal verstrekte premies is de afgelopen jaren sterk toegenomen. De beleidswijziging lijkt daarmee succesvol. Maar de effectiviteit van het instrumentarium is moeilijk te bepalen. Dit heeft verschillende oorzaken. Zo zijn er geen expliciete doelen opgesteld voor het beleid, is onduidelijk of de premies ook daadwerkelijk besteedt worden aan het daarvoor bestemde doel en is binnen de ISD en de gemeente onduidelijk hoe groot de doelgroep is. Uitzondering zijn de witgoedregeling en de PC-regeling. Doordat deze ofwel streng gecontroleerd worden of in natura verstrekt is het effect direct zichtbaar op individueel niveau. Hoewel het aantal verstrekte voorzieningen binnen het armoedebeleid dus zijn toegenomen is onduidelijk hoe groot het bereik is. Op basis van een schatting naar aanleiding van CBS cijfers kan gesteld worden dat een groot deel van de doelgroep bereikt wordt, maar nog lang niet iedereen. Dat deel van de doelgroep dat geen uitkering ontvangt is niet in beeld en waarschijnlijk zit daar nog een grote groep die geen gebruik maakt van de voorzieningen. Samenwerking Armoedebeleid is gemeentelijk beleid, maar dit houdt niet in dat gemeenten dit zelfstandig uitvoeren. Op twee aspecten is samenwerking van belang. In de eerste plaats gaat het hier om samenwerking met partners in de uitvoering, bijvoorbeeld de ISD en de GKB Drenthe. Daarnaast is er samenwerking gewenst op het vlak van signalering, doorverwijzing en informatievoorziening. In het de beleidsnota Meedoen Mogelijk Maken worden twee vormen van samenwerking genoemd. In de eerste plaats wordt aangegeven dat het armoedebeleid integraal moet worden ingezet en dat koppelingen met bijvoorbeeld WMO, onderwijs en economie onontbeerlijk zijn. In de praktijk is deze samenwerking slechts in beperkte mate zichtbaar. De
CAB, Groningen
36
ISD maakt gebruik van de administratie van de leerplichtambtenaar om gezinnen in de doelgroep met schoolgaande kinderen automatisch de voorzieningen te kunnen toekennen. Verder is er een goede samenwerking tussen de ISD en de GKB. Een koppeling met de WMO is niet zichtbaar. De klantmanagers geven daarentegen aan de klantmanagers van het WMO-loket niet te kennen. Opvallend is verder dat het meedoenbeleid van de ISD niet terug komt in de WMO beleidsnota. De tweede vorm van samenwerking die uit de beleidsnota naar voren komt is communiceren over de verschillende voorzieningen via de externe partners. Vanuit de externe partners komt naar voren dat deze communicatie slechts sporadisch is en dat zij hun informatie vooral uit folders halen. Samenwerking met externe partijen op het vlak van signalering en doorverwijzing is niet standaard. De externe partijen doen dit wel maar volgens hen zelf op eigen initiatief omdat het goed is voor de klant. Behalve met de GKB en de cliëntenraad zijn er geen formele afspraken tussen de gemeente en de externe partijen. Ook niet met de partijen die een subsidie van de gemeente ontvangen. De externe partijen onderling zijn vertegenwoordigd in de Sociale Alliantie. De Sociale Alliantie omschrijft zichzelf als ‘een breed informeel netwerk van vrijwilligers(-organisaties) met als doel de krachten te bundelen in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting’. Het doel is om mensen die te maken hebben met armoede te wijzen op de beschikbare regelingen en te zorgen dat deze mensen er gebruik van maken. In de praktijk blijkt de Sociale Alliantie vooral een formeel overlegorgaan om ervaringen uit te wisselen. Hoewel de Sociale Alliantie uit veel organisaties bestaat blijkt er een beperkte harde kern op de bijeenkomsten te komen. De vrijwilligersorganisaties in Assen zijn dus daarmee niet erg positief over hun onderlinge samenwerking. De samenwerking staat nog in de kinderschoenen en er wordt nog te veel langs elkaar heen gewerkt. De organisaties werken voornamelijk voor zichzelf, er is geen afstemming van werkzaamheden. Zo bestaat er enige overlap tussen de partijen.
6.2 Conclusies In welke mate wordt de doelgroep bereikt en functioneert de samenwerking in de keten? De gemeente Assen heeft een ambitieus en uitgebreid beleid op het terrein van armoede. Doordat er geen inzicht is in de omvang van de doelgroep is het bereik moeilijk te bepalen. Het bereik onder klanten met een WWB-uitkering is hoog. De getoonde stijging van het aantal toekenningen in het kader van het armoedebeleid is een indicatie voor een oplopend bereik. Hoewel samenwerking op twee vlakken terug komt in het beleidsplan Meedoen Mogelijk Maken, is in de uitvoering van het beleid de samenwerking zowel op interne gemeentelijke terreinen als met externe partijen slechts beperkt.
6.3 Beantwoording van de deelvragen De centrale doelstelling is door de RKC uitgewerkt in een aantal deelvragen:
CAB, Groningen
37
1.
Welke doelgroep(en) zijn op basis van de nota “Meedoen Mogelijk Maken” te onderscheiden?
Het beleid is gericht op drie doelgroepen. In de eerste plaats gaat het hier om kinderen in een gezin met een laag inkomen. Uit de gesprekken komt naar voren dat deze doelgroep niet het slachtoffer mag worden van de situatie van hun ouders. Door speciale instrumenten voor deze doelgroep probeert men de situatie voor een deel op te heffen en kansen voor hen te creëren. Het voorkomen van zogenaamde “overerving” van armoede speelt hierbij ook een rol. Naast kinderen zijn ook ouderen, chronisch zieken en gehandicapten een speciale doelgroep in het beleid. Zij kunnen niet door werk uit armoede komen en daarom moet er een andere manier gezocht worden om vereenzaming of uitsluiting te voorkomen. De dienstverlening voor deze doelgroep wordt met name gericht op ondersteuning vanuit de WMO. Tot slot worden uitkeringsgerechtigden als doelgroep gezien hierbij gaat het om het bevorderen van participatie, liefst in de vorm van werk. 2. Welke organisaties en instellingen zijn de (belangrijkste) (keten)partners uitgaand van de nota “Meedoen Mogelijk Maken”en welke taken en rollen vervullen zij? De nota “Meedoen Mogelijk Maken” is tot stand gekomen als samenwerking tussen de ISD en de gemeente Assen. De ISD is hierbij de uitvoerende partij. De nota zelf bevat alleen op het terrein van de meedoenpremies voor WWB-gerechtigden samenwerkingspartners, maar deze regeling valt vanwege het karakter buiten dit onderzoek. In de praktijk zijn er wel samenwerkingspartners, hierbij gaat het formeel om de GKB en de cliëntenraad. Met deze partijen zijn formele afspraken. De GKB voert de schuldhulpverlening uit en van daaruit zijn er contacten. Daarnaast beheert zij het noodfonds van de ISD. De cliëntenraad heeft een formele adviesfunctie over beleidsvoorstellen en –wijzigingen. Verder neemt de ISD deel aan het OGGZ-netwerk, waarin zij verschillende partijen treft. Dit zijn veel al professionele partners. Informeel wordt er niet echt samengewerkt er zijn wel soms contacten over en weer maar geen duidelijke afspraken of doelen in de samenwerking met vrijwilligersorganisatie. 3. Welke afspraken heeft de gemeente gemaakt met organisaties en instellingen over de uitvoering van haar armoedebeleid. In
het
kader
van
het
armoedebeleid
zijn
er
geen
afspraken
gemaakt
met
vrijwilligersorganisaties of instellingen. Ook niet met de partijen die een subsidie ontvangen van de gemeente. Wel is de GKB beheerder van het noodfonds waaruit in noodsituaties giften gedaan kunnen worden. 4. Hoe waarderen de ketenpartners de samenwerking, eventuele afspraken en verdeling van taken en rollen? Duidelijke afspraken tussen gemeente en ketenpartners zijn niet gemaakt. De ketenpartners pakken een leemte op die er in hun ogen bestaat. Op dit vlak is geen afstemming van taken en rollen. De ketenpartners zijn vertegenwoordigd in de Sociale Alliantie. Deze samenwerking wordt vooral benut om elkaar bij te praten en van elkaar te leren in moeilijke situaties. De Sociale
CAB, Groningen
38
Alliantie voorziet niet in een verdeling van taken en rollen en is geen dominante overlegpartner van de gemeente. De gemeente en de ketenpartners hebben een Meedoenpact afgesloten. Dit Meedoenpact bestaat uit zogenaamde deals tussen gemeente en ketenpartners om het “meedoen” te bevorderen. De deals zijn uitgewerkt in meetbare doelen. Vanuit de ISD wordt aangegeven dat het Meedoenpact
een belangrijk instrument in de samenwerking is, maar dat de
uitwerking nog niet optimaal is. De externe partijen noemen het pact nauwelijks. Als het genoemd wordt, wordt aangegeven dat er weinig mee gebeurt.
5. In welke mate bereikt de gemeente Assen de doelstellingen van “Meedoen Mogelijk Maken”? Er zijn alleen kwalitatieve doelen gekoppeld aan “Meedoen Mogelijk Maken. Deze liggen in de trant van zoveel mogelijk mensen moeten “meedoen”. Hoeveel mensen dit zijn en wanneer er gesproken kan worden van een succesvol beleid blijft onderbelicht. Het blijkt dat het aantal verstrekte meedoenpremies de afgelopen jaren sterk is gestegen, hieruit leidt de ISD af dat het beleid succesvol is omdat het bereik stijgt. Hier zijn twee kanttekeningen bij te plaatsen. In de eerste plaats is onbekend hoe groot de doelgroep is. Daarom kan het bereik niet bepaald worden. Een groeiend aantal verstrekkingen kan een toename van bereik betekenen, maar kan ook liggen in een groeiende doelgroep. Daarnaast is onbekend of de meedoenpremies door de doelgroep daadwerkelijk besteed wordt aan meedoen of aan iets anders. 6. In welke mate bereikt de gemeente Assen de doelgroep(en) van “Meedoen Mogelijk Maken”? Het aantal verstrekkingen voor de verschillende doelgroepen neemt de afgelopen jaren toe, maar omdat onbekend is hoe groot de doelgroep is, kan niet bepaald worden in welke mate zij bereikt worden. Een toename van de verstrekking is wel een indicatie van een toegenomen bereik, omdat er op basis van landelijke cijfers vanuit gegaan mag worden dat de stijging van het aantal huishoudens onder de armoedegrens minder hard gestegen is dan het aantal verstrekkingen. 7. Wat zijn succes- en faalfactoren rondom “Meedoen Mogelijk Maken’ en van de samenwerking? Succesfactoren Een van de grootste succesfactoren van het beleid is dat de voorzieningen in het kader van het armoede en meedoenbeleid grotendeels automatisch worden toegekend. Voor de regelingen waar dit niet het geval is, is er een uitgebreide communicatie. De voorzieningen zijn verder zoveel mogelijk via een formulier aan te vragen. Door het afschaffen van een intensieve controle op de rechtmatige besteding van de voorzieningen liggen de uitvoeringskosten lager. Het beleid wordt door veel partijen erg gewaardeerd en men wil zich graag hier voor inzetten.
CAB, Groningen
39
Faalfactoren Het
is momenteel onduidelijk wat het bereik van de regelingen is, omdat niet in kaart
gebracht is hoe groot de doelgroep is. Een toename van de verstrekkingen is wel een indicatie van een toegenomen bereik, omdat er op basis van landelijke cijfers vanuit gegaan mag worden dat de stijging van het aantal huishoudens onder de armoedegrens minder hard gestegen is dan het aantal verstrekkingen. Het armoedebeleid van de gemeente Assen rust op twee peilers: inkomensondersteuning en meedoen. In het huidige beleid zijn deze op papier gescheiden, maar in de uitvoeringspraktijk zijn deze voor de meeste voorzieningen gelijk. De doelgroep krijgt een bedrag overgemaakt om te besteden aan het daarvoor bestemde doel. Uitzondering hierop zijn de witgoedregeling en de PC en internetregeling. Doordat veel voorzieningen uit het overmaken van een bedrag bestaan, zonder verantwoording is het onduidelijk of de doelen ook bereikt worden. De gemeente en ISD willen hier op inspelen door meer in natura te gaan vestrekken. Momenteel is er weinig samenwerking tussen de gemeente en de ketenpartners. Hiervoor zijn verschillende redenen aan te duiden. In de eerste plaats zijn de externe partijen erg gericht op het uitvoeren van hun eigen taak en zien zij de rol van de gemeente als de facilitator. De gemeente dient er volgens hen te zijn in als informerend orgaan. In de tweede plaats zijn er geen formele afspraken tussen de gemeente/ISD en de externe organisaties. Zo berust overleg, signalering en doorverwijzing op informele contacten die er toevallig zijn, maar zijn ze erg persoonsafhankelijk. Er zijn wel stappen genomen om de samenwerking te verbeteren of intensiveren. Zo is er een Meedoenpact afgesloten om samen met de externe partijen het meedoen te stimuleren en te vergroten. De uitwerking van de afspraken in dit pact laat echter op zich wachten. Vanuit de externe partijen is de Sociale Alliantie opgericht met als doel mensen die te maken hebben met armoede te wijzen op de beschikbare regelingen en te zorgen dat deze mensen er gebruik van maken. De samenwerking bestaat momenteel echter nog veelal uit informele bijeenkomsten waarbij ervaringen worden uitgewisseld. Het ‘echte” samenwerken is nog niet geheel van de grond gekomen.
CAB, Groningen
40
Bijlage 1 Methodologische verantwoording Documentstudie Om een helder en compleet beeld te kunnen schetsen van de wijze waarop het armoedebeleid is ingevuld, is een documentstudie uitgevoerd. Voor deze documentstudie is ondermeer gebruik gemaakt van de volgende documenten en bronnen. •
Armoedebericht 2008 (SCP en CBS)
•
Armoedemonitor 2005 (SCP)
•
Bestuursrapportages Intergemeentelijke Sociale Dienst Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo
•
Burgerjaarverslagen gemeente Assen
•
Denktank armoedebestrijding (2004) Doen en Meedoen, Utrecht
•
Divosa (2004-2010) Divosa Monitor 2005, 2006, 2007, 2008 en 2009 CAB, Groningen
•
Gemeente Assen (2008) Meedoen en meetellen. Beleidsplan Wmo 2008-2011, Assen
•
Gemeente Assen (2010) Startnotitie ‘ Evaluatie Meedoenbeleid gemeente Assen 2010’
•
Gemeente Tilburg (2006) De cirkel doorbreken. Bevindingen van de Taskforce Armoede.
•
Informatie en communicatiemateriaal van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo over meedoen en minimaregelingen.
•
Intergemeentelijke Sociale Dienst Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo (2007), Meedoen Mogelijk Maken in de gemeenten Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo, Assen
•
Intergemeentelijke Sociale Dienst Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo (2009) Meedoenbeleid 2009 en 2010, Assen
•
Intergemeentelijke Sociale Dienst Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo (2009) Evaluatie Meedoen, Assen
•
Jaarstukken Intergemeentelijke Sociale Dienst Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo, 2007 2008 en 2009.
•
NVVK (2010) Jaarverslag 2009, Den Haag
•
SCP en CBS (2006) Armoedebericht 2006, Voorburg/Heerlen.
•
SGBO (2009) Benchmark Armoedebeleid 2008, Den Haag
•
Stimulansz en SGBO (2007) Gemeentelijk Armoedebeleid, Den Haag.
Overige bronnen
CAB, Groningen
•
Collegeprogramma’s gemeente Assen
•
Raadsinformatiesysteem gemeente Assen
•
Kernkaart Wet Werk en Bijstand, ministerie SZW
•
CBS
•
CWI
41
Interviews Omdat de uitvoering van het armoedebeleid in de gemeente breder is dan alleen het uitvoeren van regelingen, is de documentstudie uitgebreid met enkele interviews. Deze interviews geven zicht op de uitvoeringspraktijk en de achterliggende motivaties voor het armoedebeleid. Voor het onderzoek zijn de volgende personen/organisaties geïnterviewd:
•
Dhr. Kuin, wethouder gemeente Assen
•
Dhr. Cock, Hoofd Afdeling SEZ gemeente Assen
•
Mevr. Chung, beleidsmedewerker gemeente Assen
•
Dhr. Schonewille, directeur ISD Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo
•
Dhr. Oldejans, beleidsmedewerker ISD Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo
•
Klantmanagers van de ISD Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo
•
Dhr. Tingen, directeur GKB Drenthe
•
Mevr. Thiele en dhr. Schut, Humanitas thuisadministratie
•
Mevr. Overbeeke, Uitkeringsgerechtigdenberaad Assen (UBA)
•
Mevr. Koopman, Voedselbank Assen
•
Cliëntenraad Assen
Webenquête Om zicht te krijgen op de mening en ervaringen van de externe partijen is er een webenquête uitgezet onder de onderstaande partijen:
CAB, Groningen
•
Alescon
•
Arme kant van Groningen en Drenthe
•
Bisdom Groningen
•
Cliëntenraad Assen
•
College van Diakenen PGA
•
DATA-team
•
Diaconie Protestantse Gemeente Assen (PGA)-West
•
FNV lokaal Assen
•
Gehandicapten Platform Assen
•
GGZ Drenthe
•
GKB Drenthe
•
Humanitas
•
ICO
•
Kommarin
•
Leger des Heils
•
Moluks Evangelische Kerk
•
Noordermaat
•
PCI – Parochiale Caritas Instelling
•
SBO
•
Sherazade
•
Stamm
•
Stichting Budget Support
•
Stichting Present
•
Stichting Robin Wood
42
•
Stichting vluchtelingenwerk Assen
•
UBA Uitkeringsgerechtigden Beraad Assen
•
Van Mooi tot Maf
•
Vierde Wereld Beweging Klussendienst
•
Voedselbank Midden Drenthe
•
Weggeefwinkel
•
Welzo Assen
In de enquête is ondermeer ingegaan op de volgende punten: •
Perceptie armoedeproblematiek in Assen
•
Perceptie armoedebeleid gemeente Assen
•
Eigen rol in het armoedebeleid
•
Samenwerking met de gemeente Assen en ISD
•
Samenwerking andere partijen
•
Succes- en faalfactoren
Cases Om de Rekenkamer en de gemeenteraad inzicht te geven in de dagelijkse praktijk van het armoedebeleid zijn een aantal casestudies uitgevoerd. Deze casestudies bestaan uit een beschrijving van verschillende personen uit de gemeente Assen die vanuit de persoonlijke situatie met het armoedebeleid te maken hebben.
CAB, Groningen
43
CAB Martinikerkhof 30, 9712 JH Groningen T (050) 311 51 13 E
[email protected] I www.cabgroningen.nl KvK 02060926 BTW NL806242139