architecture living ecology research teamwork voor eeuwig en nooit pour toujours et jamais

alert

6

architecture | living | ecology | research | teamwork

voor eeuwig en nooit pour toujours et jamais

5

HERBESTEMMING, HERGEBRUIK EN TRANSFORMATIE RÉAFFECTATION, RÉUTILISATION ET TRANSFORMATION

13

HERBESTEMMING VANUIT STEDENBOUWKUNDIG PERSPECTIEF LA RÉAFFECTATION DANS SA DIMENSION URBANISTIQUE

25

HERBESTEMMING OP NIVEAU VAN HET GEBOUW RÉAFFECTATION À L’ÉCHELLE DU BÂTIMENT

35

DUURZAAMHEIDSCRITERIA: EEN SPANNINGSVELD TUSSEN TIJDELIJKHEID EN MEETBAARHEID CRITÈRES DE DURABILITÉ: UN CHAMP DE TENSION ENTRE TEMPORALITÉ ET MESURABILITÉ

41

ONTWERPVRAGEN QUESTIONS DE CONCEPTION

B

ouwen in België is zelden een eenvoudige zaak. Bovendien zijn steeds meer architectuuropdrachten in feite een herbestemming van bebouwing of transformatie van een omgeving. En daar komt veel meer bij kijken dan wat opdrachtgevers en ontwerpers vooraf verwacht hadden. BURO II & ARCHI+I heeft zich steeds geprofileerd als een multidisciplinair bureau, waarin vanuit verschillende invalshoeken diverse expertises de gestelde vraag onderzoeken en samen de beste oplossing bedenken. Daarbij hebben we er steeds voor gezorgd een bureau te blijven dat alle types van projecten aankan, zonder doorgedreven specialisatie in een bepaalde sector of vakgebied. Door het samengaan van alle disciplines ontstaat een breed spectrum van ervaring, de ideale voedingsbodem om als ontwerper aan het werk te gaan. We hebben na verloop van tijd ervaringsdeskundigheid opgebouwd in dit type van brede herbestemmingsprojecten. Maar we zijn daarin zeker niet alleen. Projecten op echte ‘greenfields’ worden (terecht) steeds zeldzamer. Vanuit een verantwoord ruimtegebruik gaan we steeds vaker op zoek naar verdichting en inbreiding en de onvermijdelijke vraag naar vervanging van ondertussen functieloze, ‘afgeleefde’ of niet meer bruikbare gebouwen. In de meest directe zin van het woord gaat een herbestemming over een nieuwe functie in een bestaand gebouw. Dit kan gaan van historisch erfgoed, waar men steeds vaker beseft dat zonder nieuwe functie ook het gebouw op termijn volledig zal wegkwijnen. Maar ook niet-beschermde gebouwen kunnen soms een ruimtelijke, bouwkundige en/of gevoelsmatige waarde hebben binnen een bepaalde context. Een synergie zoeken tussen waardevolle elementen uit het verleden en aanpassingen aan hedendaagse normen en functionele vragen staat hier centraal.

S

i vous construisez en Belgique, force est de constater que, d’une manière ou d’une autre, un nombre sans cesse croissant de projets concerne une réaffectation, même si, à première vue, cela n’est pas une évidence. Et il y a beaucoup plus à ce que les clients et les concepteurs avaient prévu. BURO II & ARCHI+I s’est toujours profilé comme un bureau multidisciplinaire, dans lequel différents angles d’approche et différentes perspectives sont mis en œuvre pour rechercher la meilleure solution à une question posée. Nous essayons de rester un bureau capable de gérer tous types de projets, sans se positionner comme spécialiste dans un secteur ou une fonction particuliers. Nous observons que l’approche multidisciplinaire se prête à merveille à la prise en charge de questions complexes inhérentes à de tels projets. Grâce à cette conjonction de disciplines et à notre expérience, on a acqui l’expertise nécessaire pour ce type de projets de réaffectation. Mais nous ne sommes certainement pas les seuls dans ce cas. Les projets menés sur des espaces que l’on peut encore qualifier de «greenfields» deviennent - à juste titre de plus en plus rares. Animés par une volonté d’utilisation raisonnable de l’espace disponible, nous recherchons de plus en plus souvent la densification des sites construits existants, et également à répondre à l’inévitable demande croissante de réhabilitations de bâtiments dépourvus de fonction, défraîchis, ou inutilisables.

Maar herbestemming kan ook ruimer gaan over een site of zelfs een volledig stadsdeel. Daar gaat het niet altijd over de gebouwen op zich, maar des te meer over de betekenis van een plek binnen een stads- of dorpsweefsel. De nieuwe invulling kan die betekenis versterken, vernieuwen of juist afbouwen,

Dans le sens premier du terme, une réaffectation signifie l’attribution d’une nouvelle fonction à un bâtiment existant. Ce constat peut également s’appliquer à un patrimoine historique, pour lequel nous nous rendons de plus en plus fréquemment compte, qu’à terme, sans nouvelle fonction, de tels bâtiments disparaîtront complètement. Toutefois, des bâtiments non repris au patrimoine peuvent parfois aussi présenter une valeur spatiale, architecturale et/ou sentimentale dans un contexte donné. La recherche d’une synergie entre des éléments précieux du passé et des adaptations aux normes et aux demandes fonctionnelles actuelles occupe dans ce cadre une place centrale.

Cover Brug met de Köningsweg boven de sporen tussen Wannsee en station Dreilinden © Bart Vanacker De Friedhofsbahn voerde inwoners van het Duitse Berlijn-Wannsee snel en goedkoop naar het Südwestkerkhof. In de nacht van 13 augustus 1961 knipt de DDR de lijn in twee om ontsnappingspogingen te verhinderen.

Couverture Pont du Königsweg, au-dessus des voies de chemin de fer reliant BerlinWannsee à la gare de Berlin-Dreilinden © Bart Vanacker La Friedhofsbahn permettait jadis aux habitants de Berlin-Wannsee de rallier rapidement et à bon prix le Südwestfriedhof. Dans la nuit du 13 août 1961, l’État est-allemand coupa la ligne en deux pour empêcher toute tentative d’évasion.

1

afhankelijk van de vraag. Het kan een kans zijn om wijken meer bij het omringende weefsel te betrekken, om nieuw leven in te brengen in verlaten gebieden, of om juist open ruimte en rust te creëren in te dicht bebouwde leefomgevingen. Hieraan werken we als architecten samen met andere stakeholders vanuit een breed veld en met een open houding. We verlaten de enge definitie van architectuur als gebouwde vorm en nemen onze maatschappelijke verantwoordelijkheid op, om mee in debat te treden en een draagvlak te creëren. Zeker in het huidige maatschappelijke debat over verantwoord ruimtegebruik, staan we stil bij de vele vragen en keuzes die dergelijke projecten met zich meebrengen en hoe wij daar als ruimtelijke ontwerpers creatief mee kunnen omgaan om meerwaarde te creëren. We moeten het aandurven onszelf kritisch te bevragen bij het ontwerpen van nieuwe gebouwen, om zo al zo goed mogelijk te anticiperen op dezelfde vragen in de toekomst.

Rita Agneessens CEO, partner architect - urban planner

Toutefois, la portée d’un projet de réaffectation peut être plus vaste et concerner tout un site, voire tout un quartier. Dans pareil cas, l’élément essentiel n’est pas systématiquement le bâtiment construit proprement dit, mais peut être la signification d’un lieu dans son tissu urbain ou rural. La nouvelle qualification d’un lieu peut renforcer sa signification, lui donner une nouvelle vie, mais aussi, en fonction de la demande, la faire disparaître. C’est une opportunité de permettre aux quartiers de mieux intégrer le tissu environnant, d’insuffler une nouvelle vie à des zones délaissées ou de créer de l’espace et de la quiétude dans des zones densément urbanisées. En tant qu’architectes, nous collaborons dans ce cadre avec d’autres intervenants en adoptant une attitude ouverte et constructive. Nous abandonnons la définition étroite de l’architecture en tant que forme construite et endossons nos responsabilités sociétales pour nous inscrire dans le débat et rechercher l’adhésion. Nous sommes d’avis, notamment dans le débat sociétal actuel de l’utilisation responsable de l’espace, qu’il est bon de s’arrêter un instant aux problématiques inhérentes à de tels projets et à la manière dont nous pouvons, en tant que concepteurs de «l’espace», contribuer de manière créative à la génération d’une plus-value. Mais nous réfléchissons aussi aux questions que nous devons nous poser maintenant lors de la conception de nouveaux bâtiments afin d’anticiper, à l’avenir, ces mêmes questions.

Rita Agneessens CEO, partenaire Architecte – urban planner

Atomium Brussel © Bart Vanacker Sommige constructies die tijdelijk bedoeld waren (zoals het atomium), blijven permanent. De renovatie van het atomium gebeurde in 2006 door Conix RDBM Architecten.

2

Atomium à Bruxelles © Bart Vanacker Certains édifices conçus pour être temporaires (comme l’Atomium) finissent par s’imposer à jamais. Les travaux de rénovation de l’Atomium ont débuté en 2006 et ont été confiés à Conix RDBM Architecten.

3

Gravensteen Gent © Sint-Pietersdorp.be Een passende bestemming voor een site of gebouw is niet steeds evident. Sommige constructies krijgen een volledig andere invulling dan de oorspronkelijke bedoeling. De fabrieken in het Gravensteen rond 1880 illustreren dit treffend.

4

Château des Comtes (Gravensteen) à Gand © Sint-Pietersdorp.be Trouver une affectation adéquate pour un site ou bâtiment n’est pas toujours chose aisée. Certaines structures héritent d’une destination tout à fait différente de celle qui leur était initialement destinée. Les fabriques qu’abritait vers 1880 le Château des Comtes en sont une vibrante illustration.

HERBESTEMMING, HERGEBRUIK EN TRANSFORMATIE

RÉAFFECTATION, RÉUTILISATION ET TRANSFORMATION

Herman Jult

Gebruik en hergebruik, een zaak van iedereen Oude gebouwen drukken hun stempel op de leefomgeving. Ze werden gebouwd op uiteenlopende momenten in het verleden en hebben een specifiek sociaal en cultureel geheugen. Sommige zijn heel waardevolle getuigen van een bepaalde periode, andere vormen slechts een onderdeel van het geheugen van een plek waaraan meermaals opnieuw gestalte werd gegeven. Allen spelen ze een belangrijke rol in het leefbaar maken en houden van ons dagdagelijkse leven. Zij houden ons een spiegel voor, materialiseren als het ware onze herinneringen en inspireren tegelijkertijd tot een nieuw gebruik. Soms worden ze onverwachte dragers van vergaande transformaties. Eigentijdse architectuuropgaven hebben niet het recht deze belangrijke betekenis zomaar te negeren, maar moeten aanzetten tot de nodige reflectie. Subtiel integreren is soms te verkiezen boven volledig opnieuw beginnen, al doen we er best aan om nostalgie niet als leidraad te nemen. De meeste gebouwen zijn – hoe recent ze ook zijn - ooit ontworpen voor een andere manier van wonen, van produceren, van beleven. Onze burgerwoningen uit het begin van de vorige eeuw, onze villa’s uit de jaren ‘60 en ‘70, onze groene tuinwijken,… allen verwijzen ze nadrukkelijk naar een maatschappij die er niet meer is. Onze manier van leven is volop in verandering. De belangrijke migratiestromen op vandaag en de algemene globalisering dragen bij tot de versnelde introductie van andere leefgewoonten. Alle patrimonium, ook het nieuwe, is onderhevig aan een permanent proces van hergebruik en transformatie. Hergebruik en herbestemming zijn echter geen evidentie, want de nieuwe functies en mogelijkheden waarvoor het gebouw of de site beschikbaar is, veronderstellen dat men het gekende loslaat. De verbeelding moet een kans krijgen om op zoek te gaan naar wat morgen het gebouw of de site valoriseert en een draagvlak geeft voor een nieuwe beleving. Te vaak wordt herbestemming ingevuld met functies die nu nodig zijn, en niet op basis van ongekende toekomstperspectieven. Herbestemming gaat immers niet over het verleden en het heden, maar wel over wat morgen maatschappelijk herkenbaar is. Deze creatieve zoektocht is een uitdaging voor kunstenaars en fantasten die hun dromen kunnen projecteren op het bestaande en zo het bestaande naar hun hand zetten door het te misbruiken. Het tijdelijk bezetten en hergebruiken door alternatieve en creatieve geesten toont vaak onvermoede mogelijkheden die de bestaande site versterken en valoriseren in een nieuwe

L’utilisation et la réutilisation, cela nous concerne tous Notre cadre de vie est marqué par l’empreinte des bâtiments anciens. Bâtis à diverses périodes de notre histoire, ils ont une mémoire sociale et culturelle spécifique. Certains d’entre eux sont des témoins très précieux d’une certaine époque, tandis que d’autres ne constituent qu’une parcelle de la mémoire propre à un lieu, dont la forme a à maintes reprises été remodelée. Mais tous jouent un rôle important dans la création et la conservation de notre cadre de vie au quotidien. Ils reflètent une image, matérialisent pour ainsi dire nos souvenirs et, dans le même temps, sont une source d’inspiration pour un nouvel usage. Ils sont parfois les vecteurs insoupçonnés de transformations profondes. Les missions d’architecture contemporaines n’ont pas le droit de faire purement et simplement table rase de cette importante mémoire, mais doivent inciter à l’indispensable réflexion. Plutôt que de tout recommencer à zéro, il convient parfois de choisir la voie de l’intégration subtile - même si la nostalgie ne doit pas servir de fil conducteur. Quel que soit leur âge, la plupart des bâtiments ont jadis été conçus pour un autre type d’habitat, de production, de vie. Les maisons bourgeoises du début du siècle qui précédent nos villas des années 1960 et 1970, nos quartiers résidentiels verdoyants, sont autant de références manifestes d’une société révolue. Notre mode de vie est en pleine mutation. Les importants flux migratoires que nous connaissons de nos jours, ainsi que la globalisation généralisée contribuent à l’introduction accélérée d’autres habitudes de vie. Tout le patrimoine, y compris le patrimoine récent, est soumis à un processus permanent de réutilisation et de transformation. La réutilisation et la réaffectation ne vont cependant pas de soi, car les nouvelles fonctions et possibilités auxquelles se prête le bâtiment ou le site supposent l’abandon de ce qui est connu. L’imagination doit pouvoir offrir l’opportunité de rechercher les éléments susceptibles de, demain, valoriser le bâtiment ou le site et d’influer une nouvelle forme de vie. Trop souvent, la réaffectation est complétée par des fonctions qui sont certes nécessaires à l’heure actuelle, mais qui ne tiennent pas compte des perspectives d’avenir encore inconnues. La réaffectation est un processus qui non seulement englobe le passé et le présent, mais qui se penche également sur les potentialités sociétales de demain. Cette recherche créative est un défi pour les artistes et les rêveurs qui peuvent projeter leurs rêves sur les éléments présents et ainsi se les accaparer en remodelant leur 5

maatschappelijke context. De ontwerper is hier de man of de vrouw die de realisatie van het nieuwe onderzoekt en op een duurzame wijze mogelijk maakt in relatie tot verleden en toekomst. Herbestemmen is dus geen individuele verantwoordelijkheid, maar een collectieve keuze voor de transformaties van morgen in continuïteit met wat vandaag beschikbaar is.

Herbestemmen, een collectieve zorg voor opdrachtgever en overheid De taak van de overheid beperkt zich niet tot het zoeken van een passende bestemming voor een belangrijk gebouw zodat de ingrepen kunnen beperkt blijven en zo veel mogelijk elementen kunnen bewaard blijven, als getuigen voor latere generaties. In dit verband verdient het aanbeveling om waardevolle gebouwen een stabiele functie te geven, ook al strookt die niet met de oorspronkelijke. Zo worden al te frequente aanpassingen vermeden. De kunst bestaat er in om gebouwmogelijkheden en nieuwe functies te laten samenvallen (cf. Vlerickschool, Gent). Veel historische gebouwen bieden meer ruimte dan een nieuwe functie vraagt. Overmaat aan ruimte kan ogenschijnlijk problemen geven met een normering die wellicht eerder voor nieuwe gebouwen is opgemaakt, maar dit geeft geen beperking maar een uitdaging voor een beter gebruik. Behoud en herbestemming moet worden aangemoedigd, niet afgestraft (cf. fysische en financiële norm Agion). Ingrepen moeten zoveel mogelijk omkeerbaar zijn. Een tijdelijk ander gebruik laat toe om het oorspronkelijke verhaal eventueel terug op te pikken (bv. kerkgebouwen). De overheid mag herbestemming niet alleen op schaal van een gebouw bekijken. Steeds meer mensen wonen dicht bij elkaar samen in steden. We moeten er dringend mee ophouden te blijven bijbouwen aan de rand, maar integendeel leegstaande gebouwen en gaten in ons stedelijk weefsel zo goed mogelijk opnieuw opvullen. We moeten gebouwen en open ruimten zin en context geven. Opwaarderen van bestaande gebouwen gaat samen met een noodzakelijke stedenbouwkundige verdichting. Ook nieuwe stedenbouwkundige concepten hebben een maatschappelijke en culturele betekenis en bepalen belangrijke uitgangspunten bij verdichting. De transitie naar een duurzame maatschappij vormt wellicht de belangrijkste uitdaging voor de overheid. Een duurzame ontwikkeling (Brundtland-rapport, VN 1987) is een ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee het voorzien in behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Duurzaam bouwen en monumentenzorg hoeven dus niet als wederzijds bedreigend te worden gezien, maar als uitingen van verwante maatschappelijke beweegredenen. Beiden vragen om maatwerk. Als de wil hiervoor ontbreekt, dan wordt leegstand de realiteit voor heel wat erfgoed. De vraag stagneert, de financiering ontbreekt en de eisen worden dwingender (akoestiek, energiezuinigheid, …). De belangrijkste troeven verdwijnen dan naar de achtergrond: een verhaal van authenticiteit en identiteit, net dat waar mensen van vandaag naar op zoek zijn (sic. Prof. F. Strolenberg, Herbestemmen in een nieuwe werkelijkheid, Amersfoort). 6

usage. L’occupation et la réutilisation temporaire par des esprits alternatifs et créatifs débouchent souvent sur des possibilités insoupçonnées qui renforcent le site existant et le valorisent dans un nouveau contexte sociétal. Dans ce cas de figure, le concepteur est l’acteur qui investigue de manière durable, sans perdre de vue ni le passé ni l’avenir. La réaffectation n’est donc pas une responsabilité individuelle, mais un choix collectif pour les transformations de demain, assurant la continuité avec ce que nous connaissons à l’heure actuelle.

La réaffectation, une préoccupation collective du maître de l’ouvrage et des pouvoirs publics La mission des pouvoirs publics ne se limite pas à rechercher une affectation appropriée pour un bâtiment important, en limitant les interventions et permettant la conservation d’un maximum d’éléments, autant de témoins pour les générations futures. Il est recommandé, par contre, d’octroyer à des bâtiments de grande valeur, une fonction stable qui peut bien ne pas correspondre à la fonction initiale. Nous éviterons de la sorte que l’on fasse des adaptations trop fréquentes ; tout l’art consiste à permettre l’adéquation entre le bâtiment et de nouvelles fonctions (cf. la Vlerickschool à Gand). De nombreux bâtiments historiques disposent d’un espace plus que suffisant aux nécessités propres d’une nouvelle fonction. Un excédent d’espace pourrait, certes induire des problèmes par rapport à une norme vraisemblablement établie pour des bâtiments neufs, toutefois, cela ne constitue pas un obstacle pour relever le défi qui consiste à en améliorer l’usage. La conservation et la réaffectation doivent être encouragées et non sanctionnées (cf. norme physique et financière Agion). Dans la mesure du possible, les interventions doivent être réversibles. Un autre usage temporaire doit permettre de reprendre ultérieurement le cours initial des choses (les bâtiments religieux par exemple). Les autorités ne peuvent pas examiner la réaffectation à l’échelle d’un seul bâtiment, en effet, un nombre croissant de personnes se côtoient dans les villes. Nous devons de toute urgence cesser de construire en périphérie des villes, mais au contraire essayer de combler à nouveau, de la manière la plus harmonieuse qui soit, les bâtiments et les sites inoccupés de notre tissu urbain. Nous devons donner du sens et du contexte aux bâtiments et aux espaces publics. La revalorisation de bâtiments existants s’accompagne d’une indispensable densification urbanistique. De nouveaux concepts urbanistiques ont une signification sociétale et culturelle et induisent également d’importants postulats de densification. La transition vers une société durable constitue probablement le principal défi auquel sont confrontés les pouvoirs publics. Un développement durable (rapport Brundtland, NU, 1987) est un développement qui répond aux besoins du présent sans compromettre la capacité des générations futures de répondre aux leurs. La construction durable et la protection des monuments ne doivent donc pas être considérées comme antagonistes, mais comme la manifestation d’une motivation sociétale. Ces deux aspects nécessitent des solutions sur mesure. Si la volonté d’y répondre fait défaut, l’inoccupation

Vacant NL door RAAAF [Rietveld Architecture-Art-Affordances] © Rob ‘t Hart Vacant NL, de Nederlandse inzending voor de Architectuurbiënnale van Venetië 2010, is een ruimtelijk denkmodel waarbij de potentie van 10.000 leegstaande overheidsgebouwen werd verbeeld en die nu centraal staat in het debat over innovatief hergebruik.

Vacant NL par RAAAF [Rietveld Architecture-Art-Affordances] © Rob ‘t Hart Vacant NL, la submission des Pays-Bas pour la Biennale d’architecture de Venise en 2010, est un modèle conceptuel spatial dans laquelle la puissance de 10 000 bâtiments gouvernementaux vacants a été imaginé et qui est maintenant au centre du débat sur la réutilisation innovante.

Herdefiniëren van plekken en gebouwen, een taak voor ontwerpers

sera le lot de nombreux témoins du patrimoine. La demande stagne, le financement manque et les exigences sont de plus en plus draconiennes (acoustique, mesures d’économie d’énergie…) Les principaux atouts, que recherche précisément le citoyen du XXIe siècle (Prof. F. Strolenberg, Herbestemmen in een nieuwe werkelijkheid, Amersfoort), à savoir une volonté d’authenticité et d’identité, sont relégués à l’arrière-plan.

Architecten doen er vandaag alles aan om op een milieugerichte manier te ontwerpen (‘Dierbaar is duurzaam’, Vlugschrift VAi 2011). Het transformeren van gebouwen speelt een belangrijke rol in dit ecologische verhaal. Ook de publieke ruimte krijgt hierin een belangrijke plaats. Het valoriseren van alle bruikbare elementen, niet enkel de historisch waardevolle, maar ook de materiële en structurele potenties voor een duurzame transformatie zijn de aanleiding en de inspiratiebron voor doorgedreven transformaties, die ruimte en comfort bieden aan de nieuwe behoeften. Culturele meervoudigheid en maatschappelijke haalbaarheid komen op het voorplan. Sinds de recente economische terugslag in Europa winnen nu ook juridische en financiële haalbaarheid aan belang bij het uitschrijven en invullen van succesvolle projecten. In tegenstelling tot vroeger krijgt een opdrachtgever nu veel vroeger in het ontwerpproces een overzichtelijk beeld van de mogelijkheden van een correcte en toekomstgerichte aanpak en wordt hem

La redéfinition de lieux et de bâtiments, une tâche incombant aux concepteurs De nos jours, les architectes mettent tout en œuvre pour concevoir en étant respectueux de l’environnement (‘Dierbaar is duurzaam’, Vlugschrift VAi 2011). La transformation de bâtiments joue un rôle majeur dans cette prise de conscience écologique. Dans ce cadre, l’espace public occupe également une place importante. La valorisation de tous les éléments utiles, non seulement les potentialités historiques, mais aussi les possibilités matérielles et structurelles étant à 7

uitdrukkelijk gevraagd om duidelijke keuzes te maken. Goed afgewogen langetermijnsbeslissingen voor de schil en de vaste constructie gaan samen met flexibele, herbruikbare en tijdelijke invullingen in het interieur. Deze methodiek biedt uitstekende perspectieven voor nieuwe projectdefinities, met aandacht voor meervoudig gebruik om zo de energiebalans te verbeteren zonder dure technische ingrepen (dag/avond, week/weekend, winter/zomer…), voor complementaire wijkgerelateerde initiatieven of voor een onverwachte vermenging van functies (onderwijs, wonen, zorg, cultuur).

Voor eeuwig en nooit, een fotografie-opdracht Een passende bestemming voor een site of gebouw is niet steeds evident. Sommige constructies die tijdelijk bedoeld waren, blijven permanent. Andere constructies voor de lange termijn, kregen niet de permanente invulling die was bedoeld en blijven leegstaan. Dit vormt het onderwerp voor de fotografie-opdracht van dit nummer die we aan Bart Vanacker (www.hullabaloo.be) toekenden.

la base d’une transformation durable, constitue la raison d’être et la source d’inspiration des transformations de grande ampleur, qui confèrent de l’espace et du confort aux nouveaux besoins. La multiculturalité et l’aspect sociétal priment. Depuis la récente crise économique en Europe, la faisabilité juridique et financière prend de l’importance dans la réussite de l’élaboration et la mise en œuvre de projets. Contrairement à ce qui était pratiqué auparavant, un donneur d’ordre dispose désormais, en amont du processus de conception, d’un aperçu des possibilités propres à une approche correcte et prospective et il lui est expressément demandé d’opérer des choix clairs. Des décisions à long terme mûrement réfléchies pour l’enveloppe et la structure porteuse sont indissociables d’un aménagement intérieur temporaire, flexible et réutilisable. Avec une attention portée sur l’utilisation polyvalente, permettant ainsi d’améliorer le bilan énergétique sans devoir procéder à des interventions techniques onéreuses (journée/soirée, semaine/week-end, hiver/été…), cette méthodologie offre d’excellentes perspectives pour de nouvelles définitions de projet, pour des initiatives de nouveaux quartiers ou pour une coexistence inattendue de fonctions (enseignement, habitat, soins, culture).

Pour toujours et jamais, une mission photographique

Mezquita de Córdoba, Spanje Na de verovering van Córdoba in 711 door de Moren werd vanaf de achtste eeuw een moskee gebouwd die sinds de christelijke herovering van Córdoba in 1236 als de kathedraal van het bisdom Córdoba in gebruik is. Mezquita de Córdoba (Mosquée-Cathédrale de Cordoue), Espagne Après la conquête de Cordoue par les Maures, en 711, une mosquée a commencé à être érigée. Depuis la reconquête de la ville par les Chrétiens en 1236, l’évêché de Cordoue utilise cet édifice comme cathédrale.

8

L’octroi d’une affectation appropriée à un site ou à un bâtiment ne va pas toujours de soi. Certaines constructions, qui avaient été prévues pour un usage temporaire, deviennent permanentes. D’autres constructions conçues pour durer, n’ont pas obtenu l’affectation définitive initialement prévue et restent inoccupées. Ces évolutions constituent le fil conducteur de la mission photographique que nous avons, pour ce numéro, confiée à Bart Vanacker (www.hullabaloo.be).

Havana houses, Cuba Na de onafhankelijkheid van Cuba op het einde van de 19de eeuw heeft de hoofdstad Havana een enorme boom gekend. Nieuwe stadsdelen werden gebouwd voor de nieuwe bourgeoisie en vermogende buitenlanders. Na de revolutie van 1959 vertrokken velen van hen en werden de residenties ingenomen (en opgedeeld) door de plaatselijke bevolking. Maisons de La Havane, Cuba Après l’indépendance de Cuba, à la fin du XIXe siècle, la capitale La Havane a connu un énorme boom. De nouveaux quartiers destinés à la nouvelle bourgeoisie et aux étrangers aisés ont été construits. Après la révolution de 1959, bon nombre de ces habitants sont partis et les résidences ont été occupées (et partagées) par la population locale.

Paleis van Diocletianus Split, Kroätie Het Paleis werd in het begin van de 4e eeuw gebouwd in opdracht van de Romeinse keizer Diocletianus. Na de val van het Romeinse Rijk werd het volledig verlaten, maar in de vroege Middeleeuw werd binnen de versterkte muren van het paleis de huidige stad Split gesticht door de plaatselijke bevolking die op vlucht was voor de binnenvallende barbaren. De unieke combinatie van Romeinse architectuur en middeleeuwse stedenbouw is nog altijd goed waarneembaar in het stedelijke weefsel.

Palais de Dioclétien, Split, Croatie Ce palais a été construit au début du IVe siècle, sur ordre de l’empereur romain Dioclétien. Il a été entièrement abandonné après la chute de l’empire romain, mais c’est entre ses fortifications qu’au début du Moyen-Âge, la ville actuelle de Split fut construite, par la population locale en fuite devant l’invasion barbare. Ce mélange unique d’architecture romaine et d’urbanisme médiéval reste bien visible dans le tissu urbain.

9

10

Tijdelijke klassen Zomergem © Bart Vanacker Sommige constructies die tijdelijk bedoeld waren, blijven permanent. Zo ook deze tijdelijke constructie voor een school, die ondertussen tot op vandaag meer dan 50 jaar in gebruik is.

Classes temporaires à Zomergem © Bart Vanacker Certaines structures conçues pour être temporaires finissent par s’imposer à jamais. Cet édifice devait initialement être une structure temporaire, pour une école. Il est toujours utilisé aujourd’hui, plus de 50 ans après sa construction.

11

Bekaertsite ‘Leanderhof’ Zwevegem i.s.m. Vanhaerents De voormalige Bekaert site in het centrum van Zwevegem zal plaats maken voor een nieuwe groene woon-, werk- en winkelzone.

12

Site Bekaert Leanderhof à Zwevegem en collaboration avec Vanhaerents L’ancien site Bekaert situé au centre de Zwevegem cédera sa place à une nouvelle zone verte avec logements, bureaux et magasins.

HERBESTEMMING VANUIT STEDENBOUWKUNDIG PERSPECTIEF

LA RÉAFFECTATION DANS SA DIMENSION URBANISTIQUE

Rien Gellynck

Kritische reflectie over herbestemming algemeen Binnen onze reeds sterk bebouwde omgeving vormen herbestemmingsprojecten een steeds groter aandeel. Ook binnen ons kantoor zijn de meerderheid van onze opdrachten herbestemmings- of reconversieprojecten. Ondanks het feit dat het aansnijden van nieuwe ruimten (greenfields) veel moeilijker te verantwoorden is dan reeds verstoorde (te herbestemmen) sites, moeten we ons steeds de vraag durven stellen of de plek wel geschikt is om te herbestemmen. Zo niet bestaat het gevaar dat stedenbouwkundige fouten uit het verleden bestendigd blijven. Heel wat sites liggen echter op plekken waar beter nooit was gebouwd, of waar een duurzame toekomst in het huidig perspectief van klimaat- en vervuilingsproblemen problematisch zal worden. Voor deze plekken is het niet realistisch om er degelijk openbaar vervoer te voorzien of voorzieningen in te planten. Wanneer de mobiliteitskosten en de milieu-impact effectief zouden doorgerekend worden, zullen we redeneren vanuit een volledig andere context. Dit kwam ook naar voor in het interview dat we hadden met Johan Moyerson van i-Propellor:

Waar wij altijd naar op zoek zijn: wat moet dat gebouw doen en welke impact moet dat vastgoed halen? We moeten een draagvlak creëren en nadenken over het model waarin we dat zullen gieten zodat de impact kan gerealiseerd worden, én duurzaam op lange termijn. Bij ons gaat het vooral om governance, business modellen, impactmetingen waarbij we veel breder gaan kijken dan de fysieke omgeving. Te vaak wordt er enkel met de bewoners errond gewerkt, maar je moet omgaan met de verschillende schaalniveaus waar je mee te maken krijgt. We brengen de positieve en negatieve externaliteiten in kaart. Dat gaat over sociale, ecologische en economische aspecten. In een eerste fase willen we goed begrijpen welke impact we willen krijgen op de verschillende schaalniveaus en de impact die je wil creëren. Dit moet gebeuren vóór we het concept gaan ontwikkelen. In een tweede fase gaan we kijken om de eigen kennis in te sourcen door met die sociaal ingestelde ondernemingen te werken. Het vastgoedverhaal is maar één aspect, het gaat ook over hoe je die sociale impact gaat structureren door een economisch of maatschappelijk verhaal errond te bouwen. We koppelen er een governancemodel aan:

Réflexion critique à propos de la réaffectation en général Dans notre environnement déjà densément bâti, les projets de réaffectation représentent une partie sans cesse croissante de notre activité. La majorité des missions de notre bureau concerne des projets de réaffectation ou de reconversion. En dépit du fait que l’occupation de nouveaux espaces qualifiés encore de «greenfields» est de plus en plus difficile à justifier par rapport à l’utilisation de sites précédemment occupés et à réaffecter, nous devons systématiquement oser nous poser la question de l’opportunité du choix du site à aménager. À défaut, nous risquons de pérenniser les erreurs urbanistiques ayant été commises par le passé. De très nombreux sites se trouvent à des endroits où il aurait mieux valu ne jamais construire ou encore, où l’organisation d’un avenir durable s’avérera problématique eu égard des problèmes climatologiques et de pollution actuels. Pour de tels lieux, il n’est pas réaliste de prévoir un système de transport en commun digne de ce nom ou d’aménager des équipements. Si les coûts en matière de mobilité et d’impact environnemental étaient effectivement pris en compte, nous raisonnerions dans un tout autre contexte. Cette prise de conscience avait également été mise en exergue lors de l’entretien que nous avait accordé Johan Moyerson d’iPropellor:

Nous devons toujours nous interroger sur l’affectation qui sera donnée à un bâtiment et sur l’impact qu’il doit avoir. Nous devons susciter l’adhésion et réfléchir à propos du modèle dans lequel nous intégrons cette approche, de sorte que son impact puisse être conceptualisé et durabilisé à long terme. En ce qui nous concerne, il s’agit essentiellement de gouvernance, de modèles opérationnels et de mesures d’impact qui nous permettront d’aller bien au-delà de l’examen de l’environnement physique. Trop souvent, seuls les riverains sont impliqués dans un projet, sans tenir compte des différents niveaux d’échelle potentiellement concernés. Nous faisons l’inventaire des éléments externes positifs et négatifs, c’est-à-dire des aspects sociaux, écologiques et économiques. Dans une première phase, nous souhaitons bien mesurer l’impact que nous souhaitons obtenir aux différents niveaux d’échelle et l’impact que vous souhaitez créer. Cet examen doit s’effectuer avant l’élaboration du concept.

13

Kenniscentrum Roeselare Centre de connaissances de Roulers © Klaas Verdru

14

welke organisatie ga je errond bouwen en waar liggen de verantwoordelijkheden om dat te handhaven? Je kan daar zeer ver in gaan: zowel naar het bredere publiek, naar investeerders, naar het eigen personeel. Zoals ruimtelijke planning vandaag wordt ingevuld, kan dit niet of amper sturen. Instrumenten zoals verhandelbare bouwrechten of fenomenen zoals een serieuze stijging van de brandstofprijzen, onbetaalbare verzekeringspremies in watergevoelige gebieden, hogere hypotheken in afgelegen gebieden,… zullen waarschijnlijk veel meer impact hebben dan ruimtelijke planning op zich. Woonbonussen, isolatiesubsidies, reconversiemogelijkheden en huursubsidies zouden steeds gekoppeld moeten worden aan de duurzame potenties van een plek. De kansen om met een dergelijk beleid de efficiëntie van woonomgeving te verbeteren en een toekomst te geven zijn wellicht hoger dan bij de klassieke planprocessen. Herbestemming gaat dus niet alleen over ruimtelijke planning.

Dans une deuxième phase, nous examinons les possibilités d’intégrer nos propres connaissances en collaborant avec des entreprises impliquées dans le tissu social. Le volet immobilier n’est qu’un aspect parmi d’autres, car il s’agit également d’examiner la manière dont l’impact social sera structuré en créant un contexte économique ou social autour de ce projet. Nous y associons également un modèle de gouvernance: quelle organisation allons-nous bâtir et à quel niveau se situent les responsabilités propres à son maintien? Cette réflexion peut être très approfondie, tant à destination du grand public, que des investisseurs ou de notre personnel. La structure actuelle de l’aménagement du territoire ne permet pas, ou si peu, d’agir sur ce levier. Les instruments tels que les droits de construction négociables ou les phénomènes tels que la forte augmentation des prix des carburants, l’imposition de primes d’assurance pharaoniques dans les zones inondables, l’augmentation des hypothèques dans les zones reculées… auront probablement beaucoup plus d’impact que l’aménagement du territoire en tant que tel. Les bonus au logement, les subventions à l’isolation, les possibilités de reconversion et les subventions locatives devraient toujours être liés aux potentialités d’un lieu en matière de durabilité. Les possibilités d’améliorer l’efficience du cadre de vie par le biais d’une telle politique et de lui donner un avenir, seront probablement plus grandes qu’en cas d’utilisation de processus de planification classiques. La réaffectation va donc bien au-delà de l’aménagement du territoire.

15

Kloostersite Sint-Maria-Oudenhove Site du cloître Sint-Maria-Oudenhove

16

Nieuwe ontwikkeling Triamant Aunove Nouveau projet immobilier Triamant Aunove

Herbestemming van het niet-materiële

Réaffectation des éléments immatériels

Naast de ruimte of het bestaande patrimonium heeft een site veelal ook een sociaal-maatschappelijke impact die bij de herbestemming eveneens dient geëvalueerd te worden. De sites gaven de omgeving soms een bestaansreden, identiteit, dynamiek… Ons kantoor voerde de laatste decennia heel wat herbestemmingsstudies uit, dit zowel in functie van concrete architectuuropdrachten als in het kader van autonome studieopdrachten voor veelal overheden of intercommunales. Steeds wordt aan de hand van een gerichte analyse en een reeks onderzoeksscenario’s het gewenste behoud en de herbruikbaarheid van zowel de gebouwen, de ruimten als de sociaal-maatschappelijke impact bepaald.

Outre l’espace et le patrimoine existant, un site a aussi, la plupart du temps, un impact sociétal qui doit également être réévalué lors d’un projet de réaffectation. Les sites confèrent une raison d’être, une identité, une dynamique, etc. à l’environnement. Au cours des dernières décennies, notre bureau a réalisé de très nombreuses études de réaffectation, tant dans le cadre de missions d’architecture que dans le cadre de missions d’étude de planification, menées, la plupart du temps, pour des pouvoirs publics ou des intercommunales. Nous avons systématiquement examiné, au moyen d’une analyse ciblée et d’une série de scénarios d’étude, le cadre souhaité pour le maintien et la réutilisation à la fois des bâtiments, des espaces et de l’impact sociétal.

Een uitgewerkt voorkeursscenario met een beschrijving en een cascadeprincipe voor de functionele invulling vormt dan het kader voor de toekomstige herbestemming. Op basis van dit materiaal kunnen de geprefereerde partijen worden aangetrokken, de nodige gronden en gebouwen verworven of verkocht. Zo hebben we nog tal van voorbeelden van kloosterordes die wel afstand willen doen van hun patrimonium zolang er maar een passende herbestemming wordt voor gevonden, vb. het klooster in Sint-Maria-Oudenhove. Dat is een kleine gemeente, en het herstellen van een maatschappelijke functie of de rol van het voormalige kloostersite was er even belangrijk als het behoud van delen van het kloosterpatrimonium. Het gevaar

L’élaboration d’un scénario privilégié assorti d’une description et d’un principe d’interprétation fonctionnelle en cascade constitue le cadre de la future affectation. Ces éléments permettent ensuite d’attirer les intervenants souhaités et d’acquérir ou de vendre les terrains et les bâtiments. Nous pouvons ainsi vous citer d’innombrables exemples d’ordres religieux désireux de céder leur patrimoine pour autant qu’une réaffectation appropriée lui soit donnée. Citons à titre d’exemple le couvent de Sint-Maria-Oudenhove, implanté dans une petite commune, et pour lequel le rétablissement d’une fonction sociale ou celle de l’ancien site abbatial était tout aussi important que la conservation de certains éléments de 17

bestond daar dat de site gewoon zou opgelost worden in het verkavelingsweefsel wanneer het klassiek werd ontwikkeld door een projectontwikkelaar, die nadien verkoopt wat hij heeft gebouwd en dan van het toneel verdwijnt. Gelukkig hebben ze daar een partner (Triamant) gevonden die de kloostersite straks terug een maatschappelijke impact kan doen genereren. Als overheid heb je hier op vandaag weinig vat op. De rechtszekerheid van vastgoed is zodanig verankerd dat de maatschappelijke impact bijna niet kan afgedwongen worden en op termijn uit het oog dreigt verloren te worden.

Waarborgregelingen zouden daaraan kunnen tegemoet komen. Er is behoefte aan bijkomende instrumenten om dat te doen. Er zullen ook nog heel wat thematieken zijn die enkel de overheid op zich zal nemen. Maar sociale huisvesting zal m.i. in partnership gebeuren. Van belang is op voorhand te definiëren wat de impact zou kunnen zijn, businessmodellen te ontwikkelen. Wij zien een enorme oplift bij de real estatesector. Lokale overheden moeten ook kunnen begrijpen: wat gaat dat project doen, wat zal de impact zijn op sociaal vlak? We moeten pilootprojecten in de markt krijgen waarbij total cost of ownership zijn intrede doet. De bouwkost is belangrijk, maar dat is niet de grootste kost. Waar gaan mijn kosten naar toe? Ook naar de mobiliteit, de maatschappelijke infrastructuur,… Stedenbouwkundige verdichting past in dit concept. In de vastgoedsector werken nu ook mensen met kapitaal die over een heel lang perspectief nadenken, in de zoektocht naar een zinvolle herbestemming met een maatschappelijke impact. De sfeer en ambiance van een site moet goed zitten en de garantie om die goed te kunnen houden wordt meer en meer bepalend bij de waarde van vastgoed. (Fragment uit interview met Johan Moyerson, i-Propellor) Uit onze ervaring met dergelijke studies blijkt vooral dat het inschrijven van de gewenste maatschappelijke impact bij de herbestemming een moeilijk te organiseren item is.

Het gaat er steeds om om compromissen te sluiten voor de maatschappelijke doelstellingen die je voor ogen hebt. Hoe kan je eigenlijk een maatschappelijk doel bereiken via een business model? Hoe kunnen we maatschappelijke impact realiseren via sociale consumptie? We willen organisaties en bedrijven ondersteunen om businessmodellen en strategieën in de markt te brengen en zo een grotere maatschappelijke impact garanderen. (Fragment uit interview met Johan Moyerson, i-Propellor) Ook de rol van de overheid verandert in dit herbestemmingsverhaal.

Mijn inschatting of verwachting is dat de overheid het niet langer alleen zal kunnen om die maatschappelijke taak op zich te nemen. Ze zal er wel een belangrijke rol in blijven spelen, maar de overheid kan dat niet alleen oplossen. Er is steeds grotere ongelijkheid in onze samenleving. Maar ook de civil society kan de uitdagingen op vlak van armoede, sociale huisvesting niet alleen dragen. Je moet ook durven nadenken over andere manieren van investeren. 18

son patrimoine. Dans ce projet, si le site avait été développé de manière classique par un promoteur immobilier, le risque était qu’il soit tout simplement ingéré dans un lotissement et qu’ensuite le promoteur revende ses constructions avant de tirer sa révérence. Heureusement, nous avons trouvé un partenaire (Triamant) qui par la suite, a été capable de générer un impact sociétal pour le site abbatial réaménagé. Les pouvoirs publics ont, de nos jours, peu d’emprise sur de tels phénomènes. La sécurité juridique immobilière est à ce point devenue importante que l’aspect social ne peut pratiquement plus faire le poids et qu’il risque, à terme, de disparaître.

Les demandes de garantie pourraient éventuellement contrarier de telles évolutions, ce qui nécessitera dès lors des instruments supplémentaires. Nous serons encore confrontés à de nombreuses thématiques que seuls les pouvoirs publics pourront assumer. Mais je reste convaincu que le logement social ne peut s’effectuer qu’en partenariat. Il importe de définir au préalable l’impact susceptible d’être observé et d’élaborer des modèles opérationnels. Nous observons une énorme progression dans le secteur immobilier. Les autorités locales doivent également pouvoir appréhender les implications d’un projet donné et son impact sur le plan social. Nous devons favoriser l’avènement de projets pilotes dans lesquels le principe du total cost of ownership est pris en compte. Les coûts de construction sont certes importants, mais ils ne sont pas les plus élevés. Les coûts en termes de mobilité, d’infrastructure sociale, etc. doivent aussi être pris en compte. La densification urbanistique s’inscrit dans ce concept. Nous constatons de nos jours la présence, dans le secteur immobilier, de personnes aux moyens financiers importants, réfléchissant à très long terme et étant en même temps à la recherche d’une réaffectation utile ayant un impact sur la société. L’atmosphère et l’ambiance d’un site doivent être privilégiées et la garantie de pouvoir les conserver à terme, entre de plus en plus en ligne de compte pour déterminer la valeur d’un bien immobilier (Extrait d’un entretien avec Johan Moyerson, i-Propellor). Les expériences que nous avons accumulées avec de telles études de réaffectation attestent essentiellement que la souscription à l’impact sociétal visé est un élément dont l’organisation est malaisée.

Invariablement, il s’agit de conclure des compromis à propos des objectifs sociétaux que vous avez à l’esprit. Comment pouvez-vous concrétiser un objectif social par l’intermédiaire d’un business model? Comment pouvonsnous viser l’impact sociétal par l’intermédiaire de la consommation sociale? Nous souhaitons soutenir des organisations et des entreprises afin de leur permettre de commercialiser des modèles opérationnels et des stratégies et de garantir ainsi un impact sociétal accru (Extrait d’un entretien avec Johan Moyerson, i-Propellor). De même, le rôle des pouvoirs publics dans ce processus de réaffectation change.

Wij hebben daar een mooi voorbeeld van in de sociale huisvestingssector, dat kadert in een Europees project (zie Alert 1 over sociale huisvesting). Ook daar wordt met de bewoners gebouwd aan de gemeenschap door ze zelf verantwoordelijkheid te laten nemen. Nu is de situatie zo dat de overheid de krijtlijnen bepaalt, zegt hoe hoog je mag bouwen e.d.m. U zegt dus eigenlijk dat je op voorhand moet bekijken welke impact er kan zijn naar tewerkstelling enz. U keert het eigenlijk om.

J’escompte - ou j’espère - que les pouvoirs publics ne seront pas en mesure d’assumer seule cette tâche sociale. Ils continueront certes à y jouer un rôle majeur, mais sans être en mesure d’apporter une solution à toutes les problématiques. Dans notre société, les inégalités se creusent constamment. La société civile ne peut également assumer seule les défis en matière de pauvreté et de logement social. On doit également oser réfléchir à d’autres modes d’investissement.

Inderdaad. Voor een aantal zaken is het misschien wel verstandig om het risico ergens anders te leggen dan bij de overheid. Maar er is wel een impact. Zulke modellen kunnen zeer instrumenteel zijn om andere partijen aan boord te krijgen rond deze problematiek. (Fragment uit interview met Johan Moyerson, i-Propellor)

Nous en avons un bon exemple dans le secteur du logement social, qui s’inscrit dans le cadre d’un projet européen (voir Alerte 1 à propos du logement social). La naissance d’une communauté s’effectue également en partenariat avec les habitants, en leur permettant de prendre euxmêmes leurs responsabilités. Désormais, les autorités déterminent les lignes de force, précisent les hauteurs de construction, etc. Il vous reste donc en définitive à examiner au préalable l’impact de l’intervention en termes d’emploi par exemple. La perspective est en réalité inversée.

Herbestemmingsprojecten hebben behoefte aan een multidisciplinaire aanpak De complexiteit van een herbestemmingsproject is veel groter dan bij een nieuwbouwproject. Ook voor bouwheren zijn hierbij veel onzekerheden waardoor de eisen naar zijn adviseurs en ontwerpteam sterk toenemen. Alleen al het inschatten van de verbouwingskosten, het bouwfysisch op pijl brengen, de toekomstige onderhoudsen beheerskosten van te herbestemmen gebouwen vragen kennis van gespecialiseerde medewerkers die er zich jarenlang in dergelijke dossiers verdiept hebben. Ook moet er binnen het ontwerpteam voldoende kennis en cultuur aanwezig zijn om de gewenste maatschappelijke impact van de site goed te kunnen inschatten en naar de betrokken actoren te communiceren. Een hedendaags multidisciplinair ontwerpteam bestaat al lang niet meer uit enkel architecten en ingenieurs. Binnen onze multidisciplinaire teams vinden we nu ook deskundigen op het vlak van stedenbouw, erfgoed, bouwkunde, budgetcontrole, total life cost, duurzaamheid, toegankelijkheid, interieur, energie, communicatie, water, landschap,….. Wanneer een dergelijk ontwerpteam wordt ingeschakeld, leren we dat deze complexe herbestemmingsdossiers uiteindelijk de meest boeiende en waardevolle projecten uit onze portfolio vormen. Projecten waar ook bouwheren met veel trots en financieel gezonde balans naar terugkijken. pag. 20-21: Betoncentrale Gent © Bart Vanacker Voormalige, deels gesloopte betoncentrale van Interbeton aan het Handelsdok in de Gentse haven. De Oude Dokken worden omgebouwd tot een nieuwe woonwijk aan het water. pag. 20-21: Centrale à béton de Gand © Bart Vanacker Cette ancienne centrale à béton partiellement détruite située au Handelsdok, dans le port de Gand, appartenait jadis à Interbeton. Les Oude Dokken ont été transformés en nouveau quartier résidentiel au bord de l’eau. pag. 22-23: Olympisch dorp Berlijn © Bart Vanacker Het Olympisch dorp bestond uit zo’n 140 woonblokken (die allemaal de naam droegen van een Duitse stad), een turnzaal, een zwembad en Finse sauna, oefenterreinen, een bioscoop, ziekenhuis en een groot restaurant: het Speisehaus der Nationen. In dit ellipsvormig gebouw schoven de atleten aan tafel in een van de 38 eetzalen. Nadien deed het bouwwerk dienst als ziekenhuis. pag. 22-23: Village olympique de Berlin © Bart Vanacker Le village olympique de Berlin comprenait quelque 140 blocs d’habitations (qui, tous, portaient le nom d’une ville allemande), une salle de gymnastique, un bassin de natation, un sauna finlandais, des terrains d’entraînement, un cinéma, un hôpital et un grand restaurant : le Speisehaus der Nationen. Ce bâtiment elliptique servait de cantine aux athlètes et comptait 38 salles à manger. Il allait, plus tard, être réaffecté en hôpital.

En effet. Pour un certain nombre d’éléments, il est peutêtre judicieux de faire supporter le risque par un autre intervenant que le pouvoir public. Mais cela aura un impact, de tels modèles peuvent être un puissant vecteur pour inviter d’autres parties à s’atteler à cette problématique (Extrait d’un entretien avec Johan Moyerson, i-Propellor).

Les projets de réaffectation nécessitent une approche multidisciplinaire La complexité d’un projet de réaffectation est nettement supérieure à celle d’une nouvelle construction; les incertitudes pour les maîtres d’ouvrage sont par ailleurs nombreuses, de sorte que les exigences posées à leurs conseillers et à leur équipe de conception augmentent considérablement. Rien que l’estimation des frais de transformation, la prise en compte de l’aspect physique lié à la construction, les frais ultérieurs d’entretien et de gestion des bâtiments à réaffecter, nécessitent des intervenants spécialisés qui, des années durant, ont affiné leurs compétences dans de tels dossiers. De même, l’équipe de conception doit disposer d’une connaissance et d’une culture suffisantes pour estimer correctement l’impact sociétal souhaité et le communiquer aux acteurs concernés. Une équipe de conception multidisciplinaire ne se compose plus, à nos jours et depuis longtemps déjà, uniquement d’architectes et d’ingénieurs. Nos équipes multidisciplinaires comptent également des experts en matière d’urbanisme, de patrimoine, d’architecture, de contrôle budgétaire, d’étude du life-cycle cost, de durabilité, d’accessibilité, d’aménagement intérieur, d’énergie, de communication, de gestion de l’eau, d’aspect paysager, etc. Force est de constater, qu’avec une telle équipe de conception, les dossiers de réaffectation complexes sont en définitive les projets les plus passionnants et les plus riches de notre portfolio. Ce sont aussi des projets dont les maîtres d’ouvrage, tant sur la qualité que sur le plan de l’équilibre financier, sont à posteriori très fiers. 19

20

21

22

23

24

HERBESTEMMING OP NIVEAU VAN HET GEBOUW

RÉAFFECTATION À L’ÉCHELLE DU BÂTIMENT

Ramona Nicolaescu

Een gebouw herbestemmen: hoe aan te pakken?

Réaffecter un bâtiment: comment s’y prendre?

Architectuur en bouwkunde hebben in Europa gedurende honderden jaren een trage ontwikkeling gekend. De evoluties waren eerder stilistisch van aard en de gebouwen werden voortdurend, op een organische wijze, verbouwd, uitgebreid of vervangen volgens de nieuwe noden en smaken.

En Europe, l’architecture et l’architectonique ont, des centaines d’années durant, connu un lent développement. Les évolutions étaient plutôt cosmétiques et les bâtiments étaient constamment transformés, agrandis ou remplacés de manière organique en fonction des nouveaux besoins et des goûts nouveaux.

De laatste 100 jaar is het bebouwde landschap, door de ingrijpende maatschappelijke en economische evoluties, sterk gewijzigd. Volledig nieuwe typologieën van gebouwen - verbonden met een bepaald type economische of sociale activiteit - zijn ontstaan, en men is op zoek gegaan naar nieuwe technieken en materialen om te bouwen. Maar deze snelle evolutie heeft er ook voor gezorgd dat heel veel gebouwen leeg komen te staan. Industriële gebouwen, scholen, kerken, sociale huisvesting,… Het is zeer moeilijk om in te schatten hoeveel van het bebouwde patrimonium momenteel leegstaat; men kan zeer snel inzien dat het potentieel ervan enorm is. We kunnen voor de sloop kiezen, maar het alternatief: nieuw leven inblazen door er een nieuw functie te huisvesten, biedt heel wat kansen.

Waarom herbestemmen? Een nieuwe functie zoeken voor een gebouw dat leeg komt te staan betekent vooral kiezen voor het voortbestaan van het gebouw. Het is een positieve keuze, maar in een maatschappij waar nieuw altijd beter is, meestal geen gemakkelijke keuze. De motivatie om een gebouw te behouden kan verschillend van aard zijn. In het geval van beschermde monumenten is het slopen uitgesloten en zal een aangepaste functie de kost van het onderhoud en renovatie verantwoorden. In heel wat andere gevallen is het verdwijnen van een gebouw niet wenselijk. Sommige gebouwen nemen een dominante plaats in de bebouwde omgeving in. Het behoud van deze gebouwen draagt bij tot de herkenbaarheid en beleving van de omgeving, en als dusdanig is het behoud ervan van groot belang voor de maatschappij en het sociaal weefsel.

< Voormalige rijkswachtkazerne worden sociale woningen ‘Vivendo’, Oostkamp © Bart Heijnens Projet Vivendo à Oostkamp ou une ancienne caserne de gendarmerie est transformée en logements sociaux © Bart Heijnens

Ces cent dernières années, le paysage bâti a été profondément remanié sous l’effet d’évolutions sociales et économiques majeures. Nous avons assisté à l’avènement de nouvelles typologies de bâtiments - liées à un type particulier d’activité économique ou sociale – tandis que la recherche de nouvelles techniques et matériaux de construction s’est intensifiée. Toutefois, cette rapide évolution s’est également traduite par l’inoccupation de très nombreux bâtiments: industriels, écoles, églises, logements sociaux, etc. Il est très malaisé d’évaluer le taux actuel d’inoccupation du patrimoine bâti ; toutefois, un rapide tour d’horizon permet de voir que le potentiel est énorme. Même si nous pouvons opter pour la démolition, la solution alternative consistant à insuffler une nouvelle vie à ce patrimoine en y abritant une nouvelle fonction est assortie de nombreuses opportunités.

Pourquoi réaffecter? La recherche de nouvelles fonctions pour un bâtiment qui est déserté signifie essentiellement opter pour sa survie. Le choix de cette voie n’est la plupart du temps guère aisé. Il s’agit certes d’une décision positive, même si, dans notre société, tout ce qui est nouveau est toujours meilleur. La motivation de la conservation d’un bâtiment peut être multiple. La démolition des monuments protégés est interdite et la mise en place d’une fonction adaptée devra justifier le coût de l’entretien et de la rénovation. Dans de très nombreux autres cas, la disparition d’un bâtiment n’est pas souhaitable. Certains bâtiments occupent une place essentielle dans l’environnement bâti. Leur conservation contribue à la notoriété et au vécu du cadre bâti et, en tant que tel, leur maintien revêt une importance considérable pour la société et le tissu social. Prenons l’exemple des églises de village. En raison de leur caractère monumental, elles sont des repères dans le paysage, qui confèrent souvent forme et structure au centre du village, toutefois, en raison de la désertification sans cesse croissante des lieux de culte, elles sont souvent 25

Herbestemming kantoren naar appartementen project Genève, Brussel Réaffectation de bureaux en appartements dans le cadre du projet Genève, Bruxelles Renovatie sociale woonblokken de Drie Hofsteden, Kortrijk Rénovation des blocs de logements sociaux ‘de Drie Hofsteden’ à Courtrai

26

Neem bijvoorbeeld de dorpskerken. Door hun monumentale karakter zijn ze bakens in het landschap en ze geven vaak vorm en structuur aan het dorpscentrum, maar door het sterk afnemen van het aantal kerkgangers zijn ze vaak te groot of overbodig geworden.Toch zou het brutaal wegrukken van deze visueel bepalende gebouwen een onherstelbare aantasting betekenen van het dorp. In ons dagelijkse leven leggen we, meestal onbewust, emotionele banden met de gebouwen en de omgeving waar we ons leven doorbrengen. Denk maar aan de scholen waar generaties studenten op de banken hebben gezeten of aan de fabrieken waar soms de hele bevolking van een dorp of een stad iedere dag ging werken. Veel gebouwen maken ook deel uit van ons historisch en cultureel erfgoed. Ze hebben de tand des tijds overleefd en ze zijn een materiële neerslag van de sociale, economische en culturele ontwikkelingen van een bepaalde historische periode. Wij zijn verplicht aan de toekomstige generaties om deze stille getuigen in stand te houden. Uit onze ervaring hebben wij geleerd dat het financieel aspect niet altijd doorslaggevend is. Voor herbestemmingen waar de kost van de aanpassingen naar een nieuwe functie gering is, is dit natuurlijk een pluspunt. Maar soms kunnen andere factoren meer doorwegen dan de kostprijs. Een beslissende factor kan bijvoorbeeld de wetgeving zijn. Vaak wordt ervoor gekozen om een gebouw te behouden en te herbestemmen indien men inziet dat het beschikbare volume en oppervlakte op de site niet meer kan gerealiseerd (vergund) worden. Integendeel, subsidievoorwaarden kunnen spijtig genoeg aanleiding geven om niet te kiezen voor herbestemming. Zo mag bij sociale huisvesting de renovatie maximum 80% kosten van de prijs van nieuwbouw, of worden in scholenbouw maximale gesubsidieerde oppervlaktes bepaald.

devenues trop grandes - voire inutiles. Toutefois, la disparition brutale de tels bâtiments, visuellement structurant, aurait pour effet de porter irrémédiablement atteinte au village concerné. Dans notre vie quotidienne, nous tissons, la plupart du temps de manière inconsciente, des liens émotionnels avec les bâtiments et l’environnement dans lequel nous passons le plus clair de notre existence. Songeons par exemple aux écoles sur les bancs desquels des générations d’élèves ont usé leurs pantalons ou aux usines qui ont bien souvent donné du travail, au quotidien, à toute la population d’un village ou d’une ville. De nombreux bâtiments font également partie de notre patrimoine historique et culturel. Ils ont survécu aux assauts du temps et sont la preuve tangible des évolutions sociales, économiques et culturelles d’une période historique donnée. Nous sommes tenus de transmettre ces témoins silencieux aux générations futures. Notre expérience nous a appris que l’aspect financier n’est pas toujours l’élément essentiel. Pour les projets pour lesquels le coût des adaptations de réaffectation est réduit, il s’agit bien évidemment d’un atout, même si, dans certains cas, des facteurs autres que le coût peuvent également prévaloir. La législation peut être l’un de ces facteurs décisifs. Souvent, la décision de conserver et de réaffecter un bâtiment est prise s’il s’avère, qu’à volumes ou superficies égales, une reconstruction ne peut plus être réalisé sur le site (c’està-dire autorisé). À l’inverse, certaines conditions d’octroi de subventions peuvent malheureusement faire pencher la balance en défaveur de la réaffectation. C’est ainsi que pour le logement social, la rénovation ne peut pas dépasser plus de 80 % du coût d’une nouvelle construction ou que des superficies maximales subventionnables sont déterminées lors de la construction d’établissements scolaires.

Op zoek naar de meest geschikte functie De zoektocht naar de meest passende nieuwe invulling moet met veel zorg gebeuren. Men neemt best alle mogelijke nieuwe functies in acht zonder vooroordelen, want soms kan het resultaat zeer verrassend zijn. Zo kan een oude brouwerij een congrescentrum (Lamot, Mechelen), een tentoonstellingsruimte (Wiels, Brussel) of een feestzaal (Rodenbach, Roeselare) worden en zijn graansilo’s verbouwd tot studentenhuizen (Grünerløkka Studenthus, Oslo), kunstgalerijen (V&A Waterfront, Cape Town), kantoren (De Silo, Hasselt) of een klimcentrum (Downtown Carrollton, Texas). Een nieuwe functie is ook geen definitief gegeven, soms kan een tijdelijk ander gebruik toelaten om later terug het oorspronkelijke verhaal op te pikken, zoals in het geval van kerkgebouwen. Naast een open geest moet men vooral met visie handelen: de gewenste doelstellingen worden van in het begin duidelijk geformuleerd. Indien hergebruik wenselijk is omwille van de intrinsieke waarden van het gebouw, zal het maximaal behouden en versterken van deze potenties aansturen tot het kiezen van een functie die de minste aanpassingswerken vereist. Maar als het behouden van het geheugen van de plek centraal staat in het project, kan men naar een invulling zoeken waar de aanpassingen verregaander zijn.

À la recherche de la fonction la mieux adaptée La recherche de la nouvelle affectation la plus appropriée doit s’effectuer de manière extrêmement minutieuse. Il convient d’examiner toutes les nouvelles fonctions possibles sans préjugé, ce qui peut parfois conduire à un résultat très surprenant. C’est ainsi qu’une ancienne brasserie peut devenir un centre de congrès (Lamot, Malines), un espace d’exposition (Wiels, Bruxelles) ou une salle des fêtes (Rodenbach, Roeselare); que des silos à grain peuvent être transformés en chambres d’étudiant (Grünerløkka Studenthus, Oslo), en galeries d’art (V&A Waterfront, Le Cap), en bureaux (De Silo, Hasselt) ou en un centre d’escalade (centre-ville de Carrollton, Texas). En outre, une nouvelle fonction ne peut pas être définitive et permettre temporairement un autre usage avant de reprendre ultérieurement son «cours normal», comme dans le cas des lieux de culte. Outre l’ouverture d’esprit, il convient également de faire preuve d’un esprit visionnaire: les objectifs souhaités sont clairement formulés dès le départ. Si la réutilisation est souhaitable en raison des valeurs intrinsèques du bâtiment, la conservation et le renforcement de ses potentialités 27

Om de geschiktheid van een nieuwe functie te bepalen, kan er gebruik gemaakt worden van verschillende criteria. Deze zijn deels objectief, deel subjectief, en het gewicht ervan wordt bepaald project per project. Een voorbeeld ervan: - Is het een financieel – economisch duurzame oplossing of enkel uitstel van executie? - Is de functie maatschappelijk gedragen (geloofwaardig)? - Is de nieuwe functie passend voor het gebouw (architectonisch en / of functioneel)? Zijn de aanpassingen die nodig zijn om de nieuwe functie te huisvesten niet te ingrijpend? - Is de economische restwaarde toereikend voor de eigenaar?

Nieuwe functie – nieuw leven

Nouvelle fonction – nouvelle vie

Als een gebouw in gebruik wordt genomen voor andere doelstellingen dan waarvoor het ooit gebouwd is geweest, wordt het aangepast aan nieuwe noden en wensen. Delen worden afgebroken of bijgebouwd, ruimtes uitvergroot of juist in kleinere eenheden ingedeeld. Maar zonder te beseffen passen we ons aan aan de nieuwe omgeving: lofts zijn bijvoorbeeld ontstaan toen artiesten zijn gaan wonen in industriële ruimtes die niet voor het wonen bedoeld waren. De schitterende flexibiliteit en brede inzetbaarheid van generieke ruimtes waaruit oude gebouwen meestal bestaan, sturen ons aan om de doorgedreven functionaliteit (‘form follows function’) van onze huidige ontwerpen in vraag te stellen.

Les anciens bâtiments présentent d’incontestables avantages: ils véhiculent un vécu d’authenticité et sont porteurs de traits distinctifs et identitaires dont les gens sont actuellement très friands. Mais ils nous donnent également l’occasion d’adapter nos habitudes et de découvrir de nouveaux modes de vie.

>

Oude gebouwen hebben belangrijke troeven: ze brengen een verhaal van authenticiteit, onderscheid en identiteit, iets waar mensen vandaag naar op zoek zijn. Maar ze geven ons ook de kans om onze gewoontes aan te passen en nieuwe manieren van leven te ontdekken.

inciteront à choisir une fonction qui nécessite un minimum de travaux d’adaptation. Mais si la conservation de la mémoire du lieu occupe une place centrale dans le projet, les intervenants pourront opter pour une affectation autorisant des adaptations de plus grande ampleur. Pour déterminer l’opportunité d’une nouvelle fonction, plusieurs critères peuvent être utilisés - l’objectivité ou la subjectivité partielle de ces critères faisant l’objet d’une pondération distincte au cas par cas. Exemples: - S’agit-il d’une solution durable sur les plans financier et économique ou uniquement un sursis? - La fonction est-elle justifiée sur le plan social (crédible)? - La fonction est-elle adaptée au bâtiment (sur le plan architectural et/ou fonctionnel)? Les adaptations qui sont nécessaires pour abriter la nouvelle fonction ne sont-elles pas trop importantes? - La valeur économique résiduelle est-elle suffisante pour le propriétaire?

> Kantoorgebouw Bekaert wordt administratief centrum ‘Gemeentepunt, Zwevegem’ © Klaas Verdru L’immeuble à bureaux Bekaert devient le centre administratif Gemeentepunt à Zwevegem © Klaas Verdru

Dragende structuur laat flexibiliteit toe, Heilig Hart Harelbeke Une structure portante et flexible à la fois, Sacré-Coeur (Heilig Hart) à Harelbeke

28

Si un bâtiment est utilisé pour des fonctions autres que celles pour lesquelles il a jadis été bâti, il doit être adapté à de nouveaux besoins et souhaits. Des parties sont démolies et reconstruites, des espaces sont agrandis ou scindés en unités de plus petites dimensions. Mais nous nous adaptons imperceptiblement au nouvel environnement: les lofts par

29

En de toekomst? Het doet ons stilstaan bij de manier waarop we tegenwoordig bouwen: kunnen deze gebouwen in de toekomst gemakkelijk herbestemd worden? En leidt de aandacht voor doorgedreven energetisch bouwen niet tot gebouwen die zeer moeilijk aangepast of gerecycleerd kunnen worden?

exemple sont nés de la volonté d’artistes désireux d’occuper des espaces industriels qui n’étaient pas destinés au logement. L’extraordinaire souplesse et les innombrables possibilités d’utilisation d’espaces génériques, dont les anciens bâtiments sont la plupart du temps composés, nous incitent à remettre en question la fonctionnalité omnipotente de nos concepts actuels (‘form follows function’).

In het geval van een nieuw woonzorgcentrum te Harelbeke hebben we het gebouw geconcipieerd op basis van een module die toelaat om met beperkte ingrepen de functie te wijzigen van kleine kamers tot grote kamers of service flats. De dragende structuur, gevels en technische kokers blijven ongewijzigd, terwijl de indeling in ofwel 3 kleine kamers, 2 grote kamers of 1 flat per module gebeurt d.m.v. lichte, gemakkelijk aanpasbare en recycleerbare wanden in gipskartonplaten.

Quid de l’avenir?

De manier van bouwen passen we best aan aan de gewenste leeftijd van het gebouw: in landen zoals Japan, waar de kostprijs van de grond vaak de prijs van de constructie erop overstijgt, bouwt men op een tijdelijke manier, met materialen die licht zijn en een beperkte levensduur hebben. Bij deze manier van bouwen gaat best veel aandacht naar de demonteerbaarheid en mogelijkheden tot hergebruik van de constructies en probeert men de principes van cradle-tocradle te volgen.

Nous avons ainsi conçu le bâtiment du nouveau centre de soin, services et de logement d’Harelbeke au départ d’un module qui permet, moyennant des interventions limitées, de modifier la fonction de deux petites chambres pour les transformer en grandes chambres ou en appartementsservice. La structure porteuse, les façades et les gaines techniques ne doivent pas être modifiées, tandis que la répartition entre 3 petites chambres, deux grandes chambres ou un appartement par module s’effectue au moyen de cloisons légères, réalisées en plaques de plâtre, facilement adaptables et recyclables.

Als er in tegendeel wordt gekozen om gebouwen neer te zetten die een lange tijd moeten meegaan, maakt men een onderscheid tussen de verschillende ‘lagen’ van een gebouw, zoals beschreven in het boek ‘How Buildings Learn – What happens after they’re built’ van Stewart Brand. Zo wordt er een onderscheid gemaakt tussen de levenstijd en de aanpasbaarheid van site, structuur, gevel, technieken, planindeling en meubilair.

Nous nous arrêtons ici sur la manière dont nous construisons à l’heure actuelle: ces bâtiments pourront-ils être aisément réaffectés à l’avenir? Par ailleurs, l’attention accordée à des bâtiments dont les performances énergétiques sont extrêmement élevées ne se traduit-elle pas par la construction de bâtiments dont l’adaptation ou le recyclage pourrait s’avérer très malaisée?

Nous adaptons de préférence le mode de construction à la durée de vie souhaitée du bâtiment. Dans des pays comme le Japon, où le prix du terrain excède souvent le prix du bâtiment, la construction s’effectue de manière temporaire, avec des matériaux légers dont la durée de vie est limitée. Ce mode de construction - qui tente de respecter les principes du «cradle-to-cradle», permet ainsi d’accorder une importance accrue aux capacités de démontage et aux possibilités de réutilisation du bâti. Si, à l’inverse, la volonté est de construire des bâtiments qui doivent résister au temps, nous opérons une distinction entre les différents «éléments» du bâtiment, selon le principe décrit dans l’ouvrage de Stewart Brand, ‘How Buildings Learn – What happens after they’re built’. Nous faisons ainsi un distinguo entre la longévité et les possibilités d’adaptation du site, de la structure, de la façade, des techniques, de l’agencement et du mobilier.

<> Kantoorgebouw Bekaert wordt administratief centrum ‘Gemeentepunt, Zwevegem’ © Klaas Verdru L’immeuble à bureaux Bekaert devient le centre administratif Gemeentepunt à Zwevegem © Klaas Verdru

pag. 32-33: Rubenspaviljoen, Antwerpen © Bart Vanacker Het Rubenspaviloen van Stéphane Beel was oorspronkelijk als een tijdelijk constructie bedoeld, maar kreeg een permanente bestemming. pag. 32-33: Pavillon Rubens à Anvers © Bart Vanacker Le Pavillon Rubens de Stéphane Beel ne devait être que provisoire, mais il a fini par s’imposer à jamais.

30

31

32

33

34

DUURZAAMHEIDSCRITERIA: EEN SPANNINGSVELD TUSSEN TIJDELIJKHEID EN MEETBAARHEID

CRITÈRES DE DURABILITÉ: UN CHAMP DE TENSION ENTRE TEMPORALITÉ ET MESURABILITÉ

Geert Blervacq

Duurzaamheidscriteria zijn per definitie tijdelijk van aard, het zijn criteria die in het leven geroepen worden als basis voor maatregelen die de evolutie van onze planeet mogelijk maken in een sociaal-maatschappelijk (People), een globaal (Planet) en een economisch (Profit) kader. Ze zijn gebonden aan de evolutie van onze kennis, de evolutie van de wetenschap, de demografische verschuivingen, het verhogen van het aantal verplaatsingen op de aarde, het verminderen van het aantal verplaatsingen met de auto in de stad, het verplaatsen van de zware industrie naar de industriegebieden, het vergroten van onze kenniseconomie, de nieuwe kenmerken van de bevolking (verjonging, met nieuwe gezinsmodellen), nieuwe culturen, de stijging van de energiekosten op wereldschaal, de ontwikkeling van opkomende landen (Brazilië, Rusland, India, China – BRIC), de Arabische Lente en de gevolgen daarvan, de stad als nieuwe speler in een netwerk van steden… en zo kunnen we nog een zeer lange opsomming maken van factoren die de definitie van duurzaamheid beïnvloeden en bepalen.

Par définition, la nature des critères de durabilité est temporaire ; il s’agit de critères qui ont été élaborés comme base des mesures qui permettent l’évolution de notre planète dans un cadre social (People), global (Planet) et économique (Profit). Ils sont liés à l’évolution de nos connaissances et de la science, aux bouleversements démographiques, à l’augmentation du nombre de déplacements sur la planète, à la diminution du trafic routier urbain, à la migration de l’industrie lourde vers les parcs d’activité économique, à l’avènement de l’économie de la connaissance, aux nouvelles caractéristiques de la population (rajeunissement, nouveaux modèles familiaux), à l’émergence de nouvelles cultures, à l’augmentation des coûts énergétiques à l’échelle planétaire, au développement des pays émergents (Brésil, Russie, Inde, Chine – les BRIC), aux printemps arabes et à ses conséquences, à la ville en tant que nouvel acteur dans un réseau interurbain, etc., la liste des autres facteurs influençant et déterminant la définition de la durabilité étant encore très longue.

Uit de lijst van bovenstaande indicatoren stellen we een constante vast, met name de invloed van de macroschaal die dermate evolueert en de beleidskeuzes die we moeten maken op nationaal, (trans)regionaal en lokaal niveau. Ruimtelijke ordening en masterplanning zijn bijgevolg de eerste schakels in dit proces. Op onze planeet is duurzaam omgaan met bebouwde en/of onbebouwde ruimte vandaag een evidentie maar daarom wordt het nog niet consequent toegepast of kan er een discrepantie zijn tussen het beleid en de realiteit.

Dans le relevé des indicateurs ci-dessus, nous relevons une constante, à savoir l’influence de l’échelle macro, en évolution permanente, et des choix stratégiques que nous devons opérer au niveau national, (trans)régional et local. L’aménagement du territoire et l’établissement de master plans sont par conséquent les premiers maillons de ce processus. Même si, de nos jours, la gestion durable de l’espace bâti et/ou non bâti est devenue, sur notre planète, une évidence, elle n’est cependant pas encore mise en œuvre de manière cohérente et des divergences peuvent apparaître entre les principes de cette politique et les modalités d’implémentation.

De beleidsplannen moeten duidelijke randvoorwaarden scheppen waaraan de investeerders, particulieren en publieke instanties een invulling kunnen geven. Het spel van vraag en aanbod is bijgevolg ook in dit proces een bepalende factor. Beleidsplannen moeten daarom flexibiliteit en evolutie toelaten. Een ‘duurzame aanpak’ vraagt om een strategische langetermijnsvisie voor de gebouwen en dit geldt ook bij reconversieprojecten. Het doel is om te voldoen aan de behoeften van de huidige generaties zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties in het gedrang te brengen. We stellen bijvoorbeeld een belangrijke evolutie vast in België en in Europa in de industriële sector. De oude industriesites met de vervuilende industriële activiteiten

Les plans stratégiques doivent créer des conditions accessoires sans ambiguïté que les investisseurs, les particuliers et les instances publiques peuvent concrétiser. Par conséquent, le jeu de l’offre et de la demande est également un facteur déterminant dans ce processus. Les plans stratégiques doivent, dès lors, être à la fois flexibles et évolutifs. Une «approche durable» requiert une vision stratégique à long terme pour les bâtiments, le même constat s’appliquant aussi aux projets de reconversion. L’objectif est de satisfaire aux besoins des générations actuelles et créer en même temps une plus-value pour les générations futures.

< Ontwikkeling ecologische wijk, Braine-le-comte Projet d’écoquartier à Braine-le-Comte

35

of andere productie-activiteiten zijn uit ons land of zelfs uit Europa getrokken en/of zijn verplaatst naar specifieke zones (bijvoorbeeld bedrijventerreinen en havengebieden). Historisch gezien bevindt dit patrimonium zich vaak in of aan de rand van de stad. De herbestemming laat bijgevolg toe om op die plekken te verdichten of de steden/de stedelijke gebieden een uitbreiding te geven zonder in te boeten op de bestaande open ruimte. Al te vaak laten we die zones onbeheerd achter omdat er een grote hypotheek op rust door de aanwezige grondvervuiling, de aanwezigheid van asbest, e.d.. Het saneren van deze gronden en gebouwen is een noodzaak en vaak een zware economische kost. Dit laatste mag evenwel geen reden zijn voor ‘wanbeleid’. Met een participatie van de overheid en privékapitaal kunnen hiervoor oplossingen gevonden worden. De reconversie naar bijvoorbeeld woongebieden, schoolgebouwen, recreatie,… wordt vandaag gekoppeld aan strenge eisen waaraan moet voldaan worden. De techniek en de kennis voor sanering bestaat en vraagt een aanzienlijke financiële inspanning van de investeerder en de kopers. Als we inzoomen op de duurzaamheidscriteria voor het bestaande patrimonium (lees: bestaande gebouwen) stellen we vast dat er ook hier geen eenduidige wetenschap is om over te gaan tot reconversie mét de implementatie van de verschillende normeringen; het is een zoektocht naar een gezond evenwicht van behoud versus aanpassing. Het is dan ook belangrijk dat het beleid deze nuances kan toelaten. Bij geklasseerde gebouwen moeten bepaalde normeringen –onder andere brandveiligheid, EPB en toegankelijkheid,…minder strikt toegepast worden. Het is evenwel niet het geval bij waardevolle gebouwen die niet op de lijst van geklasseerde bouwwerken opgenomen zijn. De herbestemming en de strikte naleving van de huidige duurzaamheidscriteria zijn in deze gevallen geen evidentie. Een reconversieproject verschilt in het ‘ontwerpproces’ niet van een nieuwbouwproject. De herbestemming van een site of van een gebouw vraagt evenwel bijkomend onderzoek en analyse omdat met de bestaande toestand rekening gehouden moet worden. Ook op de te behouden ‘structuren en materialen’ moeten de duurzaamheidscriteria en de -principes afgewogen worden alvorens een onderbouwde beslissing te kunnen nemen. Alle randvoorwaarden staan nooit los van elkaar, er bestaat steeds een direct of indirect verband. Hoewel er methoden uitgewerkt zijn om deze af te wegen, blijft het een subjectieve materie die niet in een wetenschappelijk stramien kan vervat worden. Duurzaamheid is evenwel geen hol begrip, maar wel een zeer breed begrip. Het is een complex netwerk van criteria die met elkaar in verband staan en/of met elkaar in verband moeten gebracht worden, getoetst aan de 4e dimensie ‘tijd’: tijd in functie van het gebruik, maar ook in functie van terugverdientijd.

Nous observons par exemple une évolution majeure dans le secteur industriel belge et européen. Les anciens sites industriels abritant des activités polluantes ou d’autres activités de production ont quitté le pays, voire l’Europe, et/ ou se sont déplacés vers des zones spécifiques (par exemple, les parcs d’activité économique et les zones portuaires). Historiquement, ce patrimoine se trouve souvent en ville ou en périphérie. La réaffectation permet par conséquent de densifier ces endroits ou d’étendre les villes ou les zones urbaines sans devoir empiéter sur l’espace ouvert disponible. Trop souvent, ces zones sont abandonnées, car elles ont un lourd passé généré par la pollution des sols, la présence d’amiante, etc. L’assainissement de ces sols et des bâtiments est une nécessité dont le coût économique est élevé. Ce constat ne peut cependant pas justifier une «gestion calamiteuse». Des solutions peuvent être trouvées en associant participation publique et fonds privés. La reconversion en zones d’habitat, en bâtiments scolaires, en zones récréatives, etc. par exemple s’accompagne de nos jours d’exigences draconiennes qu’il convient de respecter. La technique et les connaissances en matière d’assainissement sont disponibles et nécessitent un effort financier considérable de la part des investisseurs et des acheteurs. Si nous examinons plus spécifiquement les critères de durabilité pour le patrimoine existant (c’est-à-dire les bâtiments existants), force est de constater que la reconversion en adéquation avec les différentes normes n’est pas une science exacte ; il s’agit plutôt de la recherche d’un équilibre sain entre maintien du bâti existant et adaptation. Il est dès lors important que la politique puisse autoriser de telles nuances. S’agissant des bâtiments classés, certaines normes doivent être appliquées avec moins de rigueur, notamment en ce qui concerne la sécurité incendie, les exigences en matière de PEB et d’accessibilité, etc., tel n’est cependant pas le cas pour les bâtiments de grande valeur qui ne figurent pas sur la liste des monuments classés. Dans pareil cas, la réaffectation et le respect strict des critères de durabilité actuels ne sont pas une sinécure. La «phase de conception» d’un projet de reconversion ne diffère pas de celle afférente à un projet de nouvelle construction. La réaffectation d’un site ou d’un bâtiment nécessite cependant des efforts d’examen et d’analyse complémentaires, car il convient de tenir compte de la situation existante. Les critères et les principes de durabilité doivent également être utilisés pour l’examen des «structures et matériaux» à conserver avant de pouvoir prendre une décision dûment étayée. Toutes les conditions accessoires ne sont jamais distinctes les unes des autres et il existe toujours un lien direct ou indirect. Bien que des méthodes aient été élaborées pour les mettre en rapport, ces questions continuent de relever de l’appréciation subjective et non d’une approche scientifique. En dépit de sa très large acception, la durabilité n’est cependant pas une notion vide de sens. Il s’agit d’un réseau complexe de critères qui sont reliés entre eux et/ou qui doivent être mis en rapport les uns avec les autres et confrontés à la quatrième dimension, celle du «temps»: le temps en fonction de l’usage, mais également en fonction du retour sur investissement.

36

Ontwikkeling ecologische wijk, Braine-le-comte Projet d’écoquartier à Braine-le-Comte

pag. 38-39: Grenspost Helmstedt-Marienborn © Bart Vanacker De grenspost Helmstedt-Marienborn vormde ten tijde van de Koude Oorlog de grootste en belangrijkste grensovergang tussen West-Duitsland (en WestEuropa) en het Oosten. De laatste grenscontrole vond er plaats op 30 juni 1990.

pag. 38-39: Poste-frontière de Helmstedt-Marienborn © Bart Vanacker À l’époque de la Guerre froide, le poste-frontière de Helmstedt-Marienborn était le principal et le plus important point de passage entre l’Allemagne de l’Ouest (et, par la même occasion, l’Europe de l’Ouest) et l’Allemagne de l’Est. Le dernier contrôle frontalier y a été effectué le 30 juin 1990.

37

38

39

Constructie voor een tijdelijk restaurant, Isle Seguin Parijs Construction pour un restaurant provisoire, Isle Sequin, Paris

40

ONTWERPVRAGEN

QUESTIONS DE CONCEPTION

Rita Agneessens

Verleden, heden en toekomst

Passé, présent et avenir

We hebben het in dit nummer gehad over herbestemming van gebouwen en van sites, dit enerzijds vanuit de historische context: erfgoed, respect voor het collectief geheugen,… en anderzijds vanuit een duurzaamheidsgedachte: recyclage, verantwoord ruimtegebruik,…

Nous avons abordé, dans ce numéro, la réaffectation de bâtiments et de sites, d’une part, sous l’angle historique (patrimoine, respect de la mémoire collective, etc.) et, d’autre part, sous l’angle de la durabilité (recyclage, utilisation responsable de l’espace, etc.).

We hebben herbestemming benaderd vanuit het heden: omgaan met bestaande context, bestaande gebouwen. Dit is onlosmakelijk verbonden aan een begrip van en respect voor het verleden, voor zover we erfgoed kunnen integreren in een hedendaagse maatschappelijke en ontwerpvisie en kunnen dienstig maken voor hedendaagse functies.

Nous avons examiné la réaffectation dans le cadre d’une approche contemporaine, dans ses rapports avec le contexte et les bâtiments actuels. Cette approche est indissolublement liée à la prise en compte du passé et à son respect, pour autant que nous puissions intégrer le patrimoine dans une vision de conception sociétale contemporaine et qu’elle s’avère bénéfique pour les fonctions actuelles.

Maar wat met de toekomst? Wij ontwerpen nu gebouwen voor vandaag en voor morgen. Minstens sommige van die projecten zullen op hun beurt deel worden van het toekomstig collectief geheugen, van het huidige en toekomstige weefsel van een stad of gemeente. Als we echt duurzaam en verantwoord willen omgaan met onze bebouwde ruimte, moeten we dan ook niet (deels) ontwerpen voor toekomstige (her)bestemmingen? Dat is misschien de eerste vraag bij een ontwerp: voor welke termijn zijn we aan het ontwerpen? Welke delen van het ontwerp (schil, structuur, functie…) zijn tijdelijk en welke zijn langdurig? Moet een bepaald gebouw zich kunnen lenen voor verschillende functies vandaag en in de toekomst? Of zijn het de functies die blijven, maar binnen een evoluerend kader en dus evolutieve ontwerpen? Als bepaalde zaken dan een tijdelijk karakter krijgen, zijn er uiteraard ook ontwerpparameters waar men binnen een duurzame aanpak rekening mee kan of moet houden. De recycleerbaarheid van materialen, de (energie)kosten om iets op te bouwen en later af te breken… Maar ook naar het ruimere weefsel: welke sporen laat een project na als de nuttige levensduur gepasseerd is? Voor het grootste deel bouwen we binnen de Belgische context echter voor een langere termijn. Moeten die ontwerpen dan rekening houden met toekomstige maatschappelijke en functionele evoluties? Of wensen we met een bepaald gebouw juist een houvast te creëren die doorheen de tijd standvastig een bepaalde functie of maatschappelijke rol moet blijven vertegenwoordigen?

Mais quid de l’avenir? Nous concevons de nos jours des bâtiments pour aujourd’hui et pour demain. Un certain nombre de ces projets feront à leur tour partie de la future mémoire collective, du tissu urbain et communal actuel et futur. Si nous souhaitons gérer notre espace bâti de manière réellement durable et raisonnable, ne devons-nous pas aussi concevoir, en ayant en partie à l’esprit, les (ré)affectations futures? Il s’agit peut-être de la première question à se poser lors de la préparation d’un projet: à quel horizon concevonsnous? Quelles parties du projet (enveloppe, structure, fonction, etc.) sont destinées à un usage à court terme et à long terme? Un bâtiment donné doit-il pouvoir se prêter à différentes fonctions, aujourd’hui et demain? Les fonctions sont-elles permanentes, qui dans un contexte en évolution, nécessite donc des concepts évolutifs? Si certains éléments ont un caractère temporaire, il est souhaitable, voire indispensable, de tenir également compte de paramètres de conception se basant sur une approche durable, comme les possibilités de recyclage des matériaux, les coûts (énergétiques) nécessaires à la construction et à la démolition ultérieure, etc. Mais il y a également lieu de garder à l’esprit le cadre plus global: quelle trace un projet laissera-t-il à l’expiration de sa durée de vie utile? Toutefois, dans l’immense majorité des cas, nous construisons en Belgique pour du long terme. Ces projets doivent-ils donc tenir compte des évolutions sociétales et fonctionnelles à venir? Ou souhaitons-nous simplement, par le biais d’un bâtiment, créer un jalon qui traversera les époques en assumant en permanence une fonction ou un rôle social donné(e)? 41

Flexibiliteit vs. neutraliteit

Polyvalence vs. neutralité

Flexibiliteit is natuurlijk een sleutelbegrip, maar hoe vullen we die in? En waar ligt de grens tussen een flexibel gebouw en een neutraal gebouw? Mogen gebouwen nog een uitstraling en esthetiek hebben die rechtstreeks verband houden met hun functie of locatie, of gaat de voorkeur uit naar gebouwen die een neutrale uitstraling hebben? Het interieur, wat veelal een meer tijdelijk karakter heeft, kan misschien voldoende uitdrukking geven aan de huidige functie, zonder daarom de structuur van een gebouw te moeten bepalen? Maar dreigt er dan geen monotonie en saaiheid?

La polyvalence est bien évidemment une notion essentielle, mais quel sens lui donner? Et où se situe la frontière entre un bâtiment polyvalent et un bâtiment neutre? Les bâtiments peuvent-ils encore afficher des caractéristiques et une esthétique susceptibles d’être directement rapprochées de leur fonction ou de leur emplacement ou faut-il donner une préférence à des bâtiments à l’aspect neutre? L’intérieur, qui présente généralement un caractère plus temporaire, pourrait peut-être souligner suffisamment la fonction, sans devoir déterminer de la sorte la structure d’un bâtiment? Mais ne risque-t-on pas de sombrer dans la monotonie et l’ennui?

De antwoorden kunnen ook ingegeven worden vanuit een bepaalde context: denkt men vanuit het gebouw of vanuit het openbaar domein waaraan dat gebouw grenst? Op een marktplein bijvoorbeeld vormen de voorgevels van de omringende gebouwen immers ook de omkadering van een belangrijke publieke ruimte. Moet men die gebouwen dan zien op zich of als de randen van de openbare ruimte? Zelfs op gebouwenniveau is het ook de vraag of het wel erg is dat je aan een gebouw ziet dat het op een bepaald moment een nieuwe functie krijgt? Is niet een deel van de charme van een herbestemmingsproject dat er nog verwijzingen zijn naar een ander verleden? Dat men atypische oplossingen zoekt? Er kan uiteraard wel met bepaalde zaken rekening gehouden worden bij een ontwerp om in de basis een zekere flexibiliteit mee te geven. Maar zal dit niet bepaald worden door de functies waar men nu – op het moment van het ontwerpen – aan denkt? Is er niet steeds een grote onbekende voor wat mogelijke latere invullingen zullen zijn, zodat we hooguit kunnen anticiperen op een deel van de problematiek? Dit zijn slechts een deel van de vragen waarmee we op vandaag en in de toekomst zullen geconfronteerd worden bij het nadenken over een duurzaam ruimtegebruik. En dit vooral vanuit het bewustzijn dat we bij elke ruimtelijke ingreep moeten stilstaan bij de tijdelijkheid. Wij wensen hier geen oordeel te vellen over de antwoorden die op deze vragen moeten komen, die kunnen wellicht ook voor elk project anders zijn. Wel willen we aanzetten om hierover na te denken en er bij stil te staan.

42

Les réponses peuvent également être distillées au départ d’un contexte particulier: réfléchissons-nous en ayant à l’esprit le bâtiment ou le domaine public qui le jouxte? En effet, sur une grand-place par exemple, les façades des bâtiments environnants sont autant d’éléments contextuels d’un lieu public majeur. Faut-il dès lors considérer ces bâtiments comme des entités à part entière ou comme des éléments de l’espace public? A l’échelle même du bâtiment, il convient aussi de s’interroger sur l’importance à accorder à son aspect qui, à un moment déterminé, abrite une nouvelle fonction. En effet, n’est-ce pas une partie du charme d’un projet de réaffectation que d’encore distiller des références à un passé révolu ou de rechercher des solutions atypiques? Certes, il convient de tenir compte de certains éléments lors de la conception d’un projet, afin de lui conférer, dès le départ, une certaine flexibilité. Mais ne seront-ils pas déterminés par les fonctions que nous avons présentement à l’esprit , c’est-à-dire au moment de la conception? N’y a-t-il pas toujours une grande inconnue quant à ces éventuelles affectations ultérieures, ce qui nous empêche d’appréhender la globalité de la problématique? Il ne s’agit seulement que de quelques-unes des questions auxquelles, aujourd’hui comme demain, nous serons confrontés lorsque nous plancherons sur un projet d’utilisation durable d’un espace, d’autant plus que nous sommes conscients que lors de chaque intervention spatiale, l’élément de temporalité doit être pris en compte. Nous ne souhaitons pas ici porter des jugements quant aux réponses devant être apportées à ces questions, qui pourront peutêtre varier d’un projet à l’autre. Nous souhaitons uniquement mettre cette problématique en exergue et inciter à la réflexion.

Maquette Bekaertsite ‘Leanderhof’ Zwevegem i.s.m. Vanhaerents © iMake Modèle Bekaertsite ‘Leanderhof’ Zwevegem i.s.m. Vanhaerents © iMake

pag. 44-45: Wachttoren in Berlijn © Bart Vanacker Wachttoren bij het monument aan Bernaurer Straße in Berlijn.

pag. 44-45: Tour de guet à Berlin © Bart Vanacker Tour de guet près du monument de la Bernauer Straße à Berlin.

pag. 46-47: Controletoren Pütnitz © Bart Vanacker Controletoren op de landingsbaan van de luchtmachtbasis Pütnitz in OostDuitsland, tot 1994 een van de belangrijkste steunpunten van de Russisiche luchtmacht in de DDR.

pag. 46-47: Tour de contrôle de Putnitz © Bart Vanacker Tour de contrôle sur la piste d’atterrissage de la base aérienne de Putnitz, en Allemagne de l’Est. Jusqu’en 1994, cette base était un des principaux bastions de l’armée de l’air russe en Allemagne de l’Est.

43

44

45

46

47

48

COLOFON | COLOPHON

ALERT 6, maart 2015 | mars 2015 Een periodieke uitgave van BURO II & ARCHI+I Une édition périodique de BURO II & ARCHI+I Verantwoordelijke uitgever l Éditeur responsable Sofie Vandelannoote BURO II & ARCHI+I Rue J. Jordaensstraat 18a B-1000 Brussel-Bruxelles Redactieraad l Conseil de rédaction Rita Agneessens, Geert Blervacq, Herman Jult, Marc Santens, Sofie Vandelannoote Met dank aan | Remerciements à Rien Gellynck, Ramona Nicolaescu Johan Moyerson, i-Propellor Vormgeving en opmaak l Maquette et mise en pages Erik Desombere Fotografie l Photographie Fotografie-opdracht | Reportage photographique: Bart Vanacker Druk l Impression Cassochrome, Waregem

Wenst u een extra exemplaar van ALERT? Ga naar www.b2ai.com en klik op ‘Downloads’ > ‘ALERT’ Désirez-vous un exemplaire supplémentaire d’ALERT? Surfez sur www.b2ai.com et cliquez sur ‘Downloads’ > ‘ALERT’

BURO II & ARCHI+I | urban planning | architecture | engineering | interior design

Rue J. Jordaensstraat 18a, B-1000 Brussel-Bruxelles | T +32 2 641 88 00 | F +32 2 640 53 55 | E [email protected] | www.b2ai.com Hoogleedsesteenweg 415, B-8800 Roeselare | T +32 51 21 11 05 | F +32 51 22 46 74 | E [email protected] | www.b2ai.com Bellevue 5, B-9050 Ledeberg [Gent] | T +32 9 210 17 10 | F +32 9 210 17 19 | E [email protected] | www.b2ai.com Coming soon: office Lille