ARBOCONVENANT UITZENDBRANCHE (ABU-CAO), inzake de aanpak van
arbopreventie, ziekteverzuim en vroegtijdige reïntegratie
Den Haag, 20 augustus 2003
Ondergetekenden, De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer drs. M. Rutte, hierna te noemen: de overheid enerzijds en Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer drs. J.A. Kamps, voorzitter FNV Bondgenoten, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer H. T. van der Kolk, voorzitter Dienstenbond CNV, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer G. F. van Linden, arbeidsvoorwaardencoördinator De Unie, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer W.M.M. Engels, coördinator arbeidsvoorwaarden hierna te noemen: sociale partners anderzijds, alsmede
het UWV, rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw mr. A.G. Dümig, lid van de Raad van Bestuur,
Verder te noemen: partijen
arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO)
2
Overwegende dat, • goede arbeidsomstandigheden bijdragen aan de vermindering van gezondheidsschade, ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid, alsmede aan een verbetering van de motivatie en productiviteit van werknemers; • de regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden werkgevers verplicht algemeen zorg te dragen voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers; • verdere verbetering van de arbeidsomstandigheden, verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie via maatwerk op bedrijfstakniveau en in individuele bedrijven tot stand moet komen; • uitzendorganisaties, die werknemers tijdelijk ter beschikking stellen van inlenende bedrijven, als formele werkgever mede een verantwoordelijkheid dragen met betrekking tot arbopreventiebeleid en maatregelen gericht op de uitzendkrachten; • bovengenoemde uitzendorganisaties bij de huidige wet- en regelgeving tevens een belang hebben (voor fase 1 & 2), dan wel verantwoordelijk zijn (voor fase 3 & 4), in afstemming met de uitvoeringsorganisatie of arbodienst, voor een effectieve verzuimaanpak en vroegtijdige reïntegratie in het eerste ziektejaar; • daarnaast ook inlenende bedrijven, onder wier leiding en toezicht de werkzaamheden van de uitzendkracht feitelijk worden uitgevoerd, op grond van de Arbowet 1998 met betrekking tot deze doelgroep een goed arbobeleid moeten voeren; • maatregelen zo dicht mogelijk bij de bron het meest effectief zijn; • het toenmalige kabinet Kok II in het regeerakkoord voor de periode 1998 – 2002 extra geld beschikbaar heeft gesteld voor convenanten die leiden tot: i) een reductie van het aantal werknemers dat is blootgesteld aan de arbeidsrisico's tillen, geluid, RSI, werkdruk, kwarts, OPS en allergenen, en/of ii) een brede toepassing van maatregelen die zo dicht mogelijk bij de bron worden aangewend; iii) reductie van het ziekteverzuim en de WAO-instroom; • de organisaties op 21 mei 2001 met de toenmalige staatssecretaris de intentieverklaring inzake de aanpak van arbopreventie, ziekteverzuim en vroegtijdige reïntegratie van zieke werknemers in de uitzendbranche hebben gesloten om te komen tot het afsluiten van het Arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO) zoals bedoeld in de nota ‘Arboconvenanten nieuwe stijl: beleidsstrategie voor de komende vier jaar (1999-2002)’;
komen het volgende overeen:
arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO)
3
DEFINITIES Artikel 1 werkgever: een werkgever, zoals bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998; werknemer: een werknemer, zoals bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998; branchebegeleidingscommissie (BBC): een commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de ondertekenende partijen, ingesteld bij de vaststelling van de intentieverklaring inzake de aanpak van arbopreventie, ziekteverzuim en vroegtijdige reïntegratie van zieke werknemers in de Uitzendbranche, aangevuld met UWV, ten behoeve van de totstandkoming, aansturing en begeleiding van het convenant, zoals bedoeld in artikel 9 van dit convenant; nulmeting: meting waarbij de uitgangssituatie wordt vastgesteld met betrekking tot de afspraken uit het convenant over vermindering van het ziekteverzuim en de WAO-instroom en over te nemen maatregelen. Deze meting dient als referentiepunt voor het meten van de effecten die behaald worden met het uitvoeren van de afspraken uit onderhavig convenant; arboconvenant: vierpartijenovereenkomst op bedrijfstakniveau tussen werkgeversvertegenwoordigers, werknemersvertegenwoordigers, UWV en de overheid over het verminderen van arbeidsrisico’s en het terugdringen van het ziekteverzuim en de WAO-instroom in de uitzendbranche (ABU-CAO); Plan van Aanpak: bijlage die onlosmakelijk deel uitmaakt van het convenant, met (minimaal) een begroting en afspraken over implementatie en monitoring van de voorgenomen maatregelen; arbeidsplaats: elke plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt (Arbeidsomstandighedenwet 1998, Art. 1, derde lid, onder g)
arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO)
4
KWANTITATIEVE DOELSTELLINGEN Artikel 2 1.
Partijen stellen zich met betrekking tot arbopreventie het volgende ten doel ten aanzien van bedrijven die zijn aangesloten bij de ABU: a) uiterlijk 1juli 2006 zijn alle uitzendbureaus bekend met de in het kader van dit arboconvenant ontwikkelde arbochecklist (in het bijzonder over wanneer de arbochecklist toegepast moet worden) en 90% van de uitzendbureaus passen deze toe daar waar relevant; b) uiterlijk 1 juli 2006 is arboinstructie gegeven aan 30.000 uitzendkrachten in het kader van de pilot Aarboinstructie, zoals bedoeld in hoofdstuk 2.5 van het Plan van Aanpak; c) uiterlijk 1 juli 2006 hebben alle intercedenten die vanaf de datum van ondertekening van dit convenant zijn ingestroomd bij uitzendbureaus die zijn aangesloten bij de ABU, een opleiding gevolgd volgens de nieuwe eindtermen.
2.
Partijen stellen zich met betrekking tot verzuimreductie ten doel het verzuimpercentage van alle uitzendkrachten (fase 1 & 2 en fase 3 & 4) met 1 procentpunt te reduceren per 1 juli 2006, ten opzichte van het gemiddelde verzuimpercentage in 2002. Voor het verzuimpercentage van fase 1 & 2 worden UWV-cijfers voor het verzuim bij de ABUleden gebruikt. Voor fase 3 & 4 gelden de verzuimpercentages van de arbodiensten als informatiebron1. Deze doelstelling wordt gecorrigeerd voor veranderingen in het landelijk verzuimpercentage, bijvoorbeeld door conjunctureel bepaalde stijging of daling van het verzuim.
3.
Op het gebied van een reductie van de WAO-instroom stellen partijen zich ten doel uiterlijk 1 juli 2006 een reductie te hebben bereikt van 15 procent van het aantal mensen dat 52 weken ziek is, als aandeel van het aantal ziekmeldingen, ten opzichte van 2002. Als informatiebron geldt de rapportage van UWV over de sector uitzend. Per jaar streven partijen naar een reductie met 5 procent van het aantal mensen dat 52 weken ziek is, ten opzichte van het aantal ziekmeldingen.
OVERIGE DOELSTELLINGEN Artikel 3 Partijen stellen zich ten doel om maatregelen op de volgende vijf onderwerpen, verbetering verzuimgegevens, verbetering informatievoorziening over arbo aan uitzendkrachten, verbetering verzuimbegeleiding uitzendkrachten, reductie WAO-instroom en contact met inleners, zoals omschreven in de artikelen 4, 5 en 6 van onderhavig convenant, uiterlijk op 1 juli 2006 te hebben gerealiseerd.
1
Wanneer het project verbetering verzuimregistratie meer betrouwbare gegevens uit andere bronnen zal opleveren, zullen die worden gebruikt als parameter. arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO)
5
arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO)
6
MAATREGELEN Algemeen Artikel 4 1.
Om de in artikel 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich uitvoering te geven aan het Plan van Aanpak, dat onlosmakelijk deel uitmaakt van onderhavig convenant.
2.
Met betrekking tot het onderwerp verbetering verzuimgegevens zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen: a) het vergelijkbaar maken van verzuimgegevens; b) het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie naar een verzuimsystematiek in de uitzendbranche, zoals omschreven in hoofdstuk 1 van het Plan van Aanpak; c) het uitwerken van de aanbevelingen van de haalbaarheidsstudie in de vorm van pilots en de uitrol daarvan bij een positieve evaluatie.
3.
Met betrekking tot het onderwerp verbetering informatievoorziening over arbo aan uitzendkrachten zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen: a) voorlichting over het belang van goede informatievoorziening aan uitzendkrachten, zoals omschreven in hoofdstuk 2 van het Plan van Aanpak; b) ontwikkeling en verspreiding van instrumenten voor de intake van inleners door de intercedent, waaronder een branchebrochure, arbochecklist en inwerktools voor inleners, zoals omschreven in hoofdstuk 2 van het Plan van Aanpak; c) het uitvoeren van een pilot arboinstructie, zoals omschreven in hoofdstuk 2 van het Plan van Aanpak; d) stimulering van scholing van intercedenten en kader van uitzendbureaus, zoals omschreven in hoofdstuk 2 van het Plan van Aanpak.
4.
Met betrekking tot het onderwerp verbetering verzuimbegeleiding uitzendkrachten zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen: a) de landelijke opschaling van de (effectieve onderdelen van) de pilot “Samen meer, verzuim minder”, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van het Plan van Aanpak; b) het opstellen van een Service Level Agreement met een aantal arbodiensten, zoals omschreven in hoofdstuk 3 en 4 van het Plan van Aanpak.
5.
Met betrekking tot het onderwerp reductie WAO-instroom zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen: a) het vergroten van het inzicht in de aard, oorzaken en effectieve remedies tegen verzuim wegens psychische klachten, zoals omschreven in hoofdstuk 4 van het Plan van Aanpak; b) het opstellen van een protocol handelingen bij psychisch verzuim voor UWV, zoals omschreven in hoofdstuk 4 van het Plan van Aanpak; c) monitoring van de invulling die UWV geeft aan zijn arborol voor uitzendkrachten fase 1 & 2, zoals omschreven in hoofdstuk 4 van het Plan van Aanpak;
arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO)
7
d) e)
ondersteuning van uitzendbureaus bij de contractering van arbodiensten; het uitvoeren van een pilot reïntegratiebegeleiding van uitzendkrachten fase 1 & 2 na zes weken verzuim, zoals omschreven in hoofdstuk 4 van het Plan van Aanpak.
6.
Met betrekking tot het onderwerp contact met inleners zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen (hoofdstuk 5): a) activiteiten met andere BBC’s; b) contact met inlenende bedrijven via kader- en OR-leden van de vakorganisaties; c) contact tussen uitzendbureaus en inleners, gericht op arbo en reïntegratie.
7.
Met betrekking tot het onderwerp monitoring zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen (hoofdstuk 7): a) een eindmeting; b) een jaarlijkse tussenmeting van de stand van zaken.
arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO)
8
Communicatie Artikel 5 1.
Om de in artikel 2 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich het convenant met gerichte communicatie te ondersteunen. Daartoe is in het Plan van Aanpak (hoofdstuk 6) de afspraak opgenomen dat partijen een communicatiebureau opdracht zullen geven om een communicatieplan op te stellen voor de communicatie gedurende de gehele looptijd van het convenant.
2.
De volgende activiteiten maken deel uit van het communicatieplan: a) het gericht geven van voorlichting ter bevordering van de bewustwording bij werkgevers en werknemers van het belang van arbopreventie-, verzuim- en reïntegratiebeleid, leidend tot kennis over de wettelijke plichten, verantwoordelijkheden en de kosten en baten van goed beleid; b) het gericht geven van voorlichting aan werkgevers en werknemers over de instrumenten om invulling te geven aan goed arbobeleid, leidend tot gebruik van de instrumenten die vanuit het convenant hiervoor worden aangereikt; c) het monitoren van afspraken over voorlichting in de tussen- en eindmeting van het arboconvenant, zoals bedoeld in artikel 10.
Betrokkenheid werknemersvertegenwoordigingen Artikel 6 1.
Om de in artikel 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich de op bedrijfsniveau aanwezige werknemersvertegenwoordigingen (WVT’en) actief bij de implementatie van het Plan van Aanpak te betrekken, in het bijzonder bij de maatregelen op bedrijfsniveau. Hiertoe bespreken WVT en werkgever minstens één keer per jaar de consequenties van het arboconvenant voor de eigen organisatie, conform de Wet op de Ondernemingsraden (WOR).
2.
Partijen spreken af WVT’en op de volgende wijze te betrekken bij de implementatie: a) het vormgeven van structureel contact tussen uitzendwerkgever en WVT over implementatie van convenantafspraken, waaronder de kwaliteit van de arbodienstverlening en afspraken met arbodiensten; b) het in gezamenlijk overleg en op termijn uitvoeren van een bewustwordingscampagne over de afspraken uit het convenant richting WVT’en van de belangrijkste inlenende sectoren en bedrijven en hun achterban, zoals omschreven in hoofdstuk 5 van het Plan van Aanpak;. c) het monitoren van afspraken over betrokkenheid van WVT’en in de tussen- en eindmeting van het arboconvenant, zoals bedoeld in artikel 10.
arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO)
9
ROL VAN DE ARBEIDSINSPECTIE Artikel 7
De Arbeidsinspectie zal in alle gevallen en volgens het daarvoor geldende handhavingsbeleid handhaven op de bestaande wettelijke normen en zal reageren op meldingen van klachten of ongevallen. Tevens zal de Arbeidsinspectie te allen tijde optreden bij constatering van misstanden.
BEKENDMAKING Artikel 8 1.
De werkgevers- en werknemersorganisaties informeren hun leden zo spoedig mogelijk na de ondertekening van onderhavig convenant door middel van publicaties in hun periodieken over het convenant in het algemeen en over de afspraken van het convenant, zoals bedoeld in artikel 4, in het bijzonder.
2.
De tekst van onderhavig convenant wordt zo spoedig mogelijk na ondertekening gepubliceerd in de Staatscourant.
BBC Artikel 9 1.
De BBC bestaat uit vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, UWV en de overheid. Iedere ondertekenende partij benoemt maximaal twee leden in de BBC.
2.
De BBC komt uiterlijk binnen twee maanden na ondertekening van onderhavig convenant bijeen. Bij deze bijeenkomst wordt bepaald of de BBC in de tot dan toe gebruikelijke samenstelling wordt voortgezet, dan wel dat voor een nieuwe samenstelling wordt gekozen. Indien de BBC in een nieuwe samenstelling verder gaat, dienen in elk geval alle ondertekenende partijen vertegenwoordigd te zijn.
3.
De BBC kan, indien nodig en gewenst, uit haar midden werkgroepen instellen voor de behandeling van afzonderlijke onderwerpen.
4.
Gedurende de looptijd van het convenant vergadert de BBC ten minste tweemaal per jaar, en verder zo vaak als nodig wordt geacht.
arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO)
10
5.
De BBC bepaalt de wijze waarop de evaluatie, bedoeld in artikel 15 van dit convenant, wordt uitgevoerd.
6.
De BBC wijst conform art. 7 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) een rechtspersoon aan, die optreedt als opdrachtgever van de in art. 4 omschreven activiteiten.
7.
De BBC beslist bij welke van haar taken en bevoegdheden de inzet van externe deskundigen of een extern projectbureau noodzakelijk is.
MONITORING Artikel 10 1.
Gedurende de looptijd van het convenant bepalen partijen in augustus 2004 en augustus 2005 aan de hand van de resultaten van monitoronderzoek de feitelijke voortgang en toetsen die aan de doelstellingen, bedoeld in artikel 2 en 3. De eindmeting zal worden gedaan aan de hand van standaard vragenlijsten, die overeenkomen met relevante onderdelen van de lijsten die gebruikt zijn voor de nulmeting “Aard en oorzaken ziekteverzuim uitzendbranche” van Ecorys/NEI. Tevens worden de analyses van de gegevens op telkens eenduidige wijze uitgevoerd. Op deze wijze wordt daadwerkelijke vergelijking van de resultaten op de verschillende momenten mogelijk, waardoor conclusies getrokken kunnen worden over de voortgang.
2.
De resultaten van de eindmeting worden vastgelegd in een onderzoeksrapport, dat wordt gepubliceerd in de zogenaamde SZW Arboconvenantenreeks van uitgeverij Reed Elsevier (Reed Business Information BV). De gegevens van de nulmeting worden beschikbaar gesteld aan het bureau dat de uiteindelijke evaluatie van de doeltreffendheid van de convenantenaanpak als geheel zal gaan uitvoeren.
3.
Indien partijen vaststellen dat de voortgang aanmerkelijk achterblijft bij de doelstelling, beraadt de BBC zich over welke maatregelen noodzakelijk worden geacht om de voortgang in lijn te brengen met de doelstelling en bevordert de BBC dat deze maatregelen worden uitgevoerd.
arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO)
11
FINANCIERING Artikel 11 1.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt voor de uitvoering en evaluatie van dit convenant een bedrag van maximaal € 2.727.900,--(incl. BTW) ter beschikking. De ABU stelt voor de uitvoering en evaluatie van dit convenant een bedrag van maximaal € 2.192.400,-- (incl. BTW) ter beschikking. Sociale partners (ABU, FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De Unie) stellen voor de uitvoering en evaluatie van dit convenant vanuit de scholingsgelden een bedrag van maximaal € 535.500,-- (incl. BTW) ter beschikking.
2.
Voor de uitvoering van de activiteiten genoemd in artikel 3 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) draagt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij aan de kosten, met inachtneming van de in deze subsidieregeling vastgelegde voorwaarden en criteria, met inachtneming van het onder lid 1 vermelde subsidieplafond.
3.
Voor de totale kosten van de in het Plan van Aanpak opgenomen activiteiten kan binnen het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden tot een maximum van 50% subsidie worden verstrekt. De totale subsidie voor activiteiten in de convenantfase is begrensd tot 50% van de totale in het Plan van Aanpak geraamde kosten, echter, tot het maximale subsidiebedrag zoals genoemd onder lid 1.
4.
Voor de toepassing van het vorige lid worden slechts die activiteiten in aanmerking genomen die tot subsidiëring kunnen leiden. Bestaande projecten en individuele bedrijfsinvesteringen worden niet in aanmerking genomen.
5.
De financiering van de afzonderlijke activiteiten is vastgelegd in een van het Plan van Aanpak onlosmakelijk onderdeel uitmakende begroting. De begroting volgt de indeling van het Plan van Aanpak en is op jaarbasis opgesteld.
6.
De partijen dragen er zorg voor dat conform het bepaalde in artikel 7 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden als subsidieaanvrager zal optreden de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU).
7.
De subsidieaanvraag in het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden wordt ingediend met behulp van het Aanvraagformulier Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden, vergezeld van een door de BBC goedgekeurde subsidieplanning.
8.
Uiterlijk drie maanden nadat het convenant tot stand is gekomen wordt door de BBC een activiteitenplanning opgesteld ter nadere invulling van het Plan van Aanpak en de daarin opgenomen begroting. De subsidieaanvragen worden ingediend op basis van deze activiteitenplanning en conform de daarvoor door SZW verstrekte uitvoeringsregels Subsidies arboconvenanten.
arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO)
12
RELATIE TOT CAO Artikel 12 Partijen bevorderen dat betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties in de eerstvolgende na in werking treden van dit convenant af te sluiten CAO, voorzieningen treffen die de maatregelen zoals genoemd in artikel 4 lid 3 gericht op verbetering van de informatievoorziening over arbo aan uitzendkrachten en daarbij horende arbotrainingen, de maatregelen zoals genoemd in artikel 4 lid 4 gericht op verbetering van verzuimbegeleiding van uitzendkrachten en daarbij horende verplichtingen van werkgever en werknemer/uitzendkrachten en de maatregelen, zoals genoemd in artikel 4 lid 5 gericht op de reductie van de WAO-instroom ondersteunen naar de uitvoering hiervan. Daaronder worden begrepen mogelijke financiële prikkels voor zowel werknemers als werkgevers ter bevordering van de effecten van ingezet beleid op grond van dit convenant.
INWERKINGTREDING EN LOOPTIJD Artikel 13 Dit convenant treedt in werking onmiddellijk na ondertekening door alle convenantpartijen en eindigt op 1 juli 2006.
WIJZIGING OF VOORTIJDIGE BEEINDIGING Artikel 14 1.
De BBC treedt in overleg over de noodzaak van wijziging van dit convenant indien: a) de verplichtingen uit dit convenant niet worden nagekomen; b) er zich onvoorziene omstandigheden voordoen (waaronder in elk geval begrepen wijzigingen in wet- en regelgeving) die van dien aard zijn dat het convenant redelijkerwijs niet kan worden voortgezet; c) door anderen dan de convenantpartijen de wens te kennen wordt gegeven om tot dit convenant toe te treden.
2.
De BBC treedt in overleg over uitbreiding van dit convenant wanneer door één van de convenantpartijen een aanvullend onderwerp wordt voorgedragen voor opname in het convenant.
3.
De BBC komt in vergadering bijeen voor overleg als bedoeld in lid 1 binnen zes weken nadat een partij de wens daartoe schriftelijk heeft kenbaar gemaakt. Indien het overleg niet binnen een termijn van vier weken tot overeenstemming heeft geleid, is elke partij gerechtigd het convenant schriftelijk op te zeggen.
arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO)
13
4.
De BBC kan unaniem besluiten de termijn van vier weken, bedoeld in lid 3, te verlengen, tot een maximum van twaalf weken.
EVALUATIE EN VERVOLG Artikel 15 1.
De partijen evalueren na beëindiging van het convenant en in elk geval vóór 1 december 2006 de uitvoering en de resultaten van onderhavig convenant. De resultaten van deze evaluatie worden neergelegd in een onderzoeksrapport en gepubliceerd in de zogenaamde SZW Arboconvenantenreeks van Reed Elsevier (Reed Business Information BV).
2.
De bij dit convenant betrokken partijen treden uiterlijk 1 oktober 2006 in overleg over een mogelijk vervolg op dit convenant.
arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO)
14
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
…………. (M. Rutte)
Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU),
……………. (J.A. Kamps)
FNV Bondgenoten,
De Unie,
…………………… (H. T. van der Kolk)
…………………. (W. M. M. Engels)
Dienstenbond CNV,
UWV,
…………………….. (G. F. van Linden)
………………… (mw. A.G. Dümig)
arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO)
15