Arbeidsvraagpanel 1999 mondelinge vragenlijst
Vraag 1b (overnemen van stafkaart) Om wat voor soort organisatie gaat het bij deze respondent? 1 algemeen 2 overheid 3 zorgsector en welzijnssector Deze vraag alleen voor recruten Vraag 1c Hoeveel werknemers heeft uw organisatie? 1 5-9 2 10-19 3 20-99 4 100-499 5 500 of meer Deze enquête heeft betrekking op datgene wat er in DEZE organisatie gebeurt. Voor het onderzoek is van groot belang dat aangesloten wordt bij de organisatie zoals die in het steekproefkader is opgenomen. Wilt u bij de beantwoording van de vragen hiervan uitgaan. Alleen als het echt niet mogelijk is kunnen we hiervan afwijken. Vraag 2a Maakte deze organisatie twee jaar geleden deel uit van een groter organisatorisch geheel? 1 ja 2 nee Vraag 2b Maakt deze organisatie op OP DIT MOMENT deel uit van een groter organisatorisch geheel? 1 ja 2 nee vraag 4 Vraag 3a Als u kijkt op KAART 1, kunt u dan aangeven wat de POSITIE van deze organisatie is in dit organisatorisch geheel? 1 holding-maatschappij 2 hoofdkantoor 3 moedermaatschappij 4 nevenvestiging, filiaal of dienst 5 dochter/werkmaatschappij van buitenlandse onderneming 6 dochter/werkmaatschappij van binnenlandse onderneming 7 anders Als vraag 2a = ‘ja’ of vraag 2b = ‘ja’. Vraag 4 Zijn er wat betreft de positie van deze organisatie binnen het groter geheel de afgelopen 2 jaar belangrijke veranderingen opgetreden? 1 ja 2 nee vraag 8b Vraag 5a Kunt u de twee belangrijkste veranderingen aangeven? 1 overname van andere organisatie 2 overname door andere organisatie 3 (bestuurlijke) fusie 4 samenwerkingsverband 5 verzelfstandiging,privatisering 6 afstoting van onderdelen 7 uiteenvallen 8 herstructurering 9 vestiging erbij 10 anders
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 1
Indien het antwoord op vraag 5a was “10. Anders” Vraag 5b Wat is de andere verandering? Vraag 6 Heeft de verandering voor deze organisatie belangrijke gevolgen gehad? 1 ja 2 nee vraag 8a Vraag 7a Wij willen weten of die verandering van de positie van deze organisatie in het grotere geheel gevolgen heeft gehad voor het personeelsbestand?. Ik noem u een aantal mogelijke gevolgen. Heeft dat een uitbreiding van het personeelsbestand tot gevolg gehad? 1 ja 2 nee Vraag 7b Heeft dat een inkrimping zonder gedwongen ontslagen tot gevolg gehad? 1 ja 2 nee Vraag 7c En een inkrimping met gedwongen ontslagen ? 1 ja 2 nee Vraag 7d En herplaatsing van personeel? 1 ja 2 nee Vraag 7 En om- en bijscholing van personeel? 1 ja 2 nee Vraag 8a Hebben BINNEN deze organisatie de afgelopen 2 jaar reorganisaties plaatsgevonden, anders dan de zojuist genoemde veranderingen binnen het groter geheel? 1 ja 2 nee Indien het antwoord op vraag 2a of vraag 4 was “nee” Vraag 8b Hebben BINNEN deze organisatie de afgelopen 2 jaar reorganisaties plaatsgevonden? 1 ja 2 nee vraag 11 Indien antwoord op vraag 8a was “ja” Vraag 9 Welk percentage van het personeelsbestand (vóór de reorganisatie!) was bij deze reorganisatie betrokken? Vraag 10a Welke gevolgen heeft de interne reorganisatie gehad voor het personeelsbestand? Ik noem u een aantal mogelijke gevolgen. Heeft dat een uitbreiding van het personeelsbestand tot gevolg gehad? 1 ja 2 nee
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 2
Vraag 10b Heeft dat inkrimping ZONDER gedwongen ontslagen tot gevolg gehad? 1 ja vraag 10d 2 nee Vraag 10c En inkrimping MET gedwongen ontslagen? 1 ja 2 nee Vraag 10d En herplaatsing van personeel? 1 ja 2 nee Vraag 10e En om- en bijscholing van personeel? 1 ja 2 nee Vraag 11 In welk jaar is deze organisatie in haar huidige vorm opgericht of gestart met haar activiteiten? Welke hoofdactiviteiten worden door deze organisatie verricht? Met hoofdactiviteiten worden hier bedoeld de producten die geproduceerd worden en de diensten die verleend worden. U kunt maximaal 2 hoofdactiviteiten noemen! Vraag 12a1 Wat is de BELANGRIJKSTE hoofdactiviteit? Vraag 12a2 Wat is de OP EEN NA BELANGRIJKSTE hoofdactiviteit? Alleen indien vraag 12a1 beantwoord werd Vraag 12b1 Wat is het aandeel in omzet of budget van de eerste hoofdactiviteit? Alleen indien vraag 12a2 beantwoord werd Vraag 12b2 Wat is het aandeel in omzet of budget van de tweede hoofdactiviteit? Niet voor overheid en zorginstellingen:
vraag 15a
Er volgen nu enkele vragen over de afzetmarkt van producten en diensten van deze organisatie. Hoe zou u uw belangrijkste product of dienst willen kenschetsen? Vraag 13a 1 een product of dienst met een investeringskarakter 2 een product of dienst dat door de gebruiker verder wordt bewerkt (halffabrikaat) 3 een product of dienst met een verbruikskarakter? Vraag 13b Wie zijn vooral de gebruikers van uw product of dienst? U kunt maximaal twee antwoorden geven van KAART 4 1 het publiek, de consument, huishoudens 2 het grotere organisatorische geheel 3 andere bedrijven en instellingen 4 anders
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 3
Alleen indien het antwoord op vraag 13b was “4. Anders” Vraag 13c Wie is de andere gebruiker? Vraag 14a Welk deel van de producten/diensten is (bij benadering) in 1998 geexporteerd? Vraag 14b Welk deel van de omzet is (bij benadering) in 1998 geexporteerd? Indien antwoord op vraag 14b is “0":
vraag 15a
Kunt u voor 1998 aangeven hoe de export is verdeeld over elke op de KAART 5 vermelde groepen van landen? Vraag 14c1 Europese Unie (o.a. Duitsland, België, Groot-Brittannië) Vraag 14c2 Elders in Europa. Vraag 14c3 Lage loonlanden buiten Europa (waaronder Latijns Amerikaanse en Aziatische landen.) Vraag 14c4 Niet-lage loonlanden buiten Europa (waaronder Verenigde Staten, Canada, Japan, Australie.) raag 15a De meeste organisaties zijn voor de omvang van de activiteiten afhankelijk van een markt waarop concurrentie plaatsvindt tussen meerdere aanbieders. Kan voor uw organisatie gesproken worden van een markt en concurrentie? 1 ja 2 nee vraag 16a Niet voor overheid en zorginstellingen: vraag 16a Alleen indien het antwoord op vraag 14b was kleiner dan 100 Vraag 15b Waar is uw belangrijkste concurrent voor de Nederlandse markt gevestigd? Kijk u naar KAART 6 1 in deze regio 2 in Nederland. 3 in de Europese Unie (incl. Zweden, Finland, Oostenrijk) 4 in overig Europa 5 in een niet-lage-loonland buiten Europa 6 in een lage-loonland buiten Europa Alleen indien het antwoord op vraag 14b was groter dan 0 Vraag 15c Waar is uw belangrijkste concurrent voor de buitenlandse markt gevestigd? Kijkt u naar KAART 6 1 in deze regio 2 in Nederland 3 in de Europese Unie (incl. Zweden, Finland, Oostenrijk) 4 in overig Europa 5 in een niet-lage-loonland buiten Europa 6 in een lage-loonland buiten Europa Vraag 16a Zijn de gemiddelde afzetprijzen van uw producten/diensten of tarieven in 1997 veranderd? 1 ja, gestegen 2 ja, gedaald 3 nee vraag 16c
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 4
Vraag 16b Met welk percentage zijn de gemiddelde afzetprijzen of tarieven in 1997 veranderd? Vraag 16c Zijn de gemiddelde afzetprijzen of tarieven van uw producten/tarieven in 1998 veranderd? 1 ja, gestegen 2 ja, gedaald 3 nee vraag 17 Vraag 16d Met welk percentage zijn de gemiddelde afzetprijzen of tarieven in 1998 veranderd? We willen nu uw personeelsbestand in kaart brengen. Voor het onderzoek is het belangrijk aan te sluiten bij het steekproefkader. De gegevens daarvan staan op deze stamkaart. Op deze stamkaart hebben wij ook de gegevens van het vorige interview (1997) vermeld. Met aantal werknemers bedoelen we het aantal werknemers dat in december 1998 in dienst was. Uitzendkrachten en ingeleende behoren hier niet toe. Werknemers met een tijdelijk contract die in december 1998 in dienst waren, echter wel. Dus alleen personeel meetellen dat EIND 1998 op uw loonlijst stond. Vraag 17 Voor het onderzoek delen we het totale werknemersbestand op in verschillende afdelingen of diensten. Voorwaarde is wel dat ALLE werknemers ingedeeld worden in maximaal vijf afdelingen of diensten. Hoeveel afdelingen kunnen we het beste voor uw organisatie onderscheiden ? Vraag 17a1 De naam van de 1e afdeling c.q. dienst. Vraag 17a2 Het aantal werknemers op deze afdeling c.q. dienst in december 1998 Vraag 17b1 De naam van de 2e afdeling c.q. dienst. Vraag 17b2 Het aantal werknemers op deze afdeling c.q. dienst in december Vraag 17c1 De naam van de 3e afdeling c.q. dienst. Vraag 17c2 Het aantal werknemers op deze afdeling c.q. dienst in december 1998 Vraag 17d1 De naam van de 4e afdeling c.q. dienst. Vraag 17d2 Het aantal werknemers op deze afdeling c.q. dienst in december 1998 Vraag 17e1 De naam van de 5e afdeling c.q. dienst. Vraag 17e2 Het aantal werknemers op deze afdeling c.q. dienst in december 1998 DEZE VRAAG WORDT GESTELD ALS DE RESPONDENT NIET VOOR ALLE AFDELINGEN HET AANTAL WERKNEMERS HEEFT OPGEGEVEN Vraag 17f2 Hoeveel werknemers waren er bij uw organisaties in december 1998 in dienst ?
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 5
Vraag 17f1 Dus in totaal waren er bij uw organisaties in december 1998 (aantal) werknemers in dienst? 1 ja 2 nee Niet voor overheid en zorginstellingen: vraag 18b Vraag 18a We kunnen de werknemers van een organisatie in het algemeen indelen in DIRECTE en INDIRECTE werknemers. Directe werknemers verrichten de activiteiten die in wezen de bestaansreden vormen van de organisatie. Indirecte werknemers verrichten de meer voorbereidende of ondersteunende activiteiten. Welk percentage van het totaal aantal werknemers kan beschouwd worden als directe werknemers? Alleen voor zorginstellingen; anders vraag 19a Vraag 18b Ik noem u een aantal groepen waarin werknemers van zorg- en welzijnsinstellingen ingedeeld kunnen. Wilt u voor deze groepen het percentage werknemers van het totaal aantal werknemers binnen uw instelling aangeven. Welk percentage van het totaal aantal werknemers kan beschouwd worden als werknemers met hoofdzakelijk cliënt- of patiëntgebonden taken? Vraag 18c Welk percentage van het totaal aantal werknemers kan beschouwd worden als: werknemers met hoofdzakelijk taken op het gebied van restaurant en voedselvoorziening? Vraag 18d Welk percentage van het totaal aantal werknemers kan beschouwd worden als: werknemers met hoofdzakelijk taken op het gebied van schoonmaak, onderhoud, toezicht en techniek? Vraag 18e Welk percentage van het totaal aantal werknemers kan beschouwd worden als: Overige werknemers? Vraag EU01 Heeft deze organisatie momenteel werknemers in dienst die uit het buitenland afkomstig zijn? 1 ja 2 nee vraag EU05a Vraag EU02 Hoeveel procent van het personeelsbestand is afkomstig uit een EU-land? Vraag EU03 Hoeveel procent van het personeelsbestand is afkomstig uit een NIET-EU land? Vraag EU04 Zijn uw uit het buitenland afkomstige werknemers overwegend hoog, laag of gemengd opgeleid? 1 overwegend hoog opgeleid 2 overwegend laag opgeleid 3 gemengd opgeleid Vraag EU05b Verwacht u in de toekomst meer buitenlandse werknemers aan te trekken? 1 ja vraag EU06 2 nee vraag EU08 Vraag EU05a Verwacht u in de toekomst wel buitenlandse werknemers aan te trekken? 1 ja 2 nee vraag EU08
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 6
Vraag EU06 Wat is daarvan de belangrijkste reden? 1 toenemende internationale karakter van het bedrijf 2 de krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt 3 een beleid om allochtonen aan te stellen 4 anders, nl. Vraag EU07 Zijn er onderdelen van deze organisatie waarin gewerkt kan worden zonder de Nederlandse taal te beheersen? 1 ja 2 nee Vraag EU08 Verwacht u dat er over 5 jaar onderdelen in deze organisatie zijn waarin gewerkt kan worden zonder de Nederlandse taal beheersen? 1 ja 2 nee Vraag EU09 Worden er vanuit deze organisatie weleens tijdelijk werknemers gedetacheerd in het buitenland? Wij bedoelen hier niet reizen van enkele weken of minder. 1 ja 2 nee Vraag 19a Hoeveel leidinggevenden zijn er in deze organisatie aanwezig? Vraag 19b Hoeveel hiërarchische of leidinggevende niveaus heeft deze organisatie? Een voorbeeld is uitgewerkt op KAART 7. Alleen voor zorginstellingen Vraag 19c Worden er binnen de cliënt- en patiëntgebonden functies ook functieniveaus onderscheiden? 1 ja 2 nee vraag 19e Vraag 19d Hoeveel functieniveaus onderscheidt uw organisatie daarbinnen? Vraag 19e Is er in deze organisatie de afgelopen twee jaar sprake geweest van functiedifferentiatie of taaksplitsing? Met functiedifferentiatie bedoelen wij het herschikken van taken in bestaande of nieuwe functies. Het kan gaan om het afsplitsen van taken naar lager geschoolden, het creëren van nieuwe functies voor hoger opgeleiden of specialisatie. 1 ja 2 nee vraag 21a Vraag 19f Welke van de volgende vormen van functiedifferentiatie zijn toegepast? 1 het afsplitsen van taken naar lager geschoolden 2 het creëren van nieuwe functies voor hoger opgeleiden 3 specialisatie Vraag 21a Is er in deze organisatie sprake van: taak- of functieroulatie, dat wil zeggen dat werknemers zonder omschakeltijd elkaars werk overnemen? 1 ja 2 nee
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 7
Vraag 21b Is er sprake van autonome taakgroepen waarbinnen werknemers zelf voor een belangrijk deel het werk kunnen organiseren en verdelen (regelcapaciteit)? 1 ja 2 nee Vraag 22a Hoeveel procent van de werknemers heeft regelmatig te maken met LICHAMELIJK ZWAAR WERK? Vraag 22b Hoeveel procent van de werknemers heeft regelmatig te maken met FYSIEK BELASTENDE OMSTANDIGHEDEN zoals lawaai, tocht, hoge of lage temperaturen, stof, etc.? Vraag 22c Hoeveel procent van de werknemers heeft regelmatig te maken met GEESTELIJK ZWAAR WERK? Vraag 22d Hoeveel procent van de werknemers heeft regelmatig te maken met EENTONIG WERK? Vraag 22e Hoeveel procent van de werknemers heeft regelmatig te maken met WERK ONDER TIJDSDRUK? Vraag 22f1 Hoe zou u over het geheel genomen de werkdruk in uw organisatie typeren? Bijna altijd hoog, normaal, laag of wisselend? 1 bijna altijd hoog 2 afwisselend hoog en normaal/laag 3 normaal 4 laag Vraag 22f2 Is de werkdruk in uw organisatie de afgelopen twee jaar afgenomen, gelijk gebleven of toegenomen? 1 afgenomen 2 gelijk gebleven 3 toegenomen Vraag 23a Hoeveel procent van de werknemers werkt met VARIABELE WERKTIJDEN? (Werknemers bepalen zelf in meer of mindere mate de begin-, pauze- en eindtijden van de werkdag). Vraag 23b Hoeveel procent van de werknemers werkt op AFROEPBASIS? (Werknemers worden opgeroepen om te werken afhankelijk van de drukte. Soms is een minimaal en een maximaal te werken aantal uren afgesproken: zogenaamde min-max contracten) Vraag 23c Hoeveel procent van de werknemers heeft te maken met FLEXIBELE JAARROOSTERS? (De werkgever bepaalt binnen grenzen in welke perioden meer of minder wordt gewerkt met een vaste arbeidsduur per jaar) Vraag 23d Hoeveel procent van de werknemers werkt in wisselende diensten, bijv. met avond-, nacht- en/of weekenddiensten?
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 8
Vraag 24a Hoeveel uur arbeidsduurverkorting (ADV of roostervrij) heeft een voltijdse werknemer gemiddeld per week? 1 1 uur vraag 24c 2 2 uur vraag 24c 3 3 uur vraag 24c 4 4 uur vraag 24c 5 meer dan 4 uur vraag 24c 6 geen sprake van ADV: 0 uur Vraag 24b Hoeveel uur is het dan? Vraag 24c Wat is de (overblijvende) contractuele arbeidsduur per week voor een normale voltijdse werknemer? Vraag 24d De bedrijfstijd van een organisatie is het aantal uren per week dat tenminste een deel van het personeel aan het werk is. Veel bedrijven en instellingen hebben een bedrijfstijd van 5 x 8 = 40 uur, het maximum is 7 x 24 = 168 uur. Wat is uw normale bedrijfstijd per week? Niet voor overheid: vraag 27a vraag 30a Niet voor zorginstellingen: Vraag 25a Wij willen nu graag een indicatie hebben van de omvang van de Research en Development inspanningen (ofwel R&D inspanning) van uw organisatie in 1998. Heeft uw organisatie R&D activiteiten gekend in 1998? 1 ja 2 nee vraag 26a Vraag 25b Kunnen de R&D-activiteiten van deze organisatie gekarakteriseerd worden als een permanente activiteit of een incidentele activiteit? 1 een permanente activiteit 2 een incidentele activiteit? Vraag 25c Hoeveel bedroeg in 1998 de omvang van de R&D-activiteiten als percentage van de omzet van deze organisatie? (een schatting is voldoende) Vraag 25d R&D kan zowel betrekking hebben op vernieuwing van producten en diensten voor uw klanten, als op vernieuwing van het productie- of voortbrengingsproces binnen uw onderneming. Indien u de totale R&D-uitgaven gelijk stelt aan 100%: hoe zou u dan de R&D in uw organisatie over deze twee typen van vernieuwing verdelen (desnoods bij grove benadering)? Kijkt u maar op KAART 8. Wat is het percentage R&D voor vernieuwing van producten en diensten voor uw klanten? Vraag 25e Wat is het percentage R&D voor vernieuwing van productieproces(sen) binnen uw onderneming? Vraag 25f Wat is het percentage niet in te delen R&D? Alleen indien het antwoord op vraag 2b was “ja” (organisatie maakt deel uit van groter geheel) Vraag 25g Bent u bij beslissingen over het vernieuwen van uw producten en dienstenpakket sterk afhankelijk van een moedermaatschappij of van andere onderdelen van het grotere organisatorische geheel? 1 ja 2 nee
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 9
Vraag 26a Als u uitgaat van de totale waarde van uw pakket producten/diensten, hoe zou u die dan verdelen over de volgende categorieën? Kijkt u maar op KAART 9. Wat is het percentage producten/diensten die sinds 1998 min of meer onveranderd zijn gebleven? Vraag 26b Wat is het percentage producten/diensten die sinds 1998 op enkele aspecten zijn vernieuwd. Vraag 26c Wat is het percentage producten/diensten die sinds 1998 ingrijpend zijn vernieuwd of zelfs geheel nieuw zijn ingevoerd. Vraag 27a Is in de afgelopen 2 jaar een belangrijke nieuwe techniek geïntroduceerd? 1 ja 2 nee vraag 30a Vraag 27b Hoeveel werknemers werken met deze nieuwe techniek? 1 ja 2 nee Vraag 28a1 Welke gevolgen hebben deze technologische vernieuwingen voor het personeelsbestand? Heeft dat geleid tot uitbreiding van het personeelsbestand? 1 ja 2 nee
Vraag 29a2 Heeft dat geleid tot inkrimping van het personeelsbestand 1 ja 2 nee Vraag 28a3 Tot om- en bijscholing van het personeel? 1 ja 2 nee Vraag 28a4 Tot het aantrekken van voor deze techniek gekwalificeerd personeel? 1 ja 2 nee Vraag 29a5 Tot herschikking van taken (b.v. specialisatie)? 1 ja 2 nee Vraag 29a6 Heeft dat geleid tot toename van de efficiency? 1 ja 2 nee Vraag 29a7 Heeft dat nog andere gevolgen gehad? 1 ja 2 nee
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 10
Vraag 30a Hoe beoordeelt u in z'n totaliteit de in deze organisatie gebruikte technieken in vergelijking met andere organisaties in uw branche? U kunt een cijfer geven van 1 tot en met 5. '1' betekent dat deze organisatie de nieuwste technieken gebruikt. '5' betekent dat deze organisatie volledig verouderde technieken gebruikt. Vraag 31a Is deze organisatie gevoelig voor schommelingen in de economische conjunctuur? 1 ja, in sterke mate 2 enigszins 3 niet of nauwelijks Vraag 31b Kent deze organisatie jaarlijkse (seizoengebonden) fluctuaties in de omzet of het budget? 1 ja 2 nee Niet voor overheid en zorginstellingen: vraag 33a Vraag 32a Was de BENUTTINGSGRAAD van kapitaalgoederen in 1998 hoger dan normaal, lager dan normaal of ongeveer normaal? 1 hoger dan normaal 2 lager dan normaal 3 ongeveer normaal 4 niet van toepassing Vraag 33a Was er in 1998 wat betreft de inzet van arbeid sprake van onderbezetting (te weinig werknemers), overbezetting (te veel werknemers), of van een passende bezetting? 1 onderbezetting 2 overbezetting vraag 34a 3 passende bezetting vraag 34a Vraag 33c Wat was de belangrijkste oorzaak van de onderbezetting? 1 onvoldoende beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel op de arbeidsmarkt 2 lange procedures voor werving en selectie 3 een bewust beleid om vacatures niet of pas met vertraging op te vullen 4 te weinig financiële middelen 5 andere oorzaak Vraag 34a Heeft de organisatie de afgelopen 2 jaar afgezien van een uitbreiding van de (productie)capaciteit omdat er onvoldoende geschikt personeel te vinden was? 1 ja 2 nee vraag 37a Vraag 34b Hoeveel extra arbeidsplaatsen zijn daardoor (bij benadering) niet tot stand gekomen? Vraag 37a Dan volgen nu enkele vragen over vacatures en de wijze waarop uw organisatie in de personeelsbehoefte voorziet. Zijn er in de afgelopen 2 jaar nieuwe werknemers in de organisatie binnen gekomen (eventueel betreft het werknemers die de organisatie inmiddels weer hebben verlaten)? 1 ja 2 nee vraag 20
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 11
Vraag 37b1 Op welke wijze en hoe vaak bent u de afgelopen 2 jaar aan nieuw personeel gekomen? Het gaat hier dus alleen om mensen die van buiten zijn aangetrokken. Ik noem u een aantal mogelijkheden. U kunt antwoorden aan de hand van KAART 12. Via het eigen personeel 1 nooit 2 soms 3 vaak 4 meestal 5 altijd Vraag 37b2 Via het uitzendbureau 1 nooit 2 soms 3 vaak 4 meestal 5 altijd Vraag 37b3 Via scholen/stages e.d. 1 nooit 2 soms 3 vaak 4 meestal 5 altijd Vraag 37b4 Via commerciële wervingsbureaus, adviseurs 1 nooit 2 soms 3 vaak 4 meestal 5 altijd Vraag 37b5 Via uw relaties 1 nooit 2 soms 3 vaak 4 meestal 5 altijd Vraag 37b6 Via het arbeidsbureau 1 nooit 2 soms 3 vaak 4 meestal 5 altijd Vraag 37b7 Via advertenties 1 nooit 2 soms 3 vaak 4 meestal 5 altijd
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 12
Vraag 37b8 Via werkzoekenden die zichzelf aanbieden, open sollicitaties 1 nooit 2 soms 3 vaak 4 meestal 5 altijd Vraag 20 Kunt u aangeven wat de gemiddelde INWERKTIJD is voor een nieuwe werknemer voor de meest voorkomende functie? 1 minder dan 1 week 2 van 1 week tot 1 maand 3 van 1 maand tot 1 jaar 4 meer dan 1 jaar Vraag 38a Heeft deze organisatie op dit moment vacatures? 1 ja 2 nee vraag 39e Vraag 38b Hoeveel vacatures heeft de organisatie op dit moment ? (evt. een schatting) Vraag 38c1 Wat is het aantal vacatures dat 0-3 maanden openstaat? Vraag 38c2 En wat is het aantal vactures dat 3-12 maanden openstaat? Vraag 38c3 En hoeveel vacatures staan meer dan 1 jaar open? Alleen indien het antwoord op vraag 38c2 of dat op vraag 38c3 was groter dan 0 Vraag 38d Wat is de BELANGRIJKSTE reden dat vacatures zo lang openstaan? 1 lange wervingsprocedures 2 bewust met vertraging opvullen 3 moeilijk vervulbaar 4 andere reden Vraag 38da Wat is deze andere reden? Vraag 39a Heeft deze organisatie op dit moment moeilijk vervulbare vacatures? 1 ja 2 nee vraag 39e Vraag 39b Hoeveel van de huidige vacatures acht u moeilijk vervulbaar?
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 13
Vraag 39c Wat is de BELANGRIJKSTE oorzaak van het moeilijk vervulbaar organisatie? U kunt kiezen uit de mogelijkheden van KAART 13. 1 er zijn te weinig sollicitanten 2 genoeg sollicitanten, maar de opleiding is niet passend 3 genoeg sollicitanten, maar de nodige ervaring ontbreekt 4 genoeg sollicitanten, maar ze stellen te hoge financiële eisen 5 genoeg sollicitanten, maar hun gewenste arbeidstijden wijken af van wat in de organisatie gebruikelijk is 6 andere oorzaak Vraag 39ca Wat is deze andere oorzaak?
zijn van vacatures in deze vraag 39f1 vraag 39f1 vraag 39f1 vraag 39f1 vraag 39f1
vraag 39f1
Vraag 39e Heeft uw organisatie de afgelopen TWEE JAAR moeilijk vervulbare vacatures gehad? 1 ja 2 nee vraag 40aa Vraag 39f1 Welke maatregelen heeft u de afgelopen 2 jaar getroffen om moeilijk vervulbare vacatures toch op te vullen? Ik noem u een aantal mogelijkheden. Extra wervingsinspanning, intensiever zoeken 1 ja 2 nee Vraag 39f2 Het verlagen van de eisen 1 ja 2 nee Vraag 39f3 Het zelf opleiden van nieuwkomers 1 ja 2 nee Vraag 39f4 Het zelf opleiden van zittende werknemers voor de functie 1 ja 2 nee Vraag 39f5 Het uitbesteden van dat werk 1 ja 2 nee Vraag 39f6 Een hoger salaris aanbieden 1 ja 2 nee Vraag 39f7 De arbeidstijden aanpassen 1 ja 2 nee
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 14
Vraag 40aa Ik ga u een aantal activiteiten noemen op het gebied van personeelsbeleid en scholingsactiviteiten. Kunt u aangeven welke daarvan volgens OP SCHRIFT GESTELDE PROCEDURES binnen uw organisatie worden verricht. Personeelsplanning 1 ja 2 nee Vraag 40ab Werving en selectie. 1 ja 2 nee Vraag 40ac Werk/functieclassificatie. 1 ja 2 nee Vraag 40ad Overplaatsing/ontslag. 1 ja 2 nee Vraag 40ae Scholing van werknemers 1 ja 2 nee Vraag 40af Loopbaanplanning 1 ja 2 nee Vraag 40ag Ouderenbeleid 1 ja 2 nee Vraag 40ah Ziekteverzuim en arbeidsomstandigheden 1 ja 2 nee Vraag 40ai Reïntegratie langdurig zieken/arbeidsongeschikten 1 ja 2 nee Vraag 40aj Kwaliteitszorg 1 ja 2 nee Vraag 40a2a Heeft uw organisatie een opleidingsbeleid ten aanzien van de volgende specifieke groepen werknemers? Herintredende vrouwen 1 ja 2 nee
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 15
V40a2b Etnische minderheden 1 ja 2 nee Vraag 40a2c Gehandicapten 1 ja 2 nee Vraag 40a2d Ouderen 1 ja 2 nee Vraag 40a2e Jongeren 1 ja 2 nee Vraag 40a2f Overbodig geworden werknemers 1 ja 2 nee Vraag 40a2g Zijn er nog andere groepen waarvoor uw organisatie een opleidingsbeleid heeft 1 ja 2 nee vraag 40a3 Vraag 40a2ga Welke groepen zijn dat dat dan? Vraag 40a3 Worden activiteiten die tot uitdrukking komen in de huidige omzet of het huidige budget van deze organisatie op dit moment uitbesteed, terwijl deze activiteiten twee jaar geleden nog uitgevoerd werden binnen de organisatie? 1 ja 2 nee vraag 41a Vraag 40b Op welke activiteiten heeft deze uitbesteding betrekking? Wilt u de 3 belangrijkste mogelijkheden noemen. De mogelijkheden staan op KAART 14. 1 Op onderdelen van het productieproces 2 Op faciliterende diensten, zoals catering, kantinedienst, schoonmaakwerkzaamheden, bewaking 3 Op functies, zoals administratie, automatisering 4 Op andere activiteiten Indien het antwoord op vraag 40b1 of dat op vraag 40b2 was “4. Andere activiteiten” Vraag 40c Wat zijn dan die andere activiteiten? Vraag 41a Zijn er activiteiten die twee jaar geleden reeds tot uitdrukking kwamen in de omzet van deze organisatie maar destijds werden uitbesteed en die de organisatie op dit moment wel zelf uitvoert? 1 ja 2 nee vraag 42a
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 16
Vraag 41b Op welke activiteiten heeft deze uitbreiding van activiteiten betrekking? Wilt u de 3 belangrijkste noemen. De mogelijkheden staan op KAART 14. 1 Op onderdelen van het productieproces vraag 42a 2 Op faciliterende diensten, zoals catering, kantinedienst, schoonmaakwerkzaamheden, bewaking vraag 42a 3 Op functies, zoals administratie, automatisering vraag 42a 4 Op andere activiteiten Vraag 41c Wat zijn dan die andere activiteiten? Vraag 42a Komt in deze organisatie ongeschoold werk voor, dat wil zeggen werk waarvoor geen speciale opleiding nodig is en dat zonder lange inwerktijd gedaan kan worden? 1 ja 2 nee vraag 43a Vraag 42b Welk percentage van het personeel bij deze organisatie houdt zich hoofdzakelijk bezig met dit soort werk? Vraag 42d Is de hoeveelheid ongeschoold werk, dat binnen deze organisatie voorkomt de laatste 2 jaar toegenomen, gelijk gebleven of afgenomen? 1 toegenomen 2 gelijk gebleven 3 afgenomen Vraag 43a Hoeveel bedraagt in deze organisatie het laagste loon dat aan volwassenen wordt betaald? (N.B.: ingeval van deeltijd: het gaat om het uurloon). 1 niet hoger dan het wettelijk minimumloon 2 niet meer dan 10% boven het wettelijk minimumloon 3 meer dan 10% boven het minimumloon Vraag 43b Als de laagste lonen 10% lager zouden zijn, zou de organisatie dan (meer) ongeschoolden aanstellen? 1 ja 2 nee, die zouden we niet kunnen gebruiken 3 nee, want voor zo'n laag loon is toch niemand te krijgen Vraag 44a Deze vraag gaat over de eisen die u in het algemeen stelt aan nieuwkomers in de organisatie. Kunt u met behulp van KAART 15 de volgende vragen daarover beantwoorden? Geldt dat nieuwkomers een specifieke beroepsopleiding moeten hebben gevolgd? 1 ja, meestal wel 2 soms wel, soms niet 3 nee, meestal niet Vraag 44b Geldt dat leergierigheid en geschiktheid voor verdere scholing belangrijker zijn dan de precieze opleiding die men heeft gevolgd? 1 ja, meestal wel 2 soms wel, soms niet 3 nee, meestal niet
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 17
Vraag 44c Geldt dat sollicitanten die van school komen, geschikt geacht worden? 1 ja, meestal wel 2 soms wel, soms niet 3 nee, meestal niet Vraag 45a Hoe voorziet deze organisatie gewoonlijk in de behoefte aan nieuwe vaardigheden bij haar werknemers? Wilt u de twee belangrijkste kiezen uit KAART 16 1 door werknemers interne of externe opleidingen of cursussen te laten volgen vraag 46a 2 door werknemers op te leiden op de werkplek vraag 46a 3 door werknemers op te leiden op een andere manier vraag 46a 4 door het in dienst nemen van gekwalificeerde werknemers vraag 46a 5 op een andere manier Vraag 45b Wat is die andere manier? Vraag 46a Vindt u dat het huidige personeelsbestand voldoende is toegerust voor de eisen die het werk stelt voor de komende jaren? vraag 47a 1 ja 2 nee Vraag 46b1 Waar schort het dan met name aan? Ik noem u een aantal mogelijkheden. Schort het aan ervaring? 1 ja 2 nee Vraag 46b2 Aan een te laag opleidingsniveau? 1 ja 2 nee Vraag 46b3 Aan een verkeerde opleidingsrichting? 1 ja 2 nee Vraag 46b4 Aan te weinig bereidheid tot leren 1 ja 2 nee Vraag 46b5 Aan gebrek aan flexibiliteit? 1 ja 2 nee Vraag 46c Zijn deze tekorten op dit moment al voelbaar? 1 ja 2 nee Vraag 47a Waren er in 1998 werknemers die een opleiding volgden in het kader van de beroepsbegleidende leerweg (waaronder leerlingwezen en inservice-onderwijs? 1 ja 2 nee vraag 48a
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 18
Vraag 47b Hoeveel waren dat er in 1998 (eventueel een schatting)? Alleen voor zorginstellingen; anders vraag 48a Vraag 47c Hoeveel van hen volgde een verplegende of verzorgende opleiding? Vraag 47c1 Hoeveel leerlingen zijn er op helpend niveau (niveau 2)? Vraag 47c2 Hoeveel leerlingen zijn er op verzorgend niveau (niveau 3)? Vraag 47c3 Hoeveel leerlingen zijn er op verzorgend IG niveau (niveau 3)? Vraag 47c4 Hoeveel leerlingen zijn er op verpleegkundig MBO-niveau (niveau 4)? Vraag 47c5 Hoeveel leerlingen zijn er op verpleegkundig HBO-niveau (niveau 5)? Vraag 47d Hoeveel werknemers volgden in het kader van de beroepsbegleidende leerweg een sociaal-pedagogische of agogische opleiding? (bv. opleiding tot leidster kindercentra) Vraag 47e Hoeveel van hen volgden nog een andere opleiding volgens de beroepsbegeidende leerweg? Vraag 48a Kunt u aangeven of de organisatie samenwerkt met instellingen of scholen voor beroepsonderwijs? Ik ga u een aantal manieren van samenwerking noemen. Samenwerking op gebied van stages. 1 ja 2 nee Vraag 48b Gastlessen door medewerkers van uw organisatie. 1 ja 2 nee Vraag 48c Samenwerking d.m.v. docentstages. 1 ja 2 nee Vraag 48d Bedrijfsbezoeken door klassen. 1 ja 2 nee Vraag 48e Beschikbaarstellen van oude machines of apparatuur. 1 ja 2 nee
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 19
Vraag 48f Overleg met school/scholen over lesprogramma. 1 ja 2 nee Vraag 48g Zijn er nog andere vormen van samenwerking. 1 ja 2 nee Alleen indien het aantal werknemers tussen 10 en 35 ligt Vraag 49a Volgt deze organisatie een of meerdere CAO's? 1 ja 2 nee Vraag 49a1 Vindt in deze organisatie overleg plaats tussen de leiding en een vertegenwoordiging van het personeel? 1 ja 2 nee Alleen indien het aantal werknemers groter is dan 35. Vraag 49a2 Heeft deze organisatie een ondernemingsraad? 1 ja 2 nee Vraag 51d Kent deze organisatie een VUT-regeling of flexibele pensioenregeling voor werknemers? 1 een vutregeling 2 een flexibele pensioenregeling of pre-prensioenregeling 3 geen van beiden Vraag 52a Komt in deze organisatie prestatiebeloning in een of andere vorm voor? 1 ja 2 nee vraag 53a Vraag 52b Welke vorm van prestatiebeloning wordt gebruikt? Kijkt u maar op KAART 19. 1 persoonlijke beoordeling vraag 53a 2 metings- of ervaringsnormen vraag 53a 3 zowel persoonlijke beoordeling als metings- of ervaringsnormen vraag 53a 4 andere vorm Vraag 52band Wat is die andere vorm? Vraag 53a Biedt deze organisatie faciliteiten voor de kinderopvang van werknemers, en zo ja welke ? Kijk u maar op KAART 20. 1 Ja, eigen of ingehuurde opvang elders 2 Ja, financiële tegemoetkoming aan werknemers 3 Beide, zowel via eigen opvang als financiële tegemoetkoming 4 Nee, geen faciliteiten
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 20
Vraag 53b Kent deze organisatie een formeel vastgelegde regeling voor het ouderschapsverlof die uitgaat boven wat wettelijk is geregeld? 1 ja vraag 53d 2 nee Vraag 53c Komt het wel voor dat informeel iets met een werknemer wordt geregeld? 1 ja 2 nee Vraag 53d Kent deze organisatie een formeel vastgelegde regeling voor zorgverlof of calamiteitenverlof? 1 ja vraag 53f 2 nee Vraag 53e Komt het wel voor dat informeel iets met een werknemer wordt geregeld? 1 ja 2 nee Vraag 53f Kent deze organisatie een formeel vastgelegde regeling voor scholingsverlof? 1 ja vraag 54a 2 nee Vraag 53g Komt het wel voor dat informeel iets met een werknemer wordt geregeld? 1 ja 2 nee Vraag 54a Verwacht u de komende 2 jaar veranderingen in de OMGEVING van deze organisatie? Wat betreft de omgeving kunt u denken aan zaken als fusies, samenwerking, verzelfstandiging, bezuinigingen, veranderingen van de markt enzovoorts. 1 ja 2 nee vraag 55a Vraag 54b Kunt u de belangrijkste verandering in de OMGEVING noemen? Vraag 54c En kunt u de een na belangrijkste verandering in de OMGEVING noemen? Vraag 55a Verwacht u de komende 2 jaar veranderingen BINNEN deze organisatie? U kunt denken aan zaken zoals automatisering, reorganisatie, nieuwe activiteiten, personeelsbeleid enzovoorts. 1 ja 2 nee vraag 56 Vraag 55b Kunt u de belangrijkste verandering BINNEN uw organisatie noemen? Vraag 55c En kunt u de op een na belangrijkste verandering BINNEN de organisatie noemen?
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 21
Niet voor overheid en zorginstellingen: vraag 57a Vraag 56 Is de leiding eigenaar of mede-eigenaar van de organisatie? 1 ja 2 nee Vraag 57a Als u kijkt naar KAART 21, hoe schat u de ontwikkeling van de WERKGELEGENHEID bij deze organisatie dan in voor de komende 2 jaar? 1 sterke toename 2 toename 3 ongeveer constant 4 afname 5 sterke afname Vraag 57b Hoe schat u de ontwikkeling van de OMZET bij deze organisatie in voor de komende 2 jaar? Zie KAART 21 1 sterke toename 2 toename 3 ongeveer constant 4 afname 5 sterke afname Er komen nu enkele financieel-economische vragen. Deze staan ook vermeld in de schriftelijke lijst. Per vraag moet aangegeven worden of deze in dit interview reeds is beantwoord! Is dat het geval, vul het antwoord dan ook in bij de desbetreffende vraag in de schriftelijke lijst! Het gaat om de vragen 27 tot en met 33b in de schriftelijke lijst. Vraag 58 In welke eenheid kunt u de gegevens het gemakkelijkst geven? 1 in guldens 2 in duizend gulden 3 in miljoen gulden Wilt u deze eenheid voor de beantwoording van de volgende vragen hanteren. Vraag 59a Als we de omvang van de activiteiten in financiële termen uitdrukken hebben we het over de productiewaarde, de omzet of het budget. Hoe groot was de omzet c.q. het budget in 1998 voor deze organisatie? Vraag 59b En hoe groot was de omzet c.q. het budget in 1996 voor deze organisatie? Niet voor overheid en zorginstellingen: vraag 60b Vraag 60a Welk percentage van de omzet in 1998 bestond uit toeleveranties van andere bedrijven of instellingen (grondstoffen, halffabrikaten, intermediaire leveringen en dienstverlening, uitbesteden van werk)? vraag 61a Alleen voor overheid en zorginstellingen Vraag 60b Welk percentage van het budget besteedde uw organisatie in 1998 aan het inkopen van goederen of diensten, inclusief het uitbesteden van werk? (Een schatting is voldoende).
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 22
Niet voor overheid: vraag 68 Vraag 60c Welk deel van de inkomsten (percentage) werd in 1998 verkregen uit commerciële activiteiten? Niet voor zorginstellingen Vraag 61a Wordt voor deze organisatie waarvoor u deze vragenlijst heeft ingevuld een winst- en verliesrekening opgesteld? 1 ja vraag 62a 2 nee Vraag 61b Kunt u dan de financieel-economische gegevens verschaffen van het grotere organisatorische geheel? 1 ja 2 nee Alleen indien het antwoord op vraag 61a of dat op 61b is “ja”; anders vraag 66 Vraag 62a Wat was in 1997 het resultaat uit de gewone bedrijfsvoering voor belastingheffing? Vraag 62b Wat was in 1998 het resultaat uit de gewone bedrijfsvoering voor belastingheffing? Vraag 63 Hoeveel bedroegen de afschrijvingen in 1998? Vraag 64a Kunt u uit de balans de volgende posten halen: het balanstotaal Vraag 64b som van de vaste activa Vraag 64c materiële vaste activa Vraag 65a Voor welk bedrag heeft uw organisatie in 1998 NETTO geïnvesteerd dus zonder afschrijvingen? Vraag 65b Hoeveel procent van die investeringen was voor uitbreiding van de organisatie (en dus niet ter vervanging van bestaande capaciteit)? Vraag 66a De volgende financiële gegevens zijn genoteerd: omzet/budget 1998 omzet/budget 1996 resultaat 1997 resultaat 1998 afschrijvingen 1998 balanstotaal 1998 vaste activa 1998 materiële vaste activa 1998 investeringen 1998 Kloppen deze gegevens? 1 ja 2 nee
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 23
Vraag 68a Mag ik u tenslotte vragen wat uw FUNCTIE is binnen deze organisatie? 1 Directielid, eigenaar,bedrijfsleider 2 Hoofd personeelszaken of P&O 3 Medewerker personeelszaken 4 Administrateur (niet personeelszaken) 5 Anders Vraag 68b Hoe heet de AFDELING waar u werkzaam bent? 1 Directie 2 Centraal bureau 3 Personeelszaken 4 Administratie (niet personeelszaken 5 Anders Vraag 68c Wat is uw (interne) telefoonnummer? Vraag 69a Deze vragenlijst zou voor verbetering vatbaar kunnen zijn. Daarom is het voor ons belangrijk om te weten of u nog vragen of opmerkingen heeft aangaande hetgeen er zo juist aan de orde is geweest. Heeft u in dit opzicht nog vragen of opmerkingen? 1 ja 2 nee vraag 70 Vraag 69b Wat is uw eerste opmerking c.q. vraag? Vraag 69c Wat is uw tweede opmerking c.q. vraag? Vraag 69c Wat is uw derde opmerking c.q.. vraag? Vraag 70 Ook nu zullen alle deelnemende organisaties een terugrapportage ontvangen. De deelnemers kunnen zelf een voorkeur opgeven ten aanzien van het onderwerp. Welk onderwerp heeft uw voorkeur. U kunt maximaal 2 keuzes opgeven aan de hand van KAART 22. 1 Mobiliteit van personeel 2 Scholing van werknemers 3 Vacature-problematiek 4 Onderkant van de arbeidsmarkt 5 Technologie, R&D 6 Globalisering, concurrentieverhouding 7 Flexibiliteit personeel, arbeidspatronen 8 Vergelijking met branche op hoofdlijnen.(Zoals de vorige keer) De mondelinge vragenlijst is nu klaar. Zoals ook al in de introductiebrief is aangekondigd, volgt er ook nog een schriftelijke vragenlijst waarin gegevens over het personeelsbestand gevraagd worden. Voor een gedeelte is deze vragenlijst al tijdens het interview ingevuld. Deze lijst kan het best worden ingevuld door een ADMINISTRATIEF MEDEWERKER of IEMAND VAN DE AFDELING PERSONEELSZAKEN. Wilt u die afgeven aan de betreffende persoon. Wat is zijn/haar telefoonnummer? Hartelijk dank voor uw medewerking. Ik neem binnenkort weer kontakt op met degene die de schriftelijke lijst gaat invullen. Dan maak ik een afspraak om die te komen ophalen.
Arbeidsvraagpanel 1999 - mondelinge vragenlijst - 24
Arbeidsvraagpanel 1999 schriftelijke vragenlijst
AANWIJZINGEN VOOR HET INVULLEN VAN DE VRAGENLIJST
·
Veel vragen in deze lijst gaan over kenmerken van uw personeelsbestand. Als u de gegevens niet uit uw hoofd weet en als het opzoeken teveel tijd kost, dan kunt u volstaan met een schatting. Natuurlijk is het van belang dat die schatting zo nauwkeurig mogelijk is.
·
Het is gemakkelijk om bij de invulling een overzicht van het personeel voor het jaar 1998 bij de hand te hebben. Dit kan een kopie van de verzamelloonstaat zijn en/of een uitdraai van het personeelsinformatiesysteem.
· a.
Het invullen Er zijn vragen waarbij u wordt verzocht getallen in te vullen in de daarvoor bestemde vakjes. Bijvoorbeeld: 3b. Hoeveel werknemers hadden in december 1998 een deeltijdbaan?
b.
aantal deeltijders:
Er zijn vragen waar de antwoordcodes staan voorgedrukt. U omcirkelt dan die code die het meest van toepassing is. Bijvoorbeeld: 4a. Had uw organisatie in december 1998 tijdelijke werknemers in dienst?
ja
1
nee
2
c.
Er zijn vragen waarbij u wordt verzocht het antwoord op te schrijven op de dunne schrijflijntjes.
d.
Soms kunt u één of meerdere vragen overslaan. Dan staat er achter de door u omcirkelde code een pijl ( ) en het nummer van de vraag waarmee u verder moet gaan. Bijvoorbeeld: 3a. Had uw organisatie in december 1998 werknemers in dienst met een deeltijdbaan?
ja
1
nee
2
4a
Als u code 2 omcirkeld hebt gaat u door met vraag 4a, als u code 1 zou hebben omcirkeld, kunt u gewoon met de volgende vraag doorgaan (3b).
e.
Op de grijze vlakken aan de zijkant hoeft u niet te letten, die hebben alleen een functie bij de verwerking van de gegevens. Tenslotte, als u problemen hebt bij de invulling, dan kunt u bellen (tijdens kantooruren) naar het IVA: Brigit Goderie 013-4668483 of Marion Schut 013-4668487 Succes met de invulling en bij voorbaat dank!
Arbeidsvraagpanel 1999 - schriftelijke vragenlijst - 1
1a.
Deze schriftelijke vragenlijst is een vervolg op een mondelinge lijst. Het is voor het onderzoek belangrijk dat de twee vragenlijsten op hetzelfde (correcte) aantal werknemers betrekking heeft. Hieronder ziet u een schema met het aantal werknemers per afdeling of dienst, zoals dat in de mondelinge lijst ingevuld is. Met aantal werknemers bedoelen we het aantal werknemers dat eind december 1998 in dienst was.Uitzendkrachten en ingeleende arbeid behoren hier niet toe.Werknemers met een tijdelijk contract of oproepcontract die in december 1998 bij u een dienstverband hadden echter wel. naam afdeling/dienst
totaal aantal werknemers
Rec.1 (6)
1.
7-11
2.
12-16
3.
17-21
4.
22-26
5.
27-31
totaal: 1b.
1c.
32-36
Is het totaal aantal werknemers in december 1998 in bovenstaand schema correct weergegeven? Wat is dan het juiste aantal?
ja
1
nee
2
2a 37
totaal aantal werknemers:
38-42
Wilt u bij de vervolgvragen het door u opgegeven aantal hanteren? 1d.
Kunt u aangeven waarom, naar uw mening, het aantal in het schema niet correct was? 43-44 45-46
2a.
2b.
3a.
Voordat we verdergaan met vragen over de personeelssamenstelling in 1998, willen we van u weten hoeveel werknemers de organisatie in december 1996 in dienst had (exclusief uitzendkrachten, en ingeleende krachten)? En hoeveel waren dat er in 1997 (wederom exclusief uitzendkrachten en ingeleende krachten)? Kunt u de verdeling van het aantal deeltijders (in december 1998) geven naar aanstellingsomvang?
organisatie bestond nog niet
0
47-51
eind '96: aantal werknemers:
organisatie bestond nog niet
0 52-56
eind '97: aantal werknemers: a. aantal met 0-11 uur:
57-60
b. aantal met 12-23 uur:
61-64
c. aantal met 24-34 uur:
65-68
d. aantal met meer dan 34 uur:
69-72
e. totaal:
73-76
Arbeidsvraagpanel 1999 - schriftelijke vragenlijst - 2
3b.
Indien er werknemers zijn met een aanstellingsomvang van minder dan 35 uur, wat is daarvan dan de belangrijkste reden? (één antwoord a.u.b)
omvang van de capaciteitsbehoefte
1
voorkeur van het personeel
2
gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
3
gedeeltelijk onderwijsvolgende leerlingen
4
niet van toepassing
5
anders, namelijk: 4a.
4b. 4c.
4d.
Had uw organisatie in december 1998 tijdelijke werknemers in dienst? Hoeveel werknemers hadden in december 1998 een tijdelijke baan? Kunt u bij benadering zeggen hoelang de meeste tijdelijke contracten duurden van diegenen die in december 1998 een tijdelijke baan hadden?
Wat is de belangrijkste reden om gebruik te maken van tijdelijke contracten? (één antwoord a.u.b)
ja
1
nee
2
5b.
Kwam in uw organisatie in 1998 betaald overwerk voor? Hoeveel uren betaald overwerk is naar schatting in totaal in 1998 verricht?
5a
78 79-82
aantal tijdelijke werknemers: 0-3 maanden
1
4-6 maanden
2
7-9 maanden
3
10-12 maanden
4
langer dan 1 jaar
5
schommelingen in de bedrijfsdrukte
1
kostenbesparing in vergelijking met aanname vaste werknemer(s)
2
persoonlijke voorkeur van de tijdelijke werknemer(s)
3
vervanging vanwege ziekte/afwezigheid
4
(verlengde) proefperiode
5
seizoenwerk
6
tijdelijke, eenmalige werkzaamheden
7
anders, namelijk: 5a.
77
6
83
8 ja
1
nee
2
84
6
85 86-90
aantal uren:
Arbeidsvraagpanel 1999 - schriftelijke vragenlijst - 3
5c.
Wat is de belangrijkste reden dat werknemers overwerk verrichten in uw organisatie? (Eén antwoord a.u.b.)
schommelingen in de bedrijfsdrukte
1
kostenbesparing in vergelijking met aanname vaste werknemer(s)
2
tekort aan gekwalificeerde arbeidskrachten op de arbeidsmarkt
3
voorkeur van het personeel
4
afwezigheid/ziekte van de werknemers
5
anders, namelijk: 6.
7.
8.
9.
Kunt u de verdeling van het personeelsbestand (in december 1998) geven naar geslacht? Kunt u de verdeling van het personeelsbestand (in december 1998) geven naar opleidingsniveau?
Kunt u de verdeling van het personeelsbestand (in december 1998) geven naar leeftijdscategorie?
Kunt u de verdeling van het personeelsbestand (in december 1998) geven naar de duur van het dienstverband?
Rec. 2 (6)
7
6 aantal mannelijke werknemers:
8-12
aantal vrouwelijke werknemers:
13-17
a. aantal WO/HBO:
18-21
b. aantal MBO/VWO/HAVO:
22-25
c. aantal LBO/MAVO:
26-29
d. aantal lager onderwijs:
30-33
a. aantal jonger dan 20 jaar:
3-37
b. aantal 20-29 jaar:
38-41
c. aantal 30-39 jaar:
42-45
d. aantal 40-49 jaar:
46-49
e. aantal 50 jaar of ouder:
50-53
a. aantal korter dan 5 jaar:
54-57
b. aantal tussen 5-10 jaar:
58-61
c. aantal langer dan 10 jaar:
62-65
De volgende vragen hebben betrekking op de veranderingen in het personeelsbestand. 10a.
10b. 10c.
Zijn er werknemers die de organisatie in 1998 hebben verlaten (alleen werknemers die in dienst geweest zijn)? Hoeveel werknemers hebben de organisatie in 1998 verlaten?
ja
1
nee
2
66
aantal vertrokken werknemers:
Kunt u het aantal vertrokken werknemers in 1998 uitsplitsen naar de volgende vertrekredenen?
13a 67-70
aantal
a. pensionering, VUT, overlijden
71-74
b. WAO
75-78
c. gedwongen ontslag
79-82
d. vrijwillig ontslag
83-86
e. aflopen langdurig tijdelijk contract (> 1 jaar)
87-90
f. aflopen kortdurend tijdelijk contract (≤ 1 jaar)
91-94
Arbeidsvraagpanel 1999 - schriftelijke vragenlijst - 4
11a.
11b.
11c.
12.
12a.
12b.
12c.
13a.
13b.
Wat was de reden van het vertrek van de laatst vertrokken werknemer in 1998/1999?
pensionering, VUT, overlijden
1
WAO
2
gedwongen ontslag
3
vrijwillig ontslag
4
aflopen van langdurig tijdelijk contract (> 1 jaar)
5
aflopen kortdurend tijdelijk contract (≤ 1 jaar)
6
ja
1
nee
2
intern
1
extern
2
Is (wordt) die plaats door iemand anders opgevuld? Is (wordt) die plaats intern of extern opgevuld?
Indien er bij deze organisatie in 1998 méér dan 1 werknemer is vertrokken (aantal vraag 10b), wilt u dan de gegevens van de werknemer die het één na laatst is vertrokken ook noteren? Indien slechts 1 werknemer in 1998 vertrokken 1
WAO
2
gedwongen ontslag
3
vrijwillig ontslag
4
aflopen van langdurig tijdelijk contract (> 1 jaar)
5
aflopen kortdurend tijdelijk contract (≤ 1 jaar)
6
ja
1
nee
2
intern
1
extern
2
ja
1
nee
2
Is (wordt) die plaats door iemand anders opgevuld? Is (wordt) die plaats intern of extern opgevuld? Zijn er werknemers de organisatie in 1998 binnengekomen (dus die in dienst zijn getreden in uw organisatie, eventueel met proeftijd)?
12
8
9
10
13a
11
12
15a
13
Hoeveel werknemers zijn de organisatie in 1998 binnengekomen? aantal nieuwe werknemers:
14.
7
13a
pensionering, VUT, overlijden
Wat was de reden van het vertrek van de op één na laatst vertrokken werknemer?
Rec. 3 (6)
Kunt u het aantal binnengekomen werknemers in 1998 uitsplitsen naar de volgende herkomstcategorieën?
14-17 aantal
a. uit een baan bij een andere organisatie of zelfstandige:
18-21
b. vanuit werkloosheid:
22-25
c. schoolverlaters en dienstplichtigen:
26-29
d. anderen (bijvoorbeeld herintreders, arbeidsongeschikten, etc.):
30-33
Arbeidsvraagpanel 1999 - schriftelijke vragenlijst - 5
15a.
15b.
Zijn er werknemers die in 1998 een andere functie hebben gekregen of van afdeling zijn veranderd?
ja
1
nee
2
Hoeveel werknemers hebben in 1998 een andere functie gekregen en/of zijn van afdeling veranderd?
aantal van functie en/of afdeling veranderd:
16.
De volgende drie vragen hebben betrekking op de werknemer die in 1998/1999 het laatst van functie en/of afdeling is veranderd.
16a.
Was dat het gevolg van uitbreiding van de organisatie of ging het om de vervanging van iemand anders?
16b.
16c.
17.
Is (wordt) de oude plaats door iemand anders opgevuld? Vond (vindt) die opvulling plaats door iemand van binnen de organisatie of door iemand van buiten?
17b.
17c.
18a.
18b.
34 35-38
uitbreiding
1
vervanging
2
ja
1
nee
2
binnen
1
buiten
2
39
17
40
41
Indien er bij uw organisatie in 1998 méér dan 1 werknemer van functie of afdeling is veranderd (aantal vraag 15b.), wilt u dan ook de gegevens noteren voor de werknemer die het één na laatst is veranderd van functie en/of afdeling? Indien slechts 1 werknemer in 1998 van functie veranderd:
17a.
18a
Was dat het gevolg van uitbreiding van de organisatie of ging het om de vervanging van iemand anders? Is (wordt) de oude plaats door iemand anders opgevuld? Vond (vindt) die opvulling plaats door iemand van binnen de organisatie of door iemand van buiten?
18a uitbreiding
1
vervanging
2
ja
1
nee
2
binnen
1
buiten
2
42
18a
43
44
Opleidingen In vraag 7 is reeds in kaart gebracht welke vooropleiding de werknemers hebben. Voor een deel van hen zal gelden dat zij zich verder hebben bekwaamd via cursussen, part-time- en avondopleidingen. Wij zijn geïnteresseerd in de deelname aan beroepsgerichte cursussen en opleidingen. Is het in 1998 voorgekomen dat werknemers cursussen volgden die door deze organisatie zelf zijn georganiseerd, interne opleidingen dus? (Werknemers die de beroepsbegeleidende leerweg volgden of een opleiding in het kader van het leerlingwezen/in-service onderwijs niet meetellen.)
ja
1
nee
2
Hoeveel werknemers volgden in 1998 deze interne cursussen (eventueel een schatting)?
aantal werknemers:
45 19a
46-49
Arbeidsvraagpanel 1999 - schriftelijke vragenlijst - 6
18c.
Kunt u aangeven op welke gebieden werd deelgenomen aan interne cursussen? U kunt meerdere gebieden aangeven. a. management-training
1
50
b. communicatie/sociale vaardigheden
1
51
c. automatisering, tekstverwerking
1
52
d. commerciële vaardigheden, talen, internationalisering
1
53
e. techniek, research & development
1
54
1
55
f. overige, namelijk: 19a.
19b.
19c.
Is het in 1998 voorgekomen dat werknemers cursussen volgden die door anderen werden georganiseerd, externe opleidingen dus? (Werknemers die de beroepsbegeleidende leerweg volgden of een opleiding in het kader van het leerlingwezen/in-service onderwijs niet meetellen.) Hoeveel werknemers volgden in 1998 deze externe cursussen (eventueel een schatting)?
ja
1
nee
2
56
aantal werknemers:
Kunt u aangeven op welke gebieden werd deelgenomen aan externe cursussen? U kunt meerdere gebieden aangeven.
20b.
20c.
20d.
20b
57-60 ja
a. management-training
1
61
b. communicatie/sociale vaardigheden
1
62
c. automatisering, tekstverwerking
1
63
d. commerciële vaardigheden, talen, internationalisering
1
64
e. techniek, research & development
1
65
1
66
f. overige, namelijk: 20a.
ja
U heeft al aangegeven hoeveel werknemers in 1998 interne cursussen volgden en hoeveel werknemers externe cursussen volgden. Het komt wel voor dat werknemers in een jaar zowel één (of meer) interne als ook één (of meer) externe cursussen volgen. Hoeveel werknemers in uw organisatie hebben in 1998 zowel interne als externe cursussen gevolgd? aantal werknemers: Kunt u globaal aangeven hoeveel werkdagen werknemers in uw organisatie in 1998 in zijn totaliteit niet inzetbaar zijn geweest in verband met het volgen van interne en/of externe cursussen? Kunt u een schatting geven van het totale bedrag aan loonkosten (inclusief werkgeverslasten) dat hiermee gemoeid was? (in duizenden guldens) Wordt een deel van deze verletkosten voor scholing gesubsidieerd?
67-70
71-75
totaal aantal dagen:
76-87 totale bedrag: ƒ ja
1
nee
2
88
Arbeidsvraagpanel 1999 - schriftelijke vragenlijst - 7
20e.
20f.
21a.
21b.
21c.
Welk bedrag werd voor het overige in 1998 besteed aan interne en/of externe opleidingen? Dat wil zeggen de kosten aan cursussen, cursusmateriaal en dergelijke die ten laste kwamen van uw organisatie? (in duizenden guldens) Wordt er bij de bekostiging van interne en/of externe opleidingen gebruik gemaakt van de fiscale aftrekregeling voor scholing? (N.B. het gaat hier om opleidingen exclusief het beroepsbegeleidend onderwijs/leerlingwezen/ in-service onderwijs.) Heeft u in 1998 gebruik gemaakt van uitzendkrachten of anderszins ingeleende arbeidskrachten (exclusief die in het kader van de Jeugdwerkgaranties (JWG) en via de overwegend door de Rijksoverheid gesubsidieerde Banenpools)? Hoeveel uitzendkrachten en ingeleende arbeidskrachten heeft u in 1998 ingezet? Wat is de gemiddelde tijdsduur dat uw organisatie een uitzendkracht of ingeleende arbeidskracht heeft ingezet? Wilt u antwoorden in het aantal uren óf in het aantal volledige werkdagen óf, in het aantal volledige werkweken. Dus één antwoordmogelijkheid gebruiken a.u.b..
ja
1
nee
2
ja
1
nee
2
101
102
a. aantal uren:
7-17
óf b. aantal dagen van 8 uur:
18-22
óf c. aantal weken van 40 uur:
23-27
22a.
Zijn in uw organisatie op dit moment personen werkzaam in het kader van de JWG-regeling en/of de banenpoolregeling (de huidige WIW)?
22d.
103106 Rec. 4 (6)
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Centraal Bureau voor de Arbeidsvoorziening (CBA) hebben verschillende maatregelen getroffen om moeilijk plaatsbare personen in het arbeidsproces te betrekken. In dat kader is per 1 januari 1998 de WIW, de Wet Inschakeling Werkzoekenden, in werking getreden. Hieronder vallen onder meer, de Banenpool- en de JWG(Jeugdwerkgarantie)regeling. Daarnaast bestaan er nog maatregelen gericht op het scheppen van extra, toegevoegde banen en op loonkostenverlaging. De volgende vragen hebben op deze arbeidsmarktmaatregelen betrekking.
22c.
22a
aantal:
22.
22b.
89-100
totale bedrag: ƒ
ja
1
nee
2
22e
28
Hoeveel personen zijn dat in de JWG-regeling?
aantal:
29-32
Hoeveel personen zijn dat in de regeling Banenpool?
aantal:
33-36
Hoeveel personen zijn dat in beide regelingen samen (dus in de WIW)?
aantal:
37-40
Arbeidsvraagpanel 1999 - schriftelijke vragenlijst - 8
22e.
Zijn er in uw organisatie werknemers in dienst die zijn aangesteld in het kader van de Regeling EWLW (Extra Werkgelegenheid Langdurig Werklozen)? Deze worden ook wel Melkertbanen of Instroom/doorstroom (I/D) banen genoemd?
22f.
Hoeveel personen zijn dat?
22g.
Heeft uw organisatie personen in dienst van wie de arbeidsplaats wordt gesubsidieerd door middel van afdrachtkortingen (minder belastingen en premies afdragen dan normaal)? Het gaat om de SPAK (Specifieke afdrachtskorting) en de VLW (afdrachtskorting Langdurig Werklozen) N.B. De VLW is de vervanger van de Wet Vermeend/Moor.
22h.
Hoeveel personen zijn dat?
22i.
Heeft uw organisatie werknemers in dienst op grotendeels gesubsidieerde werkervaringsplaatsen, en die niet vallen onder de eerder genoemde categorieën (zie de vragen 22a. t/m 22h.)?
22j.
Hoeveel personen zijn dat?
23a.
De volgende vragen gaan over de brutolonen, die werknemers ontvangen. Betaalt uw organisatie het loon aan de werknemers per 4 weken uit of per maand?
23b.
ja
1
nee
2
41 22g
aantal:
42-45
ja
1
nee
2
46 22i
aantal:
47-50
ja
1
nee
2
51 23a
aantal:
52-55
per 4 weken
1
per maand
2
23c 56
Kunt u de werknemers in dienst in december 1998 aan de hand van de onderstaande tabel opdelen (niet uitzendkrachten, ingeleende arbeidskrachten en hier ook niet leerlingen in het kader van het beroepsbegeleidend onderwijs zoals het leerlingwezen en inservice-onderwijs)? Werknemers die in voltijd werken kunt u zo overnemen. Deeltijders moeten worden ingedeeld op basis van het brutoloon, dat ze zouden hebben verdiend bij een full-time dienstverband. Het gaat om de bruto-lonen exclusief vakantietoeslag, eenmalige uitkeringen, 13e maand. e.d.
aantal werknemers 24a
57-61
24a
62-66
c. van ƒ 2.401,- tot ƒ 2.900,-:
24a
67-71
d. van ƒ 2.901,- tot ƒ 3.600,-:
24a
72-76
e. van ƒ 3.601,- tot ƒ 4.600,-:
24a
77-81
f. van ƒ 4.601,- tot ƒ 6.900,-:
24a
82-86
g. van ƒ 6.901,- tot ƒ 10.000,-:
24a
87-91
h. meer dan ƒ 10.000,-:
24a
92-96
brutolonen per maand:a. minder dan ƒ 2.000,-: b. van ƒ 2.001,- tot ƒ 2.400,-:
Arbeidsvraagpanel 1999 - schriftelijke vragenlijst - 9
23c.
Kunt u de werknemers in dienst in december 1998 aan de hand van de onderstaande tabel opdelen (niet uitzendkrachten, ingeleende arbeidskrachten en hier ook niet leerlingen in het kader van het beroepsbegeleidend onderwijs zoals het leerlingwezen en inservice-onderwijs). Werknemers die in voltijd werken kunt u zo overnemen. Deeltijders moeten worden ingedeeld op basis van het brutoloon, dat ze zouden hebben verdiend bij een full-time dienstverband. Het gaat om de bruto-lonen exclusief vakantietoeslag, eenmalige uitkeringen, 13e maand. e.d. brutoloon per 4 weken:
24a.
24b.
24c.
25a.
25b.
26a.
26b. 26c.
a. minder dan ƒ 1.753,-
7-11
b. van ƒ 1.754,- tot ƒ 2.215,-
12-16
c. van ƒ 2.216,- tot ƒ 2.677,-
17-21
d. van ƒ 2.678,- tot ƒ 3.230,-
22-26
e. van ƒ 3.231,- tot ƒ 4.062,-
27-31
f. van ƒ 4.063,- tot ƒ 6.369,-
32-36
g. van ƒ 6.370,- tot ƒ 9.232,-
37-41
h. meer dan ƒ 9.232,-
42-46
Zijn de schaallonen de afgelopen 2 jaar in relatief dezelfde mate veranderd?
ja
1
nee
2
lagere functiegroepen
1
het middenkader
2
hogere functiegroepen
3
Met hoeveel procent is de gemiddelde loonsom per werknemer de afgelopen twee jaar gestegen?
dat is:
,
Wat is het totaal aantal dagen waarover loon is genoten in 1998? (Over te nemen van de Verzamelloonstaat).
aantal (op hele afgeronde) dagen:
Welke werknemers zijn relatief het meest gestegen in beloning?
En wat is het totale brutoloon SV dat is genoten in 1998 (verzamelloonstaat)? Wat was het ziekteverzuimpercentage in 1998 inclusief zwangerschaps/ bevallingsverlof? En hoeveel was het exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof? Hoe is uw organisatie verzekerd tegen de kosten van loondoorbetaling aan zieke werknemers?
Rec. 5 (6)
aantal werknemers
24c 47
48
%
49-53
54-61
62-72
(afgerond op hele guldens): ƒ
ziekteverzuim is:
%
73-77
dat is:
%
78-82
niet verzekerd, eigen risicodrager
1
verzekerd met een eigen risicotermijn van 2 weken of langer
2
verzekerd met een eigen risicotermijn van minder dan 2 weken
3
83
Arbeidsvraagpanel 1999 - schriftelijke vragenlijst - 10
27.
Er volgen nu enkele vragen over de financieel-economische gegevens. Deze vragen zijn ook in het mondeling interview aan de orde geweest. De vragen die toen reeds beantwoord zijn, zijn door de interviewer doorgestreept. Wilt u de overblijvende vragen beantwoorden? In welke eenheden kunt u financieeleconomische gegevens het gemakkelijkste verstrekken?
in guldens
1
in ƒ 1.000 guldens
2
in ƒ 1.000.000,00 guldens
3
84
Wilt u deze eenheden bij de beantwoording van de volgende vragen hanteren? 28a.
28b.
Als we de omvang van de activiteiten in financiële termen uitdrukken hebben we het over de produktiewaarde, de omzet of het budget. Hoe groot was deze in 1998? En, hoe groot was deze in 1996?
in eenheden zoals gekozen bij vraag 27:
85-94
in eenheden zoals gekozen bij vraag 27:
95-104
Vraag 28c. behoeft alleen ingevuld te worden door overheidsorganisaties of organisaties in het onderwijs. Na deze vraag kunnen deze organisaties doorgaan met vraag 33a. De overige organisaties kunnen vraag 28c. overslaan en doorgaan met vraag 28d. 28c.
28d.
29a.
29b.
30a.
30b.
30c. 31.
Welk percentage van het budget besteedde deze organisatie in 1998 aan het inkopen van goederen en diensten, inclusief het uitbesteden van werk? (Een schatting volstaat.)
percentage van de omzet:
Welk deel van de omzet in 1998 bestond uit toeleveranties van andere bedrijven of instellingen (grondstoffen, halffabrikaten, intermediaire leveringen en dienstverlening, uitbesteden van werk)?
percentage van de omzet:
Worden voor de organisatie waarvoor u deze vragenlijst heeft ingevuld een winst- en verliesrekening en balansgegevens opgesteld?
Rec. 6 (6)
%
ja
1
nee
2
ja
1
nee
2
33a .
7-11
%
12-16
30a 17
Kunt u dan de financieel-economische gegevens verschaffen van het grotere organisatorische geheel?
18 33a
Wat was in 1997 het resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening vóór belastingheffing?
in eenheden zoals gekozen bij vraag 27:
19-28
Wat was in 1998 het resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening vóór belastingheffing?
in eenheden zoals gekozen bij vraag 27:
29-38
Hoeveel bedroegen de afschrijvingen in 1998?
in eenheden zoals gekozen bij vraag 27:
39-48
a. balanstotaal:
49-58
b. som van de vaste activa:
59-68
c. materiële vaste activa:
69-78
Kunt u uit de balans de volgende posten halen voor het jaar 1998? In eenheden zoals gekozen bij vraag 27.
Arbeidsvraagpanel 1999 - schriftelijke vragenlijst - 11
32a.
32b.
33a.
Voor welk bedrag heeft uw organisatie in 1998 netto geïnvesteerd (dus zonder afschrijvingen)? Hoeveel procent van die investeringen was voor uitbreiding van de organisatie (en dus niet ter vervanging van bestaande capaciteit)?
in eenheden zoals gekozen bij vraag 27:
79-88
uitbreidingsinvestering =
34a.
89-93
%
94-98
Welk percentage van de omzet of het budget is in 1998 besteed aan interne en/of externe opleidingen? U dient alle kosten die ten laste kwamen van uw organisatie te vermelden, exclusief de loonkosten en sociale lasten van de cursusvolgers gedurende de niet gewerkte tijd in verband met de cursusdeelname (dat wil zeggen de kosten van de gederfde arbeidstijd). Niet meerekenen: loonkosten en sociale lasten van leerlingen die de beroepsbegeleidende leerweg volgden of een opleiding in het kader van het leerlingwezen of in-service onderwijs. aandeel opleidingen in omzet of budget =
33b.
%
Ontvangt uw organisatie voor de scholingskosten subsidie van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie of van sectorale fondsen? Indien u niet dezelfde persoon bent die de mondelinge vragenlijst met onze interviewer heeft ingevuld, wilt u dan hieronder uw functie invullen?
ja
1
nee
2
99 directielid, eigenaar, bedrijfsleider, e.d. 1 hoofd personeelszaken/P+O 2 medewerker personeelszaken 3
100
administrateur/administratief medewerker (niet personeelszaken) 4 andere functie, namelijk: 34b.
5
Wat is uw telefoonnummer op de zaak? _________ - ___________________
35.
101-111
Dit is het einde van deze vragenlijst. Hartelijk dank voor de invulling De interviewer neemt binnenkort contact met u op om deze vragenlijst bij u op te halen. Aangezien vragenlijsten voor verbetering vatbaar kunnen zijn, is het voor ons belangrijk te weten of u nog vragen of opmerkingen hebt over hetgeen zo juist aan de orde is geweest. Zo ja, dan kunt u die nu kwijt:
112-113 114-115
Arbeidsvraagpanel 1999 - schriftelijke vragenlijst - 12