01
Partner en kinderalimentatie: waar staan we? | Factuurfraude: wie draagt de schade? | Toine Manders, voormalig Europarlementariër, is onlangs toegetreden tot ons kantoor
Arbeidsrecht
p3
Insolventierecht
p5
Ruimtelijk bestuursrecht
p6
Geen arbeid, geen loon? Het einde van een B.V. Overgangsrechtelijke bescherming: wat heb je eraan? Schade en aansprakelijkheid
Het tablet-nek syndroom en andere nieuwe beroepsziektes
INHOUD
MEI 2016
Periodieke nieuwsbrief van Boskamp & Willems Advocaten
p7
Voorwoord Tweemaal per jaar ontvangt u van Boskamp & Willems Advocaten de nieuwsbrief Raad. Ook deze lente houdt Raad u op de hoogte van het laatste nieuws en wetenswaardigheden in onze branche. De eerstvolgende editie van Raad valt naar verwachting in oktober 2016 op de deurmat. Wij wensen u veel leesplezier en verwachten dat u, in welke branche u ook werkzaam bent, met onze Raad en adviezen uw voordeel kunt doen. De redactie.
Partner- en kinderalimentatie: waar staan we? Ouders zijn beiden verplicht bij te dragen in de kosten van hun kinderen. De hoogte van die bijdrage is afhankelijk van zowel de kosten van de kinderen als de draagkracht van de ouders. De bijdragen worden berekend op basis van het netto-inkomen van de ouders. In 2013 zijn de richtlijnen voor de berekening van kinderalimentatie aangepast. Een van de doelen was om meer draagvlak te creëren voor het betalen van kinderalimentatie door de berekeningswijze ervan te vereen voudigen. Helaas bleek in de praktijk dat vaststelling van kinderalimentatie
B&W6002 B&W Nwsbrf Raad 1_2016_W1.indd 1
nog steeds ingewikkeld is en voor veel discussie kan zorgen. Gehuwden en geregistreerd partners zijn mogelijk ook jegens elkaar onderhoudsplichtig na scheiding. Deze partneralimentatie kan altijd worden aangevraagd wanneer er
>>
25-04-16 09:18
Raad • nummer 01 • mei 2016
>>
Vervolg van pagina 1
“De grondslag tot partneralimentatieplicht is de lotsverbondenheid die door het huwelijk of het geregistreerd partnerschap ontstaat. Deze lotsverbondenheid verdwijnt niet door de scheiding” sprake is van behoeftigheid, wat wil zeggen dat de aanvrager (alimentatie gerechtigde) niet of niet volledig in staat zal blijken in het eigen levensonderhoud te voorzien. De hoogte van de partner alimentatie is afhankelijk van een aantal factoren waaronder vooral de behoefte en de draagkracht. De behoefte van de alimentatiegerechtigde wordt gebaseerd op de voorgaande huwelijkse welstand. De draagkracht van de alimentatie plichtige wordt bepaald aan de hand van zijn inkomsten en lasten. Niet-financiële factoren kunnen ook nog een rol spelen. De grondslag tot partneralimentatie plicht is de lotsverbondenheid die door het huwelijk of het geregistreerd partnerschap ontstaat. Deze lots verbondenheid verdwijnt niet door de scheiding. De alimentatieverplichting duurt maximaal twaalf jaren met een beperkte verlengingsmogelijkheid. Mocht het huwelijk korter dan vijf jaren geduurd hebben en kinderloos gebleven zijn, is de duur gelijk aan de duur van het huwelijk. Zowel deze grondslag (lotsverbondenheid) als de duur van
de partneralimentatieregeling staan al geruime tijd ter discussie. In 2012 werd een wetsvoorstel ingediend om de duur van partneralimentatie te beperken tot vijf jaren. Dit voorstel werd in april 2014 door de Tweede Kamer verworpen. In juni 2015 is opnieuw een wetsvoorstel tot herziening van de partneralimentatie bij de Tweede Kamer ingediend. Het voorstel is meeromvattend dan het voorstel van 2012 en gaat over zowel de grondslag, de duur als de vaststelling van de partneralimentatie. Met dit voorstel wil men partneralimentatie beter doen aansluiten bij de huidige tijd. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, zal de grondslag tot partneralimentatie niet langer de lotsverbondenheid zijn, maar het inkomensverlies of het verlies aan verdiencapaciteit ten gevolge van het huwelijk. De behoefte aan alimentatie zou daarop worden gebaseerd. Ook wordt de maximale duur dat partneralimentatie betaald moet worden teruggebracht van
twaalf naar vijf jaren. Als een huwelijk korter dan drie jaren heeft geduurd, hoeft er helemaal geen partner alimentatie betaald te worden. Voor echtgenoten die langer dan vijftien jaren getrouwd zijn, geldt een maximale duur van tien jaren. De indieners van het wetsvoorstel - dat nog moet worden besproken in de Tweede Kamer - wensen de vaststelling van partneralimentatie te vereen voudigen. Een mooie doelstelling, maar is die ook realistisch? Gezien de ervaringen met de berekeningswijze voor kinderalimentatie, zijn wij niet hoopvol gestemd in deze. Vooralsnog worden partner- en kinderalimentatie ongewijzigd vastgesteld. Voor vragen of advies over alimentatie kunt u contact opnemen met onze sectie Familie- en Erfrecht.
2 B&W6002 B&W Nwsbrf Raad 1_2016_W1.indd 2
25-04-16 09:18
Wijzigingen ingaande 1 april 2016 Op 1 april 2016 is artikel 7:627 BW vervallen, waarmee ook de hoofdregel “geen arbeid, geen loon, tenzij…” is komen te vervallen. Volgens deze hoofdregel had de werknemer geen recht op loon als hij de arbeid niet had verricht. Dit was alleen anders wanneer de reden van het niet-werken in de risicosfeer van de werkgever lag of bij wet was geregeld. Sinds 1 april 2016 is het uitgangspunt gewijzigd in “geen arbeid, wel loon, tenzij…”. Onder het oude recht moest de werknemer stellen en bewijzen dat het nietwerken in de risicosfeer van de werkgever lag, terwijl in het nieuwe recht de werkgever deze stelplicht en bewijslast draagt. De werkgever zal moeten aantonen dat (I) bij de werk nemer de bereidheid ontbreekt om de bedongen arbeid te verrichten en (II) het nietwerken voor rekening van de werknemer dient te komen. Deze wijziging kan gevolgen hebben voor de huidige arbeidsrechtpraktijk. Waar denken wij aan? Situatieve arbeidsongeschiktheid In het geval van arbeidsongeschiktheid regelt de wet dat de werkgever het loon moet doorbetalen. Dit is niet veranderd per 1 april 2016. De wijziging per 1 april 2016 kan echter wel consequenties
hebben bij situatieve arbeidsongeschikt heid. Onder het oude recht had de werknemer in principe geen recht op loon bij situatieve arbeidsongeschikt heid, behalve als de werknemer kon aantonen dat zijn klachten zijn ontstaan uit de werkzaamheden en de oorzaak van het nietwerken daarmee in de risicosfeer van de werkgever kwam te liggen. De verwachting is nu dat de bewijslast wordt omgedraaid en dat de werkgever zal moeten bewijzen dat het nietwerken in de risicosfeer van de werknemer ligt. Een voorbeeld: stel dat een werknemer zich ziek meldt vanwege een arbeidsconflict, dan geldt de nieuwe hoofdregel “geen arbeid, wel loon, tenzij…” Dus zal de werkgever moeten bewijzen dat het nietwerken voortvloeit uit het arbeidsconflict en niet uit arbeids ongeschiktheid op medische gronden. Schorsing In de rechtspraak is bepaald dat bij schorsing (op nonactiefstelling) de werknemer in beginsel recht heeft op loon als hij zich bereid en beschikbaar houdt voor werk. Het uitgangspunt daarbij is dat de werkgever ervoor kiest om de werknemer niet te laten werken en dat het nietwerken zodoende in de risicosfeer van de werkgever komt te liggen. De werknemer behoudt dan het recht op loon ondanks de aard en ernst van de gedragingen. Niet uit te sluiten is dat de rechtspraak hierover na 1 april 2016 zal wijzigen, nu de maatstaf niet meer kan worden toegepast doordat de hoofdregel is omgedraaid. Onduidelijk wiens risicosfeer In sommige gevallen is het onduidelijk
in wiens risicosfeer het nietwerken ligt, bijvoorbeeld als het niet kunnen verrichten van de werkzaamheden veroorzaakt wordt door de weers omstandigheden. De werknemers kunnen in aanmerking komen voor een tijdelijke WWuitkering bij ‘onwerkbaar weer’. De werkgever dient bij het UWV melding te maken van het feit dat de werkzaamheden vanwege de weers omstandigheden stil komen te liggen. Weersomstandigheden vallen immers niet onder de gewone ondernemers risico’s, maar komen ook niet voor risico van de werknemer. De overheid poogt al geruime tijd een nieuwe calamiteiten regeling in te voeren. Deze regeling zou de huidige WWregeling bij ‘onwerkbaar weer’ vervangen. De calamiteiten regeling zou per 1 april 2016 worden ingevoerd, maar werd (nogmaals) uitgesteld.
ARBEIDSRECHT
Geen arbeid, geen loon?
Conclusie Uit het bovenstaande volgt dat per 1 april 2016 de hoofdregel “geen arbeid, geen loon, tenzij het nietwerken in de risicosfeer van de werkgever ligt” wijzigt in “geen arbeid, wel loon, tenzij het nietwerken in de risicosfeer van de werknemer ligt.” Of en hoe de gevolgen hiervan in de praktijk merkbaar worden, zal afhangen van de wijze waarop de rechter invulling geeft aan deze gewijzigde maatstaf. Het advies aan werkgevers is in ieder geval om de reden voor het nietverrichten van arbeid schriftelijk vast te leggen, zodat zij kunnen bewijzen dat een werknemer niet bereid is om de werkzaamheden te verrichten en het nietwerken voor rekening van de werknemer dient te komen. Wij volgen de ontwikkelingen voor u, aarzel niet om contact met ons op te nemen wanneer u met dit onderwerp in aanraking komt. Mocht u hierover vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met onze sectie Arbeidsrecht.
3 B&W6002 B&W Nwsbrf Raad 1_2016_W1.indd 3
25-04-16 09:18
ONDERNEMINGSRECHT
Raad • nummer 01 • mei 2016
Factuurfraude: wie draagt de schade? Stel: u betaalt in goed vertrouwen een factuur door het geldbedrag naar het in de factuur genoemde rekeningnummer over te maken, maar vervolgens spreekt de schuldeiser u aan omdat hij geen betaling heeft ontvangen. In dat geval bent u waarschijnlijk slachtoffer geworden van factuurfraude. Bij factuurfraude onderschept een derde de factuur van de schuldeiser en verwisselt hij deze met een valse factuur met daarop zijn eigen rekening nummer. U betaalt daardoor niet aan de schuldeiser, maar aan de fraudeur. Maar wie draagt nu de schade van de betaling aan de fraudeur: de schuld eiser die de factuur heeft verstuurd of de schuldenaar die de factuur heeft betaald? Deze vraag moest de rechtbank OostBrabant beantwoorden in de kwestie die heeft geleid tot het vonnis van 30 december 2015. De rechtbank beoordeelde eerst of de schuldenaar er vanuit mocht gaan dat betaald moest worden op het in de factuur vermelde rekeningnummer. Immers, in dat geval zou de schuldenaar bevrijdend hebben betaald aan de schuldeiser en zou hij niet nog een keer hoeven te betalen. Volgens de rechtbank mocht de schuldenaar er echter in dit geval niet vanuit gaan dat hij de betaling mocht verrichten op het in de factuur genoemde rekening nummer. Hiervoor noemde de rechtbank de volgende argumenten.
de factuur een ander rekeningnummer stond vermeld dan op eerdere facturen. Ondanks deze constatering heeft de schuldenaar geen navraag gedaan bij de schuldeiser. Deze omstandigheden leiden er volgens de rechtbank toe dat een betaling op een onjuist rekeningnummer voor rekening en risico van de schuldenaar dient te komen. Een tweede betaling door de schuldenaar (ditmaal wel aan de schuldeiser) is in de visie van de rechtbank bovendien niet onaanvaard baar omdat de schuldeiser geen verwijt kan worden gemaakt van de betaling op het onjuiste rekening nummer. De rechtbank weegt in deze ook mee dat de schuldenaar de mogelijkheid heeft om de fraudeur aan te spreken (op grond van onverschuldigde betaling), terwijl de schuldeiser hiervoor niet zonder meer een rechtsgrondslag heeft. De vordering van de schuldeiser tot betaling van de factuur wordt dus
door de rechtbank toegewezen. Kortom, de schuldenaar is de dupe van factuurfraude, aangezien hij de factuur al een keer heeft betaald aan de fraudeur en nu nog een keer dient te betalen aan de schuldeiser. Weliswaar heeft hij een verhaals mogelijkheid op de fraudeur op grond van onverschuldigde betaling, echter dient dan wel aangetoond te kunnen worden wie de factuur heeft vervalst. En de fraudeur moet dan ook nog verhaal bieden. Vandaar dat u er goed aan doet om bij betaling van een factuur alert te zijn en – indien mogelijk – het rekeningnummer te vergelijken met het rekeningnummer op een eerdere factuur. Informeer bij twijfel altijd bij de schuldeiser. Mocht u te maken krijgen met factuurfraude of naar aanleiding van dit artikel nog vragen hebben, neemt u dan gerust contact op met een van de leden van de sectie Ondernemingsrecht.
Ten eerste rust op de schuldenaar de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de betaling bij de schuld eiser terecht komt. Ten tweede vond de rechtbank in dit specifieke geval van belang dat de schuldenaar zelf de overeenkomst had opgesteld die ten grondslag lag aan de betaling. De schuldeiser heeft vervolgens gefactureerd conform de eisen die de overeenkomst hieraan stelde, namelijk door toezending van een schriftelijke factuur. Tot slot speelde een rol dat de schuldenaar had geconstateerd dat op
4 B&W6002 B&W Nwsbrf Raad 1_2016_W1.indd 4
25-04-16 09:18
Het einde van een B.V. Soms is een vennootschap niet langer nodig. Er zijn geen activiteiten meer of een B.V. is niet meer rendabel. Als er geen reden meer is om een B.V. in stand te houden, dan brengt het voortbestaan van die B.V. alleen maar onnodige kosten met zich mee. Ook als een B.V. niet actief is, moet immers wel jaarlijks een jaarrekening worden opgesteld en gedeponeerd. Hoe kom je van zo’n B.V. af? Om te beginnen dient de aandeelhouders vergadering een ontbindingsbesluit te nemen. Daarna moet in beginsel tot vereffening van het vermogen van de B.V. worden overgegaan. Daaraan zijn diverse voorwaarden verbonden en er dienen diverse formaliteiten vervuld te worden. Bij vereffening (liquidatie) moeten alle activa worden omgezet in liquide middelen, waarna de opbrengst wordt verdeeld onder de schuldeisers. Wat daarna over zou blijven is voor de aandeelhouders. Qua formaliteiten moet worden gedacht aan het vermelden van ‘in liquidatie’ achter de naam van de vennootschap bij alle uitgaande correspondentie. In die fase stelt de vereffenaar een rekening en verantwoording op waaruit de omvang en samenstelling van het overschot blijkt. Ook stelt de vereffenaar een plan van verdeling op. Deze rekening en verantwoording moeten gedurende twee maanden bij het handelsregister ter inzage worden neergelegd. Ook moet dit alles in een landelijk dagblad worden aangekondigd. Daarmee wordt onbekende crediteuren en belanghebbenden de gelegenheid geboden zich te verzetten tegen de geplande verdeling. Als de vereffenaar verwacht dat de schulden de waarde van de activa zullen overtreffen, dient hij het faillissement van de B.V. aan te vragen. Dit kan alleen vermeden worden indien alle schuldeisers instemmen met vereffening buiten faillissement. Een andere optie is de zogenaamde turboliquidatie. Na het ontbindings besluit van de aandeelhoudersvergadering wordt bij de Kamer van Koophandel
het formulier inzake de ontbinding ingeschreven in het handelsregister. Turboliquidatie kan alleen als er geen bekende baten (activa) zijn. Door een turboliquidatie door te voeren kan de vennootschap snel ophouden te bestaan. Een turboliquidatie is echter niet zonder risico’s omdat de belangen van schuld eisers hierbij slecht beschermd worden. Onder omstandigheden kan een turboliquidatie dan ook onrechtmatig zijn jegens schuldeisers. De bestuurder kan dan aansprakelijk gesteld worden. Maar rechters hebben wisselende uit spraken gedaan over de turboliquidatie. In sommige gevallen werd de bestuurder aansprakelijk geacht omdat er mogelijk wel nog baten zouden zijn, bijvoorbeeld een vordering op de bestuurder zelf inzake bestuurdersaansprakelijkheid, zodat de schuldeisers door de turboliquidatie schade hadden geleden. De bestuurder had volgens de rechter het eigen faillissement moeten aan vragen in plaats van tot turboliquidatie over te gaan (dan wel formeel moeten vereffenen). In andere uitspraken was juist het eigen faillissement van de B.V.
aangevraagd, waarna de rechter oordeelde dat tot turboliquidatie overgegaan had moeten worden. De rechter vond het in die gevallen onaanvaardbaar dat een curator met een lege boedel (dus zonder betaald te worden) de vennootschappen zou moeten afwikkelen. Als u een B.V. zou willen ontbinden, doet u er daarom goed aan juridisch advies in te winnen. Wij kunnen u adviseren over de diverse mogelijkheden en aangeven wat de daaraan verbonden risico’s zijn. Ook als u als schuldeiser geconfronteerd wordt met een ontbonden vennootschap kunnen wij u informeren. Onder omstandig heden kan alsnog het faillissement van de ontbonden vennootschap worden aangevraagd, kan de vereffening van de ontbonden vennootschap worden heropend of kan de bestuurder van de ontbonden vennootschap worden aangesproken. Mocht u hierover vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met de advocaten van Boskamp & Willems uit de sectie Insolventierecht.
5 B&W6002 B&W Nwsbrf Raad 1_2016_W1.indd 5
25-04-16 09:18
Raad • nummer 01 • mei 2016
Overgangsrechtelijke bescherming: wat heb je eraan? Als een gemeente een nieuw bestemmingsplan in procedure brengt, worden bestaande bebouwing en bestaande functies daarin vastgelegd en bij het in beeld brengen daarvan stuit zij nogal eens op ‘oud zeer.’ Vaak betreft dat een gebruik dat al decennialang bestaat, maar dat in strijd is met het geldende bestemmingsplan, zonder dat ooit een vergunning of vrijstelling daarvoor is verleend. In sommige gevallen kan de gemeente aan dat bestaande gebruik geen einde meer maken omdat dat valt onder de beschermende werking van het overgangsrecht van het geldende bestemmingsplan. In andere gevallen wil de gemeente daar geen einde aan maken omdat de bestuurders begrip hebben voor de wens om dat bestaande gebruik te kunnen voortzetten. Het gaat dan bijvoorbeeld om het gebruik van een bestaand gebouw als woning of als werkplaats bij een bedrijf. In zo’n situatie ziet de gemeente zich gesteld voor de vraag of het bestaande gebruik kan worden gelegaliseerd door dat gebruik in het nieuwe bestemmings plan ‘positief te bestemmen’. Hogere wetten en regels (zoals de Verordening ruimte van de Provincie) kunnen een belemmering vormen voor zo’n positieve bestemming. Maar de gebruiker van het gebouw hoeft dan nog niet met lege handen komen te staan. De gemeente kan er namelijk voor kiezen het bestaan de gebruik in het nieuwe bestemmings plan (opnieuw) onder het overgangs recht te brengen. We kennen twee soorten overgangs rechtelijke bescherming: het persoons gebonden overgangsrecht en het object
“We kennen twee soorten overgangsrechtelijke bescherming: het persoonsgebonden overgangsrecht en het objectgebonden overgangsrecht”
gebonden overgangsrecht (ook wel uitsterfregeling genoemd). Indien een persoonsgebonden overgangsrecht van toepassing is, mag de persoon die op dat moment het pand gebruikt, dat gebruik voortzetten. Beëindigt hij dat gebruik, dan houdt de overgangsrechtelijke bescherming op en mag het gebouw alleen worden gebruikt conform de oorspronkelijke bestemming. De gebruiker heeft in dat geval niet de mogelijkheid het bestaande gebruik over te dragen aan een derde. Bij een objectgebonden overgangsrecht ligt dat anders. In dat geval geldt namelijk dat in de planregels wordt opgenomen dat het bestaande gebruik mag worden voortgezet, ongeacht wie de gebruiker is. De enige beperking is dat bij een langdurige gebruiksonderbreking (meestal van een jaar of meer), de over gangsrechtelijke bescherming eindigt. De bestaande gebruiker heeft bij een objectgebonden overgangsrecht wel de
mogelijkheid het gebouw te verkopen aan een derde, die dan het bestaande gebruik mag voortzetten. Uit een aantal recente bestemmings planprocedures volgt dat de Provincie Noord-Brabant zich op het standpunt stelt dat de keuze tussen persoons gebonden overgangsrecht en object gebonden overgangsrecht een gemeente lijke aangelegenheid is. De Provincie bemoeit zich daar niet mee. Als je (op termijn) het gebouw wilt verkopen, biedt dus een objectgebonden overgangsrecht veel meer bescherming dan een persoonsgebonden overgangs recht. Het is daarom zaak dat betrokkenen er goed op letten voor welke vorm gekozen wordt in het nieuwe bestemmingsplan: persoonsgebonden of objectgebonden. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met onze sectie Ruimtelijk bestuursrecht.
6 B&W6002 B&W Nwsbrf Raad 1_2016_W1.indd 6
25-04-16 09:18
Vroeger kregen mensen die langdurig met een PC werkten RSI-klachten of een muisarm. De laatste jaren ontstaan andersoortige klachten door het gebruik van tablet of smartphone: de tablet-nek en de smartphone-pols. De nekklachten volgen op het gedurende langere tijd met voorovergebogen nek over de tablet zitten. Steeds meer mensen zijn aangewezen op het werken met een tablet (zoals de Ipad). Ontstaat hierdoor het risico van een beroepsziekte? Een beroepsziekte is een ziekte of aandoening als gevolg van een belasting die in overwegende mate, meer dan 50%, in arbeid of arbeidsomstandigheden heeft plaatsgevonden. Het aantal meldingen van beroepsziekten is de laatste jaren sterk gestegen. In 2014 zijn er 8.513 meldingen van beroepsziekten geregistreerd door het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. De tabletnek is overigens nog niet als beroepsziekte geregistreerd. Voor het ontstaan van een beroeps ziekte kan de werkgever onder omstandigheden aansprakelijk worden gehouden. Dit blijkt in de praktijk niet eenvoudig te zijn omdat er op tal van punten bewijs geleverd moet worden. De werknemer moet stellen en zonodig bewijzen dat hij schade lijdt en daad werkelijk is blootgesteld aan een
gevaarlijke of schadelijke arbeidssituatie. Tevens moet hij stellen en zonodig bewijzen dat de schade kan zijn veroorzaakt tijdens of door het werk. Soms is het onduidelijk of de klachten tijdens het werk of in de privésituatie zijn ontstaan of is het causaal verband niet vast te stellen waardoor aanspra kelijkheid niet wordt aangetoond. Zaken die vorig jaar in het nieuws kwamen en waarbij de werkgever aansprakelijk is of kan worden gesteld wegens het ontstaan van een beroepsziekte: Defensiemedewerkers blootgesteld aan chroom-6 in verf Chroom6, verf die wordt gebruikt om vliegtuigen en voertuigen roestvrij te maken, kan kankerverwekkend zijn. Honderden (oud)medewerkers, die vermoeden dat ze gezondheids klachten hebben gekregen door (het werken met) Chroom6, meldden zich bij Defensie.
SCHADE EN AANSPRAKELIJKHEID
Het tablet-nek syndroom en andere nieuwe beroepsziektes
Brandweerlieden hebben verhoogd risico op kanker Minister Asscher kreeg vragen uit de Tweede Kamer toen uit buitenlands onderzoek bleek dat brandweerlieden een verhoogde kans op bepaalde vormen van kanker hebben. Inmiddels wordt ook in Nederland onderzoek gedaan. De klachten worden vermoedelijk niet alleen veroorzaakt door het inademen van rook maar vooral doordat de huid blootgesteld wordt aan rook. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met onze sectie Schade en aansprakelijkheid.
7 B&W6002 B&W Nwsbrf Raad 1_2016_W1.indd 7
25-04-16 09:18
Colofon Raad is een uitgave van Boskamp & Willems Advocaten Boskamp & Willems Advocaten Postbus 8727 5605 LS Eindhoven Tel +31 (0)40 250 14 14 Fax +31 (0)40 250 14 50 www.boskampwillems.nl
Toine Manders, voormalig Europarlementariër, is onlangs toegetreden tot ons kantoor
Redactie H.G.M. van der Westen H. Schmidgall Ontwerp en productie Korteweg Communicatie, Eindhoven
Toine was al advocaat toen hij in 1999 werd verkozen in het Europese Parlement. Hij heeft als Europarlementariër ruim 15 jaar gewerkt op allerlei rechtsgebieden in de Commissie volksgezondheid en milieu. Daarnaast heeft Toine in de Commissie interne markt- en consumenten bescherming furore gemaakt. Ook was hij lid van de EU-China delegatie. Vanwege zijn brede kennis, ruime ervaring en enorme netwerk, is Toine een belangrijke versterking van ons team en kan hij, in samenwerking met onze specialisten, veel voor u betekenen. Toine is een veelgevraagde spreker op Europese universiteiten, waar hij studenten uitlegt hoe wetgeving in Europa tot stand komt en welke
B&W6002 B&W Nwsbrf Raad 1_2016_W1.indd 8
invloed die wetgeving heeft op onze maatschappij. Hij koppelt daarbij de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie aan de dagelijkse praktijk. Zijn motto’s zijn: “Als je niet kunt delen, kun je ook niet vermenigvuldigen” en “Kennis biedt voorsprong”. Voor een vrijblijvend kennismakings gesprek met Toine kunt u zich wenden tot ons kantoor.
25-04-16 09:18