UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2008 – 2009
Anti-witwaspraktijken en de banksector
Sven Van de Weghe Onder leiding van Prof. Dr. Rudy Vandervennet
VOORWOORD Eerst en vooral had ik graag wat uitleg gegeven waarom ik dit onderwerp gekozen heb voor mijn eindverhandeling. Sinds enkele jaren heb ik verschillende aspecten in verband met de hedendaagse economie bestudeerd. Macro-economie, micro-economie, monetaire economie, internationale economie, en dergelijke meer. Ieder vakonderdeel ging dieper in op een bepaald aspect van de economie, maar ik vroeg mij af of er zoiets was als een ‘duistere kant’ aan dit alles. Eerder in het milieu van de misdaad en criminologie. Inzake witwaspraktijken had ik een eerste aanknopingspunt met deze materie. Na de eerste voorzichtige opzoekingen op het internet werd duidelijk dat de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) de te verkennen website was om na te gaan of dit onderwerp reeds voldoende uitgediept was om er een eindverhandeling over te schrijven. Tevens had ik contact gelegd met een niet nader genoemde financiële instelling die mij toegang verleende tot het archief van hun instelling. Na het indienen van mijn titel voor mijn eindverhandeling ging ik dus op een eerste serieuze verkenning. Al snel werd duidelijk dat het witwassen van geld en de financiering van terrorisme een samenhangend geheel vormde. En dit was zeker het geval na de aanslagen van 11 september 2001 op het WTC. Nu, mijn titel sloeg vooral op de witwaspraktijken en niet op het terrorisme. Daarom heb ik ook in mijn eindverhandeling het aspect terrorisme tot een minimum herleidt en mij vooral bezig gehouden met de typologieën inzake het witwassen van geld. Na een enthousiaste verkenningsfase zag ik het volledig zitten en had reeds enkele zaken in hoofde inzake ‘veldonderzoek’. Na enkele tevergeefse pogingen om contact te krijgen met goeroe’s inzake deze materie, is het mij gelukt om een informeel gesprek te hebben met iemand die op de hoogte was van de zaken die ik bespreek in mijn eindverhandeling. Tijdens het gesprek kwam ik er al vlug achter dat ik deze besproken zaken niet in mijn eindverhandeling kon opnemen, teneinde het beroepsgeheim en de geheimhouding van de betreffende persoon te waarborgen. Eén van de zaken die mij het meest is bijgebleven van heel mijn ‘veldonderzoek’ is het beroepsgeheim die heerst rond deze materie. Evenals personen die het systeem uitgebuit hadden bleven liever op de achtergrond en indien ze bepaalde aspecten wilden verwoorden, werd mij uitdrukkelijk gevraagd deze zaken uit mijn eindverhandeling te houden. Het is wel zo dat er reeds veel zaken gepubliceerd zijn inzake deze materie, maar enkel die zaken waarvan men een zekere graad van transparantie voor de dag kan leggen. Wel kan ik meegeven dat ik in mijn ‘veldonderzoek’ cases heb mogen inlezen die dermate complex zijn dat het een kluwen is van ogenschijnlijk losstaande deelaspecten, dat een grondige kennis vereist is van de primaire witwasindicatoren om een beeld te kunnen gaan vormen van deze ingewikkelde constructies. Naarmate mijn eindverhandeling vorderde werden bepaalde aspecten inzake witwasgedragingen duidelijker en werd het ergens ‘aangenaam’ was om te zoeken naar links in cases die ogenschijnlijk niets met mekaar te maken hadden. In mijn eindverhandeling zal ik in deel I de verschillende instanties die zich bezig houden met deze materie bespreken. Ik zal vooral uitdiepen op twee instanties, met name de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) en de Financial Action Task Force (FATF) of Financiële Actiegroep (FAG). In deel II sta ik stil bij de wetgeving op Belgisch en Europees niveau en bekijk ik enkele internationale verdragen. Tenslotte zal ik in deel III de gepubliceerde typologieën, thematische analyses en statistieken hierover gaan toelichten. Bij deze wil ik nog even alle personen bedanken die mij te woord hebben gestaan en mij geholpen hebben een kijk te geven in deze toch wel redelijk besloten materie. Niet alles is zoals het lijkt, maar één ding staat vast, hier wil ik in de toekomst meer ervaring in opdoen. Met vriendelijke groeten Sven Van de Weghe
2
3
Deel I : Verschillende instanties
p.6 p.6
CFI
Algemeen
Organigram
Diagram
Opdrachten van de cel
Rol van de Cel
FAG-FATF – Financiële Actiegroep
p.14
Egmont Groep
p.17
Europese Unie
p.18
Raad van Europa
p.19
Verdrag van Straatsburg
Evaluatieprogramma’s en Moneyval
Verenigde Naties •
Verdrag van Wenen
•
Bureau van VN voor drugscontrole en misdaadpreventie
•
Verdrag inzake transnationale georganiseerde criminaliteit
Internationaal Muntfonds en Wereldbank
Evaluatiemethodologie
Coordinatiemechanisme inzake technische bijstand
Organisation for Economic Co-operation and Development Deel II : Wetgeving inzake witwassen en de financiering van terrorisme
p.21
p.22
p.24 p.25
Belgische wetgeving
p.25
Europese wetgeving
p.32
Internationale verdragen
p.36 4
De overeenkomst van de Verenigde georganiseerd misdaad, 14 december 2000.
De overeenkomst van de Verenigde Naties tegen ongeoorloofd verkeer in verdovende middelen en psychotrope substanties, 20 december 1988.
Deel III : Typologieën inzake witwaspraktijken
Naties
tegen
transnationale
p.38 p.38
CFI
Indicatoren en thematische analyses
Jaarverslagen inzake gemelde dossiers p.53
FATF-GAFI
Indicatoren en thematische analyses
Jaarverslagen inzake gemelde dossiers
CFI gekoppeld aan FATF-GAFI Deel IV : Conclusie Deel V : Bibliografie
p.55
Jaarverslagen p.56 p.57
5
Deel I : Verschillende instanties
CFI Algemeen De CFI werd opgericht bij Koninklijk Besluit van 11.6.1993 als gevolg van de Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. De CFI fungeert als een onafhankelijke administratieve overheid met rechtspersoonlijkheid. De CFI houdt zich bezig met de behandeling van verdachte financiële verrichtingen gemeld door bij wet aangeduide (financiële) ondernemingen en personen. Jaarlijks wordt er een jaarverslag gepubliceerd met allerlei statistieken en rechtspraak. Het Koninklijk Besluit van 11 juni 1993 omvat tevens de samenstelling, organisatie, werking en onafhankelijkheid van de CFI. Deze overheid, samengesteld uit financiële deskundigen en een hoger officier gedetacheerd van de federale politie (3 tot 8 leden), staat onder het toezicht van de Ministers van Justitie (Onckelinx) en van Financiën (Reynders) en onder de leiding van een magistraat of van zijn plaatsvervanger, afgedeeld van het parket. Het bureau, bestaande uit de voorzitter en de vice-voorzitter, organiseert de werkzaamheden van de Cel. Wanneer we spreken over de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) hebben we het over de Belgische Financial Intelligence Unit (FIU). Alle meldingsplichtigen die verdachte transacties of zaken waarnemen waarvan zij vermoeden dat ze te maken hebben met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme, worden geacht dit te melden. Niet enkel Belgïe heeft zo een FIU, maar alle landen die zich onderwerpen aan de regels van de Groupe d’Action Financière Internationale (GAFI), onderhouden een soortgelijk FIU. Door een memoranda of understanding (MOU), bestaat er een uitwisseling van gegevens over verdachte transacties. De CFI werkte thans op grond van wederkerigheid duurzaam samen met de 70 buitenlandse meldpunten, wat werd uitgebreid naar 84. De situatie op 19 januari 2009 betreft volgende landen: Albanië, Andorra, Anguilla, Argentinië, Aruba, Australië, Bahama's, Bahrein, Belize, Bermudaeilanden, Brazilië, Britse Maagdeneilanden, Bulgarije, Canada, Chili, China, Colombia, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Egypte, Eiland Man, Estland, Filipijnen, Finland, Frankrijk, Georgië, Gibraltar, Griekenland, Guatemala, Guernsey, Hongarije, Hongkong (China), Honruras, Ierland, Indonesië, Israël, Italië, Japan, Jersey, Kaaimaneilanden, Kroatië, Letland, Libanon, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Macedonië, Malta, Mauritius, Mexico, Moldavië, Monaco, Nederland, Nederlandse Antillen, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oekraïne, Oostenrijk, Panama, Peru, Polen, Portugal, Roemenië, Rusland, Senegal, Servië, Singapore, Slovakije, Slovenië, Spanje, St Vincent & Grenadines, Taiwan, Thailand, Tsjechië, Turkije, Venezuela, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Arabische Emirates, VSA, Zuid-Afrika, Zuid-Korea, Zweden en Zwitserland.
6
Zoals reeds gesteld is de CFI is een administratief orgaan dat fungeert als buffer tussen de meldingsplichtigen en de politie. Er is duidelijk voorzien dat alle mensen die voor de CFI werken gebonden zijn door een beroepsgeheim waardoor zij nooit (behalve eventueel aan een rechter) gegevens mogen bekendmaken die zij vernemen als gevolg van hun werkzaamheden bij de CFI. Er zijn enkele leden van de Federale Politie werkzaam als 'verbindingsofficier' tussen de CFI en politie. Zij vallen ook onder het (extra) beroepsgeheim dat geldt voor alle leden en medewerkers van de CFI. Hun taak bestaat hoofdzakelijk in het 'begeleiden' van de vergaring van informatie van de CFI. Tenslotte is sedert 2008 een hoger officier effectief lid van de CFI. In andere landen zijn de FIU's soms ook administratieve instanties, soms zijn het gemengde (administratief en politie) instanties, soms zijn het zuiver politiële instanties. De FIU's zijn verzameld in de Egmont Group of bij FIU-net.
7
Organigram
Diagram
8
Opdrachten van de cel
Om de wet inzake witwassen van geld te kunnen toepassen, moet er eerst en vooral een duidelijke omschrijving gegeven worden wat er precies onder deze wet valt. In verband met witwasgedragingen worden volgende elementen omschreven die onderwerp uitmaken van deze wet. - De omzetting of overdracht van geld of activa met de bedoeling de illegale herkomst ervan te verbergen of te verdoezelen of een persoon die betrokken is bij een misdrijf waaruit dit geld of deze activa voortkomen, te helpen ontkomen aan de rechtsgevolgen van zijn daden; - Het verhelen of verhullen van de aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing of eigendom van geld of activa waarvan men de illegale herkomst kent; De verwerving, het bezit of het gebruik van geld of activa waarvan men de illegale herkomst kent; - De deelneming aan, de medeplichtigheid tot, de poging tot, de hulp aan, het aanzetten tot, het vergemakkelijken van of het geven van raad betreffende een van de in de drie voorgaande punten bedoelde daden. Als we kijken naar artikel 505 van het Strafwetboek, kunnen we vaststellen dat de wet inzake witwasgedragingen enkel maar van toepassing is op de meest ernstige misdaadvormen en dus qua toepassingsgebied beperkter. In deel II zal hier verder op ingegaan worden. Als de Cel zijn werk naar behoren wil doen, is er natuurlijk nood aan een groep meldingsplichtigen, teneinde mogelijke gevallen van witwassen van geld en financiering van terrorisme te kunnen traceren. De Cel heeft reeds een aantal indicatoren gepubliceerd waar de meldingsplichtigen rekening mee kunnen houden om zo een ‘objectief’ beeld te vormen van potentiële cliënten. Deze zijn onder te brengen in een aantal verschillende categorieën. Zoals gesteld op de website van de Cel spreekt met over een vereenzelviging van de cliënten.. In essentie komt het erop neer dat met een juiste identificatie dient te bekomen van de betrokken cliënten. “De onderworpen ondernemingen en personen, met uitzondering van de casino's, dienen hun cliënten en de lastgevers van deze cliënten te identificeren en hun identiteit te controleren, aan de hand van een bewijsstuk waarvan afschrift wordt genomen op papier of op elektronische drager, en meer in het bijzonder hun gewone cliënten; hun gelegenheidscliënten wanneer deze wensen over te gaan tot het uitvoeren van een verrichting van minstens 10.000 EUR, ongeacht of zij wordt uitgevoerd in één of in verscheidene verrichtingen waartussen een verband blijkt te bestaan, of zodra wordt vermoed dat het gaat om witwassen van geld of om financiering van terrorisme, zelfs wanneer het bedrag lager is dan 10.000 EUR; hun cliënten die een geldoverdracht wensen uit te voeren. Wat betreft bestaande cliënten moeten ze hun identiteit controleren wanneer ze twijfelen aan de waarachtigheid of aan de juistheid van de identificatiegegevens waarover ze beschikken.Deze identificatieplicht vervalt voor de bedoelde ondernemingen en personen, met uitzondering van de casino's, wanneer die cliënten zelf een financiële instelling zijn zoals bedoeld in artikel 2 van de wet of in artikel 1 van de Europese richtlijn of een financiële instelling gevestigd in een lidstaat van de Financiële Actiegroep. De in artikel 2 bedoelde financiële instellingen, met uitzondering van de vastgoedmakelaars, de bewakingsondernemingen en de handelaren in diamant, mogen de identificatieplicht laten uitvoeren door een derde zaakaanbrenger voor zover deze eveneens een financiële instelling is in de zin van artikel 1 van de Europese richtlijn of een financiële instelling uit een lidstaat van de Financiële Actiegroep. De casino's moeten zich aan de hand van een bewijsstuk, waarvan afschrift wordt genomen op papier of elektronische drager, vergewissen van de identiteit van alle cliënten die een financiële verrichting willen uitvoeren in verband met het spel. Voor natuurlijke personen betreft de vereenzelviging de naam, de voornaam 9
en het adres. Voor rechtspersonen en trusts betreft het de naam en de zetel van de rechtspersoon, de bestuurders en de kennis van de bepalingen omtrent de bevoegdheid verbintenissen aan te gaan voor de rechtspersoon of de trust, alsook de vereenzelviging van de natuurlijke persoon of personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of controle uitoefenen op de rechtspersoon of trust. Wanneer de cliënt of de houder van een controleparticipatie een beursgenoteerde vennootschap is, moeten haar aandeelhouders niet worden geïdentificeerd. Zowel voor natuurlijke als voor rechtspersonen omvat de identificatie ook het voorwerp en de verwachte aard van de zakenrelatie. Voornoemde ondernemingen en personen dienen alle redelijke maatregelen te treffen om zonodig de ware identiteit te achterhalen van de personen (economisch rechthebbenden) voor wier rekening deze cliënten handelen. De wet laat het aan de controleoverheden over de redelijke maatregelen nader te omschrijven. De wet bepaalt dat de controleoverheden, desgevallend via reglementering, de modaliteiten van de identificatie vastleggen in functie van het risicoprofiel van de cliënt (zoals in het geval van politieke prominenten), van de zakenrelatie of van de verrichting (bijvoorbeeld het gebruik van correspondentrekeningen). Ook de redelijke maatregelen om de werkelijke begunstigde aan te duiden en de specifieke en de passende maatregelen bij het aangaan van betrekkingen of verrichtingen met cliënten die fysiek niet aanwezig zijn, worden aldus vastgelegd. Indien de onderworpen ondernemingen en personen deze verplichtingen niet kunnen nakomen, mogen ze geen zakenrelatie aanknopen. Ze moeten dan eveneens bepalen of een melding aan de Cel zich opdringt.” Een tweede categorie gaat in op de geldoverdracht. In essentie komt het hier op neer dat men een juist beeld dient te verwerven inzake de verrichting zelf. Wat de bedoeling is van de verrichting en welke partijen deelnemen aan de transactie. “De financiële instellingen die activiteiten van geldoverdracht uitvoeren, moeten bij het overschrijven of overdragen van geld en in de mededelingen daaromtrent, correcte en nuttige inlichtingen over de cliënten-opdrachtgevers van de betrokken verrichtingen vermelden. Ze moeten al die inlichtingen bewaren en doorgeven ingeval zij als tussenpersoon optreden in een betaalketen. De wet gelast de controleoverheden, desgevallend via reglementering, de toepassingsmodaliteiten van deze verplichting vast te leggen.” Een derde categorie handelt over de bewaring van de documenten. Door het bewaren van documenten en afschriften, kan de Cel, indien nodig blijkt een onderzoek gaan instellen en deze relevante documenten opvragen teneinde een beeld te kunnen vormen over de gedane transacties. “De wet legt de betrokken ondernemingen en personen de verplichting op gedurende tenminste vijf jaar na het beëindigen van de cliëntenrelatie op papier of elektronische drager een afschrift te bewaren van de stukken die voor de identificatie hebben gediend. Gedurende vijf jaar vanaf de uitvoering van de verrichtingen moeten ze een kopie van de registraties, de borderellen en stukken van de uitgevoerde verrichtingen op papier of elektronische drager bewaren, zodat deze nauwkeurig terug kunnen worden samengesteld. Ze registreren de uitgevoerde verrichtingen op zodanige wijze dat zij binnen de door haar bepaalde termijn kunnen voldoen aan de verzoeken om inlichtingen vanwege de Cel.” Er geldt ook een continue plicht tot waakzaamheid van het personeel van de betrokken ondernemingen. Het zijn tenslotte deze personen die zich kunnen vergewissen of de cliënten een bepaald risico inhouden inzake witwassen van geld en/of de financiering van terrorisme.
10
Als vierde categorie die de Cel naar voren schuift, betreft het de plicht tot waakzaamheid. Deze kan onderverdeeld worden in een aantal nevencategorieën, zoals een continue waakzaamheid betreffende het identificatieproces, de aanwijzing van het personeel, inclusief de interne procedures en de verslaggeving inzake twijfelachtige verrichtingen. Bestendige waakzaamheid in het kader van het identificatieproces Men moet er zich van vergewissen dat de zakenrelatie die reeds opgebouwd is of tot stand komt, daadwerkelijk een juist beeld verschaft van de bedoelde intenties van de betrokken onderneming of personen. Hierbij moet het personeel in functie van de zakenrelatie en de uitgevoerde verrichtingen voldoende bevestiging bekomen dat de commerciële activiteiten, het economisch profiel van de cliënt, de herkomst van de fondsen, stroken met het legitiem karakter van de bedrijvigheid. Indien men zich niet volledig kan vereenzelvigen met de aangegane zakenrelatie, dient men de zakenrelatie te stoppen en indien nodig geacht een melding doen aan de Cel. Vorming van het personeel en interne procedures Inzake de vorming van het personeel, legt de wet bij verplichting op dat het personeel begeleidt moet worden in die mate dat het personeel in staat is betreffende verrichtingen op te sporen en te behandelen, wanneer er een vermoeden bestaat dat het om witwassen van geld of financiering van terrorisme gaat. Tevens wordt er een verantwoordelijke aangesteld die het reilen en zeilen coördineert inzake de naleving van de maatregelen ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme bij de financiële instellingen, vastgoedmakelaars, bewakingsondernemingen die diensten van toezicht op en bescherming bij het vervoer van goederen leveren, handelaren in diamant en casino's. Deze is belast met de vaststelling van procedures voor interne controle, informatieverstrekking en -centralisatie om verrichtingen die met het witwassen van geld en de financiering van terrorisme verband houden, te voorkomen, op te sporen en te verhinderen. Waakzaamheid en schriftelijk verslag over elke twijfelachtige verrichting Wanneer men een twijfelachtige verrichting vaststelt, moeten de bovenstaande ondernemingen en personen die verrichting onderzoeken, rekening houdend met de verschillende aspecten ten opzichte van de persoon of onderneming in kwestie, de gedane verrichtingen en de omstandigheden waarin de verrichting wordt gedaan. Bovendien legt de wet de bovenstaande ondernemingen/instellingen op een schriftelijk verslag op te stellen over deze verdachte verrichtingen. Dit verslag wordt toegestuurd aan de aangewezen verantwoordelijke personen en moet vijf jaar bewaard worden. Deze verplichting geldt niet voor de notarissen, gerechtsdeurwaarders, bedrijfsrevisoren, externe accountants, externe belastingconsulenten, erkende boekhouders en erkende boekhoudersfiscalisten zoals bedoeld in artikel 2bis van de wet van 11 januari 1993. Na advies van de Commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen en de Cel kan de Koning een lijst opstellen van verrichtingen inzake deviezen die specifiek geacht worden verband te houden met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme en waarover voormelde ondernemingen en personen een schriftelijk verslag moeten opstellen. Dit verslag wordt toegestuurd aan de aangewezen verantwoordelijke persoon. Een andere categorie behandelt de beperking van betalingen in contanten. Deze beperking wordt opgesplitst in 2 onderliggende categorieën, enerzijds verrichtingein inzake onroerende goederen en anderzijds verrichtingen met een handelaar. “Bij de verkoop van een onroerend goed moet de prijs worden vereffend door overschrijving of cheque, behalve voor een bedrag tot 10 % van de verkoopprijs voor zover dit bedrag niet hoger is dan 15.000 EUR. De verkoopovereenkomst en -akte moeten het nummer van de financiële rekening vermelden waarlangs het bedrag overgedragen werd of zal worden. De notarissen en de
11
vastgoedmakelaars zien toe op de naleving van deze verplichting en stellen de Cel in kennis van inbreuken hierop.” “Elk roerend goed dat verkocht wordt door een handelaar en waarvan de waarde 15.000 EUR of meer bedraagt, mag niet in contanten worden vereffend. Deze bepaling is niet van toepassing op de verkoop van roerende goederen tussen particulieren. De betaling kan op elke mogelijke girale wijze worden verricht. De naleving van deze verplichting wordt gecontroleerd door de ambtenaren van de Minister van Economische Zaken, die een geldboete van 250 tot 225.000 EUR kunnen opleggen, maar die evenwel niet meer mag bedragen dan 10% van de ten onrechte in contanten betaalde sommen.” Melding van verdachte verrichtingen worden geacht gedaan te worden aan de Cel wanneer het zich voordoet. Een eerste analyse wordt gedaan door de witwasverantwoordelijke aan de hand van de schriftelijke interne verslagen die een ongebruikelijke of twijfelachtige verrichting vaststellen. Er zijn verschillende scenario’s mogelijk om een melding te maken aan de Cel. Ofwel kan men de te verrichten transacties op voorhand tegenhouden en een melding doen, of men laat de transactie doorgaan en stellen de Cel direct na de transactie op de hoogte van de gedane verrichting. Het is mogelijk dat wanneer men een transactie tegenhoudt, de betrokkene niet meer vervolgd kan worden.. In dit geval zal men ook een reden aangeven waarom men de transactie heeft laten doorgaan. Hierop geldt er wel een uitzondering voor de casino’s, maar moeten wel een melding maken over financiële verrichtingen die voorkomen in de lijst opgenomen in het koninklijk besluit van 6 mei 1999. Advocaten die, bij de uitoefening van de activiteiten die beperkend zijn opgesomd in artikel 2ter, moeten de stafhouder van de Orde waartoe zij behoren onmiddellijk op de hoogte brengen indien ze vermoeden dat er illegale zaken inzake witwassen van geld en financiering van terrorisme zich voordoen.Het is wel zo dat ze deze informatie niet mogen meedelen wanneer “zij deze van één van hun cliënten ontvangen of over één van hun cliënten verkrijgen wanneer zij de rechtspositie van hun cliënt bepalen, dan wel in of in verband met een rechtsgeding verdedigen of vertegenwoordigen, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen.” De ondernemingen of personen zoals reeds aangegeven in bovenstaande mogen in geen enkel geval de betrokken cliënt op de hoogte stellen dat inlichtingen werden meegedeeld aan de Cel, of dat een onderzoek wegens witwassen van geld of financiering van terrorisme aan de gang is. Ook is het zo dat er geen enkele burgerlijke rechtsvordering, straf- of tuchtvordering kan worden ingesteld en geen enkele professionele sanctie kan worden uitgesproken tegen de bedoelde ondernemingen of personen, hun werknemers of hun vertegenwoordigers wegens een - spontaan of op vraag van de Cel - te goeder trouw aan de Cel verstrekte inlichting.
12
Rol van de Cel.
We onderscheiden een vijftal rollen die de Cel voor haar rekening neemt. Vooreerst hebben we de centralisatie en ontleding van informatie. De Cel is belast met de ontvangst en ontleding van de informatie afkomstig van: •
de in de wet opgesomde ondernemingen en personen,
•
hun controle-, toezichthoudende of tuchtoverheden,
•
de overheden belast met het toezicht op de financiële markten;
•
de buitenlandse meldpunten in het kader van een wederzijdse samenwerking, en
•
de bevoegde overheden belast met de ontvangst van aangiften van grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen gedaan bij toepassing van het Koninklijk besluit van 5 oktober 2006 houdende maatregelen ter controle van het grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen.
Het is zo dat de Cel een ‘vrijgeleide’ geniet teneinde informatie te bekomen van bijna iedere instantie of onderneming, om haar werk naar behoren te kunnen doen. De Cel mag eisen dat “niet enkel de door de wet bedoelde ondernemingen en personen, alsook de stafhouder, maar ook alle politiediensten en de administratieve diensten van de Staat, de curatoren, de voorlopige bewindvoerders van een faillissement en de gerechtelijke overheden” haar alle bijkomende inlichtingen verstrekken die zij voor de vervulling van haar opdracht nuttig acht, binnen de door haar bepaalde termijn.. De advocaten en de stafhouders mogen echter geen informatie meedelen die verband houdt met de evaluatie van de rechtspositie van een cliënt of met het uitoefenen van de rechten van de verdediging. Een onderzoeksrechter mag de informatie enkel overmaken mits uitdrukkelijke toestemming van de procureur-generaal of van de federale procureur. De gerechtelijke overheden, de politiediensten en de administratieve diensten van de Staat, de curatoren en de voorlopige bewindvoerders van een faillissement mogen de Cel op eigen initiatief informatie bezorgen die zij nuttig achten voor de vervulling van haar opdracht. De Cel heeft ook toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen. Naast de centralisatie en ontleding van informatie, betreft een andere rol het verzet tegen de uitvoering van een verrichting en mededeling van de informatie aan het parket. Wanneer de Cel het nodig acht, kan zij voor het verstrijken van de uitvoeringstermijn die gesteld is, zich verzetten tegen de uitvoering van de verrichting. Zodra uit onderzoek van de informatie blijkt dat er een ernstige aanwijzing bestaat van witwassen van geld of van financiering van terrorisme, wordt deze informatie aan de bevoegde procureur des Konings of aan de federale procureur medegedeeld. Bij elke doormelding aan de procureur des Konings stuurt de Cel daarvan een afschrift naar de federale procureur.
13
Een volgende rol die kan toegeschreven worden aan de Cel is het beroepsgeheim. “De leden van de Cel voor financiële informatieverwerking en de leden van haar personeel, de leden van de politiediensten en de andere ambtenaren die bij haar zijn gedetacheerd, alsook de externe deskundigen waarop zij een beroep doet, zijn gebonden aan een zeer strikt beroepsgeheim. Zelfs in het geval bedoeld in artikel 29 van het Wetboek van strafvordering en buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte te getuigen, mogen zij geen ruchtbaarheid geven aan de informatie waarvan zij bij de uitoefening van hun opdrachten kennis hebben gekregen, met uitzondering van de mededeling van informatie binnen de wettelijke voorwaarden: •
aan de bevoegde procureur des Konings of de federale procureur;
•
aan de controle-, toezichthoudende of tuchtoverheden van de ondernemingen of personen;
•
aan de buitenlandse meldpunten;
•
aan het Europees bureau van fraudebestrijding;
•
aan de Minister van Financiën;
•
aan de Staatsveiligheid of de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht.”
Bovendien heeft de Cel een controleopdracht en heeft het een adviesbevoegdheid in reglementerende aangelegenheden. Dit advies betreft de objectieve criteria voor het opstellen van een “schriftelijk intern verslag voor deviezenverrichtingen en voor de melding van casinoverrichtingen, het nemen van tegenmaatregelen ten aanzien van de landen en gebieden die niet meewerken aan de witwasbestrijding, de omvang van de uitzondering op de identificatieverplichting wanneer de cliënt een krediet- of financiële instelling is uit een land dat geen deel uitmaakt van de Europese Unie maar dat gelijkaardige waarborgen biedt inzake witwasbestrijding, alsook het bepalen van de regels aangaande de mededeling van inlichtingen aan de Cel.” FAG-FATF – Financiële Actiegroep Een tweede instantie die we uitdiepen inzake witwassen van geld en de financiering van terrorisme is De Financiële Actiegroep, afgekort FAG. De FAG werd in juli 1989 te Parijs opgericht tijdens de economische top van de G7. Haar opdracht bestaat erin “internationale normen inzake witwasbestrijding te formuleren en erop toe te zien dat alle landen doeltreffende maatregelen nemen tegen deze praktijk. Sinds de aanslagen van 11 september 2001 ziet de FAG ook toe op de uitvoering van een actieplan inzake de strijd tegen de financiering van het terrorisme.” De FAG is een intergouvernementele orgaan die als doelstelling heeft de ontwikkeling en de bevordering van een beleid op te zetten inzake witwassen van geld en de financiering van terrorisme, zowel op nationaal als internationaal niveau De FAG kan dus aanzien worden als een beleidsorgaan die werkt aan de nodige politieke wil om nationale wetgevende en regelgevende hervormingen op deze gebieden te bewerkstelligen. Wanneer men de FAG globaal gaat bekijken, zien we tweeëndertig lidstaten en twee regionale organisaties (de Europese Commissie en de Samenwerkingsraad van de Golfstaten). Vertegenwoordigers uit een twaalftal andere internationale organisaties nemen als waarnemer aan haar werkzaamheden deel. 14
De voornaamste bijdrage van de FAG zijn de 40 Aanbevelingen die ze hebben uitgewerkt inzake de strijd tegen het witwassen met als bedoeling dat deze in alle landen ter wereld worden toegepast. Ze worden regelmatig herzien in functie van de evolutie van witwastechnieken en -tendensen. De eerste herziening van de 40 Aanbevelingen vond plaats in 1996, en de tweede in juni 2003. In 2001 stelde de FAG tevens bijzondere aanbevelingen op ter bestrijding van de financiering van terrorisme. Door de evaluatie van haar leden ziet de FAG toe op de uitvoering van deze aanbevelingen. Tevens zijn er landen die niet meewerken aan de strijd tegen het witwassen en tegen de financiering van terrorisme. Hiervoor heeft de FAG in februari 2000 25 criteria uitgewerkt om de landen en gebieden aan te duiden die niet meewerken, met de bedoeling hen ertoe aan te zetten hun samenwerking en hun stelsel ter bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme te verbeteren. Sinds 2006 is er ook een nieuwe procedure om toezicht te houden op jurisdicties die geen doeltreffend stelsel opzetten. Hierdoor kunnen landen die weigeren zich aan te sluiten bij een regionaal orgaan van het FAG-type of de FAG of dit stelsel weigeren te hervormen worden aangeduid, bestudeerd en bewust worden gemaakt. De FAG komt twee maal per jaar in plenaire vergadering samen. Er wordt ook één maal per jaar een vergadering georganiseerd om de evolutie van methoden en tendensen inzake witwassen en de financiering van terrorisme te bespreken en typologieën uit te werken. De FAG stelt ook alles in het werk om een antwoord te bieden op nieuwe en recente trends zoals de verspreiding van financiering en de kwetsbaarheden van nieuwe technologieën. Sinds februari 2008 is er een verhoogd toezicht inzake criminele risico’s en terrorismefinanciering, teneinde deze te kunnen analyseren, om zo adequaat mogelijk te kunnen anticiperen op deze nieuwe ontwikkelingen. Dreigingsanalyses uitgevoerd door haar leden worden ondersteunt door de FAG. De FAG heeft geen strak omschreven grondwet of onbeperkte levensduur. De FAG beoordeelt periodiek haar missie. Het huidige mandaat van de FAG (voor 2004-2012) werd onderworpen aan een tussentijdse evaluatie en werd goedgekeurd en herzien op een ministeriële vergadering in april 2008. In 2001 werd er een bijkomende dimensie toegevoegd aan de missie van de FAG, met name de ontwikkeling van normen inzake de financiering van terrorisme. In oktober van 2001 heeft de FAG acht speciale aanbevelingen vrijgegeven inzake het betreffende vraagstuk.De continue evolutie van technieken inzake financiering van terrorisme heeft ertoe geleidt dat de FAG een herziening heeft doorgevoerd in juni 2003. De verdere evolutie van het witwassen van geld technieken geleid de FATF tot herziening van de FATF-normen volledig in juni 2003. Tenslotte werd in oktober 2004 een negende speciale aanbeveling gepubliceerd, met name een verdere versteviging van de overeengekomen internationale standaarden inzake de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Gedurende 1991 en 1992 heeft de FAG heeft haar lidmaatschap van de oorspronkelijke 16 leden uitgebreid tot 28. In 2000 werden dit er 31, in 2003 33 en in 2007 34, wat tevens het huidig aantal is. De volgende lijst beslaat een overzicht van de landen, gebieden en organisaties die lid zijn van FAG. Deze is momenteel samengesteld uit 32 landen en gebieden en 2 regionale organisaties zoals reeds vermeld hierboven. De FAG werkt nauw samen met een aantal internationale en regionale instanties die betrokken zijn bij de bestrijding van het witwassen van geld en financiering van terrorisme.
15
FAG leden Argentinië, Australië, Oostenrijk, België, Brazilië, Canada, China, Denemarken, Europese Commissie, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Gulf Co-operation Council, Hong Kong, China, IJsland, Ierland, Italië, Japan, Koninkrijk der Nederlanden *, Luxemburg, Mexico, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Portugal, Russische Federatie, Singapore, ZuidAfrika, Spanje, Zweden, Zwitserland, Turkije, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten. * Het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. India en Korea bezitten het statuut als waarnemer. FAG geassocieerde leden -
The Asia / Pacific Group on Money Laundering (APG) Caribbean Financial Action Task Force (CFATF) The Council of Europe Committee of Experts on the Evaluation of Anti-Money Laundering Measures and the Financing of Terrorism (MONEYVAL) - voorheen PC-R-EV The Financial Action Task Force on Money Laundering in South America (GAFISUD
-
Middle East and North Africa Financial Action Task Force (MENAFATF)
Volgende internationale instellingen en organisaties hebben de status van waarnemer bij de FAG. -
Eurasian Group (EAG)
-
Eastern and Southern Africa Anti-Money Laundering Group (ESAAMLG)
-
Intergovernmental Action Group against Money-Laundering in Africa (GIABA)
En om te vervolledigen zijn er nog een aantal andere internationale organisaties. African Development Bank, Asian Development Bank, Basel Committee on Banking Supervision(BCBS), Commonwealth Secretariat, Egmont Group of Financial Intelligence Units, European Bank for Reconstruction and Development(EBRD), European Central Bank(ECB), Europol, Inter-American Development Bank(IDB), International Association of Insurance Supervisors(IAIS), International Monetary Fund (IMF), International Organisation of Securities Commissions(IOSCO), Interpol, Organization of American States / Inter-American Committee Against Terrorism(OAS/CICTE), Organization of American States / Inter-American Drug Abuse Control Commission(OAS/CICAD), Organisation for Economic Co-operation and Development(OECD), Offshore Group of Banking Supervisors(OGBS), United Nations - Office on Drugs and Crime (UNODC),Counter-Terrorism Committee of the Security Council, World Bank, World Customs Organization(WCO) Het voorzitterschap wordt een jaar in stand gehouden door een hoge ambtenaar uit een FAG jurisdictie. De huidige voorzitter is Mr Antonio Gustavo Rodrigues uit Brazilië, lid van de Braziliaanse FIU. Sinds 2007 heeft de FAG ook een positie van vice-voorzitter. De huidige vicevoorzitter is de heer Paul Vlaanderen van Nederland. Hij neemt het voorzitterschap in juli 2009. Het secretariaat van de FAG ondersteunt de Task Force, de Voorzitter en vice-voorzitter. Het secretariaat is gevestigd op de OESO-hoofdkwartier in Parijs. Wanneer we kijken naar de onderlinge relatie die de Cel en de FAG onderhouden, zien we dat de Cel aanvullende nota’s leveren aan de typologieën die de FAG publiceert. We zullen hier verder op ingaan in deel III, waar we de verschillende typologieën onder de loep gaan nemen.
16
Egmont Groep Een derde instantie die zich bezig houdt met het verwerken informatie inzake witwassen van geld en de financiering van terrorisme, is de Egmont Groep. De Egmont Groep bestaat uit 108 Financial Intelligence Units van over de wereld. Zoals reeds vermeld zijn de Financial Intelligence Units verantwoordelijk voor het traceren van de geldstromen van witwassen en de financiering van terrorisme. De Financial Intelligence Units zijn een essentiële component van de internationale bestrijding van witwassen van geld, de financiering van terrorisme, en verwante misdaden. Hun capaciteit om data in financiële intelligentie om te zetten is een belangrijk element in de bestrijding van deze zaken. Door het uitbreiden en systematiseren van de uitwisseling van financiële intelligentie inlichtingen en het bevorderen van betere communicatie onder de Financial Intelligence Units, werden reeds meer dan dertig bilaterale samenwerkingsovereenkomsten ondertekend tussen de verschillende leden van de Egmont Groep. In 1995 begonnen een aantal Financial Intelligence Units samen te werken in een informele organisatie, de Egmont Groep genaamd. Deze Groep kreeg deze naam na de eerste bijeenkomst in het Egmont Paleis te Brussel. Het doel van de Egmont Groep is het voorzien van een forum voor de Financial Intelligence Units om een verbeterde steun te geven aan de nationale antiwitwasprogramma’s en de financiering van terrorisme. De plaats van Financial Intelligence Units is reeds lang gevestigd in het arsenaal van maatregelen om ernstige misdaden te bestrijden. Om de doeltreffendheid van deze maatregelen te verzekeren, moet elke Financial Intelligence Unit alle principes van de Groep naleven. Één van de belangrijkste principes van de Egmont Groep is dat er een potentieel is voor bilaterale en multilaterale internationale samenwerking in strategische analyse onder de verschillende Financial Intelligence Units, dus het uitbouwen van een wereldwijd samenwerkingsnet, gericht op het uitwisselen van ervaringen en operationele informatie. Op dit ogenblik zijn reeds 106 meldpunten hierbij aangesloten (toestand op 15/06/2007). Dit was de eerste vergadering waarin het nieuwe Secretariaat van de Egmont Groep volledig administratief bezet werd. Het secretariaat werd in Juli 2007 in gebruik genomen, met inbegrip het voltooien van de rekrutering en bemanning van het Secretariaat en het oprichten van de nieuwe vestigingen in centraal Toronto, Canada. Zoals reeds gesteld is “de Egmont Groep een informeel internationaal forum, opgericht in 1995 op benaarstiging van de CFI (België) en van FinCEN (Verenigde Staten), dat op wereldvlak de diensten verenigt die in het kader van de bestrijding van het witwassen van geld en van de financiering van terrorisme tot taak hebben de meldingen vanwege de financiële en andere kwetsbare sectoren omtrent verdachte verrichtingen te ontvangen en te verwerken (meldpunten).” Het opstellen van een definitie voor een Financial Intelligence Unit was een van de voornaamste verwezenlijkingen van de Egmont, die ondertussen in verscheidene internationale teksten werd overgenomen, alsook van een intentieverklaring (statement of purpose) en van een bijhorend document met principes voor de uitwisseling van inlichtingen tussen FIU's. Net zoals de CFI levert de Egmont Groep een bijdrage ten opzichte van de FAG.
17
Europese Unie Wanneer we op Europees vlak kijken wat gerealiseerd is inzake witwasgedragingen en de financiering van terrorisme, zien we dat binnen de eerste pijler van de Europese Unie de Raad op 10 juni 1991 Richtlijn 91/308/EEG heeft aangenomen tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld. Daarbij werd een contactcomité opgericht “om een geharmoniseerde tenuitvoerlegging van deze richtlijn te waarborgen.” Dit contactcomité heeft ertoe geleidt dat er een actualisering heeft plaatsgevonden van Richtlijn 91/308/EEG door het aannemen van Richtlijn 2001/97 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 december 2001. Op 26 oktober 2005 werd de Europese richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme aangenomen. Dit houdt in dat er een grondige wijziging heeft plaatsgevonden zoals bepaald door “Richtlijn 2001/97/EG van het Europees parlement en de Raad van 4 december 2001 tot wijziging van Richtlijn 91/308/EEG van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.” De derde antiwitwasrichtlijn voorziet de vervanging van de Contactcomité door het "Comité voor de voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme". Dit Comité zal de adviesbevoegdheid overnemen van het Contactcomité naar de Commissie toe. Het zal ook een reglementerende functie vervullen ter uitvoering van de voorschriften die door voornoemde richtlijn worden vastgelegd in het kader van de zogenaamde "comitologie" procedure. Naast de eerste pijler zijn er ook bepalingen gesteld in de derde pijler inzake de strijd tegen witwassen en financiering van het terrorisme. Dit beslaat de Multidisciplinaire Groep Georganiseerde Criminaliteit, “door beslissingen van de gezamenlijke Raadsvergaderingen van de Ministers van Financiën en van Justitie, alsook via de werkzaamheden van Europol en de PHARE en TACIS programma's inzake witwassen.” Andere belangrijke instrumenten inzake witwasbestrijding zijn “het Besluit van de Raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de Financial Intelligence Units van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens, en het Kaderbesluit van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven.” Op 26 oktober 2005 werd de Verordening 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten aangenomen.
18
Raad van Europa Zevenenveertig Europese landen zijn lid van de Raad van Europa. Er zijn ook landen die de status van waarnemer hebben. Deze organisatie zetelt te Straatsburg. Men mag deze organisatie niet verwarren met de Europese Raad. De Raad van Europa wordt in het Nederlands ook wel eens ten onrechte aangeduid met Raad voor Europa. Op 5 mei 1949 werd de Raad van Europa opgericht met het Verdrag van Londen. Het doel van deze Raad is “de bevordering van een grotere Europese eenheid, met meer aandacht voor de (pluriforme) democratie, de principes van de rechtsstaat en de rechten van de mens.“ Of anders gesteld, is het doel van de Raad “de rechten van de mens, de parlementaire democratie en de rechtsstaat te verdedigen; op Europees niveau verdragen te sluiten teneinde de maatschappelijke en juridische praktijken in de lidstaten met elkaar in overeenstemming te brengen; de bewustwording te bevorderen van een Europese identiteit die gebaseerd is op gemeenschappelijke waarden en uitstijgt boven culturele verschillen.” Verder bevordert de Raad de economie en de sociale vooruitgang. Voor het lidmaatschap gelden twee eisen: “het land moet in Europa liggen en de doodstraf mag er niet worden uitgevoerd.” Sinds 23 januari 2005 is René van der Linden voorzitter van de Raadgevende Vergadering van de Raad. De Raad van Europa is de oudste politieke organisatie van het continent, brengt 47 landen samen, heeft van één ander land een aanvraag voor lidmaatschap ontvangen (Wit-Rusland) en heeft de status van waarnemer toegekend aan vijf andere staten (Vaticaanstad, Verenigde Staten van Amerika, Canada, Japan en Mexico). Tevens onderscheidt het zich van de Europese Unie van de “27”, maar geen enkel land is ooit tot de Unie toegetreden zonder eerst lid te zijn geworden van de Raad van Europa. Sinds 1989 zijn de belangrijkste taken van de Raad: “Het fungeren als politiek anker voor en hoeder van de mensenrechten voor de postcommunistische democratieën in Europa; ondersteunen van de landen in Centraal- en Oost-Europa bij het parallel aan economische hervormingen uitvoeren en versterken van politieke, wettelijke en grondwettelijke hervormingen; beschikbaar stellen van kennis op het gebied van mensenrechten, lokale democratie, onderwijs, cultuur en milieu.” Tijdens de Top van Wenen in oktober 1993 formuleerde de Raad van Europa nieuwe politieke doelstellingen. De staatshoofden en regeringsleiders kwamen overeen dat de Raad van Europa de rol moest vervullen van hoeder van de democratische veiligheid, gebaseerd op de rechten van de mens, democratie en de rechtsstaat. Democratische veiligheid is een wezenlijke aanvulling op militaire veiligheid en een absolute voorwaarde voor vrede en stabiliteit in Europa. Tijdens de Top van Straatsburg in oktober 1997 namen de staatshoofden en regeringsleiders een actieplan aan ter versterking van het werk van de Raad van Europa op vier gebieden: democratie en mensenrechten, sociale cohesie, veiligheid van de burgers en democratische waarden en culturele verscheidenheid.
19
Op 16 en 17 mei 2005 waren Europese staatshoofden en regeringsleiders bijeen voor de derde Top van de Raad van Europa in Warschau. Deze werd afgesloten met een politieke verklaring en een actieplan waarin de belangrijkste taken van de Raad van Europa voor de komende jaren werden vastgelegd: “bevorderen van de gemeenschappelijke fundamentele waarden met betrekking tot de rechten van de mens, de rechtsstaat en democratie; versterken van de veiligheid van Europese burgers, met name door de bestrijding van terrorisme, georganiseerde misdaad en mensenhandel; stimuleren van samenwerking met andere internationale en Europese organisaties.” De organisatie blijft streven naar uitbreiding en versterking van de controle op de naleving van de verplichtingen en verbintenissen die de lidstaten bij hun toetreding zijn aangegaan. De belangrijkste organen van de Raad van Europa zijn: • het Comité van Ministers, bestaande uit de 47 ministers van Buitenlandse Zaken of hun in Straatsburg gevestigde afgevaardigden (ambassadeurs/permanent vertegenwoordigers). Het is het besluitvormingsorgaan van de organisatie. • de Parlementaire Vergadering waarin 636 leden zitting hebben (318 afgevaardigden en hun 318 plaatsvervangers), gekozen uit 47 nationale parlementen, alsmede speciale genodigden afkomstig uit de parlementen van de kandidaat-lidstaten. • het Congres van lokale en regionale overheden, bestaande uit een Kamer voor de lokale overheden en een Kamer voor de regio’s • het Secretariaat-Generaal, waar zo’n 1800 ambtenaren werkzaam zijn. Het Secretariaat staat sinds september 2004 onder leiding van Secretaris-Generaal Terry Davis (Verenigd Koninkrijk), voormalig vice-voorzitter van de Parlementaire Vergadering en voormalig voorzitter van de Socialistische Groep van de Vergadering.
Verdrag van Straatsburg
Op 8 november 1990 nam de Raad van Europa de Verdrag van Straatsburg aan inzake witwassen, de oorsprong, de bevriezing, de inbeslagneming en de verbeurdverklaring van opbrengsten van misdrijven. Het Verdrag omvat een 44tal artikels.
Evaluatieprogramma’s en Moneyval
Binnen de Raad van Europa werd in 1997 het evaluatieprogramma inzake antiwitwasmaatregelen opgestart ( PC-R-EV, een beperkt comité van deskundigen dat de maatregelen inzake witwasbestrijding evalueert, onlangs herdoopt tot Moneyval). Moneyval is een regionale zustervereniging van de Financiële Actiegroep (FAG) die de naleving onderzoekt van de FAGAanbevelingen door haar 25 lidstaten (leden van de Raad van Europa, met uitzondering van de lidstaten van de FAG). De Raad van Europa levert tevens technische bijstand aan de lidstaten opdat ze beter zouden inspelen op witwasrisico's.
20
Verenigde Naties De Verenigde Naties is een internationale organisatie, opgericht in 1945 na de Tweede Wereldoorlog, door 51 landen. Het is een intergouvernementele organisatie die samenwerkt op het gebied van “het internationale recht, mondiale veiligheid, behoud van mensenrechten, ontwikkeling van de wereldeconomie en het onderzoek naar maatschappelijke en culturele ontwikkelingen.” De organisatie is door 51 landen opgericht en telde eind 2007 192 lidstaten. Vrijwel elk internationaal erkend, onafhankelijk land is lid van de organisatie. Vanuit het hoofdkantoor in New York en de deelhoofdkantoren in Genève, Wenen en Nairobi beslissen de lidstaten en de gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties tijdens reguliere ontmoetingen over essentiële wereldzaken en wereldomvattende gebeurtenissen. Sinds eind jaren '90 is de organisatie zich ook meer gaan richten op interne ontwikkelingen en hoe de Verenigde Naties mee kan groeien met de vraag naar een nieuwe methode van wereldwijde samenwerking. Er zijn zes bestuursorganen die de werkzaamheden van de organisatie aansturen: de Algemene Vergadering, de Economische en Sociale Raad, het Internationaal Gerechtshof, het Secretariaat, de (tegenwoordig inactieve) Trustschapsraad en het meest dwingende en bekendste orgaan van de Verenigde Naties, de Veiligheidsraad. Daarnaast zijn er diverse gespecialiseerde organisaties die deel uitmaken van het interne systeem van de Verenigde Naties, waaronder UNICEF, de Wereldbank en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). • Verdrag van Wenen Het Verdrag van Wenen van 20 december 1988 inzake de handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen vormde de eerste bijdrage van de Verenigde Naties in de strijd tegen het witwassen van geld. Dit verdrag stelt het witwassen van geld afkomstig van drughandel strafbaar. • Bureau van VN voor drugscontrole en misdaadpreventie Het Bureau van de VN voor drugscontrole en misdaadpreventie (UNODC) heeft in 1997 het Wereldprogramma voor witwasbestrijding (GPML) aangenomen dat tot doel heeft de oprichting van preventieve witwasmechanismen te bevorderen op zowel wetgevend, administratief en gerechtelijk vlak. In dit kader werd het VN Offshore Forum in het leven geroepen. Het Forum streeft ernaar de betrokken landen en gebieden ertoe aan te zetten de internationaal erkende normen inzake financiële regelgeving en witwasbestrijding na te leven bij het aanbieden van internationale financiële diensten. UNODC is een wereldwijde leider in de strijd tegen illegale drugs en internationale criminaliteit, dat werd opgericht in 1997 door een fusie tussen de United Nations Drug Control Programme en het Centre for International Crime Prevention, UNODC is actief in alle regio's van de wereld via een uitgebreid netwerk van kantoren. UNODC is gebaseerd op vrijwillige bijdragen, vooral van overheden, dat voor 90 procent van haar begroting financiert. UNODC is gemandateerd om de lidstaten te helpen in hun strijd tegen illegale drugs, criminaliteit en terrorisme. In de Millenniumverklaring hebben de lidstaten ook besloten tot een intensivering van de inspanningen ter bestrijding van transnationale criminaliteit in al zijn facetten, om hun inspanningen te verdubbelen inzake de strijd tegen het drugprobleem en tot het nemen van concrete acties tegen het internationale terrorisme.
21
De drie pijlers van het UNODC werkprogramma zijn: •
•
•
Field-based technische samenwerkingsprojecten ter vergroting van de capaciteit van de lidstaten om illegale drugs, criminaliteit en terrorisme te bestrijden Onderzoek en analytische werkzaamheden ter vergroting van kennis en begrip van drugs en criminaliteit en uitbreiden van de gedocumenteerde basis voor beleid en operationele beslissingen Normatief werk teneinde de Staten in de ratificatie en implementatie van de relevante internationale verdragen bij te staan, de ontwikkeling van de nationale wetgeving op het gebied van drugs, criminaliteit en terrorisme, en het verstrekken van een secretariaat en inhoudelijke diensten op het verdrag gebaseerde en bestuursorganen te bevorderen
• Verdrag inzake transnationale georganiseerde criminaliteit Op 14 december 2000 heeft de Verenigde Naties het Verdrag inzake transnationale georganiseerde criminaliteit aangenomen dat het witwassen van geld strafbaar stelt en maatregelen bevat ter voorkoming van het gebruik van bepaalde sectoren voor witwasdoeleinden. Internationaal Muntfonds en Wereldbank Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) is een organisatie van 185 landen, waar gewerkt wordt aan het stimuleren van wereldwijde monetaire samenwerking, het veilige stellen van financiële stabiliteit, het faciliteren van internationale handel, het bevorderen van een hoog niveau van werkgelegenheid en duurzame economische groei en het verminderen van armoede in de wereld. Het IMF heeft een rol gespeeld in de vormgeving van de mondiale economie sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Het IMF draagt op verschillende manieren inzake de betreffende materie, met name witwassen van geld en de financiering van terrorisme, in overeenstemming met de kerngebieden van de bevoegdheid. Als een gezamenlijke instelling met een bijna universele lidmaatschap, is het IMF een natuurlijk forum voor het uitwisselen van informatie, het ontwikkelen van een gemeenschappelijke aanpak van de problemen, en het bevorderen van een gewenst beleid en standaarden die alle kritisch zijn in de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Daarnaast heeft het IMF een ruime ervaring in het uitvoeren van de financiële sector evaluaties, het verstrekken van technische bijstand in de financiële sector, en het uitoefenen van toezicht op de economische systemen van de leden, wat bijzonder nuttig is bij het evalueren van landen inzake naleving van de internationale witwasgedragingen en de financiering van terrorisme standaarden. Tevens van primordiaal belang in de ontwikkeling van programma’s om de leden bewust te maken ten aanzien van de geïdentificeerde tekortkomingen.Na 11 september 2001 heeft het IMF zich verder verdiept haar engagement in de wereldwijde strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. In 2004 heeft de directie van het IMF overeengekomen om deze taken als een regulier onderdeel van hun werkzaamheden te gaan hanteren. Dit houdt in dat er beoordelingen en technische bijstand van het IMF is ter dekking van de aanbevelingen die werden gegeven door de FAG.Het IMF heeft een belangrijke bijdrage geleverd op dit gebied door samen te werken met de FAG en aanverwante regionale organen (FSRBs), dit door het maken van evaluaties, het verlenen van technische bijstand en hulp bij de ontwikkeling van beleid en onderzoek. In juli en augustus 2002 hebben het IMF respectievelijk de Wereldbank een 12 maanden Pilot Programma onderschreven inzake witwassen van geld en de financiering van terrorisme, gebruik makend van de methodologieën die de FAG naar voren heeft geschoven. Zie onderstaand onderdeel evaluatiemethodologie.
22
De Wereldbank is een essentiële bron van financiële en technische bijstand aan ontwikkelingslanden over de wereld. In essentie is het geen bank. De Wereldbank bestaat uit twee unieke ontwikkelingsinstellingen die beheerd worden door 185 lidstaten. Het bestaat uit de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (IBRD) en de Internationale Vereniging van de Ontwikkeling (IDA).Elke instelling speelt een verschillende maar gerelateerde rol inzake duurzame globalisering. De Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling concentreert zich op arme landen met een gemiddeld inkomen en hun kredietwaardigheid, terwijl de Internationale Vereniging van de Ontwikkeling zich op de armste landen in de wereld concentreert. De Wereldbank en het Internationale Monetaire Fonds kwamen overeen om een geïntegreerde aanpak te volgen van het leiden van beoordelingen van naleving van internationale normen voor het bestrijden van witwassen van geld en terrorist financiering in hun lidstaten, en het opvoeren van technische bijstand aan die landen van wie de financiële systemen het meest in gevaar zijn.Het besluit, dat door de Raad van de twee instellingen wordt onderschreven, bouwt voort op het onlangs voltooide gezamenlijke proefprogramma van twaalf maanden van beoordelingen van de internationale normen die in samenwerking met internationale partners worden geleid die met het bestrijden van witwassen van geld en financiering van terrorisme bezig geweest zijn.Sinds de start in de zomer van 2002, zijn 41 landen voor naleving van de internationale normen, met inbegrip van 33 beoordelingen, beoordeeld die door Bank en Fonds deskundigen worden geleid. Deze beoordelingen werden gedaan in alle gebieden van de wereld en omvatten zowel geïndustrialiseerde als ontwikkelingslanden. De Wereldbank en het IMF hebben bevestiging gegeven van het belang van internationale samenwerking om zich tegen witwassen van geld en financiering van terrorisme te verzetten. De Wereldbank en het IMF werkten met vele partnerorganisaties samen om een gevolg te geven aan de verzoeken naar technische bijstand,met inbegrip van het Bureau van de V.N. van de Controle van de Drug, het Secretariaat van de Commonwealth, FIRST (multi-donor trust fonds voor implementatie van financiële codes en normen in ontwikkelingslanden), bilaterale donors zoals de Japanse, Nederlandse en Italiaanse overheden.Tijdens het afgelopen jaar, gaven de Bank en het Fonds gevolg aan de verzoeken van meer dan 100 landen om hen te helpen om institutionele capaciteit in te bouwen om witwassen van geld en financiering van terrorisme te bestrijden. De Wereldbank en het IMF plannen elk afzonderlijk om tien beoordelingen inzake witwassen van geld en financiering van terrorisme per jaar uit te voeren als deel van het gezamenlijke Bank/Fund Financial Sector Assessment Program (FSAP) of voor het Fonds als deel van zijn initiatief voor offshore financial centers (OFC).De FSAP en OFC- programma's omvatten beoordelingen van andere internationale financiële sectornormen, zoals de normen van het Bazel-Comité voor de supervisie van het bankwezen. Evaluatiemethodologie In 2002 namen het IMF, de Wereldbank en de FAG het initiatief om samen een evaluatiemethodologie op te stellen om alle landen ter wereld te toetsen aan de internationale standaarden inzake antiwitwasmaatregelen.
Coordinatiemechanisme inzake technische bijstand
Het IMF en de Wereldbank hebben tevens een coördinatiemechanisme opgericht inzake technische bijstand die aan de landen wordt geleverd voor de versterking van hun economisch, financieel en juridisch systeem in de strijd tegen witwassen en de financiering van terrorisme.
23
Organisation for Economic Co-operation and Development De OESO brengt de overheden van landen die geëngageerd zijn in democratie en markteconomie van over de wereld samen om: * Steun te verlenen aan duurzame economische groei * De werkgelegenheid te verhogen * Verhoging van de levensstandaard * Het handhaven van financiële stabiliteit * Het bijstaan van andere landen hun economische ontwikkeling * Bijdragen tot de groei van de wereldhandel De organisatie verstrekt een setting waarin de overheden beleidservaringen kunnen vergelijken, naar antwoorden kunnen zoeken inzake gemeenschappelijke problemen, goede praktijken kunnen identificeren en de coördinatie van binnenlands en internationaal beleid te gaan verzekeren.Reeds meer dan veertig jaar, is de OESO één van werelds grootste en meest betrouwbare bronnen geweest van vergelijkbare statistieken inzake economische en sociale gegevens. Evenals het verzamelen van gegevens, controleert de OESO verschillende tendensen, analyseert ze deze en brengt voorspellingen uit inzake de economische ontwikkelingen. Tevens onderzoekt de OESO evoluerende patronen in handel, milieu, landbouw, technologie, belastingheffing en dergelijk meer. Ook is de OESO is één van de grootste uitgevers ter wereld op het gebied van economie en openbaar beleid. De OESO-publicaties zijn een eerste mogelijkheid om de intellectuele output van de organisatie te verspreiden.
24
Deel II : Wetgeving inzake witwassen en de financiering van terrorisme
Belgische wetgeving De wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld zette de Richtlijn van de Europese Raad 91/308/EEG van 10 juni 1991, zoals gewijzigd door richtlijn 2001/97/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 4 december 2001, om in Belgisch recht. Deze wet vult de repressieve benadering van het witwassen van geld (artikel 505 van het Strafwetboek) aan met een reeks preventieve en administratief beteugelde maatregelen. Zij voert in hoofde van de aan de wet onderworpen ondernemingen en personen een verplichting in tot samenwerking met het oog op de opsporing van verdachte verrichtingen en de kennisgeving daarvan aan een speciaal daarvoor opgerichte overheid, de Cel voor financiële informatieverwerking. Deze wet werd inmiddels gewijzigd door de koninklijke besluiten van 22 april 1994, van 24 maart 1995, van 28 december 1999, van 20 juli 2000, van 21 september 2004, van 15 december 2005, van 1 mei 2006 en van 25 februari 2007 en door de wetten van 11 juli 1994, van 7 april 1995, de beide wetten van 10 augustus 1998, de wetten van 22 april 1999, van 4 en van 7 mei 1999, van 3 mei 2002, van 12 januari 2004, van, 20 maart 2007 en door de programmawet van 27 april 2007. De herkomst van geld of activa is illegaal wanneer deze uit een misdrijf voortvloeien dat in verband staat “met terrorisme of de financiering van terrorisme; georganiseerde misdaad; illegale drughandel; illegale handel in wapens, goederen en koopwaren met inbegrip van antipersoonsmijnen en/of submunitie; handel in clandestiene werkkrachten; mensenhandel; exploitatie van prostitutie; illegaal gebruik bij dieren van stoffen met hormonale werking of illegale handel in dergelijke stoffen; illegale handel in menselijke organen of weefsels; fraude ten nadele van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen; ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend; omkoping van openbare ambtenaren; ernstige milieucriminaliteit; namaak van muntstukken of bankbiljetten; namaak van goederen; zeeroverij.” “een beursmisdrijf, het onwettig openbaar aantrekken van spaargelden of het verlenen beleggingsdiensten, diensten van valutahandel of van geldoverdracht zonder vergunning; oplichting, misbruik van vertrouwen, misbruik van vennootschapsgoederen, een gijzeling, diefstal of afpersing met geweld of bedreiging, of een misdrijf dat verband houdt met de staat faillissement.”
van een een van
Sinds de aanslagen van 11 september 2001, is het terrorisme onlosmakelijk gekoppeld aan de witwaswetgeving, daar de betrokkene vaak via het illegale circuit gelden in omloop proberen te brengen, teneinde hun handelingen te kunnen financieren. De verwijzing naar ‘vaak’ betreft het feit dat er voor het financieren van terroristische activiteiten ook gebruik kan gemaakt worden van legaal verworven middelen. “De wet verwijst naar de definitie in artikel 2, § 2, b), van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2002 inzake terrorismebestrijding en van artikel 2 van het Internationaal verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme, goedgekeurd te New York op 9 december 1999. Deze bepalingen worden in Belgisch recht omgezet door de wet van 19 december 2003 betreffende terroristische misdrijven door toevoeging van de artikelen 140 en 141 in het Strafwetboek. Ze omschrijven financiering van terrorisme respectievelijk als het in enigerlei vorm financieren van enige activiteit van een terroristische groep wetende dat de deelname bijdraagt tot 25
het plegen van een misdaad of wanbedrijf door de terroristische groep, en als het verstrekken van materiële middelen, waaronder financiële hulp, met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf bedoeld in artikel 137 van het Strafwetboek.” Voor de financiering van terrorisme is het van geen belang dat de gelden in kwestie al dan niet een wettelijke oorsprong hebben. Wanneer we gaan kijken wie zich onder de meldingsplichtigen mag rekenen, zowel ondernemingen als personen, kunnen we volgende lijst opsommen. De voorschriften van de wet zijn dus toepasselijk op de hiernavermelde, zoals terug te vinden op de website van CFI
“De Nationale Bank van België; de kredietinstellingen die zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en de in België gevestigde en overeenkomstig artikel 65 van voornoemde wet geregistreerde bijkantoren van kredietinstellingen die onder een andere Lidstaat van de Europese Gemeenschap ressorteren; de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die een vergunning hebben als beursvennootschap overeenkomstig artikel 47, § 1, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; de in België gevestigde verzekeringsondernemingen die, met toepassing van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, gemachtigd worden voor de uitoefening van het levensverzekeringsbedrijf; de Post; de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die een vergunning als vennootschap voor makelarij in financiële instrumenten hebben, overeenkomstig artikel 47, § 1, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; de Deposito- en Consignatiekas; de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die een vergunning hebben als vennootschap voor vermogensbeheer, overeenkomstig artikel 47, § 1, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; de in België gevestigde vennootschappen voor beleggingsadvies als bedoeld bij artikel 123 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; alle natuurlijke personen en overige rechtspersonen die beroepshalve verrichtingen doen voor de contante aankoop of verkoop van deviezen in contanten of met cheques in deviezen dan wel met gebruik van een krediet- of betaalkaart; de hypothecaire ondernemingen, ingeschreven met toepassing van artikel 43 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet; de natuurlijke personen of rechtspersonen, erkend met toepassing van artikel 74 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet; de natuurlijke personen of rechtspersonen die kredietkaarten uitgeven of beheren; de leasingondernemingen, erkend met toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 55 van 10 november 1967 tot regeling van het juridisch statuut der ondernemingen gespecialiseerd in financieringshuur; de bijkantoren in België van beleggingsondernemingen die onder het recht van een andere Lidstaat van de Europese Gemeenschap ressorteren, als bedoeld bij artikel 110 van voornoemde wet van 6 april 1995; de bijkantoren in België van beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, als bedoeld bij artikel 111 van voornoemde wet van 6 april 1995; de vastgoedmakelaars bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 september 1993 tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaars, die de beroepswerkzaamheden beoogd in het artikel 3, 1° van hetzelfde besluit uitoefenen, en de landmeters-experten ingeschreven op het tableau als bedoeld in artikel 3 van de wet van 11 mei 2003 tot oprichting van de federale raden van landmeters-experten, wanneer zij gereglementeerde activiteiten van vastgoedmakelaar uitoefeneen in toepassing van artikel 4, 1°, van bovenvermeld koninklijk besluit van 6 september 1993; de bewakingsondernemingen die met toepassing van de artikelen 1, § 1, 3° en 2 van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne 26
bewakingsdiensten, een vergunning hebben verkregen om diensten te verlenen van toezicht op en bescherming bij het vervoer van waarden; de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die een vergunning hebben als vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten overeenkomstig artikel 47, § 1, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het statuut op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs; de marktondernemingen van de Belgische gereglementeerde markten, behoudens wat hun openbare opdrachten betreft; de handelaren in diamant die geregistreerd zijn bij toepassing van artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002; verzekeringsbemiddelaars zoals bedoeld in de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, die hun beroepsactiviteiten buiten elke exclusieve agentuurovereenkomst uitoefenen in de groep van activiteiten "leven" waarvan sprake in de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen; de in België gevestigde derivatenspecialisten bedoeld in artikel 45bis van voornoemde wet van 6 april 1995; de beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht, die een vergunning hebben overeenkomstig artikel 140 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles; de bijkantoren in België van beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische ruimte, als bedoeld in artikel 203 van voornoemde wet van 20 juli 2004; de bijkantoren in België van beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Economische ruimte, als bedoeld in artikel 204 van voornoemde wet van 20 juli 2004; de makelaars in bank- en beleggingsdiensten, bedoeld in artikel 4, 4° van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten.” De volgende beroepen vallen ook onder deze wet. “Het betreft de notarissen; de gerechtsdeurwaarders; de natuurlijke personen of rechtspersonen die lid zijn van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, in overeenstemming met artikelen 4 tot 4ter van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren, die in België activiteiten uitoefenen; de natuurlijke personen of rechtspersonen ingeschreven op de lijst van de externe accountants en op de lijst van de externe belastingconsulenten als bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, alsook de natuurlijke personen en rechtspersonen ingeschreven op het tableau van de erkende boekhouders en op het tableau van de erkende boekhouders-fiscalisten als bedoeld in artikel 46 van voornoemde wet; de natuurlijke personen of rechtspersonen die één of meer kansspelen van klasse I exploiteren, bedoeld in de wet van 7 mei 1999 op de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers.” In specifieke gevallen kan de wet ook van toepassing zijn bij advocaten. Het betreft de volgende gevallen. “Wanneer zij hun cliënt bijstaan bij het voorbereiden of uitvoeren van verrichtingen in verband met de aan- of verkoop van onroerend goed of bedrijven; het beheren van diens geld, waardepapieren of andere activa; de opening of het beheer van bank-, spaar-, of effectenrekeningen; het organiseren van inbreng die nodig is voor de oprichting, de uitbating of het beheer van vennootschappen; de oprichting, uitbating of het beheer van trusts, vennootschappen of soortgelijke structuren. Of wanneer zij optreden in naam en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële verrichting of verrichtingen in onroerend goed.”
Sinds het instellen van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme die de Cel heeft ingevoerd, heeft België een systeem voor de bestrijding van het witwassen ontwikkeld. De evaluatie 27
die de FAG daarvan in 2005 maakte, heeft aangetoond dat het ruimschoots aan de internationale normen ter zake voldeed (het gaat om de veertig aanbevelingen van de FAG herzien in 2003 en de negen bijzondere aanbevelingen betreffende de financiering van terrorisme). Het dient benadrukt dat de Belgische wetgeving sinds diens inwerkingtreding gericht is op het witwassen van geld uit ernstige misdaadvormen die zowel de financiële aspecten daarvan als de gewelddadige aspecten omvatten. Daarom omvat de lijst van de misdrijven bedoeld in artikel 3 van de wet van 11 januari 2003, “behalve het witwassen van geld uit ernstige en georganiseerde fiscale fraude, misdrijven in verband met het faillissement, het misbruik van sociale goederen, oplichting, de illegale handel in goederen en koopwaren, beursmisdrijven en het onregelmatige beroep op het spaarderspubliek, ook en van bij de aanvang het witwassen verbonden aan terrorisme.” Voor de periode vóór de aanslagen van 11 september 2001 had de Cel zo al zes witwasdossiers verbonden aan terrorisme aan de gerechtelijke autoriteiten overgemaakt.De ervaringen van de Cel die worden beschreven in de door de Cel opgemaakte typologieën en die in de jaarlijkse activiteitenverslagen worden gepubliceerd, tonen dat de door terroristen aangewende witwastechnieken lijken op die van de traditionele misdaadorganisaties. Dit wordt verder uitgediept in deel IV.De terroristische organisaties die zich, met het oog op het treffen van politieke doelwitten, tot diverse misdaadvormen wenden om in de financiële noden te voorzien, kunnen worden beschouwd als misdaadorganisaties (minister van Justitie, Verslag over de georganiseerde criminaliteit in België, 2001, blz.55). Zoals de FAG benadrukt, moeten de terroristische organisaties financieringsbronnen vinden en de daaruit voortgekomen fondsen witwassen, vooral met het oog op de aankoop van het materiaal en andere logistieke elementen die nodig zijn om de terroristische daden te plegen (FAG, Rapport sur les typologies du blanchiment 2001-2002, blz.2).Volgens de experts bestaan er twee belangrijke financieringsbronnen voor terrorisme. De eerste doet een beroep op de financiële ondersteuning van Staten, structuren of personen die over aanzienlijke financiële middelen beschikken. De tweede financieringsbron bestaat in het behalen van lopende ontvangsten die soms via verboden wegen, soms via legitieme wegen zijn verkregen (Ibidem, blz.2-3). De financiering door inkomsten uit legitieme bronnen is een verschilpunt tussen de terroristische groepen en de traditionele misdaadorganisaties. De experts van de FAG zijn tot de conclusie gekomen dat het geld ter financiering van het terrorisme, ongeacht of het van legale of illegale herkomst is, door terroristische organisaties op dezelfde manier wordt aangewend als witwasgeld (FATF, Rapport sur les typologies du blanchiment 2001-2002, p.5 vrije vertaling); “Hoewel het logisch lijkt dat de financiering uit legitieme bronnen niet witgewassen hoeft te worden, is het voor de terroristische groeperingen steeds noodzakelijk de bestaande linken tussen het terrorisme en deze bronnen te verbergen of te camoufleren. Daardoor moeten deze terroristische groeperingen noodzakelijkerwijs op zoek gaan naar methoden om deze kapitalen wit te wassen, zodat deze kunnen worden gebruikt zonder de aandacht van de overheden te trekken.” Zo werd de wet van 11januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme op 12 januari 2004 gewijzigd, op basis van bijzondere aanbevelingen II en IV van de FAG en de kaderbeslissing van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende de strijd tegen het terrorisme en de Internationale Conventie voor de opheffing van de financiering van het terrorisme, opgesteld in New York op 9 december 1999.
28
Van 2001 tot 2005 heeft de Cel honderd witwasdossiers in verband met terrorisme of de financiering van terrorisme overgemaakt. Die dossiers beslaan in totaal 98,2 miljoen euro.In de loop van diezelfde periode heeft de Cel 2 106 witwasdossiers in verband met ernstige vormen van financiële misdaad aan de gerechtelijke autoriteiten overgemaakt (illegale handel in goederen en koopwaren, ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij complexe mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend, oplichting, een misdrijf dat verband houdt met de staat van faillissement, misbruik van sociale goederen). Die dossiers bedragen in totaal 4 306,23 miljoen euro. Ook van 2001 tot 2005 heeft de CFI aan de procureurs des Konings 884 witwasdossiers in verband met de handel in verdovende middelen overgemaakt, goed voor een totaalbedrag van 321,1miljoen euro. Deze informatie en deze cijfers tonen voldoende aan dat in België niet enkel de strijd tegen het witwassen zeer actief en efficiënt gebeurt en dat de strijd tegen het witwassen verbonden aan terrorisme en de financiering van terrorisme niet ten koste gaat van de strijd tegen het witwassen verbonden aan andere ernstige misdaadvormen, meer bepaald diegene die zijn verbonden aan de financiële misdaad en de economische misdaad. “De Tweede EU-Richtlijn 'tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld' legde aan alle Europese lidstaten op hun witwaswetgeving tegen 15 juni 2003 aan te passen aan de vooropgestelde krachtlijnen.” Het voorgaande behandelde het repressieve luik van de Belgische wetgeving ter bestrijding van het witwassen (artikel 505 Strafwetboek). Het verbergen of het verlenen van medewerking om de illegale oorsprong van de goederen/gelden te verbergen en de dader te helpen ontkomen aan de rechtsgevolgen van zijn strafrechtelijk beteugelde activiteiten, is strafbaar gesteld. Ook belangrijk voor de praktijk is het preventieve deel. Deze wetgeving legt aan bepaalde beroepscategorieën verplichtingen op ter opsporing van witwasmisdrijven. Het is de bedoeling zo vlugger en adequater te kunnen optreden. Door een Eerste Europese Richtlijn dienden de lidstaten aan hun financiële instellingen verplichtingen op te leggen met betrekking tot vermogensvoordelen uit drughandel. De Belgische wet van 11 januari 1993 'tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld' breidde het toepassingsgebied zelf sterk uit tot “de vermogensvoordelen verkregen uit andere zwaarwichtige misdrijven als terrorisme, georganiseerde misdaad, illegale handel in wapens, mensenhandel, exploitatie van de prostitutie, illegale handel in menselijke organen of weefsels, fraude ten nadele van de financiële belangen van de Europese Unie, ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend, omkoping van openbare ambtenaren, beursmisdrijven of het onwettig openbaar aantrekken van spaargelden, financiële oplichting en bedrieglijke bankbreuk.” De nieuwe tweede richtlijn (2001/97/EG) breidde de eerste richtlijn ook uit tot enkele van die categorieën. België diende zijn wetgeving slechts voor één nieuw misdrijf aan te passen, namelijk “een strafbaar feit dat hoge opbrengsten kan opleveren en waarvoor een zware gevangenisstraf geldt, overeenkomstig het strafrecht van de lidstaat” Tegen eind 2004 moesten alle lidstaten ervoor zorgen dat de preventieve witwaswetgeving toepasbaar was op alle strafbare feiten met een maximum gevangenisstraf van meer dan één jaar of met een minimum gevangenisstraf van meer dan zes maanden.De preventieve witwaswetgeving is van toepassing op “krediet- en financiële instellingen, vastgoedmakelaars, bewakingsondernemingen, notarissen, gerechtsdeurwaarders, bedrijfsrevisoren, externe accountants, externe belastingconsulenten, 29
erkende boekhouders, erkende boekhouders-fiscalisten en casino's (artikelen 2 en 2bis van de Wet 11 januari 1993).” In uitvoering van de Tweede Richtlijn geldt de wetgeving ook voor 'andere onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen'. Voor zover het gaat over het witwassen van vermogensvoordelen in verband met voormelde misdrijven geldt een meldingsplicht aan de CFI, die reeds besproken werd in deel I. De meldingsplicht geldt voor de opgesomde sectoren en ondernemingen en personen wanneer de vermogensvoordelen vermoedelijk betrekking hebben op de voormelde criminele activiteiten. Een vermoeden van witwassen volstaan dus.Dezelfde meldingsplicht geldt voor ieder feit dat kan wijzen op het witwassen van geld. De wet zegt dat geen enkele burgerlijke rechtsvordering, straf- of tuchtvordering kan worden ingesteld en geen enkele professionele sanctie kan worden uitgesproken wegens een te goeder trouw verstrekte inlichting. De mededeling aan de CFI mag bovendien niet aan de cliënt worden gemeld. De Cel kan zich na melding verzetten tegen de uitvoering van de verdachte transactie gedurende maximaal 24 uur. Daarna moet zij een beroep doen op de procureur . De Tweede Richtlijn breidt het aantal beroepscategorieën uit en bepaalt op volgende wijze de activiteiten waarvoor het geldt: “bedrijfsrevisoren, externe accountants en belastingadviseurs; makelaars in onroerend goed; notarissen en andere onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen wanneer zij deelnemen, hetzij door het bijstaan bij het voorbereiden of uitvoeren van transacties voor hun cliënt in verband met de aan- en verkoop van onroerend goed of bedrijven; het beheren van diens geld, waardepapieren of andere activa; de opening of het beheer van bank-, spaar- of effectenrekeningen; het organiseren van een inbreng die nodig is voor de oprichting, de exploitatie of het beheer van vennootschappen; de oprichting, vennootschappen of soortgelijke structuren, hetzij door op te treden in naam en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële of onroerendgoedtransactie. Handelaren in goederen van grote waarde, zoals edelstenen en metalen, of kunstwerken, en veilingmeesters, telkens als in contanten wordt betaald voor een bedrag van 15.000 euro of meer; casino's.“ Deze uitbreiding kwam in conflict met het beroepsgeheim en het recht op verdediging van advocaten. Daarom voorziet de Tweede Richtlijn in twee beperkingen. De meldingsplicht zal maar gelden voor “de 'onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen' voor zover ze zich bezighouden met activiteiten buiten de procedurele vertegenwoordigingstaak en daarmee samenhangende adviesopdrachten.” Een tweede beperking geldt voor “de meldingsplicht van notarissen, andere onafhankelijke juridische beroepsbeoefenaars, bedrijfsrevisoren, externe accountants en belastingadviseurs. De EU-lidstaten kunnen in een vrijstelling voorzien met betrekking tot 'inlichtingen wanneer zij de rechtspositie van hun cliënten bepalen dan wel in of in verband met een rechtsgeding'. Ook op het verbod om cliënten in te lichten kan een vrijstelling gelden.” Wachten op de uitvoering door de Belgische wetgever lijkt de boodschap aangezien de lidstaten niet verplicht zijn deze vrijstellingen in te voeren.
30
Sinds 25 oktober 1998 vallen de bedrijfsrevisoren onder het toepassingsgebied van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld. Op 10 maart 1999 is aan de leden van het Instituut der Bedrijfsrevisoren een toelichtingnota overgemaakt afkomstig van de CFI inzake het verstrekken van informatie aan voornoemde witwascel. Tevens werd er gepreciseerd dat de witwascel een administratieve instelling is die functioneert als filter tussen, enerzijds, de door de wet geviseerde sectoren en beroepen en, anderzijds, het gerechtelijk en politioneel apparaat. De Cel is onderworpen aan een versterkte professionele geheimhoudingsplicht. Na analyse en bij eventuele ontdekking van ernstige aanwijzingen, kan de Cel slechts die witwaselementen, zoals bedoeld in de wet van 11 januari 1993, doormelden aan het parket. Om deze rol als filter effectief te kunnen uitoefenen, is aan de Cel een statuut toegekend dat haar onafhankelijkheid en autonomie verzekert. Zij heeft een eigen budget, gevormd door bijdragen van de instellingen en personen die door de witwaswet worden bedoeld. Omwille van haar specifieke expertise is het voor de Cel mogelijk om in alle discretie de door de wet geviseerde personen raad te geven in geval van moeilijkheden inzake de toepassing van de antiwitwaswetgeving. De Cel informeert tevens, binnen de door de wet toegestane grenzen, over de opvolging van de dossiers en verzekert dat enkel die dossiers waarin ernstige aanwijzingen van witwassen voorkomen aan de gerechtelijke overheden worden doorgemeld. De Cel werd opgericht in “het belang van de personen en ondernemingen beoogd door de wet, van hun personeel, dat aldus minder bloot staat aan de bezwaren van een klassiek gerechtelijk onderzoek, alsook van hun cliënten.” Geconcretiseerd en chronologisch bekeken, kunnen we stellen dat de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme een aanzet is geweest inzake de betreffende materie. Hieropvolgend werden een aantal Koninklijke besluiten geformuleerd om wijzigingen aan te brengen en verder te concretiseren. Het Koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking opgenomen in de wet, het Koninklijk besluit van 6 mei 1999 tot uitvoering van artikel 14bis, §2, tweede lid, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stesel voor het witwassen van geld, het Koninklijk besluit van 5 oktober 2006, houdende maatregelen ter controle van het grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen, het Koninklijk besluit van 3 juni 2007, tot uitvoering van artikel 14quinauies van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.Dit alles kadert rond het Artikel 505 van het Strafwetboek. En tevens werd er een huishoudelijk reglement opgesteld door de CFI.
31
Europese wetgeving Het streven van de Gemeenschap om witwassen van geld tegen te gaan, heeft geleid tot de aanneming van de richtlijnen van 1991 en 2001. De richtlijn van 1991 sloot nauw aan bij de aanbevelingen van de financiële actiegroep witwassen van geld (Financial Action Task Force on Money Laundering – FATF of FAG), de internationale norm op dit terrein. In de richtlijn van 1991 werd witwassen gedefinieerd in termen van drugsmisdrijven en werden alleen aan de financiële sector verplichtingen opgelegd. Bij de wijzigingsrichtlijn van 2001 werd de reikwijdte van witwassen van geld uitgebreid, zowel wat de strafbare feiten als wat de bestreken beroepen en activiteiten betrof. In laatstgenoemde richtlijn werd evenwel geen exacte definitie gegeven van het begrip 'ernstige strafbare feiten' en werd de Commissie verzocht in 2004 een nieuw voorstel terzake in te dienen.De aanbevelingen van de FAG zijn in juni 2003 herzien en bestrijken thans ook terrorismefinanciering. In het onderhavige richtlijnvoorstel wordt eveneens uitdrukkelijk verwezen naar de bestrijding van dit verschijnsel en zijn de wijzigingen opgenomen die nodig zijn om met de herziene veertig aanbevelingen van de FATF rekening te houden. Richtlijn 91/308/EEG van de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld vormde het beginpunt van het communautaire streven om witwassen van geld (de pogingen van criminelen om de illegale herkomst van opbrengsten van misdrijven te verhullen) tegen te gaan.In deze richtlijn werd in het bijzonder rekening gehouden met de veertig aanbevelingen van de financiële actiegroep witwassen van geld (FAG). Krachtens de richtlijn dienden “de lidstaten het witwassen van de opbrengsten van drugsmisdrijven te verbieden en hun financiële sector ertoe te verplichten hun cliënten te identificeren, bewijsstukken te bewaren, internecontroleprocedures vast te stellen en elk feit dat wees op het witwassen van geld aan de bevoegde autoriteiten te melden.” Al snel bleek de beperking van de reikwijdte van de richtlijn tot de opbrengsten van drugsmisdrijven te restrictief. Tevens werd geconstateerd dat de verscherpte controle in de financiële sector de witwassers ertoe had aangezet uit te kijken naar alternatieve witwasmethoden. In 1999 stelde de Commissie daarom voor het spectrum van de bestreken strafbare feiten te verbreden en de werkingssfeer van de richtlijn uit te breiden tot een breed scala van kwetsbare nietfinanciële activiteiten en beroepen. De wijzigingsrichtlijn (Richtlijn 2001/97/EG) is op 4 december 2001 vastgesteld. De door de Commissie voorgestelde uitbreiding van de werkingssfeer tot niet-financiële activiteiten en beroepen is daarin grotendeels gevolgd. Wat de te bestrijken criminele activiteiten betrof, besloten de medewetgevers dat het witwassen van de opbrengsten van ernstige strafbare feiten onder de richtlijn diende te vallen. In het laatste streepje van de definitie werd daarom verwezen naar strafbare feiten die 'hoge opbrengsten' opleveren of 'waarvoor een zware gevangenisstraf geldt'. In artikel 1, onder E, was het volgende bepaald: “De lidstaten wijzigen uiterlijk op 15 december 2004 de in dit streepje bedoelde definitie op zodanige wijze dat zij in overeenstemming is met de definitie van ernstige strafbare feiten in het Gemeenschappelijk Optreden 98/699/JBZ.” De Commissie werd tevens verzocht een wijzigingsvoorstel in die zin in te dienen. Hoewel niet uitdrukkelijk naar terrorismefinanciering werd verwezen, waren de lidstaten het erover eens dat het begrip 'ernstige strafbare feiten' ook alle strafbare feiten in verband met de financiering van terrorisme diende te omvatten. In het nieuwe voorstel wordt dan ook uitdrukkelijk naar terrorisme en terrorismefinanciering verwezen. In juni 2003 heeft de FAG overeenstemming bereikt 32
over een ingrijpende herziening van de veertig aanbevelingen om rekening te houden met de opgedane ervaringen om uitgebreidere maatregelen te treffen die vereist zijn om dit verschijnsel doeltreffender te bestrijden. Op een aantal terreinen heeft de FAG de aanbevelingen veel gedetailleerder uitgewerkt, met name op het gebied van de cliëntidentificatie en -verificatie, de situaties waarin een hoger witwasrisico uitgebreidere maatregelen kan vereisen, alsook de situaties waarin een verlaagd risico minder strenge controles kan rechtvaardigen. De EU-lidstaten en de Commissie zijn van oordeel dat de herziene veertig aanbevelingen van de FAG op gecoördineerde wijze op EU-niveau dienen te worden toegepast. Omwille van de duidelijkheid is besloten de bestaande richtlijn in te trekken en een nieuwe, autonome tekst voor te stellen. De Commissie is er daarbij van uitgegaan dat de nieuwe richtlijn dient voort te bouwen op het huidige acquis en dat de bestaande bepalingen betreffende de behandeling van de beroepen niet in vraag mogen worden gesteld wanneer dat niet nodig is. Aangezien het Contactcomité door de intrekking van de vigerende richtlijn zijn communautaire rechtsgrond verliest, moet er een nieuw comité worden ingesteld. Aan de Commissie dienen immers beperkte uitvoeringsbevoegdheden op bepaalde technische gebieden te worden verleend en zij dient daarbij overeenkomstig het bepaalde in Besluit 1999/468/EG terzijde te worden gestaan door een nieuw Comité voor de voorkoming van het witwassen van geld. Deze richtlijn is aangenomen op 26 oktober 2005 en in werking getreden op donderdag 15 december 2005. De richtlijn is op 30 juni 2004 opgesteld door het Directoraat-generaal Interne markt en diensten van de Europese Commissie onder verantwoordelijkheid van Frits Bolkestein. Deze Europese richtlijn diende uiterlijk 15 december 2007 in de lidstaten van de Europese Unie geïmplementeerd te zijn in nationale wet- en regelgeving. Dit bindende besluit van de Europese Unie bevat regels voor lidstaten; zij zijn dus verplicht om de richtlijn uit te voeren. Het voordeel van een richtlijn is dat, hoewel het besluit zelf vastligt, de lidstaten zelf mogen beslissen op welke manier ze de uitvoering ervan gaan aanpakken. Daarbij kunnen ze rekening houden met de specifieke situatie in hun eigen land. Een richtlijn kan op grond van artikel 249 EG-Verdrag uitgevaardigd worden door Raad van Ministers, meestal tezamen met het Europees Parlement of door de Europese Commissie. Een Europese richtlijn geldt niet rechtstreeks voor burgers. Wel kunnen burgers zich soms beroepen op een rechtstreekse werking als een lidstaat de richtlijn niet op tijd heeft geïmplementeerd. De Richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld geeft een definitie van de begrippen "kredietinstelling", "financiële instelling" en "witwassen van geld". Wat meer in het bijzonder het laatstgenoemde begrip betreft, wordt in de richtlijn de definitie van het Verdrag van de Verenigde Naties van 1988 tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen overgenomen, waarbij de hierna genoemde daden, indien opzettelijk begaan, als witwassen worden aangemerkt: “de omzetting of overdracht van voorwerpen van criminele oorsprong met het oogmerk de illegale herkomst ervan te verhelen of te verhullen of een persoon die bij deze activiteit is betrokken, te helpen aan de juridische gevolgen van zijn daden te ontkomen; het verhelen of verhullen van de werkelijke aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing, rechten op of de eigendom van voorwerpen, wetende dat deze verworven zijn uit een criminele activiteit of uit deelneming aan een dergelijke activiteit; de verwerving, het bezit of het gebruik van voorwerpen, wetende, op het tijdstip van verkrijging, dat deze voorwerpen zijn verworven uit een criminele activiteit of uit deelneming aan een dergelijke activiteit; deelneming aan, medeplichtigheid aan, poging tot, hulp aan, aanzetten tot, vergemakkelijken van, of het geven van raad met het oog op het begaan van een van de in de voorgaande drie punten bedoelde daden.” 33
De lidstaten zien erop toe dat het witwassen van geld verboden is en dat kredietinstellingen en financiële instellingen van al hun cliënten legitimatie door overlegging van bewijsstukken verlangen, behalve als de cliënt eveneens een kredietinstelling of een financiële instelling is. Bepaalde verzekeringscontracten komen in aanmerking voor een vrijstelling. De identificatieplicht geldt voor iedere transactie waarvan het bedrag 15 000 EUR of meer bedraagt. “De kredietinstellingen en de financiële instellingen moeten de kopie of de referenties van de verlangde identiteitsbewijzen gedurende ten minste vijf jaar na beëindiging van de betrekking met hun cliënt bewaren; ook de bewijsstukken en de registraties van alle transacties moeten gedurende ten minste vijf jaar vanaf de uitvoering van de transacties worden bijgehouden. De kredietinstellingen en de financiële instellingen moeten ten volle samenwerken met de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van het witwassen van geld. Deze autoriteiten kunnen opdracht geven transacties niet uit te voeren waarvan zij weten of vermoeden dat deze met het witwassen van geld verband houden. De kredietinstellingen en de financiële instellingen mogen aan niemand meedelen dat inlichtingen zijn verstrekt aan de autoriteiten of dat er een onderzoek gaande is. Het te goeder trouw meedelen van inlichtingen aan de autoriteiten brengt voor de kredietinstelling of de financiële instelling generlei aansprakelijkheid met zich mee. De bevoegde autoriteiten brengen de voor de bestrijding van het witwassen van geld verantwoordelijke autoriteiten op de hoogte indien zij feiten ontdekken die bewijsmateriaal voor het witwassen van geld kunnen vormen. De kredietinstellingen en de financiële instellingen moeten procedures voor interne controle en communicatie invoeren om transacties die met het witwassen van geld verband houden, te voorkomen en te verhinderen en zij moeten de nodige maatregelen nemen om hun werknemers met de bepalingen van de richtlijn bekend te maken. De Commissie zal worden bijgestaan door een contactcomité, dat bestaat uit door de lidstaten aangewezen personen en uit vertegenwoordigers van de Commissie en dat tot taak heeft het overleg te vergemakkelijken. De lidstaten kunnen strengere bepalingen aannemen of handhaven om het witwassen van geld te verhinderen. De Commissie dient een jaar na 1 januari 1993, en vervolgens in de mate waarin daar behoefte aan bestaat en ten minste om de drie jaar, een verslag over de toepassing van deze richtlijn op te stellen en aan het Europees Parlement en de Raad voor te leggen.” Tevens kunnen we gerelateerde voorstellen en besluiten aanhalen inzake de Europese wetgeving Vooreerst hebben we een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, met inbegrip van terrorismefinanciering “De inspanningen van de Europese Gemeenschappen ter bestrijding van het witwassen van geld hebben geleid tot de vaststelling van twee richtlijnen, in 1991 en in 2001. De grondige herziening van de aanbevelingen van de FATF inzake de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering hebben de Commissie ertoe gebracht dit voorstel op 30 juni 2004 goed te keuren. Dit voorstel geeft voorts een definitie van de ernstige inbreuken - een punt dat in beide vorige richtlijnen onbeslist bleef. Het bepaalt dat het witwassen van geld als een stafbaar feit dient te worden beschouwd en behandelt in het bijzonder terrorismefinanciering.” Een ander voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorkoming van het witwassen van geld door douanesamenwerking betreft een aanvulling van de witwasrichtlijn van 1991. “Het voorstel is bedoeld ter aanvulling van de Witwasrichtlijn van 1991 en voorziet in een regeling voor de instelling van controles op personen die de buitengrenzen van de Gemeenschap overschrijden met aanzienlijke bedragen aan contanten. Voorts wordt met het voorstel beoogd een systeem in te voeren voor de uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten die met verdachte transacties worden geconfronteerd en de Commissie.” 34
Het Besluit van de Raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de Financial Intelligence Units van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens stelt : “Naar aanleiding van Richtlijn 91/308/EEG hebben alle lidstaten nationale Financial Intelligence Units opgezet die de door de kredietinstellingen en de financiële instellingen toegezonden informatie moeten verzamelen en analyseren. Teneinde de samenwerking tussen de FIU's te verbeteren, wordt in dit besluit een gemeenschappelijke definitie gegeven van deze centrale eenheden en worden de beginselen vastgesteld die in acht moeten worden genomen voor de aanvraag en de uitwisseling tussen deze eenheden van informatie of van documenten. Beschermde communicatiemiddelen worden tot stand gebracht. Deze samenwerking laat de verplichtingen onverlet die de lidstaten ten aanzien van Europol hebben.” Er zijn ook verslagen vrijgegeven over de toepassing van de betreffende richtlijn. Het eerste verslag van de Commissie van 3 maart 1995 over de toepassing van de Witwasrichtlijn 91/308/EEG betreft twaalf lidstaten. Oostenrijk, Finland en Zweden blijven buiten beschouwing, want deze lidstaten zijn pas op 1 januari 1995 tot de Unie toegetreden. Hun situatie wordt in een parallel verslag vastgesteld. De Commissie hanteert een horizontale benadering en beschrijft de manier waarop de belangrijkste bepalingen van Richtlijn 91/308/EEG door de lidstaten zijn uitgevoerd. De conclusies van dit verslag bevatten voorstellen voor acties die op communautair en op nationaal niveau moeten worden ondernomen om de volledige toepassing van de richtlijn te waarborgen en het Europees systeem voor de bestrijding van het witwassen van geld te versterken. Het tweede verslag van de Commissie van 1 juli 1998 over de toepassing van de Witwasrichtlijn 91/308/EEG bestempelt de stand van de tenuitvoerlegging van de richtlijn als zeer bevredigend, aangezien alle lidstaten de richtlijn in hun nationale recht hebben omgezet. In de conclusies van het verslag wordt gepleit voor een actualisering van de richtlijn en een uitbreiding van het toepassingsgebied ervan. Samenvattend kunnen we stellen dat het besluit van de raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de Financial Intelligence Units van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens een eerste indicatie was op Europees niveau.Het Kaderbesluit van de raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven ging hier verder op in en de verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees parlement en de raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, gaf meer richting aan de wetgeving. Tevens werd er nog de richtlijn 2005/60/EG van het Europees parlement en de raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme opgenomen.
35
Internationale verdragen Europol heeft deze bevoegdheid, voor zover het witwassen van geld verbonden is met concrete misdrijven waarvoor Europol bevoegd is en voor zover het, rekening houdend met de voorwaarden die de minister toegelicht heeft, met de zaak belast is. Bij de onderhandelingen over het verdrag in 1995, is een harde discussie gevoerd over de lijst van strafbare feiten waarmee Europol van bij de aanvang belast zou worden. Het gaat om de vijf soorten zware misdrijven opgesomd in artikel 2 van het Verdrag. Bij de onderhandelingen is gesproken over het witwassen van geld. Iedereen was het eens over het principe dat het witwassen van geld niet als een fenomeen in abstracto kon worden behandeld. Vermits de lidstaten geen gemeenschappelijke algemene definitie over witwassen hanteren en een aantal lidstaten van oordeel waren dat in een beginfase het systeem niet werkbaar zou zijn indien Europol van bij de aanvang naast de vijf criminele activiteiten ook voor de witwasactiviteiten zou bevoegd zijn, heeft men geopteerd voor artikel 2, derde lid, van de Europolovereenkomst. Europol kan zich met het witwassen van geld bezighouden zodra het gaat om een vorm van witwassen die verbonden is met activiteiten die tot het domein van Europol behoren. Europol kan zich bijvoorbeeld verder op een witwasoperatie toeleggen in het kader van een onderzoek of een criminele analyse met betrekking tot een handelsactiviteit in verdovende middelen. Indien een witwasoperatie daarentegen uitsluitend verbonden is met een activiteit van wapenhandel, kan Europol zich niet met de zaak bezighouden aangezien de wapenhandel niet voorkomt in de aanvankelijke lijst van Europol. Na de consolidatie van de eerste fase van Europol met bevoegdheid voor vijf criminele activiteiten, kan de Raad van ministers eventueel beslissen de bevoegdheden van Europol uit te breiden tot bijvoorbeeld wapenhandel, hormonenhandel.De lijst van andere dan de reeds in artikel 2, tweede lid, genoemde ernstige vormen van internationale criminaliteit die door Europol zouden kunnen worden behandeld bevindt zich als bijlage bij de Overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst. Elke vorm van witwassen van geld die in verband staat met de misdrijven die worden toegevoegd aan de lijst van de vijf in aanmerking genomen criminele activiteiten valt meteen onder de bevoegdheid van Europol. Alle misdrijven die verband houden met de belangrijkste criminele activiteiten worden eveneens beoogd.
De overeenkomst van de Verenigde georganiseerd misdaad, 14 december 2000.
Naties
tegen
transnationale
Het doel van de overeenkomst is internationale samenwerking te bevorderen om transnationale georganiseerde misdaad te verhinderen en te bestrijden. Het werd ondertekend door het Verenigd Koninkrijk op 14 December 2000 en is ondertekend door 140 andere landen, met inbegrip van alle 14 partners van de EU De overeenkomst bevat een waaier van maatregelen voor samenwerking tegen georganiseerde misdaad. De hoofdlijnen zijn: •
verplichtingen aan de landen om inbreuken op het witwassen van geld, corruptie, participatie in georganiseerde misdaad vast te stellen;
•
uitlevering van personen die verdacht worden of veroordeeld zijn wegens georganiseerde misdaad;
•
wederzijdse wettelijke hulp tussen landen met betrekking tot onderzoeken, vervolgingen en gerechtelijke werkzaamheden met betrekking tot georganiseerd misdaad;
•
samenwerking tussen landen om de actie van de wetshandhaving betreffende georganiseerde misdaad, met inbegrip van de uitwisseling van informatie te verbeteren; 36
•
•
een verplichting om bevoegdheden op te stellen om uiteindelijke activa die het gevolg zijn van de opbrengst uit misdaad te identificeren, te traceren, te bevriezen of in beslag te nemen en een gemeenschappelijke definitie van een ‘organiseerde misdaad’.
Het Verenigd Koninkrijk koppelde twee protocollen aan de overeenkomst. De eerste handelt over mensenhandel en migratiesmokkel. De andere op vervaardiging van vuurwapens en de handel ervan, werd ondertekend door het Verenigd Koninkrijk op 6 Mei 2002.
De overeenkomst van de Verenigde Naties tegen ongeoorloofd verkeer in verdovende middelen en psychotrope substanties, 20 december 1988.
Het verdrag betekent een escalatie in de War on Drugs. Het wijst erop dat eerdere inspanningen niet veel hebben uitgehaald om een stop te zetten op het drugsgebruik. De waarschuwing van " een gestaag toenemende schade in verschillende sociale groepen die door de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen veroorzaakt worden".Het waarschuwt dat de drugshandel en aanverwante activiteiten de legitieme economieën ondermijnen en een bedreiging vormen voor de stabiliteit, veiligheid en soevereiniteit van staten. Het gevoel van dringendheid wordt onderstreept door het beeld dat voorgeschoteld wordt van onschuldige jongens en meisjes die worden uitgebuit: “Kinderen worden gebruikt in vele delen van de wereld als illegale drug consumenten alsook vooralle doeleinden van illegale productie, distributie en handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, die leidt tot een gevaar van onvoorstelbare zwaartekracht.” Verder hebben we onder de internationale verdragen nog de internationale overeenkomst voor de afschaffing van de financiering van terrorisme van 9 december 1999 en de overeenkomst van de Raad van Europa over het witwassen, onderzoek, beslaglegging en inbeslagneming van de opbrengst van misdaad en over de financiering van terrorisme van 16 mei 2005.
37
Deel III : Typologieën inzake witwaspraktijken
CFI Indicatoren en thematische analyses Wanneer we dieper ingaan om de dossiers inzake corruptie, kan gesteld worden dat op internationaal niveau er steeds meer aandacht besteed aan de strijd tegen het terrorisme. Wat België betreft stelt het evaluatieverslag van GRECO van de Raad van Europa dat het Belgische wettelijk stelsel goed aangepast is om de opbrengsten van corruptie op te sporen, verbeurd te verklaren en in beslag te nemen. In 2005 stond België op de negentiende plaats op een totaal aantal van 158 in de corruptieperceptie-index van Transparency International. De Cel heeft van 1 december 1993 tot 1 november 2005 23 dossiers doorgemeld in verband met corruptie aan de gerechtelijke overheden. Aan deze dossiers kunnen nog 10 dossiers worden toegevoegd die werden doorgemeld in verband met andere onderliggende misdrijven, waarbij ook verbanden werden gelegd met corruptie. De ontleding van de 33 dossiers die werden doorgemeld in verband met corruptie (enkel corruptie of in verband met andere onderliggende misdrijven) toonde aan dat 25 dossiers in verband konden worden gebracht met omkoping van ambtenaren en 8 in verband met private corruptie.De betrokken zijn ofwel politiek prominente personen, voornamelijk van buitenlandse nationaliteit en/of met verblijf in het buitenland, of lagere of lage ambtenaren, of personen met een functie in de privésector, voornamelijk van Belgische nationaliteit en/of met verblijf in België. De witwasverrichtingen worden voornamelijk verricht door gebruik te maken van het bancaire stelsel. Vaak worden er rekeningen geopend enkel en alleen om witwasverrichtingen uit te voeren. De verrichtingen verlopen over het algemeen als volgt: ofwel worden er stortingen in contanten uitgevoerd, gevolgd door overschrijvingen naar het buitenland ofwel overschrijvingen naar het buitenland gevolgd door opnames in contanten. Hoewel in de meeste dossiers de witwasverrichtingen worden uitgevoerd door corrupte personen, worden er in verschillende dossiers witwasverrichtingen uitgevoerd door derden, zoals familieleden of mensen waarmee ze een nauwe band hebben, vooral wanneer er politieke prominente personen betrokken zijn. Investeringen in roerende waarden, onroerend goed of verzekeringen komen eveneens voor, in opdracht van Belgen als van buitenlanders. Verschillende voorbeelden illustreren ook het gebruik van ingewikkelde witwastechnieken, zoals private banking in het buitenland, doorsluisrekeningen, schermvennootschappen en offshorecentra. Op internationaal niveau presteert België goed inzake de strijd tegen corruptie, hoewel er nog lacunes blijven bestaan. Het OESO-rapport over de toepassing van het verdrag inzake de bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren in internationale zakelijke transacties benadrukt dat de risico’s van omkoping bij internationale zakelijk transacties niet mogen worden onderschat. Het vermeldt de mogelijkheid om een actiegroep op richten om omkoping te behandelen, naar het model van CFI. Zo een actiegroep zou informatie van de overheid en de gerechtelijke overheden ontvangen in het kader van het beroepsgeheim en omkopingsdossiers preventief behandelen en dossiers doormelden aan de procureurs zodat strafrechtelijke actie kan worden ondernomen12. Zowel het OESO-rapport als het GRECOevaluatieverslag van België raden aan om de wet aan te passen om de aftrekbaarheid van belastingen van enig voordeel dat aan buitenlandse ambtenaren wordt toegekend uit te sluiten, waaronder ook geheime commissies in zakelijke transacties. In 1998 vermeldde de FAG in haar typologieverslag dat notarissen omwille van hun centrale rol in het wettelijk kader rond de overdracht van onroerende goederen en in het kader van de oprichting van vennootschappen konden worden geconfronteerd met witwasverrichtingen. Sinds die periode zijn de notarissen onderworpen aan de verplichtingen van de antiwitwaswetgeving in België. De ervaring van de Cel heeft sindsdien bevestigd dat de notarissen geconfronteerd worden met witwasverrichtingen bij het uitoefenen van hun beroep. Op basis van de dossiers die ze heeft doorgemeld aan het parket heeft de Cel kunnen vaststellen dat witwassers inderdaad een beroep 38
doen op notarissen voor hun witwasverrichtingen. Deze trend werd trouwens ook op internationaal vlak vastgesteld door bijna alle leden van de FAG. De typologische analyse van de dossiers door de Cel geeft aan dat de notarissen witwasverrichtingen hebben vastgesteld bij investeringen in onroerende goederen en ook bijde oprichting van vennootschappen. Bij de dossiers inzaken investeringen in onroerende goederen, kon er vastgesteld worden dat de betaling gebeurde in contanten, dat de aankopen van onroerende goederen vaak gepaard gingen met grote waarden, dat de aan- of verkoop van een onroerend goed voor een hoger of lager bedrag de deur uitging dan de effectieve marktwaarde. Tevens kon vastgesteld worden dat er gebruik werd gemaakt van schermvennootschappen en offshores. Ter informatie en met het oog op feedback aan de financiële instellingen, heeft de Cel een nota opgesteld met betrekking tot de opsporing van witwasverrichtingen. Deze nota herneemt voor een aantal categoriëen van personeelsleden de bankverrichtingen die door criminelen het gemakkelijkst kunnen worden aangewend voor het witwassen van geld met criminele oorsprong. Voor elk van die verrichtingen werden een aantal kenmerken, die op een witwasoperatie kunnen wijzen, aangeduid. Die typologische aanwijzingen werden afgeleid uit de door de Cel doorgemelde dossiers en zijn van die aard dat ze de bijzondere aandacht van het bankpersoneel verdienen en vermoedens van witwassen zouden moeten opwekken. Het betreft vooral de manuele wisselverrichtingen, het gebruik van bankcheques, storting in contanten en eventueel gevolgd door opnames in cheques of contanten. Verder kunnen zaken vastgesteld worden door commerciële afgevaardigen en personeel in de back office. Hier wordt dan vooral de nadruk gelegd op de opening van een rekening, internationale overschrijvingen, verrichtingen waarbij verbanden met fiscale paradijzen en offshoregebieden gehanteerd worden en zaken die betrekking hebben op kredieten. Dit alles moet in functie gezien worden van de betrokken personen, dus hun economisch profiel, de reden van de gebruikte kanalen en de oorsprong van de fondsen. Tevens heeft de Cel een lijst met indicatoren opgesteld waaraan de meldende ondernemingen en personen bijzondere aandacht zouden moeten besteden. Het zijn algemene indicatoren die de financiële en niet-financiële beroepen toelaten witwasverrichtingen te herkennen, en dus geen welbepaalde indicatoren die het witwassen van geld voortvloeiend uit bepaalde onderliggende misdrijven beogen. Het is zo dat er een onderscheid kan gemaakt worden tussen financiële beroepen en niet-financiële beroepen. Wanneer we kijken naar de indicatoren waarbij de financiële beroepen bijzondere aandacht moeten op vestigen, zien we reeds een aantal zaken terugkomen die reeds behandeld werden. Het betreft de opening van een rekening, stortingen en opnames in contanten, manuele wisselverrichtingen, internationale overschrijvingen, kredieten, verrichtingen in verband met fiscale paradijzen, offshorecentra of niet meewerkende landen en gebieden en verzekeringsondernemingen. Onder niet-financiële beroepen verstaan we onder meer notarissen, gerechtsdeurwaarders, advocaten, casino’s, vastgoedmakelaars, externe accountants, erkende boekhouders, boekhouders-fiscalisten, externe belastingconsulenten en bedrijfsrevisoren. Uit een analyse van de dossiers van de Cel in 2006 is gebleken dat de meest voorkomende verrichtingen in contanten de manuele wisselverrichtingen, de money remittance verrichtingen (geldoverdrachten, deze verrichtingen bestaan uit stortingen in contanten gevolgd door internationale transfers met tussenkomst van internationale systemen van geldoverdracht. Met deze diensten, die voornamelijk door wisselkantoren worden verleend, kan geld van en naar het buitenland worden overgemaakt.) en de verrichtingen in contanten op bankrekeningen betreffen. “Het belang van de dossiers met cashverrichtingen in het totale aantal dossiers van de Cel viel van 65,4 % in 2001 terug tot 44,9 % in 2004. In 2005 werd voor het eerst opnieuw een stijging opgetekend. Deze lichte stijging van 3,0 % was toe te schrijven aan de toename van het belang (zowel absoluut als relatief) van geldoverdrachten. De statistieken tonen aan dat sedert de introductie van de EUR minder manuele wisselverrichtingen aan de Cel gemeld werden. Daar waar 39
de wissels in biljetten in 2001 nog 38,6 % van totale aantal dossiers uit 2001 vertegenwoordigden, maakten ze in 2002 slechts 8,3 % van het totale aantal dossiers uit 2002 uit. De in 2002 waargenomen daling van de dossiers inzake manuele wisselverrichtingen zette zich in 2003 en 2004 door. In 2005 waren de manuele wisselverrichtingen goed voor 2,6 % van het totale aantal ontvangen dossiers. Een vijfde van de dossiers die in 2001 gemeld werden, had betrekking op geldoverdrachten. Na een verdubbeling in 2002 (40,9 %), nam het belang af tot 12,3 % in 2004. In 2005 werd een kleine heropleving tot 16,6 % van het totale aantal dossiers uit 2005 opgemeten. Hoewel stortingen in contanten op bankrekeningen in 2001 slechts 4,3 % van het totale aantal gemelde dossiers uitmaakten, vervijfvoudigde het belang tot 20,3 % in 2004. In 2005 maakten deze dossiers 18,8 % uit van het totale aantal dossiers dat in 2005 aan de Cel gemeld werd. Een mogelijke verklaring voor het belangrijke aandeel van deze verrichtingen in het totale aantal dossiers uit 2004 en 2005 kan gezocht worden in het feit dat menig spaarder zijn tegoeden in het buitenland – al dan niet in het kader van de Eenmalige Bevrijdende Aangifte (EBA) of anticiperend op de Europese Spaarrichtlijn - in contanten naar België gerepatrieerd heeft. Een zelfde stijgende trend (zowel in absolute als in relatieve cijfers) werd bij de opnamen in contanten van bankrekeningen vastgesteld. Daar waar deze verrichtingen in 2001 nog van gering belang waren (2,4 % van het totale aantal meldingen aan de Cel), vertegenwoordigden ze in 2002 al 5,2 % van het aantal nieuwe dossiers. Sinds 2005 heeft een tiende van de nieuwe dossiers betrekking op dergelijke verrichtingen.” “De voornaamste vorm waaronder fondsen met illegale oorsprong gegenereerd worden, zijn contanten. Deze vaststelling, die op internationaal vlak door de FAG bevestigd wordt, heeft tot gevolg dat criminelen hun toevlucht moeten zoeken tot verrichtingen die hen toelaten die fondsen in het financiële circuit in te brengen. Een analyse van de doorgemelde dossiers van de Cel volgens de aard van de verrichtingen bevestigt de aanwezigheid en het gebruik van contanten van illegale oorsprong in België en toont aan dat die cashgelden het voorwerp uitmaken van verschillende soorten witwasverrichtingen. Het gaat hierbij voornamelijk om wisselverrichtingen, geldoverdrachten en verrichtingen in contanten op bankrekeningen. Deze verrichtingen vertegenwoordigden in 2001 samen zo’n 66,0 % van de in 2001 doorgemelde dossiers van de Cel. In de periode tussen 2002 en 2003 daalde het aandeel van 68,6 % tot 53,6 %. In 2005 hield 52,4 % van de door de Cel doorgemelde dossiers verband met wisselverrichtingen, geldoverdrachten, stortingen in contanten op en opnamen van bankrekeningen.” Inzake de thematische typologische analyse van investeringen in onroerende goederen zien we dat er vaak gebruik gemaakt wordt van niet-financiële beroepen. Dit om zichzelf te laten introduceren bij financiële instellingen, waardoor de achterdocht minder groot is. Tevens worden deze gebruikt als tussenkomt bij vastgoedverrichtingen en het uitvoeren van financiële verrichtingen. Het gebruik van vennootschapsstructuren is een tweede mogelijkheid die wordt gebruikt voor investeringen in onroerende goederen. Zoals reeds gesteld kan de aankoop van onroerende goederen van grote waarde ook een mogelijkheid zijn om geld wit te wassen. De verkoop of aankoop van een onroerend goed voor een hoger of lager bedrag dan de marktwaarde kan ook een mogelijkheid zijn. Het gebruik van stromannen bij de aankoop van onroerende goederen, is vooral om de werkelijke koper en de oorsprong van de gelden te verdoezelen. Tevens zal men gebruik maken van doorsluisrekeningen. Door een hypothecaire lening af te sluiten waarbij de aflossing gebeurt door stortingen in contanten kan regelmatig geld van criminele oorsprong in het financiële stelsel worden ingebracht om het zo wit te wassen. Vanaf haar oprichting in december 1993 tot 31 december 2005 ontving de Cel 884 meldingen van levensverzekeringsmaatschappijen, wat overeenkomst met 0,8 % van alle ontvangen meldingen. De Cel ontving van levensverzekeringsmaatschappijen de meeste meldingen na 11 september 2001 en die hadden betrekking op natuurlijke– of rechtspersonen die ervan verdacht werden banden te hebben met terroristische netwerken. De trend om de levensverzekeringssector te gebruiken voor 40
witwasdoeleinden is al enkele jaren merkbaar. Het is dus onontbeerlijk dat de verzekeringsmaatschappijen zeer waakzaam zijn bij het behandelen van hun dossiers om te vermijden dat ze het doelwit worden van witwassers. In de doorgemelde dossiers waarbij de levensverzekeringssector wordt gebruikt voor witwasdoeleinden worden meestal verzekeringsovereenkomsten afgesloten en verzekeringspremies uitbetaald, voornamelijk eenmalige premies. Het gebruik van geld van illegale oorsprong om deze premies te betalen is typisch voor het investeringsstadium bij het witwassen3. De witwassers gebruiken verschillende methodes. De onderstaande voorbeelden illustreren deze werkwijzen aan de hand van een concrete dossiers die doorgemeld werden aan het parket. Bij de doorgemelde dossiers zijn vaak levensverzekeringen met eenmalige premies voor een aanzienlijk bedrag gemoeid. In sommige dossiers van de Cel stond de premie niet in verhouding met het socio-economische profiel van de ondertekenaar. Het afsluiten van een levensverzekeringscontracten met een eenmalige premie en onmiddellijke aflossing ervan is eveneens een witwastechniek die in de doorgemelde dossiers van de Cel voorkomt. Het feit dat de premies worden gestort door een andere persoon dan de verzekeringsnemer moet ook argwaan opwekken bij de verzekeraars. Jaarverslagen inzake gemelde dossiers Wanneer we de jaarverslagen die door de Cel worden gepubliceerd gaan bekijken, kunnen we een drietal stadia onderscheiden in het witwassen van geld. Als eerste stadium onderscheiden we de inbreng. Dit bestrijkt alle middelen waarmee fondsen die rechtstreeks voortkomen uit een misdadige activiteit voor het eerst in de financiële kringloop worden gesluisd. De inbreng gebeurt dan ook meestal in de vorm van grote hoeveelheden baar geld. In dit stadium is het witwassen het gemakkelijkst op te sporen. Het tweede stadium, de opstapeling of circulatie, is te omschrijven als een vaak ingewikkelde opeenvolging van financiële verrichtingen met als doel elk verband tussen het 'ingebrachte' kapitaal en de criminele oorsprong ervan zo vlug mogelijk uit te wissen. De werkwijzen die in dit stadium bij voorkeur worden aangewend door de misdadigers zijn binnenlandse en internationale betalingen door middel van overschrijvingen of cheques, alsook elektronische geldoverdrachten De laatste fase van het witwasproces in het investeringsstadium. Deze omvat alle methodes die erop gericht zijn geld met criminele oorsprong, meestal na de inbreng en circulatie, te investeren in het legale economische en financiële stelsel. De investering gebeurt dan in fatsoenlijke en winstgevende zaken zoals onroerende goederen, handelsfondsen, waardevolle voorwerpen of aandelen in vennootschappen. Tussen 1 juli 2000 en 30 juni 2001 werden 930 dossiers doorgemeld aan de Procureur des Konings inzake witwassen. Uit de door de Cel opgestelde statistieken is immers gebleken dat 50,2 % van de tijdens het afgelopen werkjaar doorgemelde dossiers konden worden geplaatst in het eerste witwasstadium. De in voorgaande jaren vastgestelde tendens naar een vermindering van dergelijke dossiers blijft zich evenwel doorzetten. Op 30 juni 2001 bedroeg het aantal doorgemelde dossiers die betrekking hadden op het eerste witwasstadium 69 % van het totaal, tegenover 75,9 % op 30 juni 2000 en 83,2 % op 30 juni 1999.
41
Reeds in dit jaarverslag werd de invoering van de euro op 1 januari 2002 aangeduidt als een mogelijke indicator in de dalende trend van het aantal doormeldingen in het eerste stadium. Het merendeel van deze dossiers heeft immers betrekking op manuele wisselverrichtingen. Ingevolge de invoering van de euro werd gesteld dat de wisselverrichtingen met munten van de Eurozone zouden verdwijnen en dus bijgevolg het aantal manuele wisselverrichtingen sterk ging dalen. Bovendien werd gesteld dat deze omwisseling ertoe zou leiden dat vanuit typologisch standpunt een belangrijke aanwijzing ging verdwijnen, vermits de aard van de nationale munteenheden (zoals de NLG) als element van beoordeling van de Cel omtrent het onderliggend misdrijf ging wegvallen. 43,6 % van de dossiers die door de Cel werden doorgemeld tijdens de afgelopen verslagperiode hadden betrekking op het circulatiestadium. De toename in de opsporing van dergelijke gevallen, waar reeds verleden jaar werd op gewezen, zettet zich voort. Dit fenomeen brachtt een vrij belangrijke verschuiving met zich mee van het eerste naar het tweede stadium in de verhouding van de door de Cel sedert haar oprichting doorgemelde dossiers. Waar op 30 juni 1999 het aandeel van deze dossiers in het totaal van de door de Cel doorgemelde dossiers slechts 15,3 % bedroeg, steeg dit tot 20,8 % op 30 juni 2000 en tot 27 % op 30 juni 2001. Deze tendens, die trouwens ook door de andere FAG-leden werd vastgesteld, wijst op een grondiger inzicht in het witwasfenomeen zowel door de meldingsplichtigen als vanwege de Cel. De meeste tweede stadium dossiers die betrekking hebben op illegale handel in goederen en koopwaren slaan op handel in wagens. In dit jaarverslag werd opnieuw een hoog aantal dossiers doorgemeld die verband houden met ernstige en georganiseerde fiscale fraude. Sinds 1 december 1993 werden in totaal 279 van dergelijke dossiers doorgemeld, waarvan 91 % BTWcarrouselfraudes. Tijdens de afgelopen verslagperiode had de Cel 70 BTW-carrousel dossiers doorgemeld. ER werd een gelijkaardige toename van soortgelijke gevallen vastgesteld door de FAG-deskundigen tijdens de typologievergadering in december 2000. In de witwasdossiers van de Cel duiken vaak vennootschappen en zelfs financiële instellingen op die gevestigd zijn in fiscale paradijzen of offshore centra. De schermvennootschappen in België en in het buitenland zijn inderdaad in vele gevallen verbonden met vennootschappen die in dergelijke territoria gevestigd zijn. De statistieken van de Cel tonen aan dat het aantal doorgemelde dossiers in verband met bedrieglijke bankbreuk tijdens de afgelopen verslagperiode was toegenomen. Met stortingen in contanten gevolgd door internationale transfers werden dan ook de verrichtingen bedoeld die verlopen via internationale geldoverdrachtsystemen. In deze verslagperiode zette de toenemende tendens van dergelijke dossiers zich verder. Dit verschijnsel werd eveneens vastgesteld door verschillende andere FAG-lidstaten. Uit de statistieken van de Cel bleek dat in deze verslagperiode 119 dergelijke dossiers werden doorgemeld, dit was 13% van het totaal aantal doorgemelde dossiers. De overgrote meerderheid van deze dossiers hadden betrekking op het witwassen van geld voortkomend uit mensenhandel en exploitatie van de prostitutie. De stijging van het aantal doorgemelde dossiers met dergelijke verrichtingen vond opnieuw zijn verklaring in de ontwikkeling van een gemeenschappelijke typologie door de Cel. Uit andere dossiers bleek dat criminelen tevens gebruik maakten van advocaten voor witwasdoeleinden. De tussenkomst van een advocaat om verrichtingen in hun naam uit te voeren, laat criminelen toe hun anonimiteit te bewaren en eventuele vermoedens omtrent hun criminele activiteiten tegen te gaan. In het betreffende werkjaar bedroeg het aantal doorgemelde dossiers dat betrekking had op de investeringsfase 6% van het totaal. Dit was een stijging ten opzichte van het vorige jaar zette zich verder en dit voornamelijk ingevolge de gevallen van aankoop van speelpenningen in casino’s.
42
Tussen 1 juli 2001 en 30 juni 2002 werden 1045 dossiers doorgemeld aan de Procureur des Konings inzake witwassen. Sinds de inwerkingstelling van het preventief systeem werden ieder jaar steeds meer dossiers doorgemeld. Dit uit zich ten dele van het toenemende belang van de financieel-economische criminaliteit in België, zoals werd aangestipt in het verslag 2000 over de georganiseerde misdaad of wees in elk geval op een betere opsporing van dergelijke misdrijven. Deze tendenzen werden trouwens zowel op nationaal als op Europees vlak vastgesteld. Deze verslagperiode werd gekenmerkt door twee belangrijke gebeurtenissen, met name de invoering van de euro en de aanslagen van 11 september 2001. De typologische analyse van de dossiers van de verslagperiode juli 2001 - juni 2002 hield hiermee rekening en toonde eveneens de gevolgen ervan op het witwassen. Uit de door de Cel opgestelde statistieken bleek dat 43,4 % van tijdens de betreffende verslagperiode doorgemelde dossiers konden worden geplaatst in het eerste witwasstadium, de inbrengfase. Dit cijfer bevestigde de tendens naar een vermindering van het aandeel van dergelijke dossiers, zoals in de vijf voorgaande jaren reeds werd vastgesteld. Terwijl op 30 juni 1997 het aantal dossiers in het eerste witwasstadium nog 83,5 % bedroeg van het totaal aantal doormeldingen sinds de oprichting in 1993, lag dit cijfer nog op 63 % in de betreffende periode. Deze trend was in grote mate toe te schrijven aan de vermindering van het aantal doorgemelde dossiers inzake manuele wisselverrichtingen. Deze beweging zette zich reeds de voorbije jaren in en werd nog versterkt na de invoering van de euro. Naast de dossiers met betrekking tot de euroconversie had een belangrijk deel van de dossiers, waarin wisselverrichtingen van allerlei deviezen waren opgenomen, een binding met de illegale drughandel. Dit fenomeen werd reeds meerdere malen bevestigd in de verslagen van de FAG aangaande witwastypologieën. Na de illegale drughandel is de illegale handel in goederen en koopwaren de meest voorkomende criminaliteitsvorm in de doorgemelde dossiers met manuele wisselverrichtingen. In vergelijking met de vorige werkjaren kon de Cel een lichte daling vaststellen van het aantal doorgemelde dossiers in verband met de illegale handel in tabakswaren. 50,4 % van de dossiers die door de Cel werden doorgemeld tijdens de betreffende verslagperiode haddeen betrekking op het circulatiestadium. Dit wees erop dat de opsporing van dergelijke gevallen in vergelijking met voorgaande jaren nog steeds toenam. Deze tendens deed zich reeds een vijftal jaar voor en heeft ertoe geleid dat het merendeel van de doorgemelde dossiers in de afgelopen verslagperiode op het circulatiestadium sloeg. Dit fenomeen kon ten dele worden verklaard door een grondiger inzicht in het witwassen van geld zowel door meldingsplichtigen als door de Cel zelf, waardoor de opsporing van dergelijke dossiers in stijgende lijn ging. De gevallen van circulatie die door de Cel werden doorgemeld betroffen ofwel bankverrichtingen, ofwel het gebruik van internationale electronische geldoverdrachtsystemen. De Cel meldde tevens een groot aantal dossiers door die verband hielden met ernstige en georganiseerde fiscale fraude, voornamelijk van het type carrouselfraude. Carrouselfraude is mogelijk met allerlei koopwaren, maar bepaalde sectoren zijn uitermate fraudegevoelig. De carrouseldossiers die door de Cel werden doorgemeld hadden voornamelijk betrekking op computerapparatuur, voertuigen, GSM’s, textiel en petroleumproducten en dit omwille van het hoge BTW-tarief of het feit dat deze goederen gemakkelijk vervoerbaar zijn en gretig aftrek vinden. Wat het aantal doorgemelde dossiers in verband met petroleumfraude betrof, stelde de Cel vast dat dit in de afgelopen verslagperiode nog steeds in stijgende lijn ging. Karakteristiek voor dossiers die door de Cel worden doorgemeld voor georganiseerde misdaad is veelal het opduiken van natuurlijke of rechtspersonen zonder gekende band met België op wiens 43
naam rekeningen worden geopend bij financiële instellingen in ons land. Terroristische organisaties die zich, met het oog op politieke doeleinden, inlaten met diverse vormen van criminaliteit om aan hun financiële noden te voldoen, kunnen bestempeld worden als criminele organisaties. Wat het witwassen betreft van fondsen die verband houden met terrorisme, is het zo dat terroristen dezelfde witwas- en financieringstechnieken hanteren als de traditionele criminele groeperingen. De FAG deskundigen kwamen tot dit besluit tijdens de vergadering over witwastypologieën die in december 2001 in Wellington gehouden werd. Ingevolge de aanslagen van 11 september 2001 steeg het aantal meldingen aan de Cel gevoelig en werden een groot aantal dossiers in verband met terrorisme doorgemeld aan de gerechtelijke overheden. Terwijl in de periode tussen 1 december 1993 en 30 juni 2001 zes dossiers met betrekking tot deze criminaliteitsvorm werden doorgemeld, liep hun aantal tijdens de voorbije verslagperiode op tot 39. Ook legale activiteiten kunnen dienen tot financiering van terrorisme. Dit is het geval wanneer terroristische acties gefinancierd worden door de tussenkomst van VZW’s en liefdadigheidsinstellingen. Algemeen kan gesteld worden dat de rekeningen van deze organisaties dienen om fondsen te verzamelen bij verschillende betrokkenen. In de meerderheid van de dossiers die werden doorgemeld wegens het onwettig openbaar aantrekken van spaargelden werd eenzelfde werkwijze gehanteerd. Een vennootschap, meestal opgericht in het buitenland en vaak in een offshorecentrum, spreekt het buitenlands publiek aan met het oog op de aanbieding van financiële diensten terwijl ze niet over de vereiste vergunning hiervoor beschikt. De in deze dossiers betrokken vennootschappen hebben dikwijls een rekening bij een Belgische financiële instelling, die gespijsd wordt door een ganse reeks overschrijvingen in opdracht van buitenlandse investeerders. De fondsen worden vervolgens witgewassen door middel van opnames in contanten of buitenlandse overschrijvingen. Hierbij moet het belang van de samenwerking tussen de Cel en de cel “Perimetercontrole” van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen onderstreept worden. Laatstgenoemde is belast met het beschermen van de spaarders en investeerders tegen de onwettige aanbieding en levering van financiële producten en diensten. Telkens de Cel een dossier behandelt waarin sprake is van openbaar aantrekken van spaargelden bevraagt ze de cel “Perimetercontrole” om na te gaan of laatstgenoemde over publieke inlichtingen beschikt met betrekking tot de regelmatigheid ervan. Wanneer ze een dossier aan de procureur des Konings doormeldt in verband met een onwettig openbaar aantrekken van spaargelden, licht de Cel de Commissie voor het Bank- en Financiewezen hiervan in overeenkomstig artikel 17, § 2, van de wet van 11 januari 1993. Uit betreffende verslagperiode bleek uit de doorgemelde dossiers dat witwassers méér en méér gebruik maakten van internationale geldoverdrachten. Stortingen in contanten gevolgd door transfer naar het buitenland, kwamen beduidend meer voor in doormeldingen. Deze tendens werd ook waargenomen door andere leden van de FAG. Dit verschijnsel kan worden verklaard door het feit dat, ingevolge de invoering van de euro, wisselkantoren hun activiteiten hebben uitgebreid en deels gericht op dit nieuw dienstbetoon. Deze internationale systemen laten toe geld naar het buitenland over te hevelen zonder tussenkomst van banken. Tevens werd een bijzonder groot aantal dossiers doorgemeld aangaande stortingen in contanten gevolgd door internationale transfers. Evenals tijdens het vorige boekjaar meldde de Cel opnieuw een groot aantal dossiers door naar het parket in verband met de exploitatie van prostitutie en de mensenhandel op grond van aanwijzingen van het bestaan van netwerken die zich met deze criminaliteit inlieten. 44
Zoals de parlementaire commissie inzake mensenhandel en prostitutie in België stelt “is mensenhandel zeker geen nieuw fenomeen, maar steeds meer mensen doen een beroep op smokkelaars om gemakkelijker te emigreren. Het aantal betrokken landen neemt toe, nieuwe smokkelroutes worden opgericht en zijn steeds meer verweven en de betrokkenheid van misdadige georganiseerde netwerken lijkt steeds verder uit te deinen”. Daarnaast hebben sommige dossiers inzake mensenhandel ook betrekking op een handel in clandestiene werkkrachten. Meldingsplichtige niet-financiële beroepen zijn de vastgoedmakelaars, de bewakingsondernemingen die fondsen vervoeren, de notarissen, de gerechtsdeurwaarders, de bedrijfsrevisoren, de externe accountants en belastingconsulenten, de erkende boekhouders en boekhouders-fiscalisten, en de casino’s. Naast de FAG, stelde de Cel vast dat criminelen in toenemende mate op deze niet-financiële professionelen beroep doen voor hun witwasverrichtingen. Witwassers zien in het statuut van deze professionelen een middel om het verdacht karakter van hun activiteiten te verdoezelen. Deze beroepen genieten immers een zekere geloofwaardigheid gelet op de ethische normen die aan de uitoefening van hun beroep verbonden zijn. Dikwijls zijn zij zich er niet van bewust dat zij betrokken worden in een witwasverrichting en weten zij niet hoe hun adviezen of juridische constructies uiteindelijk worden gebruikt. Net zoals in de vorige verslagperiode hadden 6% van de door de Cel doorgemelde dossiers betrekking op het derde witwasstadium, de investeringsfase. Het betrof verrichtingen in verband met roerende waarden en verzekeringsproducten, alsook verrichtingen waarbij beroep werd gedaan op niet-financiële beroepen. Reischeques zijn financiële instrumenten die gemakkelijk te bekomen zijn. Zij kunnen meegenomen worden naar het buitenland en vele landen kennen geen aangifteplicht aan de douane. Vele FAG landen hebben witwasgevallen ontdekt waarbij reischeques werden gebruikt. Zij kunnen in grote hoeveelheden aangekocht worden in baar geld, waardoor het volume van de te vervoeren deviezen sterk vermindert. In bepaalde doorgemelde dossiers kwam ook de aankoop van effecten voor. Betalingen van levensverzekeringspremies met geld van criminele oorsprong waren in deze verslagperiode ook typisch voor de investeringsfase van het witwasproces. Tussen 1 juli 2002 en 31 december 2003 werden 1194 dossiers doorgemeld aan de Procureur des Konings inzake witwassen. In deze referentieperiode had 21 % van de doorgemelde dossiers betrekking op verrichtingen uit het eerste witwasstadium, de inbrengfase. Dit cijfer weerspiegelt de vermindering van het aandeel van de doorgemelde dossiers in dit stadium die de Cel reeds in vorige typologische onderzoeken vaststelde en die zich elk jaar opnieuw duidelijker aftekent. Ter vergelijking vertegenwoordigden de dossiers uit het inbrengstadium bij de aanvang van de activiteiten van de Cel 80% van het totaal aantal doorgemelde dossiers. De oorzaak van deze trend ligt in de voortdurende stijging van het aandeel van doorgemelde dossiers uit het tweede stadium. Deze periode stemt trouwens overeen met de toepassing van de 45
antiwitwaswetgeving op niet- financiële beroepen. Naast een vermindering van het aandeel van de dossiers uit het inbrengstadium blijkt uit de statistieken ook een daling ervan in absolute cijfers. Dit werd reeds verklaarr door de invoering van de euro. De omschakeling naar de eenheidsmunt leidde immers tot een belangrijke vermindering van het aantal manuele wisselverrichtingen die precies de hoofdmoot vormden van de verrichtingen uit het eerste witwasstadium. Hoewel de manuele wisselverrichtingen in aantal daalden, bleven de contante aan- en verkopen tijdens de onderzochte periode toch de verrichtingen die het meest in het inbrengstadium voorkwamen. Sinds een vijftal jaar reeds deed zich een tendens voor van toename van het aantal doorgemelde circulatiedossiers. 67,3 % van de dossiers die doorgemeld werden tussen 1 juli 2002 en 31 december 2003 hadden betrekking op dit stadium. Deze sterke stijging staat in schril contrast met de eerste activiteitsjaren van de Cel, wanneer minder dan 20% van de dossiers hierop betrekking hadden. In vergelijking met voorgaande jaren meldde de Cel in deze referentieperiode een belangrijker aantal dossiers door die verband hielden met diamanthandel. Verschillende karakteristieken die eigen zijn aan diamanten maken deze sector gevoelig voor een zeer lucratieve illegale handel. Ook de FAG verwijst “naar het gemak waarmee men diamanten kan verbergen en vervoeren en de hoge waarde per gram van sommige stenen, waardoor diamanten uitermate geschikt zijn voor afwending door criminelen die ze uit het wettig circuit halen om er winst uit te halen”. Een deel van de dossiers doorgemeld voor illegale handel in goederen en koopwaren had betrekking op witwassen van fondsen uit illegale handel in coltan. Vorig werkjaar werd de Cel vaak geconfronteerd met verrichtingen uit het circulatiestadium in verband met financiële oplichting. Ontleding van deze dossiers gaf aan dat het gebruik van doorsluisrekeningen de meest voorkomende witwastechniek was De Cel onderzocht in de voorbije verslagperiode verscheidene dossiers inzake financiële “boiler room” oplichting. Het betreft een fraudetechniek die gericht is op de verkoop van effecten aan een overschatte prijs. Meestal bestaat de fraude uit de aankoop van effecten van geringe waarde op een weinig liquide of weinig doorzichtige markt. De waarde van de aandelen wordt vervolgens door koersmanipulaties kunstmatig de hoogte ingejaagd om ze daarna aan een hoge prijs aan spaarders te verkopen. Tevens meldde de Cel verscheidene dossiers door in verband met financiële oplichting waarin misdadigers van het internet gebruik maakten. Zoals in het verleden werd aangestipt, toont een analyse van deze dossiers aan dat het in feite niet gaat om witwassen via het internet, maar dat dit medium enkel gebruikt wordt om het oorsprongsmisdrijf te plegen. Deze dossiers worden gekenmerkt door hun internationale omvang. Opnieuw werd melding gemaakt van een aantal dossiers in verband met terrorisme. De ontleding van deze dossiers bevestigt nog steeds dat terroristen dezelfde technieken hanteren als de traditionele criminele groeperingen om het verband tussen het ingebrachte kapitaal en de criminele oorsprong te verbergen. Of anders gezegd “versluizen terroristen de fondsen van hun bron tot waar ze zullen worden aangewend op dezelfde wijze als niet-terroristische criminele groeperingen geld witwassen”.
46
Het verschil met de andere criminele groeperingen schuilt in het feit dat terroristen ook op legitieme inkomsten kunnen rekenen. Zo houdt een deel van de door de Cel doorgemelde dossiers verband met de financiering van terrorisme via legale activiteiten, in het bijzonder waar verenigingen zonder winstoogmerk tussenkomen. Een deel van deze dossiers betreft liefdadigheidsinstellingen die worden geïnfiltreerd door personen die banden onderhouden met terroristische organisaties en die deze instellingen gebruiken om geld te ronselen. Een deel van dit geld wordt niet alleen voor liefdadigheid bestemd, maar wordt gebruikt ter financiering van terroristische activiteiten. Een ander deel van de dossiers betreft liefdadigheidsinstellingen die door terroristen worden opgericht om hun criminele activiteiten te financieren. Deze instellingen zijn meestal in België gevestigd en houden hier ook bankrekeningen aan. Hierop wordt geld verzameld, vaak onder de vorm van giften, om voor terroristische doeleinden te worden gebruikt. De financiële verrichtingen bestaan veelal uit stortingen in contanten, zijnde de giften, gevolgd door overschrijvingen naar het buitenland. Typische niet-bancaire verrichtingen die voorkomen in het tweede witwasstadium zijn stortingen in contanten gevolgd door internationale overschrijvingen via internationale betalingssystemen. Deze systemen worden voornamelijk aangeboden door wisselkantoren en laten witwassers toe geld naar het buitenland te verzenden zonder tussenkomst van de banken. Tijdens huidig verslagjaar nam het aantal doorgemelde dossiers toe waarin dergelijke verrichtingen voorkwamen. Net zoals vorige jaren kwamen verrichtingen via internationale betalingssystemen voornamelijk voor in dossiers in verband met mensenhandel en de exploitatie van prostitutie, alsook in dossiers inzake georganiseerde misdaad en illegale drughandel. Dossiers die rechtstreeks of onrechtstreeks in verband stonden met het voetbalmilieu werden ook gemeld. Uit de elementen in deze dossiers bleek dat de personen betrokken zijn in de internationale handel van voetballers. Volgens het verslag van de subcommissie van de Senaat inzake “Mensenhandel” vormt België een draaischijf in de handel in voetbalspelers. Het aandeel van de doorgemelde dossiers die betrekking hadden op het derde witwasstadium, de investeringsfase, was in deze periode gestegen van 6 % naar 11,7 %. In het begin vertegenwoordigden de doorgemelde dossiers inzake investering nauwelijks 2 % van alle doormeldingen. De inspanningen van de Cel inzake bewustmaking van de financiële en nietfinanciële beroepen hebben denkelijk ook bijgedragen tot deze evolutie. Tussen 1 januari 2004 en 31 december 2004 werden zoals voorgaande jaren dossiers doorgemeld aan de Procureur des Konings inzake witwassen. De statistieken van 2004 bevestigen de dalende trend van het aantal dossiers in het inbrengstadium. Naast een daling in absolute cijfers bleek uit de statistieken ook een procentuele daling. De doorgemelde dossiers in 2004 waarbij inbrengverrichtingen betrokken waren maken 15,7% procent uit van het totaal aantal doorgemeldde dossiers. Dat percentage bevestigde de trend die reeds door de Cel werd vastgesteld in de loop van de voorbije jaren. Vermits de verrichtingen uit het inbrengstadium het gemakkelijkst op te sporen zijn, ligt het voor de hand dat de misdadigers die het financieel systeem gebruiken voor hun witwasverrichtingen getracht hebben de opsporing van hun operaties te bemoeilijken door hun verrichtingen meer ingewikkeld te maken. Dit verschijnsel werd duidelijk door de verschuiving van de witwasverrichtingen die de Cel vaststelde naar het circulatie- en investeringsstadium.
De statistieken toonden aan dat 71,7 % van de doorgemelde dossiers in 2004 betrekking hadden op verrichtingen in het circulatiestadium en hun aandeel stijgt jaar na jaar.
47
Het onderzoek van de uitgevoerde verrichtingen in deze dossiers vertoonde een toename van de bankverrichtingen, in het bijzonder internationale transfers. De niet-bancaire verrichtingen zoals money remittance kenden in 2004 een lichte daling. De dossiers uit het investeringsstadium in 2004 besloeg 12,6% van het totaal aantal doorgemelde dossiers. In de loop der jaren is het aandeel van dergelijke dossiers in het aantal doormeldingen zodoende gestadig aangegroeid. Vergelijken met de voorgaande jaren stelde de Cel vast dat er in de dossiers uit het investeringsstadium de casinoverrichtingen verminderen, en dat het aantal verrichtingen in verband met effecten, de verzekeringssector, alsook de oprichting van en beleggingen in vennootschappen en in vastgoed, verhoogde. De daling van het aantal dossiers in verband met verrichtingen in casino’s werd duidelijk vanaf 2002 en is sindsdien toegenomen. Deze trend gaat samen met de daling van het aantal meldingen van casino’s en hangt voornamelijk samen met de invoering van de euro. De omschakeling naar de euro op 1 januari 2002 had inderdaad gevolgen voor de frequentie van de aankopen van speelpenningen tegen buitenlandse deviezen.. De stijging van het aantal dossiers over andere investeringsverrichtingen duidt erop dat men zich steeds meer bewust is van het witwasrisico. Vermits verrichtingen uit het investeringsstadium nagenoeg per definitie het gevolg zijn van voorheen geslaagde witwasoperaties, getuigt de stijgende trend van doormeldingen in dit stadium dat dergelijke verrichtingen steeds méér worden ontdekt. In 2004 betrof 89.6%, van de dossiers inzake ernstige en georganiseerde fiscale fraude BTWcarrousels. De analyse van deze dossiers wijst terug op verschillende kenmerkende elementen die door de Cel in de loop van de vorige jaren reeds werden aangehaald, met name het gebruik van doorsluisrekeningen, schermvennootschappen en stromannen. De dossiers zijn omvangrijk, zowel wat betreft de ingewikkelde vennootschaps- en financiële structuren als de totaalbedragen. Naast carrousels met informaticamateriaal, auto’s, petroleumproducten of textiel had de Cel in 2004 ook verschillende dossiers doorgemeld inzake BTW carrouselfraude in de telefonie- en telecommunicatiesector, in het bijzonder met telefoonkaarten. Vooral de markt van de belwinkels bleek zeer veranderlijk te zijn en werd gekenmerkt door talrijke openingen, sluitingen en verkopen van winkels. De andere dossiers die in 2004 werden doorgemeld in verband met ernstige en georganiseerde fiscale fraude maakten 10,4 % uit van de dossiers en werden gekenmerkt door hun internationale omvang en het gebruik van ingewikkelde constructies. De bedragen die in deze dossiers voorkwamen, zijn over het algemeen zeer aanzienlijk. De dossiers in verband met oplichting namen in 2004 de derde plaats in in de onderverdeling per criminaliteitsvorm van de doorgemelde dossiers. Tussen 1 januari 2005 en 31 december 2005 werden zoals voorgaande jaren dossiers doorgemeld aan de Procureur des Konings inzake witwassen. 17,9 % van de doorgemelde dossiers in 2005 konden ingedeeld worden in het inbrengstadium en 66,8 % van de doorgemelde dossiers in het circulatiestadium. Meer dan 75% van de uitgevoerde verrichtingen zijn bancaire verrichtingen, voornamelijk stortingen op rekeningen en internationale overschrijvingen, wat aangaf dat de trend van 2004 werd verder gezet. Daarentegen zette de daling van het aantal niet-bancaire verrichtingen zoals “money remittance”zich verder door. 15,3 % van de doorgemeldde dossiers maakten deel uit van het investeringsstadium. Verschillende methodes werden vastgesteld om geld van criminele oorsprong te investeren in de economie en de financiële wereld. In 2005 waren de meeste investeringsverrichtingen beleggingen 48
in onroerende goederen (43,3 %) of roerende waarden (28,8 %). De andere methodes betroffen de oprichting van vennootschappen, inbreng in maatschappelijk kapitaal en verrichtingen in verband met de verzekeringssector of casinoverrichtingen. De dossiers toonden aan dat witwassers zich niet beperken tot een bepaalde sector en dat ze bovendien beroep deden op tussenpersonen. Geld van illegale oorsprong kwam voornamelijk voor onder de vorm van contanten, zodat de misdadiger zijn toevlucht moest nemen tot typische baar geld verrichtingen om deze in de financiële kringloop te brengen. Dit bleek uit de dossiers, die bevestigden dat de verrichtingen met contanten hoofdzakelijk werden uitgevoerd in het inbreng- en het circulatiestadium. De statistieken toonden aan dat dergelijke verrichtingen in hoofdzaak voorkwamen in meer dan 52% van de doorgemelde dossiers in 2005. In 2005 kwamen in 11,6 % van de dossiers hoofdzakelijk money remittance verrichtingen voor, hetgeen de dalende trend van 2003 en 2004 verderzette. In ongeveer 19 % van de doorgemelde dossiers in 2005 kwamen hoofdzakelijk stortingen in contanten op bankrekeningen voor, een vermeerdering in vergelijking met voorgaande jaren, waar het percentage gemiddeld tussen de 5 en 10 % schommelde. Deze opwaartse trend kon in verband gebracht worden met fondsen die werden teruggehaald buiten het officiële kader van de EBA. Naast de stortingen in contanten stelde de Cel sinds 2004 ook een stijging vast van het aantal doorgemelde dossiers waarbij hoofdzakelijk contant geld van rekeningen werd opgenomen. In 2005 was dit in 14,8 % van de doormeldingen. Deze stijging kon deels worden verklaard door de uitbreiding van de lijst met onderliggende misdrijven na de inwerkingtreding van de wet van 12 januari 2004, in het bijzonder door de toevoeging van het misdrijf van misbruik van vennootschapsgoederen. Financiële criminaliteit kwam méér en méér voor. In 2005 stond bijna 40% van alle doorgemelde dossiers in verband met ernstige en georganiseerde fiscale fraude, oplichting, misdrijf met betrekking tot de staat van het faillissement, misbruik van vennootschapsgoederen, beursmisdrijven, en corruptie of fraude ten nadele van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen. Het grootste deel van deze dossiers hield verband met oplichting. Naast de typische werkwijze van de Nigeriaanse oplichters, toonde het onderzoek van deze dossiers aan dat het internet gebruikt werd. De witwasactiviteit uit deze oplichtingen gebeurde voornamelijk door middel van internationale transfers. Een toenemend aantal dossiers in 2005 werd doorgemeld in verband met corruptie, waarbij bij voorkeur het bancaire stelsel wordt gebruikt. Vaak werd gebruikt gemaakt van bankrekeningen enkel en alleen om witwasverrichtingen uit te voeren. De verrichtingen bestaan over het algemeen ofwel uit stortingen in contanten gevolgd door transfers naar het buitenland, ofwel uit transfers naar het buitenland gevolgd door opnames in contanten. Deze stortingen en opnames in contanten zijn van aard de oorsprong en de bestemming van het geld te verdoezelen. Uit de statistieken van de Cel bleek dat sinds het begin van haar activiteiten tot en met 31 december 2005 105 dossiers doorgemeld werden in verband met terrorisme en de financiering ervan. Deze dossiers werden opgestart naar aanleiding van een oorspronkelijke melding van verdachte financiële verrichtingen, die soms het gevolg zijn van een bevraging door de gerechtelijke overheden.
49
Zoals reeds vermeld verleent artikel 15, §1, van de wet van 11 januari 1993 de Cel de belangrijke bevoegdheid te eisen dat haar alle bijkomende informatie wordt meegedeeld die zij nuttig acht voor de vervulling van haar opdracht. Wat de financiering van terrorisme betreft, wordt informatie ingewonnen bij de federale en plaatselijke politie, de Staatsveiligheid en de ADIV. Bovendien houdt de Cel regelmatig contact met het federaal parket, dat ze eveneens mag bevragen. Zodra de Cel relevante inlichtingen ontvangt die de oorspronkelijke vermoedens bevestigen, meldt ze dit dossier door aan de gerechtelijke overheden. De goede werking van het preventieve stelsel dat in België van kracht is inzake de bestrijding van het terrorisme en de financiering ervan werd onlangs op internationaal niveau erkend door de FAG in haar verslag over de derde wederzijdse evaluatie van België. Al sinds het begin maken misdrijven in verband met terrorisme in de wet van 11 januari 1993 deel uit van de onderliggende misdrijven. Vóór 11 september 2001 werden 6 dossiers inzake het witwassen in verband met terrorisme door de Cel doorgemeld. Sinds 11 september 2001 ligt het aantal dossiers doorgemeld in verband met terrorisme en financiering van terrorisme duidelijk hoger. Sinds die datum werden 99 dossiers doorgemeld aan de parketten. 40 van deze dossiers werden doorgemeld als gevolg van de inwerkingtreding van de wet van 12 januari 2004 die het antiwitwasstelsel aanvult met de bestrijding van de financiering van terrorisme. Tussen 1 januari 2006 en 31 december 2006 werden zoals voorgaande jaren dossiers doorgemeld aan de Procureur des Konings inzake witwassen. Wederom duiden de statistieken op een stijging van het aantal dossiers dat doorgemeld werd aan de gerechtelijke overheden. De ontleding van deze dossiers in functie van het witwasstadium waarop ze betrekking hadden vertoonden ook een zekere evolutie. Voor het eerst sinds 2003 vertoonden de statistieken een stijging van het aantal dossiers waarin hoofdzakelijk inbrengverrichtingen voorkomen, die 25,7 % van de doorgemelde dossiers in 2006 vertegenwoordigden. Deze trend hield voornamelijk verband met de stijging van het aantal stortingen in contanten op bankrekeningen en in mindere mate met de manuele wisselverrichtingen tussen EUR en GBP, SCP, NOK, DKK en SEK. De dossiers waarbij voornamelijk circulatieverrichtingen voorkwamen vertegenwoordigden 63,9% van de dossiers in 2006 (583 dossiers). Met uitzondering van 2002 werd in 2006 het grootste aantal van dit soort dossiers doorgemeld sinds het begin van de activiteiten van de Cel. Meer dan 75% van de uitgevoerde verrichtingen waren bankverrichtingen, vooral internationale transfers en stortingen op rekeningen gevolgd door geldopnames. Bovendien werd de daling van het aantal niet-bancaire verrichtingen zoals money remittance verder gezet. Met uitzondering van 2005, waren er in 2006 het hoogste aantal doorgemelde investeringsdossiers sinds de aanvangsperiode van de Cel. Ze vertegenwoordigden 10,4%. De Cel stelde tevens vast dat de ernstige misdaadvormen in verband met de investeringsdossiers steeds vaker verschilden, gaande van illegale handel, verschillende financiële misdrijven tot de financiering van terrorisme. De verrichtingen werden uitgevoerd om te beleggen in roerende of onroerende goederen, om vennootschappen op te richten, als inbreng in het maatschappelijk kapitaal, verrichtingen in verband met de verzekeringssector of voor casinoverrichtingen. Statistieken toonden aan dat tot en met 31 december 2006 in totaal 143 dossiers doorgemeld werden 50
in verband met terrorisme of de financiering ervan. Hiervan werden er 34 doorgemeld in 2006. Tussen 1 januari 2007 en 31 december 2007 werden 1166 dossiers doorgemeld aan de Procureur des Konings inzake witwassen. In deze periode werd er vastgesteld dat er een evolutie op gang was inzake de algemene trends. De meest opvallende evolutie werd vastgesteld in het circulatiestadium In 2007 werden er 827 dossiers met circulatieverrichtingen doorgemeld, wat meer dan 70% van het totaal aantal doormeldingen bedroeg. Enerzijds bestaan deze uit bankverrichtingen (voornamelijk nationale en internationale transfers en stortingen gevolgd door opnames), en anderzijds uit niet-bancaire verrichtingen zoals money remittance. Ook de dossiers waarin voornamelijk investeringsverrichtingen voorkwamen stegen. Met 108 dossiers vertegenwoordigden ze bijna 10% van de doorgemelde dossiers in 2007. Zoals reeds getypeerd in de voorgaande jaarverslagen bestaan deze verrichtingen vooral uit investeringen in vastgoed, roerende waarden, goederen van grote waarde, en deelnemingen in vennootschappen en in de verzekeringsector. In 2007 werden er 231 gevallen gemeld inzake inbrengverrichtingen, wat minder is dan 20% van de doorgemelde dossiers. Tevens werd vastgesteld dat er wijzigingen waren wat betreft de ernstige onderliggende misdrijven. Bij de aanvang vormde drughandel het voornaamste basismisdrijf in de doorgemelde dossiers, maar geleidelijk aan tekende zich een waaier aan criminaliteitsvormen af. De toename aan offshorecentra, de globalisering van de financiële markten en de ontwikkeling van de informatietechnologie hebben de criminele economie gaandeweg gestimuleerd en de mogelijkheden qua economische criminaliteit uitgebreid. In de loop der jaren richtten misdadigers zich steeds meer op ernstige vormen van financiële misdaad. Deze trend werd vastgesteld sinds 2005 en tekende zich nog duidelijker af in 2007. Uit de indeling van de dossiers volgens voornaamste vorm van onderliggende criminaliteit bleek oplichting op de eerste plaats te staan. Op de tweede plaats kwam illegale handel in goederen en koopwaren.. Er was een sterkste stijging terug te vinden bij dossiers in verband met illegale handel in auto’s. Ook mensenhandel, handel in clandestiene werkkrachten en exploitatie van prostitutie als onderliggende criminaliteitsvormen wonnen aan belang. Ze vertegenwoordigden bijna 20% van de doormeldingen in 2007. De statistieken toonden aan dat de Cel sinds het begin van haar activiteiten in totaal 175 dossiers doormeldde aan de gerechtelijke overheden in verband met terrorisme (witwassen of fi nanciering), waarvan 32 in 2007.
51
Tussen 1 januari 2008 en 31 december 2008 werden zoals voorgaande jaren dossiers doorgemeld aan de Procureur des Konings inzake witwassen. In 16,4 % van de dossiers die in 2008 werden doorgemeld komen vooral verdachte verrichtingen voor in het eerste witwasstadium, de inbrengfase. De afgelopen jaren stelde de Cel een daling vast van het aantal dossiers waarin hoofdzakelijk inbrengverrichtingen voorkomen. Uit deze trend blijkt dat in ons land witwassers hun verrichtingen steeds vaker toespitsen op verdergevorderde witwasstadia. Deze trend toont gedeeltelijk aan dat het witwassen van geld zowel door de meldende instellingen als door de Cel grondiger wordt aangepakt. In 2008 had 75,5 % van doorgemelde dossiers betrekking op verdachte verrichtingen in het tweede witwasstadium. De stijging van het aandeel van deze dossiers neemt elk jaar toe. De verrichtingen bestaan enerzijds uit bankverrichtingen (voornamelijk nationale en internationale transfers en stortingen gevolgd door opnames), en anderzijds uit niet-bancaire verrichtingen zoals money remittance (een stijging in vergelijking met voorgaande jaren). Deze evolutie toont aan dat er strategieën worden gebruikt om de banden tussen het ingebrachte geld en de criminele oorsprong te verhullen. Hierbij wordt vooral gebruik gemaakt van witwasconstructies met internationale vertakkingen, worden verrichtingen verhuld via vennootschapsstructuren en worden er afwisselende witwaskanalen gebruikt. Ook de dossiers waarin hoofdzakelijk investeringsverrichtingen voorkomen nemen nog steeds geleidelijk aan toe. Ze vertegenwoordigen 8,1 % van de doorgemelde dossiers in 2008. De werkwijzen worden voornamelijk toegepast in de sectoren van vastgoed, verzekeringen, roerende waarden en casino’s. Deze dossiers tonen aan dat witwassers blijven gebruikmaken van de deskundigheid van niet-financiële beroepen en vaak meerdere investeringsmogelijkheden combineren. Drugshandel is een van de belangrijkste onderliggende misdrijven in doorgemelde dossiers. Er werden geleidelijk aan meer dossiers in verband met illegale handel in goederen en koopwaren doorgemeld. Zo nam in 2008 de illegale handel in goederen en koopwaren de tweede plaats in bij de onderverdeling van de doorgemelde dossiers volgens criminaliteit. Het merendeel betreft dossiers in verband met illegale handel in auto’s. Ook mensenhandel en handel in clandestiene werkkrachten winnen aan belang bij de doorgemelde dossiers. Samen met dossiers in verband met de exploitatie van prostitutie vertegenwoordigen deze dossiers 15,6 % van de doormeldingen in 2008. In 2008 werden 21 dossiers doorgemeld met betrekking tot terrorisme (witwassen of financiering).Hierbij moet ook worden gewezen op het belang van de officiële lijsten met instellingen of personen die ervan verdacht worden in verband te staan met terroristische activiteiten, en die een voortdurende controle en waakzaamheid vereisen. Op basis van deze lijsten kan de Cel haar gegevensbank raadplegen en mogelijke relevante verdachte verrichtingen opsporen die door deze instellingen of personen worden uitgevoerd. Wanneer een dossier wordt geopend naar aanleiding van een melding, gaat de Cel steeds na of er een verband bestaat tussen de betrokkenen en deze lijsten in haar evaluatie van ernstige aanwijzingen van terrorisme of terrorismefi nanciering. In dit verband werden er van 2001 tot 2008 19 dossiers doorgemeld aan de gerechtelijke overheden. In 2008 steeg het aantal dossiers waarin hoofdzakelijk “money-remittance” verrichtingen voorkomen.
52
FATF-GAFI Indicatoren en thematische analyses Inzake witwassen via handelstransacties heef de FAG het misbruik van het handelssysteem ‘herkent’ als één van de belangrijkste methodes waarbij misdaadorganisaties en de financierders van het terrorisme geld doorsluizen om de oorsprong van het geld te verdoezelen en het te integreren in de formele economie. De maatregelen tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme die reeds toegepast worden op de andere gekende technieken, die blijk geven van een grote efficiëntie, zouden dergelijk misbruik van het handelssysteem aantrekkelijker moeten maken. Nochtans lijken vele douaneagentschappen, financial intelligence units, belastingsautoriteiten en bankwezensupervisors (d.w.z. bevoegde instanties) minder competent te zijn deze praktijken te identificeren en te bestrijden dan deze waarmee ze te maken hebben in de andere vormen van witwassen van geld en de financiering van terrorisme. De bedoeling van het gepubliceerde document is de capaciteiten te verbeteren van de bevoegde instanties om data te verzamelen en deze te gaan gebruiken in de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, zowel op nationaal als internationaal niveau. De FAG zal steeds blijven zoeken naar kwetsbaarheden in het handelssysteem.
Naarmate het internet meer en meer verspreidt geraakt, zijn commerciële websites en online betaalsystemen onderhevig geworden aan kwetsbaarheden die benut kunnen worden door criminele organisaties en terroristische groeperingen. De focus van de studie ligt op de customer-to-customer websites, daar deze door hun populariteit, toegankelijkheid en mogelijkheid tot vele grensoverschrijdende transacties kwetsbaar zijn voor illegale praktijken. De voornaamste kwetsbaarheden zijn de gemakkelijke non face-to-face registratie, de anonimiteit van de gebruiker, de snelheid van de transacties, de gelimiteerde menselijke tussenkomst, internationale vertegenwoordiging van het internet en aanverwante mogelijkheden via het internet, weinig of geen juridisch kader en het moeilijk in kaart te brengen van verdachte financiële transacties door de financiële instanties. Het is zo dat het gebruik van kredietkaarten en bankrekeningen een vermoeden geeft van de gebruiker in kwestie, maar dit wil niet zeggen dat de werkelijke gebruiker van de rekening gekend is. Eveneens kan men stellen dat niet de grootte van de gedane transacties een indicator is inzake witwassen of financiering van terrorisme. Indien vele kleine bedragen in omloop worden gebracht en deze uiteindelijk in de handen komen van één bepaalde persoon, kan op deze manier grote sommen geld witgewassen worden of gebruikt worden voor de financiering van terrorisme. Eveneens kan men stellen dat het gebruik van het internet fraude in de hand kan werken. Het rapport concludeert dat, zolang de betreffende sector en de betrokken instanties de mogelijke kwetsbaarheden erkennen, gepaste risk based maatregelen, zoals consumenten identificatie, het bijhouden van gedane transacties, rapporteringen van deze transacties genomen kunnen worden, zodat de online sector niet noodzakelijk een hoger risico loopt dan de offline sector om het doelwit te worden van dergelijke praktijken. Tevens publiceerde de FAG een verslag inzake strategieën voor risicoanalyse van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Maatschappijen inzake levensverzekeringen bestuderen de doodsoorzaken van hun polisnemers teneinde indicatoren van vroegtijdig overlijden te gaan identificeren, om zo hun prijzen te gaan bepalen in toekomstige polissen. Autoverzekeraars bestuderen ongelukken, om rijgedragingen te gaan bepalen van hun cliënten. Financiële analisten bestuderen historische prijspatronen. Er zullen waarschijnlijk ongeoorloofde financieringsmethodes zijn die nog niet door financiële instellingen zijn ontdekt, maar die toch worden gebruikt. Hierdoor zullen deze gegevens van misdrijven niet in de rapporteringen terug te vinden zijn. Eveneens is het mogelijk dat bepaalde pistes nog niet ontdekt zijn door de witwassers zelf. Door deze ongekende pistes moeten financiële instanties en bevoegde instanties vertrouwen op creatieve intuïtie en de zorgvuldige analyses van potentiële zwakheden in het systeem. Een nationale witwas risk assesment is een georganiseerde en systematische inspanning om verschillende bronnen van witwassen te gaan 53
identificeren en evalueren. Kijken wat de impact van deze bronnen zijn, zowel direct als indirect. Een risk assesment kan verschillende publieke sectoren beslaan. Verder zijn er ook publicaties vrijgegeven waarbij de vastgoedsector gebruikt wordt als tussenstop om gelden wit te wassen alsook de financiering van terrorisme. Zoals aangehaald in de typologieën van de CFI gaat de FAG ook in op de mogelijkheden die BTW-carrouselfraudes bieden aan de witwassers en financierders van terrorisme. Jaarverslagen inzake gemelde dossiers Inzake de typologieën van 2001-2002 werd gesteld dat private banking in het recente verleden gekenmerkt werd bijzonder kwetsbaar te zijn aan het witwassen door bepaalde high-profile misdadigers, in het bijzonder politiek prominente personen. Hoewel deze vrij uitvoerig werd besproken, zou men moeten opmerken dat deze individuen niet de enige zijn die kunnen proberen om de private banking diensten te gebruiken om hun onwettige financiële activiteiten te verbergen. Een paar deskundigen wezen erop dat er een fundamentele moeilijkheid bestaat voor de financiële instellingen om politiek prominente personen te gaan identificeren. Diverse internationale instanties beginnen deze kwesties te behandelen, in het bijzonder het Comité van Bazel op de Supervisie van het Bankwezen en de Groep Wolfsberg. Eveneens bekijkt de FAG de relevante kwesties in het overzicht van de Veertig Aanbevelingen. Het misbruik van het financiële systeem door terroristen blijft een zeer belangrijke focus in het werk van FAG, ook in het jaarverslag van 2002-2003. Voor deze reden, heeft de FAG-XIV typologische oefening in dit jaarverslag een significante inspanning geleverd voor het beter begrijpen van dit fenomeen. De typologische oefening van de FAG bekeek ook systemen van informele geld- of waardetransfer om te bestuderen of deze zouden kunnen gebruikt worden voor de financiering van terrorisme. In dit jaarverslag werd er ook onderzoek gedaan waar niet de financiering van terrorisme de hoofdzaak was, maar wel de mogelijkheid tot witwassen van geld. De effectensector bijvoorbeeld, is lang bekeken door bepaalde FAG deskundigen als mechanisme voor het inbrengen van onwettige fondsen. De markten voor goud, diamanten, en andere edele metalen of halfedelstenen zijn vaak aangehaald als potentiële tussenstations om onwettige fondsen te kanaliseren. De grote waarde van de substanties, hun capaciteit om hun waarde te behouden onder gelijk welke vorm en hun gemakkelijke vervoerbare aard maakt aantrekkelijk voor witwasser van geld. Een nieuwe benadering werd gebruikt in de voorbereidingen betreffende de typologische oefeningen van 2003-2004. In dit jaarverslag werd aan de hand van typologische oefeningen onderzocht hoe ‘wire transfers’, organisaties zonder winstbejag en de verzekeringssector konden gebruikt worden door witwassers en financierders van terrorisme. Met betrekking tot ‘wire transfers’ en hun relatie ten opzichte van financiering van terrorisme, besloten de deskundigen dat dit een mechanisme was dat vaak werd gebruikt om diverse soorten van terroristische organisaties te steunen. Organisaties zonder winstbejag blijven een zorgwekkende hindernis. Het misbruik van deze organisaties werd door de deskundigen in kaart gebracht en een typologische oefening bracht nieuwe inzichten voort, teneinde een beter inzicht te verkrijgen hoe deze organisaties worden gebruikt in het financieren van terrorisme. Dit jaar was het de eerste keer dat de FAG de risico's heeft bekeken die eigen zijn aan de verzekeringssector. Een consensus werd evenwel niet bereikt en er werd gesteld dat er nog bijkomend onderzoek moet gedaan worden teneinde alle mogelijke kwetsbaarheden te identificeren. 54
CFI gekoppeld aan FATF-GAFI Jaarverslagen Sinds de publicatie van de FAG-XIII typologieën heeft de Belgische delegatie steeds zijn bijdrage geleverd inzake de typologische oefeningen die gepresenteerd werden door de FAG.
55
Deel IV : Conclusie Inzake witwassen en financiering van terrorisme zijn reeds vele publicaties verschenen. Wanneer we deel I overlopen zien we dat er reeds een aantal instanties zijn die zich bezig houden met de betreffende materie. Het is een onderdeel geworden van een ruimere omkadering, met name de misdaadbestrijding in al zijn facetten. Op Belgisch niveau zien we dat de Cel voor Financiële Informatieverwerking ruimschoots voldoet aan de vooropgestelde internationale richtlijnen die zijn uitgevaardigd in de strijd tegen het witwassen van geld. Op internationaal niveau zien we dat er instanties zijn die netwerken uitbouwen zodat er een gemeenschappelijke koepel ontstaat waarin internationale samenwerking als een prioriteit wordt aanzien. Inzake de reeds getroffen maatregelen die betrekking hebben op de wetgeving, zien we terug dat er op Belgisch niveau reeds een aantal wetten in werking zijn gesteld en dit is eveneens het geval op Europees niveau. Tevens zijn er internationale verdragen opgesteld, zodoende de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme ten lijfe kan gegaan worden met een arsenaal aan middelen. In deel III werd ingegaan op de gepubliceerde thematische analyses en typologieën die hierover beschikbaar waren. Er werd vooral een focus gelegd op de typologieën inzake witwasgedragingen. Hier kon men al vaststellen dat de financiering van het terrorisme een raakvlak was en dat het moeilijk is om de twee aspecten geheel afzonderlijk te gaan bekijken. Zoals men kon vaststellen werken de Cel voor Financiële Informatieverwerking en de Financiële Actiegroep nauw samen en dit kan ook vastgesteld worden als men de typologische verslagen die gepubliceerd werden van beide instanties ging vergelijken. Wanneer met naar de verschillende stadia gaat kijken waarin de witwasgedragingen zich gedijen, ziet men dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden van de inbreng- en circulatiefase naar het investeringsstadium, wat wil zeggen dat de witwassers mee evolueren en steeds nieuwe wegen vinden om illegaal verworven gelden in de reguliere financiële economie weten te brengen. Tevens wil dit zeggen dat de bestrijders doeltreffender tewerk gaan en dat de verdachte transacties vroegtijdig opgespoord worden.We kunnen concluderen dat er reeds veel zaken in werking gesteld zijn tegen witwasgedragingen en de financiering van terrorisme. Maar er zullen altijd nieuwe wegen gevonden worden om de wettelijke kanalen te omzeilen of te misbruiken.
56
Deel V : Bibliografie Wetgeving United Nations convention against illicit traffic in narcotic drugs and psychotropic substances, United Nations, 1988. International convention for the suppression of the financing of terrorism, United Nations, 1999. United Nations convention against transnational organized crime, United Nations, 2000 Besluit van de Raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de financiële inlichtingeneenheden van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens, Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 24 oktober 2000. Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, Publicatieblad van de Europese unie 25 november 2005. Kaderbesluit van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en de opbrengsten van misdrijven, Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 5 juli 2001. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, Publicatieblad van de Europese Unie 25 november 2005. Art 505 Sw, BS 9 juni 1967. KB 3 juni 2007 houdende uitvoering van art 14 quinquies van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, BS 13 juni 2007. KB 5 OKTOBER 2006. houdende maatregelen ter controle van het grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen, BS 27 oktober 2006. KB 6 mei 1999 houdende uitvoering van artikel 14bis, § 2, tweede lid, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, BS 1 juni 1999. KB 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking, BS 22 juni 1993. Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, BS 28 januari 1993. Artikels Cel voor Financiële Informatieverwerking Doorgemelde dossiers in verband met INFORMATIEVERWERKING, 23 juni 2005 Evolutie
cashverrichtingen
in
dossiers
corruptie,
Cel,
CEL CEL
VOOR VOOR
FINANCIELE FINANCIELE 57
INFORMATIEVERWERKING, Brussel, 28 februari 2006 Notarissen en witwasbestrijding, CELLULE DE TRAITEMENT DES INFORMATIONS FINANCIERES, April 2006 Toelichtingsnota met betrekking tot de opsporing van witwasverrichtingen door het bankpersoneel, CEL VOOR FINANCIELE INFORMATIEVERWERKING, April 2006 Witwasbestrijding en levensverzekeringen: een beschrijving van de gebruikte witwasmethodes, CELLULE DE TRAITEMENT DES INFORMATIONS FINANCIERES, April 2006 witwasindicatoren, CEL VOOR FINANCIELE INFORMATIEVERWERKING, April 2007 Thematische typologische analyse van investeringen in onroerende goederen, CEL VOOR FINANCIELE INFORMATIEVERWERKING, November 2007 Jaarverslagen Cel voor Financiële Informatieverwerking Jaarverslag, Cel voor Financiële Informatieverwerking, 1 juli 2000-30 juni 2001 Jaarverslag, Cel voor Financiële Informatieverwerking, 1 juli 2001-30 juni 2002 Jaarverslag, Cel voor Financiële Informatieverwerking, 1 juli 2002-30 juni 2003 Jaarverslag, Cel voor Financiële Informatieverwerking, 1 januari 2004-31 december 2004 Jaarverslag, Cel voor Financiële Informatieverwerking, 1 januari 2005-31 december 2005 Jaarverslag, Cel voor Financiële Informatieverwerking, 2006 Jaarverslag, Cel voor Financiële Informatieverwerking, 2007 Jaarverslag, Cel voor Financiële Informatieverwerking, 2008 Artikels Financiële Actiegroep Report on money laundering and terrorist financing typologies 2001-2002, Financial Action Task Force, 1 February 2002 Report on money laundering and terrorist financing typologies 2002-2003 , Financial Action Task Force, 14 February 2003 Report on money laundering and terrorist financing typologies 2003-2004, Financial Action Task Force Report on money laundering and terrorist financing typologies 2004-2005, Financial Action Task Force, 10 June 2005 Report on new payment methods, Financial Action Task Force, 13 October 2006 Laundering the proceeds of vat carousel fraud, Financial Action Task Force, 23 February 2007 Money laundering and terrorist financing through the real estate sector, Financial Action Task Force, 29 June 2007 58
Terrorist financing, Financial Action Task Force, 29 February 2008 Money laundering and terrorist financing vulnerabilities of commercial websites and internet payment systems, Financial Action Task Force, 18 June 2008 Money laundering and terrorist financing risk assessment strategies, Financial Action Task Force, 18 June 2008 Proliferation financing report, Financial Action Task Force, 18 June 2008 Best practices paper on trade based money laundering, Financial Action Task Force, 20 june 2008
59