Anti-pestbeleid: Voorwoord:
Dit anti-pestbeleid richt zich op name op het voorkomen en bestrijden van pest gedrag van kinderen onderling. Ook personeelsleden kunnen onderling of naar kinderen pestgedrag vertonen. Om deze problematiek aan te pakken, is dit anti-pestbeleid maar zeer ten dele geschikt. Bij het opstellen van dit anti-pestbeleid is gebruik gemaakt van informatie van de stichting Stop het pesten. Ons anti-pestbeleid bestaat uit drie onderdelen: 1. Het protocol: Dit is letterlijke weergave van “het nationale onderwijsprotocol tegen pesten”. 2. Het anti-pestbeleid: Hierin beschrijven we hoe de wethouder van der Heijdenschool omgaat met het voorkomen van pesten en hoe we handelen in geval van pesten. 3. Achtergrond informatie: Hiervoor is gebruik gemaakt van informatie van de Stichting “Stop het pesten”. Het 3e deel geeft leerkrachten (en eventuele andere opvoeders) beknopte informatie over pesten.
Na aanname van dit anti- pestbeleid zullen er vervolgstappen moeten worden gezet, zoals 1. Voor de leerkrachten moet er meer informatie over het voorkomen van pesten, maar vooral over het bestrijden van pesten worden verzameld. De bedoeling is dat er uiteindelijk een “krat”met inhoud beschikbaar is, in opzet vergelijkbaar met “afscheid voor altijd”. E:\webpages\Skoe\vdheijdenschool\normenenwaarden\Anti PESTBELEID juni 05.doc 1
2. De ‘bijscholing” voor leerkrachten op dit gebied moet vorm krijgen. 3. De informatie naar de ouders moet vorm krijgen. 4. Dit anti-pestbeleid richt zich op pesten tussen kinderen onderling, niet naar leerkrachten die elkaar of kinderen pesten. Op termijn moet dit pestbeleid in deze richting uitgebreid worden.
E:\webpages\Skoe\vdheijdenschool\normenenwaarden\Anti PESTBELEID juni 05.doc 2
Het protocol: tegen pesten:
De ondertekenaars van dit protocol verklaren het volgende:
1. Pesten is landelijk een wezenlijk en groot probleem. Pesten komt voor op alle scholen, dus ook op de wethouder van der Heijdenschool. Pestgedrag is zeer schadelijk voor kinderen, zowel voor de slachtoffers als voor de pesters. De omvang en zwaarte van het probleem leiden tot de noodzaak van en aanpak door alle opvoeders van jongeren, in het bijzonder door ouders en leerkrachten. 2. De directie dient, om een passend en afdoend antwoord te vinden op het probleem pesten uit te gaan van een zo goed mogelijke samenwerking tussen ouders, leerkrachten en leerlingen, gebaseerd op afgesproken beleid dat gericht is op deze samenwerking. 3. Onze school wenst een samenwerking, zoals bedoeld in onder 2, ook daadwerkelijk aan te gaan, te stimuleren en levend te houden. 4. De ondertekenaars van dit protocol verbinden zich daarom het volgende te doen: a. Een aanpak via en het werken volgens het vijfsporenplan. (zie verderop) b. Het bewust maken en bewust houden van de leerlingen van het bestaan en de zwaarte van het probleem, door periodiek over pesten in de groepen te spreken. c. Een gerichte voorlichting aan alle ouders van de school. d. Het aanstellen van een vertrouwenspersoon op school. e. Het aanleggen van, voor iedere persoon aan de school verbonden, toegankelijk en goede informatie over het probleem pesten, met als speciaal aandachtspunt informatie voor de leerlingen. f. Het beschikbaar stellen van geld waarmee wordt bekostigd de scholing van de personeelsleden, lesmaterialen, lezingen en andere activiteiten voor ouders en voor de aanschaf van boeken en andere informatie. g. Samenwerking te zoeken en afspraken te maken met andere instellingen in de buurt over de aanpak van het pesten. h. Het beschikbaar stellen van de opgedane ervaringen aan andere instellingen. 5. de ondertekenaars verklaren zich in principe bereid tot deelname aan tussentijdse evaluatie door de school binnen drie jaar. 6. als het protocol is ondertekend wordt een afschrift beschikbaar gesteld aan alle ouders van de school (zo mogelijk reeds bij toelating van de leerling) en aan een van de samenwerkende landelijke organisaties voor ouders in het onderwijs (Lobo, NKO, ouders en coo en VOO)
E:\webpages\Skoe\vdheijdenschool\normenenwaarden\Anti PESTBELEID juni 05.doc 3
Namens de o.r.
namens de m.r.
namens de directie
Naam + handtekening
naam: + handtekening
naam + handtekening
…………………………
……………………….
………………………
Functie
functie
functie
…………………………
……………………….
……………………..
Datum
datum
datum
…………………………
……………………….
……………………..
E:\webpages\Skoe\vdheijdenschool\normenenwaarden\Anti PESTBELEID juni 05.doc 4
Anti pestbeleid gericht op kinderen Wij maken onderscheid tussen ons preventief en curatief pestbeleid.
preventief: wat doen we om pesten te voorkomen? 1.1. Wij proberen op de eerste plaats om pesten op onze school te voorkomen, immers voorkomen is beter dan genezen. We proberen mogelijke pesters en mogelijke gepeste signaleren Daarom zijn we alert op gedrag dat later uit kan groeien tot pesten, (gedrag zoals uitschelden, snel een oordeel klaar hebben, iemand uitlachen, enz.) Meldingen door ouders, leerkrachten en kinderen van mogelijk pestgedrag of gedrag dat tot pesten zou kunnen leiden, nemen we serieus. 1.2. In de groepen wordt gesproken over verschillen tussen mensen, over anders zijn, over pesten enz. In de groep creëren we een sfeer waarin kinderen over dit soort thema’s durven te spreken. 1.3. We zijn alert op het gedrag van de pesters, de gepesten en de meelopers. We gaan uit van mogelijke signalen zoals die in de literatuur worden beschreven en die kunnen wijzen op pesten (ongewenst groepsgedrag, “macho’gedrag, onverklaarbaar bezit nieuwe spullen of spullen die van een ander zijn geweest, kinderen die net op tijd op school komen of lang blijven hangen, kinderen die altijd in de buurt van volwassenen rondhangen, kinderen die slecht slapen, kinderen met lichte klachten zoals hoofdpijn, buikpijn, kinderen met onverklaarbare beschadigingen aan lichaam, kleding of andere eigendommen . 1.4. Structurele aandacht: We organiseren voorlichtings- en studiebijeenkomsten voor leerkrachten en ouders. Ook worden er informatiebrochures aan ouders verstrekt en wordt er middels de nieuwsbrief aandacht besteed aan het voorkomen van pesten. In de bouwvergaderingen wordt regelmatig gesproken over kinderen die speciale aandacht nodig hebben. De leerkrachten letten ook op afwijkend gedrag van kinderen bij hun collegae. Kinderen, waarvan het vermoeden bestaat dat ze gepest worden, worden daarbij met name genoemd. Van deze gesprekken over leerlingen worden slecht zeer summiere aantekeningen in de verslagen gemaakt. Tijdens de bouwvergadering worden afspraken gemaakt tussen de groepsleerkracht en de I.B.er voor vervolggesprekken. Deze gesprekken worden wel vastgelegd in het leerlingendossier Het voorkómen van pesten op school gebeurt vooral door het impliciete en expliciete gedrag van de leerkrachten. impliciet gedrag van de leerkrachten: 1. De groepsleerkracht geeft zelf het voorbeeld door de kinderen uit te laten praten. Zij1 luistert naar de kinderen en gaat er niet bij voorbaat van uit dat zij zelf gelijk heeft. De 1
Met “zij” worden zo wel de mannelijk als de vrouwelijke leerkrachten bedoeld.
E:\webpages\Skoe\vdheijdenschool\normenenwaarden\Anti PESTBELEID juni 05.doc 5
leerkracht geeft de kinderen complimenten. De leerkracht respecteert de kinderen in hun eigenheid en bouwt een vertrouwensband met de groep op, waarin ook de zwakke kanten van iedereen geaccepteerd worden. Dit leerkrachten gedrag krijgt ongemerkt navolging: goed voorbeeld doet goed volgen. 2. De leerkracht heeft een duidelijke houding bij conflicten tussen de kinderen onderling. Zij laat merken dat zij vertrouwen heeft in de kinderen. Om sociale vaardigheden te verwerven, laat ze de kinderen in eerste instantie proberen om zelf hun problemen op te lossen. Pas als de kinderen er onderling niet uitkomen of als bepaalde kinderen het onderspit delven, gaat ze de leerlingen helpen bij het zoeken naar een oplossing, waarbij het doel blijft het herstellen van de sfeer in de groep en niet het veroordelen van personen. 3. Zij is gevoelig voor de signalen die gepeste kinderen afgeven. 4. Zij smeedt de klas tot een eenheid. Dat kan bijvoorbeeld door het nabespreken van uitstapjes en projecten aan de hand van foto's en werkstukken. In klassengesprekken leert de leerkracht de kinderen om aandacht te hebben voor elkaar. Ook de sociale kanten van het samen-leven in de klas, zoals ruzie maken, vriendjes zijn en jaloezie worden besproken. Belangrijk is dat de leerkracht niet alleen toehoorder is, maar ook zijn ervaringen en gevoelens wil en kan bespreken. Daarnaast maken we expliciet gebruik van hulpmiddelen zoals: 5. Ons “Doe je best”project”. Dit project is gericht op het aanleren van normen en waarden, op omgaan met elkaar. 6. In de lessen catechese en geestelijke stromingen gebruiken we de methode Hellig Hart . Ook hier gaat het over normen en waarden, over omgaan met elkaar, over iedereen hoort er bij. 7. De kinderen uit groep 7 krijgen jaarlijks een assertiviteitstraining “Kom op voor je zelf, “dit is afgeleid van het Marietje Kesselsproject (zolang dit betaalbaar blijft) 8. Ons ZEBO onderzoek geeft informatie over hoe de groep kinderen over hun leerkrachten denken en hoe de groep de onderlinge samenhang beoordeelt: samengevat ZEBO geeft aan of de kinderen het klimaat in hun groep positief dan wel negatief ervaren. De vorige keer zijn deze gegevens in de bouw besproken. De bedoeling is dat dit in 2005 weer gebeurt. 9. Tot slot wordt er in groep 4 een maal en vanaf groep 5 twee maal per schooljaar een sociogram gemaakt. Hieruit valt af te lezen of een kind door de klasgenootjes als “populair”wordt gezien of als “controversieel”, “gemiddeld”, “genegeerd”, of “verworpen”. Dit sociogram geeft de leerkracht inzicht in de verhoudingen binnen de groep en de mogelijkheid om onopvallend, veranderingen aan te brengen, die de verhoudingen ten goede komen.
E:\webpages\Skoe\vdheijdenschool\normenenwaarden\Anti PESTBELEID juni 05.doc 6
Curatief: wat doen we in geval van pesten? 2. Meldingen: Of er sprake is van pesten wordt primair bepaald door de beleving van het gepeste kind. Kinderen, ouders, leerkrachten en anderen kunnen pestgedrag als volgt melden: 2.1. Melding bij de leerkracht: De leerkracht is de eerst aangewezene om problemen in de groep te bespreken. De leerkracht zal elke melding van ouders en kinderen serieus nemen en gerichte actie ondernemen om het probleem boven water te krijgen. Zij zal bij elke melding contact opnemen met de Iber en in samenspraak met de I.B.er alles in het werk stellen om het pesten te stoppen. De IBers vormen de spil in ons zorgbeleid. Zij beschikken over de noodzakelijke kennis en contacten om het pesten zo optimaal mogelijk te bestrijden. Bij het aanpakken van pesten gaan de Ibers te werk volgens de vijfsporenaanpak: 2.1.1. zij bieden hulp aan het gepeste kind, in de vorm van adviezen en het (in sommige gevallen) adviseren van een sociale vaardigheidstraining. 2.1.2. zij bieden hulp aan de pester in de vorm van reflecterende gesprekken en in de vorm van adviezen en het (in sommige gevallen) adviseren van een sociale vaardigheidstraining. 2.1.3. ze bieden hulp aan de zwijgende middengroep door de groep te mobiliseren. Meelopers moeten weten dat ze mede verantwoordelijk zijn en een pestsituatie kunnen veranderen door hun gedrag. 2.1.4. ze bieden hulp aan de leerkracht, door deze achtergrond informatie aan te bieden en door deze concrete, curatieve aanpakmogelijkheden te geven. 2.1.5. Zij bieden hulp aan de ouders in de vorm achtergrond informatie en adviezen. Mocht de melder van oordeel zijn dat de leerkracht niet of niet voldoende adequaat reageert, dan volgt melding bij de directie. 2.2. Melding bij de directie: Deze zal ook elke melding serieus nemen, het probleem met de leerkracht en de IBers bespreken en het daar neerleggen. De directie zal de ontwikkelingen echter wel blijven volgen. De directie komt zeker in actie als de Iber of de betrokken groepsleerkracht geen of onvoldoende actie onderneemt. Idem als een van de leerkrachten of ouders pestgedrag vertoont. In deze gevallen zal de directie het probleem niet bij de Ibers neerleggen, maar zelf actie gaan ondernemen. Mocht de melder van oordeel zijn dat de leerkracht niet of niet voldoende adequaat reageert, dan volgt melding bij het bestuur. 2.3. Melding bij de vertrouwenspersoon Onze school heeft 2 vertrouwenspersonen, zie schoolgids uitgave 2004 blz 25, zie voor namen onze kalender). Deze zullen contact opnemen met de directie. De
E:\webpages\Skoe\vdheijdenschool\normenenwaarden\Anti PESTBELEID juni 05.doc 7
vertrouwenspersoon is dus een tussenschakel. Hij/zij zal niet actief het gesignaleerde pestprobleem gaan bestrijden. De directie zal in dit geval handelen als onder 2.2. genoemd. 2.4. Melding bij het bestuur: Vinden de betrokken, na melding bij de directie, dat de school geen of onvoldoende aandacht besteedt aan het probleem, dan kan de officiële klachtenprocedure via het bestuur in werking treden. (zie schoolgids, uitgave 2004 blz 24 en 25 voor de klachtenprocedure beschreven. 3. Incidentele aandacht: In de groepen, waarin pesten is gesignaleerd, wordt gesproken met de pesters, de gepesten en de meelopers. In een kringgesprek wordt het een en ander besproken in de groep als geheel. Als ondersteuning voor de leerkracht zit in de anti pestdoos materiaal over pesten. Uitgangspunt hierbij is dat pesten een probleem is van de groep (= leerlingen + leerkrachten samen) en dat de hele groep verantwoordelijk is voor het gedrag ten opzichte van elkaar, pesters moeten worden gecorrigeerd door de groep, gepesten moeten ondersteuning krijgen. 4. Diversen: 4.1. Ouders van gepesten en pesters worden geïnformeerd. 4.2. Wanneer er in een groep structureel pesten is gesignaleerd, meldt de leerkracht dit aan de directie van de school en aan de interne begeleider De leerkracht houdt de directie op de hoogte van de voortgang in de bestrijding van het pesten. 4.3. Op school is informatiemateriaal aanwezig in de pestdoos. 4.4. Veel informatie, verhalen en dergelijke is te vinden op www.sjn.nl/pesten en op www.pestweb.nl
E:\webpages\Skoe\vdheijdenschool\normenenwaarden\Anti PESTBELEID juni 05.doc 8
Achtergrond informatie: Inleiding: Pesten gebeurt in het geniep, kinderen kunnen langdurig gepest worden, zonder dat de school en/of ouders daar weet van hebben. Belangrijk is dat alle partijen bovenstaande onderkennen en samen actief het pesten bestrijden. Nog belangrijker is dat er een sfeer wordt gecreëerd, waarin pesten voorkomen wordt en waarin kinderen, die gepest worden, daar voor uit durven te komen. In ons schoolplan 2003-2007 hebben we het opzetten van een anti-pest-beleid gepland. De jaarvergadering van de ouderraad in het najaar 2003, heeft daarom, als startpunt, in het teken gestaan van het thema “pesten op school”. Dit beleidsstuk is begonnen met het “pestprotocol”. Het is de bedoeling dat de medezeggenschapsraad, de ouderraad en de directie, dit protocol niet alleen onderschrijven + ondertekenen, maar ook een actief anti-pestbeleid voeren.
Wat verstaan wij onder “pesten”. De scheidslijn tussen plagen en pesten is niet duidelijk te trekken. Bij plagen zijn de kinderen aan elkaar gewaagd zijn, het is een spelletje, niet altijd leuk, maar nooit echt bedreigend. Door elkaar te plagen leren kinderen om met conflicten om te gaan. Het hoort bij het groot worden. Pesten daarentegen is wel bedreigend. Bij pesten is er sprake van een slachtoffer, deze wordt regelmatig gepest, soms jaren lang. De pester misbruikt zijn macht: het slachtoffer wordt openlijk geslagen, uitgescholden, vernederd of gekleineerd. Naast deze openlijke vormen van pesten komen ook vormen van pesten voor die niet zichtbaar zijn, bijvoorbeeld: een kind wordt altijd buitengesloten, het mag nooit ergens aan mee doen, het wordt op geen enkel feestje uitgenodigd. Het is moeilijk aan te geven wanneer plagen ontaardt in pesten. De centrale vraag is dan: Hoe ervaart het “slachtoffer” het? Kinderen van tot acht jaar: Kleuters kunnen rollen verdelen en daar hele verhalen bij bedenken. Ze leren langzamerhand beter om hun spel af te stemmen op degenen met wie ze spelen. Kleuters reageren vooral op het gedrag van de ander. Ze gaan ervan uit dat er een direct verband is tussen iets wat er gebeurt en de emoties die je bij de ander kunt zien. Als er iets van je wordt afgepakt, word je boos en dat laat je merken. Kleuters kunnen nog niet goed inschatten hoe hun eigen gedrag invloed heeft op andere kinderen. Als ze ouder worden leren ze dat steeds beter. Ze gaan dan ook steeds beter beseffen dat eenzelfde gebeurtenis niet bij elk kind dezelfde emotie hoeft op te roepen. Pas in de hogere klassen van de basisschool zijn kinderen in staat om de gevoelens en eigenschappen van anderen goed te onderscheiden en te beschrijven. Om sociale vaardigheden te leren, hebben kinderen vooral elkaar nodig. Meestal slagen ze er zelf in om hun ruzies op te lossen of om te bepalen wie de baas mag zijn. Jonge kinderen zijn E:\webpages\Skoe\vdheijdenschool\normenenwaarden\Anti PESTBELEID juni 05.doc 9
vaak al goed in staat om, met de hulp van een volwassene, te bekijken wat nu eigenlijk het probleem is en hoe dat opgelost kan worden. Daarbij kunnen de vier- en vijfjarigen het beste uit de voeten met eenvoudige oplossingen. Bij de wat oudere kinderen kan een beroep worden gedaan op hun invoelingsvermogen. Gericht pesten komt in deze leeftijdsgroep niet zo veel voor. Wel zijn sommige kinderen populairder dan anderen. De sociale rollen in de groep liggen nog niet vast. Welke groepen onderscheiden we bij het pesten? Bij pesten onderscheiden we drie rollen: 1. Er zijn kinderen die andere kinderen pesten, de pesters. 2. Er zijn kinderen die gepest worden, de gepesten. 3. Er zijn kinderen die niet direct bij het pesten betrokken zijn, de meelopers. ad 1 de pesters: Kinderen beginnen met pesten om allerlei redenen. Het kan zijn dat ze indruk willen maken op andere kinderen, het kan ook zijn dat ze niet weten hoe ze op een positieve manier contact kunnen leggen. Pesten kan beginnen als een spelletje, als iets dat leuk is om te doen. Het gepeste kind voelt zich erg ongemakkelijk door het pesten. Het lukt haar of hem niet om terug te plagen, een grapje te maken of onverschillig te blijven. Het kind reageert angstig en verdrietig. Het pestende kind merkt dat het succes heeft en dat smaakt naar meer. Pesters hebben snel in de gaten welke kinderen gemakkelijk aan het huilen te brengen zijn. Door het pesten versterkt het kind zijn of haar plaats in de klas of het vriendengroepje. Na een tijdje wordt het een gewoonte om het slachtoffer te pesten zodra de gelegenheid zich voordoet. Meestal hebben de pestende kinderen niet in de gaten hoe afschuwelijk het pesten is voor het gepeste kind. Terwijl het gepeste kind vreselijk bang is voor de pauze of niet op straat durft te gaan, ziet de pester het nog steeds als een lolletje. Meisjes pesten op een subtielere manier dan jongens. Ze pesten meer met woorden, maken geniepige opmerkingen of sluiten andere kinderen buiten. Waarschijnlijk wordt er door meisjes ook meer in kleine groepjes gepest. ad 2: De gepeste kinderen: Sommige kinderen hebben meer kans om gepest te worden dan andere kinderen. Dat kan met hun uiterlijk samenhangen, maar veel vaker heeft het te maken met hun gedrag, hun gevoelens of de manier waarop ze zich uiten. Deze kinderen worden gepest in situaties waarin pesters de kans krijgen om een slachtoffer te pakken te nemen, dus in onveilige situaties. Kinderen, die gepest worden, doen, in de ogen van de pester, andere dingen dan “normaal”. Ze zijn lid van de “verkeerde” vereniging of ze dragen “verkeerde” kleding. Een pester vindt altijd wel een aanleiding om te pesten. Kinderen, die worden gepest, hebben vaak moeite om zichzelf te verdedigen. Ze voelen zich machteloos tegenover de pestkoppen, ze zijn angstig en onzeker in een groep, ze durven niks te zeggen omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden. Deze angst en onzekerheid worden vervolgens versterkt door het pesten. Gepeste kinderen voelen zich vaak eenzaam, ze hebben geen vrienden om op straat te spelen, geen vast clubje in de klas. Soms kunnen ze beter met volwassenen opschieten dan met leeftijdgenoten.
E:\webpages\Skoe\vdheijdenschool\normenenwaarden\Anti PESTBELEID juni 05.doc 10
Jongens, die worden gepest, horen meestal niet tot de sterksten van de groep. Ze zijn vaak onhandig in spel en sport. Heel vaak echter worden kinderen gepest om ondefinieerbare redenen. Het kind wordt ‘zo maar” gepest, er zijn geen “duidelijke” redenen. ad 3: De meelopers De meelopers zijn niet direct betrokken bij pesten. Ze kijken alleen toe, soms doen ze af en toe mee. Meelopers zijn bang om zelf slachtoffer te worden of ze vinden stoer gedrag interessant vinden en denken dat ze daardoor populair in een groep te worden. Meisjes doen nogal eens mee met pesten om een vriendin te kunnen houden. Doordat deze kinderen als groep meepesten voelen ze zich niet zo erg verantwoordelijk voor wat er met pesten wordt uitgericht. Hoewel deze kinderen geen actieve rol spelen bij het pesten, zijn zij wel medebepalend voor het voortduren van het pesten. De pestende kinderen voelen zich gesterkt door de instemming van de toeschouwers. Als andere kinderen het gepeste kind te hulp komen of tegen de pester zeggen dat hij moet ophouden, verandert de situatie aanzienlijk. Het pesten wordt dan minder vanzelfsprekend. De ouders: Ouders van kinderen, die gepest worden en die dit probleem met de school willen bespreken, zijn emotioneel erg sterk bij het onderwerp betrokken. Ouders van kinderen die niet direct bij het pesten zijn betrokken, kunnen meer afstand nemen. Daardoor zijn ze beter in staat om duidelijk te maken dat er iets aan het pesten gedaan moet worden. Dit is ook in het belang van hun eigen kind. Als er in de omgeving van een kind gepest wordt, dan heeft het zelf ook last van de onveilige, onprettige sfeer in de groep. Vaak vinden de kinderen het heel vervelend dat er wordt gepest op school, maar willen ze ook niet als enige voor het gepeste kind opkomen. Ouders kunnen hun kinderen dan adviseren om er met vriendjes of vriendinnetjes over te praten. Misschien durven ze samen iets te ondernemen naar de pesters of de leerkracht.
E:\webpages\Skoe\vdheijdenschool\normenenwaarden\Anti PESTBELEID juni 05.doc 11
E:\webpages\Skoe\vdheijdenschool\normenenwaarden\Anti PESTBELEID juni 05.doc 12