Ruiken, wat is dat? Reukvermogen is het vermogen om geuren waar te nemen en hier een bepaalde betekenis aan toe te kennen. Het helpt ons bij het bespeuren van mogelijke gevaren, zoals brand, een gaspit die open staat, bedorven eten, maar ook op je gevoelens kan je reukvermogen veel invloed hebben. De geur van pas gemaaid gras, de geur van onze geliefde, de geur die een bepaalde herinnering oproept kan het leven net dat beetje extra geven. En wat te denken van de geur van onze maaltijd! Bij het eten van een maaltijd nemen de smaakpapillen op de tong vier basissmaken (zuur, zout, zoet en bitter) waar. De specifieke smaak, het aroma van het voedsel, neemt onze neus waar. Veel anosmiepatiënten klagen dan ook, over een vermindering van het smaakvermogen. Als je heel duidelijk kijkt naar wat smaak en reuk precies is klopt dit niet, maar zo word het wel ervaren.
Ruiken is een ingewikkeld proces. De lucht die we in- en uitademen is een belangrijk onderdeel van het ruikproces. Omdat veel mensen door de neus ademhalen, ruiken zij voortdurend en automatisch. De in de omgeving aanwezige geurstoffen vinden hun weg naar het reukzintuig door inademing. Dit is een passieve manier van ruiken. De luchtstroom die we uitademen via de neus heeft vooral invloed op de smaak. De geurstoffen van eten en drinken ruiken we door uitademing. De uitgeademde lucht stroomt langs het reukzintuig. De smaakpapillen op de tong die zoet, zout, zuur en bitter waarnemen zijn, naast de luchtstroom die we in- en uitademen, bepalend voor de smaak. Dit is goed merkbaar als we de neus tijdens het eten dichthouden. Er kan dan geen lucht worden ‘verplaatst’, waardoor de fijne smaaknuances wegvallen. Men neemt dan alleen zoet, zuur, bitter en zout waar. Anosmie, wat is dat? Anosmie is voor veel mensen een onbekend woord. Zelfs voor de mensen die het hebben. Osmie is het griekse woord voor geur en is het basiswoord voor vele medische definities gerelateerd aan ruiken. Anosmie is een totaal verlies van het reukvermogen. Anosmie is een van de vele reukstoornissen. Andere reukstoornissen zijn: • Hyposmie: een gedeeltelijk verlies van het reukvermogen. • Parosmie: een waarneming van een geur die niet hoort bij het gerokene. Vaak is het een onplezierige (rottings)geur. • Phantosmie: geur waarnemen die er niet is (geurhallucinaties). • Presbyosmie: een afname van het reukvermogen door ouderdom.
Is er dan geen m akkelijk woord voor? Door te horen, te zien, te voelen, te proeven en te ruiken nemen we onze omgeving waar. Voor de meeste stoornissen zijn Nederlandse benamingen. Wie niet ziet is blind, wie niet hoort is doof, maar voor niet kunnen ruiken is geen Nederlands woord. Dat is vreemd, want deze stoornis heeft een enorme impact op het leven van veel van de ongeveer 150.000 patiënten in Nederland. Er zijn al wel enkel termen die door leden gebuikt worden, zoals anosmoos, reukloos of ik ben Sneuf.
De m edische uitleg: Het reukepitheel is het eigenlijke reukorgaan dat de geur waarneemt. Het reukepitheel ligt bovenin beide neusholtes. Hoog in de neusholte bevinden zich miljoenen kleine cellen op een gedeelte dat niet groter is dan een postzegel. Deze cellen vangen de geuren op. Die cellen heten geurreceptorcellen. Elke reukcel bezit één soort receptor. In totaal zijn er in het neusslijmvlies honderden verschillende typen receptoren. De receptorcellen dragen reukharen die de geurmoleculen opvangen. Dat wij vele duizenden geuren kunnen herkennen, komt doordat één geurmolecuul meerdere typen receptoren kan prikkelen. Tijdens inademen of snuiven stroomt lucht met geurmoleculen langs het reukepitheel dat bedekt is door een dunne slijmlaag. In de slijmlaag lossen de geurmoleculen op en wordt de geurinformatie opgepikt door de reukbanen in het reukepitheel. De geurreceptorcellen sturen het signaal via dunne vezels richting hersenen. De dunne vezels bundelen zich tot de reukzenuwen en lopen door openingen in de zeefplaat (lamina cribriformis / cribriform bone; zie figuur). Van daaruit bereiken ze de bulbus olfactorius. Dit is een kolfvormige structuur die tegen de onderzijde van de hersenvoorhoofdskwab aanligt en het begin van de reukbaan, of de tractus olfactorius is. Deze baan heeft verbinding met het rhinencephalon. Hiertoe behoren de hersenstam, het limbische systeem, de hypothalamus en delen van de hersenschors. Dit zijn de hersenstructuren die verantwoordelijk zijn voor het ruiken en alles wat daarmee samenhangt. Als de geurinformatie is doorgegeven aan de hersenen kan de geur bewust of onbewust worden geroken, waarna een actie of reactie kan volgen. Bijna alle geurstoffen stimuleren naast de olfactorische receptoren ook de somotosensorische receptoren; vrije zenuwuiteinden die warm, koud, irriterend en scherp waarnemen. Ze zijn verantwoordelijk voor de waarneming van bijvoorbeeld ammoniak. Deze vorm van reukwaarneming wordt ook wel aangeduid als ‘common chemical sense’. Aangeboren of congenitale stoornissen zijn zeer sporadisch beschreven. De meest bekende is de ziekte van Kallman, waarbij de reukhersenen niet zijn aangelegd: bulbus en tractus olfactorius ontbreken. Overige aandoeningen die een kwantitatieve reukstoornis kunnen veroorzaken zijn bijvoorbeeld een tekort aan voedingsstoffen. Rokers hebben een minder goed reukvermogen dan niet-rokers. De slijmvliezen van rokers zijn minder goed doorbloed dan die van nietrokers. Maar er zijn ook toxische stoffen die een schadelijke invloed hebben op het reukvermogen, zoals benzine, aceton en ammoniak. Mensen die tijdens hun werk veel met deze stoffen in aanraking komen, hebben vaak een verminderd reukvermogen. Ten slotte kan de functie van het neusslijmvlies aangedaan zijn door neuspoliepen, allergische aandoeningen, virusinfecties (verkoudheden), neurologische stoornissen en hormonale veranderingen, waardoor het reukvermogen verandert. Eén van de meest voorkomende oorzaken bij Anosmie is een ongeval. Ongevallen waarbij een harde klap op het hoofd heeft plaatsgevonden eindigen regelmatig in Anosmie bij het slachtoffer. Verschillende soorten stoornissen:
Kwalitatieve reukstoornissen Reukstoornissen zijn naar vorm te verdelen in kwalitatieve en kwantitatieve reukstoornissen. Bij kwalitatieve reukstoornissen is de perceptie van geuren veranderd. Daarvan is sprake bij de volgende reukstoornissen: • hyperosmie: overmatige reukperceptie; • parosmie: waarnemen van een geur die niet of in een andere vorm aanwezig is; • kakosmie: waarneming van onaangename geuren (vorm van parosmie);
• pseudosmie: inbeelding van geuren onder invloed van heftige emoties; • phantosmie: geurhallucinaties. Parosmie is bij meerdere ziektebeelden beschreven, zoals dat van tumoren, post-infectieus, neurologische afwijkingen en neuspoliepen. Vaak is er naast het waarnemen van een geur die er niet is ook een vermindering van het reukvermogen. Phantosmie wordt nogal eens geassocieerd met psychische stoornissen (schizofrenie en depressie). Al is dit niet met zekerheid vastgesteld, toch is het raadzaam een psychiater te raadplegen, omdat een proefbehandeling met antidepressiva zinvol kan zijn. Het kan ook een uiting zijn van een vorm van epilepsie. Ook komt Phantosmie vaak voor bij patiënten die op latere leeftijd Anosmie hebben gekregen.
Kwantitatieve reukstoornissen Van kwantitatieve stoornissen is sprake als er een objectiveerbare vermindering is van het reukvermogen. Dat is het geval bij de volgende reukstoornissen: • anosmie: volledige afwezigheid van reukvermogen; • hyposmie: verminderd reukvermogen; • presbyosmie: afname van het reukvermogen als gevolg van ouderdom.
Conductieve en perceptieve reukstoornissen In de medische literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen conductieve en perceptieve reukstoornissen. Conductieve (mechanische) reukstoornissen worden gekenmerkt door obstructie, waardoor geurstoffen in de ingeademde lucht het reukepitheel niet kunnen bereiken. Dertig procent van de reukstoornissen is conductief van aard. Neuspoliepen, neustussenschotafwijkingen, neusschelpafwijkingen, een vreemd lichaam in de neus en tumoren, maar ook een veranderde anatomie als gevolg van een trauma kunnen dit soort reukstoornissen veroorzaken. Vijftig procent van alle reukstoornissen is perceptief van aard. Van perceptieve (neurologische) reukstoornissen is sprake als het reukepitheel beschadigd is of als er een laesie is in het verloop van de olfactoire baan of het centrale zenuwstelsel. Oorzaken zijn onder andere virale bovenste luchtweginfecties (dit komt het meest voor), de ziekte van Alzheimer, de ziekte van Parkinson, de ziekte van Kallman, diabetes, een hersenbloeding en tumoren. In sommige gevallen is sprake van destructie van het reukepitheel. Ook bij een ernstig hoofdtrauma kan vermindering of verlies van het reukvermogen optreden als gevolg van uitgerekte of afgescheurde reukzenuwen. Hoewel de prognose slecht is, zijn in 15 tot 30 procent van de gevallen de reukzenuwen in staat te herstellen. Hoewel er geen duidelijk oorzakelijk verband is aangetoond, lijken ook toxische en omgevingsfactoren (Multiple Chemical Sensitivity of MCS) perceptieve reukstoornissen te kunnen veroorzaken. Bij toxische stoffen gaat het om verfbestanddelen, benzeen, nikkel en cadmium. Van 20 procent van de mensen met een reukstoornis is de oorzaak onbekend. Waarschijnlijk zijn ze van perceptieve aard, omdat conductieve reukstoornissen door klinisch onderzoek uitgesloten kunnen worden.
Reukstoornissen zijn te onderscheiden in perceptieve (neurologische) en conductieve (mechanische) stoornissen.
Neurologische reukstoornissen kunnen verschillende oorzaken hebben. Om er een paar te noemen: het inademen van chemische stoffen, een hersenbloeding, herseninfarct, een hersenschudding, tumor, de ziekte van Alzheimer, Parkinson en Huntington. De oorzaak van een conductieve reukstoornis daarentegen is te wijten aan een slijmvlieszwelling in de neus. Slijmvlieszwelling kan veroorzaakt worden door bijvoorbeeld een allergie, een neusbijholteontsteking of door neuspoliepen. Hoe zit dat m et de geestelijke effecten? Het is dan ook niet vreemd dat niet meer (goed) kunnen ruiken of proeven psychische gevolgen met zich mee brengt. Anosmiepatiënten voelen zich vaak kwetsbaar, sociaal slachtoffer en kunnen in een depressie raken. Door het verlies van de reuk wordt voedsel oninteressant en ook de omgeving verliest haar vertrouwdheid voor een deel. Ongemerkt nemen wij de geur van de ons vertrouwde omgeving in ons op en ontlenen daaraan een gevoel van veiligheid en geborgenheid. Sommigen menen dat dit net zoiets is als de nestgeur bij dieren. Door reukverlies kunnen er verstoringen in sociale relaties optreden. De geur van de partner of van kleinkinderen, maar ook de akelige geuren van bedorven voedsel of andere stankbronnen worden niet meer opgemerkt, waardoor bij sommige anosmiepatiënten een overdreven neiging tot hygiëne ontstaat. Ook kunnen er angstgevoelens optreden doordat zij niet in staat zijn om brand- of gaslucht te ruiken. Volgens Tennen (e.a., 1991) is kwetsbaarheid het meest stressvolle aspect in hun leven. Het niet kunnen antwoorden op vragen als: ‘Smaakt het eten, is er een gaslek?’ maakt hen al nerveus. Gezegd moet worden dat er grote verschillen tussen mensen zijn. Sommige mensen met anosmie tillen er niet zwaar aan, maar dat zijn uitzonderingen. Een groter aantal vindt het vervelend, maar zeurt er niet over, ‘want er zijn immers ergere dingen’. Maar grofweg de helft van alle anosmici ervaart reukverlies als een ernstige handicap. Dat laatste is het geval als er in plaats van de normale reuk en smaak alleen maar enkele vieze smaken en geuren overblijven.
Hoe zit dat dan m et behoeften? Menselijke behoefte De Amerikaanse psycholoog Abraham H. Maslow stelt dat de menselijke behoeften, waaronder bijvoorbeeld voeding, warmte en acceptatie, hiërarchisch zijn opgebouwd. En dat iemand niet toekomt aan de ‘hogere’ behoeften, voordat de ‘lagere’ behoeften zijn bevredigd.
Fysiologische behoeften Het reuk- en het smaakvermogen zijn gerelateerd. Wanneer iemand minder goed of niet meer kan ruiken, dan is zijn smaak ook minder. Daarnaast beleeft iemand minder plezier aan eten en drinken als de smaak verminderd is. Iemand die helemaal of gedeeltelijk niet kan ruiken, heeft dan ook vaak moeite om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen.
Veiligheidsbehoeften Het verminderd in staat zijn om waarschuwingsgeuren als gas en rook te onderscheiden kan er voor zorgen dat iemand zich sneller onveilig of angstig voelt. Dit kan zich bijvoorbeeld uiten in overdreven vaak controleren of het gas uit is, of het rookalarm nog functioneert en of de kaarsen uit zijn. Het reukorgaan is daarnaast veelal het belangrijkste zintuig bij de selectie van voedsel en het opsporen van bedorven voedsel. Etenswaren kunnen er heel lekker uitzien, maar als iets niet goed ruikt zullen we het niet snel eten.
Behoeften van liefde, erbij horen en behoefte aan waardering Het waarnemen van eigen lichaamsgeuren is in sociaal opzicht heel belangrijk. Wanneer iemand niet of onvoldoende in staat is om dergelijke geuren waar te nemen, kan onzekerheid ontstaan. Dit kan zich onder andere uiten in excessief aftershave- of parfumgebruik, buitensporig vaak een douche nemen of extreem frequent schoonmaken.
Esthetische behoeften Het grote aantal parfumerieën, de hoeveelheid verkrijgbare artikelen en de prijzen ervan geven een goede indicatie van het belang van dergelijke
producten voor velen.
Zelf-actualisatie Mensen die anosmisch of hyposmisch zijn, zullen geen beroep uit kunnen oefenen waarbij geur belangrijk is. Bovendien heeft geurwaarneming een relatie met de herinnering (denk aan de geuren van een vervlogen vakantie) en is daarmee ook van belang bij verschillende leerprocessen.
Hoe zit het dan met de dagelijkse zaken? Het oog De presentatie van voedsel is een andere manier om het eten aantrekkelijk te maken. Het gebruik van kleur, versiering, een mooi gedekte tafel, afwisseling in vorm van brood doen de ogen misschien niet groter maken dan de maag, maar wekken wel de eetlust op. Veel anosmiepatiënten ervaren het bereiden en eten van een maaltijd als een verplichting waar ze niet meer van genieten en die onzekerheid geeft (omdat ze zelf niet kunnen proeven wat ze maken). Geen trek meer hebben, is een andere veelgehoorde klacht. Er bestaat dan ook het gevaar van onder- of overvoeding. Een diëtiste kan tips geven voor het bereiden van gezonde, maar toch ook appetijtelijke maaltijden.
Hygiëne Iemand met anosmie mist het vermogen te ruiken of voedsel bedorven is. Het gevaar van voedselvergiftiging is aanwezig. Het is dan ook belangrijk dat producten voorzien zijn van een aankoopdatum of uiterste-houdbaarheidsdatum.
Lichaamsverzorging en kleding Voor anosmiepatiënten verliest de omgeving haar vertrouwdheid voor een deel. Ongemerkt nemen wij de geur van de ons vertrouwde omgeving in ons op en ontlenen we er een gevoel van veiligheid en geborgenheid aan. Sociale geuren verdwijnen, zoals de geur van een partner of (klein)kinderen. Maar jezelf (zweet, doorrookte kleding) en de geur van je vertrouwde omgeving niet meer ruiken, leidt bij sommige anosmiepatiënten tot een overdreven neiging tot hygiëne (kleren wassen, douchen, gebruik van parfum). Schema’s voor lichaams- en kledingverzorging in een dag-, weekschema of agenda zetten kan een hulpmiddel zijn, meent revalidatiearts Bakx.
Veiligheid Voor anosmiepatiënten kan het plaatsen van gas- en rookdetectoren het gevoel van veiligheid vergroten.
Het geheugen Een geur roept een herinnering op. Herinnering roept smaak op. Denkend aan voedsel en geuren die heerlijk waren op een bepaald moment en op een bepaalde plaats geeft de suggestie van de smaak en geur.
Voedselaversie Hoewel reukverlies een echte handicap is, blijkt er een bescheiden voordeel te zijn: slechts 11 procent van de anosmiepatiënten heeft één of meer voedselaversies. Bij normaal ruikende mensen is dat 26 procent. De meeste voedselaversies ontstaan doordat iemand na het eten van bepaald voedsel misselijk wordt. De sensorische representatie (zoals de geur en het uiterlijk) van eten slaat iemand gekoppeld aan misselijkheid in zijn of haar geheugen op. Telkens als voedsel wordt aangeboden dat de sensorische eigenschappen van het misselijkmakende voedsel heeft, ervaart degene afkeer en wijst het voedsel af. De geur van het eten is daarbij een zeer belangrijk sensorisch signaal. Zo’n automatische koppeling heet aversieve conditionering: de sensorische prikkel roept automatisch de afkeer op.
Aangeboren afkeer
Hoewel de meeste voedselvoorkeuren en –aversies aangeleerd zijn, bestaat er een aangeboren afkeer van bittersmakende stoffen. Deze is het sterkst bij pasgeborenen en kinderen. Pas later in het leven is het mogelijk door gewenning lage bittersterktes (zoals bier, likeur, koffie, chocolade en groenten) te leren waarderen. Maar deze genoegens zijn echt aan volwassenen voorbehouden. Kinderen zeggen rigoureus ‘nee’ tegen bitter. Een baby van enkele uren oud laat een typische aangeboren gustofaciale afweerreactie zien. Bij bitter gaat de mond helemaal open om zo weinig mogelijk van de smaakstof in aanraking te laten komen met het weefsel in de mond. Bij een zuur perst de baby juist, om zo veel mogelijk speeksel te produceren waardoor het zuur verdund wordt en zo mét het speeksel de mond uit gewerkt wordt. Bij zuren is dat een ‘verstandige’ reactie aangezien deze makkelijk in water oplossen dan de meeste bittere stoffen. Geur- en smaakgerelateerd gedrag is vaak sterk persoonlijk. Geur- en smaakvoorkeuren ontwikkelen zich in interactie met de omgeving en zijn grotendeels het resultaat van leren gewenningsprocessen tijdens de ontwikkeling en de opvoeding. Ook tussen verschillende culturen bestaan aanzienlijke verschillen.