Annual Science Report __________________________________________ Een rapport in opdracht van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Landelijk Referentiecentrum voor Bevolkingsonderzoek Prof. dr. G.J. den Heeten Dr. M.J.M. Broeders Dr. E. Paap Dr. Ir. W.J.H. Veldkamp Dr. R. Pijnappel Ing. R.E. van Engen Januari 2015
Missie LRCB: Het wetenschappelijk onderzoek van het LRCB richt zich op het verbeteren van de kwaliteit, veiligheid, efficiëntie en effectiviteit van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Innovatieve screeningsstrategieën moeten leiden tot optimalisatie van het bevolkingsonderzoek, om zo meer gezondheidswinst te behalen en tegelijkertijd de onbedoelde effecten van screening verder te verminderen. Informatie uit onderzoek verricht door het LRCB helpt vrouwen een geïnformeerde keuze te maken omtrent deelname aan screening.
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Inleiding
2
Hoofdstuk 2
Bevolkingsonderzoek op borstkanker in de media 2.1 Rapport Gezondheidsraad 2.2 Screenen boven de 70 jaar 2.3 Wel of niet naar de screening?
3
Hoofdstuk 3
Innovaties in technologie 3.1 Full field ultrasound 3.2 Breast Computerized Tomography
6
Hoofdstuk 4
Tomosynthese in de Nederlandse screening
7
Hoofdstuk 5
Optimaliseren screeningsbeleid 5.1 MASS-trial 5.2 Medical device en mammografie 5.3 Opportunistische screening 5.4 Insteltechniek door screeningslaboranten 5.5 Sterftereductie door screening / screenen op maat 5.6 LORD-trial
8
Hoofdstuk 6
Optimaliseren screeningstest 6.1 Model-observer studie 6.2 Tomosynthese 6.3 Contrast mammografie 6.4 Klinische beeldkwaliteit 6.5 FAST paddle 6.6 Folie studie 6.7 Compressie 6.8 Computer Aided Detection
12
Hoofdstuk 7
Publicaties 2013/2014
18
1
Hoofdstuk 1 Inleiding Met het Centrum voor Bevolkingsonderzoek van het RIVM heeft het LRCB afgesproken een jaarlijkse update te geven van berichten in de media over het bevolkingsonderzoek op borstkanker, innovaties in technologie die op termijn van belang kunnen zijn voor de vroege detectie van borstkanker, en het wetenschappelijk onderzoek wat (mede) door het LRCB wordt uitgevoerd. Het afgelopen jaar is een update van het advies van de Gezondheidsraad voor het bevolkingsonderzoek op borstkanker uitgekomen. In de media is het nut van het bevolkingonderzoek frequent aan de orde geweest en ook het screenen van vrouwen ouder dan 70 jaar heeft aandacht gekregen. In hoofdstuk 2 wordt hier een overzicht van gegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op een aantal nieuwe technieken en ontwikkelingen in de technologie en mammografie. In 2014 heeft het LRCB een notitie opgesteld met daarin de uitdagingen voor implementatie van tomosynthese in de Nederlandse screening. Dit wordt kort beschreven in hoofdstuk 4. Het innovatief en wetenschappelijk onderzoek van het LRCB richt zich op het verder optimaliseren van (de kwaliteit van) het bevolkingsonderzoek op borstkanker. Daarbij kunnen twee onderzoeksthema’s onderscheiden worden: optimalisatie van screeningsbeleid (hoofdstuk 5) en optimalisatie van de screeningstest (hoofdstuk 6). Hoofdstuk 7 geeft een selectie van wetenschappelijke publicaties door Nederlandse onderzoekers die betrekking hebben op het bevolkingsonderzoek op borstkanker, gepubliceerd in 2013 of 2014.
2
Hoofdstuk 2 Bevolkingsonderzoek op borstkanker in de media 2.1
Bevolkingsonderzoek naar borstkanker: rapport van de Gezondheidsraad
In het Annual Science Report van 2012 is aandacht besteed aan de discussie rondom de voor- en nadelen van het bevolkingsonderzoek. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in juni 2012 de Gezondheidsraad gevraagd het advies over het nut van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker uit 2002 te actualiseren: ‘In de medische vakbladen wordt verschillend gedacht over het nut van screening op borstkanker. Met regelmaat wordt getwijfeld aan het nut van het bevolkingsonderzoek. Screening zou meer overdiagnose opleveren dan gezondheidswinst. Daartegenover staan aanbevelingen om op vroegere leeftijd en vaker te screenen om meer gevallen van borstkanker op te sporen’.(1) Het rapport van de Gezondheidsraad is in januari 2014 uitgekomen.(2) De belangrijkste conclusie van de Gezondheidsraad was dat het bevolkingsonderzoek naar borstkanker nog steeds loont. ‘Het voorkomt jaarlijks gemiddeld 775 doden door borstkanker. Het grootste nadeel van screening, overdiagnose, treft ongeveer 8 procent van de gescreende vrouwen met borstkanker. Een groot nadeel dus, maar het komt niet zo vaak voor als wel wordt geopperd. Het Nederlandse bevolkingsonderzoek munt uit door zijn hoge deelnamegraad, lage verwijscijfer en hoge testprestaties. Verdere verbetering is op korte termijn te verwachten met nieuwe technieken die het onderzoek minder pijnlijk maken en de toch al lage stralingsdosis van screeningsmammografie halveren. Op langere termijn is het bevolkingsonderzoek mogelijk efficiënter in te richten door niet meer alle vrouwen eenzelfde screening te laten ondergaan maar een verschillend aanbod naar geschat risico op borstkanker te doen.’ Ook noemde de Gezondheidsraad een aantal verbeterpunten voor het huidige screeningsprogramma, waaronder het ontwikkelen van een alternatief verwijstraject voor vrouwen met een screeningsuitslag waarbij de kans op borstkanker klein is (BI-RADS 0). Bij 60 procent van de deelneemsters met BI-RADS 0 blijkt beeldvormend onderzoek voldoende om de diagnose ‘borstkanker’ zonder invasieve diagnostiek uit te sluiten. Een sneller traject voor beeldvormende diagnostiek zou de angst en ongerustheid die de screeningsuitslag teweegbrengt, kunnen verminderen. Een ander verbeterpunt dat wordt genoemd is dat vrouwen met een foutpositieve screeningsuitslag na de diagnose ‘goedaardige borstafwijking’ toch onder poliklinische controle bleven. In een onderzoek in ZuidoostNederland was na 4 jaar nog 21% onder poliklinische controle.(3) De Gezondheidsraad vindt dat nader onderzoek naar de redenen hiervan de begeleiding van deze vrouwen zou kunnen verbeteren. Referenties (1) Minister van VWS, mw. drs. E.I. Schippers. Brief aan de Gezondheidsraad. Betreft: Adviesvraag bevolkingsonderzoek borstkanker. 15 juni 2012. Kenmerk: PG/OGZ 3117093. (http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/vws/documenten-en-publicaties/ kamerstukken/2012/06/18/aanbiedingsbrief-adviesvraag-bevolkingsonderzoekborstkanker.html) (2) Gezondheidsraad. Bevolkingsonderzoek naar borstkanker: verwachtingen en ontwikkelingen. Den Haag: Gezondheidsraad, 2014; publicatienr. 2014/01.
3
(3) Setz-Pels W, Duijm LE, Coebergh JW, Rutten M, Nederend J, Voogd AC. Re-attendance after false-positive screening mammography: a population-based study in the Netherlands. Br J Cancer 2013; 109(8):2044-2050.
2.2
Screenen boven de 70 jaar
In september 2014 verscheen een artikel van Nienke de Glas en collega’s in de British Medical Journal met daarin de boodschap dat borstkankerscreening bij 70-plussers niet effectief is.(1) Het artikel kreeg veel media aandacht en Ellen de Visser, medisch redacteur bij de wetenschapsredactie, plaatste er een artikel over op de website van de Volkskrant.(24) Zowel nationaal als internationaal waren deskundigen op het gebied van borstkankerscreening unaniem in hun reactie: met de methode die de Glas en collega’s hebben gebruikt kan geen uitspraak worden gedaan over de effectiviteit van het bevolkingsonderzoek.(2, 5, 6) Om daar iets over te kunnen zeggen moet er gekeken worden of er daadwerkelijk minder vrouwen overlijden aan borstkanker en niet naar het aantal vergevorderde tumoren. Eerdere Nederlandse studies die wel naar borstkankersterfte hebben gekeken, laten aanzienlijke reducties zien, juist in de oudere leeftijdsgroep.(7,8) Op dit moment is er dus geen reden om de effectiviteit van screenen bij vrouwen ouder dan 70 in twijfel te trekken. Nadere analyses van de Nederlandse literatuur en beschikbare informatie over stage verdeling (9) laten zien dat het screenen van deze groep vrouwen juist onder een van de meest succesvolle delen van het bevolkingsonderzoek valt. Met een deel van de auteurs is inmiddels contact gelegd en constructieve plannen voor een meer zorgvuldige analyse zijn gemaakt. Deze kunnen in de loop van 2015 worden verwacht. Referenties (1) de Glas NA, de Craen AJ, Bastiaannet E, Op 't Land EG, Kiderlen M, van de Water W, Siesling S,
(2) (3) (4) (5) (6) (7)
(8)
Portielje JE, Schuttevaer HM, de Bock GT, van de Velde CJ, Liefers GJ. Effect of implementation of the mass breast cancer screening programme in older women in the Netherlands: population based study. BMJ. 2014;349:g5410. http://www.volkskrant.nl/dossier-zorg/stop-borstkankerscreening-bij-vrouwen-boven-de70~a3748700/ http://www.metronieuws.nl/nieuws/stop-screening-borstkanker-bij-vrouwen-boven-de70/SrZnip!tEpKCLk6626/ http://www.nu.nl/gezondheid/3878882/stop-borstkankerscreening-70-plussers.html Kopans DB. Study ‘guesstimated’ how many cancers would have occured without mammography screening. BMJ. 2014;349:g6824. Letter. Tabár L. Mammography screening study hampered by inadequate data. BMJ. 2014;349:g6823. Letter. Otto SJ, Fracheboud J, Verbeek AL, Boer R, Reijerink-Verheij JC, Otten JD, Broeders MJ, de Koning HJ. National Evaluation Team for Breast Cancer Screening. Mammography screening and risk of breast cancer death: a population-based case-control study. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2012; 21(1):66-73. Otten JD, Broeders MJ, Fracheboud J, Otto SJ, de Koning HJ, Verbeek AL. Impressive time-related influence of the Dutch screening programme on breast cancer incidence and mortality, 19752006. Int J Cancer. 2008;123(8):1929-34.
4
(9) Aarts MJ, Voogd AC, Duijm LEM, Coebergh JWW, Louwman WJ. Socioeconomic inequalities in attending the mass screening for breast cancer in the south of the Netherlands – associations with stage at diagnosis and survival. Breast Cancer Res Treat. 2011;128:517-25.
2.3
Wel of niet naar de screening?
In oktober 2014 is in de Volkskrant een artikel verschenen van Ellen de Visser over de keuze die zij als bijna 50-plusser moet maken wanneer je een uitnodiging krijgt voor het laten maken van een screeningsmammogram.(1) In het artikel geeft ze inzicht in haar dilemma rondom deze keuze vanwege de stroom wisselende informatie over de voor- en nadelen van het bevolkingsonderzoek. Ook laat ze deskundigen aan het woord over de effectiviteit van het bevolkingsonderzoek, en hoe dit in het communicatiemateriaal naar de vrouwen wordt weergegeven. Naar aanleiding van dit artikel heeft Een Vandaag op 30 oktober zowel op de radio als in de tv uitzending aandacht besteed aan het bevolkingsonderzoek borstkanker.(2) In beide programma’s werd aandacht besteed aan de effectiviteit van het bevolkingsonderzoek en de communicatie hiervan naar de vrouwen die worden uitgenodigd. Referenties (1) http://www.volkskrant.nl/leven/redt-preventieve-screening-op-borstkanker-levens~a3761451/ (2) http://gezondheid.eenvandaag.nl/tv-items/54960/mammografie_blijft_discutabel
5
Hoofdstuk 3 Innovaties in Technologie 3.1 Whole breast ultrasound In een zogenaamd whole breast ultrasound systeem wordt de borst in haar geheel op gestandaardiseerde wijze in beeld gebracht middels echografie. De beelden kunnen vervolgens worden bekeken als een 3D dataset. De nadelen van echografie, zoals ´observer dependence´ en het hoge aantal fout positieve testuitslagen, zouden hiermee beperkt kunnen worden. Merken met een full field ultrasound systeem zijn Siemens en U-systems (ABUS). Een aantal onderzoekers zijn erg enthousiast over deze techniek voor screening binnen de klinische context, maar zien vooralsnog geen plaats binnen het bevolkingsonderzoek. Sommige resultaten die worden gemeld in de literatuur lijken vrij spectaculair, maar zijn niet naar de setting van het bevolkingsonderzoek te extrapoleren. Zelfs naar aanleiding van de goede resultaten in de borst met dicht borstweefsel moeten we ons realiseren dat het hier gaat om een ‘first pass’ effect.
3.2 Breast Computerized Tomography Al enige jaren is er een bedrijf in de US actief bezig met breast computerized tomography. Vanwege de stralingsdosis en dimensies van de apparatuur is het niet direct geschikt om in een mobiele eenheid te kunnen plaatsen. In tegenstelling tot tomosynthese moeten vrouwen op hun buik liggen, wat een efficiënte manier van werken niet ten goede komt. Daarnaast zal voor het gebruik van breast CT wellicht ook contrast media nodig zijn. Dit sluit het gebruik van breast CT in een populatiescreening op korte termijn min of meer uit. Een groot voordeel van CT is dat het om een echte 3D techniek gaat waardoor er in elk vlak gekeken kan worden. Een gerenommeerd wetenschapper en de uitvinder van de spiraal CT, heeft zich recent op de breast CT gericht (Universiteit van Erlangen, Duitsland). Hij heeft hiervoor een grote Europese subsidie ontvangen en lijkt zich vooralsnog vooral te richten op dosis en resolutie. Het is de vraag of hij daarbij de specifieke randvoorwaarden van een bevolkingsonderzoek helemaal op het netvlies heeft, gezien een voordracht bij de EUSOBI in Rome (11-12 oktober 2013). Het is wel een ontwikkeling om in de gaten te houden, maar geen ontwikkeling waar we de komende jaren rekening mee hoeven te houden binnen een bevolkingsonderzoek. Zeker omdat er nog naar een oplossing wordt gezocht naar de balans tussen het onderzoeken van zoveel mogelijk borstweefsel en het comfort voor de patiënt of cliënt.
6
Hoofdstuk 4 Tomosynthese in de Nederlandse screening Resultaten uit de OSLO-trial hebben laten zien dat het gebruik van tomosynthese in de screening acceptabel kan zijn.(1,2) In mei 2014 heeft het LRCB een bezoek gebracht aan de screeningsorganisaties in Oslo om in gesprek te gaan over onderzoek met tomosynthese in de screening. Voor een mogelijke pilot in de Nederlandse screening heeft het LRCB de notitie “Haalbaarheidsstudie Tomosynthese in de Nederlandse screening” opgesteld. Belangrijk voor de bruikbaarheid van tomosynthese in Nederland is met name het hanging protocol en het verkorten van de leestijd. In de eerste ronde van een screeningsovergang van 2D naar tomosynthese wordt een synthetische 2D (een 2D reconstructie van de tomoplakken) vergeleken met de voorgaande 2D. Vervolgens dient men de vier volle datasets van tomografiebeelden te beoordelen. Dit vertraagt fors en vooralsnog is er sprake van een verdubbeling van de leestijd. Een onderzoek naar de screeningsperformance zal ons niet al te veel nieuwe informatie opleveren. De Oslo trial en de STORM trial zijn ons voorgegaan en we moet er voorlopig van uitgaan dat in een eerste ronde tomosynthese, deze ongeveer 30% meer kankers detecteert. Er zou wel gekeken kunnen worden in hoeverre tomosynthese invloed kan hebben op de BIRADS scores. Het gaat dan om het aandeel en de voorspellende waarde van de drie categorieën 0, IV en V. Dit is een uitkomst die relatief snel kan worden gegenereerd. Naast deze punten is ook onderzoek naar de stralingsdosis van belang. Andere vragen die voor de praktijk belangrijk zijn liggen bijvoorbeeld in het datatransport, de doorlooptijden, opslagmogelijkheden. Op dit moment wordt door het Landelijk Evaluatie Team voor Bevolkingsonderzoek (LETB) een kosteneffectiviteitsanalyse uitgevoerd. De resultaten van deze analyse worden afgewacht voordat er verdere stappen worden ondernomen om een pilot verder uit te werken.
Referenties (1) Skaane P, Bandos AI, Eben EB, Jebsen IN, Krager M, Haakenaasen U, Ekseth U, Izadi M, Hofvind S, Gullien R. Two-view digital breast tomosynthesis screening with synthetically reconstructed projection images: comparison with digital breast tomosynthesis with fullfield digital mammographic images. Radiology. 2014;271(3):655-63. (2) Skaane P, Bandos AI, Gullien R, Eben EB, Ekseth U, Haakenaasen U, Izadi M, Jebsen IN, Jahr G, Krager M, Hofvind S. Prospective trial comparing full-field digital mammography (FFDM) versus combined FFDM and tomosynthesis in a population-based screening programme using independent double reading with arbitration. Eur Radiol. 2013;23(8):2061-71.
7
Hoofdstuk 5 Optimaliseren screeningsbeleid 5.1 MASS-trial Via het landelijk bevolkingsonderzoek op borstkanker komen jaarlijks duizenden vrouwen in het ziekenhuis voor nader onderzoek. Invoeren van een voorselectie buiten het ziekenhuis kan dit aantal mogelijk met 40 procent verminderen, zonder gevallen van borstkanker te missen. In 2009 is gestart met een grote, door ZonMw gefinancierde studie, die moet uitwijzen of dit alternatief haalbaar en kosteneffectief is. In 2011 werd daadwerkelijk gestart met in totaal 14 screeningseenheden afkomstig uit alle screeningsorganisaties in samenwerking met verschillende ziekenhuizen en diagnostische centra door het hele land. Voor deelname aan de trial werden alleen vrouwen benaderd die verwezen zijn met een lage verdenking op maligniteit (dwz BI-RADS classificatie 0). De inclusie is eind 2012 gestopt en in totaal zijn er 400 cliënten geïncludeerd. In 2013 is de kosteneffectiviteitsanalyse afgerond. Het artikel over de kosteneffectiviteit van de MASStrial is gepubliceerd in het Canadian Journal of Public Health.(1) Dit is de eerste studie die de kosteneffectiviteit heeft bepaald van verschillende strategieën voor vervolgonderzoek in een landelijk screeningsprogramma. Onze studie laat de voordelen zien van het aanpassen van het aanvullend onderzoek aan de mate van de radiologische verdenking op borstkanker. Hierbij krijgen vrouwen met een lage verdenking op borstkanker in eerste instantie nietinvasief vervolgonderzoek aangeboden. Referentie (1) Timmers JM, Damen JA, Pijnappel RM, Verbeek AL, Den Heeten GJ, Adang EM, Broeders MJ. Cost-effectiveness of non-invasive assessment in the Dutch breast cancer screening program versus usual care: A randomized controlled trial. Can J Public Health. 2014 Jul 31;105(5):e342-7. 5.2 Medical device en mammografie Een screeningsmammogram moet voldoen aan de hoge eisen, zowel wat betreft de insteltechnische als de fysisch-technische kwaliteit. Dat geldt ook voor vrouwen met een medical device, zoals een ICD (Implanteerbare Cardioverter-Defibrillator), pacemaker, hartritme monitor of een port-a-cath. Mammografie kan bij deze vrouwen evenwel lastig zijn. Een goed mammogram is belangrijk, maar uiteraard dient het device niet te worden beschadigd. Het blijkt uit onderzoek dat laboranten het vaak lastig vinden hier mee om te gaan, aangezien de ICD/pacemaker in de nabijheid van de mamma is geplaatst en daardoor gedeeltelijk mee gecomprimeerd wordt. Er bestaan nog veel onduidelijkheden omtrent het medical device en het maken van een mammografie. In het Nederlandse bevolkingsonderzoek op borstkanker is geen richtlijn opgenomen voor het screenen van vrouwen met een medical device. Om die reden is in 2013 een onderzoek gestart om gegevens te verzamelen op basis waarvan de optimale werkwijze voor het verrichten van een screeningsonderzoek en de uitslagbrief voor deze groep vrouwen kan worden vastgesteld. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in de regio’s Noord, Oost, Zuid en Zuid8
West. De gegevens van cliënten met een medical device, die bij de betrokken regio’s een mammogram hebben laten maken, zijn verzameld. Daarnaast is in samenwerking met de Isala Klinieken (Zwolle) een vragenlijst bij patiënten met een medical device uitgezet om meer achtergrond in hun ervaring van het maken van een borstfoto te verkrijgen. Uit de resultaten is gebleken dat de mammogrammen van de vrouwen met een medical device in de meeste gevallen beoordeelbaar voor de radioloog zijn. Wel was de insteltechniek vaak suboptimaal. Daarnaast ervaren vrouwen meer pijn en angst bij het comprimeren van de borst met medical device dan bij de borst zonder medical device. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is in 2014 een advies uitgebracht aan het CvB en de screeningsorganisaties.
5.3 Opportunistische screening Opportunistische screening is screening buiten het georganiseerde bevolkingsonderzoek om. Ook in Nederland zijn er vrouwen die zich via de huisarts poliklinisch laten screenen. Uit de huidige registratie is geen informatie te destilleren over de mogelijke omvang en kosten van opportunistische screening. Om hier meer inzicht in te krijgen hebben we in 2012 gegevens verzameld bij de afdeling Radiologie van het UMC Utrecht en in 2013 bij de afdeling Radiologie van het AMC. Parallel aan de gegevensverzameling in de ziekenhuizen heeft het NIVEL gegevens verzameld bij huisartsen. Op dit moment worden de gegevens van het UMCU, het AMC en het NIVEL geanalyseerd. In de eerste voorlopige resultaten kwam naar voren dat in de ziekenhuizen een aanzienlijk deel van de indicaties voor een mammogram bij de afdeling radiologie onder opportunistische screening valt. De meest recente cijfers werden op de ECR gepresenteerd en de schattingen gaven aan dat een kwart van de indicaties voor verwijzing als opportunistische screening kon worden aangeduid.
5.4 Kwaliteit insteltechniek door screeningslaboranten Het LRCB heeft mammogrammen verzameld van alle recent opgeleide screeningslaboranten (7079 mammogrammen uit portfolio’s gemaakt door 70 laboranten) en van alle ervaren laboranten (14896 mammogrammen uit de visitaties, 482 laboranten). De beelden zijn beoordeeld op insteltechniek. Het blijkt dat de overall insteltechniek van de nieuwe laboranten significant beter is dan de ervaren laboranten. Dit geeft de noodzaak aan van meer continue monitoring en bijscholing. Een artikel over deze bevindingen is under revision bij European Radiology. Daarnaast heeft het LRCB een evaluatie voorstel geschreven om te onderzoeken of er een verband is tussen het aantal jaarlijks gemaakte opnamen en de kwaliteit van de insteltechniek. Een van de huidige kwaliteitsnormen is dat 100% van de MBB-ers in de screening minimaal 6400 opnamen per jaar of minimaal 19.200 opnamen per 3 jaar heeft gemaakt. In 2013 is deze norm als signaalwaarde geïmplementeerd. De signaalwaarde is een afgeleide van de Europese norm en is gebaseerd op aantallen die gehaald worden wanneer men 2 hele dagen screent. Deze waarde is in de European Guidelines opgenomen op basis van expert opinion. Met de resultaten van deze geplande evaluatie wordt indien
9
mogelijk een advies gegeven over het minimale, optimale en maximale aantal jaarlijks te vervaardigen aantal opnamen door een MBB-er in de screening.
5.5 Sterftereductie door screening en screenen op maat (HEV) In samenwerking met de afdeling Health Evidence (HEV) van het Radboudumc vinden verschillende onderzoeksprojecten plaats waarbij het effect van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker in kaart wordt gebracht. In de tweede helft van 2012 zijn twee promovendi gestart bij de afdeling HEV op projecten waarmee we meer zicht willen krijgen op de balans tussen voor- en nadelen van screening naar borstkanker in subgroepen (bijvoorbeeld op basis van sociaal economische status en co-morbiditeit). In 2013 is uit één van de projecten een artikel verschenen in de British Journal of Cancer.(1) Tijdens de ECR 2014 is een presentatie gehouden over de geografische variatie in mammografische densiteit in Nederland. In deze studie kwam naar voren dat het percentage vrouwen met een hoge volumetrische borstdensiteit lijkt te variëren tussen verschillende regio’s binnen Nederland. De verschillen kunnen mogelijk invloed hebben op screening performance van beoordelingseenheden, hoewel verder onderzoek nodig is om het daadwerkelijke effect vast te stellen. In het tweede kwartaal van 2014 is een artikel van Daniëlle van der Waal gepubliceerd in Eur J Public Health over de huidige ziektelast van borstkanker in Nederland. In dit artikel heeft ze de veranderingen in de kans op het krijgen van en overlijden aan borstkanker over de tijd weergegeven.(2) In september 2014 is op het ‘preventing overdiagnosis’ congres in Oxford (15-17 September) een voordracht gehouden over overdiagnose in geboortecohorten. In deze presentatie werd aangegeven dat de schattingen van overdiagnose gebaseerd zouden moeten worden op geboortecohorten, zodat dezelfde groep vrouwen over de tijd wordt bekeken. Op dit moment wordt vaak gekeken naar verschillende groepen vrouwen over de tijd. In september 2014 is de PRISMA-studie in Groningen (Bevolkingsonderzoek Noord) van start gegaan. In de PRISMA-studie (Personalised RISk-based MAmmascreening) wordt de meerwaarde van ‘screening op maat’ onderzocht. Daarnaast willen we in kaart brengen hoe acceptabel screening ‘op maat’ is voor vrouwen en medisch specialisten en welke rol ethische, psychologische, juridische, logistieke en financiële aspecten daarbij spelen. We vragen vrouwen een vragenlijst in te vullen via internet, toestemming te geven voor het opslaan van de röntgenfoto’s om de dichtheid van het borstweefsel te meten. Daarnaast wordt aan vrouwen gevraagd 3 buisjes bloed te geven voor het uitvoeren van hormoon-, eiwit- en DNA-bepalingen. Het streven is dat 90.000 vrouwen de vragenlijst invullen en toestemming geven voor het opslaan van de röntgenfoto’s. Bij 27.000 vrouwen willen we ook bloed afnemen. De afgelopen 2 maanden hebben al 800 vrouwen de vragenlijst ingevuld, toestemming gegeven voor het opslaan van de foto’s en bloed afgestaan. Meer informatie over de PRISMA-studie is te vinden op: www.prisma-studie.nl. Referenties (1) Ripping TM, Verbeek AL, van der Waal D, Otten JD, den Heeten GJ, Fracheboud J, de Koning HJ, Broeders MJ. Immediate and delayed effects of mammographic screening on breast cancer mortality and incidence in birth cohorts. Br J Cancer 2013;109(9):2467-71.
10
(2) Van der Waal D, Verbeek AL, den Heeten GJ, Ripping TM, Tjan-Heijnen VC, Broeders MJ. Breast cancer diagnosis and death in the Netherlands: a changing burden. Eur J Public Health. 2014. [Epub ahead of print]
5.6 LORD-trial (Low-risk Ductal Carcinoma in situ) Het doel van de LORD-trial is het vergelijken van ‘active surveillance’, d.w.z. het actief volgen van een tumor om eventuele veranderingen te vinden, bij borstkankerpatiënten met een laag risico DCIS ten opzichte van de standaard behandeling (chirurgie eventueel aangevuld met radiotherapie of hormoontherapie). Ook wordt er weefsel verzameld om te onderzoeken of er een genetisch profiel te vinden is dat voorspelt of een laag risico DCIS zich zal ontwikkelen tot een invasief carcinoom. De LORD trial wordt gecoördineerd door de Borstkanker Onderzoek Groep (BOOG) en de European Organisation for Research and Treatment of Cancer (EORTC) en uitgevoerd door het NKI, het AMC en het UMC Utrecht. Naar verwachting zullen in het najaar van 2015 de eerste patiënten in Nederland worden geïncludeerd. Daarna wordt het project in Europa opgestart. Het project heeft subsidies ontvangen van Pink Ribbon en Alpe d’HuZes.
11
Hoofdstuk 6 Optimaliseren screeningstest 6.1 Model-observer studie De conventionele fysische methodes om beeldkwaliteit te bepalen zijn zeer geschikt om de technische performance van beeldvormende systemen te bepalen, maar niet goed bruikbaar om een relatie te leggen tussen de uitkomst van fysische metingen en de diagnostische prestaties. Zogenaamde model observers – mathematische modellen voor de menselijke waarnemer – staan momenteel sterk in de belangstelling als tools om de diagnostische mogelijkheden van beelden beter te onderzoeken. Tijdens de International Workshop on Digital Mammography (IWDM) 2014 is vanuit het LRCB een presentatie gegeven over de ontwikkeling en evaluatie van model observers.(1) Dit gepresenteerde model observer onderzoek wordt momenteel verder uitgebouwd naar de evaluatie van een nieuw type model observer. Sinds februari voert een klinisch fysicus in opleiding een onderzoek uit op het gebied van deze model observer in het kader van zijn wetenschappelijke stage. Dit heeft geresulteerd in een congres-abstract voor het SPIE congres (2; februari 2015) dat daar gepresenteerd zal worden. Model observers moeten uiteindelijk gebruikt gaan worden voor de evaluatie van bijvoorbeeld beeldbewerking en nieuwe modaliteiten als tomosynthese. In dit kader heeft Fujifilm de Innovality mammograaf bij het LRCB geïnstalleerd om zo met het LRCB samen te werken aan de evaluatie van hun systeem m.b.v. bovengenoemde model observers. Referenties (1) Evaluation of human contrast sensitivity functions used in the nonprewhitening model observer with eye-filter. R. Bouwman, R. van Engen, D. Dance, K. Young, W. Veldkamp. IWDM 2014; 29 juni-2 juli, Japan. (2) Evaluation of six channelized Hotelling observers in combination with a contrast sensitivity function to predict human observer performance. M. Goffi, W.J.H. Veldkamp, R.E. van Engen, R.W. Bouwman. SPIE 2015; 7-12 februari, USA.
6.2 Tomosynthese Met de invoering van digitale technieken in de mammografie worden allerlei technieken uit de algemene radiologie ook in de mammografie bestudeerd. Een nieuwe techniek die momenteel erg in de belangstelling staat is tomosynthese. Bij tomosynthese wordt door middel van het maken van een serie (lage dosis) opnamen uit verschillende hoeken een 3-D beeld van een borst geconstrueerd. Deze techniek lijkt veel potentie te hebben. Er wordt onderzoek verricht naar fantomen en methoden om te komen tot een betrouwbaar systeem voor de kwaliteitsbewaking van tomosynthese apparatuur. Er is met name gewerkt aan een methode om diktecompensatie te meten. Dit project is een samenwerking met de onderzoeksgroep in Guildford. Dit werk heeft inmiddels geleid tot een congres publicatie (1) en een wetenschappelijke publicatie (2). Een tweede studie die de fantomen zal valideren op 12
verschillende systemen loopt momenteel. Deze studie zal naar verwachting eind 2014 worden afgerond en leiden tot een publicatie. Naast de wetenschappelijke studies is het LRCB betrokken bij de ontwikkeling van een Europees protocol voor kwaliteitscontrole bij tomosynthese door ‘the European Steering Group’. Een publieke concept versie van dit protocol is in 2013 beschikbaar gekomen. Het streven is een eerste versie van het definitieve protocol uiterlijk begin 2015 gereed te hebben. De wetenschappelijke studies zullen veelal als basis dienen voor uiteindelijke kwaliteitscontrole-methoden. Een abstract over het Europees protocol voor kwaliteitsbewaking op tomosynthese systemen is gepresenteerd op het IWDM congres (2014).(3) In een samenwerking tussen LRCB en Arcades (Marseille, Frankrijk) en met gelden van het Franse kankerinstituut (INCA) is een project gestart, waarbij het bovengenoemde concept protocol voor kwaliteitsbewaking op tomosynthese apparatuur wordt geëvalueerd op diverse typen tomosynthese systemen. Als onderdeel van dit project worden verschillende fantomen geëvalueerd, die recentelijk ontwikkeld zijn door Amerikaanse onderzoeksgroepen voor fysische kwaliteitsevaluaties van o.a. tomosynthese systemen (dit onderdeel vindt plaats i.s.m. de American Association of Physicists in Medicine, AAPM). De resultaten van deze evaluatie zijn onlangs weergegeven in het rapport: ‘Evaluation of breast tomosynthesis phantoms’, met als LRCB auteurs: Anne Bolderdijk en Ruben van Engen.(4) Klinisch fysici van het Maastricht UMC+ hebben de fysische groep van het LRCB benaderd om te participeren in een tweetal (fysische) projecten op het gebied van dosis bij tomosynthese en contrast mammografie. In dit kader zijn in juli metingen verricht in het Maastricht UMC+ en op een screeningseenheid. Referenties (1) Phantoms for quality control procedures of digital breast tomosynthesis – R.W. Bouwman, O. Diaz, K.C. Young, R.E. van Engen, W.J.H. Veldkamp, D.R. Dance. International Workshop on Digital Mammography (IWDM 2012, 8-12 juli, Philadelphia) (2) Bouwman RW, Diaz O, van Engen RE, Young KC, den Heeten GJ, Broeders MJ, Veldkamp WJ, Dance DR. Phantoms for quality control procedures in digital breast tomosynthesis: dose assessment. Phys Med Biol 2013;58(13):4423-38. (3) A European protocol for technical quality control on breast tomosynthesis systems. R. van Engen, H. Bosmans, R. Bouwman, D. Dance, P. Heid, B. Lazzari, N. Marshall, S. Schopphoven, C. Strudley, M. Thijssen, K. Young. IWDM 2014; 29 juni-2 juli, Japan. (4) P. Heid, A. Bolderdijk, RE van Engen. Evaluation of breast tomosynthesis phantoms. June 2014.
6.3 Contrast mammografie Bij het LRCB zijn er fantomen ontwikkeld die geschikt zijn voor dosimetrie bepaling bij mammografie en tomosynthese. De geschiktheid van de fantomen voor tomosynthese wordt momenteel geëvalueerd en gevalideerd in een grote patiënten studie (ter bepaling van de overeenkomst tussen fantoomdosis en patientendosis; zoals eerder gemeld). De 13
geschiktheid van dezelfde fantomen voor dosimetrie bij een nieuwe imaging techniek als contrast mammografie is recentelijk door Ramona Bouwman onderzocht en dit heeft geresulteerd in publicatie als technical note in Physics in Medicine and Biology.(1) In samenwerking met radiologen en fysici van het Maastricht UMC+ is een studie verricht naar de diagnostische performance, de beeldkwaliteit en dosis van de laag energetische contrast mammografie beelden in vergelijking met de FFDM beelden uit de screening. Een concept paper met de resultaten is inmiddels gereed om in te dienen voor publicatie. Referentie (1) Bouwman RW, van Engen RE, Young KC, Veldkamp WJH, Dance DR. Dose assessment in contrast enhanced digital mammography using simple phantoms simulating standard model breasts. Phys. Med. Biol. 60 (2015) N1-N7.
6.4 Klinische beeldkwaliteit Het is gebruikelijk om de beeldkwaliteit van beeldvormende systemen uit te drukken aan de hand van fysische kenmerken zoals contrast, scherpte en ruis. Dergelijke kenmerken zijn echter moeilijk te vertalen naar de mogelijke diagnostische prestaties van radiologen met het beeldvormend systeem, oftewel de klinische beeldkwaliteit. De noodzakelijke ontwikkeling van nauwkeurige en praktische technieken voor het kwantificeren van klinische beeldkwaliteit is een nog braakliggend terrein van onderzoek. Het LRCB en de afdeling Radiologie van het LUMC hebben een subsidie ontvangen uit het STW Open Technologieprogramma voor het project CLUES. CLUES richt zich op het ontwikkelen van modellen om beeldkwaliteit in relatie tot de klinische taak te beoordelen. Het project beschrijft de ontwikkeling van methoden die gebruik zullen maken van computer modellen van de menselijke waarnemer in combinatie met zelf te ontwikkelen antropomorfe fantomen (fantomen die de anatomie van de borst op beeld nabootsen). In dit project zal het LRCB nauw samenwerken met het LUMC, AMC en het Radboudumc.
6.5 FAST paddle Sinds de invoering van de digitale mammografie heeft men in het bevolkingsonderzoek borstkanker de beschikking over twee verschillende compressieplaten (ook wel paddles genoemd): de standaard paddle en de FAST (Fully Automatic Self-adusting Tilt) compressie paddle. In toenemende mate kwamen er vragen uit screeningsregio’s naar de vergelijkbaarheid tussen de FAST compressie paddle en de standaard paddle. Er was echter nooit vergelijkend wetenschappelijk onderzoek met deze twee methoden voor borstcompressie gedaan. Het LRCB en Bevolkingsonderzoek Oost hebben in een wetenschappelijke studie de kwaliteit van de foto en de dosis bij gebruik van de FAST compressie paddle vergeleken met de standaard paddle. In het onderzoek is ook meegenomen of de pijnbeleving van cliënten samenhangt met de gebruikte paddle. In oktober 2010 is door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vergunning verleend voor dit onderzoek. 14
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat over het geheel genomen de standaard paddle meer positieve punten heeft dan de FAST paddle ten aanzien van de kwaliteit van de opname. Voor de kwaliteit is het belangrijk dat het borstklierweefsel zo compleet en goed mogelijk wordt afgebeeld met een homogene beeldbewerking. Dat is bij de standaard paddle beter dan bij de FAST paddle. Bekend is dat de meeste tumoren zich bevinden op de locatie lateraal boven in de borst. Met de standaard paddle wordt dit gebied beter afgebeeld. Qua pijnbeleving en stralenbelasting is er geen verschil tussen beide paddles gevonden. Samenvattend hebben we geconcludeerd dat er een voorkeur bestaat voor de standaard paddle boven de FAST paddle. Voor het gebruik in de screeningssituatie heeft het LRCB dan ook geadviseerd om in principe deze paddle te gebruiken. In specifieke gevallen, zoals bijvoorbeeld wanneer het gebied achter de tepel of de borstbuikovergang een mogelijke afwijking laten zien, kan het maken van een aanvullende opname met de FAST paddle extra informatie leveren. In 2014 is een publicatie over de resultaten van het onderzoek is gepubliceerd in European Radiology.(1) Referentie (1) Broeders MJ, ten Voorde M, Veldkamp WJH, van Engen RE, van Landsveld-Verhoeven C, ’t Jong-Gunneman M, de Win J, Droogh-de Greve K, Paap E, den Heeten GJ. Comparison of a flexible versus a rigid breast compression paddle: pain experience, projected breast area, radiation dose and technical image quality. Eur Radiol. 2014. DOI 10.1007/s00330014-3422-4 6.6 Folie studie De firma Planmed heeft een mammograaf die uitgerust is met de mogelijkheid om folie aan te brengen op de compressieplaat en de bucky (het MaxView systeem). Het MaxView systeem wordt aanbevolen omdat de folie ervoor zou zorgen dat de borst beter tussen de compressieplaat en de bucky worden gefixeerd, met name bij vrouwen met dense en/of kleine borsten. Bovendien zou er meer borstweefsel afgebeeld worden en zou het voor vrouwen minder oncomfortabeler zijn omdat de noodzaak tot herpositioneren afneemt. Het LRCB onderzoekt in samenwerking met Bevolkingsonderzoek Oost de waarde van het MaxView systeem in de screening. Tijdens deze studie krijgen vrouwen één extra opname van de borst met folie. Wij hebben door twee radiologen en twee laboranten de beeldkwaliteit laten beoordelen om zo het verschil tussen de twee technieken te bepalen. Tevens zijn de borstoppervlakte en dosis bepaald. Ook zijn er extra analyses uitgevoerd met betrekking tot de kracht. Op dit moment is het manuscript klaar en zal in begin 2015 aangeboden worden voor publicatie.
6.7 Compressie Er zijn zeer veel klachten over pijn en ongemak bij het mammografisch onderzoek van de borst, die deels te maken kunnen hebben met een aantal onlogische aspecten van de compressie techniek. Het LRCB en de afdeling Biomechanical Engineering and Physics van het AMC Amsterdam hebben in 2010 een klinische studie uitgevoerd waarbij een op grootte en consistentie van de borst toegesneden compressie procedure is geïntroduceerd (de AMC 15
Pijn studie). Bij 500 vrouwen is de compressie druk tijdens het gehele onderzoek gemeten en gecorreleerd met objectieve biomechanische parameters en de meer subjectieve uitkomst maat van pijn. De specifieke vraag hierbij was of er een individueel toegesneden compressieprotocol kan worden bepaald waardoor de extreme drukverschillen tussen vrouwen onderling verdwijnen zonder de beeldkwaliteit in gevaar te brengen. De resultaten duiden erop dat compressie op maat, namelijk op geleide van de druk die bij vervorming wordt opgebouwd, mogelijk is. Op basis van de AMC pijn studie zijn in 2013 twee artikelen geaccepteerd door Medical Physics. Deze zijn inmiddels beiden door het tijdschrift gepubliceerd. (1,2) De volgende stap in dit onderzoek was het vergelijken van de nieuwe en de oude compressie methode. De Apeldoorn trial, gesubsidieerd door Pink Ribbon, is eind april 2012 van start gegaan. In het onderzoek is per vrouw één van de vier opnamen gemaakt met drukgestuurde compressie. Deze opname is vergeleken met de overeenkomstige opnamerichting aan de andere kant die gemaakt is met krachtgeleide compressie (de huidige standaard). Daarbij is, naast de pijnbeleving van de vrouw, ook gekeken naar de hoeveelheid röntgenstraling die nodig is en de kwaliteit van de beelden. In totaal zijn in 2012 250 cliënten voor de CC-opname en 250 cliënten voor de MLO-opname geïncludeerd. Eind 2014 zijn er twee artikelen geaccepteerd door European Journal of Radiology over het gebrek aan standaardisatie in compressie en over de resultaten van de Apeldoorn.(3,4) Deze zullen in hetzelfde issue van dit tijdschrift verschijnen. Daarnaast is er een artikel geschreven over de ervaren pijn tijdens de Apeldoorn trial. Tijdens de RSNA 2014 is een presentatie gehouden over de resultaten van de Apeldoorn trial. Ook heeft dit abstract daar extra aandacht gekregen in de internationale pers door bespreking in de Scientific Press Conference. Uit deze studies blijkt dat de druk-geleide compressie leidt tot een aanzienlijk afname in de gemiddelde pijn, maar vooral tot het grotendeels verdwijnen van extreme pijn. Daarbij blijft de kwaliteit van de foto goed. Het is wel van belang dat de laboranten die deze methode gaan gebruiken extra opleiding krijgen om de druk-geleide aanpak goed toe te passen. Referenties (1) De Groot JE, Broeders MJ, Branderhorst W, den Heeten GJ, Grimbergen CA. A novel approach to mammographic breast compression: improved standardization and reduced discomfort by controlling pressure instead of force. Med Phys 2013;40(8):081901. (2) De Groot JE, Broeders MJ, Branderhorst W, den Heeten GJ, Grimbergen CA. Mammographic compression after breast conserving therapy; controlling pressure instead of force. Med Phys 2014;41(2):023501. (3) De Groot JE, Branderhorst W, Grimbergen CA, den Heeten GJ, Broeders MJ. Towards personalized comparison in mammography: a comparison study between pressure- and forcestandardization. Eur J Radiol 2014. DOI 10.1016/j.ejrad.2014.12.005. [Epub ahead of print]
(4) Branderhorst W, de Groot JE, Highnam R, Chan A, Böhm-Velez M, Broeders MJM, den Heeten GJ, Grimbergen CA. Mammographic compression – A need for mechanical standardization. Eur J Radiol 2014. DOI 10.1016/j.ejrad.2014.12.012 [Accepted]
16
6.8 Computer Aided Detection Om radiologen te helpen borstkanker zo vroeg mogelijk op te sporen, zijn computerprogramma’s (computer aided detection oftewel CAD-technieken) ontwikkeld om de meest verdachte gebieden op het mammogram aan te wijzen. In oktober 2012 heeft Rianne Swart-Hupse, Radboudumc, haar proefschrift verdedigd, waarin ze concludeert dat een nieuw computerprogramma dat radiologen interactief ondersteunt een stuk effectiever blijkt te zijn dan de huidige software. Het programma toont itt tot de eerdere CAD programma’s alleen de resultaten voor de gebieden die de radioloog op de opname zelf aangeeft. Bovendien geeft het per gebied de mate van verdenking op maligniteit. Dit kan vervolgens met het oordeel van de radioloog vergeleken worden. Het computerprogramma kan ook zelfstandig functioneren. De performance is vergelijkbaar met het niveau van een beginnend radioloog en zou dan ook een mogelijke extra onafhankelijke lezer kunnen zijn.(1) De afdeling Radiologie van het Radboudumc heeft in samenwerking met medewerkers van het LRCB een grote KWF subsidie ontvangen om dit de komende jaren verder uit te werken. Een onderdeel daarvan is het ontwikkelen van een gespecialiseerde CAD voor de detectie en differentiatie van potentieel maligne microcalcificaties. De huidige generatie CAD detecteert een storend aantal vasculaire verkalkingen. De eerste resultaten zijn gepresenteerd op het IWDM 2014 (2) en verder onderzoek naar de verwijdering van dit type calcificaties zal in de loop van 2015 gepubliceerd worden. Referenties (1) Swart-Hupse R. Detection of malignant masses in breast cancer screening by computer assisted decision making. Proefschrift UMC St Radboud, afdeling Radiologie, Nijmegen. Oktober 2012. ISBN 978-90-9026-997-9. (2) Mordang JJ, Hauth J, den Heeten GJ, Karssemeijer N. Automated labeling of screening mammograms with arterial calcifications. Breast Imaging 2014; 8539:589-96.
17
Hoofdstuk 7 Publicaties 2013/2014 Hieronder staat een selectie van wetenschappelijke publicaties door Nederlandse onderzoekers die betrekking hebben op het bevolkingsonderzoek op borstkanker, gepubliceerd in 2013 of 2014. De vetgedrukte namen zijn medewerkers van het LRCB. Barentsz MW, Wessels H, van Diest PJ, Pijnappel RM, van der Pol CC, Witkamp AJ, van den Bosch MA, Verkooijen HM. Same-day diagnosis based on histology for women suspected of breast cancer: high diagnostic accuracy and favorable impact on the patient. PLoS One. 2014;9(7):e103105. Barentsz MW, Wessels H, van Diest PJ, Pijnappel RM, Haaring C, van der Pol CC, Witkamp AJ, van den Bosch MA, Verkooijen HM. Tablet, web-based, or paper questionnaires for measuring anxiety in patients suspected of breast cancer: patients' preferences and quality of collected data. J Med Internet Res. 2014;16(10):e239. Barentsz MW, Postma EL, van Dalen T, van den Bosch MA, Miao H, Gobardhan PD, van den Hout LE, Pijnappel RM, Witkamp AJ, van Diest PJ, van Hillegersberg R, Verkooijen HM. Prediction of positive resection margins in patients with non-palpable breast cancer. Eur J Surg Oncol. 2014 Sep 2. pii: S0748-7983(14)01056-7. Bluekens AM, Broeders MJM, den Heeten GJ. Mammography in breast cancer screening: a step forward? Expert Rev Anticancer Ther. 2013;13(5):505-7. Bluekens AMJ, Veldkamp WJH, Schuur KH, Karssemeijer N, Broeders MJM, den Heeten GJ. The potential use of ultra-low radiation dose images in digital mammography – a clinical proof-of-concept study in craniocaudal views. BJR [accepted 2014] Bouwman RW, Diaz O, van Engen RE, Young KC, den Heeten GJ, Broeders MJ, Veldkamp WJ, Dance DR. Phantoms for quality control procedures in digital breast tomosynthesis: dose assessment. Phys Med Biol. 2013; 58(13):4423-38. Branderhorst W, de Groot JE, Highnam R, Chan A, Böhm-Velez M, Broeders MJM, den Heeten GJ, Grimbergen CA. Mammographic compression – A need for mechanical standardization. Eur J Radiol 2014. DOI 10.1016/j.ejrad.2014.12.012 [Accepted] Broeders MJ, Moss SM. Pitfalls in Autier and Boniol’s estimate of self-selection in casecontrol studies. Eur J Cancer Prev. 2014;23(1):69-70. Broeders MJ, ten Voorde M, Veldkamp WJH, van Engen RE, van Landsveld-Verhoeven C, ’t Jong-Gunneman M, de Win J, Droogh-de Greve K, Paap E, den Heeten GJ. Comparison of a flexible versus a rigid breast compression paddle: pain experience, projected breast area, radiation dose and technical image quality. Eur Radiol.2014.DOI 10.1007/s00330-014-3422-4 Couwenberg AM, Verkooijen HM, Li J, Pijnappel RM, Charaghvandi KR, Hartman M, van Gils CH. Assessment of a fully automated, high-throughput mammographic density
18
measurement tool for use with processed digital mammograms. Cancer Causes Control. 2014;25(8):1037-43. Drukker CA, Schmidt MK, Rutgers EJ, Cardoso F, Kerlikowske K, Esserman LJ, van Leeuwen FE, Pijnappel RM, Slaets L, Bogaerts J, Van't Veer LJ. Mammographic screening detects low-risk tumor biology breast cancers. Breast Cancer Res Treat. 2014;144(1):103-11. de Gelder R, Heijnsdijk EA, Fracheboud J, Draisma G, de Koning HJ. The effects of populationbased mammography screening starting between age 40 and 50 in the presence of adjuvant systemic therapy. Int J Cancer. 2014 Nov 27. [Epub ahead of print] de Glas NA, de Craen AJ, Bastiaannet E, Op 't Land EG, Kiderlen M, van de Water W, Siesling S, Portielje JE, Schuttevaer HM, de Bock GT, van de Velde CJ, Liefers GJ. Effect of implementation of the mass breast cancer screening programme in older women in the Netherlands: population based study. BMJ. 2014;349:g5410. Grimbergen CA, den Heeten GJ. Pressure and breast thickness in mammography--what about physics? Br J Radiol. 2013 Jul;86(1027):20130208. de Groot JE, Broeders MJ, Branderhorst W, den Heeten GJ, Grimbergen CA. A novel approach to mammographic breast compression: Improved standardization and reduced discomfort by controlling pressure instead of force. Med Phys. 2013;40(8):081901 de Groot JE, Broeders MJ, Branderhorst W, den Heeten GJ, Grimbergen CA. Mammographic compression after breast conserving therapy: controlling pressure instead of force. Med Phys. 2014;41(2):023501. De Groot JE, Branderhorst W, Grimbergen CA, den Heeten GJ, Broeders MJ. Towards personalized comparison in mammography: a comparison study between pressure- and force-standardization. Eur J Radiol 2014. DOI 10.1016/j.ejrad.2014.12.005. [Epub ahead of print] den Hartogh MD, Philippens ME, van Dam IE, Kleynen CE, Tersteeg RJ, Pijnappel RM, Kotte AN, Verkooijen HM, van den Bosch MA, van Vulpen M, van Asselen B, van den Bongard HD. MRI and CT imaging for preoperative target volume delineation in breast-conserving therapy. Radiat Oncol. 2014;9(1):63. Hernandez-Giron I, Calzado A, Geleijns J, Joemai RM, Veldkamp WJ. Comparison between human and model observer performance in low-contrast detection tasks in CT images: application to images reconstructed with filtered back projection and iterative algorithms. Br J Radiol. 2014;87(1039):20140014. Hupse R, Samulski M, Lobbes MB, Mann RM, Mus R, den Heeten GJ, Beijerinck D, Pijnappel RM, Boetes C, Karssemeijer N. Computer-aided Detection of Masses at Mammography: Interactive Decision Support versus Prompts. Radiology. 2013;266:123-9.
19
Hupse R, Samulski M, Lobbes M, den Heeten A, Imhof-Tas MW, Beijerinck D, Pijnappel R, Boetes C, Karssemeijer N. Standalone computer-aided detection compared to radiologists' performance for the detection of mammographic masses. Eur Radiol. 2013;23:93-100. Klompenhouwer EG, Duijm LE, Voogd AC, den Heeten GJ, Nederend J, Jansen FH, Broeders MJ. Variations in screening outcome among pairs of screening radiologists at non-blinded double reading of screening mammograms: a population-based study. Eur Radiol. 2014;24(5):1097-104. Klompenhouwer EG, Duijm LE, Voogd AC, den Heeten GJ, Strobbe LJ, Louwman MW, Coebergh JW, Venderink D, Broeders MJ. Re-attendance at biennial screening mammography following a repeated false positive recall. Breast Cancer Res Treat. 2014;145(2):429-37. Lynge E, Ponti A, James T, Májek O, von Euler-Chelpin M, Anttila A, Fitzpatrick P, Frigerio A, Kawai M, Scharpantgen A, Broeders M, Hofvind S, Vidal C, Ederra M, Salas D, Bulliard JL, Tomatis M, Kerlikowske K, Taplin S; ICSN DCIS Working group. Variation in detection of ductal carcinoma in situ during screening mammography: a survey within the International Cancer Screening Network. Eur J Cancer. 2014;50(1):185-92. Menezes GL, Knuttel FM, Stehouwer BL, Pijnappel RM, van den Bosch MA. Magnetic resonance imaging in breast cancer: A literature review and future perspectives. World J Clin Oncol. 2014;5(2):61-70. Nederend J, Duijm LE, Louwman MW, Roumen RM, Jansen FH, Voogd AC. Trends in surgery for screen-detected and interval breast cancers in a national screening programme. Br J Surg. 2014 Jul;101(8):949-58. Nederend J, Duijm LE, Louwman MW, Coebergh JW, Roumen RM, Lohle PN, Roukema JA, Rutten MJ, van Steenbergen LN, Ernst MF, Jansen FH, Plaisier ML, Hooijen MJ, Voogd AC. Impact of the transition from screen-film to digital screening mammography on interval cancer characteristics and treatment - A population based study from the Netherlands. Eur J Cancer. 2013;50(1):31-9. Otten JD, Fracheboud J, den Heeten GJ, Otto SJ, Holland R, de Koning HJ, Broeders MJ, Verbeek AL. Likelihood of early detection of breast cancer in relation to false-positive risk in life-time mammographic screening: population-based cohort study. Ann Oncol. 2013;24(10):2501-6. Paap E, Verbeek ALM, Botterweck AAM, van Doorne-Nagtegaal HJ, Imhof-Tas M, de Koning HJ, Otto SJ, de Munck L, van der Steen A, Holland R, den Heeten GJ, Broeders MJM. Breast cancer screening halves the risk of breast cancer death: a case-referent study. Breast. 2014;23(4):439-44. Paci E, Broeders M, Hofvind S, Puliti D, Duffy SW; EUROSCREEN Working Group. European breast cancer service screening outcomes: a first balance sheet of the benefits and harms. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2014;23(7):1159-63. 20
Pengel KE, Loo CE, Wesseling J, Pijnappel RM, Rutgers EJ, Gilhuijs KG. Avoiding preoperative breast MRI when conventional imaging is sufficient to stage patients eligible for breast conserving therapy. Eur J Radiol. 2014;83(2):273-8. Ripping TM, Verbeek AL, van der Waal D, Otten JD, den Heeten GJ, Fracheboud J, de Koning HJ, Broeders MJ. Immediate and delayed effects of mammographic screening on breast cancer mortality and incidence in birth cohorts. Br J Cancer. 2013;109(9):2467-71. Setz-Pels W, Duijm LE, Coebergh JW, Rutten M, Nederend J, Voogd AC. Re-attendance after false-positive screening mammography: a population-based study in the Netherlands. Br J Cancer. 2013 Oct 15;109(8):2044-50. Timmers JM, Damen JA, Pijnappel RM, Verbeek AL, Den Heeten GJ, Adang EM, Broeders MJ. Cost-effectiveness of non-invasive assessment in the Dutch breast cancer screening program versus usual care: A randomized controlled trial. Can J Public Health. 2014 Jul 31;105(5):e342-7. Timmers JM, Verbeek AL, Inthout J, Pijnappel RM, Broeders MJ, den Heeten GJ. Breast cancer risk prediction model: a nomogram based on common mammographic screening findings. Eur Radiol. 2013;23(9):2413-9. Timmers JM, Verbeek ALM, Pijnappel RM, Broeders MJM, den Heeten GJ. Experiences with a self-test for Dutch breast screening radiologists: Lessons learnt. Eur Radiol. 2014;24(2):294304. van Breest Smallenburg V, Nederend J, Voogd AC, Coebergh JW, van Beek M, Jansen FH, Louwman WJ, Duijm LE. Trends in breast biopsies for abnormalities detected at screening mammography: a population-based study in the Netherlands. Br J Cancer. 2013;109(1):2428. van Luijt PA, Fracheboud J, Heijnsdijk EA, den Heeten GJ, de Koning HJ; National Evaluation Team for Breast Cancer Screening in the Netherlands Study Group (NETB). Nation-wide data on screening performance during the transition to digital mammography: observations in 6 million screens. Eur J Cancer. 2013;49:3517-25. Verbeek ALM, van Dijck JAAM, Broeders MJM. Het effect van kankerscreening op sterfte – het patiënt-controleonderzoek als evaluatiemethode. NTvG. 2014;158:A7047. Van der Waal D, Verbeek AL, den Heeten GJ, Ripping TM, Tjan-Heijnen VC, Broeders MJ. Breast cancer diagnosis and death in the Netherlands: a changing burden. Eur J Public Health. 2014 Jun [Epub ahead of print]. Weber RJ, Nederend J, Voogd AC, Strobbe LJ, Duijm LE. Screening outcome and surgical treatment during and after the transition from screen-film to digital screening mammography in the south of the Netherlands. Int J Cancer. 2014 Nov 22. [Epub ahead of print] 21