Wilhelmina Ziekenhuis Assen
Vertrouwd en dichtbij
Informatie voor patiënten
Anesthesie en postoperatieve pijnbestrijding bij kinderen
zz
Inhoud Belangrijk: nuchter Belangrijk: voorbereiding thuis Preoperatief spreekuur
1
Anesthesioloog en anesthesiemedewerker
4
Anesthesie
5
Algehele anesthesie (narcose)
6
Bijwerkingen van algehele anesthesie
7
Locoregionale anesthesie
8
Dag van de operatie
9
Pijnbestrijding na de operatie
12
Nuttige informatie
15
Deze brochure gaat over de gang van zaken rondom de operatie, in het bijzonder over de anesthesie en de pijnbehandeling na de operatie. Neemt u deze informatiebrochure aandachtig door! Als u nog vragen hebt, kunt u die tijdens het preoperatief spreekuur stellen aan de anesthesioloog.
Belangrijk: nuchter Voor iedere operatie waarbij anesthesie (verdoving) wordt gebruikt, moet uw kind nuchter zijn, anders kan de operatie niet doorgaan in het belang van de veiligheid van uw kind! Doordat uw kind anesthesie krijgt, worden onder andere de lichaamsreflexen uitgeschakeld die verhinderen dat er voedsel of vloeistof vanuit de maag in de longen komt. Als uw kind voor de operatie eet of drinkt, is dat dus gevaarlijk.
Operatie ’s morgens (8 - 12 uur) Vanaf 24.00 uur de nacht voor de operatie mag uw kind niet meer eten. Tot twee uur voor de geplande opnametijd mag uw kind alleen heldere vloeistof-
fen drinken: water, thee, zwarte koffie en ranja. Uw kind mag géén melk of andere zuivelproducten gebruiken (ook niet in de koffie of de thee) en geen vruchtensap! Eventuele medicijnen die uw kind mag doorgebruiken in overleg met de anesthesioloog, kunnen worden ingenomen met een slokje water.
Operatie ’s middags (12 - 17 uur) Uw kind mag tot 6.00 uur alleen eten: een of twee beschuiten met jam of
appelstroop zonder boter. Tot 10.00 uur mag uw kind alleen heldere vloeistoffen drinken: water, thee, zwarte koffie en ranja. Uw kind mag géén melk of andere zuivelproducten gebruiken (ook niet in de koffie of de thee) en geen vruchtensap! Eventuele medicijnen die uw kind mag doorgebruiken in overleg met de anesthesioloog, kunnen worden ingenomen met een slokje water.
Baby’s U mag uw kind flesvoeding geven tot zes uur voor de geplande opnametijd. U mag uw kind borstvoeding geven tot vier uur voor de geplande opnametijd. U mag uw kind heldere vloeistoffen geven ((suiker)water of ranja) tot twee uur
voor de geplande opnametijd. Eventuele medicijnen die uw kind mag doorgebruiken in overleg met de anesthe-
sioloog, kunnen worden ingenomen met een slokje water.
Belangrijk: voorbereiding thuis Medicijnen Als uw kind medicijnen gebruikt, mag het die voor de operatie gewoon innemen met een slokje water! Het is belangrijk dat eventuele medicijnen voor het hart, de longen en de bloeddruk ook worden ingenomen op de dag van de operatie. Vergeet ook eventuele pufjes voor de longen niet. Als er medicijnen zijn die uw kind niet mag innemen, zal de anesthesioloog u hierop wijzen tijdens uw bezoek aan de pre-operatieve poli.
Geen sieraden of make-up Op de operatieafdeling mag uw kind géén (tong)piercings, ringen of andere sieraden dragen. Ook is het niet toegestaan om make-up op te hebben. Aan de beide handen en voeten van uw kind moet ten minste één nagel vrij zijn van nagellak (geldt ook voor blanke nagellak), hars, gelnagels of kunstnagels (dus vier nagels in totaal). Bij een operatie aan een hand of voet geldt dat alle nagels van de te opereren hand of voet vrij moeten zijn. Eventuele sieraden worden verwijderd. Zo nodig worden ringen doorgezaagd.
Geen crème Uw kind mag zich op de dag van de operatie niet insmeren met bodycrème of bodylotion. Ook mag uw kind in het gezicht geen crème gebruiken of nivea.
Niet scheren Gedurende de vijf dagen voor de operatie mag uw kind de huid van het operatiegebied niet scheren of ontharen.
Stoppen met roken Als uw kind rookt, is het verstandig als het daar twee weken voor de operatie tijdelijk mee stopt.
Lenzendoosje Als uw kind contactlenzen draagt, moet het deze voor de operatie op de verpleegafdeling uitdoen. Vergeet niet zelf een lenzendoosje van huis mee te nemen!
Brillenkoker Draagt uw kind een bril, dan moet het die vlak voor de operatie afzetten. Het is handig om van huis een brillenkoker mee te nemen, zodat de bril daarin kan worden bewaard
1
Preoperatief spreekuur Preoperatieve poli Uw kind komt binnenkort naar het ziekenhuis voor een operatie. Voordat een definitieve planning kan worden gemaakt, hebben u en uw kind een afspraak op de preoperatieve poli. Op de preoperatieve poli wordt door de anesthesioloog en de anesthesiemedewerker een inschatting gemaakt van mogelijke risico’s die samenhangen met de operatie en de bijbehorende anesthesie (verdoving). Dit is nodig om aan uw kind voor, tijdens en na de operatie optimale zorg te kunnen verlenen. Ook wordt uitleg gegeven over de verschillende anesthesietechnieken die eventueel in aanmerking komen en wordt er zoveel mogelijk in samenspraak met u en uw kind een anesthesietechniek gekozen.
Na het bezoek aan de arts die uw kind gaat opereren en het preoperatieve onderzoek door de anesthesioloog bent u dus op de hoogte van de operatietechniek, de anesthesietechniek en de eventuele daaraan verbonden risico’s.
Tijdens het preoperatieve spreekuur komen alleen medische onderwerpen aan bod. Vragen over de datum en het tijdstip van de operatie kunnen niet beantwoord worden. Deze informatie krijgt u (schriftelijk of telefonisch) van de afdeling Opname. Soms wordt u aansluitend op het preoperatieve spreekuur direct doorverwezen naar de afdeling Opname voor het maken van een afspraak.
2
Preoperatief spreekuur Risico-inschatting De inschatting van eventuele risico’s rond de operatie gebeurt aan de hand van: het medisch dossier De anesthesioloog bekijkt de gegevens van uw kind die beschikbaar zijn in het WZA. Onder andere wordt gekeken naar de resultaten van eventuele onderzoeken zoals bloedonderzoek. Mocht u over gegevens beschikken van een behandeling van uw kind in een ander ziekenhuis, neemt u die dan mee naar het preoperatieve spreekuur! een preoperatieve vragenlijst Voor het bezoek van uw kind aan de preoperatieve poli, wordt u verzocht een vragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst geeft de anesthesioloog, naast algemene informatie, een goed inzicht in de conditie van uw kind, ervaringen met eventuele vroegere operaties onder anesthesie, het huidige medicijngebruik en mogelijke allergieën. Het is belangrijk dat u deze vragen nauwkeurig beantwoordt. lichamelijk onderzoek Tijdens het bezoek op de preoperatieve poli vindt lichamelijk onderzoek plaats dat vooral gericht op het hart en de longen. Ook wordt gekeken naar specifieke zaken die belangrijk zijn in verband met de anesthesie zoals de anatomie van het gezicht, de mondopening, het gebit, de beweeglijkheid van de nek en de anatomie van de rug. Zo nodig vraagt de anesthesioloog aanvullende onderzoeken aan en worden er extra maatregelen genomen om de operatie veilig en comfortabel te laten verlopen. Hierbij kunt u denken aan een onderzoek door de kinderarts, bloedonderzoek of nieuwe medicatie.
3
Preoperatief spreekuur
Als uw kind medicijnen gebruikt, wordt u verzocht om bij uw apotheker een actueel medicatieoverzicht op te vragen en dit mee te nemen naar het preoperatieve spreekuur. In het medicatieoverzicht staat welke medicijnen uw kind gebruikt en of er sprake is van allergieën. Een operatie gaat pas definitief door na goedkeuring van de anesthesioloog. Welke anesthesietechniek? Aan de hand van alle gegevens zal de anesthesioloog in samenspraak met u (en uw kind) bepalen wat de geschikte anesthesietechniek is. De soort operatie, de medische voorgeschiedenis en de lichamelijke toestand van uw kind spelen bij het kiezen van de anesthesietechniek een belangrijke rol. Er wordt ook rekening gehouden met uw eventuele voorkeur maar de veiligheid van uw kind tijdens en na de operatie en de medische argumenten zijn doorslaggevend. Als er vragen zijn over de anesthesie, stel ze dan gerust. De anesthesioloog kan u beter dan wie ook uitleg geven over het wat, het hoe en het waarom. Medicijngebruik Als uw kind diabetes heeft, krijgt het een verwijzing voor de poli Kindergeneeskunde. Hier kan uw kind terecht aansluitend op het bezoek aan de preoperatieve poli. U krijgt dan precies te horen welke diabetesmedicijnen uw kind de dag voor en de dag van de operatie mag gebruiken.
4
Anesthesioloog en anesthesiemedewerker Anesthesioloog Een operatie veroorzaakt ingrijpende veranderingen in het lichaam met onmiddellijke gevolgen voor het functioneren ervan. Tijdens de operatie zorgt de anesthesioloog ervoor dat de vitale functies van uw kind in stand blijven. Er wordt voor gezorgd dat de hartfunctie en bloedsomloop van uw kind op peil blijven en dat de longen voldoende zuurstof opnemen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van moderne apparatuur. Een anesthesioloog is dus niet alleen verantwoordelijk voor de anesthesie maar ook voor het behoud van alle lichaamsfuncties. Voor, tijdens en na de operatie neemt de anesthesioloog alle maatregelen die nodig zijn om uw kind veilig door de operatie heen te loodsen. Goede pijnbestrijding is daar onderdeel van. Een anesthesioloog is een medisch specialist die na het artsendiploma een specialisatie heeft gevolgd in de anesthesiologie en chronische pijnbestrijding. Een anesthesioloog is ook actief betrokken bij de behandeling van patiënten op de afdeling Intensive care en de afdeling Spoedeisende Hulp als er vitale functies bedreigd zijn. Houdt u er rekening mee dat de anesthesioloog die u ziet tijdens het preoperatieve spreekuur vaak niet dezelfde is als de anesthesioloog die bij de operatie aanwezig is. Anesthesiemedewerker De anesthesioloog werkt nauw samen met de anesthesiemedewerker. Samen zorgen zij ervoor dat de operatie in veilige en comfortabele omstandigheden plaatsvindt.
5
Anesthesie Pijn Vanuit het operatiegebied gaan er tijdens de operatie pijnsignalen naar het lichaam. Pijn is niet alleen een zeer onaangename gewaarwording maar pijn is lichamelijk ook uiterst belastend. Behalve pijn gaan er tijdens een operatie ook nog andere signalen naar allerlei organen en verstoren op die manier hun werking. Door adequate pijnbestrijding en kunstmatige slaap worden deze reacties zoveel mogelijk opgevangen. Risico’s De risico’s van anesthesie staan los van de soort operatie. De anesthesie grijpt even diep in op het lichaam tijdens een kleine als tijdens een grote operatie. In beide gevallen is dezelfde voorzichtigheid en professionaliteit nodig. Anesthesie Er zijn twee soorten anesthesie:
algehele anesthesie (narcose) locoregionale anesthesie
6
Algehele anesthesie (narcose) Slaapmiddel, pijnstillers, spierverslappers Bij algehele anesthesie(narcose) wordt uw kind door middel van een slaapmiddel tijdelijk buiten bewustzijn gebracht. Uw kind krijgt ook sterke pijnstillers toegediend. Bovendien zijn er vaak spierontspanners nodig om de operatie mogelijk te maken of om een goede controle van de ademhaling te verzekeren. Infuus Het toedienen van de medicatie gebeurt via een infuus, een kapje, een zetpil, een tablet of een prikje. Door het infuus kan uw kind vocht en eventueel bloed en medicijnen krijgen om zijn lichaamsfuncties te ondersteunen. Zuurstof De middelen die toegediend worden, hebben een grote invloed op de ademhaling. Daarom krijgt uw kind als veiligheidsmaatregel altijd extra zuurstof, voordat er met de anesthesie wordt gestart. Dit gebeurt via een kapje. Ademhalingsfunctie De anesthesioloog zal afhankelijk van de toestand van uw kind en de soort operatie maatregelen nemen om de ademhalingsfunctie te ondersteunen. Dit gebeurt door het plaatsen van een buisje in de keelholte of luchtpijp. Het buisje wordt gekoppeld aan een beademingsapparaat, zodat de ademhaling tijdens de operatie optimaal kan worden ondersteund. Onderhoud van de anesthesie Om de anesthesie in stand te houden krijgt uw kind in de loop van de operatie extra slaapmiddelen, pijnstillers of spierverslappers via een infuus. Ook kan er via de ademhaling anesthesiegas worden toegediend. Soms wordt er een katheter (slangetje) geplaatst in de blaas of de maag. Aangezien uw kind tijdens de operatie buiten bewustzijn is, merkt het van al deze handelingen niets. Als uw kind in slaap wordt gebracht, is het normaal als het daarna druk om zich heen gaat bewegen. Uw kind heeft daar geen controle over. Vervolgens ontspant uw kind zich.
7
Bijwerkingen van algehele anesthesie Misselijkheid en braken Er zijn verschillende factoren die misselijkheid en braken kunnen veroorzaken na een operatie. De voornaamste zijn: de soort operatie (Na oogoperaties, ooroperaties en buikoperaties treedt vaker misselijkheid op.) sterke pijnstillers die gebruikt worden tijdens en na de operatie (morfineachtige stoffen) pijn na de operatie stress en angst voorafgaand aan de operatie gevoeligheid voor reisziekte Misselijkheid na een operatie kan enkele uren tot een paar dagen duren. De misselijkheid kan grotendeels worden opgevangen door antimisselijkheidsmedicatie. Als uw kind slechte ervaringen heeft met misselijkheid, is het belangrijk dit tijdens het preoperatieve spreekuur te vermelden. Sufheid Het is normaal als uw kind na een operatie onder anesthesie een tijdje suf is. Daarom moet uw kind na een operatie in dagbehandeling naar huis worden ‘vervoerd’, dat wil zeggen: uw kind mag niet zelfstandig (op de fiets of brommer) aan het verkeer deelnemen, ook niet onder begeleiding. Keelpijn en heesheid Door het buisje dat uw kind voor de operatie in zijn luchtwegen krijgt om de ademhaling te regelen, kan het last krijgen van keelpijn en heesheid. Tandletsel, loszittende tanden Door het aanbrengen van een buisje in de luchtwegen bestaat er een klein risico dat het gebit van uw kind beschadigd wordt. Het risico is groter als uw kind een kleine mondopening heeft, een stijve nek, slechte tanden of aan het wisselen is. Als hiervan sprake is, wilt u de anesthesioloog daarvan dan op de hoogte brengen?
8
Locoregionale anesthesie Locoregionale anesthesie Men spreekt van locoregionale anesthesie als een deel van het lichaam wordt verdoofd. Het kan gaan om een verdoving van het onderlichaam, een been of een arm. (Locoregionale technieken worden niet bij elke operatie toegepast.) Meestal wordt locoregionale anesthesie gecombineerd met algehele anesthesie of een roesje, zodat uw kind slaapt tijdens de operatie. Locoregionale anesthesietechnieken locoregionale anesthesietechnieken Bij operaties aan de schouder, arm, hand, knie of voet kunnen met behulp van een zenuwstimulator en een echoapparaat de zenuwbundels in het te opereren lichaamsdeel worden opgezocht en vervolgens verdoofd. Deze technieken hebben als voordeel dat de anesthesie langer werkt dan de operatie. Daardoor kan uw kind gedurende een langere periode (soms tot 36 uur) pijnvrij zijn. caudaal anesthesie Bij deze techniek wordt bij heel jonge kinderen ter hoogte van het staartbotje plaatselijk verdovingsvloeistof ingespoten. Hierdoor wordt het onderlichaam verdoofd (vanaf de liezen tot aan de voeten). Houdt u er rekening mee dat uw kind zolang de verdoving werkt minder kracht heeft in zijn arm of been.
9
Dag van de operatie Opnamedatum Uw kind wordt meestal opgenomen op de dag van de operatie (soms een dag voor de operatie). Medicijnen Op de kinder- en jeugdafdeling krijgt uw kind voor de operatie een aantal medicijnen:
Uw kind krijgt een pijnstillend middel dat helpt bij de bestrijding van de pijn na de operatie. Op de plaats waar eventueel later op de operatieafdeling een infuus wordt ingebracht, krijgt uw kind verdovingszalf. De zalf verdooft de huid, zodat uw kind niks voelt van het inbrengen van het infuus. Een operatie is voor kinderen een spannende gebeurtenis. Door voorafgaand aan de operatie een rustgevend middel toe te dienen, is het mogelijk om angstgevoelens te ver-minderen. Kinderen vanaf 1 jaar krijgen daarom op de kinderafdeling ongeveer een half uur voor de operatie een bepaalde hoeveelheid Dormicum. Dit zorgt ervoor dat uw kind slaperig wordt en daardoor minder spanning ervaart. Kinderen onder de 30 kg krijgen Dormicum als drankje, grotere kinderen in de vorm van een tablet. De dosering is afhankelijk van het gewicht van uw kind en wordt voorgeschreven door de anesthesioloog. Links/rechts Voor iedere operatie waarbij een links/rechtsverwisseling mogelijk is, zal een verpleegkundige u vragen om met een stift een pijl te tekenen op het te opereren lichaamsdeel van uw kind, bijvoorbeeld een arm of been. Zo wordt voorkomen dat uw kind eventueel aan de verkeerde kant wordt geopereerd.
10
Dag van de operatie Operatieafdeling Uw kind wordt in een bed naar de operatieafdeling gebracht. Eerst komt u in de voorbereidingsruimte waar u kennis maakt met de anesthesioloog en de anesthesiemedewerker. Uw kind krijgt hier eventueel een infuusnaaldje. (Als uw kind met een kapje in slaap wordt gebracht, krijgt het geen infuusnaaldje.) Daarna wordt uw kind naar de operatiekamer gebracht.
Aanwezigheid ouders In principe is het toegestaan dat u op de operatiekamer bij uw kind blijft tot het in slaap is gebracht. (Dit geldt voor één van beide ouders.)
Als uw kind nog heel klein is, mag u het soms op schoot houden wanneer gestart wordt met de anesthesie. Het is normaal als uw kind na het toedienen van de anesthesie eerst ongecontroleerd gaat bewegen. Daarna ontspant uw kind zich vanzelf. In uitzonderingssituaties is het veiliger als er geen ouder mee naar de operatiekamer gaat. Dat bespreekt de anesthesioloog dan met u. Als u zwanger bent, wordt het afgeraden om mee te gaan naar de operatiekamer. Overlegt u in dat geval met de anesthesioloog. Om hygiënische redenen is het verplicht om op de operatieafdeling ‘schone’ kleren te dragen. Daarom krijgt u, voordat u deze ruimte binnen gaat, een overall om over uw eigen kleren aan te trekken, een mutsje en schoenhoesjes.
11
Dag van de operatie Operatiekamer Op de operatiekamer gaat uw kind liggen op de operatietafel. Uw kind krijgt plakkers op zijn borst om het hartritme te kunnen controleren en een lampje om zijn vinger om het zuurstofgehalte in het bloed te kunnen bepalen. Ook wordt er meestal een bloeddrukmeter aangebracht. Voordat er gestart wordt met de anesthesie overlegt het operatieteam kort over de belangrijkste punten van de medische toestand, de operatie en de anesthesie (de zgn. time-out procedure). Dit is een extra veiligheidsmaatregel. Na de operatie Na de operatie wordt uw kind naar de verkoeverkamer gebracht. Anesthesiemedewerkers en anesthesiologen houden de toestand van uw kind hier goed in de gaten. Uw kind wordt aangesloten op bewakingsapparatuur waarmee de ademhaling, het hartritme en de bloeddruk gecontroleerd worden. Soms krijgt uw kind als veiligheidsmaatregel ook nog extra zuurstof. Zo nodig krijgt uw kind vocht, bloed of medicijnen. Soms wordt uw kind tijdelijk na-beademd totdat het weer zelfstandig kan ademen. Ook wordt begonnen met pijnbestrijding. Als uw kind op de verkoeverkamer is aangekomen, mag u zo snel mogelijk naar uw kind toe. Uw kind gaat terug naar de verpleegafdeling wanneer de belangrijkste lichaamsfuncties stabiel zijn.
12
Pijnbestrijding na de operatie Pijnbestrijding Iedere operatie veroorzaakt in meer of mindere mate pijn. Goede pijnbestrijding heeft een positief effect op het herstel. Hierdoor zal uw kind na de operatie beter doorademen, ophoesten, bewegen, slapen en eten. Pijnmeting Pijn is moeilijk meetbaar. Er bestaat geen goed meetinstrument maar er zijn wel hulpmiddelen om een enigszins betrouwbaar beeld te krijgen van de hoeveelheid pijn die uw kind heeft. Na de operatie zal een verpleegkundige van de kinder- en jeugdafdeling regelmatig bij uw kind langskomen om de pijn te beoordelen. Dit gebeurt door middel van een pijnscore. Aan de hand van een cijfer van 0 (geen pijn) tot 10 (ergst denkbare pijn) kan uw kind aangeven hoeveel pijn het heeft. Voor kinderen die nog geen cijfers kennen, is er een pijnliniaal met gezichtjes waarvan de uitdrukking varieert van lachen tot huilen. Uitgaande van deze score kunnen er maatregelen worden genomen om de pijn te bestrijden of de pijnbehandeling aan te passen.
13
Pijnbestrijding na de operatie Methoden van pijnbestrijding Er zijn verschillende manieren om pijn te verhelpen. Welke methode gebruikt wordt, hangt af van het type operatie, de medische toestand van uw kind en de duur van de opname (dagopname of meerdaagse opname). met tabletten Bijvoorbeeld paracetamol, diclofenac en tramadol. met zetpillen Bijvoorbeeld paracetamol, diclofenac en morfine. met een drankje Bijvoorbeeld paracetamol. met een prikje Dit geldt vooral voor krachtige pijnmedicatie. met een infuus Bij deze techniek worden sterke pijnstillers rechtstreeks in de bloedbaan gespoten voor een snelle en efficiënte pijnstilling. met een PCA-pomp Hierbij wordt uw kind na de operatie via een infuus verbonden met een computerbewaakt pompje met daarin een oplossing van sterke pijnstillers. Door op een knop te drukken kan uw kind zichzelf pijnmedicatie toedienen. De pomp is zo ingesteld dat uw kind nooit te veel pijnstillers krijgt. De dosis is namelijk beperkt en er is een tijdslimiet waarna de toediening van pijnstilling automatisch geblokkeerd wordt door de pomp zelf. Als uw kind in aanmerking komt voor een PCA-pomp, krijgt het tijdens de opname de informatiekaart ‘Hoe gebruik je de PCA-pomp?’ uitgereikt. De tekst van deze kaart is ook te vinden op www.wza.nl/Patiënten/Anesthesiologie/Meer informatie.
14
Pijnbestrijding na de operatie
met een katheter Als locoregionale anesthesie wordt toegepast van schouder, arm of been is het soms mogelijk om een slangetje te plaatsen waarlangs na de operatie pijnstillende medicatie kan worden toegediend. met een combinatie van technieken Soms worden verschillende pijnbestrijdingsmethoden gecombineerd. Pijnstillende medicatie kan verschillende bijwerkingen hebben. Last van misselijkheid en braken komt het meest voor. Ook kan uw kind te maken krijgen met sufheid, jeuk, plasproblemen en een slap gevoel in zijn benen. Als uw kind een of meer van deze klachten heeft, meldt u dat dan aan een verpleegkundige. Als uw kind is aangesloten op een pijnpomp of een langwerkende plaatselijke verdoving heeft gekregen, krijgt het de eerste drie dagen na de operatie dagelijks bezoek van een anesthesiemedewerker die deskundig is op het gebied van pijnbehandeling na een operatie.
15
Nuttige informatie Veranderingen doorgeven Als er in de periode tussen het onderzoek van de anesthesioloog op de preoperatieve poli en de opnamedatum veranderingen optreden in de medische toestand van uw kind, neemt u dan zo snel mogelijk contact op met de secretaresse van de preoperatieve poli. De preoperatieve poli is bereikbaar op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur op telefoonnummer (0592) 32 56 80. Controlemomenten Tijdens de verschillende fasen van het operatietraject (preoperatief spreekuur – opname – start operatie) zijn controlemomenten ingebouwd. Daardoor komt het voor dat meerdere malen dezelfde vraag wordt gesteld. Deze controles wijzen dus niet op gebrekkige communicatie (wat wel eens wordt gedacht) maar zijn juist bedoeld om de veiligheid van uw kind te verhogen.
Hebt u een opmerking of een klacht? De medewerkers en specialisten van het Wilhelmina Ziekenhuis Assen doen hun best u de juiste (medische) zorg te geven. Mocht er toch iets gebeuren waarover u niet tevreden bent, dan verzoeken wij u om dat door te geven. Dat kan aan degene die direct verantwoordelijk is of aan de ombudsfunctionaris van het ziekenhuis. Deze is bereikbaar via:
e-mailadres:
[email protected] telefoonnummer: (0592) 32 56 24/32 55 55 (maandag t/m donderdag) postadres: WZA t.a.v. ombudsfunctionaris, postbus 30.001, 9400 RA Assen
Wilhelmina Ziekenhuis Assen
Europaweg-Zuid 1 Postbus 30.001 9400 RA Assen Telefoon (0592) 32 55 55 www.wza.nl
© 2014 WZA
anest02 – april 2014
Meer informatie over de klachtenprocedure vindt u op www.wza.nl/patienten/een-klacht