Anesthesie bij kinderen Polikliniek Anesthesiologie: Preoperatieve Zorg Telefoon 020 510 8107 Route 05
Binnenkort ondergaat uw kind een operatie in het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis. De behandelend specialist van uw kind heeft u daarover geïnformeerd. Bij die operatie is een vorm van anesthesie (narcose of verdoving) nodig. In deze brochure wordt nadere informatie gegeven over verschillende vormen van anesthesie en de gang van zaken op de operatiedag. Als u na het lezen nog vragen heeft, stelt u die dan gerust aan de anesthesioloog of de verpleegkundige.
Voorbereiding op de ziekenhuisopname Het wordt op prijs gesteld als u voor de opname met uw kind een bezoek brengt aan de kinderafdeling voor een kennismaking en voorbereiding. Uw kind raakt alvast vertrouwd met de omgeving. Tevens kunt u daar nog vragen stellen. Elke woensdag is er een voorlichtingsmiddag op de afdeling Kindergeneeskunde, route 24. Van 14.00 uur tot 14.30 uur voor kinderen van 0 t/m 8 jaar en van 14.30 uur tot 15.00 uur voor kinderen van 9 t/m 18 jaar. Een pedagogische medewerker bereidt uw kind voor aan de hand van foto's en materialen. U krijgt te horen wat er allemaal gebeurt vanaf het moment dat u en uw kind in het ziekenhuis komen tot aan het ontslag naar huis.
De anesthesioloog De anesthesioloog is de arts die zich heeft bekwaamd in de verschillende vormen van anesthesie, pijnbestrijding en intensieve zorg rond de operatie. De anesthesioloog wordt in zijn werk op de operatiekamer bijgestaan door een anesthesiemedewerker. De anesthesioloog bewaakt tijdens de anesthesie de belangrijke lichaamsfuncties zoals de ademhaling, de bloedsomloop en de temperatuurregulatie en stelt deze eventueel bij. De anesthesioloog en de anesthesiemedewerker houden uw kind onafgebroken onder controle, vanaf het moment dat u met uw kind in de operatiekamer arriveert, totdat uw kind naar de uitslaapkamer en vervolgens weer terug naar de afdeling gaat.
Preoperatief onderzoek
de medische voorgeschiedenis van uw kind, eventueel medicijngebruik en allergieën vaccinaties en het heersen van eventuele besmettelijke ziekten in uw leefomgeving de wijze waarop uw kind onder anesthesie wordt gebracht (met behulp van een kapje of een prikje) en welke vorm van anesthesie wordt toegepast (algeheel wel of niet in combinatie met plaatselijke anesthesie) nuchterheidsbeleid eventuele premedicatie: de premedicatie zijn pijnstillende, kalmerende middelen die uw kind op de verpleegafdeling ter voorbereiding kan krijgen als u vragen heeft op medisch gebied heeft kunt u deze aan de anesthesioloog stellen
V.20160407
Aansluitend op het polikliniekbezoek waarin de arts de operatie met u en uw kind besproken heeft gaat u naar de polikliniek anesthesiologie. Hier hebt u een gesprek met de anesthesioloog. Tijdens dit gesprek kunnen de volgende punten aan de orde komen:
Wijziging gezondheidstoestand Tussen het bezoek aan de polikliniek anesthesiologie en de dag van de operatie kan de gezondheidstoestand van uw kind veranderen. Uw kind heeft bijvoorbeeld andere klachten gekregen of is (andere) medicijnen gaan gebruiken. Neem in de volgende gevallen contact op met de behandelend arts: als uw kind vlak voor de geplande operatie ziek wordt en/of koorts krijgt als uw kind binnen drie weken voor de geplande operatie in contact is geweest met waterpokken
Vaccinaties Vaccinaties rond de operatiedag kunt u beter uitstellen. Het advies is: DKTP, HIB en/of Meningokokken-C vaccinaties,: niet binnen 2 dagen vóór en 2 dagen na de operatie BMR vaccinatie: niet binnen 14 dagen vóór de operatie acellulaire kinkhoest (aK) en hepatitis A niet binnen 2 dagen vóór en 2 dagen na de operatie
Medicijnen Neem de medicijnen van uw kind mee op de dag van de opname. Over het algemeen kan uw kind de medicijnen de dagen voor en ook op de operatiedag gewoon innemen. In sommige gevallen moeten de medicijnen tijdelijk gestopt worden. Op de polikliniek anesthesiologie wordt dit met u besproken. Een uur voor de operatie wordt gestart met pijnmedicatie in de vorm van een zetpil of tablet. Deze medicijnen werken preventief en zorgen voor minder pijn na de operatie.
Nuchterheidsbeleid Nuchter - kinderen Enkele uren voor de operatie of ingreep moet uw kind stoppen met eten en drinken. Als uw kind nog borst- of flesvoeding krijgt, zijn er aparte regels.
Uw kind spuit insuline voor suikerziekte (diabetes) of gebruikt tabletten? Dan gelden voor uw kind aparte instructies. Let op! Het is belangrijk dat u de instructies goed opvolgt.
Richtlijn nuchter zijn - kinderen die fles- of borstvoeding krijgen eten
drinken
Tot 6 uren voor de operatie of het
borstvoeding of
alleen water, appelsap of
onderzoek
flesvoeding
aanmaaklimonade*
Tot 4 uren voor de operatie of het
(alleen) borstvoeding
onderzoek Tot 2 uren voor de operatie of het onderzoek
niets
Vanaf 2 uren voor de operatie of het
niets
niets
onderzoek
Richtlijn nuchter zijn - kinderen
Tot middernacht (00.00 uur ’s nachts) voor de operatie
eten
drinken
alles
alles
niets
alleen water, appelsap of
of het onderzoek Vanaf 00.00 uur ´s nachts tot 2 uur voor de operatie of het
aanmaaklimonade*
onderzoek Vanaf 2 uren voor de operatie of het onderzoek
niets
niets
* Kinderen jonger dan 12 jaar appelsap 200 ml aanmaaklimonade 200 ml (30 ml aanmaaklimonade + 170 ml water) * Kinderen ouder dan 12 jaar appelsap 400 ml aanmaaklimonade 400 ml (60 ml aanmaaklimonade + 340 ml water)
Richtlijn nuchter zijn - kinderen met suikerziekte (diabetes)
Tot middernacht (00.00 uur ’s nachts) voor de operatie of het
eten
drinken
alles
alles
niets
alleen water
niets
niets
onderzoek Vanaf 00.00 uur ´s nachts tot 2 uren voor de operatie of het onderzoek Vanaf 2 uren voor de operatie of het onderzoek
Omdat uw kind nuchter is, moet de diabetesmedicatie op de dag van de operatie of onderzoek worden aangepast. De arts bespreekt dat met u. Voor de operatie of ingreep controleren wij altijd de bloedsuiker van uw kind. Als het nodig is, passen we de medicijnen verder aan.
Praktische voorbereiding zorg dat uw kind geen sieraden draagt verwijder eventuele nagellak doe eventuele contactlenzen voor de operatie uit, neem het lensdoosje mee naar het ziekenhuis, of vervang de lenzen voor een bril verwijder losse beugels en plaatjes uit de mond laat het weten als uw kind loszittende tanden of kiezen heeft
Verschillende soorten anesthesie Algehele anesthesie (narcose) Er bestaan verschillende soorten anesthesie of verdoving. De meest bekende is de algehele anesthesie of narcose, waarbij het hele lichaam wordt verdoofd en uw kind diep in slaap is. Hij/zij voelt, hoort of ziet niets van de operatie. De algehele verdoving wordt via een kapje of via een infuus toegediend. De keus voor een kapje of infuus is onder andere afhankelijk van de leeftijd en het gewicht van uw kind en het soort ingreep. Toediening via een kapje De anesthesioloog plaatst een kapje over mond en neus van uw kind. Uit de kap komt narcosegas. Hierdoor valt uw kind in diepe slaap. Uw kind moet het narcosegas diep inademen. Omdat het gas niet lekker ruikt, vinden kinderen dit vaak moeilijk. Het duurt dan wat langer voordat de narcose werkt. Ook geldt dat hoe groter een kind is, hoe langer de inwerkingsduur. Uw kind kan onwillekeurige bewegingen maken met armen of benen, soms draaien de ogen. Veel kinderen gaan hoorbaar ademen. Dit is allemaal normaal, u hoeft zich hierover geen zorgen te maken. Vervolgens wordt uw kind slap en valt in slaap. Sommige kinderen raken overstuur door de ongewone situatie. Het is dan beter om door te gaan en het kapje op neus en mond te zetten. Het snel in slaap maken van een kind in paniek kan voor het kind de beste oplossing zijn en voorkomen dat het nog meer in paniek raakt. Toediening via een infuus Uw kind krijgt een infuusnaald (prik) in de elleboogplooi of in de bovenkant van de hand. Deze plaatsen worden op de kinderafdeling afgeplakt met een pleister met verdovingszalf (Emla). Hierdoor voelt uw kind het prikken bijna niet. Op de operatiekamer brengt de anesthesioloog het infuus aan en spuit daardoor vervolgens het slaapmiddel in. Dit kan een branderig gevoel in de arm of hand geven. Uw kind valt snel in een diepe slaap. Na het in slaap brengen wordt de verdoving onderhouden via het kapje of infuus. De anesthesioloog en een anesthesiemedewerker zijn bij de operatie aanwezig om onverwachte reacties of veranderingen in het lichaam op te merken en op te vangen. Combinatie van anesthesie Soms combineert de anesthesioloog de algehele verdoving met een andere vorm van verdoving. Dit wordt wel een pijnblokgenoemd. Wanneer uw kind onder algehele verdoving is gebracht, krijgt hij een extra prik. De plaats van de prik is afhankelijk van het gebied waar geopereerd wordt. Door deze prik heeft uw kind na de operatie minder pijn en kan de narcose wat lichter zijn. Soms zijn de benen ook verdoofd door deze prik. Andere soorten anesthesie Met name bij grotere kinderen kan er in overleg regionale of lokale anesthesie worden gegeven. Regionale anesthesie Hierbij wordt een groter gedeelte van het lichaam, zoals een arm of het gehele onderlichaam, tijdelijk gevoelloos gemaakt. Uw kind voelt geen pijn. Wel kan hij/zij tijdens de operatie voelden dat hij wordt aangeraakt. Van de operatie ziet uw kind niets, omdat alles met doeken wordt afgedekt. Uw kind blijft tijdens de operatie wakker. Als hij/zij dat prettig vindt kan hij/zij een licht slaapmiddel krijgen. Lokale anesthesie Hierbij wordt alleen de plaats van de operatie gevoelloos gemaakt door het inspuiten van een verdovend middel. Deze vorm van verdoving is vooral geschikt voor kleinere ingrepen. Meer informatie vindt u in de folder Anesthesie.
Op de operatieafdeling Samen met de verpleegkundige brengt u uw kind naar de operatieafdeling. Er mag één ouder mee de operatiekamer in. Uw kind mag een knuffel meenemen. Bij de ingang van de operatieafdeling krijgt u een overall aan en een muts op. Ook uw kind krijgt een muts op. U bevindt zich nu op de holding, hier kunnen meer patiënten liggen die wachten op hun operatie. U wordt zo snel mogelijk opgehaald en naar de operatiekamer begeleid.
Operatiekamer Op de operatiekamer zijn de arts, die uw kind zal opereren, de anesthesioloog, de anesthesiemedewerker en minimaal twee operatieassistenten. Er staat veel apparatuur en er hangen 2 grote lampen. Uw kind wordt aangesloten aan de bewakingsapparatuur. Hij/zij krijgt plakkers op de borst om de hartslag te meten en een klemmetje op een vinger of teen om het zuurstofgehalte in het bloed te meten. Hierna brengt de anesthesioloog uw kind in slaap. Als uw kind slaapt, begeleidt een operatieassistent u naar buiten.
De uitslaapkamer Als de operatie achter de rug is, brengen de anesthesioloog en de anesthesiemedewerker uw kind naar de uitslaapkamer. In deze ruimte liggen ook andere patiënten die bijkomen na hun operatie. U wordt zo snel mogelijk na de operatie geroepen. Als uw kind wakker wordt, zal hij/zij nog heel slaperig zijn. Ook kan uw kind misselijk zijn, pijn hebben of hees zijn. Deze eventuele bijwerkingen kunnen op de uitslaapkamer behandeld worden. Uw kind is aangesloten aan de bewakingsapparatuur. Een verpleegkundige let er op dat uw kind goed van de operatie bijkomt.
Terug naar de afdeling Als uw kind goed wakker is, komt de verpleegkundige van de kinderafdeling u en uw kind ophalen. Meestal mag uw kind daar weer snel beginnen met kleine hoeveelheden drinken en daarna eten.
Is narcose veilig? Door verbetering van de bewakingsapparatuur, het beschikbaar komen van moderne geneesmiddelen en door een goede opleiding van de anesthesioloog en diens medewerkers is anesthesie tegenwoordig zeer veilig. Ondanks alle zorgvuldigheid zijn complicaties niet altijd te voorkomen. Zo kunnen er allergische reacties op medicijnen optreden. Bij het inbrengen van het beademingsbuisje kan het gebit worden beschadigd. En door een ongelukkige houding tijdens de operatie kan een zenuw in de arm of het been beklemd raken, waardoor tintelingen en krachtverlies kunnen blijven bestaan. Het optreden van ernstige complicaties door de anesthesie is vrijwel altijd te wijten aan een calamiteit, of het hangt samen met de gezondheidstoestand van uw kind voor de operatie. Vraag uw anesthesioloog gerust of de anesthesie in het geval bij uw kind bijzondere risico's met zich brengt.
Pijnbestrijding na de operatie Het streven is om pijn na de operatie zoveel mogelijk te bestrijden. Pijn mag geen belemmering zijn voor doorademen, ophoesten en bewegen. De verpleegkundigen en de arts zullen daarom regelmatig naar de pijn vragen. U en/of uw kind hoeven bij pijn niet te wachten tot de verpleegkundige aan bed komt voor de pijnmeting. Als uw kind pijn heeft kunt u dat het beste meteen aangeven. Hierdoor kan de pijnmedicatie, als dat nodig is, op tijd worden aangepast. Hoe langer uw kind wacht met het melden van de pijn, hoe moeilijker het is de pijn te bestrijden.