ANDELIJK
ROTOCOL
MBULANCEZORG
Versie 7.2 maart 2011
Deze versie is tot stand gekomen door Ambulancezorg Nederland in samenwerking met de NVMMA en V&VN AZ. Met dank aan: E.A.R. Ariëns H.A. Bosker J.J.A. van Boven F.L. van Eenennaam R. van Elburg A.A. Emons W.J.G.G. Gruijters J.M. Koops-Nijhoff R.A. Lichtveld E. van Loenen S. Manders B.T.J. Meursing R.H.M. van Poppelen H.J.P. de Raaf M. Rombouts M.G. Scot I.B. Schipper G.J.P. Smits G.M.J. de Vries M. de Visser R. de Vos D. van der Weert W.L.M. ten Wolde
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Ambulancezorg Nederland te Zwolle. ISBN: 9789080804821
1
Persoonlijke gegevens
3
1
Persoonlijke gegevens
Naam: Adres: Postcode:
Woonplaats:
Telefoon/Fax: Email:
@
BIG reg. nr.:
RAV/Ambulancedienst: Adres: Postcode:
Plaats:
Telefoon: prive mobiel Email:
@
www.
4
Inhoudsopgave
5
2
Inhoudsopgave
1.
Persoonlijke gegevens
2.
Inhoudsopgave 2.1 2.2
Hoofdstuk Alfabetisch
3.
Voorwoord
4.
Beroepsverenigingen en instanties
5.
Algemeen 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11 5.12 5.13 5.13a 5.13b 5.14 5.15 5.16 5.17 5.18 5.19 5.20 5.21 5.22 5.23
Brandweer Gegevensverstrekking Grootschalig incident Hygiëne MMT (secundaire inzet grond- of heliteam) Monitoring MRSA Niet starten/staken behandeling Onderzoek (algemeen) Onrust Opnamestop ziekenhuis Overleden Overplaatsing Overplaatsing (medicatie) Overplaatsing (apparatuur) Pijnbestrijding Politie Politiebegeleiding Tilassistentie Triage grootschalig incident Triage keuze van ziekenhuis Veiligheid Verwijzing Vooraankondiging en overdracht Weigering behandeling
6.
(A)irway 6.1 (A)irway CWK 6.2 Corpus alienum 6.3 Obstructie tracheacanule
7.
(B)reathing 7.1 (B)reathing
8.
(C)irculation 8.1 (C)irculation 8.2 Hypovolemische shock
9.
(D)isability 9.1 (D)isability (CZS)
10. (E)xposure 10.1 (E)xposure en secondary survey (anamnese en onderzoek) 11. Neurologie 11.1 Convulsies 11.2 CVA 12. Cardiologie 12.1 Acute cardiale klachten 12.2 Acuut Coronair Syndroom pijnbestrijding 12.3 Acuut Coronair Syndroom triage 12.4 Astma cardiale 12.5 Asystolie/PEA (no-shock scenario) 12.6 Bradycardie 12.7 Cardiogene shock 12.8 Circulatiearrest 12.9 Circulatiearrest > 15 minuten 12.10 Harttamponade 12.11 ICD 12.12 Pacemaker 12.13 ROSC na reanimatie 12.14 Tachycardie brede complexen 12.15 Tachycardie smalle complexen 12.16 Ventrikelfibrilleren/polsloze ventriculaire tachycardie 13. Pulmonologie 13.1 Astma bronchiale/COPD 14. Interne ziektebeelden 14.1 Anafylactische reacties 14.2 Hyperthermie 14.3 Hyperventilatie 14.4 Hypo-/hyperglycaemie 14.5 Hypothermie 14.6 Neusbloeding (non-trauma) 14.7 Septische shock
6
Methodiek protocollen algemeen onderzoek toestandsbeeld ABCD(E) methodiek
controleer: ademweg vrij ademhaling adequaat circulatie adequaat normaal bewustzijn
nee (A)irway CWK (B)reathing (C)irculation (D)isability (CZS)
ja specifiek protocol gebruikte symbolen 1
toestandsbeeld en/of additionele informatie
2 controle- en/of beslismoment 3
interventie
4 aantekening/ toelichting 5
verwijzing naar protocol
14
Algemeen
17
5.1
Brandweer
indicaties brand technische hulpverlening stabiliseren voertuig openknippen voertuig bevrijden patiënt (auto, landbouwmachine, put) instorting elektriciteit/bliksem ongeval gevaarlijke stoffen incl. decontaminatie waterongeval 5.17
tilassistentie
tilassistentie
grootschalig incident
grootschalig incident
5.3
verantwoording
18
5.2
Gegevensverstrekking
*wordt informatie gevraagd nodig voor adequate zorg en in het belang van directe behandeling patiënt
*b.v. vragen van: huisarts, behandelend specialist, e.d.
nee
ja tijdens zorgverlening
nee
afhandeling door dienstdoende leidinggevenden
ja verstrek uitsluitend die gegevens van belang voor behandeling van patiënt ('verantwoorde ambulancezorg') afhandeling geen informatie verstrekken aan derden tenzij: toestemming c.q. veronderstelde toestemming van patiënt/diens vertegenwoordiger meldingsplichtige infectieziekten conflict van plichten derden: een ieder die niet bij de directe behandeling van de patiënt betrokken is
vragen van b.v.: politie, media over wat, wie, hoe worden niet beantwoord
zorgverlening ('goed hulpverlenersschap' op grond van de WGBO) aan patiënt staat altijd op voorgrond; dit impliceert dat alleen in zeer bijzondere gevallen er een weging van plichten behoeft te worden gemaakt afweging van plichten wordt gemaakt enerzijds als zorgverlener (schending beroepsgeheim!) en anderzijds als burger als patiënt zich op openbare weg of in openbaar gebouw bevindt betekent dit niet dat politie automatisch wordt ingeschakeld; hiervoor moet altijd een bijzondere reden 5.15 zijn, die met professionele argumenten kan worden onderbouwd conform: politie
verantwoording
19
5.4
Hygiëne
Preventief bij iedere patiënt rekening houden met kans op besmetting gebruik bij voorkeur disposable materialen voorkom prikken aan naalden en andere scherpe voorwerpen naalden niet terugsteken in beschermhoes, maar zo snel mogelijk in prikvaste naaldencontainer deponeren eigen wondjes en andere huidbeschadigingen altijd afgedekt houden met waterafstotende pleister bij ieder te verwachten contact met bloed, wonden, vruchtwater of ander secretia (beschermende) handschoenen en disposable plastic overschort dragen kans op spatten dergelijke vloeistoffen bescherm dan: slijmvliezen van mond met mond/neus masker ogen met veiligheidsbril beademing alleen met masker-ballon c.q. intubatie of pocketmask met éénrichtingsventiel draag werkhandschoenen in situaties waarin dunne handschoenen gemakkelijk kunnen scheuren of bij kans op snijden of prikken elk contact met besmette patiënt, dient aan dienstdoende leidinggevende doorgegeven te worden, zodat er verdere maatregelen genomen kunnen worden Voor en na patiëntcontact handen wassen met water en gewone zeep of desinfecteren met 70% alcohol bij verontreiniging van niet-disposable materialen, brancards of wageninterieur: zo spoedig verwijderen huishoudelijk reinigen desinfecteren met alcohol 70% (brandbaar!) of Chloor 250 ppm (corrosief!) houd materiaal, dat met bloed of andere besmettingsbronnen is vervuild, apart (container, waszak) linnengoed en kleding, welke met bloed en dergelijke zijn vervuild in een aparte afgesloten en als zodanig herkenbare waszak bij wasserij afleveren Open tuberculose: patiënt en hulpverleners moeten geschikt mond-/neusmasker dragen SARS (aangetoond en/of vermoeden) gebruik goed sluitend mond-/neusmasker (bij voorkeur bereik 1 micron), OK-muts, schort en handschoenen patiënt ook voorzien van mond-/neusmasker na behandeling en vervoer gebruikt materiaal als besmettelijk behandelen en conform richtlijnen gereinigd (wassen op 60°C) c.q. weggegooid. Patiëntencompartiment grondig luchten en reinigen conform protocol MRSA Prik- of snij-accident wond goed laten doorbloeden bij blootstelling van beschadigde huiddelen of slijmvliezen uitspoelen met stromend water: huid desinfecteren met alcohol 70% (niet slijmvliezen) voor wonden PVP-jodium gebruiken elk prikaccident melden NBC patiënt besmet met nucleaire (radiologische), biologische of chemische agentia ontsmetten volgens protocol ‘Decontaminatie’
verantwoording
21
5.7
MRSA grote kans en/of aangetoonde besmetting (WIP categorie 1 en 2)
kleine kans op besmetting (WIP categorie 3 en 4)
beroepsmatig in nauw contact met levende varkens op varkensbedrijf woonachtig op varkensbedrijf < 2 maanden geleden uit buitenland teruggekeerd en in buitenlands ziekenhuis/verpleeghuis > 24 uur opgenomen zijn geweest geopereerd aangetoonde MRSA geïntubeerd (geweest) drains, catheters of intravasale lijnen hebben (gehad) wonden of mogelijke infectiebronnen (abcessen/furunkels/e.d.)
nauw contact met levende vleeskalveren op vleeskalverenbedrijf in buitenland klinisch of poliklinisch behandeld < 24 uur opgenomen geweest niet geopereerd geen drains, catheters of intravasale lijnen (gehad) niet geïntubeerd (geweest) geen wonden of mogelijke infectiebronnen (abcessen/furunkels/etc.) geen specifieke maatregelen vooraankondiging ziekenhuis: MRSA-categorie aangeven
voor vervoer: materialen die niet direct voor de zorgverlening noodzakelijk zijn verwijderen
gebruik bij voorkeur disposable materiaal
tijdens vervoer: ambulancemedewerkers dragen mond-/neusmasker en muts altijd disposable handschoenen en disposable schort aan na uitdoen van de handschoenen handen inwrijven met handalcohol voor aankomst in het ziekenhuis informeren welke route binnen het ziekenhuis gevolgd dient te worden na vervoer: gebruikte materialen in specifieke plastic zak/container deponeren interieur ambulance reinigen met water en schoonmaakmiddel en desinfecteren met Chloor 250 ppm. handschoenen, mond-/neusmasker, muts en schort als volgt uit-/afdoen handschoenen uitdoen handen inwrijven met handalcohol mond-/neusmasker afdoen muts afdoen schort afdoen handen inwrijven met handalcohol plastic zak/container in specifieke afvalsystemen deponeren linnengoed, dekens en molton in plastic zak doen, goed afsluiten en naar wasserij schone werkkleding aantrekken overdracht ziekenhuis: MRSA categorie melden bij categorie 1 en 2 (WIP): medewerkers met huidaandoeningen zoals furunkels, eczeem en psoriasis mogen, in verband met besmettingsrisico voor andere patiënt, MRSA patiënt niet verzorgen vervoerstijd > 4 uur en bewezen MRSA moet bij ambulancemedewerker(s) nadien een inventarisatiekweek (WIP; MRSA algemeen, juli 2006) worden afgenomen verantwoording
24
5.15
Politie
veiligheidsrisico voor: zorgverlener patiënt derde
nee
* hulpverleningstaak door politie gewenst/ noodzakelijk
nee vermoeden ernstig misdrijf
ja
nee
ja ja
kan patiënt instemmen met inschakelen politie ja
nee sprake van noodsituatie (verergering van situatie)
nee
ja schakel politie in
geen inzet politie
*tijdsfactor; hand- en spandiensten voor inzet politie moet altijd een bijzondere reden zijn die met professionele argumenten kan worden onderbouwd als patiënt zich op openbare weg of in openbaar gebouw bevindt betekent dit niet automatisch inschakelen politie anoniem melden bij politie is mogelijk
verantwoording
34
5.17
Tilassistentie
bij MKA aanvragen indien patiënt niet zelfstandig door de ambulancebemanning kan worden getild afvoer patiënt moeilijk (b.v. bouwplaats)
ja 5.1
brandweer
nee
kan tilassistentie verleend worden door 2e ambulance en/of omstanders ja
nee 5.15
politie
5.6
monitoring
verantwoording
36
5.20
Veiligheid
brand technische hulpverlening stabiliseren voertuig openknippen voertuig bevrijden patiënt (auto, landbouwmachine, put) instorting elektriciteit/bliksem *nog niet afgegane airbags ongeval gevaarlijke stoffen incl. decontaminatie waterongeval
riskante omgeving agressie
infectie-/ besmettingsgevaar 5.4
hygiëne
5.7
MRSA
5.1
5.15
brandweer
politie
veiligverklaring brandweer/politie ja
nee
ja 5.18
triage grootschalig incident
5.9
gebied niet betreden parkeer ambulance in veilig gebied
onderzoek (algemeen)
*let op bij bevrijden patiënt uit auto ongeval rijksweg: incident management rapporteer MKA: E: exact location T: type of incident H: hazards (potentiële en/of aanwezige gevaren) A: access (aanrijroute)
verantwoording
39
5.22
Vooraankondiging en overdracht
via MKA voorbericht aan ziekenhuisafdeling indien: klinische beoordeling/behandeling direct na aankomst noodzakelijk monitoring patiënt klinisch moet worden gecontinueerd logistieke reden vooraankondiging *M mechanism of injury (ongevalsmechanisme) *I injuries found and suspected (vermoedelijk letsel) S signs/beloop A: ademweg B: ademhalingsfrequentie, zuurstofsaturatie C: hartfrequentie, bloeddruk D: GCS (stijgend, stabiel of dalend), pupilreactie RTS T treatment given (behandeling) leeftijdscategorie geschatte tijd aankomst ziekenhuis bijzonderheden o.a. PCI ja/nee neurotrombolyse ja/nee zwangerschap besmettelijke infectieziekten overdracht *M mechanism of injury (ongevalmechanisme) *I injuries found and suspected (vermoedelijk letsel) S signs/beloop A: ademweg B: ademhalingsfrequentie, zuurstofsaturatie C: hartfrequentie, bloeddruk D: GCS (stijgend, stabiel of dalend), pupilreactie T treatment given (behandeling) bijzonderheden trend/beloop parameters kopie Ambulancezorg Patiënt Dossier (APD) uitdraai bewakingsapparatuur achterlaten HET: (digitale) foto *bij interne problematiek ziekte vermelden
verantwoording
41
Algemeen
221
Brandweer In dit protocol worden de indicaties voor inzet van de brandweer aangegeven. Bij ongevallen gevaarlijke stoffen wordt door de brandweer onderscheid gemaakt in de volgende klassen: 1. explosieven 2. gassen 3. brandbare vloeistoffen 4. brandbare vaste stoffen 5. oxiderende stoffen en organische peroxiden 6. giftige en infectieuze stoffen 7. radioactieve stoffen 8. bijtende stoffen 9. diverse (milieu)gevaarlijke stoffen Tevens worden nucleaire/radiologische, biologische en chemische incidenten (terrorisme) onderscheiden. Nucleaire incidenten er is sprake van een kernexplosie/-reactie, zoals bij transporten van nucleair materiaal en bij het gebruik van kernwapens of bij defect of sabotage van een kerncentrale of kernreactor Biologische incidenten er is sprake van biologische bestrijdingsmiddelen zoals ziekteverwekkende microorganismen (bacteriën, virussen en schimmels) Chemische incidenten er is sprake van het al dan niet opzettelijk verspreiden van chemische stoffen (opname via luchtwegen, huid en spijsverteringsstelsel) Referenties Protocol ‘Decontaminatie’; operationele uitvoering van kleinschalige chemische besmetting; Zie ook: http://www.infopuntveiligheid.nl/Infopuntdocumenten/ Protocol%20Decontaminatie%20kleinschalig.pdf
222
Gegevensverstrekking Onderstaande documenten zijn door de besturen in de ambulancesector in mei 2002 vastgesteld. Voor een uitgebreide toelichting op de in deze druk opgenomen protocollen wordt kortheidshalve verwezen naar: 1. contouren van het medisch beroepsgeheim (SOVAM; mei 2002) 2. beroepsgeheim en uitwisseling van gegevens tussen ambulancezorg, politie en Openbaar Ministerie (SOVAM; mei 2002) 3. een checklist ten behoeve van het opstellen van een regionaal convenant, waarin is vermeld wat de contactfunctionarissen van ambulanceorganisaties, politie en Openbaar Ministerie met elkaar kunnen regelen om een goede samenwerking inzake het beroepsgeheim te realiseren. Tevens worden in deze documenten de normen en regelgeving inzake het ‘beroepsgeheim medisch personeel’ nader uiteengezet. Criteria doorbreking beroepsgeheim Alles is in het werk gesteld om toestemming tot doorbreken van het geheim te krijgen; dit betekent dat, indien men door de politie verzocht wordt te spreken en dus het beroepsgeheim te schenden in het kader van een verdenking misdrijf (bijvoorbeeld kindermishandeling), het voorwaarde is dat eerst wordt geprobeerd toestemming te verkrijgen bij de patiënt of wettelijke vertegenwoordigers indien het om kinderen gaat. Een voogd is pas dan wettelijk vertegenwoordiger van een kind als de ouders uit het ouderlijk gezag worden ontheven. De, weliswaar op last van de rechter, aangestelde toeziend voogd is dat niet. Het niet doorbreken van het geheim levert voor een ander ernstige schade op; hier wordt gedoeld op een potentieel gevaarlijke situatie voor een patiënt en bijvoorbeeld kind(eren) in het gezin. De zwijgplichtige verkeert in gewetensnood door handhaving zwijgplicht. Er is geen andere weg om het probleem op te lossen dan door doorbreking van het geheim (subsidiariteit); de informatie moet dus niet beschikbaar zijn via een andere weg, of op een andere manier. Het moet vrijwel zeker zijn dat door geheimdoorbreking schade aan een ander kan worden voorkomen of beperkt. Het geheim moet zo min mogelijk worden geschonden (proportionaliteit). Het is verstandig om voorafgaand aan de melding of het eventuele ‘verhoor’ bij deze punten stil te staan en te overleggen met de MMA. Verslaglegging is van belang en draagt enerzijds bij aan het toetsen van de gedachte en anderzijds aan eventuele ondersteuning in juridische zin. Referenties Contouren van het medisch beroepsgeheim (SOVAM; mei 2002) Beroepsgeheim en uitwisseling van gegevens tussen ambulancezorg, politie en Openbaar Ministerie (SOVAM; mei 2002)
223
Hygiëne De basis voor dit protocol wordt gevormd door de richtlijnen zoals die zijn opgesteld door de Stichting Werkgroep Infectie Preventie (WIP). Deze richtlijn beschrijft de algemene en specifieke voorzorgsmaatregelen die gelden ten aanzien van de zorg voor patiënten die wegens ziekte of ongeval moeten worden vervoerd en/of behandeld door ambulancezorgverleners. Ze zijn gericht op: overdracht van micro-organismen van de ene naar de andere patiënt via de ambulancemedewerker te voorkomen te voorkomen dat een ambulancemedewerker tijdens zijn werkzaamheden een infectie oploopt (preventie beroepsziekten) SARS Coronavirussen zijn thermolabiel. In dierlijke excreta kunnen ze dagen tot weken overleven. Het is vooralsnog niet bekend welke desinfecteermaatregelen effectief zijn. Als desinfectie noodzakelijk wordt geacht, bijvoorbeeld van potentieel besmette oppervlakten of materialen, worden algemene desinfectiemaatregelen geadviseerd. Voor maatregelen t.a.v. ambulances na vervoer van patiënten met (serieuze verdenking op) SARS zie WIP-richtlijn ‘Infectiepreventie ten behoeve van de ambulancesector’, onder 8.3.1.1/8.3.2 (de aanbevolen maatregelen zijn dezelfde als bij het vervoer van een patiënt met verdenking MRSA aangevuld met oogbescherming). Referenties Werkgroep Infectie Preventie: Infectiepreventie ten behoeve van de Ambulancesector. 2006, juli. Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding; www.infectieziekten.info
225
MRSA Het protocol MRSA heeft betrekking op patiënten die korter dan twee maanden geleden in een buitenlands ziekenhuis hebben gelegen en geen aangetoonde MRSA-infectie hebben. Bij patiënten wiens opname langer geleden is, is de incubatietijd voorbij en zou de besmetting zich reeds eerder geuit moeten hebben. Waar het gaat om mogelijke MRSA-besmette patiënten, moeten maatregelen worden genomen conform het protocol, dat gebaseerd is op de WIP (Werkgroep Infectie Preventie)richtlijn. Het is van groot belang om iedere patiënt bij wie MRSA-maatregelen genomen worden goed te informeren over de reden daarvan. Uit recent onderzoek door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is gebleken dat bij ongeveer 40% van de slachtvarkens MRSA voorkomt. Ook bij kalveren wordt regelmatig MRSA-dragerschap vastgesteld. Verder blijkt uit kleinschalig onderzoek bij 26 varkenshouders dat 6 van hen (23%) MRSA-positief waren; van 150 dierenartsen bleek 4,6% positief te zijn. Op basis van deze gegevens heeft de Werkgroep Infectiepreventie het beleid ten aanzien van MRSA gewijzigd. Voor de ambulancesector geldt dat alle patiënten die beroepsmatig contact hebben met varkens of op een varkensbedrijf wonen, behandeld moeten worden als categorie 1/2 patiënt. Patiënten die beroepsmatig contact hebben met kalveren dienen behandeld te worden als categorie 3/4. Personen die in hun werk in nauw contact komen met levende vleeskalveren op vleeskalverenbedrijven worden ingedeeld in risicocategorie 3 van het MRSA-beleid van de WIP. Dit houdt in dat zij bij opname in een ziekenhuis of verpleeghuis worden gescreend op MRSA-dragerschap. Er hoeven geen beschermende maatregelen te worden genomen. Desinfectie door middel van luchten heeft alleen zin bij een besmetting met micro-organismen die door de lucht worden verspreid, zoals b.v. gebeurt bij tuberculose. Bij MRSA heeft dit geen zin. Ambulancemedewerkers mogen geen MRSA-(verdachte)patiënten verzorgen als ze zelf huidaandoeningen hebben zoals furunkels, psoriasis of eczeem. De bacterie kan namelijk via de huiddefecten van de ambulancemedewerkers overgebracht worden op andere patiënten, ook zonder dat zij zelf gevaar lopen. Referenties Werkgroep Infectie Preventie; www.wip.nl Infectiepreventie ten behoeve van de Ambulancesector. 2006, juli. MRSA algemeen. 2006, juli. Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding; www.infectieziekten.info
228
Politie Het inschakelen van de politie is onder bepaalde omstandigheden mogelijk. De afspraken hieromtrent zijn vastgelegd in een door de ambulancesector vastgesteld document: ‘Beroepsgeheim en uitwisseling van gegevens tussen ambulancezorg, politie en Openbaar Ministerie’ (SOVAM; mei 2002). Zie ook de verantwoording behorende bij het protocol ‘gegevensverstrekking’. Referenties Beroepsgeheim en uitwisseling van gegevens tussen ambulancezorg, politie en Openbaar Ministerie (SOVAM; mei 2002)
236
Tilassistentie In eerste instantie worden omstanders en/of een tweede ambulance ingeschakeld. Indien dit niet mogelijk is, of indien er sprake is van bijzondere omstandigheden (bv een gevaarlijke of slecht bereikbare locatie), worden de brandweer en/of politie gealarmeerd. Het inschakelen van de hoogwerker van de brandweer louter als vervanging voor tilwerkzaamheden wordt ontraden.
238
Veiligheid Uitgangspunt bij dit protocol is dat de politie en/of de brandweer een veiligheidsverklaring afgeven. Zonder deze verklaring wordt het gebied niet betreden en dienen de ambulancemedewerkers zich op veilige afstand te houden. Het stationeren van ambulances bij brand als preventieve maatregel wordt derhalve ontraden. Beter is zo nodig de paraatheid te verhogen en de ambulances op veilige afstand stand-by te houden. Aangaande de veiligheid zal, indien noodzakelijk, overleg met de andere disciplines (brandweer, politie) dienen plaats te vinden. Als de ambulance desondanks de eerst aanwezige hulpverlener is, zal een indruk verkregen moeten worden betreffende de aard van het incident, de omgeving en eventueel infectie-/ besmettingsgevaar. Pas als de veiligheid van de hulpverlener is gewaarborgd, kan een aanvang genomen worden met de te verlenen zorg; het is immers van weinig nut te starten met één hulpverlener minder en één patiënt meer! De code voor veiligheid kan worden onthouden als de 1-2-3 of safety: 1 self: veiligheid van jezelf 2 scene: veiligheid van je werkterrein 3 survivors: veiligheid van overlevenden. In nagenoeg alle regio’s wordt gewerkt met een dienstdoende leidinggevende in de functie van ‘Officier van Dienst Geneeskundig’ (OvDG). Deze OvDG wordt, volgens de Landelijke Standaard Meldkamer Ambulancezorg en/of regionaal afgesproken criteria, gealarmeerd en neemt ter plaatse de coördinerende taken van de ‘verpleegkundige 1e ambulance’ over. In dit protocol wordt ETHA gebruikt als systematiek voor het geven van de juiste informatie aan de MKA. Deze systematiek is afgeleid van METHANE (MIMMS). Zie verder onder ‘Triage grootschalig incident’. Incident management De veiligheidsmaatregelen bij incidenten op (auto)snelwegen voor de hulpdienst die als eerste op de plaats incident aankomt, bestaat uit de zes V's: veiligheidsruimte van 100 meter voertuig als buffer veiligheidskleding verkeerskegels verkeerssignalering vrijhouden aan- en afvoerroute. Bij een ongeval waarbij een voertuig betrokken is met gevaarlijke stoffen gelden 4 A's: afzetten van het incident op minimaal 100 meter ‘bovenwinds’ afwachten tot deskundigen arriveren afblijven; nergens aankomen afstand houden; op een afstand van minimaal 100 meter blijven. In het rood-blauwe boekje (7e druk, sept. 2004), komen de 4 A's ook aan de orde, alleen in een andere volgorde, te weten: afstand houden: blijf op een afstand van minimaal 100 meter en let daarbij op de windrichting: houd de wind in de rug afzetten: zet het gebied af op minimaal 100 meter afwachten: wacht met de wind in de rug, tot deskundigen arriveren. De brandweer heeft de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen en meetapparatuur om op verkenning te gaan afblijven: het spreekt voor zich dat je bij vermoeden van gevaarlijke stoffen voor je eigen veiligheid nergens aankomt. Referenties Protocol ‘Decontaminatie’; operationele uitvoering van kleinschalige chemische besmetting (2006); zie www.ambulanceprotocol.nl Richtlijn Eerste Veiligheidsmaatregelen bij Incidenten Rood-blauwe boekje (7e druk, sept. 2004)
241
Vooraankondiging en overdracht De behandeling van patiënten moet een continu proces zijn vanaf de melding tot aan de definitieve intramurale behandeling. Overdracht van informatie is essentieel voor de schakels in de zorg die de behandeling overnemen. De informatie moet op een eenduidige wijze worden overgebracht en er mag geen informatieverlies optreden. De MIST-methode voor vooraankondiging/overdracht kan zorgen voor een eenduidige en snelle wijze van informatieoverdracht. Vooraankondiging: alle patiënten waarbij een therapievrij interval onverantwoord is en/of monitoring moet worden gecontinueerd, dienen in elk geval te worden aangekondigd bij het ziekenhuis. Overdracht: in het ziekenhuis vindt een korte en krachtige overdracht plaats volgens MIST. Tijdens de overdacht wordt bij de S (Signs) nadere informatie over de vitale functies gegeven. Tevens worden onder de T (Treatment) kort en bondig de prehospitale interventies (intubatie, zuurstof, defibrillatie, infusietherapie, medicatie e.d.) doorgegeven. Een kopie van het Ambulance Patiënt Dossier (APD) en een uitdraai van de bewakingsapparatuur worden overhandigd, alsmede bij een Hoog Energetisch Trauma (HET) een (digitale) foto.
243