Analyse-uitkomsten Docent versus Instructeur
Wezenlijke verschillen tussen beide functionarissen Betekenis van deze verschillen voor de opzet en invulling van de leergang Instructeur
Marieke Geelen April 2010
Inhoudsopgave Inleiding
pag. 3
Wezenlijke verschillen kwaliteitsinstrumenten - Kwalificatieprofielen - Proeven van bekwaamheid - Opleidingsplannen
pag. pag. pag. pag.
Voorstel leergang Instructeur - Thema‟s en leerdoelen
pag. 8 pag. 8
4 4 6 6
Uitkomsten analysefase docent versus instructeur Marieke Geelen, maart 2010 2
Inleiding Tot op heden wordt het onderscheid tussen de functies Docent en Instructeur op onderstaande wijze verwoord: De docent is vakinhoudelijk en didactisch eindverantwoordelijk voor één of meerdere leergangen; is hiermee verantwoordelijk voor het functioneren van de instructeurs binnen deze context. Onder verantwoordelijkheid van een docent voert de instructeur afgebakende delen (les c.q. lessen) van een leergang uit, aansluitend op zijn eigen vakinhoudelijke expertise. Inmiddels is het duidelijk dat deze beschrijving alleen onvoldoende houvast biedt. Je zou mogen verwachten dat het onderscheid tussen beide functionarissen wordt verduidelijkt middels onderliggende kwaliteitsinstrumenten. Echter, dit blijkt onvoldoende het geval te zijn. Hieraan liggen de volgende redenen ten grondslag: - Voor beide functies ligt er in de basis één en hetzelfde functie- en competentieprofiel; Aanvankelijk zou er op basis van het functie- en competentieprofiel Instructeur, destijds ontwikkeld door een ontwikkelgroep, een leergang Instructeur ontwikkeld worden. Na het ontwikkelen van het kwalificatieprofiel is echter door voortschrijdend inzicht besloten dat de ingezette ontwikkeling een andere functionaris betreft, namelijk die van docent. Het functie- en competentieprofiel is in het licht van deze ontwikkeling niet herzien. Er lag immers als een gedegen kwalificatieprofiel. Hetzelfde profiel, naast het functie- en competentieprofiel Manschap B waar “Het geven van instructie” lange tijd een kerntaak was, is in een later stadium als brondocument gebuikt bij de totstandkoming van de kwaliteitsinstrumenten voor de functie Instructeur. - Zowel de functie- en competentieprofielen en hieruit voortvloeiend de kwalificatieprofielen, zijn bij uitstek de documenten waarin het onderscheid tussen de functies docent en instructeur helder verwoord moet zijn. Dit om vervolgens in de opleidingsprofielen de vertaalslag voor beiden op een juiste en concrete wijze nader te kunnen maken. Aanvullend op eerstgenoemd punt, wordt in de kwalificatieprofielen én de opleidingsplannen het onderscheid tussen beiden onvoldoende helder. Op basis van bovenstaande gegevens, is een grondige analyse van de verschillende kwaliteitsinstrumenten én het opleidingsmateriaal van met name de leergang Docent voorwaardelijk om het onderscheid tussen de functies docent en instructeur concreet weer te kunnen geven. Dit om vervolgens op basis van deze analyse te bepalen wat wel en wat niet in de lesmethode van de leergang Instructeur wordt opgenomen. De analyse is gebaseerd op de volgende instrumenten: - Kwalificatieprofielen - Proeven van bekwaamheid - Opleidingsplannen - Opleidingsmateriaal leergang Docent - Opleidingsmateriaal module onderbrandmeester Instructeur Een helder onderscheid tussen beide functionarissen is mede voorwaardelijk met het oog op het kunnen ontwikkelen van een EVC-traject dat goed aansluit op de leergang Docent. In dit document staan de uitkomsten van deze analyse uitvoerig beschreven. De uitkomsten zijn vervolgens vertaald in opleidingsthema‟s met onderliggende leerdoelen welke richtinggevend zijn voor de verdere uitwerking van de opzet en invulling van de leergang Instructeur. Het voorstel is dit document te zijner tijd aan de BrandweerOnderwijsRaad (BOR) voor te leggen met het verzoek tot aanscherping van de kwaliteitsinstrumenten. Uitkomsten analysefase docent versus instructeur Marieke Geelen, maart 2010 3
Wezenlijke verschillen kwaliteitsinstrumenten Door de kwaliteitsinstrumenten van beide functionarissen naast elkaar te leggen en kritisch te analyseren, zijn er een aantal wezenlijke verschillen tussen beide functionarissen te benoemen. Deze verschillen worden in onderstaand stuk per kwaliteitsinstrument weergegeven.
Kwalificatieprofielen
Kerntaken
Docent 1. Didactisch handelen 2. Coachen en begeleiden van cursisten in hun leerproces 3. Begeleiden van toetsmomenten 4. Functioneren binnen het opleidingsinstituut
Instructeur 1. Didactisch handelen 2. Begeleiden van deelnemers 3. Beoordelen van deelnemers 4. Functioneren binnen de vakbekwaamheidorganisat ie
Kerntaak 1 Didactische handelen1 Docent: - Voorbereiden van een leergang 2 door het opmaken van een reeks aansluitende lesplannen - Inrichten en organiseren van een leeromgeving in samenhang met de te onderwijzen competenties, inhouden en werkvormen rekening houdend met de niveauverschillen tussen deelnemers Instructeur: - Voorbereiden en verzorgen van het afbakende theorie- en/of praktijkonderdeel/delen passend binnen de door de docent geschetste kaders in het lesplan(nen) Dit wil zeggen dat de docent grotendeels voor de instructeur heeft bepaald: - de doelstellingen - de studiebelasting: o aantal contacturen o aantal uur werkend leren o aantal uur zelfstudie - voorbereiding deelnemers - informatiebronnen - leeropdrachten & leerwerkplekopdrachten - relatie met andere lessen - relatie met de proeve van bekwaamheid - lesschema; lesonderwerpen, werkvormen en middelen Binnen deze, door de docent, geschetste kaders in het lesplan, heeft de instructeur ruimte voor een eigen invulling (beperkte mate van flexibiliteit). Kanttekening: voor elke reguliere leergang ligt er een pakket aan geadviseerde lesplannen. Het is aan de docent met behulp van dit pakket lesplannen aan de
1
De instructeur richt zich sec op het onderwijzen/geven van instructie. Daar waar in het kwalificatieprofiel het oefenen wordt aangehaald, wordt sec bedoeld het geven van instructie als onderdeel van een oefening. 2
Daar waar staat leergang, kan ook training en/of bijscholingstraject worden gelezen. Uitkomsten analysefase docent versus instructeur Marieke Geelen, maart 2010 4
instructeurs te leveren en hen in de vertaalslag hiervan naar de specifieke lessen te begeleiden. Kerntaak 2 Coachen en/of begeleiden Docent: - deelnemers begeleiden tijdens de leergang bij het behalen van de doelstellingen door het geven van gerichte (individuele) feedback - op eigen initiatief en/of op advies van een instructeur/instructeurs één of meerdere coachingsgesprekken voeren met deelnemers die kampen met leeren/of motivatie problemen waardoor zij niet in staat zijn de gestelde doelstellingen binnen de leergang te realiseren Instructeur: - deelnemers tijdens de les begeleiden bij het behalen van de doelstellingen door het geven van gerichte (individuele) feedback op dat wat de deelnemers laten horen en zien. Kerntaak 3 Beoordelen Docent: - ontwikkelen, afnemen en analyseren van één of meerdere formatieve toetsen - terugkoppelen van de toetsuitslagen naar de deelnemers en betrokken instructeurs Instructeur: - beoordelen of de (individuele) deelnemers voldoende capabel zijn de aan de les(sen) gerelateerde toets(en) met voldoende resultaat af te leggen - afnemen van formatieve toetsen (toetskaarten) - afstemmen van zijn/haar bevindingen met de docent Kerntaak 4 Functioneren binnen de vakbekwaamheidorganisatie De docent coördineert en begeleidt de werkzaamheden van een groep instructeurs: - leiden van de voorbespreking met instructeurs waarin de opzet en invulling van de leergang/training en de rollen en verantwoordelijkheden worden toegelicht - ondersteunen van de instructeursi bij het zich eigen maken van (nieuwe) werkwijzen - coachen van de instructeurs bij het begeleiden van deelnemers in hun leerproces - evalueren van het curriculum, de lesplanning en de leerstof in samenspraak met de betrokken instructeurs - evalueren van het eigen functioneren met behulp van betrokken instructeurs en indien nodig de handelswijze hierop aanpassen - op systematische en betrouwbare wijze het functioneren van de betrokken instructeurs evalueren en de instructeurs ondersteunen daar waar nodig en gewenst - doorvertalen van externe ontwikkelen (o.a. instrumenten en werkwijzen) in het curriculum in samenspraak met de instructeurs
Uitkomsten analysefase docent versus instructeur Marieke Geelen, maart 2010 5
Proeven van bekwaamheid Kerntaak 1
Docent Lesvoorbereiding, verzorgen van een les (DVD-opname) & reflectieverslag
2
Online geslotenvragentoets Verzorgen van coaching en begeleiding (DVDopname) & reflectieverslag
3
Online geslotenvragentoets Ontwikkelen, verzorgen van een formatieve toets & reflectieverslag
Instructeur Samengestelde arbeidsproef (Nader te omschrijven door Nbbe)
Bijwonen en evalueren van een summatieve toets Online geslotenvragentoets Proevenonderdelen vormen tezamen een portfolio dat uitgangspunt is voor het verdiepingsgesprek
Online geslotenvragentoets
Opleidingsplannen Dat wat geel gearceerd is, is sec als opleidingsthema voor Docent Kerntaak Lesvoorbereiding en lesopbouw 1 - Wat is leren? - Leertheorieën - Didactisch model van Gelder - Aandachtspunten bij lesvoorbereiding - Lesvoorbereidingsformulier - Groepsmanagement - Observeren en feedback geven - Leren reflecteren
de docent benoemd Instructeur Lesvoorbereiding en lesopbouw - Didactisch model van Gelder - Aandachtspunten bij lesvoorbereiding, omgaan met lesplannen - Observeren en feedback geven - Leren reflecteren
Leerdoelen - Algemene, specifieke en operationele doelen - Leerdoelen volgens Bloom - Betekenisvol leren - Leeractiviteiten/leervaardigheden van Vermunt - Relatie tussen leerdoelen, competenties, leervragen en leeractiviteiten
Leerdoelen - Leeractiviteiten/leervaardigheden van Vermunt - Relatie tussen leerdoelen, competenties, leervragen en leeractiviteiten - Inzicht in het type leerdoel, de bijbehorende leeractiviteiten en werkvormen daaruit kunnen afleiden
Leerstijlen - De vier leerstijlen - Leercyclus van Kolb - Omgaan met de verschillen in leren en vertalen naar het onderwijs - Relatie tussen leerstijlen en doceerstijlen
Leerstijlen - De vier leerstijlen - Leercyclus van Kolb - Relatie tussen leerstijlen en doceerstijlen
Uitkomsten analysefase docent versus instructeur Marieke Geelen, maart 2010 6
Kerntaak 2
Kerntaak 3
Werkvormen - Relatie tussen leerdoelen en werkvormen - Instructie- en doceerles - Onderwijsleergesprek - Samenwerkend leren volgens Ebbens - Brandweerspecifieke werkvormen - Rollenspel/simulatiespel - Relatie tussen werkvormen en leerstijlen - Workshop stemgebruik
Werkvormen - Relatie tussen leerdoelen en werkvormen - Instructie- en doceerles - Onderwijsleergesprek - Samenwerkend leren volgens Ebbens - Brandweerspecifieke werkvormen Bij nader inzien als relevant opleidingsonderdeel toegevoegd: rollenspel/simulatiespel
Motivatie en groepsdynamica - Factoren van invloed op motivatie - Rol en positie van de docent in een opleidingsgroep - Basisbehoeften van deelnemers in groepen - Groepsfasen - Groepsrollen - Roos van Leary
Motivatie en groepsdynamica - Factoren van invloed op motivatie - Rol en positie van de instructeur in een opleidingsgroep - Basisbehoeften van deelnemers in groepen - Roos van Leary
Coachen in het leerproces en coachen bij het toetsen - Verschil tussen begeleiden en coachen - Rol instructeur, rol docent - Gesprekstechnieken - Basisvragen, stappenplan - Verantwoordelijkheidsverdeling - Dramadriehoek - Coachen vanuit leerstijlen - RET
Begeleiden - Verschil tussen begeleiden en coachen - Rol instructeur, rol docent - Gesprekstechnieken - Basisvragen
Evalueren en toetsen en beoordelen - Proces- en productevaluatie - SMART- evaluatievragen - Valkuilen bij evaluatie - Toetsen en beoordelen in traditioneel en competentiegericht onderwijs - Formatief en summatief toetsen/beoordelen - Validiteit, betrouwbaarheid en transparantie - Evidentiematrix - Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid - Beroepshouding als beoordelaar
Waarnemen - Observeren bij lessen en oefeningen Beoordelen - Toetsen en beoordelen in traditioneel en competentiegericht onderwijs - Formatief en summatief toetsen/beoordelen - Beroepshouding als beoordelaar - (Feedback geven, zie kerntaak 1) - Meten en registreren
Uitkomsten analysefase docent versus instructeur Marieke Geelen, maart 2010 7
Studiebelasting, inclusief toetsbelasting
Leergang Docent Regulier, 300 uur 1/3 contactdagen, 1/3 werkend leren, 1/3 zelfstudie
Leergang Instructeur Regulier, 201 uur 1/2 contactdagen (96 uur), 1/3 werkend leren (57 uur), 1/6 zelfstudie (39 uur)
12 contactbijeenkomsten
16 contactbijeenkomsten uitgaande van 6 effectieve lesuren per bijeenkomst
Verkort, 225 uur 9 contactbijeenkomsten
Voorstel leergang Instructeur Op basis van bovenstaande uitkomsten én na bestudering van met name het opleidingsmateriaal van de leergang Docent, is dit voorstel tot stand gekomen. Een voorstel waarin: - de opleidingsthema‟s met onderliggende leerdoelen voor de leergang Instructeur worden beschreven; - daar waar relevant is, het onderscheid tussen dat wat we vragen van de docent en dat wat we vragen van de instructeur wordt weergegeven; o dat wat geel gearceerd is, is relevant voor sec de docent o dat wat cursief wordt weergegeven, is een aanvulling op en/of concretisering van de reeds genoemde leerdoelen Dit voorstel is richtinggevend voor de nadere uitwerking van de leergang Instructeur in les- en leerstof (o.a. lesplannen, leeropdrachten, literatuur).
Thema’s en leerdoelen Functie- en competentiegericht onderwijs -
-
Je kunt beschrijven wat de uitgangspunten zijn van functie- en competentiegericht opleiden en hoe deze zijn vertaald in het opleidingsstelsel voor de brandweer; in de leergang instructeur; Je kunt de rollen en verantwoordelijkheden van de actoren binnen een vakbekwaamheidorganisatie omschrijven; Je kunt het leerproces beschrijven; wat is leren (definitie, hoe leren mensen, leervermogen); Je kunt de leven-lang-leren-cyclus toelichten.
Hoofdstuk 1 theorieboek
Lesvoorbereiding en lesopbouw -
Je kunt volgens de basisprincipes van de didactiek je eigen onderwijs systematisch voorbereiden a.d.h.v. de aangereikte hulpmiddelen door de docent; - model didactische analyse; leerdoelen, beginsituatie, leerstof, didactische werkvorm(en), onderwijsleermiddelen, groeperingsvormen, toetsing en evaluatie - lesvoorbereidingsformulier / lesplan
Uitkomsten analysefase docent versus instructeur Marieke Geelen, maart 2010 8
Beroepscontext: Je gaat een les verzorgen over brandweer optreden. Je hebt daar een doel mee en je zoekt naar een manier om samen met de deelnemers dat doel te bereiken. Je bereidt, voorafgaand aan het daadwerkelijk lesgeven, de les goed voor. Dit aan de hand van aangereikte hulpmiddelen door de docent, waaronder een lesplan waarin de kaders zijn geschetst waarbinnen je als instructeur opereert. Waar moet allemaal aan denken? Wat is belangrijk voor de deelnemer en voor jou om van te voren te weten of te regelen? Hoe bereid je de les goed voor en blijf je toch flexibel om in te spelen op de deelnemers? Hoofdstuk 2 theorieboek
Observeren en feedback geven -
Je kunt naar aanleiding van observatie feitelijk gedrag benoemen; Je kunt feedback geven volgens de methode van ik+gedrag+effect; Je kunt benoemen wat de rol van feedback is in een begeleidingssituatie, zowel van de feedbackgever als de –ontvanger.
Beroepscontext: Het is jouw taak om je deelnemers te volgen in hun leerproces. Je wilt weten hoe het met ze individueel gaat en wat ze aan het doen zijn. Je observeert ze en schat in welk gesprek je met ze aan kunt of moet gaan om ze te ondersteunen in hun leerproces. Je wilt dit doen op een manier die duidelijk en respectvol is en die hen verder helpt. Hoofdstuk 2 theorieboek
Leerdoelen -
Je formuleert de doelstellingen voor je les (cognitief, sociaal-affectief en motorisch) concreet en resultaat gericht; Je kent de verschillende soorten doelen volgens de taxonomie van Bloom; Je kunt leerdoelen interpreteren; Je kunt de verschillende soorten doelen toepassen binnen je les.
Beroepscontext: Je wilt een les voorbereiden. Je hebt in je hoofd allerlei ideeën en componenten die met dat onderwerp te maken hebben. De kunst is nu datgene te behandelen waar de, reeds door de docent, geformuleerde leerdoelen voor die les om vragen. Wat doe ik wel en wat doe ik niet? Wat sluit aan bij de beginsituatie van de deelnemers? Wat moeten de deelnemers weten wat en kunnen aan het eind van de les en hoe maak je tijdens de les deze doelen duidelijk? Hoofdstuk 2 theorieboek
Leerstijlen en omgaan met verschillen Je kunt benoemen en beargumenteren welke van de vier leerstijlen jouw eigen voorkeursstijl is; Je kunt de vier leerstijlen van Kolb uitleggen; Je kunt beargumenteren welke invloed leerstijlen hebben op de motivatie van deelnemers; Je kunt de theorie rond leerstijlen vertalen in didactische aanpak; kunt de les laten aansluiten bij de leerstijlen van de deelnemers; - Je kunt de les laten aansluiten bij de leerstijlen van de deelnemers door verschillende werkvormen ten uitvoer te brengen die door de docent zijn aangereikt; - Je kunt de kenmerken van het leren door volwassenen noemen. -
Uitkomsten analysefase docent versus instructeur Marieke Geelen, maart 2010 9
Beroepscontext: Tijdens een les stelt een deelnemer veel vragen over de inhoudelijke achtergrond. Sommige deelnemers irriteert dit, zij willen aan de slag. Je merkt dat er verschillen zijn bij de deelnemers in de manieren van leren. Hoe ga je hiermee om in de les? Hoofdstuk 2 theorieboek
Werkvormen -
Je kunt een verantwoorde keuze maken uit de verschillende werkvormen voor een theorie- en een vaardigheidsles; Je kunt een theorie- en vaardigheidsles goed inrichten met minimaal 4 werkvormen; Je kunt verschillende werkvormen voor een theorie- en een vaardigheidsles toepassen; Je kunt de relatie leggen tussen leerstijlen en werkvormen; Je kunt de relatie leggen tussen leerdoelen en werkvormen; Je bepaalt aan de hand van de leerfase van deelnemers welke werkvormen je gaat inzetten.
Beroepscontext: Je hebt kennis van verschillende soorten werkvormen en voor welk doel ze geschikt zijn. Hoe zet je de aangereikte werkvormen door de docent zo in dat ze aansluiten bij de verschillende leerstijlen van de deelnemers en de leerdoelen van de les worden gerealiseerd? Je wilt zorgen dat gedurende je onderwijs de deelnemers steeds sterker zelf hun ontwikkeling gaan sturen en de sturing door jou afneemt. Hoe ga je dat doen? Hoofdstuk 2 theorieboek
Stimuleren, motiveren en groepsdynamica -
Je kunt de vier aspecten die een rol spelen bij het organiseren van een les en het neerzetten van een krachtige leeromgeving, onderscheiden en toepassen in je eigen lessen; Je kunt de verschillen tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie benoemen en hier effectief mee omgaan; Je kunt het verband tussen motivatie, zelfvertrouwen en leren benoemen; Je kunt het groepsdynamische proces in een lessituatie analyseren aan de hand van de volgende aandachtspunten: basisvoorwaarden, groepsrollen en groepsvorming; Je pleegt bewust interventies om het groepsdynamisch proces positief te beïnvloeden; Je kunt onder-gedrag, boven-gedrag, samen-gedrag en tegen-gedrag van deelnemers herkennen vanuit de theorie rond de Roos van Leary; Je kunt de communicatie tussen en het gedrag van jou en één of meerdere deelnemers sturen volgens de principes van de Roos van Leary: - Je kunt contact maken met de deelnemers - Je kunt aansluiten bij de belevingswereld van de deelnemers - Je kunt doorzien wat er gebeurt in de groep, luisteren naar de deelnemers en kunt op ongewenst gedrag reageren - Je kunt benoemen, waarderen en stimuleren van gewenst gedrag - Je kunt een veilig leerklimaat realiseren in de groep - Je kunt de samenwerking tussen deelnemers stimuleren en begeleiden - Je kunt stagnaties bij deelnemers signaleren - Je weet hoe het ene gedrag, het andere gedrag uitlokt - Je kent je eigen gedrag als instructeur: de wijze waarop je met deelnemers omgaat - Je zet je stem op een bewuste wijze in, bij het verzorgen van je onderwijs - Je kunt deelnemers begeleiden in het ontwikkelen van een passende beroepshouding
Beroepscontext:
Je krijgt te maken met een nieuwe groep deelnemers. De deelnemers kennen elkaar en jou nog niet, jij kent de deelnemers ook niet. Deze groep zal voor langere tijd bij elkaar blijven en moeten gaan samenwerken. Je wilt een veilig leerklimaat in de groep laten ontstaan en je wilt dat je zelf een rol/plek krijgt waar je je prettig bij voelt. Hoe doe je dat als instructeur? Uitkomsten analysefase docent versus instructeur Marieke Geelen, maart 2010 10
Je hebt je voorbereid op de les en bepaald welke inhoud je vandaag wilt behandelen. De groep deelnemers waarmee je werkt, heeft er geen zin in vandaag. Hoe reageer je hierop? Wat doe je om je deelnemers te motiveren? Hoofdstuk 3 theorieboek
Begeleiden -
Je past de LSD-methodiek toe in gesprekken; Je benoemt de verschillende gespreksniveaus; Je zet interventies doelgericht in in coachgesprekken die deelnemers uitnodigen tot reflectie op het eigen leerproces; Je geeft feedback op het leerproces van de deelnemer binnen de les; Je geeft deelnemers aanzetten die uitnodigen tot het formuleren van leervragen en handelingsalternatieven; Je hebt inzicht in de dramadriehoek en hoe je in een coachingsgesprek op een juiste manier kunt zorgen dat je hieruit blijft en toch de deelnemer zinvol begeleidt; Je schept voorwaarden, waarin deelnemers zich gewaardeerd en veilig voelen, zodat deelnemers een zelfverantwoordelijke, betrokken en actieve leerhouding ontwikkelen; Je brengt differentiatie aan in het begeleiden van deelnemers op basis van de vier leerstijlen; Je kunt de verschillende fasen van de coachingscyclus benoemen; Je kunt het verloop van het helpend gesprek benoemen en deze gespreksvorm toepassen; Je duidt met behulp van RET, gevoelens van deelnemers bij een examen en benut dit inzicht in je coaching. Beroepscontext: Een van je deelnemers heeft onvoldoende voortgang in zijn ontwikkeling. Je wilt de deelnemer feedback geven en hem aanzetten tot reflectie op zijn ontwikkeling. De deelnemer is geneigd jou om advies te vragen en vraagt je één en ander voor hem te regelen. En jij wilt juist de deelnemer uitdagen zelf na te denken over zijn voortgang en de factoren die daarop van invloed zijn.
Tijdens de simulaties presteert een deelnemer niet optimaal. Als het er op aan komt, handelt hij te voorzichtig en zoekt steeds oogcontact met je. Je denkt dat de deelnemer best in staat is om adequaat te handelen in de beroepssituatie (je hebt hem regelmatig in actie gezien), maar hij laat het niet zien. Hij geeft zelf aan dat hij zenuwachtig is. Je wilt deze deelnemer ondersteunen om ook op de cruciale momenten doortastend op te treden. Hoofdstuk 3 theorieboek
Toetsen en beoordelen -
Je kunt beargumenteren waarom de Proeve van Bekwaamheid een manier van beoordelen is die recht doet aan de uitgangspunten van competentiegericht leren; Je kunt de verschillen tussen formatieve en summatieve beoordeling uitleggen; Je kunt formatieve toetsen afnemen (toetskaarten); Je kunt een formatieve toets ontwikkelen, afnemen, beoordelen; Je kunt feedback geven op de leerresultaten van deelnemers; Je kunt met behulp van de kwaliteitscriteria (Bolhuis) van competentiegericht beoordelen en de evidentiematrix je deelnemers ondersteunen in hun voorbereiding op de Proeve van Bekwaamheid;
Beroepscontext: Je verzorgt een blok met een aantal lessen gerelateerd aan een specifiek proevenonderdeel. Je geeft tijdens een les zinvolle feedback aan de deelnemers naar aanleiding van de te ontwikkelen competenties. Aan het eind van het onderwijsblok stel je vast of de deelnemers de competenties voldoende eigen hebben gemaakt om het proevenonderdeel met voldoende resultaat af te kunnen leggen. Hoe meet je dit? Hoofdstuk 4 theorieboek Uitkomsten analysefase docent versus instructeur Marieke Geelen, maart 2010 11
Evalueren -
Je kunt je de verschillende functies en vormen van evalueren onderscheiden; Je kunt je onderwijs, werkvormen en didactische aanpak binnen de door de docent geschetste kaders evalueren.
Beroepscontext: Je hebt een les verzorgd. Je wilt nagaan of de doelen die je vooraf had, ook daadwerkelijk bereikt zijn. Wat hebben de deelnemers geleerd in het onderwijs dat je hebt verzorgd en hoe vonden ze het? Hoofdstuk 4 theorieboek
Beroepshouding en tijd voor kwaliteit -
Je Je Je Je
kunt je eigen beroepshouding expliciteren; kunt benoemen wat je kwaliteiten en valkuilen zijn; kunt aangeven hoe je als instructeur een voorbeeldfunctie vervult i.r.t. veiligheid; weet welke punten je verder wilt ontwikkelen en hoe je dat gaat doen.
Beroepscontext: Tijdens een les organiseer je een discussie over de beroepshouding van de deelnemers: wat is acceptabel gedrag (en wat niet?) en welke houding dienen de deelnemers aan te nemen passend bij de functie? Welke beroepsethiek kent de Brandweer? Als instructeur begeleid je deze discussie en ben je hierin tevens een voorbeeld voor hen. Je beheerst de competenties van een instructeur. Toch zijn er onderdelen van je vak waar je je Minder zeker in voelt. Je merkt dat een bepaalde vaardigheid je niet zo lekker afgaat of je vindt zelf dat je meer oog moet krijgen voor het gevoel van je deelnemers en niet alleen moet afgaan op de inhoud. Je wilt hier „iets‟ mee. Je gaat bewust na hoe je je verder wilt ontwikkelen, welke stappen je hierin wilt zetten en formuleert hoe je dit de komende tijd gaat aanpakken.
Uitkomsten analysefase docent versus instructeur Marieke Geelen, maart 2010 12