ALTIJD WELKOM! Is armoede rijkdom? Is rijkdom armoede?
Twee verslagen over het werkbezoek van het Sociaal Huis aan Guatemala van 9 tot 24 september 2008
DEEL 1 Verslag van Marcel De Prins
Noot vooraf van de verslaggever Dit is een verslag van een boeiende reis, chronologisch dag per dag en gedeeltelijk thematisch rond enkele belangrijke aspecten Dit verslag probeert zo getrouw mogelijk weer te geven wat we meemaakten, hoorden en zagen. Hoewel het redelijk lang is, is het geen volledig verslag. Ik heb niet alles meegemaakt en gehoord, en al te persoonlijke belevenissen werden maar beperkt weergegeven. Het verslag is ook gekleurd vanuit mijn persoonlijke betrokkenheid en interesse. En wellicht is er ook een en ander verloren gegaan met de vertalingen, hoezeer Fons ook zijn best heeft gedaan. Ik dank Linda Buelens omdat ik mocht gebruik maken van haar uitvoerige notities. Daarmee kon ik mijn nota’s controleren en aanvullen. Maar voor de inhoud van dit document is alleen ondergetekende verantwoordelijk. Marcel De Prins
A. Waarom met ons Sociaal Huis naar Guatemala? We gaan niet als toeristen op vakantie naar Guatemala. Het wordt een werkbezoek. We gaan om te leren door te kijken, te luisteren, mee te voelen, mee te leven, mee te doen. We willen leren over de levensomstandigheden van de Q’eqchi-Indianen, hun cultuur, hoe zij omgaan met kansarmoede, met oudere mensen, met de natuur. Als mensen, die dagelijks te maken hebben met kansarmoede, willen we door uitwisseling van ervaringen mekaar helpen kansarmoede aan te pakken in respect voor de waardigheid van de mensen. We hopen dat zij door ons bezoek zich gerespecteerd voelen in hun strijd voor erkenning in hun maatschappij, die beheerst wordt door een Spaanssprekende elite van grootgrondbezitters en rijken. We hopen dat we door dit werkbezoek ook leren onze eigen problemen te relativeren en meer keuzes te maken. We geloven dat deze reis er toe zal bijdragen om als medewerkers in de thuiszorg, de poetsdienst, de groepswerking van het Sociaal Huis, en als vrijwilliger in de Gemeentelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking betere diensten te verlenen en een actievere rol te spelen in het lokale beleid.
B. Wie zijn onze begeleiders? Manuel Leonardo Paau Hij is gehuwd met Josefina, de uitbaatster van de tortilla zaak in Cobán, genoemd naar de vroegere eigenares ‘Doña Victoria’. Zij hebben negen kinderen, waar van er één is gestorven. Het eerste kind is thuis geboren, de andere in het hospitaal. Eén is er getrouwd. Giovanni, de 2e, woont nog thuis; hij werkt in de distributie, maar er is nu weinig werk. Het huis waarin ze nu wonen hebben ze gekocht; naargelang er geld binnenkomt, werkt Manuel samen met zijn zoon die bouwkunde studeerde het huis verder af. Tot voor 2 jaar huurden ze een huis in een andere wijk en moest de maïs te voet gedragen worden. Manuel wordt liever ‘Maya-gids’ genoemd dan ‘Maya-priester’. Manuel heeft op een finca gewoond. Als negenjarige was hij verkoper in de straten van Cobán. Manuel was metser.
Van 1980 tot 1997 was hij catechist in de parochie van de Calvario in Cobán, maar hij bezocht wel meer dan veertigtal gemeenschappen. Hij heeft zich geleidelijk aan meer en meer in de Maya-kosmologie en kosmosgenealogie ingewijd via gespreken met ouderlingen, en eigen ervaringen. Hij volgde ook vorming in Honduras, Nicaragua, Mexico. Van 1997 tot 1999 werkte hij in een ngo in Guatemala-stad in de opleiding van catechisten. Van 1999 tot 2001 werkte hij in ADICI in de organisatieopbouw van de indigena’s. Vanaf 2001 is hij de Zuid-Noordmedewerker in het kader van de zusterband met Herent. Fons Huet Fons studeerde theologie in Nijmegen, sociale wetenschappen en antropologie. Fons woont 28 jaar in Cobán in Guatemala. Voordien werkte hij in de Dominicaanse republiek. Fons is getrouwd met Doña Marta Macz Pacay. Zij hebben vier kinderen: twee meisjes en twee zonen: Chahim, Balam, Hunab (gehuwd met Rubi) en Maty. Fons werkte eerst in dezelfde parochie El Calvario, van 1980 tot 1987, nadien tot 1996 in de sociale pastoraal van het bisdom Alta Verapaz. Na een conflict met de bisschop stichtte hij samen met collega’s ADICI Wakliiqo: Asociación de Desarollo Integral Comunitario Indígena (Vereniging voor integrale indiaanse gemeenschapsontwikkeling). Hij is nu met pensioen maar zit nog in de beheerraad van ADICI. Hij schreef Nos salvó la segrada selva. La Memoria de Veinte Comunidades Q’eqchi’es que sobreviviereon al Genocidio. Cobán, 2008, 355 blz.
C. Enkele thema’s Hier bracht ik de informatie samen rond enkele belangrijke aspecten die we op verschillende momenten in de reis opnamen. Dit zijn geen uitputtende beschrijvingen of verklaringen; het is enkel een poging om wat samen te brengen wat samen hoort. Uitbuiting van de maya’s Fons gaf uitleg over de affiches in ADICI gemaakt - in samenwerking met Lieselotte Viaene van de universiteit van Gent - op basis van de inhoud van zijn boek over de burgeroorlog. In de dorpen leefde men samen, maar de meerderheid van de Qeqchi’ leefde en werkte in finca’s onder zware uitbuiting. Daarom zeggen zij: De wortel van ons lijden ligt in de finca’s. In woorddiensten leerden we onze rechten kennen, maar er waren spionnen. In de oorlog werden onze leiders vervolgd, werden onze vrouwen - en op die manier het hele volk verkracht, en paste men de techniek van de verschroeide aarde toe. Mensen vluchtten naar en leefden in het oerwoud in de bergen. We zaaiden met veel angst en deelden het voedsel. De maïs en andere gewassen werden omgekapt door soldaten en patrouilles. De honger was het wapen om hen tot overgave te verplichten. Er vielen honderden doden en gewonden bij aanvallen en bombardementen. Vluchtelingen werden dan opgesloten in legerkampen. Wij werden gedwongen in het leger te gaan en te patrouilleren. Vrouwen moesten ‘boeten’ in legerkampen met zware arbeid, maar wij hadden geen ‘zonde’ begaan. Burgerwachten controleerden het leven. We werden goed opgevangen in de kerken. Na de oorlog werden slachtoffers opgegraven, en ze kregen een ceremoniële begrafenis. Slachtoffers worden herdacht. Door het bloed van onze familieleden kregen wij onze rechten. Zij zullen nooit uit ons hart gaan. Leven in armoede is nog geen vrede. Maïs als teken van nieuw leven wordt opnieuw gezaaid. Wanneer komt er echte vrede in onze gemeenschappen?
Fons vertelde ons bij Marta in Ak’Kutan over de uitbuiting in de finca’s. Dat was eigenlijk een neofeodaal systeem. De eigenaar, de fincero kon, bij een patroonsfeest een meisje kiezen. Het kind dat uit die relatie geboren werd kreeg een stuk grond, en daar was de familie fier op. Vrouwen werden gevangen gezet om te vermijden dat de mannen zouden wegtrekken voor beter werk. Op de berg in Santa Anita legde Fons ons uit hoe de finca’s aan de beste gronden kwamen. De finqueros konden eigendomstitels krijgen voor de gronden tussen vier punten waarop (zogezegd) geen indianen woonden. De indianen werden er eerst verjaagd. De indianen moesten lang in afhankelijkheid, als slaven werken en verloren op die manier hun waardigheid. Ze kregen geen loon, enkel een klein stukje grond waarop ze hun maïs konden kweken. In de jaren 1940-50 is er een landbouwhervorming gebeurd, maar de militaire staatsgreep maakte daar een einde aan. Nu is er een instelling die slechte stukken braakliggende gronden herverdeelt. Maar die moeten eerst gemeten worden en ingeschreven worden in het staatskadaster. Dat kan lang duren. Zo is er in het dorp van Juan Choc nog steeds geen eigendomstitel verleend voor een gebied van 60 cabelleria’s (60 X 45 hectare), waarvan wel de metingen zijn betaald. Als men geen eigendomstitels heeft, kan men ook geen bankleningen krijgen. Het landbouwfonds (Fondo de Tierra of Fontierra) koopt grond af van grootgrondbezitters om te verdelen aan de kleine boeren, die daarvoor een lening krijgen. De boeren moeten vanaf het derde jaar afbetalen, met een interest; na 10 jaar krijgen zij een eigendomstitel. Soms gaan de boeren een extra lening aan om koeien te kopen, een drogerij te installeren. Hugo Ramirez vertelde aan het kruis van de martelaren in Nimlahakok gedreven over de slavernij onder de finca’s, de verdrijving van de indianen steeds hoger de bergen in, de droom van de indigena om vrij te worden, de burgeroorlog, de vredesakkoorden, het niet naleven van de beloftes. In de burgeroorlog werden mensen in de dorpen doodgeschoten, in stukken gehakt of ze waren slachtoffer van bombardementen met napalmbommen. Huizen werden afgebrand, oogsten verwoest. Het leger verspreidde het gerucht dat Fidel Castro zich in de bergen verborgen hield. Ook Fons legde ons uit dat de burgeroorlog begonnen is omwille van de discriminatie en de uitbuiting in de finca’s. In woordvieringen geleid door de catechisten kregen de indianen besef van hun mensenrechten, en zijn ze hun rechten gaan opeisen en in verzet gegaan. Santiago zag dat er, op het einde van de oorlog, protestanten binnen kwamen in de dorpen, soms samen met het leger. Hij vreesde dat als er twee kerken zouden komen het volk zou verdeeld worden. Daarom werden in Nimlahakok geen protestanten toegelaten in de gemeenschap. Santiago werkt als catechist totaal vrijwillig. Catechisten leiden de wekelijkse woordvieringen met bijbellezing, bezinning, zang en mededelingen. Een priester komt maar één of twee keer per jaar in de dorpen. Het oerwoud dat we bezochten in las Salinas wordt bedreigd door een petroleummaatschappij en op andere plaatsen worden dorpen weggevaagd door mijnbouw en waterdammen; het profijt blijft niet in het land (slechts 1% lazen we op affiches) maar vloeit weg naar grote firma’s in het buitenland.
Het vrijhandelsakkoord dat Guatemala ondertekende met de VSA en Mexico is volgens Hugo Ramirez een economische en militaire bedreiging. De nationale politie en het leger worden uitgebreid om de export te beschermen. De militarisering is bezig. In een dorp werd reeds een zogenaamde zelfverdedigingsgroep opgericht, maar het is de bedoeling om verdeeldheid te zaaien. Omdat de elite geen belastingen wil betalen is er onvoldoende geld voor onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuur, … De elite bouwt scholen voor enkelen in plaats van belastingen te betalen waarmee onderwijs voor allen mogelijk zou zijn. Jonge mannen werden vroeger opgepakt voor de legerdienst en worden door de officieren naar de hoeren gebracht. Zo wil men de cultuur in de diepte afbreken. ‘Uw liefde moet niet gaan naar uw man of uw vrouw, maar naar het vaderland. Het geweer biedt u bescherming.’ (Informele) Economie, Prijzen en lonen Minimumloon Het minimumloon (canasta básica) bedraagt 1200 quetzales of 120 euro/maand. Het minimumloon dekt maar 2/3e van de behoeften. Een gezin van zes mensen (vader, moeder en vier kinderen) heeft echter een 2300 Q /maand of 2 x het minimumloon nodig om een beetje fatsoenlijk te kunnen leven. Voor een boerenarbeider is het minimumloon 47 quetzales (4,7 euro) per dag maar hij krijgt in de feiten maar 25 à 30 Q of 2,5 à 3 euro. Een domestica verdient voor lange dagen (van 4 tot 22u ) werken een 200 à 300 quetzales of 20 à 30 euro per maand naast kost en inwoon). De onderwijzers ontvingen al vier maand geen loon (rond de 2000 quetzales of 200 euro per maand, en moeten soms van een heel andere streek komen en dus verplaatsingen betalen (400 quetzales of 40 euro per maand). Voor een zak (1 quintal of 45 kg) kardemom krijgt een boer in Nimlahakok 375 quetzales of 37,5 euro, in Cobán 350 Q of 35 euro (en dan is de prijs goed, want ondertussen -16/1/2009is hij weer gezakt tot rond de 200 Q.). Een machete kost 25 quetzales (2,5 euro). Een machete kost 25 quetzales (2,5 euro). Een T-shirt betaalden we 40 Q (4 euro), een draagtas tussen de 70 en de 80 quetzales (7 à 8 euro). De prijs van een flesje bier Gallo is 10 of 15 Q, 1 of 1,5 euro; een fles fruitsap of cola betaalden we in het winkeltje in Nimlahakok 5 Q (een halve euro) Van een ontbijt in Santa Rita in Cobán betaalden we 175 Q of 17,5 euro voor 11 personen (1,5 euro per persoon), voor een ontbijt in de comedor in Nimlahakok 100 Q (of 10 euro) voor een 10-tal personen (dus 1 euro per persoon). Een ontbijt in de tortilleria bij Josefina kost om en bij de 10 à 15 Q (1 à 1,5 euro). De prijs van een warme maaltijd, drank inbegrepen, in La Posada schommelde rond de 100 Q of 10 euro, de maaltijd alleen een 7 euro. Voor de pizza’s voor 10 personen (cola inbegrepen) betaalden we in het commercieel centrum van Cobán 508 Q of 51 euro (5 euro per persoon); in Pollo Campero (de Guatemalteekse variant van Mc Donalds) is de prijs voor een kleine pizza 45 Q (4,5 euro). Werk van een domestica (huishoudster) De meeste patroons wilden niet dat we een gesprek hadden met de huishoudster. De burgemeester van Cobán vond dat we hun tijd zouden afnemen als we zouden praten met gemeentelijke arbeiders. Slecht één gezin gaf toelating om een gesprek met een huishoudster te hebben. De huishoudster waar Lydia, Helga, Magy, Myriam en Fons mee spraken werkt al 10 jaar in het
gezin. Zij heeft een goede verstandhouding met de patrones. Zij krijgt geld om aankopen te doen, beslist over de maaltijden, kookt, wast strijkt, poetst, past de kinderen op. De eigenares werkt in een school met gehandicapte kinderen; voor volwassen gehandicapten is moeilijk een oplossing te vinden. De man is advocaat in het gerecht. Doña Marta is bijna 13 jaar in Ak’Kutan. Ze is er graag. Ze heeft geen gemakkelijk leven, maar ze is een blije persoon. Ze moet lang werken. Van 4 tot 22u, als er groepen zijn. Normaal van 8 tot 16 of 17u. Wij ondervonden dat het zwaar en veel werk is voor één persoon: aankopen doen, koken, poetsen, …Zij draagt zorg voor haar zoon en de 2 kinderen van een nichtje. Delfina heeft al 2 jaar hulp van Rosa, een jonge (24 jaar) alleenstaande vrouw. Ze heeft vier jaar lager onderwijs gedaan. Haar ouders werken op een finca; zij is zeer zwijgzaam. Ze wast en poetst en vangt Delfina’s zoontje Gabriel op en helpt hem met zijn huiswerk. Daarvoor was er een andere jonge vrouw, die gestopt is als zij huwde. Domestica’s verdienen tussen de 200 à 300 quetzales of 20 à 30 euro/maand en krijgen kost en inwoon. Tortilla’s maken en verkopen We gingen ’s morgen vroeg (rond 4u) naar het huis Manuel waar zijn vrouw Josefina en een zoon al een tijd bezig waren met de gekookte maïs te wassen om de kalk te verwijderen. De kalk was toegevoegd in grotere of kleine hoeveelheid bij het koken om de schadelijke pellen en het vuil los te krijgen. Het koken gebeurt de avond voordien van 18 tot 22u. Daarbij moet steeds geroerd worden. Van maïs met pellen kan je geen tortilla’s maken. Van jonge maïs kan je het water drinken, van droge rijpe maïs niet. Bij het wassen wordt veel water gebruikt. Met het afvalwater wordt niets gedaan. Alles (maïs, kalk, hout, …) moet aangekocht en aangehaald worden. Hout is duur. Nu gebeurt het vervoer met de auto, vroeger moest het gedragen worden. Normaal doet de vrouw en de twee dochters het wassen. Vrouwen weten precies hoeveel en hoelang moet gekookt worden. Rond 4u15 vertrekken we naar de molen. Daar staan 2 mannen aan de molen. Zij lossen mekaar af. Ze werken van 4 tot 17u. de molen werkt op 2 fazes. Er is geen beschermingskap over de schakelaar. In dorpen zijn er geen molens en moeten de vrouwen de maïs malen met een maalsteen. Marta in Ak’Kutan werkte met maseca, bloem van maïs gemalen in grote fabrieken. Josefina werkt met verse maïs. De maïs moet twee keer gemalen worden. Een vrouw in de molen zal tamales maken: maïskoeken met vlees in verwerkt en ingepakt in bananenbladeren en vastgebonden met lianen. Een vrouw vertrekt met een kar met daarop de bakken met de gemalen maïs. Er staan verschillende vrouwen te wachten. ‘Wie eerst komt, eerst maalt’.
Als een deel van de maïs gemalen is, vertrekken we naar de tortilleria ‘Doña Victoria, genaamd naar de vroegere eigenares. Daar worden per dag een 3000 à 4000 tortilla’s gebakken en verkocht. Vroeger had Josefina een houtvuur, nu heeft ze een gasvuur. Tortilla’s worden gekneed en gevormd met de handen in een ‘applaudisserende’ beweging; ze worden met liefde bereid. De moeder leert dit van kindsbeen af aan de dochters. Tortilla’s maken is in het Q’eqchi’: xorok {shorok} wat ook applaudisseren betekent. Q’eqchi’ applaudisseren niet; daarom wordt er gelachen met de charismatische bewegingen die applaudisseren tijdens hun vieringen: ‘zij moeten de ganse tijd werken aan het maken van tortilla’s’. Tortilla’s gevuld met bonen zijn tayullas of zu’u’uj. Er worden ook empanada’s geserveerd: gevulde tortilla’s met vlees, olijven, pruimen, specerijen, chili, peper, vogeltjeszaad, geroosterde tomaten, gedroogde rozijnen. De eerste koper moet goed behandeld worden; dat brengt geluk mee. Op het altaar wordt het eerste ontvangen geld gelegd of er worden kaarsen mee gekocht. Josefina werkt met vijf vrouwen. Dat is moeilijker, maar ze heeft dit overlegd met haar man. De warme tortilla’s verkopen gemakkelijk. Zij moet nog geen belastingen betalen. Ze houdt weinig over. De vrouwen die meewerken, doen het uit noodzaak. We stellen hen vragen. Carmen heeft een dochter met 3 kinderen. De dochter werkt ook, maar verdient onvoldoende. Carmen werkt van 6 tot 16u. Ze is blij dat ze mag rusten wanneer ze het nodig heeft en dat ze mag tortilla’s eten. Julia is een alleenstaande vrouw (35 jaar) en ze werkt van 7u30 tot 17u. Achteraf horen we dat ze weende na onze vraagstelling; ze is ook wees. De jongste vrouw Marguerita is een alleenstaande vrouw met drie kinderen (8, 7 en 6 jaar); ze werkt van 7u30 tot 17u30. De grootmoeder zorgt voor de kinderen. De voeten worden moe, maar de handen niet. De vrouwen gaan niet zitten; dat neemt te veel tijd in beslag. Fons vertelt ons achteraf dat het ongewoon is te vragen naar de namen van mensen. Een naam is iets heel persoonlijks. Markten en winkels Op de markt in Cobán spraken we met een vrouw die begonnen was als mandenverkoopster en nu een redelijk grote standplaats heeft. Zij koopt haar producten op in de ‘terminal’. Zij zit hier met haar dochter en haar kleinkind. Ze houdt winkel van 7u30 tot 16u30. Zij verkoopt tomaten, limoenen, verschillende soorten bonen, groene chili, pompoenen, avocado’s, houtskool, ananas, mandarijntjes, appelen, rode ajuin, sjalotten,…De winstmarge dient om de kosten van de studies van haar dochter te betalen. Zij heeft geen problemen met de mandenverkoopsters. Deze lenen soms haar weegschaal. ‘s Avonds wordt alles achtergelaten en wordt de markt afgesloten en is er een waker. De indio’s die op straat verkopen voelen zich gerespecteerd dat wij met hen praten en bij hen kopen. De mandenverkopers ondervinden in vele steden problemen op de markt.
De eigenaar van de Tienda Christy in Cobán plaatste ijzeren baren voor de vensters voor de veiligheid; hij werd al enkele keren bestolen. Zijn winkel is open van 7u30 tot 19u. Hij koopt zijn waren in de groothandel of tussenhandelaars komen ze hem aanbieden. Hij moet 375 Q/maand (37,5 euro) betalen aan de gemeente. Er wordt verkocht met kleine hoeveelheden, bijvoorbeeld vier eieren. Hij heeft zijn zaak al 18 jaar. De gemeente wil eigendomstitels geven aan zijn kinderen. Grootwarenhuizen zijn soms goedkoper, soms duurder. De kardemom Bij Juan Chamam in Nimlahakok zagen we op het veld hoe de kardemom groeit. Het zijn struiken die oorspronkelijk niet in Guatemala groeiden; maar ze lijken wel op een struik die er wel bekend was. Onderaan de takken groeien de witte bloempjes en later de vruchtjes (groene bolletjes) aan slierten dunne twijgjes. Als je de vruchten openbreekt merk je de zaadjes. Deze worden verwerkt tot kruiden. Zij verdrijven het hongergevoel. De kardemom is ingevoerd door de Spanjaarden en de Duitsers. Hij wordt geëxporteerd naar de Arabische en Aziatische landen. Vroeger mochten de Indianen geen kardemom kweken; dat mocht alleen op de finca’s. In de dorpen wordt de meeste kardemom opgekocht door tussenhandelaars, die langs de weg de zakken met camions komen ophalen. Vroeger droegen de boeren hun oogst zelf op de rug naar de stad. Een kardemomplant groeit 8 jaar; cacao en koffie 40 jaar. De monocultuur van kardemom is in Nimlahakok mede oorzaak van problemen in de cacaoplantages. Een schimmel tast de bomen en de vruchten aan. Daardoor is de cacao duurder geworden. In Nimlahakok heeft de coöperatieve een drogerij en ook in Santa Anita is er één. Kardemom moet gedroogd worden; anders begint hij na 2 dagen te gisten. In dit droogproces wordt 4 kg herleid tot 1 kg. Voor kardemom wordt in 36 dorpen samengewerkt met Forest Trade. Niet alle dorpen voldoen aan de normen. Voor een zak kardemom (45 kg) krijgt de boer in Nimlahakok 3,75 quetzales of 0,375 euro. In Cobán kan hij hem verkopen aan 3,50 Q maar dan moet hij nog de vervoerskosten rekenen. In ADICI is er ooit nog aan gedacht om een vrachtwagen te kopen voor het vervoer van kardemom. Maar het gaat om zo ‘n grote hoeveelheden en er is geen garantie dat de vrachtwagen onderhouden zou worden. ADICI heeft wel aandacht voor economische kwesties en besteedt veel aandacht aan goede voeding. Over Maya –cultuur en gebruiken Traditionele en moderne cultuur, oorspronkelijke indigenacultuur en nationaliteitsgevoelen Fons vertelde ons dat hoe verder een dorp afgelegen is, hoe oorspronkelijker de cultuur is. In de scholen zagen wij dat de leerkrachten inspanningen doen om de traditionele cultuur te bewaren zonder moderne invloeden uit te sluiten. Ons viel in de scholen het grote respect op voor de vlag en de nationale hymne van Guatemala. Op mijn vraag aan Manuel waarom hij de rechterhand hand niet voor de borst hield bij het aanhoren van het volkslied zoals alle anderen deden, antwoordde hij me dat hij niet de kans gehad heeft om dit in de school te leren en het dus niet kent. Hij toont wel zijn respect door de handen op de rug samen te houden.
Fons zei ons dat de nationale feestdag door de elite gebruikt wordt om een nationaal bewustzijn te creëren tussen de 24 inheemse talen. Religie en offerfeesten In de Q’eqchi’-religie is de godheid Tzuultaq’a, Berg en Dal, het mannelijke en het vrouwelijke. Op heilige plaatsen, waar er rotsen zijn en spelonken, wordt deze geëerd. Zo ook op de Calvarieberg in Cobán. Alles leeft en moet dus ook gevoed worden. In de Maya kosmologie is er evenwicht tussen links en rechts, het mannelijke en het vrouwelijke. De vruchtbaarheid staat ook voor de toekomst, voor nieuw leven. Het spirituele moet een uitdrukking krijgen in het materiële. Met spiritualiteit hangt ook een morele code samen. Er is wederzijdsheid tussen geven en ontvangen. Het kleine altaar links in de kerk op de calvarieberg in Cobán wordt bezocht door de gemeenschappen van Alta Verapaz om bescherming te vragen voor hun familie en hun boerenbedrijf. Er staan drie grote houten kruisen, vol gestoken met pluimen, kaarsen, bloempjes, … Er branden altijd kaarsen. Er staat ook een kerststal met maïskolven in vier kleuren. Het is een oude gewoonte pluimen, de eerste eieren van kippen en kalkoenen te offeren. Daarmee wordt bescherming gevraagd voor de vogels en het kleinvee, tegen de gevaren van het oerwoud. Ze offeren wierook, geldstukken, eerste vruchten. Bij moeilijkheden, bij een grote aankoop, voor de oogst, …komt men hier offeren. Er zijn nu wel materiële verbeteringen, maar er is nog veel armoede. Het is soms moeilijk om tot hier te komen. Offerceremonies worden twee à drie dagen voorbereid. Het is niet zomaar een kaarsje kopen en dat vlug gaan aansteken in de kerk. Kaarsen en copalpom, de plaatselijke wierook, worden gebruikt om de slechte geesten en ook de vieze geuren weg te houden. De Mayejak in Ch’inamakooch In Ch’inmakooch maakten we op dinsdag 16 september een mayejak mee in de kerk. Een ceremonieel, plechtig, maar toch informeel gebeuren. Achteraf heeft Manuel er nog uitleg bij gegeven. Vooraan in de kerk staat een altaar versierd met heiligenbeelden. Op een tafel liggen suiker, chocolade, tabak, cacao, sterke dranken, boch, kaarsen, vlees, bloed van kippen, het eerste ei van een kip, maïs, meel, koffiebonen, kardemom, fruit. - Manuel rookt een dikke sigaar om zijn hart, ziel en lichaam te zuiveren. - Manuel neemt het woord. - Er worden kommen met eten aangebracht door mannen met kaarsjes. Kinderen proberen onze aandacht te krijgen: ze vragen naar onze namen en willen spelletjes met ons doen. Een kindje wordt in een wiegdoek aan een balk gehangen. - Er wordt boch (de traditionele alcoholische drank) aangeboden. Een oude man gaat rond met de wierook, en bewierookt vooral de tafel. - We worden regelmatig opgeschrikt door vuurwerk of beter knalwerk buiten. - Het voedsel op de tafel wordt besprenkeld, met boch en met sterke drank. - Een deel van het voedsel wordt buiten gedragen, terug naar de keuken. - Manuel bidt aan het altaar. - Mannen komen binnen met voedsel, wierook en kaarsen.
- Iedereen gaat op de knieën zitten voor het altaar en rond de tafel om te bidden. - Er wordt gewierookt. We kunnen de handen wassen. - Er worden opnieuw bommetjes ontploft. Pol, Myriam en Helga gaan buiten een sigaretje roken. - Er wordt gewacht. Een groep muzikanten komt aan en wordt geïnstalleerd. - We nemen het avondmaal: bouilli en potch. - In de kerk wordt marimba gespeeld; meisjes dansen. - Er wordt een cirkel uitgegraven. Met ballen van gedroogde hars wordt een tekening gemaakt en de cirkel wordt gevuld met kleurstof. Kaarsen van verschillende kleuren worden erin vastgezet, sigaren worden er tussen gelegd. Er wordt gewierookt. Takken worden aangebracht en kaarsen rechtop gezet. In een torentje worden alle offergaven opgestapeld. Er wordt boch opgegoten. - De tafel wordt weggebracht. - Manuel heeft een rode hoofddoek aangetrokken, een rode gordel om de heupen en een rode hangtas om de schouder. Ook enkele andere mannen deden dit. Manuel spreekt; dit is een plechtig moment. - Kaarsjes worden uitgedeeld. - Het offer wordt in brand gestoken. In de vier richtingen wordt een gebed gedaan. Dan volgt een lang gebed. Ik herken regelmatig het woord ‘b’antiox’, ‘dank u’. Mannen, uitgekozen door Manuel, stappen in een vlug tempo rond het vuur, dat oplaait in een draaikolk. Ze gooien hun kaarsen rechtop in het vuur. Ook vrouwen lopen rond het vuur. - In het vuur worden zaden gegooid. Bekers worden uitgegoten. - Manuel houdt een lange toespraak; hij lijkt alsof hij boos is. - Met een stok duidt Manuel vier punten aan in het vuur en dan maakt hij met de stok in het vuur een kruisteken en daarna wordt het vuur in verschillende richtingen doorwroet. - De mannen lopen opnieuw rond het vuur. - Er worden flessen alcohol op gegoten. - Moeders met kinderen gaan weg. - Manuel maakt een beweging met kaarsen over het hoofd en het lichaam van een oude man en gooit daarna de kaarsen in het vuur. Daarna bij een andere man. Ook Fons laat dit doen. - Ondertussen worden kaarsen aangebracht door mannen en vrouwen. - Later wordt opnieuw sesam zaad in het vuur gestrooid. - Op het einde gooit iedereen kaarsen en sesamzaad in het vuur. Ook wisky wordt er in gesprenkeld. - De mannen die meededen aan het ritueel drinken boch. De marimba speelt en de contrabas. Enkele mannen dansen, de handen op de rug. Later ook enkele vrouwen. Ook wij doen enkele dansen mee. Op het einde dansen enkele koppels. .
Ceremonies worden in de 40 dorpen van Nimlahakok gehouden. Twee of drie ouderen zijn er verantwoordelijk voor. Er zijn dertien dagen nodig voor de voorbereiding en dertien dagen erna. Op een jaar worden er vijf à zeven ceremonies gehouden, afhankelijk van de ontwikkeling van de gemeenschap. De kleur van de kaarsen heeft een betekenis: - rood verwijst naar de zon, het oosten en is een symbool van eenheid, warmte en leven - zwart verwijst naar het noorden, de avond, de nacht, rust, de dood - wit staat voor het westen, de wind, zuurstof, de lucht - geel verwijst naar het zuiden, water, de vruchten die rijpen op het land, de droogte, het gebrek aan drinkwater - blauw naar de hemel, de zee - groen naar het woud, wat groeit tussen hemel en aarde. Als het vuur niet oplaait in een draaikolk, is er iets fout in de gemeenschap of bij personen. Manuel beweert dat hij in het vuur kan lezen: iemands toekomst, zijn mentale of fysieke gezondheidstoestand. Hij kan een advies geven om te helpen, maar de persoon zelf moet er voor open staan en zelf willen veranderen Kaarsen, cacao, .., worden gebruikt bij offers, zaaifeesten, huwelijken, inzegeningen van het huis, ...Cacao is het symbool van geluk, samenzijn, delen, eenheid. Groep en individu Het belang van de groep primeert op het individu. Fons nuanceert dat dit niet het geval was in Santa Anita, waar door het gedrag van één of twee individuen die eigen gewin laten voorgaan op de groep, de groep de moed laat zakken. Grond die gemeenschappelijk beheerd wordt met één eigendomstitel kan wel verdeeld worden zodat iedere familie een stuk bewerkt. Hij kan ook in percelen verdeeld worden met verschillende eigendomstitels . Fons wijst op het gevaar van de grond te verdelen in plaats van hem gemeenschappelijk te houden. Als mensen ziek worden, verhuizen, hun grond verkopen gaat de grond verloren voor de gemeenschap. Het Indiaanse gemeenschapsleven situeert zich als een middenweg in de spanning tussen extreem individualisme en collectivisme. Kleding De vrouwen in de tortilleria van Josefina vertelden ons dat de kleuren van de kleding zijn volgens ieders goesting. Fons had ons gezegd dat vroeger elke groep zijn eigen klederdracht had. Op zondag en als men naar de Calvarieberg gaat trekt men zijn mooiste kleren aan. Dan dragen de vrouwen ook een hoofddeksel. Machismo In de Q’eqchi’-cultuur bestaat er volgens Fons geen machismo, wel bij de ladino’s en in de steden. Het werk wordt verdeeld tussen mannen en vrouwen en wordt alle bei gewaardeerd. Gebruiken Fons legt uit dat de Q’eqchi’ lachen als ze verlegen zijn. Oosterse culturen en ook de Maya’s kennen geen schuldcultuur maar een schaamtecultuur. Ze spreken iemand die een fout beging niet rechtstreeks aan, maar onrechtstreeks. De grootste fout die je kunt maken, is iemand zijn gezicht laten verliezen. Westerse mensen zeggen de zaken vlakaf; zij worden door de Maya als kwaaie, onvriendelijke mensen ervaren. Fons zegt dat we gewoonlijk moeten wachten om een huis binnen te mogen komen. Natuurlijk mag je nooit in de keuken. Voor hen was het ook vreemd dat wij dit toch deden. Bij Abel in Nimlahakok en anderen, die zelf ook al gereisd hebben, is dit anders.
Bij Santiago en op andere plaatsen kregen we een uitzonderlijke ontvangst. De kokosnoot, het aangeboden eten, het pintje voor iedereen kom je bijna nooit tegen. Vóór je aan tafel gaat wordt er water aangeboden om je handen te wassen. Dat gebeurt ook na de maaltijd. Pas als de laatste bediend is en als het hoofd van de gemeenschap zegt ‘smakelijk eten’, mag je beginnen. Op het einde zeg je: ‘b’antiox, dank u wel’ . Na het eten ga je niet direct weg; je ontspant je nog even. Soms moet je wel plaats maken voor wie buiten nog wacht. Fons verduidelijkt dat onze vraag om mee te helpen in de keuken niet vanzelfsprekend is; als wij gasten ontvangen laten wij ook de afwas niet doen door hen. Omdat het feest was, gingen de boeren zelf niet werken op het veld. De Q’eqchi’ maken weinig confituur. Dat is een Europese gewoonte, waar we korte zomers hebben en lange winters en we moeten voorzien en sparen. Hun cultuur is een cultuur van overvloed; in de natuur is er altijd eten te vinden. Daarom leren zij niet sparen. De overschot wordt gedeeld met anderen. In de dorpen wordt er voor gasten veel olie gebruikt. Fons verduidelijkt dat zich wassen gebeurt binnen de groep van het zelfde geslacht ofwel op verschillende plaatsen of op verschillende uren Wij zagen mensen slaan op de honden, vooral door de kinderen met stokken of met stenen. Fons vraagt of ze echt sloegen; ladino’s gaan gewoonlijk harder om met de dieren dan de indianen. Een deel van het echte indiaanse leven speelt zich vaak ’s nachts af. Hygiëne Fons verduidelijkt dat de indigena’s een aantal dingen goed kunnen organiseren, naar dat ze nog niet kunnen omgaan met nieuwe dingen die ze nog niet geïntegreerd hebben in hun cultuur. Een gemeenschappelijke wc kennen ze niet; normaal staat een wc ver van hun huis en gebruiken ze geen papier. Water is schaars, en door het analfabetisme is men nog niet gevoelig voor hygiëne. Gezondheid Guatemala heeft een van de hoogste moedersterftes. De vroedvrouw heeft een belangrijke rol. In de dorpen bevallen de moeders thuis, tenzij er complicaties verwacht worden. De vroedvrouwen worden opgeleid van generatie op generatie. Sinds kort bestaan er nu ook bijkomende opleidingen. De gezinnen hebben tien kinderen om er vijf over te houden; kinderen zijn hun vorm van sociale zekerheid. In een niet-monetaire wereld is de sterfte van één persoon een bron van inkomen minder. ADICI heeft veel aandacht voor gezonde voeding en waarschuwt soms voor nieuwe trends: eieren (gezonde voeding in evenwicht met bonen) verkopen om er chips (minderwaardige voeding) mee te kunnen kopen. Omgaan met en begraven van doden Een dode wordt naar huis gebracht; Hij wordt vier keer gewassen. Een nacht lang zijn er vele mensen samen met bloemen. Dan volgt de misviering of een protestantse dienst. Daarna
wordt de dode begeleid door een oude man of oude vrouw die wierookt. .Wierook is het voedsel van de goden en neemt de geest van de dode mee. Dan wordt het lichaam naar het kerkhof gebracht, gelegd in een kist of in een mat, mooi gekleed. Een potje met voedsel wordt mee gegeven voor de lange reis naar de onderwereld. Na de begrafenis volgt een novene van negen dagen met katholieke gebeden. Buren en familie komen meebidden. Na negen dagen en na veertig dagen is er een herdenkingsmis en jaarlijks is er het jaargetijde. Voor de Maya’s zijn we voorbijgangers in het leven. De geest van doden blijft bestaan. Een dode komt terug naar zijn huis. Zijn lievelingseten wordt bij herdenkingen voor hem klaar gezet. Als dat niet gebeurt, komt de geest u bezoeken met kwade gedachten. Voorouders worden aanroepen om deel te nemen aan het feest. Hulp geven Zijn handje opsteken zit niet in hun cultuur. Met de oorlog zijn er 2 problemen gekomen: de oorlog zelf en de vele hulp na de oorlog. Bij een vorig jaar gaven mensen geld voor studiebeurzen; ik doe dat ook, zegt Fons, en het is belangrijk dat jongere en oudere mensen kansen krijgen om te studeren, maar we kunnen daar geen systeem van maken. Vroeger stonden de dorpen meer op zichzelf en was er concurrentie tussen de dorpen. Nu wordt er werk gemaakt van regionale ontwikkeling met Nimlahakok als trekker. Het is nog onduidelijk wat de rol van ADICI daarin zal zijn, zeker in het federale programma. Belangrijk is dus dat steun regioversterkend zou zijn en dat er veel overleg daarover gebeurt in Herent en met ADICI. De kritiek van de Q’eqchi’ op de politici is dat zij hun beloften niet nakomen; dat vinden zij heel erg. Belangrijk is dus goed overleg en beloften nakomen. Marcel vraagt naar wat een voorbeeld zou kunnen zijn van ondersteuning op regioniveau. Fons antwoordt dat de steun aan wegenbouw niet betaalbaar is voor Herent. In het verleden heeft men in het federale programma secretarissen van de burgemeesters van de microregio’s voor één jaar betaald op voorwaarde dat de gemeente Cobán dit bedrag het volgende jaar inschreef in zijn budget. Ondersteuning van de regionale ontwikkeling in die zin kan, maar er moet veel overleg over gebeuren. Vermeden moet worden dat ontwikkelingssamenwerking herleid wordt tot geld geven; het gaat om lange processen. Rechtvaardige handel is ook belangrijk. Onderwijs Delfina legde ons de structuur van het onderwijs in Guatemala uit. - kleuteronderwijs: preprimaria - lager onderwijs: primaria - secundair onderwijs: secundaria. Daarin zijn er twee niveaus: - lager graad: basico - diversificado: gericht op het aanleren van een beroep: boekhouding, onderwijs, landbouw of op voorbereiding op hoger onderwijs: baccalaureaat - hoger onderwijs. Er is privaat en publiek onderwijs. Het publiek onderwijs is officieel vrij maar er moet betaald worden. Het privé-onderwijs is meer kwaliteitsvol. Het staatsonderwijs is meer flexibel; er gaat veel tijd verloren; er is onvoldoende controle.
In Cobán is er één goede normaalschool en zijn er enkele goede vrije scholen. De ouderparticipatie in het zogenaamde autonome onderwijs heeft alleen te maken met de praktische organisatie en het aanbrengen van geld, maar niet met de educatieve kwaliteit van het onderwijs. De man van Delfina, Carlos, is acht jaar geleden begonnen samen met een groep professoren die bijkomende cursussen hadden gevolgd, met een hogere normaalschool in een dorpje (CEPOC?) in de buurt van Cahabon. Er zijn al drie jaar afgestudeerden, erkend door het Ministerie van Onderwijs. Dit jaar zullen er weer zestig studenten afstuderen. Op vrijwillige basis begonnen zij met les te geven in de namiddag. De leerlingen moeten een bijdrage betalen. De leerkrachten ontvangen nu 1000 quetzales of 100 euro per maand. Afgestudeerden worden benoemd als onderwijzer in andere dorpen van Cahabon. Vroeger moesten leerlingen 5u te voet stappen om een school te kunnen bereiken. Leerkrachten worden soms benoemd in een streek waarvan zij de taal niet kennen. Benoemingen lopen zware hindernissen op. Een deel leerkrachten gaat naar de stad en zoekt ander werk zoals in de handel, veiligheidsdiensten,… Tot vorig jaar heeft de supervisor met hen gesympathiseerd en het initiatief begunstigd. Na de verkiezingen zijn er vele posten veranderd en is er onzekerheid over de toekomst gekomen. De tweetaligheid van het onderwijs is schoorvoetend aanvaard. Fons vertelt ons dat het eigenlijk gericht is op Spaans leren en dat het vaak leidt tot vervreemding van de eigen cultuur. In El Rosario zien we en in de dorpen horen we dat veel kinderen het lager onderwijs niet afmaken en dat de toegang tot het secundair onderwijs beperkt is. We hebben ook het Instituto Monja Blanca leren kennen in Cobán, waar Edwin Armando Catun, meester in El Rosario, initiatief nam voor een tweedekansonderwijs voor jongeren en volwassenen. (zie verder) Meer informatie over het onderwijs vind je in het verslag van de onderwijsdelegatie in juli 2006: Samen wijs? Instap in een bewonderenswaardige realiteit. Naar een autonoom indiaans bestuur? Hugo Ramirez verduidelijkte ons dat de regionale burgemeester (alcalde regional) – op dit ogenblik Hugo Ramirez Caal - een uitvoerende en rechterlijke macht heeft. Bij overtredingen van wetten kan hij straffen opleggen in de vorm van een geldboete of verplicht werk: bijvoorbeeld 1000 quetzales voor publieke dronkenschap. In een 20-tal gemeenten wordt zo al gewerkt. In andere gemeenschappen waar nog de traditionele rechtsspraak volgens de Indiaanse kosmovisie gebruikt wordt, kunnen er zweepslagen gegeven worden. Hugo krijgt een loon van de stad Cobán (weliswaar het laagste loon van een gemeenteambtenaar), terwijl de voorzitter van de COCODE 2 (Don Miguel op dit ogenblik) alles vrijwillig, onbetaald doet. Don Miguel zou zijn mandaat na zeven jaar willen door geven. Hij vindt dat hij teveel afwezig is van huis omwille van zijn inzet voor de gemeenschap. De COCODE 2 of regionale raad is de gemeenschapsraad voor ontwikkeling van tweede niveau (boven de dorpsraad of COCODE 1 van eerste niveau op het meest lokale vlak: dorp, bario, finca) en is eigenlijk het bestuursorgaan van de microregio. Nu vinden de mensen meer hun identiteit vanuit hun regio, vroeger alleen vanuit de dorpen. De Q’eqchi’ streven er naar om van deze raden een erkend autonoom inheems bestuur te maken, met participatie van ouderlingen, vrouwen, jongeren, …
Herminio, de vorige regionale burgemeester zei ons: ‘We zijn nu sterk aan het werken om de regionale raad (COCODE 2) te versterken. Er zijn nu 22 leden. We willen de regionale raad voor ontwikkeling omvormen tot een erkende Indiaanse bestuursvorm met een Indiaanse burgemeester, zoals dat ook al bestaat in andere Indiaanse gemeenschappen. (Dit is ondertussen gebeurd met ondertekening van de autonomieverklaring op 15 11 2008 van Nimlahakok tot Maya-Indiaanse regio met autonome organisatie en administratie.) We willen dat onze rechten als Indiaanse volkeren erkend worden en we willen de marginalisatie doorbreken. Wij willen de COCODE 2 uitbreiden naar een raad met ouderlingen, jongeren, vrouwen, de verschillende groepen als een representatief orgaan van de regio.’ Hugo bevestigde dit later: ‘Wij beginnen aan een nieuwe fase van uitwisseling met andere etnische gemeenschappen in Latijns-Amerika. De nationale autoriteiten erkennen ons niet als Indigena. We hadden een eerste nationale bijeenkomst, met ook groepen uit andere landen: Mexico, Nicaragua. Deze maand zetten we een historische stap met de officiële inschrijving van deze regio als indigena-gemeentebestuur (alcaldia indigena). Ook in andere streken wordt een zelfde strijd gevoerd: in het departement van El Quiqché, in het Oosten van het land, in Petén. Contact met buitenlandse gemeenschappen is zo belangrijk; het is een vorm van erkenning. Via internet kunnen we communiceren. We hopen via Manuel op blijvende ondersteuning te kunnen rekenen.‘ Tijdens de culturele avond in Nimlahakok stelde ik drie vragen aan Hugo. Ik stelde ze ook aan Manuel op de laatste busrit naar Guatemala. Tot wat zal het autonoom indiaans bestuur leiden? Zit er geen gevaar in dat er opnieuw conflicten met de machtselite ontstaan? Bestaat het risico niet dat de ladino-machthebbers nog minder aandacht hebben en nog minder middelen zullen geven aan de ontwikkeling van de indigena’s? Ik kreeg deze antwoorden. In de grondwet is voorzien dat de macht gedecentraliseerd wordt en dat de indigena’s meer autonomie krijgen. De staat moet nu 10 % besteden aan de ontwikkeling van de indigena’s, maar doet het niet. We moeten dat afdwingen door ons sterker te verenigen, plaatselijk, landelijk en over de landsgrenzen heen. We pakken het verstandiger aan dan in de tijd van de burgeroorlog. Wij willen een multiculturele staat. De ladino’s mogen ook zelfbeheer opbouwen in het ene Guatemala. Voor mij blijft nog onduidelijk of de grotere autonomie van de huidige microregio’s zal leiden tot een afscheiding van de stad Cobán.
C. Chronologisch verslag Dinsdag 9 september 2008: Naar Guatemala Om kwart na vier lopen er drie wekkers af. Ik wil deze reis niet missen. In de luchthavenparking in Zaventem vind ik gelukkig een kar voor mijn handbagage, mijn rugzak en twee valiezen: één van Ines met cadeaus van Matthijs, leerling van Walter in Toverveld, voor de schoolkinderen in de school van Edwin en een valies van Fons Huet met onze cadeaus en materiaal van Fons. De vlieger waaronder we afspraken in de vertrekhal is er niet meer. Wel zijn er al Pol, Myriam, Helga, Bart en Magy. Linda, Arlette en Marina arriveren ook, en Patrick. Ook Eva is er met haar vriend en haar ouders. Bernard, Luk, Chris, Yvette, Walter, Piet, de man van Linda, Lieve, en nog twee anderen komen ons uitwuiven. Pol scheurt zijn broek in de taxfreeshop. Hij heeft geen tijd meer om een nieuwe te kopen bij Esprit. Het geld voor de gemeenschappelijke uitgaven wordt verdeeld door Lydia. We kopen een fles bols voor Fons en een grote trappist voor Manuel.
Rond 8u vertrekt ons vliegtuig. Bart is enthousiast. Voor de aankomst in Madrid moet Patrick, die de eerste keer vliegt, overgeven. Hij wordt verzorgd door drie airhostessen, die zich uitputten met verontschuldigingen dat er geen ‘spuugzakje’ ter beschikking was. Ze raden ons aan om een dokter te raadplegen op de luchthaven. Het is behoorlijk ingewikkeld om de weg te vinden naar de volgende vertrekplaats. Geen tijd dus om nog een dokter te zoeken. Patrick en Pol kopen wel een nieuwe broek. Rond 12u50 stijgt ons vliegtuig op richting Guatemala. Het wordt een lange vlucht. Tijd om nog wat te lezen en nog wat Spaans te leren. Ik heb een babbel met Lou Decime uit Wijgmaal. Zij was leerkracht in Tervuren en woont nu een viertal maanden in Guatemala, waar zij met de groep Ajpopoli (Wie wijsheid brengt) via peterschappen een school ondersteunt op een 90 km van Guatemalastad. ‘Mensen leren nadenken in plaats van zich laten meesleuren door het consumisme’ drijft haar. Om 23u30 (Belgische tijd) landen we in Guatemala. Alle bagage is er. Jonge nette geüniformeerde politiemannen houden een oogje in het zeil. Manuel, Fons en zijn dochter wachten ons op. Onze valiezen worden op een bus geladen door drie mannen. We rijden door de stad achter een bus die een walm zwarte rook achterlaat. We zien vele auto’s die bij ons afgedankt zouden zijn. Fons wijst ons een aantal gebouwen aan: het gerechtshof, de vroegere nationale drukkerij, … In het hotel moeten we ons verdelen over vier kamers. Bart en Magy worden gescheiden. Zes vrouwen bij elkaar, twee vrouwen, twee maal drie mannen. Een korte tijd om ons te verfrissen en ons eerste avondmaal samen; Patrick en ik nemen eigenlijk een ontbijt: eieren, bonen, gebakken banaan. Het zal niet de laatste keer zijn dat we deze schotel krijgen. We verzetten het uur. Voor Manuel is het 19u35, voor Fons is het 19u37. Fons zal ook later altijd de eerste klaar zijn. We zijn moe en gaan slapen. Pol nog niet: ‘Ge ziet wie er gewoon is te werken’. Manuel komt ook later. ‘s Nachts gebruik ik de eerste keer mijn oordopjes.
Woensdag 10 september 2008: naar Cobán We nemen een voedzaam ontbijt: ‘Tropical’: fruit, melk, honing, muesli. Pol moet lang wachten. We maken een gemeenschappelijke pot voor de drank aan tafel. We leggen elk 150 dollar in. Manuel, Fons, Pol, Myriam, Lydia, Patrick en ik gaan op stap naar een bank om onze dollars om te wisselen in quetzales. Gewapende mannen aan de ingang. We kunnen maximum 500 dollar omwisselen. Fons neemt een groot bedrag op zijn rekening en zo kunnen we niet alleen wisselen, maar kan het zelfs aan een iets beter tarief. Het bedrag dat we wisselen komt voor de Guatemalteken neer op verschillende jaarlonen, weet Fons ons te vertellen. Het minimumloon in Guatemala bedraagt 47 quetzales per dag, een 130 Q per maand of een 12.500 Q per jaar. Fons waarschuwt ons dat er in de straten rond de bank veel criminaliteit voorkomt. We houden ‘ons geld’ goed verborgen. Rond 10u30 reizen we met een bus van Monja Blanca (een witte bloem, die op een non lijkt, een nationaal symbool van Guatemala) naar Cobán. Eens uit de stad worden we overweldigd door het mooie landschap: de bergen, het groen. In de zomer is het veel droger, vertelt Manuel. We zien velden van bananen, maïs. Hoger op staan er dennen. De bus vliegt door de bochten aan 90 km per uur. Hij toetert om eventuele tegenliggers te verwittigen. Vervelend dat er een film met veel geweld getoond wordt Rond 13u is er een korte stop. Inderdaad voor een vlugge hap. Om 15u30 komen we in Cobán aan. In de bushalte stappen we over in een minibus, die ons tot in ADICI brengt. Daar worden we ontvangen door Delfina, en de collega’s van Manuel.
Fons stelt ons de verschillende diensten voor: organisatieondersteuning, boekhouding, sociale economie. We krijgen thee met zoete koekjes. Fons geeft ons uitleg bij vijf posters, die visueel de inhoud van zijn boek voorstellen. (zie hoger) Manuel moet een ceremonie leiden met een andere groep. Wij gaan met de zoon van Fons per jeep naar de stad voor de aankoop van laarzen. We betalen ze 50 quetzales; de winkelier doet een goede zaak. We wandelen rond op de markt. Fons geeft ons uitleg over traditionele kledij. De Q’eqchi’–vrouwen dragen plooirokken. Meer opvallende kleuren zijn meer modern. We proeven een koekje van jonge maïs in maisblaren, kip in bananenblaren, rijstwater met jonge maïs, een soort marsepein, … De indio’s voelen zich gerespecteerd dat wij met hen praten en bij hen kopen. De mandenverkopers (verkopers uit de dorpen die met hun waren naar de stad komen en ze verkopen in manden op straat) ondervinden in vele steden problemen op de markt. We kopen bier voor vanavond in een magazijn: 31 blikjes! We gaan avondmalen in een restaurant pal in het centrum: Santa Rita. We bestellen nr. 26 van de kaart: gevulde paprika, pikant of niet pikant: ‘chile enchilada’. Terug in Adici houden we een eerste uitwisseling en evaluatie. ‘Wat heeft je geraakt?’ was de eerste vraag van Lydia. Helga: iemand die bedelde aan het hotel in Guatemala-stad Linda: een jonge man die me aanklampte en ik vreesde dat hij mijn fotoapparaat zou meenemen; hij werd meegenomen door een voorbijganger. Bart: foto’s trekken op straat is aandacht trekken Linda: we zijn anders. We vallen op en dat geeft een beklemmend gevoel. Met Fons erbij in Cobán voel ik mij geruster. Patrick: ze zijn inventief en trekken hun plan (karretjes met roulementen) Pol: ze vinden een oplossing met materiaal dat ze vinden (BBQ-stel) Bart: mannen met machetes die de weg proper maken Patrick: kinderen die aluminiumblikjes verzamelen Magy: oude stad, ijzeren hekken voor de huizen Patrick: mannen met geweren Linda: heel vriendelijke meisjes die ons bedienen, terwijl bij ons er niet meer gesproken wordt in de winkel Lydia: de bank was eigenlijk een krot in renovatie; blijkbaar zijn er geen veiligheidsvoorschriften voor het verkeer: ze rijden misschien wel niet gevaarlijk, maar zijn wel een gevaar voor de voetgangers Wat was plezant? Dat we vlug bediend werden bij het eten. Het leven op zijn gemak in tegenstelling tot ons leven onder druk en geprogrammeerd Pol en Bart: de avond met Manuel: hij heeft er plezier in ons bezig te zien Wat was vervelend? De video op de bus: luid en gewelddadig.
Donderdag 11 september 2008: Cobán
Ik neem een douche. Ik ben toch niet helemaal gerust in de elektriciteitsdraadjes aan de douchekop boven mijn hoofd. Voor het ontbijt is er een telefoon van Bernard die met verschillende van ons een babbeltje doet en zich informeert over de gang van zaken. Rond 9u hebben we vergadering over het programma op de eerste verdieping. Manuel groet ons in naam van het Q’eqchi’-volk. Hij dankt voor onze komst en hij is blij dat we gemotiveerd zijn en hij is blij met de telefoon van Bernard. Het programma wordt overlopen en toegelicht tot maandag. Het is opgemaakt op basis van onze vragen samen met de mensen en de leiders van de gemeenschappen. In de stad Cobán zullen de gesprekken met dienstvrouwen (vrouwen die het huishouden doen bij rijkere gezinnen) en met gemeentelijke bedienden moeilijk kunnen doorgaan: de patroons willen niet dat we praten met dienstvrouwen en de burgemeester ziet dat als tijdverlies. We zullen een bezoek aan het hospitaal inschakelen. Om 10u15 vertrekken we met de pick-up van Fons naar Ak’Kutan, het vormingshuis en de bibliotheek van de Dominicanen, aan de andere kant van de stad. Daar ontmoeten we doña Marta, de domestica, wier werk we al doende zullen leren kennen.
Linda, Pol en Myriam gaan met haar naar de markt. Marta loopt. Ze kan afbieden. Pol vertelt achteraf dat hij op de markt geschrokken was van hoe het vlees vol hangt met vliegen en dat alles verkocht wordt, tot een volle maag en een halve kop toe. Een kom met lever, ogen, hersenen om paté te maken was niet smakelijk om zien. Kalkoenen worden, met de poten samengebonden, levend verkocht. Er waren veel groenten, maar er was weinig fruit. Er zijn winkeltjes voor de betere klasse. Fons vond de prijzen nogal duur, voor ons is alles spotgoedkoop. Linda was er van gedaan dat een moeder met geld, dat zij verdiende van de verkochte aardappelen, eten ging kopen voor haar kleine. Manuel, Patrick en Bart herstapelen het brandhout. Manuel toont hoe je het gras kan korten met machete. Bart kan er al aardig mee overweg. Ondertussen maken de anderen de kasten schoon in de keuken, borstelen en dweilen we de eetzaal, de keuken, de feestzaal en kuisen we de ruiten in de feestzaal. We leren dat we het midden van de pila, de waterbak met kraan, en langs elke kant een was- of spoelbak, zuiver moeten houden. We moeten toegeven: veel en zwaar werk voor één vrouw. We geloven wel niet dat er elke week gepoetst wordt. Twee verdroogde muizen in de kast zijn daarvan getuige. We ondervonden dat je met weinig middelen veel kan doen. We stellen vast dat wij andere normen hebben over hygiëne en properheid. Willen wij niet te proper zijn? Daarna wordt er samen gekookt. Marta toont ons hoe tortilla’s te maken. Met enkelen proberen we het ook. Fons kan er direct uithalen welke wij maakten.
En in de late namiddag eten we samen: limoensap, kip in groenten, aardappelen, tomatensaus en tortilla’s, en als dessert gemengd fruit. Een waar festijn. We praten na met Marta. Zij heeft een zoon en de 2 kinderen van een nichtje. De moeder liet een dochter (4e studiejaar) en een zoon (Daniel, 6e studiejaar) na en Marta kon het niet over haar hart krijgen dat zij aan hun lot overgelaten waren. Haar zoon studeerde boekhouding en studeert nu aan de universiteit bedrijfsbeheer. Zij woont in een groot huis dat zij deelt met haar zus. Zij is bijna 13 jaar in Ak’Kutan. Ze is hier graag. Ze heeft geen gemakkelijk leven, maar ze is een blije persoon. Ze moet lang werken, soms van 4 tot 22u als er groepen zijn die ze moet bedienen. Hoeveel zou ze verdienen, vragen we ons ’s avonds af. Wij stellen ons aan haar voor met ons fotoboekje. Als zij onze uitleg over het OCMW gehoord heeft, zegt ze dat zij die nog niet te veel verstedelijkt zijn hun ouderen bijstaan maar in de steden is er wel een tendens dat er meer beroep gedaan wordt op anderen om voor de ouderen te zorgen. Linda schenkt bij het afscheid kaarsjes en maakt foto’s van planten en bloemen op het domein. Marta doet haar naam eer aan. Zoals in het evangelieverhaal over de 2 zussen, Marta en Maria, is zij de druk bezige, in de weer voor familie en gasten. Maar vandaag maakte zij zoals Maria in het verhaal ook tijd voor ons voor een babbel en bezinning over haar leven. In de feestzaal hing een affiche met daarop ‘América de mis sueños, destruyamos muros, construyamos esperanza.’ ‘Amerika, van mijn dromen, laten we muren afbreken, bouwen we hoop op.’ We gaan nog op bezoek naar de Calvarieberg, de grootste bedevaartplaats van de Q’eqchi’. Hier worden offers gebracht, ceremonies gehouden in de zaaitijd en na de oogst en zijn er uitwisselingen van raden van de regio. Voor de Spaanse verovering was dit reeds een heilige plaats. Op het oude Maya heiligdom werd de kerk gebouwd. Mayavieringen werden hier in het geheim verder gedaan. Dit was verboden door de koloniale kerk, maar werd na de burgeroorlog opnieuw toegelaten. (voor meer info zie hoger bij cultuur en religie) Op het kerkhof zien we dat de klassenverschillen ook na de dood blijven bestaan. We dalen de Calvarie af langs zeven zwartgeblakerde (door de kaarsen) kapelletjes met 137 treden. We nemen het avondmaal in ADICI. We ontmoeten Abel van Nimlahakok. Hij is op vergadering hier geweest met vertegenwoordigers van plaatselijke gemeenschappen. Ze blijven nog een nacht hier slapen. Onze vrouwen maken plaats voor hen, en verhuizen naar een andere plaats. Voor het slapen gaan houden we nog een uitwisseling en een nabespreking in een kring. We staan in bewondering voor de kracht van de Q’eqchi’ (ze dragen veel op hun hoofd), hun vriendelijkheid, hun geloof en hun wil om vooruit te geraken. Manuel blijft erg bescheiden maar verstaat meer van ons dan we denken. We hebben allerlei vragen waarop we geen antwoord hebben. Misschien eens vragen aan Fons. Wij zagen achter het centrum een krot, maar is dit nog een luxehuisje in vergelijking met de krotten in de barrio’s? Hebben ze geen bouwvergunning nodig? Waarom maken ze zwarte bonen altijd in een papje? Maken zij geen confituur? Saus binden ze niet? Waar zijn de mannen van de alleenstaande vrouwen? We merken ook dat wij veel beziens hebben.
Vrijdag 12 september 2008: de dag van de tortilla’s Heel vroeg (3u) op vandaag. Esteban zorgt voor koffie. Iets na 4u vertrekken we met Esteban en Fons naar het huis van Manuel. Daar is zijn vrouw Josefina en een zoon al een tijd bezig met de gekookte maïs te wassen om de kalk te verwijderen. (zie ook hoger) Josefina koopt 25 quintales (1 quintal is een zak van 45 kg) maïs, waarvan ze per dag 1,5 quintales (een 70 kg) gebruikt. We laden de gewassen maïs in en rijden naar de molen. Als een deel gemalen is van de maïs vertrekken we. We gaan te voet naar de tortilleria en passeren de markt. De tortilleria ‘Doña Victoria’ is genoemd naar de vroegere eigenares. Josefina is de ganse dag van huis in de tortilleria in het centrum van de stad; pas rond 20u is ze terug thuis. De kinderen vertrekken mee naar het centrum, eten onderweg en gaan naar school. In de tortilleria heeft Josefina een aantal vaste klanten. Ze heeft de gave om goed te verkopen. De dochters hebben niet dezelfde vaardigheid; als zij er alleen voorstaan wordt er verlies gemaakt. Tijdens het ontbijt horen we dat een advocaat in de stad vermoord is. Hij zou morgen trouwen. De dochter van Josefina, Irma, die meehelpt in de zaak van 8 tot 12u, gaat buitenhuis werken van 14 tot 18u als boekhoudster. We praten met de verschillende vrouwen die meewerken met Josefina. Carmen is 66 ( ze is op haar 67e) en heeft veel plezier met ons bezoek. Marguerita, Julia, … We trekken de stad in. We passeren het standbeeld van Fray Bartomé de las Casas (1474 – 1566). Hij was als veroveraar naar Hispañola (het huidige Cuba en de Dominicaans Republiek) gegaan. Hij zag wat er gebeurde met de indianen. Hij werd de eerste verdediger van de mensenrechten van de indianen als dominicaan. De Q’eqchi’ maakten een akkoord met de Spanjaarden in plaats van verder te vechten, en aanvaardden om christen te worden en in een missie te wonen. Het opperhoofd van Cobán werd gouverneur. Hij ging naar Spanje en zat tegenover de keizer. Vandaar dat Cobán ‘imperiale (keizerlijke) stad’ genoemd wordt. Bartolomé de las Casas maakte veel documenten over de grond.
Bezoek aan de school El Rosario van 9 tot 10u30 We gaan naar de zusterschool van Toverveld in Veltem: de lagere school El Rosario, waar Edwin Armando Catun onderwijzer is. We mogen er de cadeautjes afgeven van Matthijs van Toverveld van de klas van Walter De Vlieger. Ter gelegenheid van zijn verjaardag had hij
gevraagd om cadeautjes te geven aan de kinderen van deze school in plaats van voor zichzelf geschenkjes te vragen. We hebben er de reistas van Ines helemaal mee gevuld.
De school ligt even buiten het centrum. Op de heuvel achter de school is het woord Toverveld en Rosario gevormd met witte keien. Als we toekomen worden de kinderen van alle klassen buiten geroepen. Ze stellen zich in rijen op, van klein naar groot. De eerste rijen zijn lang, de laatste kort: kinderen gaan niet lang naar school. We groeten de directrice en Edwin en leggen de bedoeling van ons bezoek uit. Om de cadeaus van Matthijs te overhandigen worden enkele tafeltjes aangebracht. Bart en ik stellen de cadeautjes één voor één uit. We maken er een Spaanse les van voor ons: potloden, gommen, linialen, bikken, stiften, scharen, schriften, tekenbladen, … De kinderen roepen de Spaanse woordjes: lapices, gomas, reglas, bolígrafos, rotuladores, tijeras, cuadernos, papeles de dibujo, ….Het wordt een hele stapel. De kinderen zingen voor ons een liedje. Wij antwoorden met ‘Guatemala, tierra linda, tierra mia’. De kinderen spelen op zelf gemaakte instrumenten. Pol goochelt. Edwin en de directrice danken ons voor de inspanning zo ver met een zware valies te sleuren. Ze vragen ons de school en Matthijs te danken dat hij zo vriendelijk was aan hen te denken en met hen bekommerd te zijn. Ook een leerlinge, Zoila, zegt een dankwoordje namens de leerlingen. We gaan kijken naar de boom, geen eik maar een sterke boom van hier, die hier geplant werd op 5 mei, dezelfde dag dat ook in drie scholen in Herent een boom werd geplant. Als versterking van de zusterband. De kinderen lopen nog wat vrij rond voor we afscheid nemen. We zullen de directrice en Edwin later nog terugzien. Een meester komt nog aanlopen met een muziekspeelgoedje voor Matthijs. (Voor het afscheid in Cobán is Edwin nog speciaal afgekomen vóór zijn klas begon om groeten en een plastic zak met cadeautjes te brengen.) Van op de jeep wuiven we de kinderen geluk toe, en alle kansen op ontwikkeling. Hoevelen zullen er kunnen van genieten? Na het bezoek aan El Rosario keren we terug naar de tortilleria. We zetten er onze gesprekken met de meewerkende vrouwen verder. (zie hoger) Voor het afscheid dankt Lydia allen. ‘Hier hebben we de beste tortilla’s gegeten.’ De vrouwen danken ons dat wij naar hen kwamen.
We gaan naar de markt en spreken er met allerlei verkoopsters. We bezoeken een winkel met ijzeren tralies voor de deur: Tienda Christy. (zie hoger) We gaan het middagmaal nemen in het restaurant Xkape Kob’an Kakik, een restaurant met traditionele gerechten, een mooie tuin en een winkel. We eten er op het terras en rusten wat uit. Een vrouw wil ons doeken verkopen, maar heeft niet veel succes. We kopen wel wat in het winkeltje. We brengen een bezoek aan het hospitaal: Hospital Regional Cobán AV. Helen Lasi (?) de Langerud. Het is bezoekuur en we lopen er door de verschillende afdelingen: algemene geneeskunde, chirurgie, pediatrie, moederhuis. We stellen vast dat er weinig privacy is in de open zalen. De bedden zijn oud. We voelen ons wat gegeneerd. Er zijn weinig zieken, vindt Fons. Gelukkig maar! We keren terug naar ADICI en gaan naar het huis van Delfina Asig, coördinator in ADICI. Bedoeling is om een gesprek te hebben met haar huishoudster, maar die krijgen we nauwelijks te zien. Het meisje vertrekt op weekeinde naar huis.
We zitten op het terras. Delfina serveert ons thee en tamales (deeg met een vulling). Dit huis is dicht bij haar werk; ze heeft haar gezinswoning in Tactic, ten zuiden van Cobán. Het zoontje Gabriel (zes jaar) steelt onze aandacht. In januari gaat hij naar het eerste leerjaar, maar is nu al veel bezig met boekjes. We hebben een gesprek over het werk van de domestica maar vooral over onderwijs. (zie hoger) Rond 18u gaan we ons verfrissen in ADICI en treken om 19u naar de stad. We gaan eten in … een Mc Donalds. Achteraf gaan we winkelen in het grootwarenhuis en komen er Fons en zijn zoon tegen. Terug in ADICI drinken we samen iets op de slaapkamer. We houden geen evaluatie, maar maken enkele afspraken voor morgen. Er worden toch al enkele indrukken uitgewisseld. Het was een zware dag.
Zaterdag 13 september 2008 Om 6u15 al op. Ontbijt om 7u30: eieren met tomaat en worstjes, gebakken banaan met room, bruine bonen en broodjes. Bart is ziek en Arlette wil wat rusten. Pol gaat koken bij Fons thuis; Arlette en Bart beslissen later mee te gaan. Daar valt de elektriciteit uit en koken ze met kaarslicht. Ze bezochten de mooie en grote tuin, met alle soorten fruit.
We delen ons op in 2 groepen. Lydia, Helga, Magy, Myriam gaan een gezin bezoeken, Patrick, Marina, Linda en ik gaan naar het Instituto Monja Blanca. In het Instituto Monja Blanca is een schoolfeest aangekondigd. Het blijkt een feest te zijn ter gelegenheid van de verjaardag van de nationale onafhankelijkheid van Guatemala en voor het einde van het schooljaar. Het instituut met de naam van de witte bloem, die op een nonnenkap lijkt, is een vrije school opgericht door Edwin als tweedekans onderwijs voor jongeren en volwassen. Ze zijn niet lang naar school kunnen gaan en kunnen hier een opleiding volgen. De meester van Rosario is hier directeur. Hij wacht ons op in zijn beste kostuum. Als wij toekomen word het nationaal lied gezongen. Iedereen houdt de rechterhand voor de borst. Het lied van het instituut en de groet aan de vlag van Guatemala volgen. Directeur Edwin heet ons welkom in het Nederlands en legt uit dat wij de cultuur willen leren kennen. Hij leidt ons rond naar de verschillende klassen, waar de leerlingen een ‘altaar voor het vaderland’ gekunsteld hebben. Ze hebben hun klas versierd en hun land, het departement Alta Verapaz, de stad Cobán, de cultuur, gerechten, kleren, en de symbolen van het land uitgebeeld. Elke klas op een eigen manier: met hout, zand, bloemen en planten, wierook, …De grote boom ceiba, de vogel quetzal, de vlag, het wapenschild, de gebroken ketting en de held in Petén waar de indianen vochten voor hun vrijheid tegen de Spaanse bezetters, de duif, de marimba, …. Symbolen van verbondenheid met de natuur, van onafhankelijkheid, van streven naar vrijheid en leven in vrede. In één van de klassen is volgende tekst opgeschreven: Todos somos iguales, a veces diferentes en color, idioma y traje, pero compartimos el aire y la tierra, el sol, la luna y las estrellas. En la escuela aprendemos a trabajar, a decir la verdad y a respectarnos unos a otros. Allen zijn we gelijk, soms wel verschillend van kleur, taal en kleding, maar wij delen de lucht en de aarde, de zon, de maan en de sterren. Op school leren wij werken, de waarheid zeggen en mekaar respecteren. Op het schoolplein brengen groepen leerlingen in ‘estampas’ of kleine toneeltjes de tradities tot leven: een processie, de verloving, een huwelijk, een begrafenis op een kerkhof, … Zij worden daarop beoordeeld door een jury, waar ik de directrice van Rosario tussen herken. In één klas is een altaar gemaakt waar kaarsen Tzuultaq’a (heilige Berg en Dal) smeken dat de rituele dans van het hert ’s avonds goed mag verlopen. Wij zitten onder een zeil beschermd tegen de felle zon en worden verwend met boch (hun traditionele sterke drank), cacao, fruitsap, coca cola, een tortilla met bonen, …. De tweede groep heeft ons intussen vervoegd en bezoekt ook de klassen. In één ervan worden wij uitgenodigd mee te dansen.
Vóór we weggaan hou ik nog een dankspeech. Dat de monja blanca, de mooie witte bloem, elke dag van hun leven mag bloeien. Ik draag nog een gedicht voor. We keren terug naar het centrum van de stad. We gaan nog enkele laarzen kopen en cadeaus voor de trouwers. Wat kopen we? We beslissen een traditioneel hemd te kopen voor de zoon, en een huipille voor de bruid, en kaarsen en wijn voor de ouders. We zijn immers uitgenodigd op de burgerlijke trouw van de jongste zoon van Fons, Hunab, met Rubi. We gaan eten in Santa Rita. Magy wil nog een traditionele blouse, een huipille, kopen. Een kwartier wordt drie kwartier. De huipille wordt op maat gemaakt. Ik laat mijn schoen poetsen. De man maakt er werk van; aan schoensmeer geen gebrek. Hij is getuige van Jehova. Drie quetzales vraagt hij maar hij kan niet teruggeven op vijf. Ondertussen is het volop beginnen regenen. De immer dienstbare Esteban voert ons naar ADICI, in 2 keer zodat we niet in de regen zouden moeten zitten. Daar maken we al onze pakken voor morgen. Esteban brengt ons ook in 2 keer naar het huis van de schoonmoeder waar de trouw plaats vindt. Er zijn vele gasten. Een mooi en groot huis waar de binnenkoer overdekt werd om iedereen plaats te kunnen geven. Tafels, stoelen, pilaren versierd met witte en roze doeken en hartjes. Onder de gasten is ook Patrick De Cavele, een ontwikkelingshelper uit West-Vlaanderen die gehuwd is met een Guatemalteekse. De trouw is een formele plechtigheid en wordt geleid door een advocaatnotaris. Hij wijst op het belang van het gebeuren, hij schetst de evolutie van de betekenis van het huwelijk in het burgerlijk wetboek: van een contract tussen partners, over een juridische acte naar een sociale instelling met gelijke rechten voor man en vrouw. Hij leest de belangrijke artikelen uit het wetboek voor en laat de documenten ondertekenen. Alle gasten mogen meetekenen; wij aarzelen. We toasten wel mee op het jonge paar. We krijgen lekker eten, thee en taart. Het witloof, dat Pol klaar maakte met hesp en kaas, gaat rond. Het geraakt niet bij Fons. We doen enkele dansen mee, we overhandigen de geschenken, nodigen het koppel dat voor een jaar naar België zal komen uit op onze restaurantdag en nemen afscheid. Morgen vertrekken we naar de dorpen! Voor Fons is het feest om 22u30 nog niet afgelopen.
Zondag 14 september 2008: naar Nimlahakok Om 6u is iedereen op. Vandaag is Myriam jarig. Kussen. Later op de dag zullen we haar verrassen met een kaartje en een sjaaltje. Om 7u30 vertrekken we naar Cobán. We gaan nog pannenkoeken eten in Santa Rita. We keren terug naar ADICI om de valiezen op te laden. Een deel van de bagage laten we achter in de ‘mannenkamer’. In 2 jeeps rijden we naar Nimlahakok. Na drie kwartier verlaten we de asfaltweg en rijden over een verharde weg met veel putten. We genieten van het mooie landschap met de bergen, de maïsvelden. Fons wijst ons de Ceiba aan, een hoge boom die volgens de maya kosmologie op de vier hoeken van de aarde de hemel draagt. En een rubberplantage.
We komen na 4 uur rijden aan in Nimlahakok en wandelen naar de kerk. Daar loopt net de zondagdienst af. De marimbaspelers, de gitarist en de drummer laten ons horen dat ze kunnen spelen. We worden onthaald bij Santiago, de catechist. De dochter biedt ons elk een kokosnoot aan. We zitten aan een lange tafel. In het huis hangen affiches over ecologie en de Mayacultuur. We krijgen rijst met groenten, aardappelen, tortilla’s, cacao en bier. Het is warm. We zweten en puffen. Fons, Manuel en Santiago zijn in gesprek. Santiago weent. We horen achteraf dat hij een zoon verloren heeft, die gestorven is aan een eigenaardige ziekte, of is hij vergiftigd? Hij heeft ook veel familieleden verloren in de oorlog die omgekomen zijn van ontbering. Oorlogschade is nog altijd niet uitgekeerd. Een kind dat in de bergen geboren werd, is nog niet ingeschreven geraakt. Santiago was de rechterhand van Bernard en heeft mee het monument opgericht voor de oorlogsslachtoffers: het kruis met de 918 namen. Zijn kleinkind heet Dimitri, naar één van de acteurs van W@=D@. We zoeken verfrissing onder de bomen en lopen wat rond in de tuin. We zijn niet alleen. Kippen, kuikentjes, een varken lopen er ook rond. We hebben een babbel met Santiago. Hij is medeoprichter van de coöperatieve, waarvan we de camion al gezien hebben. Hij heeft velden en doet ook aan bijenteelt. Zijn zoon gaat appelsienen voor ons plukken met een lange stok. We gaan de pakken afzetten in het Salon Communal, het centrum van de coöperatieve. Daar is er een grote vergaderzaal, een kleinere met ook een slaapplaats met stapelbedden en tussenin een secretariaatje waar een PC staat. Er is een doucheruimte en wc in beide slaapplaatsen en ook buiten is er een toilet. We gaan iets drinken in het café of de comedor (eetplaats) op het dorpsplein. Pol biedt een pint aan, ook aan een man die er al eentje op heeft en aan de jongen die ons bedient. We worden begroet door Herminio Ramirez Caal. Hij behoort tot de COCODE van niveau 2, de regionale raad voor gemeenschapsontwikkeling. Hij is al in België geweest (toen als regionale burgemeester) met een delegatie en voelde er zich beter dan hier thuis. Hij vraagt ons om ons thuis te voelen. Hij heeft een wonde aan de rechterhand van een machete. Herminio vertelt ons de geschiedenis van de regio.
Tot voor 1990 behoorde Nimlahakok tot dezelfde regio als Salacuim. Deze was geweldig gemilitariseerd. Ter gelegenheid van de eerste verkiezingen voor de regionale burgemeester organiseerde Nimlahakok zich om hun eigen kandidaat te steunen. Hij won maar werd tegengewerkt door Salacuim. In 1994 begon de regionale burgemeester; hij was jong en onervaren en werd afgedankt. In 1995 werd er een nieuwe verkozen: José Maria Cot (?) die in dienst bleef tot 1998. Daarna werd Herminio verkozen, die zeven jaar ten dienste was. In 2003 gaf hij zijn ontslag, kort na het bezoek aan Herent. Dan werd een politiek vriendje van de burgemeester van Cobán van de rechtse partij GANA (FRG van de vroegere dictator Ríos Montt) regionale burgemeester van 2004 tot 2008. Deze werd beschuldigd van slecht beheer en corruptie. Sinds 2008 is Hugo Evaristo, de broer van Herminio, verkozen ondanks campagne van het FRG. We zijn nu sterk aan het werken om de regionale raad (COCODE 2) te versterken. Er zijn nu 22 leden. We willen de regionale raad voor ontwikkeling omvormen tot een erkende Indiaanse bestuursvorm met een Indiaanse burgemeester, zoals dat ook al bestaat in andere Indiaanse gemeenschappen. We willen dat onze rechten als Indiaanse volkeren erkend worden en de marginalisatie doorbreken. Wij willen de COCODE 2 uitbreiden naar een raad met ouderlingen, jongeren, vrouwen, de verschillende groepen als een representatief orgaan van de regio. Herminio is zelf actief geweest in de aanleg van de weg, de rechten op grond, de oplossing van conflicten volgens Indiaanse principes. Vroeger was er geen weg en moest alles gedragen worden op de rug met de hoofdband. Sinds 1997-98 is er de weg gekomen dank zij lobbying en druk. Nieuwe projecten van de gemeenschap houden de aanleg van wegen in naar de dorpen, een school in elk dorp. Hij is nu voorzitter van het plaatselijke oudercomité van de lagere school, dat instaat voor de praktische organisatie van het onderwijs. Hij is ook lid van de adviesraad van het secundair onderwijs. Hij zegt dat wij ons broer en zus voelen, en vraagt ons om ons thuis te voelen. We nemen deel aan een vergadering van COCODE en de coöperatieve. De voorzitter heet ons welkom. De verschillende leden van de groep stellen zich voor: Maria Alberto Ramirez Choc, voorzitter van de coöperatieve Pedro Oxon, vicevoorzitter, woont op 2u te voet van hier Abel Cajbon, van Nimlahakok, schatbewaarder Cesar Augusto de la Cruz, secretaris, van K’oopala’, 2,5 km van hier Alfonso Salam, raadslid met stemrecht Rosendo Choc, lid van de toezichtsraad, van Nimlahakok Agusto Cucul Choc, voorzitter van de kredietraad, woont 3 km van hier in Monte Chusto Santiago Chocooj, raadslid van het kredietcomité, van K’oopala’, 2,5 km van hier Rigoberto Ayu, secretaris van het vormingscomité, van Ischlok, op 20 km van hier Jary Prado, raadslid van het vormingscomité, van K’oopala’, 2,5 km van hier Arnoldo Choc, werknemer voor de administratie van de coöperatieve, van Nimlahakok Hector Col, secretaris van COCODE 1 en 2, van Nimlahakok, lid van de coöperatieve Manuel Col Choc, lid van de coöperatieve, werkt met organische kardemom, nog niet in de groep geregistreerd. Wij stellen ons voor. Abel geeft een overzicht van de geschiedenis van de coöperatieve: Integrale coöperatieve voor sparen en kredietverlening
In 1982-1985 was Nimlahakok ontvolkt door de oorlog. Abel heeft zelf ook 2 jaar in de bergen gewoond. Voor de vredesakkoorden hadden wij geen rechten en was er felle discriminatie. We waren niet vrij onder de militaire macht. In 1998 was Nimlahakok bij de eerste gemeenschappen om contact te leggen met Forest Trade die organische kardemom opkoopt. Er kwam een mogelijkheid om kredietleningen aan te gaan bij een Italiaanse organisatie: Movi Mundi. Het eerste krediet bedroeg 120.000 Q en werd afbetaald op zeven maand, interest inbegrepen. Andere dorpen vroegen ook kleine kredieten aan dezelfde organisatie. Deze stelde voor een coöperatieve te vormen en zou daarvoor een startkapitaal ter beschikking stellen. We namen deel aan heel wat vormingssessies. Van 40 leden in 2004 groeiden we uit tot een coöperatieve met 68 leden. In de coöperatieve zijn er vier groepen: de toezichtsraad met veertien leden, de administratie, het kredietcomité, het vormingscomité. Een advocaat waarmee we samenwerken, ontvangt een ereloon en de boekhouder wordt betaald. We krijgen geen steun van de staat, maar moeten wel belastingen betalen. Het startkapitaal kwam van buiten, maar voor de rest steunen we op eigen organisatiecapaciteit. El lid betaalt 200 Q per jaar. Oorspronkelijk werkten we in de 41 dorpen van Nimlahakok, maar nu al voor vier regio’s en ook in de buurtprovincie El Quiché. De voorzitter vult aan dat er nu 62 leden zijn, 10 in het inschrijvingsproces en enkele nietgeassocieerden. Aan 150 mensen werd een krediet verleend. Er is veel vraag en er is onvoldoende kapitaal. Kredieten worden gebruikt voor de aankoop van vee, kardemom, maïs, het opzetten van een klein winkeltje. Er wordt gewerkt met individuele mensen, groepen, soms ook met bepaalde gemeenschappen. Het kapitaal bedraagt 700.000 Q. Voor een krediet wordt 15 % interest aangerekend Van deze 15 % interesten dient 10 % voor het betalen door de coöperatieve van de belastingen; er wordt 3 % interest gegeven aan de spaarders; er blijft dus maar 7 % over. De voorzitter stelt dat onafgezien van de religie steun gegeven wordt. Hij dankt ons voor onze aandacht, en hoopt op een goede samenwerking met het oog op een betere dienstverlening aan de gemeenschap. Dan is het moment aangebroken voor vragen en uitwisseling van ervaringen. Daaruit leren we het volgende. De campesinos kunnen haast niet (slecht 1 tot 2%) terecht bij de banken voor leningen. De banken vragen papieren met garanties (veebezit, eigendomstitels, grond met kardemom). In de coöperatieve moeten leden geen garanties bieden, niet-leden wel. Mensen hebben drempelvrees en in dialoog wordt geprobeerd de vrees weg te werken. Wie lid wil worden krijgt van het vormingscomité een goede uitleg, ondermeer waarvoor kredieten kunnen aangevraagd worden. Van de kandidaat leden wordt nagegaan welke grond ze hebben, wat hun werkkracht is. Een lening kan max. 25.000 Q bedragen. De termijnen van terugbetaling hangen af van waarvoor de lening bedoeld is: 18 maand voor de aankoop van een kalf (het kan na 18 maand geslacht worden), 8 tot 12 maand voor landbouw, 9 tot 12 maand voor kippenteelt. De prijs van vee daalt: van 4,80 naar 4,55 Q. Vroeger moest het vee soms naar Cobán gebracht worden; nu wordt het geslacht in de dorpen en plaatselijk verkocht. Voor kardemom wordt in 36 dorpen samengewerkt met Forest Trade. Niet alle dorpen voldoen aan de normen. Er zijn zes vrouwen lid van de coöperatieve, maar er zijn tot nog toe geen vrouwen lid van de comités. De algemene vergadering kiest de leden van de comités. Tot nog toe zijn er geen leningen voor scholen of studiebeurzen. De coöperatieve staat nog in haar kinderschoenen; er is wel een klein sociaal fonds. In elke gemeenschap zijn er drie groepen: de coöperatieve, het transport en de organische kardemom.
Er is sinds 2001 transport van personen naar K’oopala’ en van producten (kardemom) met een kleine camion. In noodsituaties (bevallingen, gekwetsten) wordt ook transport aangeboden. De transportgroep geeft soms hulp aan de coöperatieve. Er wordt nog gevraagd naar het scholingsniveau en het aantal kinderen per gezin in België. Na de dankwoorden wordt de maaltijd aangebracht: beefsteak, aardappelen, wiskyl, rijst. Er is drank in overvloed: cacao, bier, boch. Wij halen de flessen wijn er nog bij, die we kochten voor de verjaardag van Myriam. Wij zingen voor Myriam. Myriam trakteert met koekjes, die een gretige aftrek vinden. Op onze vraag zingen de Q’eqchi’ ook voor Myriam, 3 liedjes. Rond 22u30 willen wij gaan slapen. Cesar, Santiago, …vertrekken zonder regenjas door de regen voor een tocht van 2,5 km. Linda, Arlette, Patrick en Fons slapen in een bed. Pol, Helga, Myriam en ik op ons matje in de kleine zaal, Lydia, Eva, Marina, Bart en Magy onder hun muskietennet in de grote zaal. Manuel gaat bij Santiago slapen maar heeft eerst nog een uitgebreide babbel met de mannen in de winkel op het plein. Hij kreeg veel vragen over de afstand van België van Guatemala, de vliegtuigreis, de aankomst, over het leven in België, over de zusterband, over hoe wij als groep van blanken toch werken met de handen (in de dorpen wordt een blanke man of vrouw aanzien als iemand die niet werkt met de handen, maar anderen voor hem laat werken; dat is hun ervaring in de finca’s).
Maandag 15 september 2008 Om 6u15 wakker en opstaan. Er zijn maar 2 douches en 1 wc . In de grote vergaderzaal loopt het water binnen van een lekkende kraan. Ik ga op stap op zoek naar Manuel. Hij slaapt nog bij Santiago. We worden met zes uitgenodigd door Danilo (2e leerjaar) voor het ontbijt bij Herminio. Bart, Magy en ik gaan bij Herminio; Lydia, Eva, Marina bij zijn dochter. De anderen ontbijten in de comedor. Herminio antwoordt op onze vragen. Herminio heeft nog zeven kinderen thuis; drie zijn er al getrouwd. Hij heeft acht kleinkinderen. De winkel in het dorp is van hem. Zijn oudste zoon heeft een kapperszaak en wisselt de winkel af met Kevin en met Danilo. Zijn zoon is voorzitter van de coöperatieve. Herminio kent Willy Kuijpers nog. Een grote meneer! Hij heeft drie hectare die hij bewerkt met kardemom voor de export. De jongste dochter maakt zich op voor de schoonheidswedstrijd in de school.
Feest van de onafhankelijkheid in de school Op 15 september 1821 werd de onafhankelijkheid van Centraal Amerika uitgeroepen. Dat wordt gevierd in de school in Nimlahakok, maar ook in alle andere scholen waar we nog zullen komen. In de school van Nimklahakok wordt bij deze gelegenheid de miss van de onafhankelijkheid verkozen: la elección e investidura de la niña de la independencia 2008-2009.
We zitten op schoolbankjes vóór de leerlingen. Achter de leerlingen zitten de moeders; verder op staan de mannen. De kinderen dragen een mooi wit T-shirtje met het schild van Guatemala. We bezoeken de klassen. In de kleuterklas is er een hoek voor artistieke expressie, voor rekenkunde, voor voorbereidend lezen. In de klas van het eerste en tweede en derde leerjaar valt ons oog op tekeningen van een grote, een gemiddelde en een kleine pot om ‘groot of nim’, ‘middelmatig of saaj’ en ‘klein of kachin’ aan te leren. ‘Nim la ha kok’ betekent ‘grote water schildpad’ en Ch’ina mo kooch ‘kleine palmboom’. De blaren van de palmbomen werden vroeger gebruikt om de daken te bedekken, vóór er golfplaten werden gebruikt. Dan maken we het hele verloop van het schoolfeest mee. Alles wordt ingeleid door de directeur van de school. - welkomwoord - aanbrengen van de vlag van Guatemala en aanbrengen op podium, gemaakt van bij mekaar geschoven banken en met blaren versierd - hijsen van de vlag van Guatemala en van Herent - eed aan de vlag - toespraak van Herminio, de voorzitter van het oudercomité van de school in het Spaans en het Q’eqchi’ - voorstelling van de jury (twee mannen en één vrouw: de meesters) - de miss van vorig jaar (la niña independencia 2007-2008) danst de traditionele son - dans van de kandidaten voor dit jaar, op blote voeten Het eerste kindje (kleuteronderwijs), fier, met lange paardenstaart en doek op hoofd wordt begeleid door de juf; Aïda, dochter van Herminio, (1e leerjaar) brengt bloemen en wierook mee Marina (2e leerjaar) heeft bloemen en een schaaltje Katarina (3e leerjaar) met bloemen in een mandje Graciela (4e leerjaar) met bloemen en een mandje Erlinda (5e leerjaar) groet aan de trap en draagt een doek op het hoofd Brinda (6e leerjaar, 14 jaar) heeft bloemen bij. - dans door het kleuterklasje (preprimaria): 14 kindjes met laarzen en schoenen; de mama’s hebben plezier - 3e leerjaar danst en zingt - technische storing: de aansluiting van de geluidsboxen met de PC, waarmee de muziek gespeeld wordt en die bediend wordt door een zoon van Herminio, valt uit - de groep Jorge Felipe: drie jonge mannen met jeans en hoed doen een dansnummer met een play back show - Elmer zingt het liedje over de kiekendief - Jorge Feliz zingt over de waakhond - de zeven kandidaten doen een dans. De uitleg wordt gegeven in het Q’eqchi’ en het Spaans. Ze stellen zich voor en hebben een boodschap: we moeten onze gewoontes
behouden, de raad van de ouderlingen opvolgen, de gemeenschap helpen, de bomen onderhouden, leren in dialoog met anderen, onderhandelen om conflicten op te lossen, solidair en in groep in huis en op het veld werken, in de school mekaar helpen, ons inspannen om onze levensprojecten waar te maken. - liedje door leerling van 1e leerjaar - gedichtje door jongen over de Monja Blanca, de witte bloem - dans door jongeren - ik draag een gedicht voor over delen met mekaar - een liedje - dansen op marimbamuziek door meisjes van het 4e leerjaar - een woordje door de miss van vorig jaar - de jury komt naar voren. Drie geselecteerde meisjes moeten een papiertje treken met een vraag Wat zijn de symbolen van Guatemala? De quetzal, de marimba, het schild Hoe lang is Guatemala onafhankelijk? 148 jaar Op welke dag werd Guetamala onafhankelijk? 15 09 1821 Brenda wint. - een zoekvraag aan het publiek: Wat zit er in deze zak? Het is een T-shirt. Wie juist antwoordt, krijgt hem. - Fons en Magy doen een woordje en we geven de cadeaus (bikken en ballonnen) af aan de directeur van de school - de nieuwe koningin (reina) doet haar intrede - de vlag wordt weggebracht - een woordje door de directeur - een dankwoord door Herminio namens het oudercomité - de miss van 2007-2008 en van 2008-2009 dansen op de marimba samen met de leerkrachten, de directeur, leerlingen - voorzitter Herminio doet nog een dankwoord en speelt in op mijn gedicht - we delen de maaltijd, een authentieke maaltijd zonder vlees: we mogen van het eten dat de verschillende ouders hebben meegebracht, mee-eten. - Pol doet enkele goochelnummers - voor de kinderen is er een piñata: ze slaan beurtelings met een stok tegen een pop, aan een touw opgehangen, waar snoep in verstopt zit tot die er uitvalt. In de namiddag verdelen we ons in groepen. Magy en Marina gaan helpen wassen en maïs ontgranen.
Pol, Myriam, Helga, Lydia, Linda, Manuel, Arlette, Patrick, Fons en Eva gaan naar Ch’inamokooch om het slachten van de stier mee te maken. Zij vertrekken met de pick up. De weg op het einde moet te voet gedaan worden. Een serieuze afdaling. Op een grote grasvlakte met beneden de rivier werd de slachting voorbereid. De stier stond al klaar. De stier wordt neergelegd met een stevig touw; de poten worden vastgebonden. De nek wordt gestrekt en met één steek in het hart wordt hij gedood. Het bloed wordt opgevangen. Dan smeren ze de zijflank in met een lookmengsel. Ze wrijven met de baby’s over de flanken van de stier en ze geven de kinderen op het voorhoofd een kruisje met het bloed.
De stier wordt op de rug gerold, de poten open getrokken, en de nek gekraakt. Hij wordt ontveld. De ingewanden worden er uitgehaald en de blaas wordt in de rivier gegooid. De poten en de kop worden afgesneden en het lichaam wordt in grote stukken verdeeld, die de boeren naar de keuken dragen. In een apart gedeelte van de keuken werd het vlees versneden. In de schuur worden de stukken kleiner gekapt en opgehangen aan een touw om uit te bloeden. Ze beroken het vlees met wierook. In de keuken zijn de vrouwen druk aan het koken. Ze laten niets verloren gaan; zelfs de ingewanden worden klaar gemaakt. De groep krijgt een pint bier en neemt afscheid. Bart en Marcel gaan werken op het veld met Don Juan We gaan naar het huis van Don Juan. Hij is al vertrokken. De zoon leidt ons naar het veld. Het is de steile berg op. De stenen doen pijn door de botten. Het is heet. Ik kan met moeite volgen. Het veld ligt gelukkig onder de bomen. We vinden na een tijdje Juan. Hij is bezig met het veld met de machete proper te maken. Hij plukt cacaonoten en laat ons proeven van de lekkere verfrissende brei rond de pitten. We helpen om het onkruid weg te kappen onder de kardemomstruiken en de bananenbomen. Bart werkt zich in het zweet. Ik doe het op mijn gemak aan; ik voel me maar flauwtjes door de hitte. Na een tijd gaan we terug naar het huis van Juan. Hij biedt ons een glas boch aan. Hij heeft dertien kinderen, vier uit zijn eerste huwelijk, negen met zijn huidige vrouw. We hebben de indruk dat zij het niet breed hebben. We zien een machine om te malen. Achteraf vraagt Manuel ons of we zijn muziekinstrumenten niet zagen; hij is een goede traditionele muzikant. We houden rond 17u kwart een uitgebreide uitwisseling over zaterdag en zondag. (De informatie daarover is in de verslagen van de dagen zelf opgenomen.) Er was zondagnacht veel lawaai van honden en van jongeren die blikjes plat stampen. Bart vindt het spijtig dat er weinig kansen waren tot persoonlijke ontmoeting met de leden van de coöperatieve. Er is een taalafstand. Fons heeft opgemerkt dat ook de nietSpaanssprekende boeren niet konden deelnemen doordat de vergadering in het Spaans verliep. We gaan eten. Pol, Helga en Patrick bij Herminio, de rest in de comedor ‘Deydy’. Het is al laat (19u45 in plaats van 18u) en we nemen wat er nog overschiet en de rest van het wit brood en de koekjes. Terug in ons verblijf, nog een korte uitleg over het programma van morgen en instructies voor het maken van de valies en we gaan slapen.
Dinsdag 16 september 2008: Ch’inamokooch Om 5u staan we op. We pakken in en rijden in 2 keer naar Ch’inamokooch. We zakken de berg af met onze pakken en nemen, onze intrek in een groot gebouw, een roze schuur, waar ook een lokaal is voor consultaties voor zwangere vrouwen en voor vaccinaties. We installeren ons in het midden op één rij want aan de kanten zijn er mierennesten. Jongeren lijnen het voetbalveld af. In de kapel naast de school krijgen we koffie. De schuur die dienst doet als kapel wordt versierd met palmtakken. Een man gaat rond met het wierookvat. De voorbereiding voor de Mayejak is bezig.
In het schooltje worden we op het schoolplein welkom geheten en bedankt voor onze komst. Ik herken de leerkrachten, die gisteren in Nimlahakok op bezoek waren. De verwelkoming verloopt in volgende stappen. - intrede met de vlag - het volkslied en het hijsen van de vlag - eed aan de vlag. Vuurwerk of bommetjes. - toespraak van de voorzitter van het oudercomité van de school en van de burgemeester van het dorp - een woordje namens de bezoekers. Ik krijg de opmerking dat ik mijn naam niet heb gezegd. De kinderen gaan naar school. De marimbaspelers en de contrabasist doen hun best. We worden uitgenodigd voor het ontbijt in de hangar achter de keuken. De tafels zijn belegd met bananenbladeren. Enrique bedient ons. We krijgen kommetjes vlees van de stier in een bouillon. Het vlees is nog taai. En tortilla’s en koffie. De voetbalmatch tussen ploegen van de omliggende dorpen start. We vertrekken voor een wandeling en ontmoeten Hugo Ramirez Hij is de regionale burgemeester van Nimlahakok (ook Sahakok genoemd). Nimlahakok bestaat uit 40 dorpen en telt 10.000 inwoners. Hugo heeft verschillende verantwoordelijkheden en moet naar een vergadering in Cobán van de indiaanse gemeenschappen. Hij geeft zijn opdracht om onze groep te begeleiden door aan Don Miguel, de voorzitter van de regionale raad COCODE 2. ‘Ik had graag met u rond getrokken en ik hoop dat jullie of anderen kunnen terugkeren. Want de uitwisseling met Herent en andere volkeren is belangrijk. (Zie ook hoger) Hugo is blij met onze komst. Hij verontschuldigt zich voor de slechte wegen, de muggensteken, de slechte slaapplaatsen. Maar dat zijn de levensomstandigheden hier. Vrijdag gaan we naar K’oopala’, waar hij woont. Hij hoopt ons daar zaterdag te zien. Met Don Miguel gaan we met een deel van de groep (Manuel, Fons, Marcel, Helga, Marina, Bart, Patrick, Eva, Linda) kijken naar de waterbron. Daarvoor moeten we terug de berg op en een erf oversteken. Don Miguel wijst ons de kardemom aan en we proeven de zaadjes in de groene bolletjes.
Don Miguel zou aan de bron graag een stuwdam maken om één keer per dag het water op te pompen. Maar er is geen geld, zelfs niet om te onderzoeken of het plan haalbaar is. Van het federale programma was er geld voor waterbeheer voorzien. Dit programma is door de stad lange tijd tegengewerkt. Het plan was ondermeer om rond de waterputten bomen te planten om ze beter te beschermen. In Ch’inamokooch is er ook een koe mee gekocht om het terrein te begrazen. We wandelen verder en passeren het huis van Don Miguel. Daar offreert hij ons een appelsien. Koffiebonen liggen er te drogen. Helga, Marina en Linda keren terug. Met de anderen gaan we door naar het kerkhof. Het is een open plek met drie graven. De schoonmoeder van Don Miguel ligt er begraven (1 jaar), de oudere zus van zijn vrouw, en de moeder van Enrique (drie jaar). Het dorp bestaat 16 jaar. We zijn verwonderd dat er op die tijd nog maar drie doden zijn. De bevolking is jong. We hebben een gesprek over hoe met doden wordt omgegaan bij hen en bij ons. (zie hoger) Intussen is Magy in de keuken gaan helpen. Pol heeft cacao gemaakt en geholpen bij de grote kookketels. Arlette en Lydia deden de afwas. Om de etensresten af te schuren van de kommen worden blaren gebruikt. Met de kinderen worden er spelletjes gedaan (dierengeluiden nabootsen, …) en ze schateren het uit als ze hun foto’s kunnen zien. We worden uitgenodigd voor het middagmaal in de hangar achter de keuken: bouilli met rijstwater, cacao. Er is een overvloed aan pakjes van maïs ingepakt in blaren. We gaan wat rusten in onze slaapruimte en zoeken de wc op. De kinderen zijn uit op spelletjes. We moeten ze toch uit onze slaapruimte houden. Ik ga me wat wassen aan de waterbak (de pila) aan de overkant van onze slaapplaats, de helling af naast de school, waar de twee enige kraantjes zijn van het dorp. Er is vergadering met de dorpsraad voor ontwikkeling (COCODE van niveau 1) in de hangar. Families zitten verspreid in de ruimte. Een kindje wordt in een wiegdoek aan een balk gehangen. - De secretaris, een jonge man, neemt het woord en vraagt of ons hart gelukkig is. ‘Deze vergadering is niet om te spelen. Ik ben aangeduid door de gemeenschap hoewel ik nog jong ben.’ Hij dankt Fons voor het bezoek. - Een andere man neemt het woord. ‘Ik woon al zestien jaar hier. In naam van God dank ik u voor uw bezoek.‘ Hij dankt Fons dat zij grond hebben kunnen krijgen. Vanuit het gevangenenkamp hebben zij indertijd met Enrique aan het Sociaal Centrum van het bisdom de vraag gesteld en hebben zij een antwoord gekregen op hun vraag. ‘We zijn hier toegekomen met tien mannen en tien vrouwen. Dan waren we met veertig; ondertussen zijn we met honderd.’ Hij dankt Alfonso voor de grond. Eerst was de grond voorzien voor een andere gemeenschap. ‘Toch heeft onze gemeenschap een stuk gekregen. God zegene u.’ - Fons geeft een wederwoord. Ondertussen lopen kinderen onder de tafels door. De tweede persoon komt opnieuw tussen. Fons bedankt: ‘B’antiox’. Applaus. Het begint te regenen.
- Een derde persoon neemt het woord. ‘Wij vieren feest ter gelegenheid van uw komst, voor het samenzijn gedurende zestien jaar, om Fons te danken, omdat we tevreden zijn met de eigen grond. De grootgrondbezitter zei ons: ‘Maak u onafhankelijk’. We feesten samen met andere gemeenschappen. Hij dankt Fons, Bernard. ‘Het regent nu. Zo hebben wij jaren in de bergen overleefd zonder eten, zonder tortilla’s, zonder steun. Nadat we terugkeerden uit de bergen, werden we opgesloten in een legerkamp. Alleen ik kon een beetje schrijven. Waar moesten we naar toe? De grootgrondbezitter stimuleerde ons om grond te kopen; anders zouden we geen toekomst hebben. We deden een aanvraag bij het bisdom. In plaats van met 26 families kwamen we met maar met negen à tien families. We bewaarden goed onze eenheid. De kinderen kunnen naar school gaan. Er is nu een weg. Nu kan een auto naar Cobán rijden; vroeger deden we daar twee dagen te voet over. Ik dank u dat u met ons wil meevieren.‘ - De grootgrondbezitter krijgt het woord. Rodolfo Gomez is een grote struise man, maar spreekt stil; hij draagt een hoed en zonnebril en heeft een GSM. Hij dankt voor de uitnodiging om het feest mee te maken. ‘Het is waar dat er geld van buiten af gekomen is naar dit dorp waar het rechtstreeks nodig was. Het is belangrijk dat u samen bent. Gelukkig zijn er onderwijzers. Het is belangrijk dat de ouders goede gewoonten behouden en dat u niet hoogmoedig wordt. Volg uw leiders. Het is goed alles samen te plannen zoals dit feest. Ga geen gevaarlijke wegen op. Er is al te veel corruptie in ons land en diefstallen. Niet met vechten, maar met mekaar te respecteren kan je vooruit komen. Soms hebben de ouders hun afgestudeerde kinderen onvoldoende gestimuleerd.’ Hij dankt ons als bezoekers. ‘U kan zien waar er hier nog hulp nodig is’. - Don Miguel, de voorzitter van de regionale raad op niveau 2, neemt het woord. ‘In eigen naam en ook in naam van Hugo (de regionale burgemeester) dank ik u voor uw bezoek. Vroeger kenden we vele moeilijkheden. Niet alle lijden is voorbij. We zijn blij met de grond.’ Hij dankt Bernard, Fons en de familie van Eva. Hij wijst op de voorbeeldige samenwerking in Guatemala en Mexico. ‘Grote bedrijven in de Verenigde Staten van Amerika zoeken alleen hun eigen belang. Ze bouwen stuwdammen, waardoor geen wilde dieren meer kunnen overleven. We gaan vooruit. Misschien komen we ooit op het niveau van België. Het is belangrijk van samen te werken. Fons is begonnen; anderen moeten het werk verder zetten. Ik heb zelf veel geleerd in ADICI en Ak’Kutan. Straks doen we een viering om het heilige Berg-en-Dal te danken die ons alle dagen eten geeft. Ik dank Manuel die ons vaak bezoekt. Hij is catechist geweest en is nu vertrouwd met de Mayacultuur.’ - Ambrosio geeft een geschenk aan Fons (een draagtas met letters op geborduurd ) en een vrouw geeft een cadeau aan de grootgrondbezitter. De grootgrondbezitter, die moet vertrekken, dankt en zegt een woordje tot ons: ‘Het is belangrijk dat je niet met mooie worden praat, maar dat je iets doet aan de armoede. Er zijn groepen die verlanglijstjes opstellen maar valse beloften doen. Hetzelfde gebeurt in de politiek. Ze handelen zogezegd namens de Indianen maar doen het voor eigen profijt. Anderen dringen aan op het voortzetten van het geweld, zogezegd om iets te realiseren voor anderen, maar het is ook voor eigen profijt. Projecten worden zogezegd opgezet voor de Indianen, maar er komt niets van te recht. Ik dank u dat u persoonlijk komt kijken.’ - De lokale burgemeester dankt voor de aanwezigheid en dankt het hele dorp. Spijtig zijn er al velen weggegaan. Straks doen we een Mayejak om God te danken. - Marcel en Lydia zeggen een dankwoord. Lydia legt met het fotoboek uit wat de diensten van het OCMW doen. We geven enkele geschenken af. - Don Miguel verklaart dat men graag iedereen een cadeautje gegeven had. Maar dat zou men moeten kopen. Vroeger weefden we zelf zakjes, die oorspronkelijk werden gebruikt bij
het zaaien. Nu kopen we hoofdbanden en grote zakken in plaats van ze zelf te maken. Hopelijk komen deze gebruiken terug en kunnen we bij een volgend bezoek zelfgemaakte cadeaus geven. We gaan het offer voorbereiden en zegenen = eten geven. Hij wil toch zeggen dat hij geschokt is dat wij onze voorouders verbranden (cremeren). - De bijeenkomst wordt beëindigd. - Een man wil ons nog iets duidelijk maken. Hij heeft in de oorlog zijn ouders verloren. Hij was bij de eersten, die in het dorp kwamen en die grond kregen. Hij bewerkt drie hectaren grond met kardemom, anderen zeven à acht hectare. Hij krijgt 375 Q (37,5 euro)voor een zak (45 kg); in Cobán krijgen ze 350 Q (35 euro); de tussenpersonen eisen hun deel op. Fons wijst op het gevaar van de grond te verdelen in plaats van hem gemeenschappelijk te houden. Als mensen ziek worden, verhuizen, hun grond verkopen gaat de grond verloren voor de gemeenschap. We gaan naar de coöperatieve om wat te rusten en onze lamp te halen. Ik ga water halen aan de kraan en schuif bijna uit in de modder. We gaan naar de kerk voor de Mayejak. Patrick heeft veel last van diaree en blijft slapen. (Voor het verslag zie hoger). Het is één uur voorbij als we gaan slapen.
Woensdag 17 september 2008: Finca Salinas - Vroeg op. Vijf uur. Ongewassen trekken we de berg op met onze pakken. In twee keer rijden we terug naar Nimlahakok. Daar vertrekken we met één jeep met Fons als chauffeur naar de Finca Municipal Salinas Nueve Cerros, een 70 km verder. De weg is hobbelig en heeft vele putten. We trekken onderweg nog een camion los die vastzit in een bocht in de weg. Het landschap wordt minder bergachtig. We naderen Salacuim. Ik merk dat er vele evangelische kerken zijn. - Terwijl de meerderheid van de groep het ontbijt neemt in een comedor, stappen Bart, Magy en ik naar het centrum van Salacuim. Daar vinden we het huis waar Bernard en Katia gewoond hebben. De catechist die nu het huis ‘bewaart’, heeft pas familie-uitbreiding gekregen. Juist voor we weg gaan, merken we zijn vrouw met de pasgeborene van twee dagen. Magy berispt de moeder dat ze niet te lang mag recht staan. We stappen terug naar de comedor en nog een eindje door. Verder op worden we opgepikt en zetten de lange reis onder de warme zon verder naar Las Salinas. - Onderweg zien we vele soorten bomen. Huizen zijn opgetrokken in mahoniehout: sterk, memel komt er niet in, maar het is toch zacht om te bewerken. Daarnaast zijn er nog vele andere soorten hout. - Rond half één komen we toe, na eerst nog een ommetje omdat we de verkeerde weg genomen hadden. Toeval of niet, we komen op de parking van de petroleummaatschappij die het beschermde woud bedreigt.
In het beschermde woud worden we ontvangen onder het afdak in het gerenoveerde centrum. Tenminste, er zijn nieuwe golfplaten en een stapel plastic stoelen. Die blijft onaangeroerd staan terwijl de dame van de Finca het woord voert, Fons dapper vertaalt en wij uiteengeschud proberen te volgen. - Doña Inocente Macz heet ons welkom en legt de bedoeling van de Finca uit. De finca is eigendom van de stad Cobán. De regionale raad van Santa Lucia (Acosedereca?) beheert dit park en heeft hier haar zetel. Deze organisatie heeft een overeenkomst getekend met Cobán over het beheer door de gemeenschap van het beschermde natuurgebied met een oppervlakte van 300 hectare. Er zijn 5 meren, waarin krokodillen, schildpadden, watervogels zich schuil houden. Er is ook een archeologische site van 4 km met 300 heuvels. De grootste daarvan is een graf, dat door rovers al werd geopend. Voor de Maya’s is dit een heilig gebied met vele herinneringen aan de vroegklassieke Mayacultuur. Er is een zoutwaterrivier waar de maya’s wit zout ontgonnen. Dat weet men door de overblijfselen van grote aarden potten. Dit was dus ook economisch een belangrijke plaats. Er is hier nog een rijke fauna en flora met brulapen, herten, …. Men wil hier een toeristisch centrum maken met de bescherming van het gebied door mensen van ter plaatse als gids te betrekken. Zij krijgen daarvoor een opleiding. Doña Innocente verontschuldigt zich dat nog niet alle voorwaarden gecreëerd zijn, het project is pas begonnen. Ze hoopt dat als we later terugkeren ze ons kan ontvangen in betere omstandigheden. - Een medewerker verduidelijkt dat het gebouw waarin we ontvangen worden een eerste nederzetting was, toen 40 jaar geleden hier het zwarte goud of petroleum gevonden werd. Hier beneden in het woud zijn nog boringen te vinden maar die zijn nog afgesloten. 20 km verder wordt nog aan olie-uitbating gedaan. Er waren nog geen wegen toen de eerste petroleumexploraties gebeurden. - Ramirez wenst ons ook welkom. Hij is al in Herent geweest met een delegatie en is nadien blijven voortdoen met de gemeenschapsvorming. Hij hoopt dat we bij een volgend bezoek in het centrum kunnen blijven slapen. Hij is blij dat we naar het woud komen kijken. - Een lid van het Amerikaanse Peace Corps komt meehelpen aan het project van ecotoerisme. - We zijn ondertussen toch gaan zitten en mogen vragen stellen. Sinds wanneer is dit gebied eigendom van de gemeente? Sinds twee jaar bestaat er een overeenkomst met de stad. Hier was nooit landbouw. Vreemdelingen zijn hier begonnen met petroleumuitbating. Daarvoor werden mensen aangetrokken en die wonen er nog. Dit gebied heeft veel te lijden gehad. Families woonden hier illegaal. Cobán heeft ze verplaatst. Er werd geroofd en illegaal gejaagd. Een plaatselijke organisatie werd opgericht om controle uit te oefenen. De vertegenwoordigers van de regio hebben een dorpsraad opgericht voor het beheer en om het toerisme uit te bouwen. Daarin worden de families betrokken: drie families wonen in de finca, andere er buiten. Het belangrijkste probleem is economisch: er is onvoldoende geld om de plannen uit te voeren. Anderzijds zijn de plaatselijke mensen bereid mee te werken. Hoe wordt promotie gemaakt? Dit gebeurt met internationale contacten. Het Peace Corps doet mee aan de organisatie en de vorming over zelfbeheer. Bij verschillende instanties werd reeds aangeklopt. - De gemeente zorgde voor het dak
- De regionale raad kreeg steun van de Hollandse ambassade en een internationale organisatie voor ecologische bescherming - Het ministerie van landbouw kwam tussen voor de teelt van 14 hectare Perzische limoenen. Is het woud bedreigd? Er is inderdaad een bewustzijn van een bedreiging. Er worden onderhandelingen gevoerd op nationaal, gemeentelijk en plaatselijk vlak. In antwoord op vragen en commentaren van meegekomen mensen wordt duidelijk dat de vorige nationale regering al groen licht gegeven heeft aan de petroleummaatschappijen voor de ontginning. Maar Cobán vindt dat de gemeente moet beslissen. Op de vraag of er geen geld voor het project van ecotoerisme kan gevonden worden door de belasting van de petroleummaatschappijen wordt geantwoord dat de petroleummaatschappijen schadevergoeding vragen omdat zij al drie jaar hun plannen niet kunnen uitvoeren. Van een omgekeerde wereld gesproken! Achteraf vertelt Fons ons dat de neoliberale regering wegen heeft aangelegd van hier naar de haven, dat de advocaat van de petroleummaatschappij een zoon is van de vorige president Berger, tevens broer van de Belgische consul, en dat 1 % van de winsten in het land zou blijven, maar dat niet duidelijk is hoe deze berekend wordt. ADICI is ook lid van de ‘tafel’ van organisaties die de mijnontginningen kritisch volgen. Volgens een akkoord van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) moeten de plaatselijke gemeenschappen geconsulteerd worden bij de ontginning van de ondergrond. Maar mensen worden omgekocht, leiders gedood of uit het land gezet. De petroleummaatschappijen eisen het recht op vrij onderzoek op en zetten de politie in. Als er een obstakel is voor de ontginning kunnen zij schadevergoeding door het land opeisen; deze lopen in de miljoenen. - We worden gevraagd om het woud in te wandelen onder begeleiding van de gidsen in opleiding. We verdelen ons dus toch niet in drie groepen (woud, archeologische site, zoutrivier) zoals eerst gezegd. Na een honderd meter geven verschillende leden van onze groep het op. De wandeling door het woud is wel indrukwekkend maar nogal zwaar. Van de vijf meren zien we er drie. Van de schildpadden en de krokodillen is er niet veel te zien. We horen de brulapen kort bij. We keren terug naar het afdak. Daar wordt ons een appelsien aangeboden. We moeten beslissen of we nog naar de Maya-ruines gaan kijken. Terwijl ik probeer de mieren van mij af te houden op het toilet in spe beslist men om toch maar te vertrekken. Als iedereen in- of opgestapt is in de pick up merkt Pol op dat een band er toch nogal plat uitziet. Inderdaad kapot. Fons vindt de gepaste sleutels en haalt zijn technische kennis boven maar zonder de praktische aanpak van Bart en Pol zou het toch niet gelukt zijn. Na een halfuurtje is het wiel vervangen. - We zoeken een plaats om de lekke band te laten herstellen, en we gaan avondmalen in de comedor bij Ramirez. Nu verstaan we waarom Manuel hier bij de heenreis afstapte. Bakken regen vallen uit de hemel. Het is pechdag vandaag. Een auto die ons snel wil voorbijsteken rijdt ons aan. Wij komen er van af met de schrik; zijn schokdemper is kapot. In de groep zijn er spanningen over wie bij wie zit in de jeep met de bagage er nog bij en wie buiten op de laadbak blijft. In het donker rijden we nog vast op de plaats waar de camion deze morgen ook vastgezeten had. Fons is doodop. We houden een korte stop in Salacuim waar Fons een koffie drinkt.
- Bij de aankomst in Nimlahakok (2u30) is de coöperatieve gesloten. We moeten op zoek naar de sleutel. Herminio doet niet open. De sleutel is bij Don José, de man die de hele dag bij ons was, maar die bij aankomst niets zei en direct naar zijn huis liep. De zoon van Herminio brengt de sleutel. Zo gauw we binnen kunnen, gaan we slapen.
Donderdag 18 september 2008: Nimlahakok of Santa Anita We staan om 8u op en gaan ontbijten in de comedor. We kopen grote plastic zakken en maken de wc’s proper. Velen zijn moe en de tocht naar Santa Anita schijnt niet gemakkelijk te zijn. Misschien moeten we de rivier doorwaden. Rond kwart na tien vertrekken Bart, Fons en Marcel als delegatie van de groep naar Santa Anita. Een school wacht daar op ons. De rest van de groep blijft achter in Nimlahakok en neemt zich voor er een rustige dag van te maken en mee te doen met een boomplanting. Nimlahakok De groep gaat naar de boomplanting op de berg. Tweeduizend boompjes moeten er geplant worden, om bescherming te bieden aan de berg en om watervervuiling tegen te gaan. Van 7u ’s morgen tot 13u. De kinderen komen in groep, elk met hun boompje in de hand. Met een machete maken ze een put en het boompje wordt samen met een stok in de grond gestoken en de aarde wordt aangestampt. Ze waren al bezig bovenaan de helling en ze komen stilaan de berghelling af al plantend. Pol en Myriam planten ook een boompje. Knap lastig om het evenwicht te behouden. De zon brandt fel. We stappen naar een secundair schooltje. De grotere kinderen tonen de act die ze zullen brengen op de culturele avond. We wandelen de klassen door en nemen afscheid van de kinderen. We gaan iets drinken. We worden uitgenodigd bij een familie om de middagmaaltijd bij hen te nemen. Een kommetje bouillon met aardappelen en vlees. We wandelen terug naar ons verblijf. Magy, Lydia en Eva gaan de was doen bij de familie, waar we gegeten hebben. Ook in het verblijf wordt er gewassen door Linda, Arlette, Myriam en Helga. Laarzen en wandelschoenen gepoetst. De was wordt opgehangen aan koorden onder het afdak en over stoelen gehangen. Daarna zetten we ons in een kring, en overleggen wat er in de vitrinekast in het gemeentehuis van Herent kan gelegd worden: een paar laarzen, een witte kaars, kleine kaarsjes in verschillende kleuren, een hoofdlamp, een zaklantaarn, een zak meel, een zak bruine bonen, affiches en foto’s, een dikke sigaar, een kommetje met cacao, tortilla’s, een cadeauzakje, gedroogde bloemen, gedroogde paprika’s, pepers, koffie, schelpjes van aan de rivier, geurende zeep om de kleding mee te wassen, een blouse, een zaaizak, Gallo-blikjes, een muskietennet, een kleine pila (wasbak in keramiek), een maïskolf, ... We bereiden de culturele avond voor. We oefenen een volksdansje. Kinderen van het schooltje komen een kijkje nemen, en laten hun handwerkjes zien. Pol leert hen zeepbellen blazen tot de meester hen terugroept. De kinderen krijgen van Pol het zeepwater mee. De meester begint zelf bellen te blazen. We halen de was binnen en hebben een lang gesprek met Manuel over de ceremonie en de betekenis van de kaarsen. (zie hoger).
We gaan avondeten, nu eens in een andere comedor, wat hoger op gelegen. Magy wil nog een tijdje napraten met Manuel en Eva. We maken het ondertussen gezellig op het terras met kaarsjes op een tafel en doen een evaluatie. Met een fles wijn, bier en versnaperingen zitten we nog gezellig bijeen. Rond half twaalf ruimen we op en gaan slapen. Santa Anita Fons, Bart en Marcel gaan naar Santa Anita. We rijden een stuk met de pick up. Aan de halte vervoegt Don Miguel ons. We stappen, soms al schuivend, door het woud, waar kardemom- en cacaoplantages zijn. We steken een riviertje over. De grote rivier moeten we niet doorwaden; er is een jaar geleden een brug over gehangen met steun voor het materiaal van het Sociaal Fonds en met het werk van de gemeenschap. We worden ontvangen door kinderen. De gemeenschap staat ons op te wachten op het schoolplein boven op de berg. We gaan kijken naar de handwerkjes van de school. We gaan ons even verfrissen in de kerk en krijgen ananaswater aangeboden. Bart staat in bewondering voor hoe de kerk gebouwd is: een stevig gebinte, grote planken aan de wanden met luchtgaten ertussen. Met een caracol wordt het volk bijeengeroepen. Het feest kan beginnen. Het verloopt in volgende stappen. Af en toe wordt er wat uitleg bij gegeven. - aanbrengen van de vlag - toespraak - toespraak door de vertegenwoordiger van de ouders - welkomwoord door de directeur - woordje door Marcel en Bart. Ik zing ook een lied. - een dansje van kinderen - een dansje van kinderen van het 6e leerjaar. ‘Het is belangrijk de muziek van hier te bewaren’. - een dansje van kinderen van het 1e leerjaar; een jongetje heeft zich een baard geschilderd. ‘We passen ons aan andere culturen aan. We laten de marimba niet achter, maar we leren ook van andere culturen.’ - een moderne dans. ‘Ons onderwijs is tweetalig in het Spaans (moderne cultuur) en in het Q’eqchi’ (oorspronkelijke cultuur). Sommige ouders willen dat de kinderen vooral Spaans leren’. - een liedje door de kleuters over de marimba en de gitaar - een liedje door het 1e leerjaar over de mosquito’s ( de muggen) - een dans door het 6e leerjaar over de Q’eqchi’-koning: vijf jongens in een rieten rokje met pom (wierook) en een ketting gemaakt van maïs. De nieuwe president van Guatemala heeft voorgesteld dit lied te gebruiken bij het binnen brengen van de vlag. De jongens dansen en planten een kaars in de vier windstreken. - ze vragen om mijn lied opnieuw te zingen. Ik nodig uit om ‘Guatemala, tierra mia, tierra linda, .. ‘ mee te zingen - een dans op populaire Mexicaanse muziek - een dankwoordje door een meisje van het 4e leerjaar: ‘dank dat jullie naar ons kleine dorp gekomen zijn.’ - een dankwoord. Bart en ik doen nog spelletjes met de kinderen. We gaan middagmalen met de leerkrachten in een klas.
Vinete Mo Pop staat in het kleuteronderwijs (preprimaria), Armando Perez in het 1e leerjaar en hij is ook de directeur; Felicia Chocooj Quip heeft het 2e en 3e leerjaar, Martha Chocooj Quip het 4e, 5e en 6e leerjaar. Felicia en Martha zijn zussen; hun jongste zusje past op de kleine van Martha. Zij vertellen dat zij al vier maand niet betaald zijn en dat er vorige maand een betoging was in Cobán. Daar heeft de burgemeester, die meer dan 10 keer verdient van wat zij verdienen (een 2000 quetzales of 200 euro per maand ), met één van zijn eerste beslissingen zijn wedde (35.000 quetzales of 3500 euro) verhoogd. De kleuteronderwijzer komt uit een regio achter Cobán, verblijft de ganse week in Santa Anita en moet 400 quetzales (40 euro) per maand betalen voor zijn vervoer. Ik vraag waar zij de moed halen om dit werk te blijven doen. ‘Onderwijzer zijn is een roeping. We doen het voor de ontwikkeling van de kinderen. Als we zouden stoppen, lopen we het risico dat ons contract verbroken wordt en dat we zelfs de achterstallige vier maand niet meer ontvangen.’ We gaan kijken naar de vier geplante bomen, elk in een hoek van het schoolplein en afgeschermd met een haagje van struiken. Bart en ik spelen nog met de kinderen. Ik ga wat rusten in de kapel. We hebben een babbel met Don Miguel. Ook met Fons, gezeten op de berg op drie stoeltjes met de rivier beneden ons over het werk op de finca’s, de landhervorming, het landbouwfonds Fondo de Tierra (Fontierra), het neoliberalisme, over onderlinge bedrijfshulp in de Boerenbond, over de campagne rond landbouw van ngo’s in België in het kader van de millennium ontwikkelingsdoelstellingen,… Om 18u wordt de vergadering bijeengeroepen met de caracol. We gaan eten bij één van de bewoners. Kip met bouillon, en zoetwater op basis van een poeder. Om 19u is het vergadering in de kapel. De vertegenwoordiger van de Fontierra (Fondo de Tierra) is niet opgedaagd. Het regent hard. De kapel is vooraan versierd met figuurtjes in papier van duiven, hartjes, visjes, een kelk, engeltjes. Een 30-tal mannen zitten verspreid in de kerk, Fons, Bart, en ik vooraan naast het altaar. Er branden drie kaarsen. In afwachting van de start van de vergadering praat ik met de catechist: Macario Cha Mon en Zacharias. Vier keer per week leiden zij een woorddienst met een 30-tal personen en zij geven ook catechese aan de kinderen. De vergadering start met aan Fons een brief te geven van de Banco de Desarollo Rural (bank voor landelijke ontwikkeling). Don Miguel geeft een korte commentaar. Fons probeert te begrijpen wat er aan de hand is en zoekt naar een oplossing. De gemeenschap heeft een lening gekregen voor de drogerij, die zij moet afbetalen in 12 jaar met een interest. Hun probleem is de hoge interest. De boeren klagen dat de regering beloofde veel voor de armen te doen, dat de teruggekeerden wel hulp krijgen, maar zij niet. Ze kregen niet eens een weg. Hulp van het buitenland zou niet aan de regering mogen gegeven worden. Fons rekent na dat van de lening van 770.000 quetzales de helft door de regering terugbetaald wordt en dat 350.000 Q door hen moet betaald worden. Er zijn al terugbetalingen gedaan van 100.000, 19.670, 50.000 en 100.000 quetzales, samen 269.670 of bijna 270.000 Q. er is nog een actuele schuld van 258.149 quetzales. De terugbetalingen gebeurden met de opbrengst van de verkoop van koeien en van kardemom. De prijs is daarvan nu redelijk goed, maar zal misschien dalen. De opbrengst zal niet altijd even groot zijn. Er wordt niet altijd de prijs gegeven die beloofd was. Er is een probleem met de drooginstallatie. één motor werkt niet meer; het stookhout ligt niet meer dichtbij. Er wordt gedreigd dat de drooginstallatie zal afgenomen worden. Sommigen verkopen toch aan de privé-opkopers in plaats van gezamenlijk te verkopen met de drogerij. De boeren vragen waar er geld kan geleend worden; voor rijke mensen zou dit geen probleem zijn.
We spreken af om als antwoord te geven dat wij als werkende mensen van een kleine gemeente niet financieel kunnen helpen, maar dat wij hen met onze zusterband wel willen ondersteunen in de organisatie van hun gemeenschap om dan zelf samen oplossingen te zoeken. De vergadering stopt tot verwondering van Fons zonder een eindwoord. Iedereen gaat één na één weg. We schuiven twee banken bij mekaar en leggen ons te slapen. De hevige regen en de vragen van de boeren houden me wakker. In de kerk werd er de hele tijd over geld gepraat. Het leven is één; geloof en werk en inkomen zijn niet van mekaar gescheiden. Ik vraag me af of ADICI niet een vrachtwagen kan kopen die dan in zelfbeheer aan de boeren zou gegeven worden.
Vrijdag 19 september 2008: K’oopala’ La esperanza Ik ben al wakker om 5u30 en ga me wassen aan de kraan. Ik vraag aan Fons wat hij denkt van mijn nachtelijk gespinsel. Fons vraagt of ik de boeren wil afhankelijk maken van ADICI. De enige oplossing bestaat er volgens hem in dat de gemeenschap zich beter organiseert Bart, Fons en ik keren samen met Don Miguel terug uit Santa Anita naar Nimlahakok. We nemen het ontbijt in de comedor en maken ons klaar om te vertrekken naar K’oopala’. We rijden met de pick up van Fons tot aan de rivier. Er is een sterke stroming; we waden te voet over de glibberige keien. We genieten van de vlinders en wandelen een stuk verder. Fons gaat Bart en Magy oppikken die wat wilden wandelen. In K’oopala’ wacht een ontvangstcomité ons op. We gaan naar het vergadercentrum, een groot gebouw opgetrokken met houten planken en een golfplatendak. Fons legt ons uit dat K’oopala’ La Esperanza een dorp is dat opgericht werd met teruggekeerden (retornados) uit Mexico na de burgeroorlog. Ze zijn van verschillende etnische gemeenschappen en spreken verschillende talen. De meerderheid is Mam, en Quiché die vroeger in Ixcan leefden. De Q’eqchi’s vertegenwoordigen maar 10 % . Ze spreken allen Spaans. Ze zijn goed georganiseerd. Zij hebben meer buitenlandse hulp gekregen dan de andere gemeenschappen, waarmee ze weinig communicatie hebben. Er wonen 98 families. 86 daarvan hebben elk een 5,5 hectare land; de nieuwe gezinnen moeten zelf grond kopen. Het dorp wordt bedreigd door een stuwdam. Morgen gaan we op de stroom (el Rio Negro of el Río Chixoy) varen met een canoa lancha, een getimmerde boot met motor. Een man toont ons een slang.
We gaan per twee naar een gezin: Helga en Myriam, Bart en Magy, Pol en Patrick, Lydia en Marina, Arlette en Linda, Fons en Eva. Ik ga met Manuel bij Diego en Lucia en hun vier kinderen: Marcos, Magdalena, Johannes en Marcos Giovanni. Zij bieden ons water aan. Diego is het nieuw opgetrokken huis aan het inrichten; de kamer waarin we zullen slapen ligt vol schaafsel. Terug naar de vergaderplaats. De groep is al vertrokken naar de rivier. Lydia en Marina komen langs een andere weg, Magy en Bart komen niet. We gaan terug naar de families. De kamer is uitgeveegd. Tijdens de maaltijd vertelt Diego dat er voor 36 families materiaal is aangebracht om het huis te vergroten en te vernieuwen. Manuel vertelt dat hij al 40 jaar bezig is met zijn huis te verbouwen. De maaltijd bestond uit soep en een soort spinazie. Ik heb de indruk dat we hier meer de gewone maaltijden van de indigenas krijgen dan de ‘feestmaaltijden’ op de andere plaatsen. Ik neem een uurtje rust. Dan is het toch vergadering. Eva en Fons waren naar een waterzuiveringsinstallatie gaan zien: een grote bak met keien en planten. Vergadering met de COCODE van niveau 1 (de dorpsraad voor ontwikkeling) - Met enige vertraging start de bijeenkomst in het vergadercentrum. Een bord staat klaar. Er hangen lampen. De regen tokkelt op de golfplaten. Meester Rigoberto opent de vergadering. Hij heet welkom aan de Belgen die naar hier kwamen om hun leven te leren kennen. Omwille van de regen zullen er niet veel mensen meer komen. Wij zijn toevertrouwd aan zeven families. Zij willen vertellen over hun geschiedenis, hun vorm van leven, over opvoeding. ‘Uit ervaring weten we dat er soms problemen zijn. Maar Fons en Manuel zijn er ook en zij zullen ons bijstaan.’ Hij vraagt ons onze groep voor te stellen en de motieven van onze reis. - Lydia spreekt over de opdracht van het OCMW, de groepswerking, de GROSH en geeft het fotoboek door. Wij hopen dat wij met deze reis kunnen leren om ons werk met onze cliënten te verbeteren en te bouwen aan een betere wereld. - Meester Rigoberto heeft horen spreken over de bedoelingen met de zusterband met Nimlahakok en de steunverlening. Er waren projecten over recyclage en over sanering van vervuild water. Hij geeft het woord aan Enrique. - Enrique dankt ons dat wij tot hier gekomen zijn. ‘Wij wonen afgelegen. We zijn een kleine bevolking die hier minder dan 10 jaar woont. We hebben nog weinig kunnen doen aan onze ontwikkeling. Guatemala is in crisis. Wat hier staat, hebben we met eigen middelen gedaan. Het eerste wat we deden was een lagere school bouwen. Daarna hebben we ook een instituut voor de lagere graad van het
middelbaar onderwijs opgericht, dat nu reeds vier jaar functioneert. Er komen hier ook kinderen uit omliggende dorpen studeren. Verschillende projecten waren mogelijk door de steun van buitenlanders, maar die hebben zich nu teruggetrokken. Eén van de problemen is dat de onderwijzers geen loon ontvangen.’ Hij hoopt dat wij hen kunnen helpen. Hij dankt ons dat zij hun noden aan ons kunnen voorleggen en rekent op onze steun. - Magdalena Perez Ortiz krijgt het woord. Ik merk dat bij het spreken haar ogen voortduren heen en weer flitsen. Fons verklaart achteraf dat hij hoorde dat dit komt omdat zij tijdens de oorlog moorden heeft zien gebeuren; ook haar nek zit vast. Zij wil ons de geschiedenis vertellen van de organisatie van de vrouwen en hun artisanaal werk voorstellen. In de vluchtelingenkampen in Mexico hebben de vrouwen zich georganiseerd rond hun eisen als Indiaanse vrouwen, zoals ook de catechisten, de onderwijzers, de gezondheidswerkers dat deden, met het uitzicht op de terugkeer naar hun vaderland. ‘We willen voortwerken rond de typische rechten van de vrouwen en de Indigena’s.’ Omdat er onvoldoende werk is, om hun echtgenoten te helpen, en omdat de kosten voor onderwijs hoog oplopen, zijn ze begonnen met artisanaat. Ze hebben de tradities heropgenomen om samen als man en vrouw te zorgen voor het gezinsinkomen en hebben leren weven. Maar ze hebben geen markt en de verkoop aan bezoekers blijft beperkt. In deze gemeenschap worden er verschillende talen gesproken. Zij dankt ons voor ons bezoek en wenst ons een goede terugkeer. Zij dankt ons ook namens de vrouwen. Ze zegt dat wij onze ervaringen kunnen vertellen in het buitenland en dat zij niet op reis kunnen gaan. Ze rekent dus blijkbaar op ons. - Een Q’eqchi’-man dankt ons dat wij door de modder naar hier zijn gekomen. Hij vraagt ons hoeveel uren we door de heilige luchten gezweefd hebben. Hij brengt eer aan Berg-en-Dal, drukt zijn respect uit voor het water, de heilige grond. Hij dankt voor de toelating die de ouderlingen van Sahakok gaven om hun grond te betreden. Ze willen vermijden dat ze van hun grond verwijderd worden. ‘Ik werk mee met Don Miguel aan de versterking van de werking met de ouderlingen om te evolueren naar een indiaans gemeentebestuur. Ik kom nu terug van de hoofdstad in het hoogland van een uitwisseling met andere indigena-volkeren.’ Hij dankt ons voor het bezoek en hoopt dat wij hun ouderlingenwerking kunnen blijven steunen en hun rechten blijven verdedigen. - Meester Rigoberto zegt dat ze nog in een proces zitten en dat hen nog veel ontbreekt. Huisvesting. Het vergadercentrum (het salon) is nog niet fatsoenlijk; er zijn gaten in het dak. - Een oude man spreekt over de lage prijs op de markt voor kardemom en over gebrek aan werk. - Enrique komt opnieuw tussen en legt verschillende noden voor. ‘Een brug. Er is een kleine gezondheidspost, waar ook andere dorpen naar toe komen, maar er is een tekort aan medicijnen. Gelukkig zijn er wel gezondheidspromotoren. We hebben nog geen vooruitgang kunnen maken. Alle werk doen we vrijwillig. Onze kinderen kunnen niet verder studeren dan het lager middelbaar. Misschien kunnen we door jullie toedoen studiebeurzen voor onze kinderen krijgen. De weg moet groter gemaakt worden. De lonen zijn te klein en de prijzen voor onze producten te laag. Ik zou een hele week nodig hebben om al onze noden uit te leggen.’ Hij hoopt dat ons bezoek niet het laatste bezoek is. - De meester merkt op dat het nacht geworden is en dat we blijven tot morgenmiddag. Hij zegt dat zij zullen protesteren tegen een project van de regering. - Marcel doet een dankwoord en legt uit dat wij niet kwamen met geld maar met een open hart en dat wij op verschillende manieren willen werken aan solidariteit. (zie het samenvattend verslag).
- Linda sluit aan met een dankwoordje. Recht uit het hart. Ze dankt voor de gastvrijheid en zegt dat ze onder de indruk is van het mooie land, de mooie en sterke natuur. - Met de kinderen proberen we vooraan een rij te maken en te zingen van ‘Guatemala, tierra linda, tierra mia’ . - We maken nog een afspraak voor morgen om 8u en dan trekken we de donkere nacht in naar de families.
Zaterdag 20 september 2008: Nimlahakok Magy is in de nacht zieker geworden. De ontmoeting met de vrouwen van K’oopala’ wordt afgezegd. De tocht op de rivier kan ook niet doorgaan; het zou trouwens te gevaarlijk zijn: het heeft deze nacht fel geregend en een botsing met drijvende boomstammen zou fataal kunnen zijn. Fons moet eerst nog diesel gaan zoeken. We nemen afscheid van de families. Een deel van de groep keert vroeger terug naar Nimlahakok: Bart, Magy, Lydia, Pol, Myriam, Helga. Eva, Marina, Patrick, Linda, Manuel en Marcel gaan wat later te voet op stap. Aan de oversteekplaats wordt er gewerkt door inwoners van K’oopala’ aan een dam. Ze vragen een tussenkomst voor een brug. Even verder worden we opgepikt door Fons. In Nimlahakok heeft de eerste groep ingepakt en vertrekt naar Cobán. Wij nemen het middagmaal in de comedor. We zitten op ‘het terras’ van de coöperatieve en blazen wat uit. Hugo is er komen bijzitten. Ik vraag hem uitleg over zijn werk als alcalde (burgemeester) van de microregio Nimlahakok. (zie hoger) Eva en ik gaan met Hugo naar het Kruis van de Martelaren op de berg. Het is mooi weer. Het lijkt ver en hoog stappen. Maar we hebben geluk. Een jeep met chauffeur, een Spaanse zuster en een helpster met op haar T-shirt ‘Nooit meer geweld tegen vrouwen’ neemt ons mee tot aan de voet van de berg. Ook op de terugweg krijgen we een lift; de mazda van Erminio pikt ons dan op.
Hugo, Eva en ik banen ons een weg door het lange gras. Drie keer per jaar wordt de weg vrijgemaakt en elke maand is er een ceremonie. Er werd een kapel of beter een Centro Ceremonial opgericht met de steun van scholen van Herent, de KWB van Kortenaken, …Een plaat met erkentelijkheid is aangebracht. Verderop is er een offerplaats en strekt een groot kruis zijn armen over de regio. Daaronder staan er grote platen met daarop de namen van 918 mensen die stierven in het gewapend conflict. Op een heuvel vlak bij zien we een andere offerplaats van een naburig dorp. Hugo droomt ervan om in bespreking met het
andere dorp één groot herdenkingscentrum op te richten met een overdekte plaats voor ontvangst van toeristen en ceremonies. We kijken rond en genieten van het mooie landschap onder een stralende zon. Hugo is stilserieus, maar hij vertelt ook gedreven over de slavernij onder de finca’s, de verdrijving van de indianen steeds hoger de bergen in, de droom van de indigena om vrij te worden, de burgeroorlog, de vredesakkoorden, het niet naleven van de beloftes. Hij wijst ons hoe de huizen op een slechte plaats gebouwd zijn: bij lange zware regen lopen zij het risico bedreigd te worden en bedolven te geraken onder de modder. Hugo was catechist. Hij werd bedreigd door finqueros. Hij ging bij de guerrilla. De leiding van de guerrilla verloor het contact met mekaar, maar toch konden ze deze regio bevrijden. Hij vluchtte naar Mexico. Hij dacht dat zijn eerste vrouw met wie hij drie kinderen heeft dood was, maar na de oorlog bleek ze nog te leven. Ondertussen was hij samen met een tweede vrouw met wie hij acht kinderen heeft. Hij woont in het dorp van de teruggekeerden in K’oopala’. Vijf van zijn kinderen wonen in Mexico. De namen op de platen op het kruis zijn namen van mensen die doodgeschoten werden, in stukken gehakt of slachtoffer waren van bombardementen met napalmbommen. Huizen werden afgebrand, oogsten verwoest. Het leger verspreidde het gerucht dat Fidel Castro zich in de bergen verborgen hield.
Ik vraag Hugo hoe wij deze martelaren kunnen eren. Wij knielen en bidden. Hugo spreekt ons nog over de liefde van de indianen voor het leven, over hun verbondenheid met Berg-en-Dal of het heilige. De vier armen van het kruis verwijzen volgens hem naar de wind, de zee, de hemel, de aarde. Ik vraag hem op de terugweg hoe de families die slachtoffer waren en de mensen die gedwongen meededen met het leger kunnen samenleven. Hij antwoordt dat er nog steeds wantrouwen heerst, maar dat iedereen als gelijkwaardig wil behandeld worden. Ieder mens heeft dezelfde rechten en dezelfde waardigheid. Met het autonoom bestuur willen wij daaraan werken. Als we terug zijn in Nimlahakok vraagt Hugo naar de conclusies van onze reis. Een camion van Coca Cola Companies palmt het dorpsplein voor de winkel in. Hij verkoopt geen afzonderlijke flesjes, enkel bakken of grote hoeveelheden. Voor mij brengt Coca Cola niet direct een verfrissing na het indringende verhaal van Hugo. We gaan naar de culturele avond in de school. Don Juan, met wie Bart en ik op het veld werkten, speelt op de trom en de fluit. Ondertussen heb ik nog een gesprek met Hugo. In het schoolfeest, aangekondigd als culturele avond, krijgen we een afwisseling van traditionele en moderne liederen, gedichten, toneeltjes en dansen in meer dan 30 agendapunten. Eén na één (‘Punto 28!’ ) enthousiast aangekondigd door de kleuterleider. - De leraar van het kleuteronderwijs maakte een grote tekening met de symbolen van Guatemala en van Nimlahakok (een meer, een schildpad). Hij dankt voor de creativiteit met de hulp van God. - We zien een toneeltje over het zaaien van de maïs met een gebed tot moeder aarde om toelating te vragen voor het zaaien, gebed om positieve energie en om een goede oogst. Twee cacaobonen moeten een goede smaak geven aan de maïs. De zaaiers helpen mekaar. De maïs geeft ons leven. Vrouwen bereiden het eten, delen de cacaodrank, helpen mekaar, bewaren een deel van het eten voor thuis - de dans van de kippen, de haan en de vos - Een delegatie van de ancianos die met de Mayejak bezig zijn in de kapel komt dansen in de school. Zij knielen in de vier richtingen (de vier puntos cardinales van de aarde). Ze doen drie dansen - met hun laarzen - op de marimbamuziek en drinken boch. Ze danken de blije kinderen en de gasten en gaan verder naar hun offerdank. - mime van vechten om een stoel - een toneeltje over het leven van de boer. - Ik zing ook een lied en verontschuldig onze groep die uitgedund is en die niet kan brengen wat voorbereid was.
De kinderen worden regelmatig betrokken door de kleuterleider met applaus te meten, verschillende ritmes te dansen, verschillende delen van het publiek te doen roepen, te vragen wie niet naar de wc moest gaan al die tijd,… Er is ook een wedstrijd met enkele grote jongens met de vraag naar hun leeftijd en hoeveel dagen ze dan al leven. Na het feest steken we rond half elf het schoolplein over naar de coöperatieve om te gaan slapen. Eva en ik gaan nog naar de Mayejak aan de kapel. Daar is men al bezig met het verbranden van het offer. Het verloopt minder ceremonieel dan vorige keer in Ch’inamokooch. Het lijkt meer op een vriendenfeest. Verschillende mensen vragen een advies aan het vuur en aan Manuel. Ik doe dat ook. Rond 1u vertrekt Eva en een kwartiertje later is het mijn beurt. Het feest is eigenlijk zo goed als afgelopen. Manuel wordt nog verwacht bij Abel voor zegeningen bij hem thuis.
Zondag 21 september: Terug naar Cobán Om 7u op en inpakken. We gaan ontbijten bij Abel. Onderweg gaan we nog bij Santiago een pakje kaarsen bezorgen van Linda en het boek van Bart en Magy van W@=D@ over het land van de maïs. We worden hartelijk ontvangen bij Abel. In zijn wonen ze met drie gezinnen. Abel is dankbaar voor de ontvangst in België. Ook voor hem was het een totaal verschillende cultuur en manier van leven. Hij vertelt dat ze op bezoek gingen bij een boer met meer dan 100 koeien en met vier tractoren. Koeien worden kunstmatig bevrucht. Hij had een ganse week niet kunnen slapen van de aanpassing. Manuel had na de Mayejak met de familie nog de ganse nacht doorgedaan met zegeningen. Esteban komt ons oppikken maar moet eerst nog diesel wegbrengen naar K’oopola’ in ruil voor de diesel die Fons had gekregen voor het vertrek daar. Om half twaalf kunnen we vertrekken. We laten de dorpen achter ons. Rond half twee komen we aan in ADICI. De groep is terug volledig. Bart en Magy hebben hun intrek ingenomen in de ‘mannenkamer’. Fons heeft een gespecialiseerde dokter gevonden die Magy kan helpen. Zijn diagnose en behandeling helpen Magy en stelt Bart en ons een heel pak geruster. Wij gaan ‘s avonds in het Centrum naar een pizzeria in het grote winkelcentrum. We zoeken nog yoghurt voor Magy en drank in het warenhuis. Terug in ADICI nog wat napraten. Bart kan nog een stuk van de meegebrachte pizza eten en de rest is voor Esteban.
We gaan reeds rond tien uur slapen. We hebben al afscheid genomen van de dorpen; morgen is het onze laatste dag in Cobán. We zijn begaan met Magy. We hebben veel emoties te verwerken.
Maandag 22 september 2008: Cobán We nemen het ontbijt in ADICI en tellen het geld. Lydia heeft telefonisch contact met Bernard, met de verzekeringsmaatschappij en met de secretaris van het OCMW. Om 9u houden we een uitgebreide evaluatie. We vertrekken en rijden met Fons naar het centrum van Cobán. Om 11u kwart komen we aan bij de Consejo de Mujeres Maya, de raad van de Mayavrouwen, een organisatie die al 20 jaar bestaat en mede door Marta Macz Pacay, de vrouw van Fons, werd opgericht. Daar wachten ons vier vrouwen op. Een baby ligt te slapen, het kleinkind van Doña Maria Maiz. Doña Maria Macz heet ons welkom en dankt voor het bezoek. ‘Wij zijn een groep van weduwen en werken in gans Alta Verapaz. In het begin waren er 300 groepen op verschillende plaatsen. Een deel van de leden is al overleden, maar we zijn nog met een flinke groep. De C.M.M. heeft veel vrouwen geholpen. Onze echtgenoten werden in de oorlog ontvoerd of vermoord. Velen hadden geen huis. We leefden vele jaren in onzekerheid. We bleven achter met de kinderen. We bleven achter met veel verdriet. In de dorpen waren er veel zelfhulpgroepen waar we ons lijden konden uitspreken en elkaar moed inspreken. De groepswerking heeft ons goed gedaan. We hebben activiteiten ontwikkeld en ervaringen opgedaan. Het is een vormingsschool geweest. Ik zelf bleef ook met verschillende kinderen achter, de kleinste was nog geen jaar. Hoe konden wij ons oprichten? We hadden niet buitenhuis gewerkt. De groep heeft ons geholpen om ons lijden te verwerken. We hebben geleerd om ons beter te organiseren. Ik zelf heb mij er ook overgezet en ben gaan werken. Ik wou mijn kinderen kansen geven om zich voor te bereiden op het leven. We kwamen één keer per week samen. We zijn begonnen met artisanaat te maken. Dat was economisch interessant, en dat gaf afleiding. We hebben door strijd geleerd ons als vrouwen op te richten, er boven op te komen. We wilden onze ervaringen aan anderen meedelen. We gingen van dorp tot dorp en stelden ons open voor gemarginaliseerde en achtergelaten vrouwen. We spraken over de rechten van vrouwen en hebben groepen gevormd in de verschillende gemeenschappen. Onze organisatie heeft een erkenning gekregen in het departement; we hebben een vertegenwoordiging waar vrouwenzaken aan bod komen en we spreken op fora waar we uitgenodigd worden. We oriënteren ook andere groepen. Nu is er veel geweld in de families. Vele vrouwen worden achtergelaten. Er zijn veel alleenstaande vrouwen. Zij komen naar hier en vragen advies aan de C.M.M. om zich vooruit te helpen in het leven. Staatsinstellingen geven juridische steun en onderhoudsgeld en wij begeleiden groepen in dat proces. We bekwamen dat alleenstaande moeders recht krijgen op financiële steun van de vader van de kinderen. Vanuit vele andere gemeenschappen krijgen we vragen, maar we kunnen er niet op ingaan.’ Doña Maria werkte vele jaren in de keuken van een groot restaurant waar er veel uitbuiting bestond. Ze moest er lange dagen werken tot 23u, zaterdag en zondag. Ze kreeg er geen
eten. Ze had schrik en kende haar rechten niet. Met tranen in de ogen zegt ze dat ze moest werken omdat zij het geld nodig had om haar kinderen te kunnen laten studeren. Haar ogen zijn open gegaan in het contact met C.M.M. Daar heeft ze veel steun gevonden en stilaan is ze bewust geworden van de uitbuiting en van haar eigen waardigheid. Ze begeleidt nu andere vrouwen: mishandelde, achtergelaten vrouwen naar de juridische diensten en diensten voor de bescherming van vrouwen. Fons verduidelijkt dat het geweld veel heeft te maken met dronkenschap als reactie op de uitbuiting door het grootgrondbezit. Doña Maria dankt God, Fons en Marta. Ze heeft veel geleerd in C.M.M.: koken, handwerk. Daarna komt Doña Maria Louisa aan het woord. Fons zegt dat haar man een catechist was en een groot Indiaanse leider. Zij dankt voor onze komst. Ook zij is een weduwe door de oorlog. ‘Ik bleef achter met vier kinderen. Ik heb moeilijke tijden gekend. Ik kende Fons en Marta en ben zo in contact gekomen met de C.M.M. Ik kende angst en lijden. Mijn echtgenoot was ontvoerd. Ze zegden dat wij ook op de lijst stond. Wat zou er met onze kinderen gebeuren? De werkjes maakten ons kalmer zonder te vergeten wat er gebeurde. We hebben veel psychologische hulp gekregen om door ons lijden heen te komen. We hebben veel geleerd. Dingen leren maken. We hebben kunnen verkopen en ons zo opgericht. We hebben een noodfonds opgericht om mekaar te helpen. We worden nu veel gevraagd door andere groepen. Tijd om hun werk te tonen. De vrouwen maken van maïsblaadjes bloemen, engeltjes en poppetjes die de klederdracht dragen van de veertien etnische groepen. Soms is het werk in de dorpen begonnen, en wordt het hier afgewerkt. Ze weven doeken, sjaals (perajes), blouses (huipiles), draagdoeken voor baby’s (servilletta grande). Ze weven ook grote doeken om rokken van te maken en ze borduren met de hand motieven op de stoffen. Ze leren aan anderen wat ze zelf geleerd hebben. We kijken en bewonderen niet alleen, maar kopen ook. Lydia koopt ook stof voor een rok voor Magy. Dat had Bart gevraagd. We zien het grote weeftoestel op de eerste verdieping. In het lokaal vooraan waar we betalen hangt een doek die niet te koop is met deze woorden opgeweven: El pueblo necesita flores Y no espinas Puentes y no muros Termura y no rencor Het volk heeft bloemen nodig En geen doornen Bruggen en geen muren Tederheid en geen wrok. Fons moet nog weg. Wij gaan op stap om iets te eten in de stad. Eva kent een goed restaurant. We gaan la Posada binnen. Chique. Een vijfsterren toilet. Een afzonderlijke koffiehoek. Een patio. Kamers. Lekker eten. Wij vinden dat we ons eens mogen laten gaan na al wat we meemaakten. Alleen Marina wordt niet bediend, maar zij heeft toch geen honger. Na de maaltijd komt de eigenares met Eva en mij een praatje maken. Of we goed werden bediend? Of we ons veilig voelen in Guatemala? Of we ook niet vinden dat de Guatemalteken moeten opgevoed worden om het milieu te beschermen? Als wij opwerpen dat we in een dorp waren waar een petroleummaatschappij het beschermde oerwoud bedreigt, vindt zij dat deze niet veel schade zal aanrichten. Ze hoopt dat we nog terugkomen, en als we op voorhand reserveren zal ze ons nog beter ontvangen. Achteraf horen we van Fons dat deze dame behoort tot de rijkste elites van Guatemala, dat zij de dictators ontving, en dat het bij haar was dat Doña Maria Maiz zo werd uitgebuit. Aai, was het wel een goed idee hier te komen eten? Dat is de realiteit, antwoordt Fons.
Wij gaan te voet naar de markt en de winkeltjes. We willen nog aandenkens kopen voor de vitrinekast in het gemeentehuis en cadeautjes voor familie, vrienden en collega’s. Wat is onze oogst? Enkele machetes, blouses, T-shirts, draagtassen, een sigaar en kaarsen, beschilderde drinkkommetjes, een wasbak (pila) in keramiek, zwarte bonen, …. Myriam vond haar grote schotel om tortilla’s op te bakken, die ze de hele terugreis op haar schoot zal dragen. 80 portemonneekes! Het spel van onderhandelen en afbieden. Maar we hebben met een harde verkoopster te maken. Ze doen hier een goede zaak, vandaag. We gaan nog iets drinken in Santa Rita. Ze kennen hier ons al. Er werkt hier een leerlinge van het Instituto Monja Blanca. We nemen enkele kroonkrukken mee voor ons damspel. Ik loop nog eens de kathedraal binnen. Echt een Spaanse kerk, met beelden van de cofradiaprocessies en OLV van Lourdes. Ik mis een traktatie van een serveerster die jarig is. Esteban komt ons ophalen, maar hij moet wel eerst nog taxi’s zoeken. Het giet. Terug in ADICI is iedereen druk in de weer met inpakken. Met Fons moet nog allerlei geregeld worden voor de opvang van Bart en Magy en de latere terugkeer. We nemen ons laatste avondmaal, bereid door Pol, Myriam en Helga.
Dinsdag 23 september 2008: Vertrek Opstaan om 6u30. In ADICI kunnen we ook nog wat kopen. Lydia rekent af en ik doe ondertussen informeel de dankbetuigingen. We nemen rond 8u afscheid van Bart en Magy. Zij zullen hier in goede handen zijn bij Delfina. We nemen afscheid van Fons en Eva en gaan eerst met de microbus tot aan het station. Manuel vergezelt ons. Daar de bus op, richting Guatemala stad. Op de bus heb ik een persoonlijke babbel met Manuel. In de hoofdstad nog eens overstappen en met microbussen naar de luchthaven. Manuel verlaat ons. Hij moet nog terug naar huis. Wij ook, maar dat zal nog wat langer duren. We hebben een tocht voor de boeg van 19u. Formulieren invullen, inchecken, luchtvaarttaks betalen, en broodje en dan wachten om te kunnen vertrekken. In de wachtzaal zitten vijftien jonge Aziatische mannen en vrouwen. De beatles van Japan op tournee, fantaseren we. De realiteit is veel minder fraai. Het zijn vijftien illegale Chinezen die uitgewezen worden. Zij worden afgeschermd door zeker evenveel bewapende politiemannen en vrouwen en politiemannen in burger. Rond 17u15 stijgen we op van de Guatemalteekse bodem. We verlaten de aarde die voor de Q’eqchi’s zo een grote betekenis heeft, en we vliegen door de ‘heilige luchten’ naar huis. Een tussenstop rond 20u45 in Panama. Hier zie je ook zwarte mensen. Om 21u weg. Proberen te slapen.
Woensdag 24 september 2008 We mogen onze klok terugzetten naar het Europese uur. 8 uur vooruit. Na tien uur vliegen aankomst in Madrid. In Madrid ons haasten door de luchthaven. Onze laatste vlucht rond 16u40 naar Brussel. We landen rond 18u40. Alle valiezen zijn er bij. We worden opgewacht door onze familie en een hele groep mensen van de gemeente, van het OCMW. Met Luk Draye, Bernard, en Lydia houden we bij een frisse pint een eerste nabespreking.
Bart en Magy komen juist een week later aan. Ook hen wacht een warm onthaal. Wij zijn nu allen veilig thuis, onze valiezen zijn uitgepakt, maar onze harten en onze hoofden zitten nog vol indrukken en vele vragen. Wij laten de Q’eqchi’ niet los. Nu moeten wij het waarmaken op onze aarde. Met de voeten op de grond, stap voor stap.
D. Werkbezoek met het Sociaal Huis/OCMW aan Guatemala. Poging tot een samenvattend verslag Samen op werkbezoek We waren met een groep van het Sociaal Huis/OCMW van Herent op reis in Guatemala van 9 tot 24 september. We waren met veertien: tien van het OCMW, één van de GROSH; Fons Huet en Manuel Paau als begeleiders; en Eva Huet, het nichtje van Fons, vervoegde onze groep. Geen toeristische vakantie, maar een werkbezoek. Een overvol programma Het werd een unieke belevenis. We moesten een afstand van meer dan 9000 km overbruggen en vlogen 16 uur door de ‘heilige wolken’. Ons programma was overvol. Van de hoofdstad bracht een bus ons na één nachtje slapen en enkele uren geld wisselen naar Cobán, de hoofdstad van het departement Alta Verapaz en onze zustergemeente. Daar verbleven we drie dagen in ADICI (vereniging voor integrale, indiaanse gemeenschapsontwikkeling), de organisatie die Manuel Pau tewerkstelt en onze zusterband ondersteunt en waar Fons Huet vroeger gewerkt heeft en nog in de beheerraad zit. We leerden al doende het werk kennen van Marta, de domestica, de vrouw die het huis beheert van het centrum van de Dominicanen. Later sprak een deel van de groep ook met een andere dienstbode. We volgden heel het proces van tortilla’s klaar maken en verkopen: wassen van de maïs, malen, kneden, ze ‘applaudisserend’ vorm geven met beide handen, bakken, verkopen én opeten. En tortilla’s hebben we gegeten! Met of zonder bonen, eieren, kip, rundvlees, groenten, soep,… ‘s morgens , ‘s middags en ’s avonds. Niet iedereen van onze groep kon ze smaken, maar allen vonden we dat deze van Josefina, de vrouw van Manuel, het lekkerst waren. We liepen er door de markt, spraken er met verkoopsters, zowel de grotere verkopers als de mandenverkopers die met hun waar uit de dorpen komen, als met een winkelier achter een veiligheidshekken. En we kochten er natuurlijk ook. We trokken naar de calvarie, de grootste bedevaartplaats van de Q’eqchi’. We werden ontvangen door Delfina Asig, coördinator bij ADICI. We liepen op bezoekdag door het ziekenhuis om een glimp op te vangen van hoe de zieken er verzorgd worden. We bezochten de school van Edwin Armando Catun in Rosario, waar we de cadeautjes mochten afgeven van Matthijs van Toverveld. Ter gelegenheid van zijn verjaardag had hij gevraagd om cadeautjes te geven aan de kinderen van deze school in plaats van voor zichzelf geschenkjes te vragen. We gingen naar het schoolfeest in het Instituto Monja Blanca (instituut van de witte bloem, een van de symbolen van Guatemala). Deze school werd opgericht door Edwin als tweede kans onderwijs en opleiding voor jongeren en volwassen die als kind niet lang naar school hadden kunnen gaan. Dat in de scholen de feestdag van de nationale onafhankelijkheid op 15 september werd gevierd hebben we geweten. We maakten een 5-tal schoolfeesten mee. In de dorpen werd het feest van de onafhankelijkheid, gecombineerd met het schoolfeest normaal op het einde van het schooljaar (eind oktober) en met de viering van onze komst. Niet voorzien in het programma, maar we werden ook uitgenodigd op de burgerlijke trouw van Hunab, de zoon van Fons en Marta. Van zondag tot zaterdag waren we in de dorpen en gemeenschappen in de regio van Nimlahakok. Vanuit Nimlahakok zelf trokken we met de jeep of te voet naar Ch’inamokooch, Salacuim, Finca Salinas, Santa Anita, K’oopala la Esperanza. De tochten met de jeep waren soms lang en lastig over wegen met putten en ook eens door een rivier. In Nimlahakok werden we ontvangen in het huis van de catechist Santiago, bij Herminio Ramirez Caal, de vroegere burgemeester van Nimlahakok en nu voorzitter van het
oudercomité, en bij Abel, de penningmeester van de coöperatieve. Don Miguel, de voorzitter van de regionale raad, was geregeld onze gids. In de dorpen maakten we het slachten van een stier mee (voor vlees voor de feesten), werkten we een beetje met de machete op het veld van kardemom, cacao en bananen en op het kerkhof, en hielpen we mee in de keuken. We hebben gefeest: we namen deel aan schoolfeesten en twee keer aan een Mayejak (een offerceremonie). Een groep plantte bomen. We vergaderden en kregen uitleg in de coöperatieve waar we verbleven in Nimlahakok en in de raad voor regionale ontwikkeling in Ch’inamokooch, Santa Anita, Ko’opala. In Ko’opala, waar teruggekeerde vluchtelingen van de burgeroorlog gehuisvest zijn sinds 1996, verbleven we per twee bij families. In de Finca Salinas wandelden we begeleid door dorpsgidsen in opleiding door het beschermde oerwoud. Dit woud is nu bedreigd door een petroleummaatschappij. Met enkelen stapten we met Hugo Ramirez Caal, broer van Erminio en de huidige regionale burgemeester van Nimlahakok, naar het kruis ter ere van de 918 gesneuvelden in het gewapende conflict. Terug in Cobán, hielden we een uitvoerige evaluatie. We volgden gespannen de toestand van een lid van onze groep, die ziek geworden was. We beluisterden het verhaal van de weduwen, slachtoffer van de burgeroorlog, verenigd in de raad van de Maya-vrouwen. De vrouw van Fons, Marta, is daar mede-initiatiefneemster van. Om hen te steunen kochten we artisanaat en doeken door hen gemaakt en geweven. Ook op de markt kochten we cadeautjes voor de familie, voor collega’s en voor de kast van het gemeentehuis, waar Guatemala in de vitrine komt en de aandacht zal vragen van de bezoekers. Eerst hadden we ons zelf eens verwend na zovele inspanningen met een lekkere maaltijd in een chique restaurant. Achteraf hoorden we dat de eigenares behoort tot de elite van de grootgrondbezitters. Zij was de patrones geweest van de weduwe, die ons wenend had verteld over de uitbuiting in een restaurant die zij moet doorstaan om haar kinderen onderwijskansen te kunnen geven. Van confrontatie gesproken. Een confronterende reis Het was inderdaad een confronterende reis. We werden overweldigd door de prachtige natuur: de bergen, het groen van de wouden, de blauwe lucht, ongekende bomen, vruchten, bloemen en vogels. Overal vlinders van vele kleuren. Regen kregen we ook, maar gelukkig vooral ’s nachts of wanneer we ons niet moesten verplaatsen met de jeep. Maar we hebben door de modder gestapt. De mensen leven ook met de natuur: eenden, kippen, honden lopen vrij rond, tot in de kookplaats; varkens vastgebonden aan één poot bleven gelukkig op afstand. De gastvrijheid van de mensen en de glimlach van de kinderen ontroerden ons. We ontmoetten moedige mensen en sterke leiders: Hugo, Herminio, Miguel, Manuel, Santiago, Abel, Delfina, Maria, Marta…. Fons en Manuel hebben meer dan hun beste beentje voorgezet en Delfina en Esteban (de nachtwaker en manusje van alles) stonden altijd klaar voor ons. Doorheen het samenwerken, de uitleg op vergaderingen (steeds vertaald door Fons) en in persoonlijke babbels hebben we heel wat kunnen opsteken over het leven en de cultuur van de Q’eqchi’: hun ontzag en respect voor de natuur, hun zoeken naar harmonie, hun grote dankbaarheid voor het leven en voor wie hen ondersteunt in hun strijd voor waardigheid, hun gastvrijheid. Maar we hebben ook gezien met welke moeilijkheden zij af te reken hebben; we hebben geluisterd naar hun lijden en het onrecht dat hen wordt aangedaan en naar hun vraag naar erkenning. De oorlog heeft in haast alle families slachtoffers gemaakt en vele vluchtelingen veroorzaakt. “We bleven achter met veel verdriet” zei ons weduwe Doña Maria Macz. Aan de basis van de oorlog lag de onrechtvaardige grondverdeling en de slavenarbeid op de finca’s, vertelde Hugo op de berg van het kruis. De Indianen werden gedreven steeds hoger in de bergen met de minst vruchtbare grond en met gevaar van grondverschuivingen bij zware regen; de huizen kunnen bedolven worden onder de modder. De interest van de leningen om grond te
verwerven is onredelijk hoog. Het werk op de velden is zwaar; door de vele tussenhandelaars en de hoge transportkosten zijn de verdiensten gering van de kardemomteelt. De mandenverkopers moeten lange tochten afleggen naar de markten, waar ze soms weggepest worden en ze weinig kunnen verkopen. De domestica’s moeten lange dagen kloppen en ontvangen een laag loon (200 à 300 quetzales of 20 à 30 euro per maand naast kost en inwoon). De onderwijzers ontvingen al vier maand geen loon (rond de 2000 quetzales of 200 euro per maand), en moeten soms van een heel andere streek komen en dus verplaatsingen betalen (400 quetzales of 40 euro per maand). In vele dorpen is er geen drinkbaar water nabij of is er maar één bron of gezamenlijke waterkraan. In Ch’inamokooch) zou Don Miguel een dammetje willen bouwen, maar ontbreken de middelen om een terreinstudie te doen. Leden van onze groep waren geschokt door de beperkte middelen in het hospitaal in Cobán, maar hoe is het gesteld met de gezondheidscentra en de dienstverlening in de dorpen? In de meeste dorpen zijn er scholen voor lager onderwijs, maar het schoolmateriaal blijft beperkt en scholen voor secundair onderwijs zijn op verre afstanden. Het onderwijs in de twee talen (Spaans en de Maya-talen zoals Q’eqchi’) is nog niet overal doorgedrongen en is eigenlijk gericht op Spaans aanleren en leidt vaak tot vervreemding van de eigen cultuur. Vele kinderen verlaten het onderwijs na twee, drie jaar. Wij schokten over en weer op de wegen vol putten; onze gastheren waren al blij dat er recent wegen waren aangelegd naar hun dorp, maar het blijft zo dat de staat onvoldoende investeert in wegen, onderwijs, gezondheidszorg omdat er geen geld is omdat de rijken geen belasting willen betalen. Wij stoorden ons aan het gebrek aan hygiëne; voor de indigena’s zijn gemeenschappelijke wc’s zoals in de scholen, de vergaderplaatsen en de coöperatieve en het gebruik van wcpapier nog niet geïntegreerd in hun cultuur, legde Fons ons uit, maar zorg voor het milieu en afvalverwerking staan nog aan het begin. Het oerwoud dat we bezochten wordt bedreigd door een petroleummaatschappij en op andere plaatsen worden dorpen weggevaagd door mijnbouw en waterdammen; het profijt blijft niet in het land (slechts 1% lazen we op affiches) maar vloeit weg naar grote firma’s in het buitenland. De Q’eqchi’ laten ons niet los; wij laten hen niet los Ondanks al deze zorgen en problemen ervaarden we zeker bij de leiders een grote wil tot ontwikkeling vanuit hun eigen cultuur. Daarom is de evolutie naar autonoom beheer in de regionale raden zo belangrijk. Die willen wij ook ten volle ondersteunen met de zusterband. Hier en daar kregen wij vragen naar geldelijke steun. Wij antwoordden dat we niet kwamen met geld, maar met een open hart en open geest om van mekaar te leren. We beloofden te spreken over wat wij gezien en gehoord hebben en zo mee te werken aan sensibilisering voor hun noden en bewustwording van hun cultuur. We beloofden het bestuur van onze gemeente en van ons land te vragen om druk uit te oefenen dat de regering van Guatemala internationale overeenkomsten in het kader van de vredesverdragen zou naleven over respect voor de inheemse volkeren en over decentralisatie van het bestuur. Wij beloofden als inwoners van een Fair Trade gemeente om op te komen voor en mee te werken aan eerlijke handel, en om contacten te helpen leggen tussen groepen van artisanale werksters en Fair Trade. Wij zijn nu allen veilig thuis, onze valiezen zijn uitgepakt, maar onze harten en onze hoofden zitten nog vol indrukken en vele vragen. Wij laten de Q’eqchi’ niet los.
DEEL II Verslag van Linda Buelens Maandagnacht Omstreeks 4.30 opgestaan. Dan verfrissen en omkleden. Bij het ontbijt, kon ik niet veel eten het was nog te vroeg. Dan nog gauw mijn handbagage nagekeken. Alles was in orde. Om kwart na vijf alles in de wagen geladen, trekkersrugzak en handbagage en vertrokken. Ik was zenuwachtig en ik had zeer weinig geslapen en maakte me zorgen. We zijn om 5.30 uur Arlette gaan oppikken, haar rugzak en handbagage. Haar man Frans bleef bij de kinderen, want ze sliepen nog. Dan zijn we doorgereden naar de luchthaven van Zaventem. Om 6 uur moesten we in de luchthaven samenkomen. Daar aangekomen, parking gezocht en een karretje gaan halen. Dan zijn we naar de inkomhal gegaan, naar de plaats waar we moesten samenkomen. Stilletjesaan kwam iedereen toe. Ik kreeg het moeilijk, maar Chris en Bernard stelden me gerust. Dan praten met de andere familieleden van onze groep. Er waren ook nog andere personeelsleden van het Sociaal Huis aanwezig, die afscheid van ons kwamen nemen. We kregen elk nog een pakje dat achteraf gezien nog goed van pas zou komen. Allemaal hartverwarmend dat wel. Dan werden de grote rugzakken ingecheckt en voorzien van reisetiketten; ook de grote zak van Marcel ging erop met de spullen van Toverveld. Dan hadden we nog even tijd en gingen we nog een stukje samen door en dan maakte Chris nog een groepsfoto van ons, ook met onze partner erbij. Dit vond ik wel tof, dat is altijd een mooi aandenken. Dan was het moment aangebroken om afscheid te nemen. We pakten mekaar nog eens goed vast en dan vertrokken we door de douane, nog even wuiven en dan was het zover.
Dinsdagochtend 7 uur: door de paspoort- en handbagagecontrole en daarna werden we zelf doorgescreend. De handbagage moest in een bak door de scanner, alsook riemen, jassen en heuptassen. Alles werd gescreend. Ik moest natuurlijk mijn handbagage openmaken en moest de vloeistoffen laten zien, plus uitleggen wat erin zat. Uiteindelijk mocht ik alles weer inpakken en mocht ik door. Het was in orde. Het was even stappen naar de hal waar we moesten zijn om het vliegtuig te nemen naar Madrid. Ons vliegtuig stond klaar, in de rij gaan staan en ons paspoort laten controleren evenals de vliegtuigetiketten. Dan pas mochten we door de tunnel met ramen en gingen we rechtstreeks het vliegtuig binnen waar er een stewardess stond.
onze delegatie
onze groep met partners en vrienden
Zij toonde welke kant we moesten nemen in het vliegtuig en keek naar de nummers op de etiketten. We vonden onze zitplaatsen en we deden onze handbagage in de rekken bovenaan die dicht konden met een luik, dan gingen we zitten. Wij zaten aan de zijkant kort aan de vleugels, Patrick aan het raam dan ik en Pol zat aan de rechterkant van mij. We vlogen met een vliegtuig van Iberia. Ik had nog nooit gevlogen en was niet gerust. Ik had op voorhand een pilletje genomen voor reisziekte, maar Pol stelde me gerust. De stewardessen gaven uitleg over de gordels, de reddingsvesten onder de zetels en de maskers voor in noodgevallen. Dan begon het vliegtuig te manoeuvreren. We deden onze gordels vast, dan begonnen de motoren te loeien en het vliegtuig begon op te stijgen. Ik deed oordopjes in en we namen kauwgum tegen de druk in de oren. Het was nu 8.10 uur in de ochtend. Het duurde wel even voor we op hoogte waren en dan mochten de gordels los. Dat opstijgen was toch al goed gelukt en ik voelde me vlug gerust. De spanning viel van mij af en ik keek voortdurend door het raam. We vlogen tussen de wolken echt mooi. Nu kon je naar de wc (een hele belevenis) en als je doorspoelt maakt het verschrikkelijk lawaai. Je mag nu ook eens rondlopen in het vliegtuig.
Quetzalvogel
Vlag van Guatemala met de afbeelding van de Quetzal
Dinsdag Patrick voelde zich in de luchthaven al niet goed. Zijn maag deed raar. En in het vliegtuig op weg naar Madrid was hij heel bleek en hij zei niet veel. Ik en Pol waren aan het vertellen. Opeens zei Patrick: ik voel me niet goed. Hij keek in een krant. We zochten naar een plastiek zak en vonden er geen. Maar het was het al te laat, en hij begon over te geven in de krant en een deel spatte op mij. Pol riep de stewardessen en die kwamen te hulp. We moesten verhuizen naar een andere plek en men begon alles op te kuisen en Patrick af te vegen met papieren doeken. Ik kreeg ook vochtige doekjes en dan ben ik naar het toilet gegaan om me met water af te wassen. Intussen zat Patrick lijkbleek in een andere zetel en was angstig. Intussen waren we al aan het landen en ik stond daar in de wc, om me min of meer toonbaar te maken en de geur weg te krijgen. Ik moest me goed vasthouden want het vliegtuig schokte en stond nog niet aan de grond. Dan was het zo ver: mijn eerste landing in de wc! We vlogen met de maatschappij van Iberia. Onze vliegtuigetiketten hadden we gekregen bij het inchecken van onze rugzakken. Alles was nieuw voor mij. Ik keek mijn ogen uit. Dat ik dit nog eens zou meemaken; ik die zo een panische angst had om in een vliegtuig te stappen. Dan stond het vliegtuig stil en manoeuvreerde niet meer. We moesten uitstappen en onze handbagage nemen in de afgesloten rekken. We gingen rustig het vliegtuig uit, door de tunnel en dan in een hal van de luchthaven van Madrid. Het was nu 10.30 uur. We hadden dus 2.20 uur gevlogen. In de luchthaven hadden we wat tijd om over te stappen. Pol en Patrick zijn een kledingzaak binnengegaan en Pol kocht een nieuwe broek want de zijne was gescheurd. Ook Patrick kocht ook een nieuwe broek en een pull. Intussen ben ik een toilet gaan opzoeken om mijn broek en mijn schoenen af te wassen met water en zeep. Dan zijn we iets gaan eten in de luchthaven, een broodje en koffie. Daarna een sigaretje gerookt; er was een aparte ruimte voorzien met afzuigsysteem. In Spanje, in de luchthaven, kan dat nog. Bij ons niet meer.
We zijn ook de winkeltjes gaan bekijken, maar al wat we daar kochten moest in de aankoopzak blijven. Lydia en Marcel hadden een cadeau gekocht voor Fons Huet en Manuel. Pol en Helga hadden sigaretten gekocht. Dan gingen we wat in de vertrekhal zitten in de zeteltjes en tegelijkertijd konden we naar buiten kijken naar de vliegtuigen. Dan was het zo ver, rond 12.15 uur moesten we aanschuiven voor het vliegtuig naar Guatemala. Eerst controle van het paspoort en het vliegticket en dan door de lange doorgang naar de ingang van het vliegtuig. Welkom van de stewardess en dan naar onze plaatsen. Het viel mij op dat dit vliegtuig veel groter was en veel breder en daardoor ook meer zitplaatsen. De zitplaatsen waren veranderd. Ik zat nu aan het raam, dan Pol en daarlangs Patrick. Ik had vooraf aan Patrick een pilletje gegeven (Touristique voor reisziekte). Toen begon het vliegtuig te manoeuvreren en deden we onze gordels vast. Uitleg werd gegeven over de veiligheid en de attributen op een tv scherm; dan begonnen de motoren gas te geven en stegen we op. Het was nu 12.30 uur. Het duurde wel even voor we op hoogte waren. Het is mooi om het te volgen door het raampje. Alle huisjes en gebouwen worden kleiner en kleiner, fascinerend gewoon en dan zit je in de wolken en zie je de wolken onder jou hangen. Tijdens de vlucht toonden ze films, maar de koptelefoons werkten niet, dus het was zonder klank. We kregen ook gedurende de ganse vlucht tweemaal warm en eenmaal boterhammen plus drank. Je mocht ook zelf drank halen achteraan in het vliegtuig waar ze je bedienden. Af en toe liepen we eens rond want als je zolang ter plekke moet blijven zitten, krijg je dikke voeten en werkt je bloedsomloop niet goed. En het duurde lang, heel lang en slapen kon ik niet. Ik wou altijd maar naar buiten kijken. Ik begon het al gewoon te worden en was zeker niet bang. Patrick was heel stil en bleek en hij sliep heel veel. Na vier uren vliegen gaf ik hem nog een pilletje en hij at bijna niets. Maar hij heeft deze keer zijn eten binnengehouden. Dan kwamen de stewardessen met twee papieren die we moesten invullen. Ik ben naast Marcel gaan zitten en hij hielp mij om ze in te vullen. Daardoor was ik mijn plaats kwijt naast het raampje en kon ik de landing niet volgen, spijtig. Gordels vast. We hadden uren over het water gevlogen en dan eindelijk land in zicht, spannend. We konden de reisroute ook volgen op het tv scherm. En dan eindelijk de landing en dat ging prima, wel een beetje geschud en geschokt, maar uiteindelijk stonden we aan de grond. We hadden ongeveer 12 uren gevlogen.
foto’s vanuit het vliegtuig getrokken
We namen nu onze handbagage en we mochten uit het vliegtuig. Ze riepen af dat de mensen voor bestemming Costa Rica moesten blijven zitten. Eindelijk was het zover; we waren in Guatemala. Nu moesten we onze horloges 8 uren terugdraaien, dus we werden 8 uren jonger! Dan was het zoeken naar de hal waar onze rugzakken zouden terecht komen. Het was een hele moderne luchthaven; alles in grijze tinten en met veel glas. We zochten eerst een toilet op, de kuisploeg was juist aan het poetsen maar we mochten er toch in. Alles was zeer netjes. We moesten vele roltrappen naar omlaag en ver stappen. Marcel droeg altijd mijne kleine rugzak om mijn rug te ontlasten. Hij was zeer behulpzaam. Dan moesten we de ingevulde papieren afgeven aan de controle. En nog maar eens ons paspoort laten controleren vooraleer we in de hal kwamen waar we de grote rugzakken konden van de band nemen. Eerst gingen we nog karren zoeken om de rugzakken op te leggen. Eén voor één rolden onze rugzakken op de lopende band en was gelukkig alles terecht. Er was niets achter gebleven. Overal zag je bewaking, drie militairen met machinegeweren en ze hadden alles in het oog. Wel even slikken want dat zie je in Spanje en België niet. Dan gingen we naar de uitgang. Er stonden vele mensen en één groepje was voor ons bedoeld. Ik herkende onmiddellijk twee van die mensen, want die waren al in Herent geweest. We kregen een warm onthaal van Fons Huet, van Manuel en Fons zijn dochter, en nog twee mannen. Weldra waren we in gesprek. Eva die bij onze groep was, was heel blij om Fons, een familielid, dat daar al 28 jaar in Coban woont, te bezoeken. Fons zou onze gids zijn en ook onze chauffeur. Dan moesten we verder, want buiten stond een klein busje ons op te wachten. Wat was het een drukte van taxi’s en auto’s. Er werden papieren getoond met bestemmingen waar ze je konden heen rijden. Dan wees Fons ons het busje aan en we gingen met onze bagage naar daar. Myriam pakte mijn grote rugzak en droeg hem naar het busje. Ik was opeens draaierig en voelde me slap. Ik heb direct druivensuiker genomen (twee tabletten) en wat water van Arlette haar flesje gedronken en in het busje moest ik van Fons aan het raampje zitten. Patrick had ik ook een touristique pilletje gegeven en hij ging ook aan een open venstertje zitten, zodat we lucht kregen tijdens de rit. De grote rugzakken werden boven op het busje vastgebonden en dan stapte de rest van de groep in. Dan reden we weg. Toen we een tijdje aan het rijden waren, voelde ik me stilaan bekomen en ik voelde mij al beter. Fons was zeer bezorgd en daarna begon hij uitleg te geven over de moderne stad. Het verkeer was er zeer druk en vele chauffeurs lapten de verkeersregels aan hun laars. Je moest er tien ogen hebben om alles in het oog te hebben. We wisten niet waar eerst te kijken: er waren zeer mooie gebouwen bij en een toren die geleek op de Eiffeltoren.
Er reden ook vele oude bussen rond, beschilderd in vele kleuren en overvol met mensen. We zagen ook vele pick-ups rondrijden. In de laadbak staan de mensen kort tegen mekaar geperst, beladen met zakken. Taxi’s en personenauto’s zie je ook veel rondrijden. Maar aan elk voertuig mankeert wel iets: blutsen, ramen die gebarsten zijn, lak van de voertuigen en de meeste rijden zonder verzekering, maar een rijbewijs moeten ze wel hebben. En de politie is wel streng bij een overtreding. Vervoer Veelkleurige bussen Langs de straatkanten, op de trottoirs staan vele karretjes die de verkopers zelf kunnen
verplaatsen. Ze maken er een groot zonnescherm of grote parasol aan vast voor de hitte om de zon weg te houden. Ze verkopen eetwaren, gerechten, eieren, tortilla’s, dranken, kleding, huishoudgerief, meel, bonen, kaarsen en nog veel meer. Er heerst een drukte in Guatemala City. We hebben ook schoenpoetsers aan het werk gezien. Je ziet ook vele vrouwen lopen met een grote mand op hun hoofd, beladen met groenten die ze willen verkopen, dikwijls nog met een baby in een draagdoek op hun rug. Dan rijden we de oude stad binnen, een groot verschil. Oude, niet verzorgde gebouwen, afschilferende verf op de muren, zelfs krotten ertussen. Geen luxe meer, en in de straten bedelaars. De winkels zijn afgeschermd door tralies; er is een doorgeefluik waar ze de producten kunnen doorgeven aan de koper en dat ze terug kunnen dicht doen. Dit is nodig omdat er nog vele bendes bestaan die overvallen plegen. Aan de grote winkels, de banken en overheidsgebouwen staan militairen met machinegeweren om alles in het oog te houden.
Dan stopten we aan het Hotel waar we één nacht gingen logeren: Hotel Clariss. We stapten uit en de rugzakken werden aangegeven. De mannen droegen de grote trekkersrugzakken naar binnen. De uitbaters van het hotel verwelkomden ons. Dan bespraken we welke kamers ter onzer beschikking stonden. Er werd gezegd dat de mannen en de vrouwen apart zouden slapen. Eva, Helga, Myriam, Magy, Lydia en Marina in één grote slaapkamer. Ik en Arlette in één kamer met twee bedden, op een andere verdieping. Pol, Patrick, Marcel en Bart op een verdiep lager. Dus we lagen verspreid. Dan droegen we de rugzakken naar de lift. Onze kamers werden ons toegewezen en we kregen de sleutel. Fons begeleidde ons en hij vroeg of alles naar wens was. We plaatsten de rugzakken in de kamer en we keken eens rond. We namen onze handtas mee en dan gingen we terug naar beneden naar de balie waar we moesten bijeenkomen. Beschrijving van Hotel Clariss in Guatemala City Het was al een oud hotel en de voorgevel was geschilderd in gele verf. Het hotel was gelegen aan een heel drukke straat met zeer veel verkeer en veel lawaai in het oude gedeelte van de stad. Het interieur was oud en afgeleefd, maar het personeel was zeer vriendelijk en de poetsvrouwen waren aan het werk en het rook er naar ontsmettingsmiddelen. De kamers waren zeer primitief ingericht; een klein badkamertje, weliswaar onhandig maar proper. Als je aan de ingang van het hotel kwam, stonden er drie computers., Daar kon je internetten. Je moest dan wel betalen voor een uurtje. Er was ook een zithoek waar je kon rusten. En daarachter was de eetzaal. De ontvangstbalie was in hout. Aan de receptie waren ze zeer vriendelijk. In de avond rond 7 uur gingen we eten. De kaart ging rond en Fons vertaalde de maaltijden die je kon kiezen. Ik nam kip met rijst en groentjes en een biertje. En het smaakte. Je kon maar 5 schotels bestellen. Iedereen bestelde iets anders en was ook zeer tevreden van de maaltijd. Lydia en Marcel hadden gezorgd voor een cadeau voor Fons: witloof en een fles sterke drank en voor Manuel een grote fles Westmalle bier. Onze gastheren waren zeer blij. We maakten er nog een gezellige avond van en dan gingen de rokers nog even buiten. Taxi’s en bussen zagen we genoeg. Er trokken mensen met hun karren voorbij die huiswaarts keerden en we maakten kennis met een bedelaar die eten vroeg. Myriam bracht hem tortilla’s maar het was niet genoeg en hij bleef maar zeuren; we zijn dan maar binnen gegaan. Helga had het er moeilijk mee. Dan gingen we onze kamers opzoeken. We namen de lift en de gangen trokken allemaal op elkaar. We vergisten ons van verdieping; we klopten op een deur, want we dachten dat we bij collega’s waren, maar we waren verkeerd. Er deden vreemden open. Ik en Arlette keken eens raar op; die mensen ook trouwens. We verontschuldigden ons en we zochten verder.
Op een ander verdiep waren de kuisvrouwen aan het werk en die toonden ons de weg naar onze kamer. Want we hadden al in de kelder gezeten en ook die lift deed raar. Dat was verschieten hoor. Dan hebben we ons klaar gemaakt voor de nacht want we waren zeer moe en hadden al vele uren geen bed gezien. Een douche deed deugd, daarna naar het toilet en dan eindelijk naar bed. Tijdens de nacht zijn we dikwijls wakker geweest; er was constant lawaai, de wc bleef lopen, honden die blaften en een motor die voortdurend stond te draaien. Tenslotte zijn we dan toch in slaap gevallen voor een paar uur.
Woensdag, 10 september 2008 Omstreeks 7.30 zijn we opgestaan; verfrist en omgekleed. Ontbijt omstreeks 8 uur ‘s morgens. Iedereen bestelde een fruitschotel met vers fruitsap, heel lekker. Dan ging een groepje van 7 man, Manuel, Fons, Pol, Myriam, Lydia, Patrick en Marcel naar de bank om onze dollars om te wisselen in quetzals. We konden moeilijk met zijn allen gaan, dat ging te lang duren want alles werd zeker viermaal nageteld in de bank. Het was een heel gedoe. Het maximum bedrag dat je kon wisselen was 500 dollar. Fons had een deel van zijn rekening genomen om voor ons om te wisselen in quetzales. Iedereen had hetzelfde bedrag gegeven in dollars; dan was er geen discussie. Vervolgens kwamen we bijeen in een grote slaapzaal om het geld te verdelen. Van Lydia kregen we elk een envelop met 390 quetzales (geld dat Bernard ons gegeven had) en daar verdeelden we onze dollars in 13 hoopjes; elk kreeg evenveel. Iedereen had 150 dollars laten uitwisselen. Een deel werd gehouden voor de drankpot. Myriam hield de drankpot bij. Geld van Guatemala: indien je iets koopt van vb. 40 quetzales, dan moet je dat bedrag delen door 10, omgerekend dus 4 Euro. Eva ‘zat’ op internet. Ze had een uurtje betaald en ze zei mij dat ik ook een bericht mocht sturen naar huis; ik was erg blij. Na mijn mails mocht ook Magy internetten. Dan zijn we buiten aan de straatkant gaan roken. Er was al veel drukte; je ziet de onmogelijkste dingen. Een paar foto’s getrokken maar ik voelde me niet op mijn gemak, want er kwamen een paar mannen op mij af en ik dacht dat ik mijn foto apparaat zou kwijtspelen. Maar Helga had het gezien en ze kwam bij mij staan. Daarom gingen ze vlug verder, want ze zagen dat ik niet alleen was. Vrouwen sleurden met karretjes volgeladen met eieren. Anderen sleurden met fruit. Ze gingen een plaats zoeken waar ze mochten verkopen. Nog anderen waren met tassen en zakken onderweg gevuld met polsuurwerken, halsbanden en armbanden. We gingen daarna naar onze kamers, pakten alles in en we legden beneden onze rugzakken allemaal bij elkaar. De sleutels bezorgden we terug aan de balie.
Dan moesten we vertrekken.We moesten met onze rugzakken naar het pleintje verderop gaan waar de standplaats was voor de grote bussen. Myriam droeg mijn grote rugzak en ze liep tweemaal over en weer om haar rugzak te komen halen. Ik nam de kleine rugzak
mee, ook die van Myriam. Dan werden onze rugzakken in het ruim van de grote bus gelegd. Het duurde een tijdje voor de bus vertrok omstreeks 11 uur. Op het plein zagen we schoenpoetsers aan het werk.
Op de bus stond Monja Blanca (Witte Non). De rit zou ongeveer 5 uren duren. We reden nu van Guatemala City naar Coban. Na ongeveer één uur en half rijden stop om iets te eten en wc gebruik. We kregen maar een kwartiertje. Het was een mooi wegrestaurant waar je kon aanwijzen wat je wou eten. Er was een grote toog met vele gerechten, klaargemaakt in grote warmhoudschotels achter glas. Er was gekoelde drank; we hebben vlug moeten eten. Ik had weer kip genomen met saus en rijst en cola. Voor de wc was het te laat, want we moesten alweer de bus op. Dan reden we verder. Het was een mooie baan om te rijden, met prachtige landschappen onderweg: palmbomen, cactussen, bomen met prachtige bloemen. Ik wist niet waar eerst te kijken. Onderweg werden films getoond, maar ik ergerde mij aan de klank, die veel te luid stond. Ik keek liever naar de prachtige natuur.
In Coban aangekomen zijn we op een kleinere bus moeten overstappen en werden onze rugzakken overgeladen. We waren op weg naar ADICI waar we drie dagen zouden verblijven. We kwamen daar aan rond 16 uur in de namiddag. Onze rugzakken en handbagage uitgeladen en naar het binnenplein van ADICI gedragen. Fons droeg mijne grote rugzak. De ingang werd afgesloten met een grote ijzeren poort in het zwart geschilderd. Iedereen kon daar zo maar niet binnen; je moest bellen en je aanmelden. Maar wij werden verwacht en daarom was de poort open. ADICI (Vereniging voor integrale, indiaanse gemeenschapsontwikkeling) Hier wordt Manuel Pau tewerkgesteld. Fons Huet heeft daar vroeger ook gewerkt en zit nu nog in de beheerraad. Er volgde een warm onthaal met rozebottelthee en zelfgebakken koekjes van Delphina Asig ???, de coördinator bij ADICI. We stelden ons voor. Daarna kregen we een rondleiding. Kennismaken met de mensen achter de balie, waar er ook een computer stond en daarna met de vrouwen en mannen in de verschillende burelen. Manuel had computerverbinding met Bernard en hij vroeg of we even met Bernard wilden praten die ons kon zien via de webcam; dat was tof. Ik zei dat we goed aangekomen waren in ADICI en dat de reis goed verlopen was. Ik vroeg ook naar zijn vrouw of ze nu al beter was, want ze was van de trap gevallen en had een hersenschudding. Hij zei dat ze aan de beterhand was; dat was een geruststelling. Dan nog wat over en weer gepraat en nu mocht Pol praten. Ik ging verder rondkijken in de ontvangsthal. Aan de muur hingen twee mooie kaders. Omdat onze verblijfkamers nog niet vrij waren, moesten we voor een nacht in een andere kamer slapen. Er waren voldoende stapelbedden en dus moest niemand in het bovenste bed slapen. De
grote en de kleine rugzakken werden naar binnen gedragen en we hebben ons daar geïnstalleerd. We sliepen naast de ingang van de keuken en de mannen sliepen verder aan het waterreservoir. Er was ook een soort van kiosk waar men muziek kon oefenen. Naast de mannenzaal waren er ook toiletten en dicht bij de kiosk waren er twee douches. Ook een overdekt terrasje met stoelen. De tuin was wondermooi met vele bloemen. Er was ook een pad van het hoofdgebouw naar de mannenzaal overdekt met grote bogen, die overgroeid waren met oranje orchideeën. Prachtig. Daar zijn we nog dikwijls onderdoor gegaan. Hiervan heb ik vele foto’s gemaakt. Er was ook nog een ander pad dat naar een andere slaapzaal leidde. Daar zouden we de volgende nacht moeten slapen. Halverwege het pad was er ook een overdekt terras waar je kon onder zitten, maar daar stonden geen stoelen. Er liep een trap naast dat gebouw en zo kon je naar de toiletten van de mannenzaal gaan. We namen ook een kijkje in de eetzaal. Daar stond een vitrine met artisanale producten zoals kaarsen, sjaals, geldbeugels, geweven bloezen die je kon kopen. Boven de eetzaal en de keuken was er een groot overdekt dakterras. De keuken was groot; keukenrobots stonden op het aanrecht.
Het keukenpersoneel was heel vriendelijk. Om 17.30 uur moesten we vertrekken naar Coban voor een verkenning van de markt en van de winkelstraten. Daarna zouden we gaan eten. We vertrokken met de pickup en Esteban nu was onze chauffeur. Hij was nachtwaker in ADICI. Coban is de hoofdstad van het departement Alta Verapaz. Rondleiding in Coban We zijn eerst in een winkeltje laarzen gaan kopen. Die winkelier had de verkoop van zijn leven: zoveel laarzen verkopen in één keer. 50 quetzales was de prijs (dus 5 Euro). Dan zijn we door de winkelstraten gewandeld met zeer hoge borduren tegen mogelijk wateroverlast. De winkels blijven heel laat open en op de trottoirs zaten mensen op een dekentje fruit te verkopen. Het zijn boerenvrouwen die de inhoud van hun manden proberen aan de man te brengen. Ze verkopen ook gerechten, vb: gekookte maïs in maïsbladeren gewikkeld = zu’u’uj of gevulde tortilla’s = empanada’s met bonen of tomales = heel fijn deeg (er wordt van alles bijgevoegd zoals kruiden, vruchten of rozijnen). Dit wordt dan in bananenbladeren gerold en vastgebonden en op het vuur of in de oven gebakken. Zelfs kippen, kalkoenen en honden worden er verkocht. Wij hebben mandarijntjes gekocht; we mochten een foto nemen van de verkoopster. Coban is een stad die leeft. Overal zie je standplaatsen van taxi’s. Vervoer is hier geen probleem. Dan zijn we gaan eten in het restaurant Santa Rita en je kon er ook kiezen wat je wou eten. Fons vertaalde de menu’s. Het eten was verzorgd en lekker en de drank was gekoeld. Ik nam rijst met gevulde paprika’s en bier, en de anderen namen wat zij lekker vonden. Na het eten gingen we eens rond op het plein. Er stonden mobiele stalletjes waar je ook allerlei dingen kon kopen om te eten. Het was een drukte van jewelste. Dan zijn we terug naar ADICI gereden. In de eetzaal zijn we nog samen gaan zitten in een kring om wat te vergaderen. En daarna zijn we naar de slaapzaal gegaan. Naar het toilet, ons gewassen en omgekleed, nog een sigaretje en gaan slapen rond 22.40 uur.
Donderdag, 11 september 2008 Om 7 uur opstaan en om 8 uur ontbijt. Om 9 uur had onze groep een gesprek met Manuel en Fons op het dakterras. Het programma wordt gewijzigd. We gaan vandaag een bezoek brengen aan het Centrum Van Ak kutan en daar worden we verdeeld in drie groepen. Martha zal ons ontvangen, de huishoudster van het huis van de Dominicanen; een soort van klooster. We gaan daar tuinwerk doen, inkopen doen op de markt en koken. Ook poetsen. Na de vergadering zijn we onze kleine rugzak gaan halen en zijn we vertrokken met de pickup richting Ak kutan. Het weer was schitterend en het was zeer warm.
Pol was ziek en had een zware verkoudheid. Daardoor zat hij niet in de laadbak. Om 11 uur kwamen we aan. Het domein was heel mooi gelegen en heel groot, omgeven door een prachtige tuin met mooie bloemen, planten en bomen. Het gebouw was in het wit geschilderd en rechts achter het gebouw was er nog een gebouw, nl. het werkdomein van Martha met een grote keuken, eetzaal en daarachter nog een grotere zaal. We waren te laat toegekomen voor de rondleiding. Maar Martha heeft ons opgevangen en we
hadden een heel lang gesprek met haar dat Fons voor ons vertaalde. Het gesprek ging door in een hele mooie ruimte, een soort vergaderzaal. Dan gingen we door een lange gang naar het andere gebouw dat haar werkterrein is. Je moest wel een graspleintje oversteken. We gingen voorbij een schuurtje en dan had je terug een binnenpleintje. Naast het schuurtje was de oven die overdekt was met een afdak en achter het binnenpleintje had je de toiletten en nog wat bergruimten en een washok. Martha nodigde ons uit om binnen te gaan in haar werkterrein. We deponeerden onze rugzakken in de eetzaal op de tafel en onze pull legden we er bovenop. En dan luisterden we naar haar. Ze toonde hoe we de ramen moesten poetsen met krantenpapier dat je nat maakte in een kommetje water en dan maar poetsen en nog eens het papier vervangen en daarna oppoetsen met droog papier en je zag een schitterend resultaat. Voor de vloer nam ze een dweil met een gat erin waar de steel door stak van de trekker en zo toonde ze hoe ze dweilde. De keukenkasten moesten ook uitgewassen worden. Ze zat op haar knieën en gaf dan zo uitleg. Lydia, Bart, Eva, Arlette, Magy en Marcel maakten de ramen schoon en dweilden de vloer. Marina en Helga kuisten de kasten uit en wasten alles af dat zich in de kasten bevond. Buiten toonde Manuel hoe je gras moest maaien met een machete. Patrick ging Manuel helpen om daarna het gras bijeen te harken. De mannen hebben ook nog hout gestapeld. Ik nam gauw wat foto’s, want er werd beslist dat ik mee zou gaan naar de markt met Martha, Fons, Pol en Myriam om inkopen te doen voor het eten. We moesten vlug vertrekken want het was al laat en we moesten de maaltijd ook nog klaarkrijgen en ook nog zorgen voor een dessert. Aangekomen op de markt, kochten we eerst in de straten bij de mandenverkoopsters aardappelen, tomaten, wortelen, ajuin, paprika’s, ananas, papaja’s, en grote langwerpige vruchten (roze van vruchtvlees). Dan liepen we nog eens de overdekte markt door. We konden Martha
bijna niet volgen en al die vrouwtjes geleken op elkaar. We moesten zien dat we ze niet kwijtspeelden, Myriam rekende af en Martha probeerde af te dingen op de prijs. Het vlees dat ze daar verkochten zag er niet al te proper uit; dus we gingen op zoek naar een vlees winkeltje. We vonden er één met kip, lieten de kippenbouten afwegen en we rekenden af. Ik had vele foto’s genomen, maar ik had telkens toestemming moeten vragen. Wat me opviel bij die vrouwen was, dat ze veel hun tanden laten opvullen met goud., Zelfs bij jonge vrouwen zie je dat bij ons niet meer. Alles was aangekocht, dus we reden terug met de pickup en zodra we toekwamen zijn we begonnen met het bereiden van het eten.
Aardappelen werden geschild, de groenten gewassen en gesneden, daarna gekookt. De kip werd gebraden. We maakten een tomatensaus met groenten en alles werd op smaak gebracht. Ondertussen staken Manuel en Fons buiten de oven aan. Dat duurde een tijdje, want de plaat bovenaan moest goed heet zijn om de tortilla’s op te bakken. Patrick en ik begonnen ondertussen aan het persen van de limoenen. Er werd immers limoensap gegeven, aangelengd met water en suiker om te drinken bij het eten. Ondertussen wat foto’s genomen. Dan begonnen we aan het verse fruit: ananas en de andere vruchten snijden en op twee grote schotels schikken. Alles liep van een leien dakje onder het waakzame oog van Martha. Ondertussen wasten we al een deel af. Dan gingen we intussen buiten kijken hoe Martha tortilla’s maakte en ik en Marcel probeerden er ook een paar te maken en we mochten ze daarna in de schotel leggen om te bakken. Martha verbeterde onze techniek en ze was blij dat we het toch wilden proberen. Want de tortilla’s mooi rond en dun krijgen, was niet zo simpel. Martha had al vlug een hele stapel klaar. Ondertussen was het eten in de keuken ook gaar en konden we aan tafel. Om 14.45 uur hebben we onze feestmaaltijd opgegeten. Het was ook heel lekker en gezellig. Menu : kip met groentensaus, gekookte aardappelen, tortilla’s, limoensap gemengd vers fruit als dessert. Na het eten: alles opgeruimd, tafels afgewassen, afwas gedaan en Myriam heeft de keukenvloer nog gedweild. Martha stond te kijken achter het raam. Daarna was er nog een vergadering in de
eetzaal. Na de vergadering even wat nagepraat buiten en ik heb nog wat
foto’s gemaakt rondom het gebouw. Tenslotte namen we afscheid van Martha en ik schonk haar een geschenkje met drie drijfkaarsjes in een verschillende kleur. Ze vond het heel leuk en was ook blij dat de ramen gepoetst, de vloeren gedweild, en de keukenkasten uitgewassen waren. Ze zei dat we goed gewerkt hadden en dat we ook lekker gekookt hadden. Martha vertelde ook dat ze één eigen zoon had en twee kinderen van haar nicht. Ze woont in een groot huis samen met haar zus. Ze werkt reeds 13 jaar in Ak Kutan. Ze begint te werken om 4 uur ‘s morgens tot 22 uur in de avond.
Lydia heeft ook ons fotoboek getoond en uitleg gegeven over de werking van het Sociaal Huis te Herent. Dan hebben we afscheid genomen. Naar een bedevaartsoord, aan de Calvarieberg Het is de grootste bedevaartplaats van de Q’eqchi. De kerk is gebouwd op een oud Maya heiligdom. Op het plein voor de kerk had je een schitterend uitzicht. Er was ook een prachtig park, maar daar hadden we geen tijd meer voor, omdat we de kerk gingen bezoeken. We kregen uitleg van Fons en Manuel. Dan gingen we naar een offerplaats; aan de muur hingen drie houten kruisen. Hiervoor stond een offertafel. De kruisen waren beladen met offers: pluimen, kaarsen, bloemen en allerlei dingen die erop vastgemaakt waren. Op de offertafel lagen ook eieren (vb. het eerste ei van hun kip), maïskolven in vier verschillende kleuren, geldstukjes, wierookstokjes, pluimen van kalkoenen, zaden die gedroogd waren en er brandden altijd kaarsen. Daar kregen we ook nog een lange uitleg. De boeren bidden dan om voldoende voedsel te hebben voor hun gezin en voor een goede oogst. Er worden offers gebracht en ceremonies gehouden in de zaaitijd en na de oogst. Toen we naar buiten gingen, werd het al donker. We moesten 137 treden naar beneden. In het dalen kwamen we 7 zwartgeblakerde kapelletjes tegen waar ze ook offers en kaarsen verbrandden. Toen we beneden waren, zijn we terug naar ADICI gereden voor het avondmaal.
Het was intussen 18 uur30. We kregen eieren, bonen, gebakken bananen, een stukje witte kaas, tortilla’s en koffie. Na het eten moesten we onze rugzakken en onze spullen verhuizen naar een andere slaapzaal. We moesten onze hoofdlamp aanzetten, want intussen was het donker. We liepen het dalende pad af naar ons nieuw verblijf. Er was een grote zaal met stapelbedden voor de vrouwen en achter die zaal was nog een kleinere kamer voor de mannen. Achter de mannenkamer, buiten, waren toiletten, twee douches en een grote wasbak. Alles klaargelegd voor de nacht en de bedden in orde gemaakt. Voor het slapen hadden we nog een vergadering in de vrouwenzaal. We gingen in een kring zitten en dan begon de vergadering. We dronken een biertje (Helga niet). Na de vergadering nog wat napraten; een sigaretje buiten roken en dan bedtijd, ons wassen, omkleden en slapen.
Vrijdag, 12 september 2008 Om drie uur opgestaan, omkleden en klaar zijn om te vertrekken. Esteban had voor ons koffie gezet. En rond 4 uur zijn we vertrokken met twee pick-ups, want het was nog donker naar het huis van Manuel. Fons reed ook. We volgen vandaag het hele proces van de maïs. De maïs wassen, koken, het malen van de maïs in een molen, tortilla’s vormen, bakken en verkopen. Daar aangekomen, kregen we uitleg van Fons en Manuel want Josefina en haar zoon waren druk in de weer met het verwerken van de maïs. De maïs was de nacht tevoren al 3 uren afgekookt met kalk erbij. Onder voortdurend roeren lieten ze de maïs afkoelen. We mochten eens een kijkje nemen in de schuur waar ze de maïs kookten en waar het vuur stond. Dan wassen ze de maïs, laten ze hem uitlekken en dekken ze de manden af met een doek. Om half zes in de ochtend zijn we naar de molen gereden in de stad. Josefina reed mee en we pakten de manden met maïs mee. In de molen aangekomen, werd de hele uitleg gegeven hoe de molens werkten. Er waren nog vrouwen voor ons. Josefina moest dus wachten, maar intussen konden we alles rustig bekijken, uitleg vragen en foto’s maken.
Enkele bereidingen: Tamales = gemalen maïs in blad; er zijn 25 soorten van bereidingen. Het deeg moet 3 of 4 keer door de molen. Om de tamales in te pakken selecteren ze bananenbladeren (een buiten- en een binnenblad). Ze doen het mengsel erin en dan vouwen ze de bladeren rondom het deeg. Daarna binden ze de bladeren rondom vast met lianen. Dan worden ze gebakken in de pan op het vuur. Zu’u’uj = gekookte maïs in maïsbladeren (het smaakt een beetje naar marsepein). Tortilla’s worden met en zonder vulling gemaakt. Empañada’s = de tortilla’s worden opgevuld met bonenpasta. De molens worden bediend door twee mannen en de maïs wordt tweemaal gemalen. De molen is open van 4 uur in de ochtend tot 17 uur in de namiddag. Daarna gingen we naar de tortilleria van Doña Victoria voor het ontbijt (open van 6 uur in de ochtend tot 19.30 ’s avonds). Josefina werkt daar met vijf vrouwen. Het is hard werken, want ze vormen 4000 tortilla’s per dag. Ze worden ook dadelijk gebakken en verkocht. Ze zijn veel lekkerder dan opgewarmde tortilla’s. De dochter van Manuel werkt ook in de zaak en dan gaat ze nog buitenshuis werken. Dan zijn we weer naar ADICI gereden om de valies op te halen met schoolgerief dat Mathias verzameld had in zijn school Toverveld te Veltem. (Hij wou zelf geen cadeautjes voor zijn verjaardag en dus zorgde hij voor de kinderen van de school van El Rosario). Walter, een leraar, bezorgde de cadeautjes bij Lydia. Bezoek aan de school in El Rosario Op 5 mei 2008 werd er tegelijkertijd een boom geplant in de school in Veltem en in de school El Rosario. Dit symboliseert de instandhouding van de verbroedering tussen Herent en Guatemala. Toen we in de school kwamen, werden de kinderen verzameld in rijtjes en per klas, van klein naar groot. Daar maakten we kennis met meester Edwin Armando Catun en de directrice van de school ook met de juffrouwen en de kinderen. Dezen zongen een liedje en hadden zelfgemaakte instrumenten in de hand. Pol heeft gegoocheld voor de kinderen en dat vonden ze tof. We vroegen een tafel om de cadeautjes uit te stallen. Je moest de kinderen zien kijken. Ze waren heel blij en dankbaar, ook de leerkrachten. Dan mochten de kinderen vrij rondlopen. Ze vroegen vele dingen en liepen alsmaar rondom ons. Echt hartelijk en ze lieten blijken dat ze blij waren met ons bezoek. We zijn naar het boompje gaan kijken achter het schooltje en er was een cirkel rond met witte keien en dan de woorden Toverveld en El Rosario op de helling gevormd met keien (zie foto). Daarna namen we afscheid en we zijn terug vertrokken naar de tortilleria; omstreeks 10.40 uur waren we daar.
Gesprek met de vrouwen in de tortilleria. Ze werken heel hard uit noodzaak. Ze moeten geen belastingen betalen. Maar de verkoop van de tortilla’s dekt niet alle kosten, want alles heeft zijn prijs. Vroeger staken ze de kachel aan met hout en nu met gas. Fons vertaalde alles voor ons. Het is wel een grote handicap als je hun taal niet spreekt. Dan iets gedronken en verder gegaan naar de vrouwen op de overdekte markt die we gingen interviewen omstreeks 11.30 uur. Onderweg een standbeeld tegengekomen van Fray Bartolomé de las Casas. Deze missionaris was erg in de weer voor de bevolking en leefde van 1474-1566. Hij werd de
eerste verdediger van de mensenrechten voor de indianen als Dominicaan. We mogen daarna vragen stellen aan de marktvrouwen. Zij vinden dat geen probleem. In de late avond wordt alles afgedekt en dan loopt er een nachtwaker rond om een oogje in het zeil te houden. In de overdekte markt is het drukkend warm en zeer druk. Na ons gesprek zijn we naar een heel mooi restaurant gereden met een prachtige tuin en een winkel, Cape Kob’an Kakik. Hier namen we het middagmaal en we konden kiezen. We namen allemaal een typisch menu van de streek. Kip in maïsbladeren, gebakken rijst, groenten en pastabonen met spekjes. We aten buiten op het terras. Het was dan ook schitterend weer en we hadden dorst. Het eten was lekker, daarna mochten we wat rusten. Na het eten ging ik in de tuin en heb foto’s gemaakt van planten, bloemen en van de groepsleden. Er kwam ook nog een weefster langs met doeken om aan ons te verkopen, maar ze had weinig succes. In de winkel zijn we postkaarten gaan kopen. Er was ook nog een grote winkel naast de tuin.
Dan zijn we terug vertrokken op bezoek in het Hospitaal Regionale van Coban. Intussen was het 15 uur. We hebben verschillende verdiepingen doorkruist: de vrouwen- en de mannenafdeling, de kinder- en de kraamafdeling. De bedden zijn oud en verroest en het zag er allemaal heel afgeleefd uit. De vloer was proper. Er waren eigenlijk niet veel zieken; slechts een paar bedden waren bezet en ik had de indruk dat de zieken niet zo graag hadden dat wij daar kwamen rondneuzen. Dus we keken rond en we gingen snel door de zalen. In de kraamafdeling hadden we meer geluk. We hebben vrouwen gelukgewenst met hun nieuwe baby. Ze toonden de baby aan ons. Op sommige afdelingen voelden we ons gegeneerd. Allen terug allen naar de pick-ups en voortrijden naar ADICI. Toen we aankwamen, gingen we meteen de straat over en trokken we de helling op naar het huis van Delphina. Ze had ons uitgenodigd voor een gesprek met haar en haar huishoudster in haar huis dat ze nog volop aan het renoveren zijn. Maar de huishoudster liet haar niet zien. Na de zware klim waren we blij dat we mochten zitten in een kring op het terras. Delfina vertelde over haar taken in ADICI. Ze had ook nog een woning in het dorp Taktik in de
buurt van Cahabon. We hadden een mooi uitzicht op een grote tuin, maar de tuin was niet van haar. Na het gesprek heeft ze thee gezet en we kregen tamales (deeg met kleurstof en vulling gewikkeld in bananenbladeren en gebakken op een schotel op het vuur). Fons zei dat we voorzichtig moesten zijn voor vlekken op onze kleren. Ik vond het niet lekker, maar ik at toch een beetje want anders ben je onbeleefd. We maakten nog kennis met een zoontje van haar; hij was zeer lief. De zwarte hond blafte af en toe om iets te krijgen en Arlette stopte hem iets toe. Dan namen we afscheid van de gastvrouw en ik gaf haar drie drijfkaarsjes. Ze was heel blij. Dan de terugweg naar beneden de helling af naar ADICI vanwaar we met de pick-up vertrokken naar Coban. We hadden honger gekregen en gingen eten in de Mc Donald’s. Omstreeks 20 uur bestelden we en gingen dan een tafel zoeken; het was lekker, broodjes met gebakken kip. We bleven niet lang, want we moesten nog naar het warenhuis om drinken te kopen voor in de late avond en flesjes water voor morgen. In het warenhuis kon je alles kopen waar je zin in had.
Na onze inkopen reden we terug naar ADICI. Dan volgde er nog een gesprek en daarna iets drinken en nog een sigaretje buiten en dan verfrissen, toilet, omkleden voor de nacht en dan heel moe gaan slapen omstreeks 22.30 uur.
Zaterdag, 13 september 2008 Opgestaan om 6 uur en dat deed pijn, zo vroeg op. Dan ontbijt om 7.30 uur, eieren met tomaten, een worstje, gebakken bananen met room, bruine gemalen bonen, broodjes en koffie. Daarna werden we opgesplitst in twee groepen: Lydia, Helga, Myriam en Magy gaan naar een gezin. Marcel, Patrick, Marina en ik brengen een bezoek aan de school Monja Blanca. Bart was ziek; Arlette was moe en bleef rusten en Pol ging koken voor Fons. Achteraf is Fons de drie thuisblijvers komen oppikken rond 9.30 uur. Bart was intussen al beter en is mee gegaan om mee te koken (witloof gerold in hesp met kaassaus). De andere twee groepen waren allang vertrokken. Esteban reed met de bejaardenhelpsters en Lydia en Fons met de andere groep. Bezoek aan de school Monja Blanca Er werd een feest gehouden ter gelegenheid van de verjaardag van de nationale onafhankelijkheid van Guatemala. Het instituut met de naam van de witte bloem??? is een vrije school opgericht door Edwin als tweedekansonderwijs voor jongeren en volwassenen. De meester van de school van Rosario is hier directeur. De directrice van de school van Rosario is ook aanwezig. Ze zal vandaag in de jury zitten. We kregen een warm onthaal toen we de school binnengingen. De leerlingen waren allemaal feestelijk uitgedost. De directeur Edwin verwelkomde ons in het Nederlands. De leerlingen zongen het lied ter ere van hun instituut op de grote binnenkoer. En daarna werd het volkslied gezongen; allen met de hand op de borst terwijl twee meisjes stilletjes met twee vlaggen over de speelplaats gingen.
Dan kregen we een rondleiding door de klassen. De directeur ging met ons mee. De leerlingen hadden het dagelijkse leven uitgebeeld en versierd met bananenbladeren, bloemen en altaren en stelden de klederdrachten voor. Allemaal tradities uit Guatemala. Ze hadden veel geknutseld met hout. Tempels werden nagemaakt, ook muziekinstrumenten zoals de marimba, heel mooi en alles was mooi ingekleurd. Zelfs de levensmiddelen lagen tentoongesteld zoals cacao, koffie, maïs in vier kleuren. Vele tekeningen en teksten hingen aan de muren, ook nagemaakte bomen en bloemen. Ze hadden echt hun best gedaan. Ook hadden ze zandtapijten gemaakt met benamingen. We zagen ook een offertafel met een wierookvat, een voetbalveld en een stadium. In één van de klassen maakten ze voor ons een dansje. Daarna gingen we terug naar het binnenplein en mochten we plaatsnemen op de stoelen op de eerste rij onder een zonnetent, want de zon brandde weer hevig. We kregen cola aangeboden en dan begon de vertoning. De leerlingen beeldden het leven uit zoals kennismaking tussen een jongen en een meisje, de verloving, de samenkomst van de twee families, dan de trouw en tenslotte de familie die cadeaus kwam brengen voor het jonge koppel. Een begrafenis hebben ze ook uitgebeeld en gespeeld. En rondom het binnenplein waren een kerk nagebootst, het huis waar de familie van de bruid woonde, en een offerplaats met veel wierook en kaarsen en afgebakend met bananenbladeren en versierd met bloemen. Zelfs een echt houten stalletje waar Tzultaq’a wordt uitgebeeld. Dat is de God van berg en dal en wordt door de Q’eqchi religie geëerd. Intussen hadden we al cacao gekregen en een rietsuikerdrankje en boch; ook een tortilla gevuld met bonen. De andere groep is halverwege de vertoning aangekomen; heeft ook een rondleiding gekregen in de klassen en kon zo nog een stuk meegenieten van de vertoning. Daarna hield de directeur een toespraak. Marcel deed zijn best om de leerlingen te bedanken voor de prachtige vertoning en voor de hartelijke ontvangst die de directeur ons geschonken had. Marcel droeg ook een gedicht voor. En rond de middag was het tijd om afscheid te nemen.
Daarna zijn we nog naar de markt gereden om inkopen te doen, want de volgende dag zouden we vertrekken naar de dorpen. Het middagmaal hebben we genomen in Santa Rita. Het was lekker met een biertje erbij. Buiten stonden er kraampjes en we besloten een cadeau te kopen voor de bruid en bruidegom. Fons had ons uitgenodigd om naar het trouwfeest te komen. Voor de bruid kochten we een bloesje (huipille ) en voor de bruidegom een traditioneel hemd met lange mouwen. Lydia kocht een mooie kaars voor de vrouw van Fons. Langs de kraampjes gelopen, een brillenketting en een geldbeugel gekocht en terug naar Santa Rita, want Magy had ook een huipille besteld en had die dadelijk laten maken. Daardoor hebben we allen drie kwartier moeten wachten op haar. Marina is bij haar gebleven. Magy wou dat bloesje dragen op het trouwfeest. Ze was blij. Daarna reden we naar ADICI terug om ons te verfrissen en om andere kleren aan te trekken. Pol, Arlette en Bart arriveerden later en ze vertelden dat ze een hevig onweer beleefd hadden, dat er een boom over de weg gevallen was en dat ze daardoor zonder stroom gezeten hadden. Ze hebben met kaarsen moeten koken en met een hoofdlamp op en er waren ook dikke hagelbollen gevallen. Na het verfrissen zijn we in twee groepen vertrokken met Esteban. Het trouwfeest ging door in het huis van de schoonmoeder in Coban. Het feest voor de kerk ging later door. (Fons had dit feest laten uitstellen) We zijn daar gekomen om 17 uur maar we waren een beetje te vroeg. Het was een mooi huis met een patio rondom en een grote binnenkoer waar ze de tent opgesteld hadden, rondom stoelen en versierd met witte doeken en roze strikken. Ook de tafels waren versierd met witte doeken en met bloemen. Aan de pilaren hingen hartjes. Intussen was het buiten heel slecht weer geworden: regen viel met bakken uit de lucht. In de tent werd alles voorbereid: de tafel werd gezet en de stoelen mooi op rijtjes geplaatst. Hier moesten bruid en aanstaande bruidegom en de familie plaatsnemen om de akte te ondertekenen. Familieleden kwamen met schotels eten binnen en met cadeautjes. Dan begon de plechtigheid nadat de notaris was aangekomen. Het duurde heel lang. Bij ons zijn er maar twee getuigen die moeten tekenen bij een huwelijk, maar hier tekenden naast de trouwers ook nog iedereen van de naaste familie en de notaris. Iedereen kwam het koppel feliciteren, ook wij hebben dat gedaan. Toen ging de notaris weg. Dan begon het feest; iedereen kreeg een cocktail om te toosten op het jonge paar. Magy en Lydia overhandigden onze geschenken waar het koppeltje heel blij mee was. Het was zeer lekker eten en hierbij werd thee geserveerd. De schotels die Pol gemaakt had (witloof met hesp en kaas) gingen ook rond en daarna kregen we dessert en thee. Daarna werd er gedanst. Op het feest ontmoeten we Patrick de Cavele, een ontwikkelingshelper uit West-Vlaanderen die gehuwd is met een Guatemalteekse. We hadden een gezellige babbel met hem en ook Fons kwam regelmatig eens met ons praten. Magy en Marcel gingen dansen en dan Lydia met Marcel. Omstreeks 22 uur namen we afscheid van het erg jonge koppel: Hunab is 19 en het meisje is 17 jaar.We namen ook afscheid van de ouders. Ik vertrok met de eerste groep want ik was moe. Iemand van de familie bracht ons naar ADICI, maar we stonden daar voor een gesloten deur. Ondertussen ben ik met Patrick nog even naar het tankstation geweest schuin tegenover ADICI om batterijen voor mijn
fototoestel te kopen.
Toen waren de anderen ook daar en de deur was open, intussen was het 22.30 uur. Verfrissen en omkleden voor de nacht, nog wat napraten en dan slapen.
Zondag, 14 september 2008 Vertrek naar de dorpen Nimlahakok Om 6 uur opgestaan, verfrissen, toilet en omkleden en de grote rugzak pakken. We nemen niet alles mee en laten die pakken achter in de mannenkamer. De grote slaapzaal moest leeg en netjes opgeruimd zijn. Dan maakten we onze kleine rugzak klaar en vertrokken met de pick-up naar Coban waar we om 7.45 uur toekwamen. Pannenkoekjes met banaan en honing gegeten en koffie als ontbijt. Het was vandaag een speciale dag want Myriam verjaarde Ze kreeg een mooi kaartje en een sjaaltje dat we gisteren gekocht hadden. Ze was heel blij en we zongen ook een liedje voor haar. Dan zijn we terug vertrokken naar ADICI en hebben ons voorbereid op ons vertrek. De twee pick-ups werden geladen met de grote rugzakken en Fons en Esteban reden. Het was 4 uur rijden naar onze bestemming. Onderweg konden we genieten van de mooie natuur, maar het werd een zware rit: hobbelig, vele diepe putten, dikke stenen op de verharde weg en het was heel stoffig en broeiend heet. Ik had nog veel last van pijn in mijn rug ondanks de pijnstillers, maar ik werd veel geholpen door de groepsleden en door Fons. Daar was ik enorm van gepakt, want ik wou geen overlast bezorgen aan de rest van de groep. Tijdens de rit heeft Fons uitleg gegeven over de omgeving, over de bewuste Ceybaboom, met zijn speciale takken en we zijn ook een rubberplantage voorbijgereden. De boeren maken een schuine snede in de boomstam, hangen dan potjes onder de snede om zo het sap op te vangen dat ze daarna laten stollen. Ze vormen er witte blokken van, die dan verpakt worden in plastieken zakken. Die pakken hebben we zien liggen en de plantage was enorm groot.
. Dan komen we aan in het dorp Nimlahakok. Een paar jongens waren een busje aan het schoonmaken en met water aan het afspuiten. We wilden ons wat laten verfrissen; ze waren te verlegen om naar ons te spuiten. Dan zijn we naar het plaatselijke kerkje geweest waar er een dienst bezig was. Na de dienst zijn we blijven luisteren want ze speelden mooie muziek. Toen speelden ze speciaal voor ons nog een
paar liedjes. Daarna maakten we kennis met die mensen en hun muziekinstrumenten: marimba, trommel, gitaar. Daarna gingen we naar de familie Santiago waar we uitgenodigd waren voor het middagmaal. We werden heel goed ontvangen. Eerst gingen we onder het afdak - als beschutting voor de hete zonnestralen - wat praten met de familieleden. We zagen daar ook nog twee kleine kinderen. Daarna gingen we binnen zitten aan de lange tafel met twee houten banken. Als welkomstdrank kregen we elk een kokosnoot waarvan we het sap met een rietje moesten uitdrinken. Santiago had er de “hoofdjes” van afgekapt met een korte machete. Dat smaakte! Daarna was er rijst, rundvlees, reepjes aardappel en groenten. Iedereen moest wachten totdat iedereen bediend was en totdat de gastheer zei dat we mochten beginnen. Bij het eten kregen
we nog een blikje bier Gallo. Het was nochtans niet de gewoonte dat er bier geschonken werd in de dorpen. Na het eten zijn we naar buiten gegaan om onder het afdak nog na te praten. Santiago is een boer die maïsvelden heeft en bijenkasten; hij is ook catechist omdat er te weinig priesters zijn. Daarna zijn we door de tuin gelopen. We zochten het toilet. Het was ver de tuin door, een beekje over en dan zagen we het wc huisje staan: het was nog proper ook. Maar als het heel dringend was had je allang een ongelukje gehad! Daarna verder de tuin verkend. Santiago is voor ons nog appelsienen gaan afkloppen van een boom. Ze waren groen maar heel sappig en lekker en goed tegen de dorst. We namen ze dankbaar aan. Ruim 2.30 uur zijn we daar gebleven. Na het afscheid zijn we verder doorgereden naar ons verblijf. Grote en kleine rugzakken uitgeladen uit de pick-ups en binnengedragen. Om 17 uur ging er nog
een vergadering door en dus konden we nog geen spullen zetten in die vergaderruimte. In dit lokaal kwam de bestuursraad van de coöperatieven samen. Daarachter was er een douche en een wc. Er waren siertegels in plaats van ramen, daarnaast was een kantoorruimte en dan de deur waar altijd een bromfiets voor stond. Er waren twee plaatsen voor ons voorzien: een bed met matras en twee stapelbedden voor vier man . Elke plaats had een raam en ‘s avonds kon je de luiken dichtdoen. Daarachter was er een douche, een wasbak en een toilet met een emmer waar het toiletpapier in moest, want je mocht geen toiletpapier in de wc werpen. Dan werd er beslist wie waar sliep. Lydia, Magy, Bart, Marina en Eva sliepen in de vergaderzaal. In de andere twee kamers sliepen Marcel, Pol, Helga en Myriam. In de achterste kamer met de stapelbedden kreeg ik het bed met matras en Arlette naast mij in het onderste stapelbed; Patrick in het andere stapelbed met boven hem Fons. Daarna zijn we eerst iets gaan drinken in de Comedor op het dorpsplein. Om kwart voor vijf in de namiddag moesten we naar de grote vergaderzaal. Herminio Ramirez Caal begroet ons en heet ons welkom Hij staat in voor de streekraad voor gemeenschapsontwikkeling. Herminio behoort tot de COCODE van niveau 2 (= Gemeenschapsraad voor de ontwikkeling vanr de regio). Herminio is 7 jaar burgemeester geweest van Nimlahakok maar in 2003 gaf hij zijn ontslag. Sinds 2008 is Hugo Evariste, de broer van Herminio verkozen tot burgemeester. Hij vertelt over de geschiedenis van de streek. Dan stelt de voorzitter Mario Alberto van de coöperatieve zich voor. Daarna komen de andere leden aan de beurt. De namen van de leden uit het verslag van Marcel: Pedro oxon = viserend voorzitter. Abel Cajbon = (van het dorp) schatbewaarder. Cesar Augusto= secretaris, hij woont in Koopala. Alfonso Salam = raadslid met stemrecht. Rosendo Choc = toezichtraad, hij woont in het dorp Agusto Cucul = kredietraad, hij woont in Monte Chusto Santiago Chocooj = kredietcomité en woont in Koopala. Rigoberto Ayu = secretaris van het vormingscomité, hij woont in Ischlok.
Jary prado = raadslid van het vormingscomité, hij woont in Koopala. Arnaldo Choc= werknemer van de coöperatieve, hij woont in het dorp. Hector Col = secretaris van cocode 1 en 2, lid van de coöperatieve, hij woont in het dorp. Manuel Col Choc = lid van de coöperatieve en werkt met biologische kardemom. Momenteel telt de coöperatieve 22 leden. Alles werd vertaald door Fons. Dan hebben alle leden van onze groep zich voorgesteld: onze naam, waar we wonen, wat voor werk we doen, hoeveel kinderen we hebben. Dan liet Lydia ons fotoboek rondgaan. Ze vertelde intussen hoe het Sociaal Huis werkt, welke thuisdiensten er zijn, nl. maaltijden aan huis, bejaardenhelpsters doen boodschappen met de oudjes; was, strijk en huishoudelijke taken, en poetsdienst. Lydia sprak overtuigend en we zagen vele goede reacties van de leden van de coöperatieve. Toen was Marcel aan de beurt. Hij gaf in het Spaans uitleg over de werking van GROSH. Dan was er een pauze en kregen we een drankje aangeboden. Gauw gingen we even buiten voor een sigaretje. Toen kwamen er nog meer leden van de coöperatieve. We stelden ons voor, maar minder uitgebreid. Daarna gaf Abel een overzicht van de geschiedenis van de coöperatieve: een integrale coöperatieve voor sparen en kredietverlening. We mochten ook vragen stellen en we kregen hierop een antwoord. Nu volgt een opsomming van gegevens. - Ze hebben een coöperatieve opgericht uit noodzaak. - Tijdens de jaren 1982 tot 1985 bestond dit dorp niet want de dorpelingen zaten verstopt in de bergen. - Voor de vredesakkoorden hadden ze geen rechten. - In 1998 hebben ze contact gezocht met Forest Trade; zo konden de boeren kredieten aanvragen aan Movi Mundo (een NGO). - Zo konden ze stilletjes beginnen op te bouwen. - Hun eerste krediet konden ze afbetalen in 7 maanden. - Andere dorpen volgden hun voorbeeld. - Alle andere dorpen voegden zich samen en zo ontstond de coöperatieve. - Bij de banken kregen ze geen kredieten. - Eerst waren ze met 40 leden en nu 68 leden. - Er zijn 4 groepen – coördinatie - educatie - kredieten juridische bijstand - administratieve controle - Ze zijn niet uit op winst, ze moeten ook belastingen betalen, maar ze krijgen geen steun van de staat. - Elk lid geeft jaarlijks een bijdrage 200 quetzales per persoon. - 41 dorpen namen eraan deel, nu al 62 dorpen en 10 dorpen in een inschrijvingsproces. - Ze hebben al 150 kredieten verkregen. - Momenteel hebben ze onvoldoende kapitaal. - De boeren verkopen kardemom, vee, maïs, enz. - En het opzetten van kleine winkeltjes. - Individuen en groepen die het kapitaal verstrekken krijgen 3%. - Hun totale uitleenbedrag is 700 000 quetzal . - Anderen 15% interest die niet aansluiten. - 10% interest voor de belastingen. - Ze steunen ook mensen die nood hebben.
-
-
-
-
Een lening kan max. 25.000 quetzal bedragen. De coöperatieve houdt maar 7% van de winst over. De banken geven maar 1 of 1.50 % interest aan de mensen, ze moeten ook een waarborg hebben vb; huis, terrein, kardemom, maïs, vee. Kleine boeren geraken niet aan een lening in de bank omdat ze geen waarborg hebben. Maar als ze lid worden van de coöperatieve kunnen ze van de coöperatieve steun krijgen. Indien je lid wilt worden moet je eerst naar een vormingscomité, maar er zijn mensen die drempelvrees hebben. Op basis van wat hij bezit krijgt de boer een krediet toegewezen. (Vee = 18 maanden; Landbouw = jaarbasis max. = 25.000 Q, Maïs = 8 maanden, Kippenkweek = 9 maanden tot een jaar) De prijzen dalen en de boeren doen verliezen in de verkoop. Daardoor slachten ze zelf en verkopen ze lokaal. Ze verkopen ook biologische koffie, cacao en kardemom. Vroeger waren er ook 6 vrouwen lid van de coöperatieve, nu geen enkele meer. Tot nu toe werden scholen niet gesteund want ze hebben onvoldoende kapitaal om beurzen te geven, maar het is wel voorzien in de toekomst. Drie werkingen: - coöperatieven. - biologische kardemom. - transporten. Elke groep beheert zijn kapitaal. Omdat er geen tractoren en bijna geen machines zijn moet alles met de hand gebeuren. Aan bodembescherming gaan ze zeker werken. Personenvervoer is iets goedkoper, de bus nemen is duurder. In Nimlahakok en in Santa Anita heeft de coöperatieve een drogerij voor kardemom; anders begint de kardemom na twee dagen te gisten. 4 kg wordt zo herleid naar 1 kg, als de kardemom gedroogd is. Voor één zak kardemom van 45 kg krijgt de boer 3.75 quetzal, in de stad slechts 3.50 quetzal. Vroeger moesten de boeren zelf met hun oogst naar de stad, in de dorpen wordt het grootste deel nu opgekocht door tussenhandelaars die met camions de zakken komen ophalen. Eén kardemomplant groeit 8 jaar, cacao en koffie 40 jaar. Schimmel tast de bomen en
vruchten aan. Daardoor is de cacao duurder geworden. Daarna werden er vragen aan ons gesteld. Lydia liet haar fotoboek nog eens doorgaan en legde nogmaals de werking van het Sociaal Huis uit. En dan was Marcel weer aan de beurt. Na de vergadering werd er gegeten. Steak, aardappelen, wiskyl (groen stuk groente), rijst en tortilla’s; voor drank keuze tussen cacao, bier of boch.
Dan haalden we onze flessen wijn boven ter gelegenheid van Myriam’s verjaardag en Myriam trakteerde met koekjes. Fons vertelde aan de dorpelingen dat er eentje jarig is. Voor haar zongen ze 3 liedjes. Iedereen was zeer gelukkig en we zongen voor haar “ Happy birthday to you”. De zaal was intussen bijna leeg want de dorpelingen gingen naar huis. Ondertussen regende het hard en het was pikkedonker. We waren moe en we wilden slapen, maar we moesten ons slaapgerief nog uitpakken en ons installeren. Nadat dit allemaal gebeurd was, konden we ons eindelijk verfrissen en omkleden voor de nacht. Het was toen al 23.20 uur. We werden tijdens de nacht dikwijls opgeschrikt door blaffende en huilende honden en ook door rumoerige jongeren die blikjes plat stampten. We sliepen onder een golfplatendak en het was precies of het buiten aan het hagelen was, zo kletterde de regen op het dak. Veel lawaai dus, maar uiteindelijk vielen we toch in slaap.
Maandag, 15 september 2008 Nationale Feestdag 6.30 uur opstaan, douchen en klaarmaken. 8 uur gaan ontbijten in de comedor op het dorpsplein. Binnen is het donker en we gaan zitten aan houten tafels en banken. We eten omelet, rijst, tortilla’s en drinken koffie. Tot 8.45 uur. Bart, Magy en Marcel eten bij Herminio. Lydia, Eva en Marina eten bij de dochter van Herminio. Herminio heeft 7 kinderen waarvan 3 reeds getrouwd. Hij heeft al 8 kleinkinderen. Hij heeft drie hectare kardemom dat hij bewerkt voor de export. De winkel in het dorp is van hem. Om 9.15 uur hebben we een schoolbezoek in Nimlahakok zelf, want vandaag is het feestdag in de school en er wordt een Missverkiezing van de onafhankelijkheid gehouden. Op 15 september 1821 werd de onafhankelijkheid van Centraal-Amerika uitgeroepen. We worden allen uitgenodigd om in de schoolbanken te zitten onder een afdak tegen de hete zon. Herminio, de voorzitter van het oudercomité van de school, geeft een toespraak en we krijgen een warm welkom. Dan is er een voorstelling van de jury: twee mannen en een vrouw en de leerkrachten. Het volkslied wordt gezongen met de hand gekruist op de borst en daarna worden de vlaggen gehesen en er klinkt mooie muziek op marimba. Daarna nemen we een kijkje in de klassen. Er hangen talrijke tekeningen aan de muur. Dan begint het optreden. De miss van vorig jaar danst de traditionele son. De meisjes, die zich voorstellen, komen elk om beurt het podium op gedanst. Dan gaan ze samen zitten op één rij achteraan op het podium tegen de muur. Ze zijn allen mooi gekleed in klederdracht, mooie doeken op hun hoofd en ze hebben kleurrijke boeketjes bloemen
vast. Hun haren zijn mooi gevlochten met linten erdoor en de grootste heeft mooie pomponnetjes aan haar hoofddoek het is één kleurenpracht. Eerste meisje (kleuteronderwijs) begeleid door de juffrouw. Tweede meisje Aïda (eerste leerjaar) dochter van Herminio. Derde meisje Marina (tweede leerjaar). Vierde meisje Katarina (derde leerjaar). Vijfde meisje Gracièla (vierde leerjaar). Zesde meisje Erlinda (vijfde leerjaar). Zevende meisje Brenda (zesde leerjaar) 14 jaar. Elk meisje stelt zich eerst voor in het Q’eqchi en dan in het Spaans. Ze moeten ook iets vertellen over de gewoonten van het dorp. Dan zijn er optredens van groepjes kinderen die zingen en dansen. Marcel draagt een gedicht op aan de school en Magy en Fons doen ook hun woordje. Ze geven balpennen en ballonnen in een linnen zak aan de directeur. Opnieuw 8 meisjes die een dansje doen. Dan wordt Brenda verkozen en komt op het podium komen. De vorige miss hangt haar lint om Brenda en geeft haar ook een cadeau. Daarna dansen ze samen met de leerkrachten. Ook de directeur doet mee. Tot slot spreekt Herminio nog een dankwoordje uit. De uren zijn weer
gevlogen. Intussen is het etenstijd en we krijgen eten aangeboden in de school: een buffet met allerlei streekgerechten. We hebben van alles wat geproefd en we krijgen ook cola. Nog wat nagepraat en dan hebben we afscheid genomen van de kinderen en van de directeur en de leerkrachten. Dan worden we opgesplitst in drie groepen. Magy en Marina gaan maïs ontgranen in het gezin waar ze ontbeten hebben. Bart en Marcel gaan werken op het veld bij Don Juan. Ze moeten eerst de steile helling op naar het huis en daarna brengt de zoon van Don Juan hen naar het veld. Don Juan is al onkruid aan het wegmaaien met een machete. Bart en Marcel helpen mee, maar het is snikheet en het gaat niet zo vlot. Ze moeten onkruid verwijderen onder de kardemomstruiken en onder de bananenbomen. Ze mogen ook eens proeven van de kardemomvruchtjes. Het is zweten en puffen en daarna gaan ze naar het huisje van Don Juan en drinken ze boch en praten nog wat na. Don Juan heeft 13 kinderen, 4 van zijn eerste vrouw, en 9 van zijn tweede vrouw. Ze hebben het niet breed. De heer des huizes is ook muzikant, zo te zien aan de muziekinstrumenten.
En de derde groep trekt met Fons in de pick-up naar Chinamokooch: Lydia, Eva, Helga, Pol, Linda, Myriam, Patrick, Manuel en Arlette. Ter ere van ons slachten ze daar een stier! Chinamokooch: betekenis ‘palmboom’. Nimlahakok: betekenis ‘waterschildpad’ De bladeren van de palmbomen werden vroeger gebruikt om daken te bedekken; nu worden golfplaten gebruikt. In het dorp moeten we nog een heel steile afdaling doen naar het plein. Daar aangekomen moeten we nog verder lopen tot aan de rivier. Het is heet en broeierig en we zweten en puffen. De dorpelingen staan ons al op te wachten en de stier is al vastgebonden aan een boom. Dan volgt er een kennismaking. We nemen ook de omgeving in ons op. Een kleine school naast een huis met een groot terras en een grote schuur (de kapel) eraan. Over het grasveld nog een grote schuur op een helling. De stier wordt geslacht naast de rivier onder een boom. Kinderen zijn in de boom in gekropen. Achter de rivier zie je huisjes verscholen tussen het groen en in de rivier wassen vrouwen maïs en kleding. Hoe gebeurt de slachting nu? Ze laten de stier vallen door de achterste en de voorste poten samen te binden en dan ook de vier poten nog eens samen te binden. Dan trekken ze met 5 man de stier omver. Ze steken de stier dood rechtstreeks in het hart en het bloed wordt in een kom opgevangen. Dan smeren ze de zijflank in met een mengsel van look en limoensap. Dan houden ze hun baby’s boven de huid van de stier en ze smeren bloed van de stier op het voorhoofdje van hun baby’s. Daarna wordt de stier op de rug gerold en de poten opengetrokken. De nek wordt gekraakt en daarna te ontvillen ze de stier. De stier wordt opengesneden, de ingewanden eruit gehaald en in kommen gesmeten. De blaas wordt in de rivier gegooid. Ze snijden de kop en de poten eraf en brengen die naar de schuur. Dan begint het kapwerk. Bij ons sorteren ze de betere vleessoorten maar bij hen niet. Alles wordt in grote stukken gekapt en weggebracht naar de schuur. Omdat het zo heet is moet alles vlug gebeuren. In de grote schuur krijgen we nog uitleg. In die schuur worden de stukken vlees omhoog gehangen aan een touw want het vlees werd in een aparte ruimte versneden in kleinere stukken daar mochten we ook gaan kijken. Ook in de keuken krijgen we een rondleiding. Hier is er heel veel rook en de vrouwen werken hard om niets verloren te laten gaan. Zelfs de ingewanden maken ze klaar. Het vuur brandt hard en ik zie juist dat ze de onderste delen van de poten van de stier op het vuur gooien. Ondertussen was er al veel vlees versneden en het touw hing vol met vlees. Het vlees werd zo gehangen om uit te bloeden. Daarna roken ze het vlees met wierook uit en tegelijkertijd zegenen ze het vlees. Wierook, kaarsen en tabak worden gebruikt bij rituelen, slachtingen en feesten. Dit dient om de slechte geesten weg te houden en de vieze geuren te verdringen. Daarna nog wat napraten met een biertje. Na het afscheid zijn we de helling weer opgeklommen steil naar omhoog naar de plek waar de pick-up ons staat te wachten om terug naar Nimlahakok te gaan.
Na 17 uur hebben we lang vergaderd buiten onder het terras over de twee voorbije dagen. We waren het uur uit het oog verloren en intussen was het al 19.45uur. Dan zijn we naar de comedor gegaan om te eten maar er was niet veel meer. Deeg in maïsbladeren en koffie dus dat viel tegen. Ik vroeg aan Lydia of er geen brood meer over was van gisteren en Marcel is alles gaan halen. Ik heb dus brood gegeten met suiker op want confituur kennen ze daar niet, en ik had ook goed gegeten. Na het eten zijn we teruggewandeld naar ons verblijf en zijn we gaan douchen. Nog wat napraten en er was weer een onweer. Als je dan na de regen buiten gaat kijken zie je allemaal vuurvliegjes, het zijn juist kleine lichtjes die rondvliegen. Intussen was het 22 uur. Je hoort ook luid en fel de krekels zingen. Daarna slapen.
Dinsdag, 16 september 2008 Om 5 uur opgestaan, verfrist en omgekleed, de grote rugzak gepakt. Een deel dat we niet nodig hebben laten we achter. Ik had mijn kleine rugzak gepakt en alle slaapgerief in een plastieken zak gestoken. Dan vertrokken we met de pick-up naar het dorp Chinamokooch waar we gisteren al waren voor de slachting. Fons reed tweemaal over en weer. Daar aangekomen deden we weer de steile afdaling naar beneden naar het dorp en door het grote grasplein. Hier werden we ontvangen in een grote schuur (de kapel) met een tas koffie om 6.30 uur. De kapel werd versierd met palmtakken en een man ging rond met een wierookvat. Ze bereidden de Mayeja’k voor. Daarna droegen we onze zakken naar de grote schuur, in roze geverfd en met een golfplaten dak erop, die lag hoger langs de overkant van het plein. Toen we binnen gingen, schrokken we: geen toilet in de buurt en langs de zijkanten allemaal mierennesten. We moesten ons dus installeren in het midden van de zaal. De slaapmatten en slaapzakken werden allemaal op één rij naast elkaar gelegd. Een geluk dat er plastieken stoelen stonden om onze kleren op te leggen. Er was ook een koord gespannen waar we onze vochtige nachtkledij konden drogen. In deze zaal ontvangen ze de zwangere vrouwen die op consultatie komen en kinderen die moeten gevaccineerd worden. Daarna gingen we terug naar buiten en staken we het grote grasplein over om te gaan ontbijten. Eerst moesten we onze handen wassen; een dorpeling goot water uit een kruik. Onder een groot afdak achter de keuken van een woning en van de kapel (achterkant) kregen we ons ontbijt.
De tafels waren gedekt met bananenbladeren en we konden zitten op houten banken. Ernaast was de school. (Het was een kleine school). Achter de school was er een graspleintje met twee wc huisjes met elk twee wc’s erin. Je moest een paar trappen op om ze te bereiken. De school was omringd door een afsluiting van kippengaas. We kregen een kom bouillon met soepvlees, een aardappel en wiskyl groente en daarbij tortilla’s en koffie. Het vlees was heel hard en je moest goede tanden hebben. Na het ontbijt hebben we Hugo Ramirez de burgemeester ontmoet. Hij was gehaast want hij moest naar een vergadering van de Indiaanse gemeenschappen in Coban. Hij geeft de opdracht om ons te begeleiden door aan Don Miguel, de voorzitter van de streekraad van COCODE 2. Intussen zijn jongeren het voetbalveld aan het aflijnen want straks is er voetbal. Dan begint het feest aan de school. We gaan kijken en krijgen een stoeltje aangeboden van de kinderen. Intrede met de vlag. Het volkslied wordt weer gezongen met de hand gekruist over de borst. Tegelijkertijd wordt de vlag gehesen en worden er schoten gelost. Dan volgt er een toespraak van de voorzitter van het oudercomité van de school. We moesten ons voorstellen. De marimbaspelers en de contrabassist spelen liedjes en de kindjes komen bij ons zitten. Ze zijn zeer nieuwsgierig, maar het is heel leuk om zo spontaan met de kindjes om te gaan. De grotere kinderen zorgden voor de kleinere kinderen. Wij luisterden een hele tijd naar de mooie muziek. Daarna speelden ze bijna de ganse dag voetbal. Dan zijn we samen met Don Miguel een wandeling gaan maken naar een bron. Het was een moeilijke tocht omdat we een steile berg opmoesten en ook omdat het zo heet was.
Marcel hielp waar nodig. Boven op de berg was een winkeltje waar we een flesje drinken kochten voor onderweg. De tocht was mooi. We moesten langs een erf waar we in kommen bruine schelpjes en kokkels zagen liggen. Dan bemerkten we mooie gele slingerplanten die rond de struiken en bomen kronkelden. Dat waren geneeskrachtige planten. Dan liepen we door een kardemomplantage. We zagen de witte bloempjes en de groene bolletjes tegen de grond. Fons liet zien hoe je de vruchtjes moet opensplitsen en de pitjes opeten. Het
was allemaal geweldig mooi, zo midden in de natuur. Allerlei soorten van vruchten en bloemen hebben we gezien. We zagen ook trossen bananen. Er zijn wel verschillende soorten: bak- en eetbananen. Dan volgden we een pad steil naar beneden en daar was de waterbron. Het was een kleine bron
die we van dichtbij gaan kijken. Miguel en Manuel gaven uitleg over de bron. Don Miguel zou aan de bron graag een kleine stuwdam maken om éénmaal per dag het water op te pompen, maar er is geldgebrek en bovendien krijgen ze ook geen toestemming. Het plan is er wel om rondom de waterbronnen bomen aan te planten om zo de bronnen te beschermen. Dan stapten we terug naar de woning van Miguel. Daar stonden prachtige, hoge bomen met trossen bruinkleurige vruchten. (Ze hadden de vorm van druiventrossen maar dan met dikkere vruchten). Van Miguel kregen we elk een appelsien die we direct opaten. Fons liet het ons zien hoe koffiebonen gedroogd worden op een rooster. Daarna verkenden we het erf van zijn woning. De anderen zouden doorgaan naar het kerkhof. Helga, Marina en Linda keerden terug. Fons had ons de richting gewezen en wij gingen alleen op weg. Wij hadden een hele andere, gemakkelijkere weg genomen en we kwamen juist aan. De begraafplaats zag er anders uit dan bij ons met praalgraven in marmer. Hier was er een open vlakte begroeid met gras en onkruid. Er waren drie graven: één opgehoopt graf met een houten kruisje en twee graven helemaal overgroeid met gras en onkruid. En de houten kruisjes stonden scheef. De mannen hebben het onkruid uitgetrokken en de houten kruisjes rechtgezet.
Allerheiligen bij de Maya’s Talrijke gebruiken onderstrepen bij de Maya’s de band tussen levenden en doden, maar het hoogtepunt vormt ongetwijfeld de viering van Allerheiligen.
Het is de ontmoeting tussen de levenden en de gestorvenen.
Ook de personen die buiten de gemeenschap wonen, keren met Allerheiligen terug naar hun geboortedorp. De viering wordt met veel zorg voorbereid. Huizen worden versierd en op het huisaltaar, de tafel, staan allerlei dranken, zodat de overledenen hun dorst kunnen lessen na een lange reis. Er ontbreekt ook nooit een glas sterke drank. Sterke drank vormt een vast onderdeel van elke viering van de Maya’s. Men drinkt een gedeelte van het glas op en een gedeelte wordt op de aarde gesprenkeld; een toost met de gestorvenen op het leven en op alle waardevolle dingen die ze hen hebben nagelaten. Alle families bereiden een maaltijd voor met lievelingsgerechten van de overledenen. Ook al kunnen zij die gerechten niet opeten, zij snuiven wel de heerlijke geuren op. Omdat de overledenen niet meer zichtbaar zijn, spelen geuren zo’n belangrijke rol in het contact tussen levenden en doden. Na de gebeden eet heel de familie samen. Het is een heilige maaltijd die levenden en doden met elkaar verbindt. Toch vindt de viering niet alleen binnenshuis plaats. Ook op de graven worden voedsel en sterke drank geplaatst, en ook daar wordt samen gegeten.
Om 10.30 uur waren wij terug en een klein uurtje later kwamen ook de anderen terug van de wandeling. Magy en Pol waren in de keuken druk in de weer geweest. Magy hielp graag in de keuken, ze perste look en ze had van alles mee klaargemaakt. Pol maakte cacao en hij mocht ook helpen met de grote kookketels die buiten op het vuur stonden. Hij kon het in die keuken niet lang volhouden want het was er te heet en er was veel rook. Arlette en Lydia hebben de afwas gedaan. Achteraf heeft Arlette verteld dat ze de afwas moesten doen met water. De etensresten in de kommen moesten ze met bladeren van de bananenbomen afschrapen maar het vet kregen ze moeilijk weg. Voor te vuile en vettige dingen kregen ze toch een beetje lauw water. Maar de rust duurde niet lang want de kinderen hadden ons in het oog gekregen en ze kwamen afgelopen. Ze wilden op de foto, dus maakte ik een foto van hen. Natuurlijk moesten ze allemaal eens kijken naar de foto en plezier dat ze hadden. We speelden met de kinderen en we bootsten dierengeluiden na. De kinderen zegden dan de naam van het dier in hun taal en wij zegden dan de Nederlandse naam. Ze leren graag en ze krijgen graag aandacht. De groep kinderen werd steeds maar groter rond ons. We hadden succes met onze spelletjes. Ik deelde ook mijn bolletjes en mijn kauwgum uit die ze eerlijk verdeelden onder elkaar; het was mooi om zien. Omstreeks 12.30 uur was het etenstijd. Eerst de handen wassen en dan aan tafel. We kregen terug hetzelfde als deze voormiddag maar het vlees was iets minder hard. Daarna zochten we het toilet op dat ik eerder al beschreven heb. Nu was het er nog vuiler en de emmers naast de wc’s waren overvol. Er kropen allerlei insecten en wormen op. De twee wc potten waren heel laag en je moest echt uitkijken hoe je tewerk zou gaan. Ik was blij dat ik eruit was. Dan gingen we naar ons slaapverblijf om een uurtje te rusten. Maar van rusten kwam niet veel in huis omdat de kinderen wilden spelen, maar Marcel trad kordaat op en sloot de deur. Dan bleven ze weg. Maar er was veel te veel lawaai van de voetballers en van de supporters maar we hebben toch wat kunnen neerliggen op onze matjes en onze benen eens kunnen laten rusten. Daarna hebben we alles al klaargelegd voor de nacht want het zal heel laat worden. We zijn we nog gaan kijken naar de voetbalmatch. Als we terug gingen naar de
overkant kwamen de kinderen ons al tegengelopen. We speelden en dansten nog met de kinderen. En plezier dat ze hadden. Omstreeks 16 uur hadden we een vergadering met de dorpsraad over de ontwikkeling van COCODE, niveau 1. (Zie uitleg op p.76). We gingen buiten onder het afdak zitten waar er ook gegeten werd. Families zitten verspreid onder het afdak. In een hoek hangt een baby in een doek. De grootgrondbezitter Rodolfo Gomez, een jonge man met hoed en zonnebril neemt als secretaris het woord. Hij krijgt op het einde nog een geschenk van een vrouw. Don Miguel, de voorzitter van de streekraad op niveau 2, neemt het woord en dankt Bernard, Fons en de familie van Eva voor de hulp die ze kregen. Ambrosio geeft een geschenk aan Fons (zaaizak). En enkele andere mannen deden ook hun zegje. Fons vertaalde wat er besproken werd. o o o o o o o o o o o
o
Vandaag wordt er gevierd dat ze hier al 16 jaar gevestigd zijn, op hun eigen grond. En ook omdat wij kwamen. Vroeger leefden ze verstopt in de bergen zonder eten. Ze konden alleen eten wat ze vonden in de natuur. Nu leven hier 9 families. Ze gaan vooruit en zijn gelukkig met wat ze bereikt hebben. Ze hebben nu voldoende eten. Ze kunnen ook gemakkelijker in Coban geraken omdat ze een pick-up hebben. Er zijn nu ook verharde wegen aangelegd. Het geld kwam terecht waar het echt nodig was. Ze tonen veel respect voor elkaar en voor de ouderen. De kinderen mogen geen hoogmoed krijgen. Ze moeten hun ouders eren en gehoorzamen. De kinderen moeten elkaar helpen. Kleine meisjes worden aangeleerd hoe ze hun zusjes en broertjes moeten verzorgen. Ze zijn zeer begaan met elkaar. Ze zijn nieuwsgierig en ze begrijpen al vlug met gebaren en geluiden wat je bedoelt. Ze zeggen ook Nederlandse woordjes na. De leraars hebben niet het laatste woord. Er is teveel corruptie in hun land. De mensen werken vooral samen; vroeger hebben ze veel geleden. Vroeger maakten ze vele dingen zelf vb: een zak, hoofdband om hout te dragen enz. Nu gaan ze al gemakkelijker iets kopen in de stad. Ze waren zeer geschokt dat wij onze doden cremeren.
Intussen was het tijdens de vergadering beginnen regenen, maar het duurde niet lang. Daarna liet Lydia het boek rondgaan van het Sociaal Huis met foto’s. Ze vertelde over de werking van de verschillende thuisdiensten. Ze gaf ook een enveloppe met foto’s van de vorige delegatie die naar Guatemala gekomen was. Fons vertaalde. Toen was het de beurt aan Marcel die uitgebreid de werking van de GROSH uitlegde. We gaven onze cadeaus af: een kaars en een zak met balpennen. Ze waren zeer blij vooral met de
foto’s. Dan werd Fons in de bloemetjes gezet. Hij kreeg een grote draagtas met schouderriem in bruine geweven stof met letters op geborduurd. Hij was er heel blij mee. De dorpelingen vonden het spijtig dat ze aan ons geen cadeaus konden geven. Maar drie mensen van onze groep kregen een kommetje. Ik was erbij, en ik ga het thuis goed bewaren. Daarna kregen we twee gebakken koekjes en cacao en dat smaakte.
Toen werd er gezegd dat er straks een viering was, een ceremonie voor de berg en het dal dat ons eten geeft.
Dan was er weer avondeten. En we zagen weer die kommetjes met bouillon en vlees staan. 5 personen van onze groep zijn niet mee gaan eten. Ik kon niet weer hetzelfde eten; mijn maag kwam omhoog als ik het zag. Lydia, Eva, Pol, Marina, Linda bleven buiten napraten. Intussen was het al pikkedonker geworden. Patrick is na het eten gaan slapen. Hij voelde zich niet goed en had last in zijn buik. Om 8 uur begon de Ceremonie: de Majeya’k, ritus van het 16 jarig bestaan van het dorp. We kregen cacao en boch. De schuur waar we inzitten, is eigenlijk een kapel met een altaar en met heiligenbeelden. Het altaar is versierd met palmbladeren en bloemen. Langs de kanten staan banken en in het midden staan er ook banken op één rij achter elkaar, zeven rijen lang. Achter in de zaal langs de rechtse kant staat de marimba en de andere muziekinstrumenten. De kinderen en de vrouwen zitten reeds in de zaal, dan komen de mannen. De ceremonie begon met Manuel die een dikke sigaar rookte. Tabak roken = lichaam zuiveren. Er wordt een deel van de sigaar bewaard om later in het vuur te gooien. Je kan het roken van de vredespijp ermee vergelijken. De as smijten ze ook in het vuur. - Omdat de voorouders zouden weten dat ze nog contact willen. - Om spiritueel op gelijke voet te staan - Ook om vergiffenis te vragen voor minder goede mensen. In het midden staat een tafel voor het altaar die beladen is met offers. De tafel werd ook eerst versierd met palmbladeren. De dorpelingen offeren suiker, chocolade, tabak, cacao, koffie, sterke drank, boch, maïsmeel, kardemom, fruit, vlees, het eerste ei van een kip of van een eend, kaarsen enz. Manuel leidde de hele ceremonie. Vooraf had hij alles uitgelegd. De hele tafel met offers werd met een wierookvat gezegend. Telkens opnieuw ging een andere dorpeling rond de tafel, zeker 4 keer met het vat. Daarna bedrupten ze de offers met boch en sterke drank. Nadien zegenden andere dorpelingen de offertafel met dunne brandende kaarsjes en het kaarsvet viel op de offers. Dan gingen de dorpelingen die het ritueel meededen, bidden op hun knieën. Telkens opnieuw in de vier windstreken. Met een brandende kaars in de hand. - De ceremonies worden voor 40 dorpen gehouden. - Er worden 5 tot 7 ceremonies op een jaar gehouden. Het hangt een beetje af van de ontwikkeling van de gemeenschap. - 2 of 3 ouderen zijn ervoor verantwoordelijk. - Er zijn 13 dagen nodig voor de voorbereiding en 13 dagen erna.
Dan is het eerste deel gedaan. De muziek begint te spelen en de kleine kindjes beginnen te dansen. Even een pauze. We begonnen al serieus moe te worden. We gingen eens in de frisse lucht, naar het toilet en een sigaretje roken. Dan begon het tweede deel van de ceremonie. Met een schop vormt men een cirkel. Ze vullen eerst de cirkel met verschillende kleurstoffen en dan vormen ze een kruisteken; daarna een tekening met gedroogde pruimen. Dan vullen ze de put ook op met stukken hout en kaarsen in verschillende kleuren. Sigaren en offergaven waren op de tafel in een torentje gestapeld. Ondertussen zwaaien de dorpelingen over en weer met het wierookvat over de offertoren. Daarna brengen ze een deel van de offers terug naar de keuken want ook de tafel werd weggedragen. Alcohol en boch worden over de offertoren gegoten. Opnieuw wordt er gezegend met het wierookvat. Manuel is intussen veranderd van kledij, een wit pak met rode hoofdband, een rode heupgordel en met een rode zaaizak. De andere mannen hadden ook een boerenzakdoek rond hun hoofd maar achter in de nek geknoopt. Ze waren niet in het wit, maar ze hadden wel een zaaizak, hangend overlangs op de zijkant van het lichaam, zoals Manuel. Ondertussen delen de mannen kaarsen uit aan iedereen die in de kapel is. Dan steken ze een kaars aan die doorgegeven wordt zodat iedereen zijn kaarsje kan aansteken. Manuel zegt een gebed en het woord b’antiox = dank U komt er dikwijls in voor. Als alle kaarsjes aangestoken zijn, begint iedereen te bidden op de knieën. Telkens als er een gebed ten einde is, draaien we in een andere richting. Zo doen we gebeden in de vier windstreken. Daarna wordt de toren met de offers aangestoken. Er worden sesamzaadjes over gestrooid en nog eens alcohol en dan laaien de vlammen omhoog. De vlammen vormen een tornado en dat is goed. Vormen ze geen tornado dan zijn er mensen bij die niet geloven. Manuel staat biddend achter het vuur. Dan kiest Manuel mensen uit om rondom het vuur te lopen. Eerst gooien ze hun kaars rechtop in het vuur en dan lopen ze heel dicht rondom het vuur. Manuel loopt telkens mee. Daarna kiest hij weer een groepje mensen uit die viermaal rond het vuur moeten lopen. Het moet verschrikkelijk heet geweest zijn. Ze zijn fel bezweet en hun gezichten en armen zien rood. Daarna komt een groepje vrouwen. Ik dacht als die rokken maar geen vuur vatten, zo dicht bij het vuur waren ze. Manuel duidt met een stok 4 punten aan in het vuur. Dan maakt hij met de stok in het vuur een kruisteken. En daarna wordt het vuur in alle richtingen doorwoeld zodat de vlammen hoog oplaaien. Manuel zegent enkele personen waar onder ook Fons. Aan de vlammen kan hij zien wie er in evenwicht is; of er iemand mentale of fysische problemen heeft; of er iemand slechte bedoelingen heeft of dat er iemand niet gelooft in de ceremonie. Indien de vlammen naar een bepaalde persoon waaien, kan hij weten dat die persoon een probleem heeft. De persoon in kwestie kan geholpen worden, maar dan moet hij er ook willen over praten. Hij kan de oorzaak zoeken en zo weten welke ziekte of welk probleem je hebt. Zonder ceremonie gaat het niet om iemands persoonlijke problemen te evalueren en te onderzoeken. Daarna moet iedereen zijn brandende kaars rechtop trachten te gooien in het vuur maar dat is niet zo simpel. Daarna beginnen een paar mannen de marimba te bespelen. De mannen drinken boch en worden algauw dronken. Vrouwen met baby’s en jonge kinderen gaan nu naar huis.
Enkele mannen beginnen te dansen met de handen op de rug. Daarna dansen de vrouwen. Dan dansen alleen nog koppels en het dansen duurt heel lang. Rax= Kaarsenritueel, bidden Kaarsen en cacao worden altijd bij offers gebruikt. Dit is voor hen iets heiligs. Ook bij zaaifeesten, huwelijken, inzegeningen van een nieuwe woning wordt er geofferd. Cacao is het symbool van geluk, samenzijn, delen, eenheid. Hier volgt de uitleg van de verschillende kleuren van de kaarsen. Rood = zon – Oosten - symbool van eenheid – warmte – leven - geboorte Zwart = westen - avond – nacht – rust – dood - hoort bij het leven Wit = wind – noorden – zuurstof – lucht – ijs - gevaar - dode lichaam Geel = water – vruchten die rijpen op het land – droogte – weinig drinkwater – vuur en verbranding – het zuiden – ziekte Blauw = hemel – zee. Groen = woud – ding tussen hemel en aarde. Blauw en groen horen bij elkaar = rax Tenslotte gingen we naar ons verblijf. Het was pikkedonker en we deden onze hoofdlamp op zodat we konden zien waar we liepen, want er waren putten en het was nat en modderig. We waren doodmoe maar de muziek klonk nog luid. Marcel en Eva waren nog gebleven om te dansen. Omstreeks 1.30 uur konden we eindelijk in onze slaapzak kruipen. Maar we sliepen niet direct, want we hebben Marcel en Eva nog horen binnenkomen.
Mayeja’k
Woensdag, 17 september 2008 Vertrek naar de Finca en het dorp Las Salinas. Opgestaan om 5 uur, klaargemaakt, alle slaapgerief terug ingepakt in de rugzakken en de slaapruimte opgeruimd. Dan terug de steile helling op en de lange weg naar de pick-up, alles inladen en vertrokken naar Nimlahakok (de eerste groep). De tweede groep - waar ik bij was - ging al op weg langs de steile helling naar boven. Daar hebben we gewacht tot Fons terug was met de pick-up. Magy en Bart hadden blijkbaar een andere weg gevonden die minder steil was en kwamen aan langs een andere weg. Aangekomen in Nimlahakok, hebben we ons slaapgerief achtergelaten in onze verblijfplaats aldaar bij onze andere spullen. Dan namen we onze spullen die we nodig hebben voor onderweg en vertrokken naar de Finca Municipale Salinas Nueve Serros. Het was een reis van ongeveer 70 km. Het was heet en zonnig, broeierig en plakkend weer. Het was zweten in de pick-up. Het was een zware en hobbelige tocht met veel putten in de weg en grote stenen op de weg die Fons trachtte te vermijden. Het was intussen 8.30 uur in de morgen en opeens zagen we een camion langs de weg die vast gereden was in een bocht. Fons stopte en ging met die mensen praten. Daarna heeft Fons met een zwaar touw tussen de pick-up en de camion deze terug los gekregen. Die mensen waren heel bij dat ze terug verder konden. We reden nog een tijdje verder en gingen dan ontbijten nabij Salacuim. Bart, Magy en Marcel gingen naar het centrum van Salacuim. Daar vpnden ze het huis waar Bernard en zijn vrouw gewoond hebben met hun kinderen. Nu woont er een catechist met zijn vrouw en een pasgeboren baby in het huis. In Salacuim zijn vele evangelische kerken. Onderweg genieten we van de prachtige natuur en hebben we geluisterd naar verhalen van Fons; prachtige bomen bewonderd en huisjes gezien die er heel anders uit zagen dan in Nimlahakok. De huisjes hebben hier ook geen golfplaten daken maar zijn met stro bezet. We zien tuintjes met mooie bloemen en planten. De honden zien er ook verzorgder uit en minder mager. We hebben langs de weg boompjes gezien met groene vruchten die we nog nooit gezien hebben. In een boom zagen we ook vele kleine vogeltjes maar ze waren te snel om ze goed te kunnen bekijken.
Rond half één komen we toe, na eerst nog een omweg gemaakt te hebben, omdat we de verkeerde weg genomen hadden. We komen op de parking van de petroleummaatschappij die het beschermde woud bedreigt. In het beschermde woud worden we ontvangen door drie families. Hun ontvangstgebouw is niet meer dan een ruwbouw. Er zijn nieuwe golfplaten op het dak en er staat een stapel plastieken
stoelen. Die blijven onaangeroerd staan terwijl de dame van de Finca het woord voert. Fons vertaalt en wij proberen te volgen. Hier volgen gegevens uit het verslag van Marcel, want ik kon achteraan niet veel opvangen van het gesprek. ‘Doña Innocente Max heet ons welkom en ze verontschuldigt zich omdat ze ons niets kan aanbieden. Ze legt de bedoeling van de Finca uit. De Finca is eigendom van de stad Coban. De streekraad van Santa Lucia beheert dit park en heeft hier haar zetel. Deze organisatie heeft een overeenkomst getekend met Coban over het beheer door de gemeenschap van het beschermd natuurgebied met een oppervlakte van 300 hectare. Er zijn 5 meren, waarin krokodillen, schildpadden, watervogels zich schuilhouden. Er is ook een archeologische site van 4 km met 300 heuvels. De grootste daarvan is een graf, dat door rovers werd geopend en geplunderd. Voor de Maya’s is dit een heilig gebied met vele herinneringen aan de vroeg klassieke Mayacultuur. Er is een zoutwaterrivier waar de Maya’s wit zout ontgonnen. Dat weet men door de overblijfselen van grote aarden potten. Dit was dus ook economisch een belangrijke plaats. Er is hier nog een rijke fauna en flora met brulapen, herten enz. Maar de petroleumontginning is een gevaar voor de omliggende dorpen en voor de dieren in het oerwoud. Men wil hier een toeristisch centrum van maken met de bescherming van het gebied. Mensen van ter plaatse kunnen er als gids werken. Zij krijgen daarvoor een opleiding. Doña Innocente verontschuldigt zich dat nog niet alle voorwaarden gecreëerd zijn; het project is pas begonnen. Ze hoopt dat als we later terugkeren ze ons kan ontvangen in betere omstandigheden. Een medewerker verduidelijkt dat het gebouw waarin we ontvangen worden een eerste nederzetting was, toen 40 jaar geleden hier het zwarte goud of petroleum gevonden werd. Beneden in het woud zijn nog boringen te vinden maar die zijn afgesloten. 20 km verder wordt nog aan olie-uitbating gedaan. Er waren nog geen wegen toen de eerste petroleumexploraties gebeurden. De eerste exploraties werden hier voor het eerst uitgevoerd. Ramirez heet ons ook welkom. Hij is al in Herent geweest met een delegatie en is nadien blijven voortdoen met de gemeenschapsvorming. Hij hoopt dat we bij een volgend bezoek in het centrum kunnen blijven slapen. Hij is blij dat we naar het woud komen kijken. Een lid van het Amerikaanse Peace Corps komt meehelpen aan het project van ecotoerisme. We zijn ondertussen toch gaan zitten en mogen vragen stellen.
Sinds wanneer is dit gebied eigendom van de gemeente? Sinds 2 jaar bestaat er een overeenkomst met de stad. Hier was nooit landbouw. Duitsers zijn hier begonnen met petroleumuitbating. Daarvoor werden mensen aangetrokken en die wonen er nog. Dit gebied heeft veel te lijden gehad. Families woonden hier illegaal. Coban heeft ze verplaatst. Er werd geroofd en illegaal gejaagd. Een plaatselijke organisatie werd opgericht om controle uit te oefenen. De vertegenwoordigers van de streek hebben een dorpsraad opgericht voor het beheer en om het toerisme uit te bouwen. Daarin worden de families betrokken: 3 families wonen in de Finca, andere erbuiten. Het belangrijkste probleem is economisch: er is onvoldoende geld om de plannen uit te voeren. Anderzijds zijn de plaatselijke mensen bereid mee te werken. Hoe wordt promotie gemaakt? Dit gebeurt met internationale contacten. Het Peace Corps doet mee aan de organisatie en de vorming over zelfbeheer. Bij verschillende instanties werd reeds aangeklopt. - De gemeente zorgde voor het dak. - De streekraad kreeg steun van de Hollandse ambassade en een internationale organisatie voor ecologische bescherming. - Het ministerie van landbouw kwam tussen voor de teelt van 14 hectare Perzische limoenen. Is het woud bedreigd? Er is inderdaad een bewustzijn van een bedreiging. Er worden onderhandelingen gevoerd op nationaal, gemeentelijk en plaatselijk vlak. In antwoord op vragen en commentaren van meegekomen mensen wordt duidelijk dat de vorige regering al groen licht gegeven heeft aan de petroleummaatschappijen voor de ontginning. Maar Coban vindt dat de gemeente moet beslissen. Op de vraag of er geen geld voor het project van ecotoerisme kan gevonden worden door de belasting van de petroleummaatschappijen wordt geantwoord dat de petroleummaatschappijen schadevergoeding vragen omdat zij al drie jaar hun plannen niet kunnen uitvoeren. Van een omgekeerde wereld gesproken! Achteraf vertelt Fons ons dat de neoliberale regering wegen heeft aangelegd van hier naar de haven, dat de advocaat van de petroleummaatschappij een zoon is van de vorige president Berger en dat 1 % van de winsten in het land zou blijven, maar dat niet duidelijk is hoe deze berekend wordt. ADICI is ook lid van de ‘tafel’ van organisaties die de mijnontginningen kritisch volgen. Volgens een akkoord van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) moeten de plaatselijke gemeenschappen geconsulteerd worden bij de ontginning van de ondergrond. Maar mensen worden omgekocht, leiders gedood of uit het land gezet. De petroleummaatschappijen eisen het recht op vrij onderzoek op en zetten de politie in. Als er een obstakel is voor de ontginning kunnen zij schadevergoeding door het land opeisen; deze lopen in de miljoenen.’ Aan hun ontvangstgebouw is nog heel veel werk. Men wil er later een gastenverblijf van maken maar het geld is er momenteel niet voor. Coban geeft hun jaarlijks geld voor een landbouwproject. Ze verontschuldigen zich dat de wandelingen nog niet zijn zoals ze zouden moeten zijn. Er is nog veel onkruid dat moet gewied worden. Sommige paden moeten nog beter aangelegd worden en het parcours kan best lastig worden. De archeologische site is overwoekerd door onkruid en sommige tempels en graven liggen nog verscholen onder het onkruid. We worden gevraagd om het woud in te wandelen onder begeleiding van de gidsen in opleiding. We gaan in één groep en niet in drie groepen zoals ze eerst gezegd hadden. We zochten eerst een toilet op maar wat een afknapper was dat. Het toilet zat onder de mieren en iedereen die er
trachtte op te gaan, werd gebeten. Arlette haar hand zat onder de rode vlekken. Lydia trapte door de vloerplaat van het toilet, zo rot was het en vuil. Dan begonnen we met volle moed aan de wandeling en de gidsen begeleidden ons. We waren al een eindje op weg toen we aan een steile helling kwamen. Helga haakte toen af en ze zei dat ze niet verder kon en ze wou terug. Maar Fons vond het niet verantwoord dat ze alleen zou terug gaan. Arlette en ik stelden dan voor om met haar terug te gaan dan zou ze toch niet alleen zijn en met drie waren we sterker moest er iets gebeuren. Ik voelde me toch al niet te best en de vermoeidheid begon zijn tol te eisen. De anderen zijn dan door gegaan en wij zijn rustig terug gegaan begeleid door een gids. We namen ook de rugzak van sommige collega’s mee. Ik gaf mijn fototoestel aan Marcel dan kon hij
foto’s nemen van de wandeling. Patrick vertelde me later wat hij allemaal gezien had en dan kon ik het ook noteren. Ze hebben drie van de vijf meren gezien maar de apen hebben zich niet laten zien. Patrick heeft wel een foto van een kleine krokodil in het water getrokken maar je kon het op de foto niet duidelijk zien. Ze hebben zwammen, mooie planten en bloemen gezien en de tocht was zwaar, maar ze hadden wel meer van de wandeling verwacht. Wij drie waren wat gaan rusten onder het afdak op de stoelen, maar we kregen gezelschap van een Amerikaan die met ons een gesprek aanging in het Engels. Hij was daar ook met een groep. Toen hij weg was, luisterden we naar het gebrul van de brulapen die precies dichterbij kwamen. Later bracht een man appelsienen voor onze groep. We namen ze dankbaar aan. We hebben nog wat gewandeld in de omgeving. Na een tijdje kwam de groep terug van de wandeling en ze aten de appelsienen gretig op, want ze hadden dorst en er was daar niets te krijgen. Ze hebben wat gerust en dan zouden we naar het meer van Lachua gaan of naar de Maya tempels maar er kwam niets van want Pol had gezien dat de pick-up platte band had. Een bestuurder van een andere pick-up heeft Fons geholpen met materiaal om het wiel los te krijgen. Intussen was Fons al druk in de weer om de lekke band eraf te krijgen en het reservewiel erop te leggen met advies van Bart en Pol. Dan konden we eindelijk vertrekken. Onderweg in een ander dorp zochten we iemand op die de band van het wiel kon herstellen.
Er was ook een straatwinkeltje waar we drank konden kopen. Magy had een ijsje en we kochten ook nog extra flesjes water. Aan de woning van de man die de lekke band maakte, was er ook een boom met mooie witte en purperen pluimbloemen. De boom zat vol kleine vogels. Ik heb daar nog volop foto’s gemaakt van mooie bloemen en planten tijdens een wandelingetje langs de straatkant. Daarna zijn we verder gereden. Onderweg zijn we gestopt om te eten in de comedor bij Ramirez: kip, rijst, groenten, en cola. Daarna moest ik dringend naar het toilet. Ik dacht het zal hier wel proper zijn. Ik vroeg waar het was, een heel eind de tuin in een vies vuil kabinet met een vuil gordijn ervoor, een plank met een gat erin, maar ik moest dringend. Ik was blij dat ik er vanaf was. Water gezocht om mijn handen te wassen en terug binnen. Ondertussen begon het te gieten en werd het ineens donker; wij allen in paniek. We hebben daar gewacht, kijkend naar de regen buiten op het terras en ons verfrissend met het regenwater dat van de golfplaten gutste. Toen de regen verminderde, werd er beslist om verder te rijden. Een groepje kroop met regencapes aan in de laadbak en de rugzakken gingen allemaal binnenin. Fons reed. Patrick zat vooraan met Magy op de schoot en ik, Pol en Arlette achteraan bedolven onder de rugzakken; Pol nog met een heel krat water onder zijn voeten. Nadat we een tijdje aan het rijden waren, kregen we een aanrijding. Fons was niet in fout, maar hij was er niet gerust in. Hij zei je weet maar nooit dat ze een mes trekken en dat je misschien al je geld moet afgeven. Fons stapte uit en ging met de man praten en de andere chauffeur gaf toe dat hij in fout was. Nog een geluk dat we verder konden rijden zonder problemen. De andere auto had wat blikschade. Dan vervolgden we onze lange weg. In het donker rijden is niet zo simpel en zeker met die diepe putten in de weg. En er zijn geen verlichtingspalen zoals bij ons. De vermoeidheid begon bij mij ook door te wegen en de pijn in mijn rug van de schokken onderweg was bijna niet te doen. Magy kon haar draai niet vinden en ze wou telkens anders gaan zitten. Patrick zal het ook lastig gehad hebben met zo’n gewicht op zijn schoot. Magy vroeg aan Fons om te stoppen. Fons had het ook lastig om wakker te blijven en daarom trok hij zich terug toen we aan een comedor gestopt waren. Hij ging een tas koffie drinken. We stapten ook even uit. Er is ook discussie geweest wie verder zou rijden. Patrick wilde wel rijden, maar dat is er dan toch niet van gekomen. Na een half uurtje was Fons terug op zijn plooi. Er was ook een verandering in de situatie gekomen. Fons zou rijden, Bart vooraan met Magy op schoot. Patrick, Linda, en Arlette achteraan. Pol, Manuel, Lydia, Eva, Myriam, Helga, Marina en Marcel in de laadbak. Na een tijd rijden we ons vast in dezelfde bocht waar Fons die camion uitgetrokken had. Van een ongeluksdag gesproken! Manuel ging van de pick-up af en zonderde zich af; het was precies of hij ging bidden. Bart en Patrick stapten uit, Pol sprong van de laadbak en ze gaven Fons advies. Met enig geduw in de juiste richting en nog een paar keer proberen zijn we uiteindelijk eruit geraakt. Wat een geluk. Met hulp van de mannen en in het bijzonder van Manuel vooral, denk ik, want hij had hulp gevraagd aan de God, waren we weer op weg. In de late namiddag en ‘s avonds hadden we vooral last van de muggen. Er waren ook veel kakkerlakken in het verblijf. Omstreeks 21.30 zijn we in Nimlahakok aangekomen. We waren moe en overspannen van de gebeurtenissen van die dag die gelukkig bijna voorbij was.
We hadden geen sleutel van ons lokaal en Manuel ging naar Herminio maar daar werd niet open gedaan. De sleutel was normaal gezien bij Don José. Na een tijdje wachten komt de zoon van Herminio afgelopen en hij heeft een sleutel bij; wat een geluk. Intussen was het 22.15uur en we moesten nog alles uitpakken en klaarleggen voor de nacht en de rugzakken van de anderen stonden ook nog bij ons. Eindelijk konden we ons eens afspoelen en naar een deftig toilet gaan; onze vuile kleren uit doen, onze nachtkleding aantrekken en tegen 23.20 lagen we te rusten. Dat deed deugd.
Woensdag, 17 september 2008 Nimlahakok boomplanting en een delegatie vertrekt naar Santa Anita 8 uur opgestaan en ons klaargemaakt. Ontbijten omstreeks 9 uur in de comedor op het pleintje, roereieren met tomaten en tortilla’s en koffie. Kwart na tien vertrekt een delegatie (Marcel, Bart, Fons) naar Santa Anita. Ze gaan het dorp bezoeken en ze blijven daar ook een nacht slapen. Wij zijn naar de berg getrokken voor de boomplanting. Alle mannen en kinderen namen hieraan deel, de vrouwen niet. Er zouden 2000 boompjes geplant worden. Het was weer erg heet en soms zochten we beschutting onder de bomen. Je zag de mannen werken op de hoge helling, geen gemakkelijke klus. Soms schoven ze een eindje naar beneden omdat het zo steil was. Het beplanten diende om bescherming te bieden aan de berg en om watervervuiling tegen te gaan. Van 7 uur in de morgen tot 13 uur zouden ze boompjes aanplanten. Myriam en Pol gingen ook eens een boompje proberen te planten. We kregen eerst uitleg van Herminio die ons toonde hoe je dit moet doen. Met een machete maken ze een put in de grond. Het boompje wordt in het gat geplant en ze steken er ook een stok aan; dan dammen ze de aarde aan. Dan was het de beurt aan Pol en Myriam. Nu kwamen de schoolkinderen aan met elk een of twee boompjes in hun handen; leuk om te zien. Intussen waren de dorpelingen druk in de weer met het planten op de heuvel. Het was knap lastig om hun evenwicht te houden. De kinderen gingen ook hun boompjes planten. Ze waren echt enthousiast. Boven op de heuvel stonden er jongeren met hun machete omhoog naar de lucht gericht. We zagen ook een groep mooie bruine koeien die de weg op kwamen. Ondertussen foto’s genomen van het gebeuren en van de natuur. Op de terugweg sloegen we een paadje in en gingen op bezoek naar het schooltje daar. De grotere kinderen oefenden voor een schoolfeest dat zaterdag
zou doorgaan. Ze toonden de act die ze zouden brengen. Eerst waren ze wat verlegen maar daarna kwamen ze spontaan over. We zijn alle klassen doorgewandeld en in de klassen toonden ze ook nog kunstjes en dansjes.
Dan hebben we buiten nog wat rondgewandeld en afscheid genomen van de kinderen. We zijn dan iets gaan drinken in een comedor. Op de terugweg had Magy een tak met grote bladeren afgetrokken die ze boven haar hoofd hield maar de bladeren boden geen bescherming tegen de brandende zon. Ze was waarschijnlijk haar hoedje vergeten. We waren uitgenodigd bij een familie om daar ’s middags te gaan eten. We gingen een bergje op en Manuel begeleidde ons. Daar lag het huisje en we maken kennis met de bewoners. We kregen een kommetje bouillon met aardappelen en vlees in.
Uit het verslag van Marcel: Santa Anita ‘Fons, Bart en Marcel gaan naar Santa Anita. We rijden een stuk met de pick-up. Aan de halte vervoegt Don Miguel ons. We stappen, soms al schuivend, door het woud, waar kardemom- en cacaoplantages zijn. We steken een riviertje over. De grote rivier moeten we niet doorwaden; er is een jaar geleden een brug over gehangen met steun voor het materiaal van het
Sociaal Fonds en met het werk van de gemeenschap. We worden ontvangen door kinderen. De gemeenschap staat ons op te wachten op het schoolplein boven op de berg. We gaan kijken naar de handwerkjes van de school. We gaan ons even verfrissen in de kerk en krijgen ananaswater aangeboden. Bart staat in bewondering voor hoe de kerk gebouwd is: een stevig gebinte, grote planken aan de wanden met luchtgaten ertussen. Met een caracole wordt het volk bijeengeroepen. Het feest kan beginnen. Het verloopt in verschillende stappen. Af en toe wordt er wat uitleg gegeven. - aanbrengen van de vlag - toespraak door de vertegenwoordiger van de ouders - welkomstwoord door de directeur - woordje door Marcel en Bart. Ik zing ook een lied. - een dansje van kinderen - een dansje van kinderen van het 6e leerjaar. ‘Het is belangrijk de muziek van hier te bewaren’. - een dansje van kinderen van het 1e leerjaar; een jongetje heeft zich een baard geschilderd. ‘We passen ons aan andere culturen aan. We laten de marimba niet achter, maar we leren ook van andere culturen.’ - een moderne dans. ‘Ons onderwijs is tweetalig in het Spaans (moderne cultuur)en in het Q’eqchi’ (oorspronkelijke cultuur). Sommige ouders willen dat de kinderen vooral Spaans leren’. - een liedje door de kleuters over de marimba en de gitaar - een liedje door het 1e leerjaar over de mosquito’s ( de muggen) - een dans door het 6e leerjaar over de Q’eqchi’-koning: 5 jongens in een rieten rokje met pom (wierook) en een ketting gemaakt van maïs. De nieuwe president van Guatemala heeft voorgesteld dit lied te gebruiken bij het binnenbrengen van de vlag. De jongens dansen en planten een kaars in de 4 windstreken. - ze vragen om mijn lied opnieuw te zingen. Ik nodig uit om ‘Guatemala, tierra mia, tierra linda,.. ‘ mee te zingen - een dans op populaire Mexicaanse muziek - een dankwoordje door een meisje van het 4e leerjaar: ‘4 maal dank dat jullie naar ons kleine dorp gekomen zijn.’ - een dankwoord. Bart en ik doen nog dansje met de kinderen.
We gaan middagmalen met de leerkrachten in een klas. Vinete Mo Pop staat in het kleuteronderwijs (preprimaria), Armando Perez in het 1e leerjaar en hij is ook de directeur; Felicia Chocooj Quip heeft het 2e en 3e leerjaar, Martha Chocooj Quip het 4e, 5e en 6e leerjaar. Felicia en Martha zijn zussen; hun jongste zusje past op de kleine van Martha. Zij vertellen dat zij al 4 maanden niet betaald zijn en dat er vorige maand een betoging
was in Coban. Daar heeft de burgemeester, die 10 keer meer verdient dan zij ( 2000 quetzal of 200 euro per maand ) met één van zijn eerste beslissingen zijn wedde (35.000 quetzal of 3500 euro) verhoogd. De kleuteronderwijzer komt uit een streek achter Coban, verblijft de ganse week in Santa Anita en moet 400 quetzal = 40 euro) per maand betalen voor zijn vervoer. Ik vraag waar zij de moed halen om dit werk te blijven doen. ‘Onderwijzer zijn is een roeping. We doen het voor de ontwikkeling van de kinderen. Als we zouden stoppen, lopen we het risico dat ons contract verbroken wordt en dat we zelfs de achterstallige 4 maanden niet meer ontvangen’. We gaan kijken naar de vier geplante bomen, elk in een hoek van het schoolplein en afgeschermd met een haagje van struiken. Bart en ik spelen nog met de kinderen. Ik ga wat rusten in de kapel. We hebben een babbel met Don Miguel. Ook met Fons, gezeten op de berg op 3 stoeltjes met de rivier beneden ons, over het werk op de finca’s, de landhervorming, het landbouwfonds Fondo de Tierra (Fontierra), het neoliberalisme, over onderlinge bedrijfshulp in de Boerenbond, over de campagne rond landbouw van Ngo’s in België in het kader van de millennium ontwikkelingsdoelstellingen,… Om 18u wordt de vergadering bijeengeroepen met de caracole. We gaan eten bij één van de bewoners. Kip met bouillon, en zoetwater op basis van een poeder. Om 19u is het vergadering in de kapel. De vertegenwoordiger van de Fontierra (Fondo de Tierra) is niet opgedaagd. Het regent hard. De kapel is vooraan versierd met figuurtjes in papier van duiven, hartjes, visjes, een kelk, engeltjes. Een 30-tal mannen zitten verspreid in de kerk, Fons, Bart, en ik vooraan naast het altaar. Er branden 3 kaarsen. In afwachting van de start van de vergadering praat ik met de catechist: Macario Cha Mon en Zacharias. Vier keer per week leiden zij een woorddienst met een 30-tal personen en zij geven ook catechese aan de kinderen. De vergadering start met een brief van de Banco de Desarollo Rural (bank voor landelijke ontwikkeling) voor Fons. Don Miguel geeft een korte commentaar en Fons probeert te begrijpen wat er aan de hand is en zoekt naar een oplossing. De gemeenschap heeft een lening gekregen voor de drogerij, die zij moet afbetalen in 12 jaar met een interest. Hun probleem is de hoge interest. De boeren klagen dat de regering beloofde veel voor de armen te doen, dat de teruggekeerden wel hulp krijgen, maar zij niet. Ze kregen niet eens een weg. Hulp van het buitenland zou niet aan de regering mogen gegeven worden.
Fons rekent na dat van de lening van 770.000 Q de helft door de regering terugbetaald wordt en dat 350.000 Q door hen moet betaald worden. Er zijn reeds terugbetalingen gedaan van 100.000, 19.670, 50.000 en 100.000 quetzales, samen 269.670 of bijna 270.000 Q. Er is nog een actuele schuld van 258.149 quetzales. De terugbetalingen gebeurden met de opbrengst van de verkoop van koeien en van kardemom. De prijs is daarvan nu redelijk goed, maar zal misschien dalen. De opbrengst zal niet altijd even groot zijn. Er wordt niet altijd de prijs gegeven die beloofd was. Er is een probleem met de drooginstallatie. 1 motor werkt niet meer; het stookhout ligt niet meer dichtbij. Er wordt gedreigd dat de drooginstallatie zal afgenomen worden. Sommigen verkopen toch aan de privéopkopers in plaats van gezamenlijk te verkopen met de drogerij. De boeren vragen waar er geld kan geleend worden; voor rijke mensen zou dit geen probleem zijn. We spreken af om als antwoord te geven dat wij als werkende mensen van een kleine gemeente niet financieel kunnen helpen, maar dat wij hen met onze zusterband wel willen ondersteunen in de organisatie van hun gemeenschap om dan zelf samen oplossingen te zoeken. Tot verwondering van Fons stopt de vergadering zonder een eindwoord. Iedereen gaat één na één weg. We schuiven 2 banken bij mekaar en leggen ons te slapen. De hevige regen en de vragen van de boeren houden me wakker. Ik vraag me af of ADICI niet een camion kan kopen die dan in zelfbeheer aan de boeren zou gegeven worden.’
Donderdag, 18 september 2008 Vervolg van mijn verslag. Magy, Lydia en Eva gingen de was doen bij de familie waar we die middag gegeten hadden. Na het eten terug naar ons verblijf gewandeld. Myriam en Helga gingen ook wassen, maar ergens anders. Ze gaan hun eigen was doen en ook die van Pol en Patrick. Arlette en ik doen onze was en ik was ook nog een lange broek van Magy. De andere mannen hadden voor ze vertrokken naar Santa Anita het vuil uit de bak naast de wc’s en de afvalton op het terras leeggemaakt. Daarna hebben de vrouwen koorden gespannen en de was omhoog gehangen buiten onder het afdak. Dan heb ik mijn laarzen en mijn wandelschoenen gepoetst want ze hingen vol modder. Intussen was iedereen terug. Ik heb ook mijn boek wat aangevuld met nota’s. Daarna gingen we buiten in een kring zitten en overlegden wat we allemaal in de vitrinekast zouden leggen. - een paar laarzen - een hoofdlamp - muskietennet - alle kleuren van dunne kaarsjes (ceremonies) - affiches of foto’s - zaklantaarn - - - geschenkzakje in krantenpapier - kleine afwasbak (ceramiek) - een zaaizak - een bloesje van Guatemala - Gallo bierblikjes - zeep om kleding te wassen - schelpjes die we vonden aan de rivier - kommetje waar ze cacao in serveren - een dikke sigaar (ceremonies)
- een machete - maïskolf in verschillende kleuren - bruine bonen - een zak meel - gedroogde bloemen - gedroogde paprika’s, pepers - cacao - koffie - tortilla’s - thee Daarna een volksdansje en een dansje ingeoefend voor het schoolfeest van zaterdag. Toen de kinderen van de school recht over ons verblijf dit in het oog kregen, kwamen ze overgelopen. Ze kwamen een kijkje nemen en hun handwerkjes tonen. Ze waren fier dat we complimentjes gaven. Pol ging een potje binnen halen en toonde aan de kinderen hoe je zeepbellen kon maken. Lachen en giechelen en dan probeerden ze het zelf eens, wat nog lukte ook. Ze kregen het potje van Pol want de meester riep hen terug. De kinderen lieten het zien aan de meester en het toppunt van al was dat de meester ook bellen aan het blazen was. Dan begon het te regenen. We deden gauw de was naar binnen. Maar de bui duurde niet lang dus wat niet droog was kon achteraf terug buiten. Daarna hadden we een heel lang gesprek met Manuel over de betekenis van de kleuren van de kaarsen, over wat ze offeren, over de tabak en de vredespijp, over een ceremonie, de
voorbereiding dagen ervoor en dagen erna en over de vlammen in het vuur. Ik heb dit alles al uitgebreid beschreven toen we een ceremonie mochten meemaken in Chinamokooch. Intussen was het al laat geworden, want het was al donker. Dan zijn we gaan avondeten in een comedor hogerop het plein. ’s Middags waren we daar immers iets gaan eten. Omelet met tomaat, tortilla’s en cola. Op Marina’s hoofd zat er intussen een grote sprinkhaan. Gelukkig was ze niet bang. Dat was een moment om een foto te maken. Manuel zei dat een sprinkhaan die bij jou kwam geluk bracht. Dan hebben we ook nog een grote spin gezien die op de muur zat. Daar hebben we ook een foto van genomen. Daarna zijn we verdergegaan naar ons verblijf, Magy is blijven praten met Manuel en Eva. Eva is gebleven omdat Magy het vroeg. Ze zijn daar nog lang blijven praten. Wij hadden intussen al tafels buiten gesleurd en stoelen onder het afdak gezet. Kaarsjes aangestoken, wijn en bekers op tafel gezet, bier gekoeld in een emmer en versnaperingen, die we in Chinamokooch gekregen hadden, in de kommetjes gedaan. Dan begonnen we met een grote evaluatie van de voorbije dagen. De evaluatie was al bezig toen Eva en Magy terugkwamen.
Na de vergadering hebben we nog nagepraat en daarna hebben we afgeruimd. Toen was het bedtijd en om 23.30 uur zijn we gaan slapen.
Vrijdag, 19 september 2008 Vertrek naar het Indiaans dorp Koopala 6.30 uur opgestaan, sanitaire voorzieningen en omkleden. In de comedor gaan ontbijten: bouillon, rijst en kerriesaus. Terwijl we aten kwam de delegatie die naar Santa Anita geweest is, binnen in de comedor. Daarna terug naar ons verblijf maar er was geen tijd om vragen te stellen want we moesten inpakken. Dan alles naar buiten gedragen dat mee moest in de pick-up, ook alles voor de nacht, want we zouden daar blijven overnachten. Nadat alles ingeladen was vertrok de pick-up. Magy wilde niet in de pick-up; ze wou wandelen met Bart. Dus zijn Magy en Bart te voet vertrokken. Fons heeft ons afgezet aan de rivier en dan is hij teruggereden om Magy en Bart te gaan oppikken. Daar gekomen genoten we van de prachtige natuur.
Wadend zijn we voorzichtig de rivier overgestapt. Het was glibberig op de dikke keien en het water van de rivier was krachtig. We hielpen elkander om over te steken. Er was daar nog geen brug. Dan waren we aan de overkant. Foto’s nemen was hier zeker de moeite waard. Onderweg zagen we prachtige vlinders in alle kleuren en we hebben ook kleine schelpjes gevonden. Dan terug naar het water gegaan en wat gerust, we moesten toch wachten. Na een tijdje kwam Fons erdoor en hij liet Magy en Bart uitstappen. Met hulp van mannen die daar toevallig waren is Fons door de rivier geraakt. Dan stapten we in de pick-up en reden verder richting dorp, ondertussen genietend van het landschap. In het dorp Koopala woont een gemeenschap van teruggekeerde vluchtelingen uit Mexico. In het dorp reden we naar een houten schuur. Hier hebben we de rugzakken uitgeladen. De wanden waren in houten latten met grote spleten tussen. Er stonden houten banken op de aarden vloer en het dak was in golfplaten. We hebben nog foto’s genomen van een paar hagedissen maar die waren heel vlug. Fons is daarna gaan parkeren op de weg, want indien hij op deze plaats bleef
staan, zou hij wel eens kunnen vast komen te zitten in de modder. Nu was het nog warm en de zon scheen, maar als ‘s nachts zou regenen zou hij niet meer weg kunnen omwille van de modder. De bewoners van het dorp kwamen zich voorstellen. Wel droegen de vrouwen een heel andere klederdracht: strakke rokken en fel gekleurde bloezen. Ze waren heel vriendelijk. Er werd beslist dat we per twee in een gezin gingen logeren. Helga en Myriam Pol en Patrick Bart en Magy Fons en Eva Arlette en Linda Lydia en Marina Marcel en Manuel Een man kwam met een slang aangewandeld die hij voor ons gepakt had. Het was een giftige. Hij hield de kop van de slang goed vast.We mochten ze ook eens voelen en hij liet de giftanden zien. Fascinerend. We gingen daarna naar het gezin waar we deze nacht zouden slapen. Marcel ging mee en droeg mijn rugzak. Aan het huisje aangekomen moesten we onze laarzen uitdoen want de vrouw had pas gepoetst. Er werd dan aangewezen waar we gingen slapen; ondertussen ging Marcel de anderen helpen. De gastvrouw is een weefster en haar naam is Magdalena. Haar man heet Augusto; ze hebben twee kinderen, een jongen en een meisje. We werden hartelijk ontvangen. Dan weer afscheid genomen want we gingen een wandeling maken in de omgeving. Prachtig, naar de Rio Negro = Zwart Water.
De Rio Negro was groot en het was er ook mooi. Canoa o lancha = kano boot met motor. Er lagen eigenlijk drie kanoboten in het water. Twee met een motor en een kano volledig gezonken. Je zag nog alleen de randen van de bovenkant. Fons maakte een grapje: eerst de kano leegscheppen eer we er morgen gingen mee varen. We zijn daar een uurtje gebleven. We hebben zelfs in een kano gezeten terwijl vertelde Fons over de omgeving. Hij had zijn laarzen uitgetrokken en zat met zijn voeten in het water. Ik had daar nog uren kunnen zitten. Ik kreeg daar zo een rustig gevoel. Dan de omgeving wat verkend en foto’s getrokken van al dat moois. We zagen daar ook mooie witte bloemen. Aan een winkelstalletje iets gedronken want van het wandelen hadden we dorst gekregen. We hebben ook typisch gebak gekocht. Dan gingen we terug naar het gezin waar we logeerden, waar we een maaltijd aangeboden kregen. We moesten nog even wachten op de bank op het terras en dan was het tijd om naar de keuken te gaan. We moesten fel bergaf om in de keuken te geraken. Binnen in de keuken was het donker. Je kon niet alles goed onderscheiden.
We kregen gebakken bananen, tortilla’s, bruine bonen en sap van limoen met suiker en gekookt water om te drinken. We wilden afwassen maar we mochten het nu niet doen. Na het eten zijn we terug onder het afdak gaan zitten. Magdalena gaf een demonstratie met haar weefgetouw en we keken boeiend toe. Daarna kwam haar dochtertje aan met een zeef maïskolven en ze vroeg of we die wilden kolven. Het dochtertje deed voor hoe het moest. We waren er vlug mee klaar. Daarna kregen we een vrucht die we niet kenden. De vrouw sneed de vrucht in 4 stukken; we kregen elk een stuk om te proeven. Er zaten hele
grote, zwarte pitten in en de vrucht smaakte een beetje naar mango. Nadat we het terras afgeborsteld hadden, stelde Magdalena een paar van haar werkstukken tentoon. We kochten elk een zaaizak met motieven op. Er was zelfs een ritsluiting aan. We betaalden elk 80 quetzal. Dan moesten we weer samenkomen op het grote plein, aan de houten schuur. Daar vertelde Eva dat ze naar een waterzuiveringsinstallatie was gaan kijken samen met Fons. Die installatie bestond uit een grote bak met zand en keien met planten erin. Zo zuiveren ze het water. De vergadering zou beginnen om 5 uur in de namiddag in de grote schuur. De dorpelingen kwamen hier allemaal samen, ook de vrouwen. Ze zaten wel apart in de zaal. Dan begon de vergadering. Lydia had me voor de vergadering gezegd dat ik een dankwoordje moest brengen van onze groep, en ik was al in mijn eigen aan het voorbereiden. Vergadering met de cocode van niveau 1 (de dorpsraad voor ontwikkeling) - Meester Rigoberto opent de vergadering en heet ons welkom. Hij is blij dat wij zijn land, hun geschiedenis, hun levenswijze en de opvoeding van hun kinderen willen leren kennen. - Hij vraagt ons voor te stellen. Fons vertaalde alles aan de dorpelingen. - Lydia gaf de inleiding, ze toonde ons boek en stelde al de thuisdiensten voor. Ze deed de werking van het Sociaal Huis uit de doeken. Ondertussen ging het fotoboek rond. - De dorpelingen vertelden hun verhaal. Uit het verslag van Marcel
‘Fons legt ons uit dat K’oopala La Esperanza een dorp is dat opgericht werd met teruggekeerden (retornados) uit Mexico na de burgeroorlog. Ze zijn van verschillende etnische gemeenschappen en spreken verschillende talen. De meerderheid is Mam, die vroeger in Ixcan leefde. De Q’eqchi’s vertegenwoordigen maar 10 %. Ze spreken allen Spaans. Ze zijn goed georganiseerd. Zij hebben meer buitenlandse hulp gekregen dan de andere gemeenschappen, waarmee ze weinig communicatie hebben. Er wonen 98 families. 86 daarvan hebben elk een 5,5 hectare land; de nieuwe gezinnen moeten zelf grond kopen. Het dorp wordt bedreigd door een stuwdam. Morgen gaan we op de stroom (el Rio Negro of el Río Chixoy) varen met een canoa lancha, een getimmerde boot met motor.’ De regen klettert intussen op het golfplaten dak. Andere elementen uit de vergadering: - Meester Rigoberto heeft horen spreken over de bedoelingen van de zusterband met Nimlahakok en over de steunverlening. Er zijn projecten over recyclage en voor sanering van vervuild water. - Enrique vertelt: we wonen hier al 10 jaar sinds we moesten vluchten. We zijn van Mexico gekomen. - We hebben een lagere basisschool opgericht die heel goed functioneert. Sinds 4 jaar is er ook een instituut voor de lagere graad van het middelbaar onderwijs. Er komen ook kinderen van de andere dorpen naar de scholen. Met de hulp van buitenlanders zijn die scholen opgericht. - Er worden ook vragen gesteld over onze landbouw. - Dan kwamen de vrouwen aan bod. Magdalena Peros Ortez stelde zich voor. Het was de vrouw bij wie we deze nacht zouden slapen. - De vrouwen zijn sinds 1982 samengekomen in vluchtelingenkampen. Deze indiaanse vrouwen vertelden over hun eisen en rechten om naar hun geboortedorp in Guatemala terug te keren. - Kinderen kosten veel geld en daardoor zijn ze beginnen te weven om geld in de lade te krijgen. Dat is een oude traditie die ze terug opgang gekregen hebben. - In Koopala zijn er 80% van de vrouwen die weven. In Nimlahakok zijn er 2% van de vrouwen die weven. - Ze kunnen niet reizen omdat ze onvoldoende middelen hebben. - Magdalena dankt onze groep omdat we naar hun land gekomen zijn om de dorpen en de dorpelingen te leren kennen, om hun gewoontes en hun dagelijks leven te ontdekken. Dan is het weer de beurt aan Enrique. - Hij dankt ons omdat we zo’n lange reis wilden ondernemen. - Zij proberen te leven zoals hun voorouders leefden, danken hun grond en hun Tzultaq’a: de god van berg en dal. - Ze hopen dat wij hun kunnen steunen met raad zodat ze iets kunnen leren want ze willen meer vooruit komen. - Ze willen een betere vergaderruimte. Hij verontschuldigt zich voor deze vergaderruimte, het lekkende dak en alle mankementen. - Hij zei ook dat er door het slechte weer zo weinig dorpelingen aanwezig waren. - Ze vragen steun om werk te vinden. - Ook wordt de kardemom veel te goedkoop verkocht. - Er is een weg maar een brug ontbreekt, grote camions geraken hier niet en daardoor is er ook minder verkoop. - De gezondheidszorg is hier nog niet zoals bij ons, ze hebben heel weinig medicijnen en in de omliggende dorpen kunnen ze ook niet helpen. - Onder de kinderen vallen nog doden door ziekten die ze niet op tijd kunnen behandelen.
De kinderen kunnen niet verder studeren in het een hoger middelbaar, ze vragen studiebeurzen. - Fons was in de weer om alles te vertalen voor ons. - Dan nam Marcel het woord. Hij deed een dankwoordje en sprak over solidariteit. - Dan zei ik een dankwoordje; dat kwam recht uit mijn hart kwam. Wij hadden het er voor over om zo een lange vlucht te maken want we worden beloond met heel veel hartelijkheid, overal waar we ontvangen werden in jullie land. We worden ook beloond door de prachtige natuur die we mogen bewonderen. We danken ook de gezinnen waar we mogen logeren. -
Dan gingen Lydia en Marcel vooraan staan en ze vroegen aan de kinderen vooraan te komen staan en dan zongen ze het lied van Guatemala, Tierra linda. De kinderen zongen mee. Het was pikkedonker toen de vergadering afgelopen was. De vrouwen waar we gingen slapen stonden ons op te wachten aan de uitgang van de schuur. We gingen samen tot aan hun woning maar ondertussen regende het hard. We deden onze laarzen uit voor we de kamer binnen gingen. We hebben alles uitgepakt voor de nacht, ons luchtmatras opgeblazen, onze slaapzak uitgepakt en de kamer verkend. Van de twee bedden die er stonden was er maar één gedekt, dus daar zou waarschijnlijk nog wel iemand komen slapen. Arlette nam het bed en ik installeerde mij naast haar op mijn matje. Na een tijdje kwamen ze ons roepen om te komen eten. We deden onze laarzen terug aan want we moesten langs buiten een bergje af naar de keuken. Het paadje was glad en glibberig. Ik moest dringend naar het toilet. De gastheer toonde waar het was maar ik was maar aan het zoeken en vond het niet. De gastheer is mee buiten gekomen en de wc was achter de keuken, heel ver de tuin in en hij heeft bijgelicht tot ik er was. Het was een hokje en er waren stenen voor gestapeld want het stond hoger van de grond. Mijn hoofdlamp kwam nu goed van pas en ik moest even slikken maar de nood was hoog want ik had diarree. Dan terug gesukkeld naar de keuken. Ik voelde me misselijk en mijn maag deed raar. Ik probeerde wat te eten, maar ik kreeg bijna niets binnen. Ik legde aan de gastvrouw uit dat ik krampen had en dat ik mij ziek voelde. Ze gaf me twee glazen limoensap en zei dat het wel ging beteren. Ik heb alleen gebakken banaan gegeten met suiker erop. Arlette heeft goed gegeten. De gastheer had nog twee stukken cake. Eén stuk hebben we gedeeld en één stuk heeft hij voor ons in een zakje gedaan. Daarna gingen we terug naar onze kamer en we maakten ons klaar voor de nacht. Daar maakten we kennis met het zoontje. Het was een lief jongetje en hij moest het andere bed in. Hij zou dus in de kamer bij ons slapen. Maar hij was een beetje ondeugend want hij liet telkens de lucht van het hoofdkussen van mijn luchtmatras ontsnappen. Dat vond hij zo amusant en hij moest er telkens mee lachen als ik een vinger maakte. Dan blies hij het kussen terug op en zo verschillende keren achter elkaar. De jongen probeerde ook mijn slaapzak uit. Hij vroeg wat aan ons en wij probeerden ons verstaanbaar te maken. Ik begon over het liedje van Guatemala, Tierra Linda en wij zongen het. De jongen zei ons dat de tekst van het liedje langer was. Ik vroeg aan hem om dit op te schrijven. Met veel inspanning heeft hij dat in mijn schrift geschreven. Daarna gingen de andere bewoners slapen en het jongetje moest zijn bed in.
Eigenlijk sliepen we in dezelfde kamer als de ouders en het dochtertje. Er was een halve muur met langs weerskanten een opening zonder deur zodat we elkaar konden zien. Dan deden ze plots het licht uit. Gauw mijn hoofdlamp opgezet want ik moest nog mijn medicatie nemen en wilde nog even buiten om een sigaretje te roken. Rond 22.30 uur zijn we gaan slapen en ik ben toch in slaap gesukkeld ondanks de krampen in mijn buik.
Zaterdag, 20 september 2008 Van Koopala terug naar Nimlahakok Normaal was er afgesproken dat we een boottocht gingen doen. Dit ging niet door want het was te gevaarlijk omdat er boomstukken in het water dreven en die zouden tegen de boot kunnen opbotsen of de schroef van de motor kunnen blokkeren. Dit kwam door de hevige regenval van de vorige nacht. Om 6 uur ‘s morgens opgestaan, vlug omgekleed, want we moesten dringend naar het toilet. Buiten deden we onze laarzen aan en we gingen op weg. Het was nu al klaar en daardoor was de wc gemakkelijk te vinden. Het regende nog steeds. Als het klaar is zie je pas hoe vuil het toilet was. De pot zag er niet uit. Ik had nog steeds diarree. Dan naar de waterbak gegaan waarin ze afwassen buiten onder een afdak. Eerst onze handen gewassen en daarna hebben we de afwas gedaan van de dag tevoren. Er was geen warm water, geen zeep, geen spons of afwasdoek en ook geen handdoeken, begin dan maar. Dus maar wrijven met onze handen en alles afspoelen en omgedraaid laten uitlekken. Dan zijn we alles gaan inpakken zodat alles klaarstond om te vertrekken. Om 7 uur kregen we ontbijt: gebakken bananen, aardappelen, groenten en koffie. Ik kon niet eten maar ik moest van Magdalena twee glazen limoensap drinken. Dat was goed voor de darmen, zei ze. Ik nam ook een pilletje tegen diarree en eentje tegen de misselijkheid. De groep kwam om 8 uur samen. Dus we gingen na het eten in de richting van de schuur. Iedereen moest zijn rugzak en zijn persoonlijke spullen gaan oppikken. Marcel ging met ons mee want we moesten nog afscheid nemen van het gezin waar we logeerden. We moesten ook nog ons verblijf regelen. Augusto wilde eerst niets aannemen maar ik drong aan en zei dat het geld voor de kinderen was. Dan namen we afscheid. Magdalena wuifde ons na.
Daarna kwamen we terug bijeen in de schuur. De dorpelingen kwamen afscheid nemen. Fons moest nog eerst gaan bijtanken en na een tijdje kwam hij aangereden. De rugzakken in de pick-up geladen. Arlette naast Fons en achteraan Bart, Magy en ik. De anderen gingen al te voet. Wij reden dan terug naar Nimlahakok waar Bart alles moest inpakken. Rond 10 uur in de voormiddag kwamen wij aan in Nimlahakok waar we de pick-up hebben leeggemaakt en alles naar ons verblijf gedragen. Dan is Fons weer vertrokken om de anderen van onze groep op te pikken. Daarna heb ik mij gedoucht en mijn haar gewassen, want we hadden in Koopala geen water gezien om ons te wassen. Arlette heeft daarna mijn haren uitgekamd. Ondertussen was Fons terug met de anderen. Fons, Bart, Magy, Arlette, Helga, Myriam, Pol en Lydia namen afscheid van ons want ze vertrokken naar Coban en wij wuifden hen uit. Wij, Eva, Marcel, Marina, Patrick, Linda en Manuel bleven achter in het dorp. Daarna heb ik het badkamertje geschuurd en de wc gepoetst. Ook de douche kreeg een beurt. Patrick heeft uitgeborsteld. We hebben de emmer leeggehaald en in de ton in een plastieken zak gedaan, alle rommel opgeruimd en de lege flesjes weggedaan. In het winkeltje kocht ik plastieken sandaaltjes voor 22 quetzal en ook droge koekjes en drank. Patrick was meegegaan want hij moest nog pastilles hebben voor zijn keel. Dan terug naar ons verblijf waar we gingen rusten. Eva lag op haar matje op het terras. Wij zaten op de bank. Patrick en ik waren beiden ziek van de diarree en krampen in onze buik. Elk op toer naar de wc. Ik ben ‘s middags ook niet mee gaan eten. Ik dronk cola en at droge koeken en een paar appelsienen. Kwart voor drie zijn Eva, Marcel, Manuel en Hugo (gemeenschapsleider) vertrokken naar het kruis op de berg. Uitleg Cruz de los Martires: Het kruis van de martelaren. Het is een monument om de gesneuvelden van de burgeroorlog te herdenken. Onze groepsleden hadden geluk want ze kregen een lift dus moesten ze de lange weg niet te voet doen. Het monument zelf draagt de namen van 916 mensen die in de heuvels rondom Nimlahakok gesneuveld zijn (waaronder enkele familieleden van Hugo en een zekere Maria Cholom die vermoord werd toen ze zwanger was). Het werd opgericht in 2005 met hulp van Bernard en met steun van verschillende scholen in de omgeving van Herent. Elk jaar op 1 november worden hier deze mensen herdacht in het kerkje op de berg. Er is ook een Maya offerplaats. Hugo vertelde nog wat over zijn aangrijpende levensverhaal (in de finca, als
godsdienstige en als guerrillaleider en over zijn vlucht naar Mexico). Dank zij Eva heb ik dit verhaal kunnen opschrijven. Ze waren twee uren weggeweest. En dank zij Marcel had ik foto’s want hij had mijn fototoestel mee. Omgaan met en begraven van doden (uit het verslag van Marcel) ‘Een dode wordt naar huis gebracht; Hij wordt 4 keer gewassen. Een nacht lang zijn er vele mensen samen met bloemen. Dan volgt de misviering of een protestantse dienst. Daarna wordt de dode begeleid door een oude man die wierookt. Wierook is het voedsel van de goden en neemt de geest van de dode mee. Dan wordt het lichaam naar het kerkhof gebracht, gelegd in een kist of in een mat, mooi gekleed. Een potje met voedsel wordt mee gegeven voor de lange reis naar de onderwereld. Na de begrafenis volgt een noveen van 9 dagen met katholieke gebeden. Buren en familie komen meebidden. Na 9 dagen en na 40 dagen is er een herdenkingsmis en jaarlijks is er het jaargetijde. Voor de Maya’s zijn we voorbijgangers in het leven. De geest van doden blijft bestaan. Een dode komt terug naar zijn huis. Zijn lievelingseten wordt bij herdenkingen voor hem klaar gezet. Als dat niet gebeurt, komt de geest u bezoeken met kwade gedachten. Voorouders worden aanroepen om deel te nemen aan het feest.’ Daarna worden we uitgenodigd in de school voor een culturele avond om 17.30 uur. We worden er hartelijk ontvangen. We nemen stoelen mee uit ons verblijf. Don Juan speelt trommel en fluit. We genieten van een optreden van de kinderen die verkleed zijn en van steltenlopers die over en weer lopen en kunsten tonen. Daarna moesten we plaatsnemen onder het afdak voor het podium. Hugo, de burgemeester, kondigt het schoolfeest aan. De kleuterleider speecht. De school is prachtig versierd.
Er hangt een mooie tekening van de kleuterleider aan de muur met symbolen van Guatemala en Nimlahakok. Er waren bijna 30 optredens van kinderen en ook de groteren kwamen aan bod. Een groepje mannen en kinderen dansen en zingen en dragen een gedicht voor.
Ze spelen ook toneel over het leven van de boer en het dagelijkse leven: over het zaaien van maïs, bidden en zegenen van het veld met wierook. Meisjes met een kaarsje bidden in de vier windstreken, anderen maken eten, schenken cacao, delen eten uit enz.
Zelfs een aantal ouderlingen die met de mayeja’k bezig zijn in de kapel doen drie dansen. Ze zijn gekleed met een hoofddoek in de nek gebonden en hebben een zaaizak, een heupgordel en laarzen aan. Ze dansen op marimbamuziek. Dan zijn er ook grotere meisjes en jongens, modern gekleed in jeans, die gitaar spelen en dansen op moderne muziek.
We kregen elk een grote cola. Dan was het de beurt aan Marcel. Hij heeft een gedicht voorgedragen en hij zei dat we met de groep iets voorbereid hadden, maar omdat al meer dan de helft van de groep reeds vertrokken was kon het niet doorgaan. Daarna was het feest afgelopen. Om 22.30 uur liepen we naar ons verblijf, maar simpel was het niet want het was intussen pikkedonker en enkelen hadden hun hoofdlamp niet bij. Dus gingen we al sukkelend hand in hand op stap en hopend dat we niet vielen. Daarna zijn Marcel en Eva nog naar de ceremonie gegaan in de kapel. Er was marimbamuziek; we hoorden het tot in ons verblijf. Wij zijn ongeveer om 23 uur gaan slapen. Eva is ‘s nachts om één uur teruggekomen en Marcel een half uur later. Achteraf vertelde Marcel dat ze de offers al aan het verbranden waren en dat de ceremonie bijna gedaan was.
Zondag, 21 september 2008 Vertrek en afscheid uit de dorpen en terugkeer naar ADICI Marcel wekte ons om 7 uur. Nadat we aangekleed waren, hebben we alles ingepakt in onze rugzakken. Alle pakken en zakken werden bijeengezet. Dan hebben we wat gewacht want we gingen bij Abel eten. Nog wat foto’s gemaakt van ons verblijf. Ik had echt spijt dat we van de dorpen afscheid moesten nemen. Ik had nog twee pakjes kaarsen over en die wilde ik vandaag nog uitdelen. Marcel zei dat hij een pakje kaarsen aan Santiago ging bezorgen met de groetjes van onze groep en dat vond ik goed. Daarna zijn we naar de woning van Abel vertrokken. We werden er hartelijk ontvangen en mochten aan de tafel gaan zitten. We kregen bouillon, aardappel, kip, groenten, boch en cacao. Toen Abel een teken gaf, mochten we eten. Manuel was nog steeds dronken van gisteren en hij lag met zijn hoofd op de tafel en snurkte. Hij deed ook heel raar en maakte vreemde geluiden. Toen hij wakker schoot, trok hij zijn gezicht in allerlei plooien. In de eetkamer stond ook een altaar. Toen we gedaan hadden met eten vroeg ik de toestemming om foto’s te nemen van Abel, zijn gezin en van de keuken. Ik mocht. De kinderen en zijn vrouw hebben ook geposeerd. Daarna heb ik mijn kaarsjes afgegeven. Ze waren blij met het geschenk.
In het huis van Abel wonen ze met drie gezinnen. Esteban was ook al aangekomen met de pick-up. Hij moest nog naar Koopala om brandstof weg te brengen. Na nog wat nagepraat te hebben, namen we afscheid van de familie.
We hebben lang op Manuel moeten wachten vooraleer we hem zagen aankomen. Hij had de hele nacht zegeningen moeten doen en had niet geslapen. Omstreeks 10.30 uur waren we terug aan ons verblijf. Nog een paar foto’s genomen van de comedor Deysy. En nu maar wachten op Esteban en de pick-up. Omstreeks 11.20 uur konden we inladen en rond 11.30 uur zijn we vertrokken naar ADICI. Onderweg in de pick-up vertelden Esteban en Manuel heel veel. We zouden niet in slaap vallen! Ze waren uitgesproken vrolijk en plezant. Omstreeks 13.30 uur zijn we toegekomen in ADICI. De andere groepsleden waren blij ons terug te zien. Dan hebben Patrick en Marcel de zware rugzakken naar onze slaapzaal gedragen. De kleine rugzakken droegen we zelf en Lydia was heel blij dat ze de kleine rugzak terug had. Daarna hebben we daar in de grote vrouwenzaal alles in orde gemaakt en de mannen moesten nu bij ons slapen. Dan zijn we wat gaan rusten. Tijdens de middag hebben we niet gegeten. In de vooravond zijn we vertrokken met de pick-up naar Coban. We gingen naar een pizzeria in een heel groot modern gebouw (winkelcentrum). In één van de grote hallen waren allerlei eetgelegenheden. In het midden van de hal zochten we een tafel uit. We beslisten wat we gingen
bestellen: vier verschillende grote pizza’s en daarbij cola en bier. Een kleinere, verpakte pizza bewaarden we voor Bart en Magy. Het was heel lekker, ik at maar één stuk omdat mijn maag nog ontregeld was, maar de anderen hebben goed hun best gedaan. Na het eten zijn Myriam en Pol nog platte kaas en yoghurt gaan kopen voor Magy en ik vroeg om voor mij ook twee potjes mee te brengen. Marcel kocht nog drank in de supermarkt want die was nog laat open. Dan liepen we nog eens door het shoppingcentrum want we moesten toch wachten op Marcel en Pol. Het was er enorm groot en er waren nog verschillende winkels open. Daarna terug naar de pick-up en opnieuw naar ADICI. Bart wachtte ons op. Magy was aan het rusten. Bart was heel content met de pizza en hij at smakelijk. De rest van de andere pizza’s hadden we meegenomen voor Esteban en hij was er ook heel blij mee. Dan hebben we nog een groepsgesprek gehad. Na het gesprek voelde ik me wegdraaien en ze hebben me buiten op een stoel gezet in de frisse lucht. Marina bleef bij mij. Na een tijdje was ik sterk genoeg om recht te staan. Ondertussen was het al donker en het regende. Daarna ons gewassen, tanden gepoetst en ons omgekleed voor de nacht. Omstreeks 22 uur gaan slapen.
Maandag, 22 september 2008 Bezoek aan de weduwen en weefsters in Coban Omstreeks 7.30 uur opgestaan, gaan douchen en klaar om te ontbijten. Dan 8.30 ontbijten: roereieren, broodjes, koffie en yoghurt in de eetzaal van ADICI. Daarna grote evaluatie met de pluspunten en de negatieve punten van onze reis. Daarna nog koffie gedronken en dan heeft Fons ons verteld dat Magy en Bart niet met ons zou vertrekken. Magy mocht niet van de dokter. Ze moesten in Adici blijven onder toezicht van Fons en Eva en het personeel. Lydia nam ondertussen via internet contact met het Sociaal Huis en met de verzekeringsmaatschappij, die akkoord gingen met een latere vlucht voor Magy en Bart. Lydia stuurde ook nog een mail naar het thuisfront. De familie van Bart en Magy werd verwittigd zodat hun kinderen het nieuws konden vernemen. Om 11.10 uur vertrokken we met Fons naar de weefsters in Coban. Bart vroeg nog om een rok in een blauw geruite stof mee te brengen voor Magy. We stapten het gebouw binnen en we maakten kennis met de weefsters. Uit het verslag van Marcel: ‘ Consejo de Mujeres Maya, de raad van de Mayavrouwen, een organisatie die al 20 jaar bestaat en mede door Marta, de vrouw van Fons, werd opgericht. Daar wachten ons 4 vrouwen op. Een baby ligt te slapen, het kleinkind van Doña Maria Maiz. Doña Maria Maiz heet ons welkom en dankt voor het bezoek. ‘Wij zijn een groep van weduwen en werken in gans Alta Verapaz. In het begin waren er 300 groepen op verschillende plaatsen. Een deel van de leden is al overleden, maar we zijn nog met een flinke groep. De C.M.M. heeft veel vrouwen geholpen. Onze echtgenoten werden in de oorlog ontvoerd of vermoord. Velen hadden geen huis. We leefden vele jaren in onzekerheid. We bleven achter met de kinderen. We bleven achter met veel verdriet. In de dorpen waren er veel
zelfhulpgroepen waar we ons lijden konden uitspreken en elkaar moed inspreken. De groepswerking heeft ons goed gedaan. We hebben activiteiten ontwikkeld en ervaringen opgedaan. Het is een vormingsschool geweest. Ik zelf bleef ook met verschillende kinderen achter, de kleinste was nog geen jaar. Hoe konden wij ons oprichten? We hadden niet buitenhuis gewerkt. De groep heeft ons geholpen om ons lijden te verwerken. We hebben geleerd om ons beter te organiseren. Ik zelf heb mij er ook overgezet en ben gaan werken. Ik wou mijn kinderen kansen geven om zich voor te bereiden op het leven. We kwamen 1 keer per week samen. We zijn begonnen met artisanaat te maken. Dat was economisch interessant, en dat gaf afleiding. We hebben door strijd geleerd ons als vrouwen op te richten, er boven op te komen. We wilden onze ervaringen aan anderen meedelen. We gingen van dorp tot dorp en stelden ons open voor gemarginaliseerde en achtergelaten vrouwen. We spraken over de rechten van vrouwen en hebben groepen gevormd in de verschillende gemeenschappen. Onze organisatie heeft een erkenning gekregen in het departement; we hebben een vertegenwoordiging waar vrouwenzaken aan bod komen en we spreken op fora waar we uitgenodigd worden. We oriënteren ook andere groepen. Nu is er veel geweld in de families. Vele vrouwen worden achtergelaten. Er zijn veel alleenstaande vrouwen. Zij komen naar hier en vragen advies aan de C.M.M. om zich vooruit te helpen in het leven. Staatsinstellingen geven juridische steun en onderhoudsgeld en wij begeleiden groepen in dat proces. We konden bekomen dat alleenstaande moeders recht krijgen op financiële steun van de vader van de kinderen. Vanuit vele andere gemeenschappen krijgen we vragen, maar we kunnen er niet op ingaan.’ Doña Maria werkte vele jaren in de keuken van een groot restaurant waar er veel uitbuiting bestond. Ze moest er lange dagen werken tot 23u, zaterdag en zondag. Ze kreeg er geen eten. Ze had schrik en kende haar rechten niet. Met tranen in de ogen zegt ze dat ze moest werken omdat zij het geld nodig had om haar kinderen te kunnen laten studeren. Haar ogen zijn open gegaan in het contact met C.M.M. Daar heeft ze veel steun gevonden en stilaan is ze bewust geworden van de uitbuiting en van haar eigen waardigheid. Ze begeleidt nu andere vrouwen: mishandelde, achtergelaten vrouwen naar de juridische diensten en diensten voor de bescherming van vrouwen. Fons verduidelijkt dat het geweld veel te maken heeft met dronkenschap als reactie op de uitbuiting door het grootgrondbezit. Doña Maria dankt God, Fons en Marta. Ze heeft veel geleerd in C.M.M.: koken, handwerk. Daarna komt Doña Maria Louisa aan het woord. Fons zegt dat haar man een catechist was en een groot Indiaans leider. Zij dankt voor onze komst. Ook zij is een weduwe door de oorlog. ‘Ik bleef achter met 4 kinderen. Ik heb moeilijke tijden gekend. Ik kende Fons en Marta en ben zo in contact gekomen met de C.M.M. Ik kende angst en lijden. Mijn echtgenoot was ontvoerd. Ze zegden dat wij ook op de lijst stonden. Wat zou er met onze kinderen gebeuren? De werkjes maakten ons kalmer zonder te vergeten wat er gebeurde. We hebben veel psychologische hulp gekregen om door ons lijden heen te komen. We hebben veel geleerd. Dingen leren maken. We hebben kunnen verkopen en ons zo vooruit geholpen. We hebben een noodfonds opgericht om mekaar te helpen. We worden nu veel gevraagd door andere groepen.’ Vervolg van mijn verslag Hun mannen zijn gedood in de oorlog en zij hebben moeten vechten om hun kinderen groot te brengen. Eén van de vrouwen vertelde dat ze jaren uitgebuit was. Ze werkte lange dagen in een restaurant en had bijna geen vrije tijd. Ze kreeg ook geen loon dat overeen kwam met wat ze presteerde.
Daardoor zijn ze samengekomen en hebben ze de weverij opgericht. Ze weven en verkopen hun producten; zo verdienen ze geld. Ze maken ook popjes met maïsbladeren die ze aankleden in verschillende klederdrachten. Ze maken ook bloemen van maïsbladeren die een kleurtje geven. Ze knippen en plakken mooie bloemstukjes. Ze weven doeken, sjaals, bloezen, draagdoeken voor baby’s. Ze weven ook grote geruite doeken waarvan ze rokken maken. Ze borduren motieven op de stoffen. We bekeken de grote weverij op het éérste verdiep. Foto’s genomen. Daarna toonden de weefsters doeken, popjes, bloezen en tafeldoekjes die je kon kopen. We kochten allerlei doekjes en Lydia kocht een heel mooi popje in maïsbladeren. Daarna gingen we in de winkel kijken. In het winkeltje vooraan kocht Lydia een rok (stof) voor Magy, omdat Bart dat gevraagd had (blauw gestreept met zwart en wit). De rok zou daar gemaakt worden en achteraf zou Fons de rok komen halen. Je zag er stoffen in alle kleuren en mooi geweven. Marcel en ik kochten een wierookvaatje. We rekenden af en namen afscheid. Fons moest weg en wij zijn te voet naar de stad gewandeld,
want Eva wist de weg. Het was een fikse wandeling naar de stad. Een geluk dat we onze regencape bij hadden want het begon te regenen. We waren op zoek om ergens te gaan eten. Eva kende een mooi restaurant La Posada. Het was er heel chic en proper. Ook het sanitair was heel mooi met tegeltjes en spiegels. Omdat het regende, konden we niet op het terras zitten. Dat was spijtig want je had er een goed zicht op een mooie tuin. Het interieur was heel mooi, rustiek met een geweldig grote schouw, waar mooie dingen opstonden. Aan de muren hingen mooie dingen en er hing ook een grote spiegel. De tafels waren mooi gedekt. We gingen zitten aan een grote tafel. Ze kwamen de bestelling opnemen en intussen konden we het interieur bewonderen en foto’s nemen. Na wat praten beseften we dat het einde van onze reis in zicht was. Dat maakte ons wat droevig. We kregen soep met brood en daarna kip met frietjes en groenten en witte wijn. Iedereen had niet hetzelfde want je kon kiezen. Ze waren Marina vergeten, maar dat vond ze niet zo erg want ze had geen honger. Marcel zei nog: ik hoop dat dit niet het restaurant is waar de weefster gewerkt heeft want dan zou het eten niet meer smaken. En wat blijkt: het was wel degelijk het betreffende restaurant waar ze gewerkt had en waar ze uitgebuit werd!
Er was ook een patio met uitzicht op de tuin waar je kon rusten en waar de kamers op uitkwamen. Het was dus ook een hotel. Wij gingen daar wat zitten om na te genieten, wat te babbelen en wat te rusten. De ligstoelen waren blauw geschilderd en er was ook een vijvertje. Er stond een rustieke bank en smeedijzeren kandelaars onder de patio.
Daarna vertrokken we om cadeautjes te gaan kopen. In de stad kochten Myriam, Lydia en Marcel een machete en nog ééntje extra voor de vitrine. Daarna zijn we op zoek gegaan naar geldbeugeltjes. We vonden een klein winkelstalletje kort bij Santa Rita ( waar we dikwijls gingen eten). We zochten een 80 stuks voor onze collega’s thuis. De mensen daar beleefden de verkoop van hun leven. Marcel probeerde af te bieden maar het lukte niet zo goed. Ik kocht ook twee mannenbloezen; de anderen T-shirts en draagtassen. Patrick kocht een mooie draagtas en een babydraagdoek. Als alles afgerekend was gingen we verder naar de overdekte markt. We kochten allerlei zaken om in de vitrine te zetten. Pol kocht een dikke sigaar en een kleine wasbak in keramiek; Lydia zwarte bonen, kaarsen in verschillende kleuren, ronde beschilderde drinkkommetjes enz. Myriam kocht een grote ronde schotel in terracotta. We moesten daar ook naar het toilet. Het toiletpapier werd op een speciale manier gevouwen. Het was wel grappig om zien, elk kreeg anderhalve meter voor 1 quetzal. Het was leuk zo ongedwongen rond te wandelen zonder haast en we hadden tijd. Arlette kocht een jasje voor haar dochter en een bloesje. Daarna hebben we de overdekte markt verlaten en zijn we naar de typische winkeltjes geweest van terracottapotjes en van allerlei snuisterijen. We kochten met leder afgewerkte geldbeugels; ik twee en Pol drie. Iedereen vond wel iets naar zijn gading. Patrick kocht hier ook nog twee babydraagdoeken. De verkoopster toonde hem hoe je de doeken moest knopen. Dan zijn we terug gewandeld naar het eerste winkeltje en daar hebben enkelen nog draagtassen gekocht. Daarna zijn we in ons bekend eethuisje iets gaan drinken. Lydia en Myriam gingen eten kopen voor het avondmaal in ADICI. Wij bleven daar wachten want Esteban ging ons komen oppikken. We dronken bier, en we hebben ook nog gezongen van Happy Birhday want één van de serveersters was jarig. Wij en de serveersters hadden er plezier in. Intussen waren Myriam en Lydia terug van hun boodschappen en ze dronken iets mee. Na een kwartiertje kwam Esteban roepen dat er twee taxi’s klaar stonden voor ons. We stapten in de eerste taxi en Lydia zat naast mij. Toen we aan het rijden waren, stelde Lydia vast dat ze haar machete vergeten was. We vroegen de chauffeur om terug te rijden. Toen we stopten aan het café waren de anderen nog niet ingestapt en Myriam had de machete van Lydia al onder haar hoede genomen. Ze deed teken dat we door konden rijden. Alles was in orde. Na een tijdje
arriveerden we in ADICI. We waren moe van het slenteren maar we waren blij dat we onze cadeautjes hadden. Pol, Myriam en Helga gingen het avondeten klaarmaken: gesneden tomaten met pijpajuintjes, tonijn met avocado’s, kaas en hesp en lange broodjes en koffie of cola. Het smaakte lekker. Na het eten hebben we nog wat nagepraat. Ondertussen hebben Linda en Arlette alles afgeruimd en de afwas gedaan. Lydia, Fons en Bart waren in de onthaalhal van ADICI en bespraken het langere verblijf van Magy en Bart. Daarna zijn we onze rugzakken al gaan sorteren zodat we morgen niet zoveel werk meer hebben. Het was onze laatste nacht in Guatemala. Dan hadden we nog een gesprek met Bart en we dronken nog een biertje. Nog een paar foto’s genomen. (Marcel telt zijn geld)
Dan hebben we ons klaargemaakt voor de nacht: tanden poetsen, toilet, douchen, omkleden en ons bed in omstreeks 22.30 uur.
Dinsdag, 23 september 2008 Vertrek uit Guatemala Omstreeks 6 uur opgestaan, dan toilet en omkleden. Om 8 uur ontbijten: kaas, gebakken bananen en koffie en brood. Daarna uit de vitrinekast wat aangekocht: een gele schoudersjaal en twee geldbeugeltjes. Daarna onze rugzakken verzameld en naar de uitgang gedragen. Nog eens rondkijken of we alles bij hebben en dan verzamelen aan de poort.
Dan afscheid genomen van Bart, Magy en Delphine en van al de mensen die daar werkten. Het deed toch wel raar dat we noodgedwongen twee mensen van de groep moesten achterlaten, en het deed pijn dat Eva ook daar ging blijven. Want stilaan word je vriendinnen. Dan hebben we alles ingeladen in een klein busje. Fons en Eva reden nog een stukje mee. Het was nu 8.30 uur en we waren op weg naar Coban. Omstreeks 9 uur moesten we overstappen op een grotere bus en alles werd weer overgeladen. We namen afscheid van Fons en Eva. Toen we vertrokken wuifden ze ons uit. Ik moest even slikken toen we verder reden. Het was een rit van 5 uur. Ik had Fons en Eva al in mijn hart gesloten. Rond de middag stopte de bus een kwartiertje voor toiletbezoek en ook om een drankje te kopen. Daarna zijn we verder gereden. Op de bus was er veel lawaai van de film die ze afspeelden. Ik had het liever rustiger gehad. In Guatemala City moesten we weer overstappen op een kleinere bus. Alles werd weer overgeladen en dan waren we op weg naar de luchthaven. We zochten karren om onze rugzakken op te zetten en dan gingen we de luchthaven binnen. Het is een mooie luchthaven, heel modern, alles heel netjes, grijze tinten en veel glas. De toiletten waren zeer proper. Maar overal zagen we bewakers met machinegeweren. Een paar foto’s getrokken. We moesten formulieren invullen en Marcel heeft ons hierbij geholpen. Dan hebben we ons ingecheckt en de rugzakken mochten op de band. Alle
paspoorten werden grondig nagekeken en dit duurde wel even en dan was het zover. We gingen een verdieping hoger om iets te eten en te zitten. We mochten kiezen en ik nam een broodje met kip en groenten, een oranje drankje en een zakje chips was er ook bij. Na het eten wat rondgewandeld en dan zijn we op weg gegaan naar de vertrekhal waar we nog moesten wachten. Bij elkaar gezeten in de zeteltjes heb ik nog foto’s gemaakt van het vliegtuig. Omstreeks 16.45 uur zijn we in het vliegtuig gestapt. Nu hadden we een andere vliegroute van Guatemala naar Panama. Spijtig dat ik niet aan het raam zat. Door de pilletjes tegen reisziekte, hield Patrick zich goed. Omstreeks 20.43 uur zijn we geland in Panama. Daar moesten we het vliegtuig uit en iedereen kreeg een bruine kaart die we moesten bijhouden. We hebben daar wat rondgelopen en de winkels bekeken. Iets gedronken en naar het toilet geweest. Het tijdverschil was daar een uur later dan in Guatemala. Waarschijnlijk hebben ze het vliegtuig moeten bevoorraden van brandstof, van voedsel en van drank.
Er kwam alsmaar meer volk bij ons zitten. Dan was het tijd om terug naar het vliegtuig te gaan. We moesten de bruine kaart terug afgeven. Omstreeks 21 uur zochten we onze plaatsen in het vliegtuig. Nadat we alle handbagage weggeborgen hadden, maakten we ons vast. We deden onze schoenen uit en namen het dekentje en het hoofdkussen. En dan begon het vliegtuig op te stijgen. We vlogen rechtstreeks van Panama naar Madrid. Je kon de vliegroute volgen op een scherm. Ik zat nu in de middenbeuk; het was een heel groot vliegtuig dat bijna vol zat. Toen het vliegtuig op hoogte was, mocht je de gordels losmaken en vrij rondlopen in het vliegtuig. Ik was erg blij dat ik mijn vliegangst overwonnen had. Ik begon het al gewoon te worden en ik voelde mij veilig. Je kon in het vliegtuig ook tv kijken, maar mijn ogen vielen steeds toe. De stewardessen kwamen driemaal rond met eten en met drank. De vlucht duurde 10 uren. Het was mooi helder weer toen we gingen landen. Toen was het zover: gordels vast en alles liep van een leien dakje, een beetje schokken en schudden en we waren op de grond. Door de venstertjes zagen we dat het zonnig was. We namen onze handbagage en we gingen rustig het vliegtuig uit. De luchthaven van Madrid was hectisch en er was veel volk. We moesten ver stappen op roltrappen. Enorm groot was het daar en daarna gingen we naar beneden want we moesten de metro nemen naar de andere hal waar we moesten inchecken voor het vliegtuig Madrid - Zaventem. We zijn een toilet gaan opzoeken en daar hebben we ook onze tanden gepoetst, en onze haren wat gefatsoeneerd. Een sigaretje roken kon in een speciale ruimte met afzuigsysteem. We hebben ook onze horloges 8 uren vooruit gedraaid.
Intussen was het personeel bezig met onze bagage over te laden in een kleiner vliegtuig voor korte vluchten.
Woensdag, 24 september 2008 Dan was het tijd voor de ticket- en paspoortcontrole. Door de tunnel gingen we naar het vliegtuig voor Zaventem.
We gingen zitten. Het vliegtuig begon te manoeuvreren, we klikten onze gordels vast en stegen op. Het was nu 16.40 uur. Tijdens de vlucht kwamen ze rond met drank die je moest betalen. Je kon ook parfum kopen. Ik keek wat in tijdschriften en in de krant. Patrick hield zich ook goed dankzij mijn pilletjes. De landing verliep vlot (18.40 uur). Maar we mochten niet onmiddellijk uit het vliegtuig. Waarom weet ik niet. Toen heb ik een berichtje gestuurd naar mijn man. Na een tijdje mochten we eindelijk uit het vliegtuig. Om 19.30 uur haalden we de rugzakken van de band die we op karren stapelden. Daarna gingen we naar de hal waar familie en vrienden ons stonden op te wachten. Het was nu 20.10 uur. De bejaardenhelpsters, Bernard, Chris, mijn man, mijn dochter en de andere familieleden van onze groep waren er ook. De bejaardenhelpsters hadden een spandoek gemaakt met welkom thuis erop.
Het was een warm weerzien. Ze waren blij dat we heelhuids terug waren.
Wat gezellig over en weer gepraat en foto’s genomen. We hadden elkaar veel te vertellen en het was leuk zo onthaald te worden. Omstreeks 21 uur namen we afscheid van elkaar. Arlette reed met ons mee naar huis want haar man was thuis bij de kinderen. We gingen onze wagen zoeken en we laadden de grote en de kleine rugzakken in en reden dan huiswaarts. Onderweg hebben we Arlette afgezet en dan zijn we naar ons huis gereden. Ik was nu toch blij dat ik eens goed zou kunnen uitslapen in mijn eigen bed.
Verslag van Linda BUELENS Met dank aan An Crivits voor het nalezen.