WETTELIJKE KADER ALTERNATIEVE BEHANDELAARS Alternatieve behandelaars hebben met verschillende wetten te maken. Hieronder staan ze beschreven: BIG (Beroepen Individuele Gezondheidszorg) 1993 Doelen van de BIG: de kwaliteit van de beroepsuitoefening door individuele beroepsbeoefenaren te bewaken en te bevorderen en de patiënt te beschermen tegen ondeskundig handelen. De BIG is in de plaats gekomen van de oude WUG (Wet Uitoefening Geneeskunst, 1865). De WUG ging uit van verbod op onbevoegde uitoefening van de geneeskunst (beroepsbescherming): alleen de arts was bevoegd. Omdat dit niet meer aansluit bij de praktijk dat er steeds meer (alternatieve) beroepen bij kwamen is de BIG ingesteld. De BIG laat ieder vrij, op een aantal uitzonderingen na. Daarmee zijn de alternatieve behandelaars gelegaliseerd. De volgende beroepen kennen nadere regels: - Artikel 3 - beroepen: 8 beroepen, namelijk arts, tandarts, apotheker, gezondheidspsycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige, verpleegkundige. Geregeld is een register, beroepstitelbescherming, mogelijkheid tot specialisme, omschrijving bevoegdheid en opleidingseisen, met name genoemde en bij Algemene Maatregel Van Bestuur (AMVB) te beschrijven voorbehouden handelingen, tuchtrecht en medisch toezicht (onbekwaamheid) - Art 34 - beroepen: dat zijn er op dit moment 14: tandprotheticus, apothekersassistent, diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist, podotherapeut, radiodiagnostisch laborant, radiotherapeutisch laborant, verzorgende, optometrist en sinds kort de huidtherapeut. Dit zijn beroepen waarvoor alleen opleidingstitelbescherming van toepassing is. Bij AMVB worden deze beroepen geregeld of aangewezen en wordt het deskundigheidsgebied omschreven. Er is dus geen wettelijk register, tuchtrecht enz. Voor beide beroepsgroepen geldt bovendien het zogenaamde kwaliteitsartikel. Dit eist dat de betrokkene “zijn beroepsuitoefening op zodanige wijze organiseert en zich zodanig voorziet van materieel, dat een en ander leidt of redelijkerwijze moet leiden tot verantwoorde zorg. (Dit) omvat mede de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van zorg.” Uit het sindsdien gevoerde beleid (o.a. de KZI, Kwaliteitswet Zorg Instellingen) blijkt dat het niet alleen gaat om de organisatie van de zorg, maar ook om de inhoud. Voor de alternatieven zijn er geen nadere regels. Wel vallen zij onder de algemene bepalingen: - Geen schade toebrengen aan de patiënt (uit de jurisprudentie blijkt dat dit in ieder geval inhoudt: niet afhouden van een reguliere behandeling) - De strafbepalingen bij overtredingen Bovendien is in 2002 een aparte Voorlopige Maatregel van kracht geworden naar aanleiding van beschuldigingen dat alternatieve behandelaars de dood van enkele patiënten op hun geweten hadden. Daarin is geregeld dat de Officier van Justitie of de rechter die bezig is met een zaak tegen een behandelaar, deze kan bevelen zich van bepaalde handelingen te onthouden zolang de rechtszaak nog niet is begonnen ‘indien tegen de verdachte ernstige bezwaren zijn gerezen en de bescherming van de volksgezondheid dat dringend vordert’. Hoewel het er niet letterlijk staat, wordt hierbij gedacht aan alternatieve behandelaars, omdat daar geen ander vangnet voor is. Hoewel de alternatieve behandelwijzen dus niet verder gereguleerd zijn, is er een maatschappelijke opvatting ontstaan dat zij geacht worden volgens de geest van de wet te werken, dus ook te doen aan kwaliteitszorg. KZI (Kwaliteitswet Zorginstellingen) 1996 Doel: zelfordening door de zorgsector ten aanzien van het leveren van verantwoorde zorg.
Deze wet kwam in de plaats van het erkenningenstelsel, waarbij instellingen aan specifieke eisen moesten voldoen om erkend te worden door de overheid en in aanmerking te komen voor AWBZ-vergoeding. De eisen waren niet erg overzichtelijk en erg gedetailleerd. Daardoor lieten ze weinig ruimte voor eigen beleid en was de samenhang onduidelijk. Ook waren de eisen moeilijk te handhaven. Bovendien viel het groeiend aantal particulier gefinancierde instellingen buiten de regeling. De KZI geldt voor instellingen die zorg verlenen krachtens de Ziekenfondswet, de AWBZ en enkele andere regelingen. - Onder instelling wordt verstaan: een organisatorisch verband van meer dan 1 persoon dat strekt tot de verlening van de zorg. Solisten vallen er dus niet onder: die vallen onder de wet BIG. - Instellingen moeten verantwoorde zorg leveren, dat wil zeggen van een goed niveau, doeltreffend, doelmatig, patiëntgericht en afgestemd op de reële behoeften van de patiënt. Het gaat dus zowel om de organisatie als om de inhoud van de zorg. Verdere uitwerking is aan de instellingen zelf. - Er dient een bewust beleid te zijn ten aanzien van de verdeling van taken en verantwoordelijkheden, de kwaliteit van personeel en materieel en het bieden van geestelijke verzorging als patiënten langer dan 24 uur in de instelling verblijven. - De instelling dient de kwaliteit van zorg systematisch te bewaken, beheersen en zo mogelijk verbeteren. Dit kan het beste door het ontwikkelen van een kwaliteitssysteem. - De instelling dient op systematische wijze gegevens te registreren over kwaliteit van zorg. - De instelling dient jaarlijks een kwaliteitsjaarverslag te publiceren waarin aandacht besteed wordt aan de kwaliteit van de verleende zorg en aan het gevoerde kwaliteitsbeleid. Daarin dient o.a. duidelijk te worden hoe de patiënten en consumenten en hun organisaties betrokken zijn bij het kwaliteitsbeleid. Dit jaarverslag moet worden toegezonden aan de regionale Inspectie voor de Gezondheidszorg en aan het regionale patiënten/consumentenplatform. - De Inspectie kan de instelling een bevel geven: een dwingende opdracht om bepaalde maatregelen te nemen. Dit kan alleen als er direct gevaar is voor de gezondheid van de patiënten of consumenten. Ook kan hij de zorgverlening laten staken en heeft hij de bevoegdheid om in instellingen poolshoogte te nemen, gegevens in te zien, te kopiëren of tijdelijk mee te nemen. - De Minister heeft de bevoegdheid een zorginstelling een schriftelijke aanwijzing te geven, waarin staat op welke punten de zorgverlening niet voldoet en binnen welke termijn de instelling maatregelen moet nemen. Bij niet opvolgen kan hij een dwangsom of bestuursdwang toepassen. De alternatieve behandelaar valt onder deze wet zodra hij in een in de wet genoemde instelling werkt. De BIG en de KZI vormen samen de basis voor het kwaliteitsbeleid van de overheid. Daarom wordt ook de KZI vaak als norm gebruikt om de kwaliteitszorg van alternatieve behandelaars te beoordelen. WBP (Wet Bescherming Persoonsgegevens) 2001 Doel: bescherming van de rechten van de consument voor wat betreft privacy ten opzichte van derden. Iedereen die gegevens bewaart van anderen valt onder deze wet. - Geheimhouding: de behandelaar dient alles wat hij met de patiënt bespreekt vertrouwelijk te behandelen (beroepsgeheim). Alleen eventuele andere behandelaars mogen op de hoogte zijn van de gegevens. Voor informatieverstrekking aan derden dient de patiënt toestemming te geven. - Uitzonderingen op het beroepsgeheim zijn: als er toestemming is van de patiënt, als een andere wet het expliciet voorschrijft, als er sprake is van een noodsituatie. - Privacy van de ruimte: de behandelingen dienen te worden gegeven zonder dat derden dit kunnen zien of horen. - Privacy van de behandeling: tijdens de behandeling dient de privacy van de patiënt zoveel mogelijk gerespecteerd te worden
- Beveiliging: de gegevens moeten beveiligd worden tegen inzage door derden. - De behandelaar moet passende technische en organisatorische maatregelen nemen om het verlies van gegevens of onrechtmatige verwerkingen tegen te gaan. Bijvoorbeeld door wachtwoordbeveiliging op de computer, toegangsbeveiliging of het gebruik van firewalls bij koppeling van het systeem met het internet. - Ook dient de behandelaar onnodige verzameling en verder gebruik van persoonsgegevens van persoonsgegevens tegen te gaan, bijvoorbeeld door de gegevens te ontdoen van naam en andere identificerende kenmerken. - De behandelaar dient tevens maatregelen te nemen tegen onjuist gebruik van de gegevens binnen zijn organisatie. - Informatieplicht: de behandelaar dient de patiënt te informeren over het verzamelen van zijn naam, adres, het doel van het verzamelen en eventuele nadere bijzonderheden die inzicht geven in het gebruik van de gegevens. - Verwerking: de gegevens dienen op een behoorlijke en zorgvuldige manier en in overeenstemming met de WBP en toepasselijke andere wetten verwerkt te worden. - Inzagerecht: de behandelaar dient een verzoek tot inzage of informatieverstrekking over het gebruik van de gegevens binnen 4 weken honoreren. Hij mag hiervoor een vergoeding van ten hoogste €4,50 vragen. - Recht op verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming (correctierecht): verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming van de gegevens door de patiënt zijn mogelijk als de gegevens door de behandelaar feitelijk onjuist, onvolledig of niet ter zake dienend zijn voor het doel of de doeleinden van verwerking. De behandelaar dient binnen 4 weken te reageren op een dergelijk verzoek van de patiënt. Een weigering moet hij motiveren. In geval van inwilliging dient de behandelaar eventuele andere organisaties aan wie de betreffende gegevens zijn verstrekt, zo snel mogelijk op de hoogte te stellen. - Toegestane doeleinden: gegevens mogen alleen verwerkt worden voor de doeleinden waarvoor ze oorspronkelijk verzameld worden. - Meldingsplicht: in principe dienen gegevensverwerkingen gemeld te worden aan het College Bescherming Persoonsgegevens (de vroegere Registratiekamer). Het gaat daarbij om de openbaarmaking van het doel van de gegevensverwerking en de belangrijkste kenmerken ervan. Deze verplichting geldt voor gegevens die op wat voor wijze dan ook in een computer verwerkt worden, niet voor handgeschreven administraties. Vrijstellingen van deze meldingsplicht zijn geregeld in het Vrijstellingsbesluit. Artikel 16 van het besluit stelt beroepsbeoefenaren onder de wet BIG vrij. Uit de toelichting bij het besluit blijkt dat alleen beroepsbeoefenaren volgens artikel 3 en 34 van de wet BIG (zie BIG, Beroepen Individuele Gezondheidszorg, 1993) hier onder verstaan worden. Dat zou betekenen dat alternatieve behandelaars niet zijn vrijgesteld. Echter, de strekking van het vrijstellingsbesluit is om die gegevensverwerkingen vrij te stellen die veel voorkomen en waarvan het bestaan algemeen bekend mag worden verondersteld. Daarvan neemt het Besluit aan dat de inbreuk op de privacy onwaarschijnlijk is. Als voorbeeld staat in de toelichting een patiëntenadministratie, die bovendien gekoppeld is aan de geneeskundige behandelovereenkomst (zie WGBO, Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst, 1995. Bovendien is er ook een vrijstelling voor gegevens over het verrichten van diensten in artikel 13. Daarbij kan het ook gaan om het verwerken van gegevens over iemands gezondheid. Deze gegevens worden door de betrokkene zelf aangeleverd, althans hij geeft voor de verwerking ervan zijn uitdrukkelijke toestemming, en ze maken onderdeel uit van de overeenkomst die hij met de betreffende dienstverlener heeft. Dit is dus vergelijkbaar met de regeling voor de in de wet BIG genoemde beroepen. De voorzichtige conclusie is dan ook dat alternatieve behandelaars zijn vrijgesteld van melding zolang ze binnen de grenzen blijven van artikel 13. Let op: Vrijstelling van melding stelt NIET vrij van de andere verplichtingen die voortvloeien uit de WBP
Het is de verantwoordelijke zelf die in eerste instantie beoordeelt of voor zijn verwerking een vrijstelling geldt. Bij twijfel dient u deskundig advies in te winnen, bijvoorbeeld bij het CBP (zie www.cbpweb.nl WGBO (Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst) 1995 Doel: versterking van de positie van de patiënt in de relatie met de zorgverlener. De wet betreft ‘alle verrichtingen – het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen – rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en er toe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel deze verloskundige bijstand te verlenen’. De wet regelt enerzijds de omgang tussen patiënt en zorgverlener, anderzijds het beheer van de dossiers, als verbijzondering van de privacywetgeving. Wat betreft de omgang is het belangrijkste de notie van informed consent: dit houdt in dat de patiënt, na geïnformeerd te zijn, toestemming geeft voor de behandeling. Voor de zorgverlener houdt dit in: - Informatieplicht tav behandelwijze en verloop behandeling. Hierbij hoort ook het aangeven van risico’s en alternatieven. - Vragen om toestemming van de patiënt. Die hoeft niet per se schriftelijk gegeven te worden, maar het verdient wel aanbeveling - Informatie over de rechten van de patiënt: de behandelaar is verplicht de patiënt te informeren over diens rechten t.a.v. het dossier - Geheimhouding tov derden: de privacy dient op alle mogelijke manieren gewaarborgd te worden. Wat betreft de dossiervorming gaat het om het volgende: - Dossierplicht: de behandelaar dient een dossier te voeren over alle patiënten. Daarin zijn genoteerd: de persoonlijke gegevens van de patiënt, de anamnese gegevens, de verrichte handelingen en het verloop van het proces. - In het dossier worden alleen die gegevens bijgehouden die voor de behandeling noodzakelijk zijn. - Bewaartermijn: Het dossier dient minimaal 10 jaar bewaard te worden. Na die tijd dient de behandelaar het dossier te vernietigen, tenzij er redenen zijn om het langer te bewaren. - De patiënt kan ook zelf om vernietiging vragen. De behandelaar dient dit te honoreren, behalve wanneer een ander daar ernstig nadeel van zou ondervinden. Hij moet zijn weigering motiveren. - Inzagerecht patiënt: de patiënt heeft recht op inzage in zijn eigen dossier, met uitzondering van die gegevens die niet over hemzelf gaan. - Beveiliging: Alleen de behandelaar(s) en de patiënt hebben het recht het dossier in te zien, tenzij de patiënt uitdrukkelijk toestemming verleent aan derden. De behandelaar dient de dossiers zorgvuldig te bewaren: ontoegankelijk voor derden. - Kopieerrecht patiënt: de patiënt heeft recht op een kopie van het dossier of een gedeelte ervan. De behandelaar mag daarvoor een redelijke vergoeding vragen. - Correctierecht patiënt: De patiënt heeft het recht zaken in het dossier die volgens hem niet kloppen te laten corrigeren. Als de behandelaar daar niet op in wil gaan, moet hij dit motiveren. De patiënt kan ook zijn eigen visie opschrijven: de behandelaar dient dit dan aan het dossier toe te voegen Hoewel niet alle alternatieve behandelwijzen werken met termen als ziekte en genezen is er een maatschappelijke opvatting ontstaan dat zij allen niettemin volgens deze wet zouden moeten werken: er is immers sprake van behandeling in een hulpverlenerrelatie. WKCZ (Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector) 1995 Doel: enerzijds het verstevigen van de positie van de patiënt door het bieden van een laagdrempelige klachtmogelijkheid, zo mogelijk leidend tot genoegdoening bij de klagers, anderzijds het benutten van klachtsignalen om de kwaliteit van zorg te verbeteren. De WKCZ geldt voor instellingen die zorg verlenen krachtens de Ziekenfondswet, de AWBZ en enkele andere regelingen en houdt in:
- Praten met behandelaar is de eerste stap: dat maakt duidelijk dat er iets aan de hand is en geeft de zorgverlener de kans er iets aan te doen. Eventuele misverstanden kunnen uit de wereld geholpen worden (veel klachten komen voort uit slechte communicatie). De zorgverlener dient hier dus voor open te staan en te streven naar verbetering. - Indien men er in een gesprek niet uitkomt kan een beroep gedaan worden op bemiddeling - Iedere zorgverlener en instelling is verplicht een klachtencommissie in te stellen van tenminste 3 leden. De voorzitter mag niet in dienst zijn van de instelling of voor de zorgverlener werken. De persoon waarover geklaagd wordt mag niet in de commissie zitten. De werkwijze van de commissie dient te worden vastgelegd in een reglement. - De zorgverlener/instelling dient de klachtenregeling op een duidelijke manier bekend te maken. - Er is geen beperking aan de onderwerpen waarover een klacht kan gaan en de behandeling van klachten is gratis. Schadevergoeding is via deze procedure niet mogelijk. - Niet alleen de patiënt zelf, ook zijn vertegenwoordiger kan een klacht indienen; ook als iemand is overleden. - De klager en de beklaagde krijgen de gelegenheid de klacht schriftelijk of mondeling toe te lichten. De klager mag zich hierbij door iemand laten bijstaan, bijvoorbeeld door een medewerker van het IKG (Informatie- en Klachtenbureau Gezondheidszorg). Het principe van hoor en wederhoor dient te worden toegepast. - De klachtencommissie moet de klager laten weten binnen welke termijn de klacht wordt behandeld. De commissie deelt haar oordeel schriftelijk mede aan beide partijen. - De zorgverlener dient de klager en de klachtencommissie schriftelijk te laten weten of hij maatregelen zal nemen en zo ja welke. De zorgverlener/instelling is niet verplicht de uitspraak van de commissie te volgen: wel is de verwachting dat de uitspraken van een klachtencommissie serieus worden genomen. - De klager kan desgewenst de kantonrechter inschakelen indien de zorgverlener niet binnen een redelijke termijn voldaan heeft aan een schriftelijk verzoek - De klachtencommissie biedt jaarlijks een schriftelijk verslag aan aan de Inspectie, waarin het aantal en de aard van de door de commissie behandelde klachten wordt aangegeven. De alternatieve behandelaar valt alleen onder deze wet als hij of zij in een van de bovengenoemde instellingen werkt, hetgeen (nog) niet vaak voorkomt. De wet wordt wel als maatstaf gebruikt om de klachtenregelingen van alternatieve behandelaars te beoordelen.