Masalah masalah! In gedachten loopt Sanne de gang op van de revalidatieafdeling . Vandaag alweer haar laatste stagedag. Wat heeft ze veel gezien en geleerd! Na de overdracht haalt Sanne met haar collega’s de etensbladen op. Eerst naar kamer 10. Een vierpersoonskamer waar ook meneer Boedhoe tijdelijk verblijft. Meneer Boedhoe is een bescheiden, bejaarde man van Indonesische afkomst. Twee weken geleden heeft meneer zijn heup gebroken. Hij is in het verpleeghuis opgenomen om te revalideren. Thuis woont meneer alleen en heeft hij geen hulp. Als Sanne bij meneer Boedhoe komt ziet zij dat meneer niets gegeten heeft. ‘Goedemorgen meneer Boedhoe, geen trek vanmorgen?’ Meneer Boedhoe wijst met een pijnlijk gezicht naar zijn buik: ‘Masalah zuster, masalah!’. (‘masalah’ is Indonesisch voor ‘probleem’) Sanne schiet bijna in de lach: ze spreekt immers geen woord Indonesisch... Maar meneer Boedhoe voelt zich duidelijk niet lekker. ‘Kramp,’ fluistert hij. Sanne heeft meneer regelmatig verzorgd. In het rapport las zij dat meneer erg weinig eet. Sanne zet het etensblad weg en trekt een stoel bij het bed. ‘Sinds wanneer heeft u last van kramp?’ vraagt Sanne ‘en weet u hoe dat komt?’ Meneer Boedhoe blijft met zijn handen over zijn buik wrijven en zegt niets. Sanne probeert het nog een keer, maar meneer blijft omlaag kijken. Hij lijkt hier niet over te willen praten. Sanne krijgt het er warm van... zo komt ze ook niet verder. Ze trekt het gordijn dicht tussen de bedden. En gaat dan nogmaals zitten. ‘Meneer Boedhoe,’ zegt Sanne zachtjes ‘ik zie dat u pijn heeft en dat u weinig eet. Ik wil u graag helpen, maar daar moet ik wel iets meer voor weten.’ ‘Zuster, de ontlasting, dat gaat niet hier: masalah!’ fluistert meneer Boedhoe uiteindelijk. Ik schaam mij, met al die mensen om mij heen. Ik vind dat niet prettig, hoor. En het toilet is te ver weg voor mij. Mijn buik zit nu vol; er kan geen boterham meer bij!’
1
Na doorvragen begrijpt Sanne waarom meneer Boedhoe weinig eet en waar de kramp vandaan komt. Het lijkt erop dat meneer Boedhoe last heeft van obstipatie. Opdracht 1 Wat is obstipatie precies? Kijk voor het antwoord in je studieboeken of in Compas (trefwoord Observeren van ontlasting en Ziekten van de maag en darmen). Beschrijf het antwoord in je eigen woorden. Opdracht 2 Wat zijn de oorzaken van obstipatie? Welke oorzaak is bij meneer Boedhoe van toepassing? Opdracht 3 Neem een mini-interview af bij twee collega’s uit de praktijk. Leg hen de volgende vragen voor:
Komt obstipatie vaak voor in de praktijk? Is er een bepaalde groep cliënten die hier vaak last van heeft? Zo ja, welke? Welke klachten hebben cliënten bij obstipatie?
Opdracht 4 Nu je de oorzaken weet van obstipatie, kun je vast bedenken welke maatregelen kunnen helpen om obstipatie te voorkomen. Beschrijf vier maatregelen om obstipatie te voorkomen. Schrijf op waar jij je antwoord hebt gevonden. Opdracht 5 Meneer Boedhoe lijkt erg verlegen met de situatie. Kun je je dat voorstellen? Waarom wel of waarom niet? Wat zou je kunnen zeggen in deze situatie? Opdracht 6 Waarom kan het ontbreken van privacy obstipatie veroorzaken? Opdracht 7 Meneer Boedhoe vindt het moeilijk om over zijn ontlastingspatroon te praten met ‘een vreemde’. Hij schaamt zich om op zaal op de po of postoel te gaan. En het toilet haalt hij niet op tijd door zijn operatie: hij loopt nog niet goed en snel genoeg. Welke maatregelen kun je nemen om een cliënt zoveel mogelijk privacy te geven bij de toiletgang? Ga voor het beschrijven van het antwoord als volgt te werk:
Gebruik allereerst je eigen kennis. Kijk vervolgens in de praktijk of het volgens de theorie gebeurt of op een andere manier. En... misschien zie je vanuit de praktijk nog andere maatregelen waar je je antwoord mee kunt aanvullen?
Opdracht 8 Welke van de volgende beweringen is juist? Motiveer je antwoord.
Toiletgang is hetzelfde als stoelgang. Toiletgang is de gang waar je doorheen komt als je naar het toilet moet. Met toiletgang wordt bedoeld: het gaan naar het toilet, plassen en poepen.
2
Opdracht 9 Vaak hebben instellingen hun eigen manier van rapporteren over urineren en defeceren. Hoe wordt er in jouw instelling gerapporteerd in de volgende gevallen: Onderwerp:
Gerapporteerd als:
Wel/geen ontlasting 2 x ontlasting Incontinent Diarree Bloed bij ontlasting Geplast 2 x geplast Opdracht 10 Sanne loopt met meneer Boedhoe mee naar het toilet. In het toilet helpt zij meneer Boedhoe met zijn broek en riem. Dat lukt meneer niet zelf. Hij staat nog niet stevig op zijn benen na de operatie. Het valt Sanne op dat de kleding van meneer Boedhoe sterk naar urine ruikt. Om te weten of iets afwijkend is, moet je eerst weten wat ‘normaal’ is. Zoek op internet en in je leerboeken het antwoord op deze vraag. Vul dan het schema verder in: Urine
Normaal
Frequentie (gemiddeld aantal keren plassen per dag) Hoeveelheid (gemiddeld per 24 uur) Geur Kleur/helderheid Opdracht 11 Meneer Boedhoe vertelt aan Sanne dat hij een paar dagen geen ontlasting heeft gehad. ‘Dat is toch niet normaal, zuster?’ Wat is eigenlijk een normaal ontlastingpatroon? Opdracht 12 Je weet nu globaal wat ‘normaal’ is bij de uitscheiding van urine en ontlasting. Maar wanneer moet je nu extra alert zijn? Hieronder staan een aantal uitspraken. Geef aan of dit juist of onjuist is:
Stelling Vaak kleine beetjes plassen kan wijzen op een blaasontsteking.
Juist? Onjuist?
Pijn bij het plassen hoort bij een blaasontsteking. Bij een blaasontsteking is de geur van urine normaal (onveranderd). Als je te weinig drinkt, plas je ook te weinig. Als je weinig drinkt, is de urine lichter dan normaal. Bij diarree en overgeven plas je minder.
3
Stelling
Juist? Onjuist?
Iemand kan meer gaan plassen door gebruik van bepaalde medicijnen. Bloed kan de urine rood kleuren. Bietjes kan de urine rood kleuren. Bij zwarte ontlasting heeft de cliënt een bloeding in het maagdarmkanaal. Aambeien kunnen de ontlasting rood kleuren. Ontlasting kan stopverfkleurig zijn. Wormpjes zijn niet zichtbaar in de ontlasting.
Opdracht 13 Kijk nog eens naar de tabel van opdracht 12.. Wanneer zou je een leidinggevende waarschuwen? Wat is acuut en wat kan even wachten? Geef dit in de tabel aan met een ‘A’ (acuut) of met een ‘W’(kan wachten tot later die dag). Opdracht 14 Sanne merkt op dat de kleding van meneer Boedhoe sterk naar urine ruikt. Welke vragen moet zij stellen om erachter te komen wat er aan de hand is? In het toilet ziet Sanne een plastic fles water staan. Meneer Boedhoe legt uit dat hij zich – als moslim – moet ‘reinigen’ als hij naar het toilet geweest is. Opdracht 15 Ga bij jezelf na welke dingen je gewend bent bij de toiletgang. Wat vind je wel of niet prettig? Bijvoorbeeld de deur op slot kunnen doen... Wat ben je gewend om te doen? Schrijf dit puntsgewijs zo uitgebreid mogelijk op. Leg jouw lijst met gewoonten naast die van een medestudent. Wat valt op? Opdracht 16 Als je weet dat je zelf gewend bent aan een aantal gebruiken of gewoonten bij de toiletgang, is dat dus bij de cliënt ook zo. Sommige gebruiken zul je herkennen. Maar je zult merken dat bij de toiletgang elke cliënt ook eigen, specifieke wensen en gewoonten heeft. Soms heeft dit te maken met een (buitenlandse) cultuur. Hoe kom je te weten welke specifieke gewoonten iemand heeft? Beschrijf een voorbeeld van een (buitenlandse) gewoonte bij de toiletgang die je zelf niet doet of kent. Schrijf op hoe je aan dit antwoord komt. Opdracht 17 ‘Zorg voor een goede hygiëne’: dit zul je in alle studieboeken tegenkomen. Maar wat houdt dat nu eigenlijk in?
Wat is de belangrijkste maatregel als het gaat om hygiëne bij de toiletgang bij de cliënt? Hoe pak je dit aan als de cliënt in bed moet blijven? En hoe zit het met de hygiëne van de hulpmiddelen, zoals po of urinaal? Waarom veeg je bij een vrouw ‘van voor naar achteren’ (en niet andersom) als je haar helpt na de toiletgang? Onderzoek in de praktijk welk soort materiaal er gebruikt wordt bij het afvegen na gebruik van de po of postoel. Wat is het voor- en nadeel van dit materiaal? Vergelijk je antwoord met een medestudent – wat valt op?
4
Als Sanne terugloopt met meneer Boedhoe merkt ze dat het allemaal nog moeizaam gaat. Meneer staat nog niet stevig op de benen en maakt een vermoeide indruk. Als meneer Boedhoe weer in bed ligt, bespreekt Sanne zijn situatie. Misschien kan een hulpmiddel hem tijdelijk ondersteunen? Opdracht 18 In de praktijk worden diverse hulpmiddelen gebruikt om urine of ontlasting op te vangen. Bijvoorbeeld een po, een ondersteek of urinaal. Onderzoek in de praktijk welke hulpmiddelen er zijn. Beschrijf vervolgens in het schema:
welke hulpmiddelen gebruikt worden om urine of ontlasting op te vangen (in plaats van hulpmiddelen kom je ook wel de term ‘verpleegartikel’ tegen); doel van deze hulpmiddelen (opvang ontlasting, urine, of beiden?); bij wie (dus bij welke categorie cliënten) het gebruikt wordt.
Eén voorbeeld is al uitgeschreven: Soort hulpmiddel 1. Po
Doel
Bij wie?
Opvangen van urine of ontlasting
Cliënten die niet uit bed mogen om naar het toilet te gaan
2. 3. 4. 5. 6. .........
Opdracht 19 Vergelijk je schema met een medestudent. Welke mis je? Opdracht 20 Meneer Boedhoe blijkt in het verpleeghuis af en toe incontinent te zijn van urine. Doordat meneer moeilijk loopt na de operatie, is hij soms te laat bij de wc. Meneer Boedhoe zegt echter tegen Sanne dat hij hier thuis ook wel eens last van heeft. Sanne beseft dat ze eigenlijk weinig weet van incontinentie(materiaal)....
Wat is incontinentie? Omschrijf dit in je eigen woorden en zo compleet mogelijk! Welke soorten (urine) incontinentie zijn er? Wat is de oorzaak en bij wie komt dit voornamelijk voor? Vul dit in in onderstaand schema:
5
Soort incontinentie
Wat gebeurt er?
Bij wie?
Stress- of inspanningsincontinentie Aandrangincontinentie Druppel- of overloopincontinentie Ongeremde blaas Bed- en broekplassen Opdracht 21 Je gaat een filmpje bekijken over incontinentie en daarna een aantal kijkvragen beantwoorden. Lees deze vragen eerst door voordat je het filmpje bekijkt. Je weet dan waar je speciaal op moet letten. Ga naar www.gezondheidsplein.nl. Klik door naar ‘filmpjes’ (staat onder ‘Van A tot Z’). Je ziet daar een lijst van onderwerpen. Klik door naar ‘incontinentie’(video). Bekijk het filmpje over incontinentie en geef antwoord op de volgende vragen:
Waarom hebben mannen minder last van incontinentie dan vrouwen? Wat is een prostaat? Waarom is het verstandig om eerst naar de huisarts te gaan met incontinentieklachten? Waarom is het beter om geen maandverband te gebruiken bij incontinentie? Is incontinentie een ziekte? Verklaar je antwoord.
Opdracht 22 Discussieer in kleine groepjes over de vraag: ‘Wat betekent incontinentie voor iemand in het dagelijks leven’? Wat betekent dit op:
lichamelijk; psychisch; sociaal gebied?
Opdracht 23 Sanne gaat in het magazijn alvast kijken wat er aan incontinentiemateriaal bestaat. Tsjonge, wat een soorten en maten! Hier komt ze niet alleen uit.
6
Er zijn verschillende soorten incontinentiemateriaal.
Er zijn veel verschillende soorten incontinentiemateriaal verkrijgbaar. Welk materiaal geschikt is voor de cliënt hangt af van een aantal factoren. Zoals de hoeveelheid urine die de cliënt verliest of de soort incontinentie. Maar ook leeftijd, geslacht en leefsituatie hebben invloed. Bijvoorbeeld: beweegt iemand veel of weinig? Kan iemand zichzelf verzorgen of niet? Soms gebruikt men meerdere soorten opvangmateriaal. Meestal worden wegwerpverbanden gebruikt. Er is onderscheid in: eendelige systemen; tweedelige systemen; speciale verbanden voor mannen, vrouwen en kinderen. In deze opdracht maak je in een subgroep een voorlichtingsfilmpje voor Sanne. In dit filmpje moeten het volgende duidelijk gemaakt worden:
Vertel wat een eendelig en tweedelig systeem is. Maak duidelijk voor welke vorm van incontinentie eendelige en tweedelige systemen geschikt zijn. Laat van beide systemen één of meer voorbeelden zien uit de praktijk. Geef een toelichting hoe je deze materialen gebruikt. Aan welke eisen moet opvangmateriaal voldoen? Wat is er anders of speciaal aan een verband voor mannen? Leg uit hoe vaak je het verband moet verwisselen. Vertel hoe je smetplekken of andere huidproblemen voorkomt bij deze cliënten. Maak duidelijk wat je met het gebruikte materiaal doet.
7
Andere aandachtspunten bij (het maken van) dit filmpje:
Gebruik zoveel mogelijk eigen woorden. Richt je tot Sanne: zij wil er meer van weten! Haal je informatie uit je leerboek, van internet of van je collega’s uit de praktijk.
Opdracht 24 Sanne weet nu meer over incontinentiemateriaal. Er is nog wel iets wat haar bezighoudt: het milieu! Wordt dit niet erg belast met al dat wegwerpmateriaal? Wat is jouw mening hierover? Hoe kun je bij het gebruik van incontinentiemateriaal rekening houden met het milieu? Opdracht 25 Deze opdracht gaat over menstruatie. Voor de uitwerking kun je gebruik maken van: www.ziekenhuis.nl. Klik via ‘filmpjes’ door naar ‘huisartsgeneeskunde’ en dan door naar ‘menstruatiepijn’. Kijk ook op www.vivamenstrua.be. Opdracht 26 Beantwoord de volgende vragen. Gebruik bij de uitwerking zo veel mogelijk je eigen woorden.
Wat heeft ‘menstruatie’ met ‘toiletgang’ te maken denk je? Wat gebeurt er tijdens de menstruatie? Wat kunnen de klachten zijn voor en tijdens de menstruatie? Hoe komt dat? Maandverband en tampons worden gebruikt om menstruatiebloed op te vangen. Wat zijn de voor- en nadelen van deze materialen?
Maandverband
Tampons
Voordelen
Nadelen
1.
1.
2.
2
1.
1.
2
2
Opdracht 27 Heb je wel eens een cliënt verzorgd tijdens de menstruatie? Zo ja, hoe vond je dat? Een cliënt die menstrueert zal het liefst zo veel mogelijk zelf verband of een tampon verwisselen. Maar soms lukt dat niet. Als zorgverlener geef je dan advies over hygiëne of help je bij het verwisselen van maandverband of tampon.
8
9