Als kunst de metro neemt... Een reis doorheen de grootste ondergrondse kunstgalerij van Brussel
Als kunst de metro De «Metropolitaanse spoorweg», die kortweg «metro» is neemt... geworden, fungeerde lange tijd uitsluitend waarvoor hij
ontworpen was: als openbaarvervoermiddel dat gedeeltelijk of volledig ondergronds rijdt. En daarmee was alles gezegd. Sinds de oprichting van de eerste metro in Londen in 1863 dekte de metrovlag echter heel wat meer ladingen dan alleen het vervoer verzorgen. De aanzienlijke toename van het aantal reizigers die dit verplaatsingsmiddel gebruikten, bracht een bewustwording op gang van het fenomeen massavervoer enerzijds en het onderzoek naar de mogelijkheden van exploitatie anderzijds. Zo werd de metro een druk beschreven onderwerp van steeds gulziger publicisten of diende hij als monumentaal uitstalraam om de macht van een staat te bewijzen. In het ergste geval stonden de eindeloze gangen van het ondergrondse vervoer symbool voor het onmenselijker wordende stadsmilieu. Toen in het begin van de jaren zestig een metroproject concrete gestalte kreeg in Brussel, weken de ontwerpers dadelijk af van de voormelde stelregels. Bij de uitbouw van dit nieuwe ondergrondse net gold een open, levendig en origineel milieu als leidraad: alle stations moesten een verschillend concept hebben zowel qua vorm als qua afwerking; tevens moest een zekere eenheid in de decoratie worden bewaard. Zo kon de reiziger doorheen stations reizen met een eigen sfeer en een eigen identiteit waarin hij niettemin constante elementen terugvond die hem hielpen bij zijn oriëntatie. Zo viel de keuze onder andere op het gebruik van edel materiaal dat een indruk van comfort en luxe gaf, duur en duurzaam. Wanneer een grote modeontwerper een nieuwe collectie voorstelt, leent hij aan zijn mannequins de mooiste juwelen die de beste juweliers hem op hun beurt uitleenden. Het is allicht in die geestesgesteldheid dat de ontwerpers
van de Brusselse metro, gesteund door de toenmalige minister van Verkeerswezen, besloten dat «Kunst» niet mocht ontbreken in dit grote werk. Overal aanwezig, zowel op oude sites als in moderne steden, blijft kunst nochtans dikwijls voorbehouden voor een klein aantal ingewijden. Maar kunst hoort niet enkel thuis in musea, paleizen, cultuurcentra, grote financiële instellingen of in privé-bezit. Het leek dan ook aangewezen de reiziger in zijn dagdagelijkse leven te confronteren met eigentijdse schilderkunst en beeldhouwkunst. Zo lopen ettelijke duizenden reizigers, bewust of onbewust, dagelijks langs hedendaagse kunst voorbij zonder hinder te ondervinden van de pedanterie, soms eigen aan de zogeheten kunstverbreiding. Aanvankelijk was de selectie van de kunstwerken in de metro een bevoegdheid van het nationaal ministerie voor Verkeerswezen. Nadien stond de artistieke commissie van de metro, die werd opgericht door dit ministerie, met de regionalisering haar plaats af aan de Artistieke Commissie van de Vervoerinfrastructuren (ACVI). Die commissie verzekerde en coördineerde gedurende een vijftiental jaar de keuze en de plaatsing van de kunstwerken in de ondergrondse installaties van het openbaar vervoer, maar ook langs enkele gewestelijke aders. De commissie houdt bij haar keuze rekening met de hedendaagse creativiteit van de kunstenaar in functie van de desbetreffende lokatie. Ook ervaring, reputatie, concept, beeld en budget spelen een rol. Ondertussen is de Brusselse metro een echt levend museum geworden. Talloze kunstwerken verfraaien perrons, lokettenzalen en gangen. Alle genres zijn vertegenwoordigd: schilderijen, beeldhouwwerken, foto's, glasramen, alsook alle materialen, van doek tot brons en van hout naar glas, over staal. De kunst verovert de metro en bijgevolg de metro de kunst. Beide stellen het uitstekend!
De kunstenaars Pierre Alechinsky (Brussel, 1927). De schilder Pierre Alechinsky is wereldberoemd en woont sinds 1951 in Frankrijk. Hij maakte talrijke reizen naar het Verre Oosten, waar hij zijn passie voor de kalligrafie ontdekte. Hij was ook oprichter en lid van de Cobra-groep. Deze beweging werd in 1948 opgericht en verenigt kunstenaars die een terugkeer naar een meer uitdagende, agressieve en stoutmoedige kunst verkondigen.
Christian Dotremont (Tervuren, 1922 – Buizingen, 1979). De dichter Zijn ontmoeting met Magritte in 1940 is allesbepalend. Nadat hij samen met Jorn en Appel de Cobra-groep opgericht heeft, sticht hij in 1948 ook de groep «Surréalisme révolutionnaire». Hij creëert «woordtekeningen» en «woordschilderijen», de zogenaamde «schrifturen», waarmee zijn poëzie in de schilderijen van andere kunstenaars wordt verwerkt. Zijn uitgangspunt is de integratie van taal in de afbeelding. Het kunstwerk: 1976 Dit werk is het resultaat van de samenwerking tussen beide (Anneessens) kunstenaars. Pierre Alechinsky schilderde in zijn atelier zeven
2006 panelen, elk verdeeld in drie vakken van verschillende afme-
(Delta)
[ Sept Ecritures
station Delta
Alechinsky Pierre / Dotremont Christian
5
tingen, twee voor het beeld (waarin de kunstenaar een verband ontwikkelde tussen de referenties naar de planten en de dieren) en een derde voor de poëtische bijdrage van Christian Dotremont. Deze laatste kunstenaar spreekt van «logogrammen». Dat zijn letters en woorden getransponeerd tot een vrij en avontuurlijk grafisme en dit dankzij een spontane beweeglijkheid van de hand. Deze kalligrafie is niet langer te lezen. Er gaat een speciale kracht van uit, zoals van een sierlijke dans en een ritmische beweging in de ruimte. De gekozen thema’s zijn het wiel en de beschutting. Door het ritme van de schriftuur van Dotremont vormt deze creatie een harmonieus geheel. «Het wijfje met gesloten ogen maakt kringen telkens weer, richt zich op, slaat een kreet, vliegt weg en dat zeven keren zoals het verhaal van een week.» Inkt op papier op hout gedrukt en kunsthars.
De kunstenaar Jacques Bage (Liège, 1942). Geboren in Luik, vervulde Jacques Bage zijn studies aan het «Institut Saint-Luc» in Bergen en perfectioneerde zich in de schilder- en graveerkunst aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Bergen, net als keramiek in Hornu. Sinds het midden van de jaren zeventig nam Jacques Bage deel aan talloze tentoonstellingen. Af en toe ligt bij Bage de nadruk op abstracter werk, maar zijn recente schilderijen zijn opnieuw concreter, met de natuur als inspiratiebron, net zoals dat het geval was in zijn beginperiode. De landschappen die hij schildert ademen een wazige, nevelachtige sfeer uit, waarbij de vormen vervagen in gekleurde sluiers of het nu gaat om wolken, bomen of de beweging van water. In bepaalde van zijn recentere werken zijn de kleuren iets zuiverder en contrastrijker en zijn het resultaat van een zeer gecontroleerde penseelstreek.
Het kunstwerk: 2004 Dit kunstwerk ademt pure romantiek uit. Het schilderij roept
[ Flying Over
station Zuidstation
Bage Jacques
7
over vijf afzonderlijke doeken een vlucht op over een bebost landschap, gehuld in een lichte nevel. Het gaat om een zeer gestilleerd werk om de perceptie ervan ten goede te komen. Het blauw in het schilderij doet denken aan een denkbeeldige, luchtige ruimte met veel vrijheid. Jacques Bage vond dan ook inspiratie in de mythe van Icarus, zich voorstellend hoe hij het landschap zou gezien hebben terwijl hij ten hemel steeg. De blik leidt naar een verre horizon door de lichtuitvloeiing en de kromming van de valleitjes. De lucht neemt op het werk ook meer plaats in dan het landschap, precies om een indruk van “overvliegen” te wekken. Het kunstwerk moet voor de voorbijganger in schril contrast staan met de drukte van het station, en een zekere rust teweeg brengen. Acrylverf op doek gemaroufleerd op panelen.
De kunstenaar Elisabeth Barmarin (Lodelinsart, 1915). Elisabeth Barmarin volgt lessen aan de Academie voor Schone Kunsten in Brussel. Ze maakt portretten, boetseert en valt vooral op in de beeldhouwkunst, waarvoor ze verschillende prijzen ontvangt. Debuteren deed Elisabeth Barmarin met gestileerde figuren en ze vond eveneens inspiratie in het thema moeder-enkind, maar ook vogels komen geregeld aan bod in haar beeldhouwwerken. Deze artieste werkt vaak met klei, was, brons en steen. Recenter is ze ook ontwerpster van spiegel-dozen. Haar kunstwerken schijnen nooit perfect, maar blijven eerder oneindig onvoltooid. Ze zijn onder meer te zien op verschillende openbare plaatsen in Brussel, zoals voor het Koninklijk Observatorium in Ukkel. Elisabeth Barmarin gaf ook les in de scholen «aux Soeurs de Sainte-Marie» en in het «Institut supérieur d'Architecture de Saint-Luc».
Het kunstwerk: 1988 Elisabeth Barmarin heeft de overleden koning Boudewijn
[ Roi Baudouin
station Koning Boudewijn
Barmarin Elisabeth
9
staande voorgesteld, alsof hij ook in de metrogang wil stappen. Het gaat om een beeldhouwwerk van 1 m 20 breed op 2 m 25 hoog in realistische stijl, waarbij soberheid en eenvoud de hoofdtoon aangeven. In het atelier heeft Elisabeth Barmarin het haut-reliëf van de opgedroogde aarde behouden, dat koning Boudewijn uitbeeldt. De aarde is gescheurd en gebarsten. De pijn, het verlies, zitten erin vervat en worden erdoor bevestigd. Bij het ontstaan van het kunstwerk werd de zachte aarde vervangen door brons, wat een duurzamer materiaal is, als teken voor het geheugen van een volk. Het was voor de kunstenares een ware emotionele opdracht om op een openbare plaats een beeldhouwwerk te maken (en uiteindelijk ook de aanwezigheid/afwezigheid) van iemand wiens verdwijnen het land in rouw bracht. Naast de koning graveerde de kunstenares enkele silhouetten die verwijzen naar de talrijke personen die van hun koning hielden. Elisabeth Barmarin verwijst zelf graag naar een reactie die ze kreeg van een MIVB-verantwoordelijke: «De koning lijkt zich tussen hemel en aarde te bevinden». Beeldhouwwerk in gepatineerd brons.
De kunstenaar Vincen Beeckman (Schaarbeek, 1973). Vincen Beeckman is als kunstenaar op zoek naar de mogelijkheden van de documentaire fotografie in interactie met anderen en met de bestaande omgeving. Hij werkt voor de vereniging Recyclart en is stichtend lid en coördinator van BlowUp, een collectief dat een aantal fotografen verenigt die hun praktijk in een open confrontatie publiek maken. De kunstenaar maakt reeksen van foto’s die genomen worden uit het dagelijks leven, in huiselijke kring, omwille van het onderzoek of op bestelling. Hij hanteert de camera als instrument dat capteert wat hij meemaakt, wie hij ontmoet, wat hij waarneemt, waar hij zich beweegt en waarvan hij deel uitmaakt. De fotografische praktijk van Beeckman lijkt op een vreemde combinatie van toeval en regie te berusten.
Beeckman Vincen [ Casting
station Anneessens
Het kunstwerk: 2006 Op de elf zuilen op het middenperron van het premetrostation
11
prijken foto’s van personen die op een steenworp van het premetrostation wonen. Stillevens en sfeerbeelden van de buurt vervolledigen het geheel en vormen samen een mozaïek. Bijzonder aan het kunstwerk is dat de zuilen een mengelmoes bevatten van grote foto’s die zichtbaar zijn voor de (gehaaste) voorbijgangers en van kleinere beelden die vooral bestemd zijn voor de wachtende reizigers. Om dit project te kunnen uitwerken deed Vincen Beeckman met kleine affiches beroep op de omwonenden en regelmatige voorbijgangers. Bedoeling is hen betrokken te laten voelen bij het station omdat een deeltje van hen er met het kunstproject in voorkomt. De buurtbewoners zullen er ook sommige van hun vrienden en buren zien én plaatsen, zoals scholen, waar ze hun jeugd hebben doorgebracht. De verwezenlijking van het kunstwerk bracht op die manier een ware dynamiek teweeg in de wijk. Mozaïek van fotografieën op aluminium panelen.
De kunstenaar Benoît (van Innis) (Brugge, 1960). Benoît ziet zijn werk als een totale integratie met de architectuur en de omgeving. In december 1976 besliste hij zijn studies aan het Onze-Lieve-Vrouwcollege in Brugge voor bekeken te houden en naar de kunsthumaniora te gaan in Sint-Lukas in Gent. Hoewel zijn vader hem liever architect zag worden, constateerden de leerkrachten van Sint-Lukas al gauw dat Benoît van Innis een schilder was. Met de schilderkunst ging er voor Benoît van Innis een wereld open. Vanaf hij deze ontdekte, was zijn hele leven op schilderkunst toegespitst. Zelfs op het fanatieke af. Hij heeft deelgenomen aan verscheidene tentoonstellingen en meegewerkt aan verschillende kranten en tijdschriften (New Yorker, Esquire, Paris Match, Le Monde, De Standaard, Panorama, Knack, Le Vif, Lire...). Hij is auteur van de albums «Scrabbelen in de herfst»/«Rire en Automne à Bruges» (1989), «Het Verboden Museum»/«Le Musée Interdit» (1990), «Mijn Oom Gilbert»/«Oncle Gilbert» (1995) en «Bravo! Bravo!» (2000).
Het kunstwerk: 2002 Reeks portretten en groepen gestileerde personages: acht
[ Portraits - Portretten
station Maalbeek
Benoît
13
portretten op de perrons en twee groepen personages in de lokettenzalen aan de Wetstraat en de Etterbeeksesteenweg. De perronwanden, aan weerszijden van de sporen, zijn opgebouwd uit grote panelen in wit beton en metselblokken in vuurklei. Met deze materialen wordt het openbare en het stedelijke karakter van het metrostation benadrukt. In sommige van de vakken zijn de portretten van de hand van Benoît te bewonderen. Deze zwart gestileerde portretten zijn getekend op witte tegels. Het zijn anonieme gezichten zoals die van de metrogebruikers. Ze refereren ongetwijfeld naar het wachten van de reizigers op de metro. Het kunstwerk in de lokettenzalen geeft dan weer vooral beweging weer. Het kunstwerk werd gerealiseerd in nauwe samenwerking met de architecten Henk De Smet en Paul Vermeulen. Muurcompositie in tegels.
De kunstenaar Thierry Bontridder (Brussel, 1956). Thierry Bontridder is beeldhouwer en ontwerper van juwelen. Hij volgde een opleiding beeldhouwen aan de Academies van Bosvoorde en Brussel en juweelontwerpen aan het Instituut voor Kunsten en Ambachten in Brussel. Hij stelt tentoon sedert 1982 en combineert onder andere plexiglas, glas en metalen in zijn werk. Vanaf zijn eerste werken spant de kunstenaar zich in om de mysteries van licht, kleur en beweging vast te leggen. Zijn juwelen zijn als het ware sculpturen, maar het is pas met zijn monumentale werken dat zijn talent volledig tot uiting komt: met behulp van de eenvoudigste materialen van de moderne wereld, zoals glas, koper, staal, geeft hij uiting aan de poëzie van de hedendaagse wereld.
Het kunstwerk: 2006 Een metrostation is een doorgangsplaats bij uitstek. Alle individuën gaan er een welbepaalde richting uit. Zo ook heeft elk deeltje in het universum, hoe groot of hoe klein ook, een eigen lot en bestemming. Net zoals water dat in spiraal wegloopt door de gootsteen, kronkelt de melkweg op zichzelf in combinatorische revoluties die als essentieel kunnen worden omschreven. Om de essentiële beweging van het heelal op een eenvoudige en didactisch verantwoorde manier weer te geven, maakt Thierry Bontridder gebruik van gespannen kabels, aangebracht op de twee laterale muren van het station. Eén van de muren toont in een opeenvolgende reeks een spiraal in verschillende richtingen door een dubbele rotatie rond haar eigen as. De andere muur toont op dezelfde manier de stijgende en ondergaande fases van de maan.
[ Cohérences
station Delacroix
Bontridder Thierry
15
Speling van gespannen kabels in roestvrij staal.
De kunstenaar Yves Bosquet (Uccle, 1939). Yves Bosquet studeerde keramiekkunst aan het Hoger Instituut voor Architectuur en Visuele Kunst, La Cambre. Hij heeft een scherp observatievermogen en een intense aandacht voor de buitenwereld, die hij aanwendt om sterk gelijkende portretten te maken. Bijzondere aandacht besteedt hij aan de getrouwe weergave van de gezichten, met een romantische toets van tederheid, onschuld en sereniteit in zijn voorstellingen van kinderen. In zijn werken cijfert de kunstenaar zichzelf weg en komt het model op de voorgrond. In elk model is de nederigheid van de kunstenaar merkbaar. Het model op zich staat op de voorgrond, in al zijn details. Het hele gamma menselijke gevoelens komt aan bod, weergegeven met bijzonder veel tederheid. In 1992 ontdekt Yves Bosquet de mogelijkheden van hout als kunstmateriaal. Hout deed hem ook inzien dat de grotere dimensie zijn manier van uitdrukken was.
Het kunstwerk: 1985 Het gaat om meerdere beeldengroepen in terracotta in witte
[ Stuyvenbergh
station Stuyvenbergh
Bosquet Yves
17
en bruine tinten die refereren naar de laatste verblijfplaats van koningin Elisabeth, het Kasteel Stuyvenbergh, opgevat als een huldebetoon aan de kunstlievende vorstin en aan de koninklijke familie. De kunstenaar, die gewoonlijk naar levend model werkt, heeft de 25 beelden uitgevoerd op basis van fotografisch materiaal. Ze werden gedeeltelijk gekleurd met engobes en gedeeltelijk geglazuurd. De kunstenaar laat koningin Elisabeth optreden tijdens verschillende periodes van haar leven, met haar kinderen en kleinkinderen, alsook met personen die haar na aan het hart lagen zoals Albert Einstein, Emile Verhaeren of Jules Bordet. Yves Bosquet tekende ook voor de monumentale betonelementen die de loge van de koningin in het Muziekconservatorium voorstellen, de ingang van het Koninklijk Paleis van Brussel en dat van Laken. Beelden in geëmailleerde keramiek.
De kunstenaar Hamsi Boubeker (Bejaïa–Kabylia, 1952). Hamsi Boubeker studeert aan het conservatorium van zijn geboortestad Bejaïa in Algiers, waar hij de polyfonische zang ontdekt. Hij is een oorlogskind van de Algerijnse oorlog en denkt vooral met veel heimwee terug aan de multiculturele stad Bejaïa, waar hij opgroeide. Een stad die hij dankzij de vrede pas écht heeft kunnen ontdekken na de oorlog. Hij geeft Franse les in Algiers, vestigt zich in 1980 in Brussel en neemt de Belgische nationaliteit aan. Hij werkt aan een internationaal project: de handen van de hoop, een hand voor de vrede uit respect voor de culturen. Hiervoor heeft hij afdrukken van handen uit de hele wereld verzameld, met name in de scholen. Hij lanceerde in 1995 de vereniging «Afous», wat in het Berbers staat voor «hand». Een open hand symboliseert voor Hamsi Boubeker de vrede, vriendschap, openheid en verdraagzaamheid. Hamsi Boubeker is niet alleen werkzaam als schilder, maar ook als zanger, musicus en verhalenverteller.
Het kunstwerk: 1999 Sinds 1994 zijn handafdrukken uit zo'n 87 landen verzameld.
[ Les mains de l’espoir
station Lemonnier
Boubeker Hamsi
19
De tekeningen van de handen, geïnspireerd op traditionele tatoeages, werden uitvergroot om drie grote gehelen te vormen. Deze afdrukken van handen uit heel de wereld drukken een wens naar wereldvrede uit. De afdrukken werden vooral verzameld in scholen. Maar ook grootheden als Yasser Arafat (1994) en Adolfo Perez Esquivel (1980), Nobelprijswinnaars voor de vrede, Daniel Cohen-Bendit, lid van het Europese parlement, Albert Jacquard, bioloog en filosoof en vele andere persoonlijkheden uit de wereld van de literatuur, de politiek, film, kunst, cultuur, sport en religie zijn betrokken bij deze beweging. Mensen die gewoonlijk als bijzondere doelgroep worden gecategoriseerd: gevangenen, dak- en thuislozen, asielzoekers en vluchtelingen, gehandicapten en ouderen werden eveneens bij dit project betrokken. Brussel als culturele hoofdstad in het jaar 2000 was het einddoel. Schilderwerk op multiplexpanelen en beglaasde geëmailleerde staalplaat.
De kunstenaar Tone Brulin (Antwerpen, 1926). Als oud-leerling van Herman Teirlinck aan het Hoger Instituut voor Sierkunsten te Brussel en vervolgens aan de Studio van het Nationaal Toneel, geniet hij een stevige reputatie in de theaterwereld. Deze doorgewinterde toneelmens verwierf niet alleen bekendheid als toneelschrijver, acteur en toneeldocent, maar ook als regisseur en decorontwerper. «De motivatie om kunst te maken is altijd het zoeken naar een betere wereld, of het zoeken naar geluk», meent Brulin. Toch is de kunstenaar ervan overtuigd dat de mens het geluk nooit vindt en ook de perfectie nooit kan vinden. Voor Tone Brulin een reden temeer om als kunstenaar aan de slag te gaan, om droombeelden te maken en die droombeelden proberen te verwezenlijken. Tone Brulin verlegde meermaals zijn grenzen door het multiculturele op te zoeken, een manier om meer kosmopoliet te worden,
Het kunstwerk: 1992 Het station Bizet leent zich uitstekend voor een ontwerp met
[ La Caracola
station Bizet
Brulin Tone
21
een knipoog naar het theater, want de brug over de sporen en de zijmuren roept al de vorm van een theatergordijn op. De horizontale constructie van de blauwgeschilderde buizen op een hoogte van drie meter stellen de vloer van het theater voor. In het midden van deze theatervloer rijst een tweede, kleiner, verlicht theater op in gekleurd plexiglas. Door toepassing van een vals perspectief in de metaalconstructie en door diverse opstellingen in de diepte en een vernuftige suggestie van vluchtlijnen in het plexibouwseltje, lopen alle krachtlijnen uit op één enkel, precies in het midden gelegen punt. Twee totemfiguren leunen tegen de zijmuren aan. De ene figuur is een met ronde vormen voorgestelde zwarte vrouw, de andere een met rechte en geometrische motieven gestileerde blanke man. Ze dragen allebei een bruin kind, het symbool van de liefde die geen rassenverschillen kent. Het werk is opgedragen aan de Latijns-Amerikaanse straatkinderen. Theaterdecor in diverse materialen.
De kunstenaar Jan Burssens (Mechelen, 1925 - Merendre, 2002).
[ De Zwarte Vijvers
Het kunstwerk: 1981 De kunstenaar wou de Zwarte Vijvers voorstellen die zich
station Zwarte Vijvers
Burssens Jan
Jan Burssens volgt lessen aan de Academies van Mechelen en Gent. Hij maakt aanvankelijk figuratieve schilderijen met een expressionistische toets en richt zich vervolgens tot de lyrische abstractie. Hij is medestichter van de groep «Art Abstrait», maar verliet deze kunstgroep al na een jaar. Hij had namelijk intuïtief aangevoeld dat het picturale denken volgens niet-figuratieve, streng constructieve beginselen hem als schilder niet konden bevredigen. Met een beurs van de UNESCO reist hij naar de Verenigde Staten en verblijft hij in New York. Deze reis drukt een duidelijke stempel op zijn werk en zijn stijl neigt naar een steeds meer herkenbare figuratie. Hij schildert een reeks portretten: John Kennedy, Adolf Hitler, Marilyn Monroe. Vanaf de jaren zestig doen ook landschappen hun intrede in zijn werk. Hij integreert andere materialen in zijn schilderijen: zand, keien, kiezel en gruis. Deze blijven echter beperkt omdat verf voor een rasechte schilder het hoofdbestanddeel en onovertroffen medium blijft.
23
vroeger op de plaats van het station bevonden. De oppervlakte van deze vijvers was troebel, vol onrust en lokkend gevaar. Deze sfeer geeft hij weer met vlakken van verstild donkerblauw met lichtere, mobiele vlekken geel, groen, paars en bruin. Precies het ontbreken van de betoverende effecten van licht en schemering, weerschijn en waterglans onderscheiden dit werk van Burssens van «Vijvers met waterlelies» van de hand van Monet, waar «De Zwarte Vijvers» de reizigers ongetwijfeld aan doen denken. Het schilderij, 4 m hoog op 14 m breed, is abstract maar de toeschouwer heeft de neiging tot figureren en ziet er wellicht planten, bloemen, herfstbladen, spiegelingen van licht en zon en diepdonker water in. Voor de interpretatie is de reiziger dus aangewezen op zijn verbeelding. De «Zwarte Vijvers» ruimden plaats voor huizen en kantoren, waar de mensen wonen en werken, terwijl men er vroeger de diepe rust van het water en het planten- en dierenleven aantrof. Olieverf op gemaroufleerd doek op panelen.
De kunstenaar Pol Bury (Haine-Saint-Pierre, 1922 - Parijs, 2005). Hij studeert aan de Académie des Beaux Arts in Bergen, sluit zich aan bij de surrealistische groep «Rupture» en werkt mee aan de Cobra-beweging. Wanneer hij beeldhouwer Alexander Calder ontdekt, voelt hij zich aangetrokken tot de bewegingskunst en geeft hij de schilderkunst op voor de beeldhouwkunst. Pol Bury schenkt vooral aandacht aan drie elementen: de vorm, de ruimte en de beweging, die het kunstwerk nieuwe energie moeten geven. Hij paste de theorie voor het eerst toe in de zogenaamde «plans mobiles», composities, waarvan de plaatvormige delen met de hand over elkaar konden worden geschoven. Meer kinetisch waren zijn zogenaamde «multiplans», die door elektriciteit werden aangedreven. In 1971 stapte hij over op grotere beelden, zelfs op het kolossale af. De traagheid van de beweging is tekenend voor zijn kunstwerken, die vaak ook tegenstrijdig zijn. Bury ontpopt zich zowel als schilder, beeldhouwer, als grafisch kunstenaar.
Het kunstwerk: 1976 Dit 200 m2 grote kunstwerk bestaat uit 75 gelaste, elleboog-
[ Moving ceiling
station Beurs
Bury Pol
25
vormige cilinders uit roestvrij staal. De cilinders zijn telkens gemiddeld 80 cm hoog en 130 cm lang. Op de vaste stukken die uit het plafond steken, werden mobiele cilinders bevestigd, die gevoelig zijn voor de aanwezige luchtstroom. Ventilatoren die in verschillende richtingen blazen kunnen trouwens de beweging van de lucht en dus ook van de cilinders, versterken. Om de beweging binnen de perken te houden, zijn de elementen door een onzichtbare ketting verbonden met de cilinders die aan het plafond vastzitten. De cilinders zijn aan de buitenzijde mat gehouden, maar binnenin telkens gepolijst tot holle, glanzende spiegels. Deze weerkaatsen de lichtstralen en vervormen onherkenbaar de weerkaatste objecten. De eigenschappen van verrassing en onvoorzienbaarheid heeft Pol Bury ingebouwd in zijn imposante plafondkunstwerk. 75 cilinders in roestvrij staal, bevestigd aan het plafond.
De kunstenaar Pierre Caille (Tournai, 1912 - Brussel, 1996). Pierre Caille heeft een pioniersrol vervuld in de ontwikkeling van het keramische beeldhouwwerk in ons land. Hij beheerst snel de techniek van het pottenbakken, de faience, het email en het aardewerk, waarmee hij de vormen en kleuren ontdekt, die hem zullen leiden tot een «pottenbakker-beeldhouwer»-stijl, waarin mensen uit verschillende landen naïef en onschuldig lijken. Dat komt doordat hij de motieven schematiseert. Dit ongekunstelde past hij trouwens ook toe in zijn werk voor toneeldecors en kostuums. Pierre Caille was de eerste om een volwaardige keramiekatelier op te richten in ons land, namelijk aan de Hogeschool voor Architectuur en Visuele Kunst, La Cambre. Daarmee drukte hij meteen ook zijn stempel op vele generaties jonge artiesten. Keramiek bleef voor Pierre Caille altijd de belangrijkste kunstvorm, maar dat nam niet weg dat hij zich eveneens waagde aan bronzen beelden, collages, sculpturen in gelakt hout, schilderijen en juwelen.
Het kunstwerk: 1980 De kunstenaar heeft de reiziger voorgesteld die ‘s morgens
[ Les voyageurs
station Kruidtuin
Caille Pierre
27
uit de grond komt om er ‘s avonds in terug te keren. Dit schept een continu heen-en-weergeloop, een massa die aanzwelt als het tij, en zich terugtrekt wanneer de taak volbracht is. Hij wou vertellen over de «andere reiziger», de dromer in de metro die niet precies weet wat hij daar doet, maar die zich misschien in een of ander personage zal herkennen. De beeldengroep staat voor een achtergrond van spiegels, zodat de reiziger zichzelf aan het kunstwerk ziet deelnemen: door de spiegels krijgen we de indruk dat er meer personages aanwezig zijn. De 21 figuren zijn vooral in profiel voorgesteld en zijn fysionomisch zeer verschillend. Opvallend is dat de ogen sterk worden geaccentueerd. De ogen, monden, snorren, benen, armen en voeten zijn verhoogde delen en in een andere kleur uitgevoerd. Pierre Caille richt zich in de eerste plaats tot de dromer in de kijker, tot wie nog wat fantasie heeft in deze zakelijke wereld. 21 beeldhouwwerken in meerkleurig hout.
De kunstenaar Pierre Cordier (Brussel, 1933). Pierre Cordier studeerde aan de Université Libre de Bruxelles (ULB). Pas nadat hij dichter Georges Brassens ontmoet, gaat Cordier de eerder artistieke toer op. Na een opleiding als fotograaf voert hij experimenten uit in het domein van de fotografie en de film. Zo ontdekt hij een nieuw procédé: de chemiografie. Het was een uitvinding in de echte zin van het woord, waarvan het auteurschap in maart 1963 wettelijk werd beschermd. Chemiogrammen zijn beelden die zonder camera, vergroter of donkere kamer verkregen worden. Door te spelen met de parameters (temperatuur, reactietijd,…) creëert hij toevallig verrassende vormen en een rijkdom van kleuren. Net als bij een schilderij komen bij een chemiogram de vormen en kleuren langzaam na elkaar tevoorschijn.
Het kunstwerk: 1988 Het gaat om een grootschalig werk boven de trap van de toegang tot het Rogierstation, op het plein met dezelfde naam. Het kunstwerk berust op een logisch en consequent uitgewerkte ontwikkeling van een lineair grafisch concept. Bovenaan zien we twee concentrische rechthoeken die steeds meer aangetast worden door uit het centrum van de rechthoek vertrekkende en zich steeds verder uitbreidende schuine bewegingen. De zigzagdynamiek neemt toe naar de onderkant van het kunstwerk en gaat gepaard met sterke optische effecten die ontstaan uit de contrasten van de schuine en de rechte lijnen, uit de interactie tussen de horizontale en diagonale lijnen. De continuïteit van de links en rechts krachtig afsluitende verticalen vangt het gevarieerde en ritmische van de centrale compositie op en brengt alle onderdelen met strenge discipline opnieuw tot één hecht en afgebakend geheel.
Cordier Pierre
[ Zigzagramme
station Rogier
Basisvormen van chemiogrammen, verf op panelen.
29
De kunstenaar Jan Cox (Den Haag, 1919 - Antwerpen, 1980). Jan Cox studeerde in Amsterdam. Na de oorlog vestigde hij zich in Brussel. In 1945 richt hij mee de «Jeune Peinture Belge» op en in 1950 wordt hij lid van de Cobra-groep. Wanneer hij in Antwerpen gevestigd is, worden zijn kunstwerken door de nazi’s beschouwd als ontaarde kunst en worden ze door hen in beslag genomen. Zijn werk ligt vaak op de subtiele grens van de abstractie en de figuratie. Hij wou vooral op een eenvoudige manier vorm geven aan zijn ideeën en gevoelens, om een maximaal effect op de toeschouwer teweeg te brengen. De spontane schilderwijze en het expressieve kleurgebruik van Karel Appel, Corneille en Asger Jorn boeiden hem sterk en werden blijvende kenmerken van zijn werk. In Cox’ schilderijen werkt de specificiteit van de beeldende taal met al haar mogelijkheden: de intensiteit van de gevoelsgeladen kleur als vlak, de dramatische kracht van het kleurcontrast, de dynamiek van een streep of een strook, de onrust van een dichte beweeglijke schriftuur, het nerveuze van korte, abrupt afgebroken lijnen.
Het kunstwerk: 1978 «The Fall Of Troy» is het laatste werk van een cyclus van vijf(Rogier) tig met als thema de «Illias» van Homerus. Deze reeks roept
1985 thema’s op van oorlog, geweld en dood. De kleuren en vormen
Cox Jan
[ The fall of Troy
station Herrmann-Debroux
(Herrmann-Debroux) vertalen sterke emoties, innerlijke wrijvingen, de tragische ver-
31
scheurdheid van een kunstenaar gedoemd tot het lot van de schilder die een krachtig protest uit tegen deze verdwazing die oorlog heet. «The Fall Of Troy» verenigt alles wat zijn werk karakteriseert: het figuratieve aandeel, de met symbolische zin geladen fragmenten, de picturale abstracte gedeelten, kleur en penseelstreek. Het kunstwerk is hoofdzakelijk in blauwtinten uitgewerkt, met een duidelijk zichtbare schedel. Erachter en links ernaast slaan verschroeiende vlammen op, die de sfeer van onheil nog versterken. De rode cirkel kan zowel refereren naar de ondergaande zon als naar een vernietigende vuurbol of beschouwd worden als een waarschuwend signaal in een meer algemene, abstraherende zin. Olieverf op panelen.
De kunstenaar Berlinde De Bruyckere (Gent, 1964). Berlinde De Bruyckere is bekend door haar beeldhouwwerken en tekeningen. Aan het begin van haar loopbaan ontwierp ze vooral kooistructuren. Deze structuren stonden model voor de starheid van ons dagelijks bestaan. De kooiconstructies evolueerden naar huizen die bedekt werden met dekens en patchwork om op die manier de kilte van de stalen structuur te verbergen. Ondanks het feit dat bij een kunstwerk de ratio vooral dominant is bij de mannen en de intuïtie bij de vrouwen, slaagt de kunstenares erin met een fysisch zware arbeid kooien te bouwen die zowel het rationele als het geometrische aspect bevatten. Door later gebruik te maken van kleurrijke dekens wordt de vrouwelijke kant terug in de kunstwerken gebracht. «Om een aantal vragen te beantwoorden ga ik ook kijken naar andere culturen. De macht van het individu is zo belangrijk geworden dat er nog maar weinig ruimte bestaat voor het collectief denken. Het is de taak van de kunstenaar om mensen via zijn werken aan te zetten tot nadenken, zonder hen daarbij te choqueren.»
Het kunstwerk: 2006 Het kunstwerk bestaat uit veelkleurige cementen ruiten op
[ Four sizes available see over, 1997-2006
station Simonis
De Bruyckere Berlinde
33
de muur. De tekeningen van de ruiten vormen een repetitief motief dat verwijst naar tegels, tapijten, dekens en behangpapier. Dergelijke motieven vinden we door de eeuwen heen terug in woningen in allerhande culturen. Het feit dat dit motief herkenbaar is voor zovele mensen, geeft de reiziger een zeer geruststellend gevoel. Ruiten die in een duurzaam materiaal ambachtelijk gemaakt werden, zijn op dezelfde manier als tegels vastgezet op twee identieke muren. De voegen tussen de ruiten hebben allemaal dezelfde kleur, en vormen op die manier een raster dat het geheel bedekt. De kleur van de vloeren en van de omgeving volgen het kunstwerk om de integratie in het station te optimaliseren. Wandcompositie op panelen in geëmailleerd verglaasd staal.
De kunstenaar Philippe Decelle (Elsene, 1948). Volgens Decelle moet kunst de stedeling behagen en hem ertoe aanzetten de openbare ruimtes te respecteren. Zijn oeuvre getuigt van een grote harmonie. Hij creëert verschillende werken voor openbare plaatsen en, meer bepaald, voor de luchthaven van Brussel-Nationaal. Als materiaal gebruikt hij neon. Philippe Decelle is sinds 1993 ook bekend van zijn plasticarium in de Brusselse Dansaertwijk (Locquenghienstraat). Een soort museum, zeg maar, waar hij zijn uitgebreide collectie plastieken voorwerpen tentoonstelt en waar hij zelf ook rondleidingen geeft. Er zijn ook twee zalen gewijd aan het werk van Decelle zelf. Zijn plasticverzameling begon in 1986 met zijn fascinatie voor glas, voor materialen die glanzen en schitteren. Hij zocht ook bewust naar materialen waar licht in speelt, met een voorkeur voor gekleurde plexi. Philippe Decelle noemt zichzelf een kunstenaar van de stad en meer bepaald van Brussel.
L’œuvre: 1988 1976 «Vol de Canards» is een luchtkunstwerk dat bestaat uit 31 Het kunstwerk:
[ Vol de Canards
station Koning Boudewijn
Decelle Philippe
35
met fluorescerende kleuren beschilderde metalen eenden die aan het plafond van het station hangen. De kleuren en de eenvoud van de belijning passen duidelijk in de stijl die Philippe Decelle aanhangt. Ze geven het station een vrolijke en kleurrijke sfeer. Het kunstwerk is gebaseerd op het idee van herhaling, dat nog wordt versterkt door het voortdurende aankomen en vertrekken van de metrostellen. Het loont niet alleen de moeite naar boven te kijken op het perron, waar de eenden hangen, maar ook op de grond speelt zich een bijzonder tafereel af met de schaduwen van de vogels. Beeldhouwwerken van beschilderde en gelaste aluminium buizen.
De kunstenaar Gilbert Decock (Knokke, 1928). Gilbert Decock behoort tot de kunstenaars die geboren zijn tussen de twee wereldoorlogen en gedurende de jaren ‘50 en ‘60 de constructivistische stroming met geometrische grondslag bezielden. De zoektocht naar een steeds grotere soberheid van de gebruikte middelen leidde tot het zwart-witte, het donkerbruine en tot de vierkante en cirkelvormige vormen die hij gebruikt om praktisch onuitputtelijke varianten te ontdekken. Zijn cirkel-vierkanttegenstelling is vergelijkbaar met de tegenstellingen mannelijk-vrouwelijk, dag-nacht of yin-yang. Zoals vele andere artiesten van zijn generatie was Gilbert Decock van mening dat de vermindering van kleur en vormen tot een grotere zeggingskracht kan leiden dan de barokke overdaad. Maar die vereenvoudiging wordt pas méér als deze het resultaat is van een proces, dat wordt geleid door grote kleurensensibiliteit en een sterk ontwikkeld gevoel voor vorm en verhouding.
Het kunstwerk: 1980 Dit bas-reliëf wordt gedragen door twee cirkelmotieven op de
[ Isjtar
station Kunst-Wet
Decock Gilbert
37
zijmuren van de perrons en lijkt wel een triomfboog (vanwaar de titel «Isjtar», de godin die haar naam geeft aan een van de poorten van Babylon onder het bestuur van Nabuchodonosor). Hier ligt de tegenstelling in de open cirkels-vierkanten en de gesloten cirkels-vierkanten in twee tonen. De vijf elementen op het timpaan en de twee panelen op de zijwanden vormen een synthese van Gilbert Decocks beeldende taal. De ontwikkeling van de vijfdelige fries heeft Decock als volgt omschreven: «Het vierkant komt vanuit de diepte links achter de open cirkels vandaan, het komt beeld per beeld naar voren, tot het rechts een gesloten hoofdmotief wordt. Dit progressief op de voorgrond treden, biedt de continuïteit van een beeldverhaal. Toch wordt deze regelmaat (doelbewust) onderbroken door de sterk benadrukte open ruit.» Bas-reliëf in gelakt hout.
De kunstenaar Paul De Gobert (Elsene, 1949). Paul De Gobert behoort tot de hyperrealistische stroming die zich uit in het illusionisme, de centraalperspectivistische opbouw, het trompe-l’oeil, de minutieuze weergave van de elementen. Hij knoopt terug aan bij de figuratieve traditie en legt een nieuw verband tussen schilderkunst en architectuur met wandschilderingen die de architectuur gebruiken als drager voor een verhaal dat ze vertellen aan de voorbijgangers. Voor Paul De Gobert was dit ook een zich afzetten tegen de zakelijke en modernistische bouwkunst. Zijn werk getuigt van heel wat verbeeldingskracht, speelsheid en humor. Daarbij hield De Gobert zelfs geen rekening met de architectonische vorm. Soms brengt hij op een tweedimensionale gevel een kunstwerk aan dat de illusie wekt dat er een driedimensionaliteit aanwezig is.
Het kunstwerk: 1982 Met deze wandschildering wil De Gobert de aandacht vestigen
[ La grande taupe et le petit peintre
station Vandervelde
De Gobert Paul
39
op het feit dat de stedelijke groei de natuur steeds verder terugdringt. Hij schildert wat men in de omgeving van het station zou hebben kunnen zien vóór de verstedelijking van de buurt: de Woluwe-vallei met zacht golvende landschappen en brede vlakten, afwisselend voorgesteld in de lente, zomer, herfst en winter. Hij creëert een wondermooie, volkomen zuivere natuur die van de ondergrondse wereld en dus van het metrostation is gescheiden door een mozaïekstrook in geel, oker en bruin die de geologische lagen voorstelt. Het tafereel is zeer gedetailleerd uitgewerkt, met bijvoorbeeld een duidelijk te onderscheiden ijsvogel, een roodborstje en een winterkoninkje. Ook wolken zijn er te zien in allerlei vormen en kleuren. Het totaalbeeld van deze muurschildering toont een overwicht van hoofdzakelijk groene en blauwe tinten, waardoor het station een zeer rustgevende indruk opwekt. Muurcompositie in acryl.
De kunstenaar Raoul De Keyser (Deinze, 1930). Na een aarzelend begin als schilder, wijdt Raoul De Keyser zich enkele jaren aan de sportjournalistiek en de kunstkritiek. Dit bleek echter zijn roeping niet en hij begon opnieuw te schilderen om beetje bij beetje een rijk en gevarieerd oeuvre op te bouwen dat op vandaag bestaat uit ruim 800 werken. Raoul De Keyser maakt fundamentele niet-figuratieve schilderijen. Samen met de kunstenaars Roger Raveel, Etienne Elias en Reinier Lucassen maakte hij deel uit van de zogenaamde Nieuwe Visie. De kunstenaars van die stroming wilden de werkelijkheid zoveel mogelijk objectiveren. Dat gebeurde door de werkelijkheid letterlijk «plat te schilderen», doordat het overbodige werd weggelaten en het geheel een zeer egaal uitzicht kreeg. Het werk van De Keyser werd gaandeweg abstracter. Hij richtte zich op kleur, perspectief, textuur en andere materiële aspecten van verf en drager. Vanaf begin jaren negentig nam de internationale belangstelling toe.
Het kunstwerk: 1988 Het kunstwerk bestaat uit twaalf verticale panelen over de
[ Hallepoort
station Hallepoort
De Keyser Raoul
41
hele breedte van het timpaan boven de perrons. Ze verenigen kleurvelden en horizontale lijnen. Het eerste deel bevindt zich op de witte tegelmuur van het fronton van de toegangstrap en bestaat uit drie verticale even brede stroken in variaties van blauw, waar twee horizontale strepen in wit doorlopen. Op het timpaan dat boven de perrons hangt, gaat het om combinaties van kleurvelden en horizontaal lopende strepen over de volle breedte uitgewerkt: driemaal geel op blauw, driemaal geel op groen, eenmaal groen op groen, eenmaal wit op geel, driemaal wit op rood. De horizontale heldere strepen werken als verbindende krachtlijnen. Raoul De Keyser werkt minutieus en gedetailleerd. Door de afstand tussen het hooghangende werk en de kijker, heeft de kunstenaar zijn werkwijze ietwat aangepast en bewijst hier meteen zijn integriteit als kunstenaarspersoonlijkheid mee. Olieverf op panelen.
De kunstenaar Jo Delahaut (Vottem-lez-Liège, 1911 - Brussel, 1992). Jo Delahaut studeerde aan de Academie van Luik. Hij is ook Doctor in de Kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Luik. In de jaren veertig wordt hij vooral beïnvloed door de werken van schilder Auguste Herbin (1882-1960). Onder de groep schilders die «Jeune Peinture Belge» oprichtten, stelde Jo Delahaut als eerste niet-figuratieve geometrische composities tentoon. Hij werd de stuwende kracht en de woordvoerder van deze stroming. Orde, symmetrische opbouw, zuiver ritme, sereniteit en monumentaliteit kenmerken zijn werken. Hij wou kunst in het alledaagse decor inlijven en zo de mensen helpen om zich van het verleden te bevrijden en zich aan het heden aan te passen. Jo Delahaut is lid van de «Réalités Nouvelles» (Parijs, 1946), van «La Jeune Peinture Belge» (Brussel, 1947), stichtend lid van de Belgische groep «Art Abstrait» in 1952, en co-auteur in 1954 van «Manifeste Spatialiste», samen met Pol Bury.
Het kunstwerk: 1976 Over een lengte van 120 meter toont «Rythmes bruxellois»
[ Rythme bruxellois
station Montgomery
Delahaut Jo
43
een energieke afwisseling van kleuren en vormen. Binnen de drie dimensies van de architectonische ruimte worden levendige contrasten van vormen en kleuren op de muur afgebeeld. Elk deel van deze compositie neemt deel aan het geheel, maar behoudt tegelijkertijd zijn eigenheid. Jo Delahaut benadrukt met dit kunstwerk de eenvoud en schuift in één beweging ingewikkelde constructies en ongewone composities van tafel. De heldere kleurgedeelten alterneren met de zwart-witte composities, terwijl de kleuren geel, paars, blauw, rood en groen achtereenvolgens en met variërende breedte herhaald worden in horizontale, verticale of gebogen banen. Het kunstwerk is gemaakt van duurzaam materiaal, bestand tegen wisselende temperatuur en vochtigheidsgraad en makkelijk afwasbaar zodat stof en vuil eenvoudig kunnen worden verwijderd. Geëmailleerde wandkeramiek.
De kunstenaar Paul Delvaux (Antheit, 1897 - Veurne, 1992).
[ Nos vieux trams bruxellois
Het kunstwerk: 1978 In dit kunstwerk van meer dan dertien meter breed draagt elk
station Beurs
Delvaux Paul
Deze wereldberoemde schilder domineert samen met Ensor en Magritte de schilderkunst in België. Paul Delvaux voelt zich al snel aangetrokken tot het surrealisme, waartoe hij een belangrijke bijdrage levert. Hij ontwikkelt een heel persoonlijke poëtische mythologie, waarin het vrouwelijke een centrale rol speelt. In zijn kunstwerken vinden we de liefde van de kunstenaar voor de Italiaanse meesters uit het Quattrocento terug. Hij was sterk geïnteresseerd in de wereld van het spoor en schilderde dan ook talrijke stations. Delvaux ging een confrontatie van de verkeersmiddelen met het eeuwig vrouwelijke, van de droom die het station opwekt met de cultus van de erotiek, niet uit de weg. Treinen en stations wekken het verlangen op naar het andere, prikkelen de verbeelding, suggereren de reis naar het onbekende. Het ging hem niet om de technische aspecten van het verkeer, hoewel hij zeer nauwgezet getrouw miniatuurmodellen van treinen en trams naschilderde. In Louvain-La-Neuve werd hij zelfs tot ere-stationschef benoemd.
45
element bij tot die typische Delvaux-sfeer van herinnering en melancholie: de gezellige rijtuigen, de openluchtwagen, de figuren in hun ouderwetse kleding, de koude en strakke architectuur van de loodsen, het naïef weergegeven heuvellandschap, het schemerlicht van de rustig en langzaam uitstervende zomerdag en de zachte dromerige blauwtinten, tere groenschakeringen en verfijnd blauwgrijs. Hij roept in dit kunstwerk het thema op van de oude Brusselse trams, die hij kent uit zijn jeugd, en van zijn nostalgie naar vroeger. «Nos vieux tramways bruxellois» lijkt een grootschalige uitwerking van zijn werk «De tram uit onze jeugd», dat hij in 1955 met olieverf op hard-board schilderde. Daarmee gaf hij uiting aan de weemoed om het verlies van wat eenmaal was en nooit terugkeert. Olieverf op paneel.
De kunstenaar Denis De Rudder (Brussel, 1957). De nauwkeurigheid van de tekening, heldere kleuren en een strakke indruk van de onderliggende geometrische constructie maken het werk van Denis De Rudder zeer herkenbaar. «De Cyclus van het Rad» is zijn eerste monumentale kunstwerk. Voordien legde Denis De Rudder zich toe op pastel- en aquareltechnieken. Zijn werk spruit voort uit een bedenking over de conventionele afbeeldingsmiddelen, met name het perspectief en het illusionisme. Denis De Rudder studeerde graveerkunst en tekenen aan de Nationale Hogeschool voor Architectuur en Beeldende Visuele Kunst, La Cambre, waar hij sinds 1982 lesgeeft. Hij nam deel aan verschillende gemeenschappelijke en persoonlijke tentoonstellingen in binnen- en buitenland.
Het kunstwerk: 2003 Negen muurschilderingen, afzonderlijk geplaatst of in reeksen van twee of drie, zijn geïntegreerd in de metalen muurbekleding langs de sporen. Een tiende schilderij werd aangebracht boven het middenperron en volgt de boog van de plafondbekleding. Elk schilderij is samengesteld uit twee aparte zones: een figuratief gedeelte met een golvende vorm, en aan weerszijden ervan, een gekleurde platdruk. De figuratieve gedeelten stellen plaatsen voor die dicht bij het metrostation zijn gelegen. Ze zijn opgebouwd volgens een panoramisch perspectief. De titel van het kunstwerk is vanzelfsprekend een woordspeling op de naam van de locatie, maar verwijst daarnaast ook naar de beweging die in het kunstwerk besloten zit. Het gaat niet alleen om een kronkelwandeling door de wijk, maar ook om een afwikkeling zoals elk panorama er een is, met de blik van de kijker die telkens iets nieuws ontdekt.
[ De Cyclus van het Rad
station Het Rad
De Rudder Denis
47
Acrylverf op panelen.
De kunstenaar Camille De Taeye (Ukkel, 1938). Los van zijn passie voor schilderkunst steekt Camille De Taeye zijn liefde voor alles wat met de bühne te maken heeft niet onder stoelen of banken. Hij ontwerpt decors en kostuums voor verschillende toneelgezelschappen in Rijsel, Lyon en in Brussel. Ook in de uitgeverswereld laat hij zich niet onbetuigd en werkt mee aan tal van boeken samen met dichters en schrijvers. Zijn kunstwerken reisden zowat de hele wereld rond in ongeveer 200 persoonlijke en collectieve tentoonstellingen in Griekenland, Noorwegen, Frankrijk, Spanje, Zwitserland, Japan en vooral in België. Op zijn doeken schildert hij alles wat hij ervaart rondom een opeenvolging van beelden. «De geest van mijn schilderijen zit hem in een allusie op iets. Er zit altijd iets verboden alsook provocatie in mijn schilderijen. Ik provoceer, ik schud mensen wakker via allusie aan representatieve elementen. Allusie raakt de kern van de zaak en laat meerdere manieren van interpretatie toe.»
Het kunstwerk: 2003 Op een plaats tussen de werkplaats en het theater speelt er zich
[ Het Paard van Oktober
station Eddy Merckx
De Taeye Camille
49
een menselijke, dierlijke, plantaardige en bergachtige interactie af. De verhouding tussen deze verschillende elementen wordt geregeld door een zeer strikte, niet bij voorbaat bepaalde structuur. Deze is het resultaat van picturale en gedroomde gebeurtenissen. Camille De Taeye vertrok voor dit werk van bestaande schetsen, waaraan hij ging wijzigen om een compact en sluitend geheel te vormen. Het kunstwerk is omringd door oppervlakten bedekt met weefsels van roestvrije staaldraad. De realisatie van dit kunstwerk nam een jaar in beslag. Ter gelegenheid van de onthulling in het station Eddy Merckx werd een boek uitgegeven met als titel «Le Cheval d’Octobre - Het Paard van Oktober», het dagboek van een fresco, van de hand van Anne-Marie La Fère (uitgeverij Le Dailly-Bul). Acrylverf op doek, gemaroufleerd op panelen.
De kunstenaar Jephan de Villiers (Chesnay - Frankrijk, 1940). Met een verzameling twijgjes en dode bladeren uit de tuin van zijn grootmoeder nabij Versailles, legde Jephan de Villiers op 14-jarige leeftijd onbewust de basis voor zijn artistieke loopbaan. Later ruilt hij Frankrijk voor metropool Londen, waar hij zijn beeldhouwwerken in plaaster tentoon stelt. Een tripje naar Brussel brengt Jephan de Villiers naar het groene Zoniënwoud, waar hij het eerste «houtlichaam» opraapt, een prefiguratie van de «Voyage en Arbonie» (Reis naar Arbonië). Sindsdien gebruikt hij alles wat uit die geheime wereld van gewassen komt die op de bodem vallen. Tijdens zijn boswandelingen raapt hij berkensschorsen op, kastanjebolsters, wortels, die in zijn kunstwerken een nieuw leven leiden. Tegenwoordig verdeelt hij zijn tijd tussen het Zoniënwoud en de inham van de rivier la Gironde. Deze maritieme wereld inspireert hem evenzeer voor zijn kunstwerken. Sinds de opening van zijn atelier in Charente-Maritime gebruikt hij vooral hout dat aanspoelde aan de waterlijn.
[ Geheugenfragmenten
Het kunstwerk: 2004 De geheugenfragmenten zijn ovale, gebonden en met geschrif-
station Albert
de Villiers Jephan
51
ten bedekte vormen die elk een geheim voorwerp bevatten, teruggevonden in de denkbeeldige beschaving Arbonië. Arbonië is ontstaan uit de onvoorziene ontmoeting met het Zoniënwoud. Nadat Jephan de Villiers droomde dat het woud wegvloog tijdens een stormachtige nacht, ontstond het personage met uitgestrekte vleugels. De figuur neemt enorme afmetingen aan in de lokettenzaal en beschermt er 210 geheugenfragmenten, die teruggevonden werden bij opgraafwerken en nu zichtbaar zijn in een grote kuil die is afgesloten met een glastegel. De muren zijn bedekt met geschriften. Ter hoogte van de perrons staat op de kruising van de sporen een grote geheugenwagen in een glazen kooi die van overal zichtbaar is. Deze zou door een voorbijtrekkende menigte zijn achtergelaten. «Toen ik het station Albert ontdekte, droomde ik van een ondergrondse archeologische plaats waar men de vestingen van Arbonië teruggevonden heeft…op menselijke schaal», licht Jephan de Villiers het ontstaan van zijn kunstwerk toe. Schilderkunst op doek, bronzen beeldhouwwerk, wagen in hout, linnen, koord.
De kunstenaar Roel D’Haese (Geraardsbergen, 1921 - Nieuwpoort, 1996). Roel D’Haese voelt en leeft in de beeldhouwwerken die zijn handen scheppen. Elk beeldhouwwerk begint met fragmenten die een deel vormen van de persoonlijkheid van de personages die op hun beurt bedacht werden op basis van geassembleerde fragmenten. D’Haese ligt volledig in de lijn van de Vlaamse fantastiek. Zijn oeuvre behoort zonder twijfel tot het krachtigste dat in Vlaanderen in de twintigste eeuw tot stand kwam. Roel D’Haese nam sinds begin jaren vijftig deel aan talrijke internationale tentoonstellingen, onder meer aan het Salon de Mai, de Carnegie Pittsburgh, de Biënnale van Venetië, de Documenta in Kassel, de Biënnale van Tokio. In 1968 vervaardigde hij een reeks van vijftig gouden beeldjes. Roel D’Haese sleepte verschillende prijzen in de wacht.
D’Haese Roel
station Herrmann-Debroux
Het kunstwerk: 1985 De reiziger is verward en geïntrigeerd door de krijsende snot-
[ L’Aviateur 53
aap, met de zielige uitdrukking van de vader, de blokvormige romp, de stokkerige armpjes, de monsterlijke benen en voeten. De vliegenier, dat is de vader met zijn muts en zijn bontkraag, die ervan droomt te vliegen. Door de oorlappen van de muts kan hij het geschreeuw van het kind niet horen. De vader droomt dat hij ooit zal vliegen, maar dit is een onmogelijke droom, want zijn benen zijn zwaar als lood. Naar eigen verklaring van de kunstenaar begint elk beeld met fragmenten, met brokstukken. Die «brokstukken» van gaas en was zet D’Haese vervolgens met de verloren-wastechniek om in brons. Volgende fase is al die brokstukken die bij elkaar horen lassen zodat het beeld het karakter krijgt van iets dat nog niet bestaat. Ook «L’Aviateur» is zo samengesteld. De humoristische inslag is maar één aspect van het beeld. Bij nader inzien maakt de glimlach plaats voor spanning, die op haar beurt overgaat in vervreemding. Beeldhouwwerk in brons.
De kunstenaars Monica Droste (Warschau, 1958 - Antwerpen, 1998). Guy Rombouts (Leuven, 1949). Guy Rombouts en Monica Droste waren niet alleen een paar, maar werkten ook samen sedert 1986. In het begin van de jaren negentig creëren zij een origineel, nieuw alfabet met beelden en kleuren: het AZART-alfabet. Hun bedoeling was een meer universele vorm van communicatie in te voeren. Daarmee doen Rombouts en Droste de grens vervagen tussen de begrippen taal en kunst. Maar die idee was niet nieuw. Rombouts bekent dat zijn werk verbonden is met dat van René Magritte en Marcel Broothaers. Guy Rombouts stamt uit een familie van drie generaties drukkers. Hij volgde een opleiding als typograaf in Gent, maar als opgroeiende jongen in Geel kreeg hij veel sympathie voor de patiënten van de psychiatrische instelling. Vooral hun onvoorspelbaar gedrag en hun mogelijkheid om een eigen taal te ontwikkelen lieten een diepe indruk na op de kunstenaar. Voor Monika Droste was een afwisselend beroep haar meisjesdroom, die werd vervuld toen ze zich vestigde als kunstenares. Daarvoor verliet ze haar vaderland en kwam na een verblijf in New York terecht in Brussel, waar ze Guy Rombouts ontmoette. Ze overleed jammer genoeg vóór het kunstwerk in het station Tomberg werd voltooid.
Droste Monica / Rombouts Guy
[ Mouvements-Bewegingen
station Tomberg
Het kunstwerk: 1998 De muren van het station Tomberg werden, in het kader van de renovatie van het station, opgeluisterd met het werk van Guy Rombouts en Monica Droste. Dit werk is uitgevoerd in Portugese tegeltjes rond het thema van een origineel alfabet waarvan elke letter wordt gesymboliseerd door een lijn en een kleur (bv.: C van curve en van citroengeel). Woordspelingen, onomatopeeën, nemen de vorm aan van planten, dieren of personages. Op de ene muur zijn de motieven afgebeeld op een crèmekleurige achtergrond en op een blauwe achtergrond op de andere muur. De kunstenaars gingen met hun nieuwe alfabet nog verder en zochten tevens naar nieuwe klanken voor letters. Zo staat de letter «a» voor «aha». Zodoende blijft de link met het bestaande alfabet natuurlijk wel behouden. Muurcompositie in tegels.
55
De kunstenaar Edmond Dubrunfaut (Denain - France, 1920). Edmond Dubrunfaut wordt al op zeer jeugdige leeftijd aangetrokken tot de kunst. Het glas-in-loodraam en het mozaïek van de abdij van Tongerlo zetten Dubrunfaut ertoe aan zich in te schrijven in de Ecole nationale supérieure d'Architecture et des Arts décoratifs, La Cambre. Kort na zijn debuut interesseert Edmond Dubrunfaut zich voor een kunst die door zijn thema’s en zijn stijl toegankelijk is voor een breder publiek. Gedreven door zijn wil om de ideeën in de werkelijkheid weer te geven, speelt hij een actieve rol in de oprichting van groepen als «Le Centre de Rénovation de la Tapisserie de Tournai» (1946), «Force Murales» (1947), en «Art et Réalité» (1954). Daarna kwam er een periode waarin Dubrunfaut opnieuw alleen creaties maakte. Hij had vooral belangstelling voor fresco’s, muurschilderijen, keramische panelen en wandtapijtkunst omdat ze op grote muren van openbare gebouwen kunnen aangebracht worden en zo in het leven worden geïntegreerd.
Het kunstwerk: 1985 De kunstenaar vertrok van een aanbeveling van de UNESCO:
[ La Terre en fleur
station Louiza
Dubrunfaut Edmont
57
«Laten we de soorten redden, want er hangt een grote bedreiging boven de natuur, de dieren, de bomen,...». De kunstenaar wil dat de voorbijgangers door het metrostation Louiza even blijven staan en de tijd nemen om over de overleving van de speciën na te denken. Zeker nu de technologische krachten die de mensen zelf in het leven hebben geroepen, eigenlijk aan hun controle ontsnappen, wil de kunstenaar waarschuwend optreden. Hij doet dat met behulp van lijnen, kleuren en vormen: de aarde, de vreugde om bloemen en vruchten, de onvervangbare waarde van het vegetatieve, animale en humane leven. In het tapijtwerk en de panelen in keramiektegels ontplooien thematiek en stijl zich in een rijke vegetale en florale ornamentiek, die mens en dier omvat en alle levensverschijnselen liefderijk met elkaar verbindt. Wandtapijten, keramiek en beglaasde geëmailleerde staalplaten.
De kunstenaar Roger Dudant (Laplaigne, 1929). Ongeveer van meet af aan heeft Roger Dudant zijn eigen streek, Henegouwen, tot inspiratiebron voor zijn kunst genomen. In zijn werk vinden we de thema’s van het landelijke landschap en de industriële ontwikkeling terug. De schilder herdenkt en hervormt elementen als het veld, de weg, de fabriek, de loods, de werf, de machine, de hoogspanningsmast, de rail, de elektrische leiding, het signaal. Een netwerk van verticale en horizontale, nu eens dunne en dan weer dikkere lijnen, ondersteunen de compositie en spelen er een belangrijke rol in. De reductie tot de essentie wordt vaak zo ver doorgedreven dat het natuurlijke uitgangspunt niet langer te duiden is. Zijn composities zijn doorgedreven transformaties van waargenomen realiteiten. Roger Dudant was een leerling van Paul Delvaux, die hem de beginselen en praktische uitwerking van zijn ambacht bijbracht.
Het kunstwerk: 1974 Deze muurcompositie van negen meter lang werd in een van de gangen van het station Park in mozaïek uitgevoerd. Bij de toeschouwers roept het associaties op met de bouw, het bouwterrein en het gebouw. De kleuren van het marmer en van het mozaïek zijn geraffineerd en goed op elkaar afgestemd in hun zwarte, grijze, gebroken witte, gele, roodbruine en okergele tonen. De lichte onregelmatigheden in vorm en grootte, en de vrijwillig ruw gelaten oppervlakte van bepaalde steensoorten, versterken de verwijzingen naar de bouwmaterialen en de constructies op zich. In het uitgebalanceerde lineaire evenwicht van verticalisme en horizontaliteit brengen schuinlopende delen lichte tegenbewegingen aan. Over het gebruikte marmer en steen zegt Roger Dudant nog dit: «Deze materialen hebben al eeuwen de tand des tijds overleefd en brengen ook nu nog een vleugje poëzie in de onderaardse ruimten van Brussel.»
Dudant Roger
station Park
[ La Ville
59
Muurcompositie in mozaïek.
De kunstenaar Fernand Flausch (Liège, 1948). Fernand Flausch studeerde aan de Academie van zijn geboortestad Luik en werd er vervolgens tot hoogleraar benoemd. Hij was geboeid door het monumentale aspect van de architectuur. Hij kreeg trouwens verschillende malen de gelegenheid om zijn talent in dit domein te bewijzen. Zo maakte hij de decoratieve fresco’s in veel gebouwen. Fernand Flausch is een polyvalent artiest en spitst zich toe op een waaier van artistieke disciplines. Hij is tegelijk schilder, tekenaar, designer, beeldhouwer en ontwerper van stadsmeubilair. Zijn werk valt onder de noemer neo-popart. Belangrijkste thema’s zijn het Amerikaans beeldverhaal en wagens. Aanvankelijk beperkte Fernand Flausch zich tot de «kunst onder de kerktoren» en waren zijn werken veeleer volks. Na enkele tientallen jaren ervaring waagde Flausch zich eraan zijn kunst over heel België te verspreiden en nadien ook tot ver buiten de landsgrenzen..
Het kunstwerk: 1988 Op een fries bracht hij twee taferelen van zestig meter in ver-
[ Le Feu de Néron - La Bataille des Stylites
station Ribaucourt
Flausch Fernand
61
schillende episodes tegenover elkaar aan. De kunstenaar koos voor de twee thema’s, meer bepaald «Het vuur van Nero en de supermensen» en «Het gevecht van de stylieten» voor een totaal verschillende weergave, stijl en kleur. In de ene reeks overwegen de acties van de personages, hun omgeving en de architectonische motieven, terwijl in de andere reeks de collagecompositie en het spel met de ruimte overheersen. Het kunstwerk vertelt over onheil, brand en vlucht. Het directe karakter van de voorstelling is typisch voor stripverhalen. Beide taferelen zijn ook sterk verschillend qua kleurgebruik. Aan de ene kant primeren fel geel en rood; de tegenover hangende fries is dan weer hoofdzakelijk opgebouwd uit donkerder kleuren met figuren die als knipsels in de voorstelling lijken gekleefd. Gemaroufleerde doeken en plexiglaslichtwanden.
De kunstenaar Jean-Michel Folon (Ukkel, 1934 - Monaco, 2005). Op 21-jarige leeftijd besloot Jean-Michel Folon een punt te zetten achter zijn architectuurstudies aan het Nationaal Hoger Instituut voor Architectuur en Visuele Kunst, La Cambre. Hij wilde de grote stad tekenen, de levenswijze in de metropool. In enkele maanden vond Folon zijn thema’s en zijn stijl. Talrijke dagbladen en tijdschriften publiceerden zijn tekeningen, die een uitstekend beeld geven van de moderne wereld, en maakten ze algemeen bekend. Met weinig middelen, maar steeds op een heel doeltreffende manier slaagt de kunstenaar erin het esthetische aspect met een diepere betekenis te verenigen. Stilering en vereenvoudiging van de zichtbare realiteit, spirituele vondst en kritische instelling vullen elkaar voorbeeldig aan. Maar of het nu gaat om illustraties in boeken of affiches, alles draait voor JeanMichel Folon altijd rond de mens. Hij geeft de mens weer in allerhande omgevingen, zowel in de stad als in de natuur. Naast de Brusselse metro, is ook werk van de hand van Folon aanwezig in de Londense metro en in het Congressenpaleis in Monaco. Hij stelde onder meer tentoon in de Verenigde Staten, Japan, Italië en Parijs.
[ Magic City
Het kunstwerk: 1975 Met tientallen gebogen concentrische banden, waarvan de
station Montgomery
Folon Jean-Michel
63
kleuren de volgorde van de regenboog volgen, geeft de kunstenaar een indrukwekkende hemel vol stralende zonnegloed weer. Enkele langgerekte grijze wolken drijven over de cirkelvormige banen. De stad doemt op als een futuristisch, magisch visioen, maar ook als een dreiging. Vanop de groene heuvels, met op de toppen een oranje gloed, kijken twee kleine wezentjes naar het spektakel. Het idee voor «Magic City» kwam er terwijl Jean-Michel Folon naar de 150 m2 grote grijze betonnen muur zat te staren, waarvoor hem gevraagd was een kunstwerk te maken. Opeens vielen zonnestralen door een gat in het plafond naar binnen. Toen besefte hij dat in de metro nooit zonlicht naar binnenkomt en dat een beeld van een helder stralende zon die schijnt op een magische stad, de ondergrondse wel wat kleur zou geven. Olieverf op gemaroufleerd doek.
De kunstenaar Vic Gentils (Ilfracombe (UK), 1919 - Aalst, 1997). Vic Gentils is een veelzijdig kunstenaar die schildert, etst, panelen en diverse voorwerpen assembleert en uiteindelijk komt tot sculpturen in teruggewonnen materialen met grote aandacht voor kleur. Ondanks zijn veelzijdigheid blijft Vic Gentils zich hardnekkig schilder noemen. Nochtans verwierf hij vooral naam en faam als “assemblagist”. Ieder gebruiksvoorwerp komt in aanmerking voor deze assemblages: van verbrande lijsten, latten, tafelpoten,… tot in vuilnisbakken of op braakliggende terreinen gevonden voorwerpen. Hij verwerft eind jaren vijftig wereldfaam met zijn beeldhouwwerken uit piano-onderdelen en zwartgeblakerde kaders. Vanaf 1964 duikt de menselijke figuur steeds vaker op in zijn werk. Doorgaans staat een sarcastische en cynische blik op het mensdom voorop. Hij vereeuwigt ook de Antwerpse burgemeesters Camille Huysmans en Lode Craeybeckx.
Het kunstwerk: 1976 De kunstenaar heeft ons iets uitzonderlijks willen tonen,
[ Aequus Nox
station Thieffry
Gentils Vic
65
namelijk de concrete voorstelling van een ruimtelijke optische beweging. Hiervoor maakt hij gebruik van spiegeltjes in verschillende tinten die hij zo schikt dat het werk in beweging komt wanneer men er voorbij stapt. «Aequus Nox» is de explosie van het daglicht, de zon, bron van leven, met bewondering aanschouwd door de personages op de voorgrond, die de rassen van alle continenten symboliseren. Om de weerkaatsing die uitgaat van de interactie tussen de lichtinval en dit kunstwerk bijzonder te maken, bracht Vic Gentils in het midden van het werk hele kleine stukjes glas aan en werkte hij van daaruit met versnijdingen en de hechting van scherven volgens een lichte hoek. Links en rechts van dit lichtcentrum zijn zittende en staande figuren afgebeeld in zilver, goud, bruin en zwart. Het geheel roept associaties op met het Indonesische schimmenspel. De figuren delen hun verering voor de zon. Getint spiegelglas.
De kunstenaar Jean-Pierre Ghysels (Brussel, 1932). Hij studeert aan de Ecole des Métiers d’Art in Maredsous en krijgt vervolgens in Parijs les van Ossip Zadkine. Jean-Pierre Ghysels beheerst grondig diverse sculpturale technieken, maar zijn voorkeur gaat al jaren uit naar metaal, vooral naar koper en brons. In zijn beginperiode koos de kunstenaar voor herkenbare thema’s in zijn kunstwerken. Nadien evolueerde zijn werk naar zuiver nietfiguratieve beeldhouwkunst. In de meeste sculpturen van Ghysels ontmoeten soberheid en zinnelijkheid, kracht en gevoeligheid, overweging en organische groei elkaar in een geslaagde synthese. In de loop der jaren nam de behoefte van deze kunstenaar toe om steeds grotere kunstwerken te maken. Het formaat verhoogt niet alleen de zeggingskracht, maar Ghysels kan er ook perfect de confrontatie van de eigen creaties met de architectonische massa en ruimte mee aangaan.
Het kunstwerk: 1977 Dit werk is een mooi voorbeeld van de interactie tussen beeld-
[ The Last Migration
station Kruidtuin
Ghysels Jean-Pierre
67
houwkunst en architectuur. De monumentale muursculpturen stellen de beweging van vogels in vlucht voor, het symbool van vrijheid. «De onaardse wereld van de metro heeft niets meer van de lucht, de zon, de bomen, het hele natuurlijke milieu van de mens. De mens denkt er alleen nog maar aan zich haastig te verplaatsen en zijn zorgen te koesteren. Voor iedereen die gevangen zit in die kommervolle routine heb ik geprobeerd een vogel middenin zijn vlucht te creëren als symbool van vrijheid», aldus JeanPierre Ghysels. De kunstenaar verwezenlijkte zijn ontwerp in een gaaf abstracte, vloeiende en zuiver sculpturaal gedachte stijl. Zoals zo vaak in zijn oeuvre worden ook hier zachte en sobere vormen gebruikt, met afwisseling tussen massieve stukken en leegtes, waar het licht vrij spel in krijgt. Twee tegenover elkaar geplaatste bas-reliëfs in koper van vier meter lang.
De kunstenaar Jean Glibert (Brussel, 1938). Jean Glibert werd opgeleid in het atelier monumentale schilderkunst onder leiding van Paul Delvaux in La Cambre. Hij toonde belangstelling voor het probleem van de integratie van kleur in de architectuur, het milieu en de stedelijke omgeving door zoveel mogelijk de bouwtechnieken toe te passen. Kleur schept volgens hem nieuwe spanningen op bestaande vormen, kan ritmisch werken of verbanden leggen. Hij doet onderzoek naar transparantie (glasraam) en het gebruik van ruimtelijke inpassingen, onder andere via het professoraat dat hij kreeg aangeboden aan het Nationaal Hoger Instituut voor Architectuur en Visuele Kunst, La Cambre. Jean Glibert heeft het experimentele in de vingers. Hij beschilderde borden op een parkeerterrein met behulp van een verfspuit en kreeg verschillende opdrachten voor banken en scholen. Samen met Norberte Loicq legde hij 3.000 gekleurde cementtegels neer in het Middelheimpark van Antwerpen ter gelegenheid van de zestiende Biënnale.
[ Carrelage Cinq
station Merode
Glibert Jean
Het kunstwerk: 1976 Het is een opvallende integratie van de schilderkunst in de 1998 omgeving. Dit geïntegreerd kunstwerk van honderd meter
69
lang werd uitgevoerd in gewone en effen keramische tegels. Het beantwoordt aan strikte vereisten: goedkoop materiaal, gemakkelijke plaatsing, weerbestendigheid en eenvoudig onderhoud. Door de opstelling van de kleuren in reeksen kunnen de reizigers richting voorsteden het verloop van de verplaatsingen aflezen volgens het verticale plan of volgens een schuin plan. Op het perron richting stadscentrum zijn er vijf dubbele vierkanten verdeeld over de hele muur. «Carrelage Cinq» is uitgewerkt in geel, oranje, rood, bruin en blauw. Van een heel eenvoudig monochroom kleurvlak, van waaruit de toeschouwer het geheel gemakkelijk kan opnemen, ontwikkelt elk van de vijf compositorische onderdelen zich tot grotere visueel-structurele complexiteit en levendiger kolorische beweeglijkheid. Muurcompositie van geëmailleerde tegels.
De kunstenaar Hergé (Brussel, 1907 - 1983). Studio Hergé De Brusselse tekenaar Hergé, geboren onder de naam Georges Remi, heeft sterk bijgedragen tot de opwaardering van de strip. Hij is de schepper van een oeuvre dat de wereld heeft veroverd: de avonturen van Kuifje. De Kuifje-albums zijn in bijna vijfenveertig talen vertaald. De loyale, gewiekste, ridderlijke held is een figuur waarmee de lezer zich graag identificeert. Naast hem profileren zich heel duidelijk de ruigharige foxterriër Bobbie, kapitein Haddock, professor Zonnebloem, Jansen en Janssens, la Castafiore, enz. In 1950 richtte Hergé de «Studio Hergé» op, om hem te helpen bij zijn werk. Hergé was ook een groot kunstliefhebber. Aanvankelijk werd hij vooral aangetrokken door het expressionisme, maar na verloop van tijd viel hij voor de stijl van de popart en de abstracte kunst. Vooral Warhol en Lichtenstein droegen zijn voorkeur weg. De grootste kwaliteit van Hergés kunst houdt verband met zijn tekenstijl, de zogenaamde «klare lijn». Hij getuigt van helderheid, precisie en een synthetische geest. Zijn stijl zou een hele generatie tekenaars inspireren.
Hergé
[ Kuifje in de metro
station Stokkel
Het kunstwerk: 1988 Het werk bestaat uit twee bas-reliëfs, elk 135 meter lang, die
71
zijn aangebracht op beide muren langs het stationsperron. Op de bas-reliëfs zijn meer dan 140 figuren weergegeven die komen uit maar liefst 22 Kuifje-albums. Het gaat om scènes die op reëel formaat zijn uitgevoerd en naast elkaar werden geplaatst waardoor er allerlei grappige effecten ontstaan en onverwachte toestanden. Het geheel brengt de reiziger in een speelse en tegelijk ook boeiende omgeving. Een ludieke sfeer waarvan de elementen refereren naar wat al verschillende decennia tot de geest, gemoed en fantasie van tientallen miljoenen mensen spreekt. De schetsen voor het bas-reliëf werden getekend door Hergé zelf net vóór zijn dood. De figuren werden uitgewerkt door de Studio Hergé en aan de wand bevestigd op het einde van de voltooiingswerken van het station. Het fresco draagt bij tot het imago van Brussel als «stripverhalenhoofdstad». Acrylverf op panelen.
«Hommage à Victor Horta» door Jean-Pierre Hoa Dit station is zeer specifiek aangezien er artistieke elementen werden geïntegreerd van de hand van architect Victor Horta. Deze decoratieve elementen werden in het station verwerkt naar het ontwerp van Jean-Pierre Hoa.
Victor Horta (Gent, 1861 - Bruxelles, 1947). Victor Horta is de zoon van een meester-schoenmaker. Hij studeerde al op twaalfjarige leeftijd aan de Academie voor Schone Kunsten en voltooide ondertussen zijn humaniora omdat zijn ouders wilden dat hij directeur werd van een weverij. Het is echter pas tijdens een reis naar Parijs dat hij zich aangetrokken voelt tot de architectuur. Tijdens de daaropvolgende jaren legt hij zich toe op het ontwerpen. Als stagiair bij Alphons Balat leerde Victor Horta de regels van het beroep, maar zijn creativiteit had hij al in zich. Dat bleek uit de prijzen die hij al tijdens zijn studies met zijn ontwerpen won. Als voortrekker van de Art Nouveau-beweging in België heeft hij talrijke luxueuze gebouwen ontworpen, waarvan er helaas al heel wat verdwenen zijn. Elk huis dat hij ontwierp, ontwierp hij in functie van diegene die het zou bewonen. Door dit unieke karakter dat zijn huizen meekreeg, bleek zijn architectuur zeer duur te zijn.
Horta Victor
station Horta
Het kunstwerk: 1993 Het premetrostation wordt verfraaid met balustrades en glas-
[ Art Nouveau 73
ramen uit respectievelijk het Volkshuis en het Aubecq-huis, die beide door Horta ontworpen werden. Opvallend zijn de voor Victor Horta zo typerende kromme lijnen. Het Brusselse Volkhuis werd geopend in april 1899 en was hoofdzakelijk opgetrokken in smeed- en gietijzer. In 1965 werd het Volkshuis afgebroken, ondanks massaal protest. Het merendeel van het gedemonteerde gebouw ging helaas verloren. Het Aubecq-huis langs de Louizalaan onderging hetzelfde lot in 1950. Gelukkig bleef nog heel wat architectuur van Victor Horta bewaard in de stad. In premetrostation Horta leeft het verder dankzij de integratie van zijn Art Nouveau-stijl in de stationsarchitectuur. Hekwerk, glasramen, didactische uitstalramen.
De kunstenaar Marin Kasimir (München, 1957). Marin Kasimir ruilde zijn geboortestad München begin jaren tachtig voor Brussel, waar hij tegenwoordig leeft en werkt. Maar zijn werk siert niet alleen openbare en privé-ruimten in ons land. Ook in Nederland en Frankrijk is hij populair. Marin Kasimir verwierf internationale bekendheid met zijn zeer gedetailleerde panoramische foto’s van stedelijke architectuur waar ook veel mensen op figureren, wat het geheel zeer levendig maakt. De foto’s worden gemaakt met een roterende camera die om haar as draait. Deze zogenaamde «roundshot»-camera verhoogt de tijd van een opname tot twintig minuten per ronde en kan haar gezichtsveld verruimen tot 360°. Het idee van omlijsting zoals in de klassieke schilderkunst, bestaat in dit geval niet. De panoramische foto’s houden het midden tussen muurschilderingen, fotografie, cinema en architectuur. De creaties van Marin Kasimir werden herhaaldelijk bekroond, onder meer met de «Prix de la Jeune Peinture Belge» (1985) en met de «Prix de la photographie» van de stad Parijs (1995).
Kasimir Marin
[ Interstedelijk
station COOVI - CERIA
Het kunstwerk: 2003 Marin Kasimir maakt van de techniek van het «panorama»
75
gebruik om de reiziger te integreren in deze voorstelling van de werkelijkheid, met twee tegenover elkaar liggende beelden. Zodra het fototoestel namelijk op een punt is gericht, wordt de ruimte eromheen een open scène die mensen kunnen betreden, verlaten, waaraan ze kunnen deelnemen en waarin ze een rol kunnen spelen. De twee beelden die de kunstenaar voor zijn panorama koos (COOVI in Anderlecht en het Muntplein in hartje Brussel) zetten de tegenstelling duidelijk in de verf, zowel wat de miseen-scène betreft als de geënsceneerde tijd. Bij het panorama van COOVI vallen de verwijzing naar de vier seizoenen op en naar kunstgeschiedenis. En bij De Munt zorgt het ritme van een dag al voor voldoende verscheidenheid: winkelen, kermis, operapauze,... De ruimte zelf vormt hier dus een ware scène. Panoramische beelden op doek, geplaatst in lichtkasten.
De kunstenaar Jean-Paul Laenen (Mechelen, 1931). Hij begint als beeldhouwer en keert zich vervolgens naar een volledige integratievorm, waar hij zijn esthetische drang aan aanpast om ten volle deel te hebben aan het project, zoals de architect en de stedenbouwkundige die voor meerwaarden zorgen. Samen met twee andere architecten (Bob Van Reeth en Marcel Smets) sticht hij de werkgroep «Krokus», die zich toelegt op de herwaardering en de restauratie van oude buurten in het centrum van Mechelen en van andere steden van België. Jean-Paul Laenen was ook docent aan het Hoger Instituut voor Architectuur Sint-Lukas in Brussel en aan de Academie van Bouwkunst in Tilburg. Van meet af aan stonden experiment en onderzoek in het werk van Laenen op de voorgrond. De kunstenaar besteedde altijd veel aandacht aan de relatie tussen vorm en materiaal en tussen volume en ruimte.
Het kunstwerk: 1982 De kunstenaar en zijn medewerkers (leden van de fotoclub
[ Metrorama 78
station Aumale
Laenen Jean-Paul
77
van de MIVB) stellen op een van de muren van het station in een beeldrijke taal een uiterst realistische documentaire voor over de situatie en de omgeving van de gebouwen tijdens de aanleg van de metrolijn. Arbeiders, bulldozers, huizenrijen, graaf- en slopingswerken passeren de revue. Op de tegenoverliggende muur bevindt zich een veelzijdige fotografische en levendige voorstelling van het vroegere leven in de wijk van Aumale. Hier wisselen kermispaarden, woningverbouwingen en wagens in de straat af met typische gevels van cafés en winkels, veeboeren en paardenmarkt. Wat verdwenen is en vandaag nog overeind staat, komt samen zich in dit kunstwerk, waardoor de tegenstelling tussen ruimte en tijd tegenover elkaar zeer scherp wordt gesteld. Boven de sporen richting stad wordt het De Brouckèreplein voorgesteld met de fontein «op de vlucht» naar het Sint-Katelijneplein. Richting Anderlecht wordt het station Sint-Guido in opbouw in beeld gebracht. «Metrorama 78» verwijst naar het vroegere Rustplein, waar het station zich nu bevindt, en naar het voormalige Aumalekasteel, waaraan het station zijn naam dankt. Fotografische muurcompositie van 600 m2.
De kunstenaar Octave Landuyt (Gent, 1922). Hij studeerde aan de Academie voor Schone Kunsten in Kortrijk, maar was vooral een autodidact. Naast de schilderkunst, legt hij zich ook toe op de keramische beeldhouwkunst, op de plastische kunsten, de gravure, het textieltekenen, het ontwerpen van juwelen, tapijten, meubels en kostuums. Op het ogenblik dat zijn aandacht ook naar keramiek uitging, in 1958, beschikte Octave Landuyt over de technische kennis van een ervaren en veelzijdig kunstenaar. Hij kreeg de techniek dan ook in een mum van tijd onder de knie. Zijn creaties worden gekenmerkt door scherpe tegenstellingen. Ze komen voor als uitingen van een geobsedeerde geest, een gekweld gemoed, een getormenteerde verbeelding. Zoals vele Vlaamse kunstenaars die in de jaren ’20 geboren werden, uit Landuyt het drama en het leed dat hij tijdens de oorlog had ondergaan. Ondanks die uitdrukking van angst, de sfeer van beklemming, getuigen ze tegelijkertijd van plastische verfijning, gevoelige nuancering en zin voor fraaie materialen.
Het kunstwerk: 1979 Het bestaat uit vier ronde bas-reliëfs, die in poortvormige
[ Het uiteindelijk Verkeer
station Naamsepoort
Landuyt Octave
79
omlijstingen werden aangebracht op het met zwart dooraderde witte marmer in de stationshal. De combinaties van gezichten en handen stellen de vier stadia voor in het leven van de mens: de geboorte, de liefde, de volwassenheid en de dood. Ogen en monden vormen donkere spleten in de vaalgrijze keramische materie, terwijl een enkel roodbruin bladvormig element als enige kleurvlek de monochromie van de verschillende grijswaarden accentueert. Aanvankelijk speelde Octave Landuyt met het idee om op de wit-marmeren wanden eveneens wit-marmeren structuren te schilderen. Uiteindelijk vond hij de gedachte absurd en creëerde het huidige kunstwerk. De weergave van de vier stadia van het leven van de mens in dit kunstwerk, staaft ook een constante binnen de evolutie van het werk van Octave Landuyt en is dan ook de zeer persoonlijke benadering van de realiteit. Eerst neigde die realiteit naar het surrealisme, maar later almaar meer naar het exotische en zelfs barokke. Bas-reliëfs in geëmailleerde keramiek.
De kunstenaar Walter Leblanc (Antwerpen, 1932 - Silly, 1986). Walter Leblanc studeerde aan de Academie voor Schone Kunsten en aan het Nationaal Hoger Instituut in Antwerpen. De activiteiten van de groep G58 in het Antwerpse Hessenhuis tijdens de periode 1958-1962, waren een flinke stimulans voor hem. Net zoals de andere kunstenaars van G58 brak ook Leblanc met de traditionele schilderkunst. Walter Leblanc behoort wellicht tot de zuiverste en meest logische kunstenaars die aandacht hebben gehad voor het spel van licht en schaduw en voor het fenomeen van de menselijke perceptie. Gedurende jaren heeft hij zich toegelegd op zijn zogenaamde «Torsions», verstrengelde draden en koorden die in het begin waren gespannen op een effen zwarte of witte achtergrond en later plastieklinten die, door de verschillende kleuren aan de twee zijden, een optische beweging suggereren bij de toeschouwer als die voorbij het werk loopt. Leblancs werk sluit aan bij de «optical art». Sleutelwoorden zijn ritme, orde, spel van reeksen en licht.
Het kunstwerk: 1986 De haut-reliëfs in staal en hout zijn in het station Simonis door
[ Archetypes
station Simonis
Leblanc Walter
81
Walter Leblanc aangebracht in het jaar van zijn overlijden. Ze behoren tot de «geprogrammeerde reeksen» waar de kunstenaar zich van 1975 af intens op heeft geconcentreerd. Het onderzoek van de kunstenaar tijdens het laatste decennium vóór zijn dood heeft vorm gekregen in de «Archetypes». Het gaat om composities op basis van de geometrische grondvormen driehoek, vierkant, cirkel en de afgeleide vormen rechthoek en ellips. Dit werk vormt een triptiek, waarvan elk deel op zijn beurt is samengesteld uit talrijke elementen. De onderdelen van dit drieluik genereren elk een heel andere dynamiek. Op het rechterluik versterkt de onderliggende betegeling met witte steen de monumentale kracht van de roestbruine reliëfelementen. De muur ertegenover heeft daarentegen bruine tegels en die zorgen ervoor dat de negen witgelakte panelen in geperst hout zeer contrasterend overkomen. Tenslotte vertoont het middenluik, boven de sporen, een verband met de andere twee luiken, maar toch is het op zich een zeer verschillende conceptie en constructieve uitvoering. Haut-reliëfs in Corten-staal en hout.
De kunstenaar Lismonde (Anderlecht, 1908 - Linkebeek, 2001). Hij is vooral gekend als tekenaar en meer bepaald door zijn trillende tekeningen, waarin de mengeling van het zuivere wit met de concentratie van het zwart, ruimte, diepte en afstand suggereert. Via zijn werken gaat Lismonde een dialoog aan met de ruimte en de architectuur. De toeschouwer heeft het gevoel dat hij in het kunstwerk kan rondwandelen, ook al gaat het om abstracte werken. In zijn stadsthema’s trekt de kunstenaar zich terug in de essentie van het onderwerp en uit dat alleen nog in streepjes, stippellijntjes, vibrerende vlakjes en puntjes. Vanaf de jaren ’50 legt hij zich toe op de lithografie en realiseert hij talrijke projecten met glasramen en wandtapijtkunst. Lismonde nam deel aan talrijke tentoonstellingen in binnen- en buitenland en kon verscheidene prijzen opstrijken. Aanvankelijk had het werk van Lismonde een eerder impressionistisch karakter.
Het kunstwerk: 1976 Bij het ontwerp van het kunstwerk kwam Lismonde al snel tot de bevinding dat tekening, wandtapijt of glaswerk onvoldoende draagkracht zouden hebben om te plaatsen op het veertien meter brede timpaan boven de sporen. De kunstenaar wou vormen en volumes creëren op schaal van de ruimte waarover hij beschikte. Hiervoor koos hij voor geanodiseerd aluminium, een materiaal waarin vormen bijzonder gaaf, zuiver en scherp uitkomen. Daardoor blijft de waarde van de lijnen zeer belangrijk en kunnen zij in de architectuur integreren, deze verlengen door de belangrijkste vlakken ervan te onderstrepen en haar verlevendigen door het spel van licht en schaduw.
Lismonde
[ Que la mer épargne
station Petillon
Haut-reliëf in geanodiseerd aluminium.
83
De kunstenaar Marcel Maeyer (Sint-Niklaas, 1920). Voor hij bekend werd als schilder, was Marcel Maeyer hoogleraar kunstgeschiedenis aan de universiteit van Gent. Zijn drijfveer, de analyse van het schilderproces, leidt hem naar een zoektocht naar betere schilderskwaliteiten. Marcel Maeyer maakt deel uit van de hyperrealistische stroming. Kenmerkend zijn close-ups, onverwachte uitsnijdingen en suggestie van het geheel door de voorstelling van het treffende detail. Daarvoor drukt Marcel Maeyer zich uit in verschillende disciplines: schilderen, tekenen, beeldhouwen en installaties. Hij heeft in het bijzonder interesse voor de seriële uitwerking van een thema. Alleen zo kan een bepaalde problematiek grondig en systhematisch worden onderzocht. Zijn kunstwerken vervolledigt Maeyer met artistieke en kunstkritische commentaren zodat de kijker een rijke waaier van elementen heeft om een eigen verhaal te kunnen weven rond het werk.
Het kunstwerk: 1985 Het is een reeks van honderd letters, die in vijf kolommen van
[ Droom van Poelaert
station Louiza
Maeyer Marcel
85
twintig elementen gerangschikt staan, die elk een tekst vormen. Deze tekst verwijst zowel naar het Louizaplein en het metrostation als naar het Justitiepaleis en zijn architect, Joseph Poelaert (1866-1883). De kunstenaar geeft ook een knipoog naar de voorbijgangers, die de moeite nemen zich op het kunstwerk te concentreren en stelt hen een tweetalige tekst voor. Maar het gaat om meer dan letters alleen. In de overwegend blauw-witte letterstructuren en de met rood en geel omrande achtergronden, waarop ze werden aangebracht, valt de fraaie en verfijnde picturaliteit op. Het diagonaal uitgevoerde penseelwerk, de doorschemeringen van de teder boven elkaar gelegde lagen, de subtiele tonaliteiten, het lichte reliëf en de zachte borstelstreken. «Droom van Poelaert» wordt pas voor een geconcentreerde toeschouwer tot een ervaring van zuivere beelding. Olieverf op gemaroufleerd doek.
De kunstenaar Pol Mara (Antwerpen, 1920 - 1998). Pol Mara volgde avondles aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen en was van 1941 tot 1948 parttime student aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. Door de figuratie in zijn werken duidelijk te benadrukken, introduceert hij in België een persoonlijke kijk op de Amerikaanse popart (Andy Warhol). Hij heeft een voorkeur voor de thema’s publiciteit, film, sport, de krant, het geïllustreerde tijdschrift, de foto, de snelheid, het sex-appeal, de pin-up en de covergirl. Hoewel hij zijn inspiratie uit de popart put, wijkt hij er ook sterk van af door zijn persoonlijke voorstelling, sfeer en klimaat. Hij onderscheidt zich door een aantrekkelijke, charmante en bijzonder geraffineerde voorstelling van de lijnen en de kleuren met een fotografische nauwkeurigheid. Dankzij studiebeurzen en eigen middelen reisde hij zowat de hele wereld rond. Hij nam deel aan de belangrijkste internationale tentoonstellingen.
Het kunstwerk: 1976 De kunstenaar wou met dit werk een bijdrage leveren tot de
[ Thema’s
station Montgomery
Mara Pol
87
vermenselijking van een door de industrie en de techniek bepaalde omgeving. Zijn personages worden met een fotografische nauwkeurigheid weergegeven. De panelen van twee meter op twee meter werden ruitvormig geplaatst om de eentonigheid van de rechthoekige wand te doorbreken. De afbeeldingen zijn typisch voor Pol Mara. Het lachende, knappe, jonge meisje, het naakt, bedeesd of uitdagend, de paarden, de sensualiteit, de sfeer van «Make love, not war». Het schilderij ademt de sfeer uit van het vluchtige van onze tijd met een veelheid aan wisselende beelden en indrukken die kenmerkend zijn voor de moderne wereldstad. In «Thema’s» ging de kunstenaar eerder sober te werk wat de composities betreft, hoewel zijn hand er toch duidelijk in te herkennen valt. Olieverf op panelen.
De kunstenaar Michel Martens (Wervik, 1921). Michel Martens is een autodidact die in de loop van de jaren ‘50 en ‘60 grote faam in binnen- en buitenland wist te verwerven. Zowel bij de herstelling van tijdens de oorlog beschadigde kerken als bij de opbouw van nieuwe, slaagde hij erin hoogwaardige en creatieve ontwerpen te creëren die tegelijkertijd volkomen in de architectuur van het gebouw geïntegreerd waren. Hij is de belangrijkste vernieuwer van de glasraamkunst in Vlaanderen. Zo ging hij op zoek naar een nieuwe techniek en een nieuwe taal die zich op de abstracte kunst entte. Hij is volledig vrij en niet gebonden door architectonische vereisten. Zijn oeuvre getuigt dan ook van durf. Hij gebruikte achtereenvolgens doorzichtig, gekleurd, geblazen en spiegelglas. In 1974 maakte hij zijn eerste «spiegelobjecten»: tweedimensionale werken waarvan het oppervlak een reliëf vertoont. Het resultaat is een gebroken oppervlakte dat het licht opvangt en in verschillende richtingen weerkaatst.
Het kunstwerk: 1984 Drieëndertig verticale stroken van verschillende breedte vol-
[ Diamant
station Diamant
Martens Michel
89
gen elkaar op over een breedte van 5m80 en een hoogte van 2m23. Ze bestaan op hun beurt uit smalle reepjes glas, die schuin en met klein reliëf naast elkaar aangebracht werden. Door het licht dat door het glas opgevangen en weerkaatst wordt, en door de beweging van de toeschouwer wordt alles rond het kunstwerk versplinterd en uit elkaar gehaald, zoals de facetten van een diamant. Wie de vaste trap of de roltrap afdaalt, kijkt gefascineerd toe hoe de hele omgeving en de toeschouwer zelf in een onophoudelijk wisselend en verglijdend spel tot honderden beweeglijke en lichtende deeltjes en streepjes worden versplinterd, gefragmenteerd en weerkaatst. Licht, ruimte en omgeving vervloeien op die manier tot een wezenlijk onderdeel van het reliëf. Dankzij de vindingrijkheid van de kunstenaar is het effect dat wordt bereikt met eenvoudig spiegelglas even rijk als het fonkelen van een edelsteen. Muurcompositie in spiegelglas.
De kunstenaar Martin (Guyaux) (Biesme, 1940). Martin Guyaux is een hedendaags beeldhouwer die zowel lyrisch abstract als geabstraheerd figuratief werk aflevert. Zijn favoriete materialen zijn brons, staal, steen en zwart Mazy-marmer. Hij gaf les in de Académie Royale des Beaux-Arts in Brussel en verwierf verschillende prijzen en onderscheidingen in België en in het buitenland. Ook nam hij deel aan diverse internationale tentoonstellingen, onder meer in Ravenna, Parijs, Athene, Skironio, Moskou, Peking en Rijsel. Behalve in het station Kruidtuin is nog ander monumentaal werk van Martin Guyaux te zien bij Winterthur in Brussel, de Europese School in Ukkel, het ministerie van Financiën in Charleroi en de rotonde van het Paleis voor Schone Kunsten in Charleroi.
Het kunstwerk: 2004 Martin Guyaux koos zelf het station Kruidtuin voor de installatie van zijn kunstwerk. Het gaat om een enorme zonneschijf en twee monumentale poorten in brons. «L’Odyssée» ziet hij als een grote zonnereis, die emoties en dromen opwekt. Daar zijn alleen gezichts- en tastwaarnemingen voor nodig. Guyaux beschouwt dit werk als een zonnemagma dat doorheen de tijd reist en langs de twee grote deuren een ander universum binnentreedt. Het gaat om een enorme zonneschijf in brons en monumentale bronzen poorten. Martin Guyaux had een concept voor ogen van een horizontaal beeldhouwwerk waarvan de bestemming verticaal is. De kunstenaar kantte zich sterk tegen het gebruik van sokkels omdat deze volgens hem het beeldhouwwerk verstoren.
[ L’Odyssée
station Kruidtuin
Martin
91
Beeldhouwwerken in brons (verloren was-techniek).
De kunstenaar Marc Mendelson (Londen, 1915). Na zijn studies aan de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, richtte hij in 1945 mee de «Jeune Peinture BelgeJonge Belgische schilderkunst» op. In zijn werk kunnen we twee grote periodes onderscheiden: een abstracte periode met grote strenge, monochrome en sombere doeken in zwaar materiaal en een andere irrealistische en anekdotische periode met ondeugende en humoristische associaties en elementen, om tenslotte terug te grijpen naar het koloriet. Zijn schildersnatuur getuigt doorheen zijn hele oeuvre van een verfijnd gevoel voor de lijn, de kleur, de plaatsing van de beelding in het vlak en contrastenwerkingen.
Het kunstwerk: 1974 De kunstenaar wou een zonnige, grappige en feestelijke sfeer scheppen voor de talrijke ambtenaren en werknemers die regelmatig langs de wijk van de Warande komen, waar zich vooral nogal ernstige kantoren, overheidsdiensten, ministeries en instellingen bevinden. Met de grappige, duidelijke associaties van de kleine figuren in wit hout, wou hij de reizigers een humoristisch, geestig, ontspannend en ludiek kunstwerk bieden. Hij wou de metrogebruiker niet confronteren met een kunstwerk dat veel concentratie vergt. Het paneel toont kleine personages die naar hun werk gaan na de vakantie en die zich meestal nog slaperig en verbaasd naar de metrogangen spoeden.
Mendelson Marc
[ Happy Metro to you
station PARK
Geheel van sculpturen in veelkeurig hout.
93
De kunstenaar Frans Minnaert (Idegem, 1929). Frans Minnaert, wiens vroegste werk gesitueerd kan worden bij het expressionisme, vertoont in de jaren ‘60, na studiereizen in Joegoslavië, Japan en Zuid-Afrika, een geleidelijke evolutie naar de nieuwe figuratie. Het contact met de Zuid-Afrikaanse landschappen (de woestijnen, de rotsen, de weelderige plantengroei) en de confrontatie met de uitingen van een met de natuur nog innig verbonden cultuur leiden tot een zeer persoonlijke uitdrukking van de wording en de groei van het leven, het ontstaan van de soorten, de schepping,.... Een belangrijke evolutie in zijn werk is de stap om op onbehandeld bruin canvas te schilderen. Daardoor kon Frans Minnaert op een spontane en impulsieve manier werken. Hij vertrekt bij de realisatie van een werk nooit van een ontwerp, maar altijd van een idee. En dat idee krijgt pas vorm tijdens het creatieproces.
Het kunstwerk: 1982 42 panelen van 1 m2 bedekken de cirkelvormige wand van een brede zuil in de stationshal. Frans Minnaert heeft bewust gebruik gemaakt van de cilindervorm van de stationsarchitectuur omdat deze op zich de oneindigheid uitdrukt. Het werk suggereert de ontluiking van het leven en de continuïteit van de schepping. De wisselende effecten van het natuurlijke licht die aan het reliëf (streepjes, punten, kerven, krassen, groeven, spatten,…) een dynamiek geven, sluiten aan bij het continue karakter van de creatie en spreken tot de verbeelding. Het licht dat zich uitstrekt over het reliëf, komt vanuit twee bronnen: de koepel van het cirkelvormig gebouwde station en opzij door de ramen aan de straatzijde.
[ Wij leven
station Sint-Guido
Minnaert Frans
95
Bas-reliëf in tinlegering.
De kunstenaar Jacques Moeschal (Brussel, 1913 - Elsene, 2004). Jacques Moeschal volgde een opleiding voor architect en beeldhouwer. Zijn beeldhouwwerken kunnen als creaties van een ingenieur-architect-kunstenaar beschouwd worden, met de nadruk op het technisch-wetenschappelijk aandeel. De kunstenaar is van mening dat architectuur en beeldhouwkunst door dezelfde wetten worden beheerst. Moeschal is gepassioneerd door de technische mogelijkheden uit zijn tijd. Zo gebruikt hij in ons land als eerste beton voor grootschalige beeldhouwwerken. Aan hem hebben we met name de pijl van het paviljoen van de burgerlijke bouwkunde te danken, dat gebouwd werd voor de Wereldtentoonstelling van 1958, net als «Het Signaal» van Groot-Bijgaarden op het verkeersplein van de E40 en de Brusselse ring, en «De Weg van de Vriendschap» voor de Olympische Spelen van Mexico in 1968, een ringlaan die alle terreinen waar de Spelen plaatsvonden met elkaar verbond en gemarkeerd was door monumentale beelden.
Moeschal Jacques [ Structures rythmées
station Zuidstation
Het kunstwerk: 1988 Dit kunstwerk is een technisch meesterwerk qua conceptie en
97
uitvoering. Het gaat om een plafondschildering in de volledige lokettenzaal van het station en op delen van de perrons van dit bijzonder belangrijke metrostation qua grootte en ligging. Omdat de reizigers zich zouden kunnen oriënteren, heeft hij de plafonds geel, rood of oranje geschilderd, naargelang de verdieping. De kleuren benadrukken de structuur van de plafonds. De onverwachte niveauverschillen, profileringen, verschuivingen en hun verticaal, horizontaal of schuin verloop zijn door beschildering met brede gele strepen beklemtoond. Die variatie vindt haar tegenwicht in de lange rij dicht bij elkaar staande, eveneens door de kunstenaar in geel uitgevoerde zuilen die de hele hal over zijn volle lengte in twee delen scheidt. De kunstenaar heeft dit kunstwerk gecreëerd om de ruwe constructies tot hun recht te laten komen, door de indrukwekkende elementen van de ruwbouw van het station zichtbaar te laten. Dankzij de integratie van zijn kunst in de architectuur, geeft het werk van Moeschal een dynamisch en beweeglijk karakter aan de driedimensionaliteit. Plafondschildering.
De kunstenaar Antoine Mortier (Sint-Gillis, 1908 - Oudergem, 1999). Antoine Mortier volgde avondlessen aan de Academie voor Schone Kunsten in Brussel en oefende tegelijk de meest diverse beroepen uit. Al snel toont hij zijn voorkeur voor tekenen en schilderen. De confrontatie met de realiteit van het bestaan en met de tragische oorlogsgebeurtenissen, leidde tot de uiting van zijn innerlijke emoties in een gekwelde, bewogen en expressieve kunst. Van dan af heeft Mortier door middel van krachtige tekens, imponerende vormen en een gloed van kleuren uitdrukking gegeven aan bewogenheid en hartstocht, exaltatie en agressie, tederheid en obsessie, mysterie en dood. Antoine Mortier was lid van de «Jeune Peinture Belge» en een eenzame voorloper van wat vandaag «Action Painting» heet. Ook al is de vorm abstract, vertoont hij verwantschap met Permeke. Zijn werken hebben een monumentaal karakter.
Het kunstwerk: 1988 De liggende figuur en de drie staande gestalten zijn geredu-
[ La Pietà
station Ijzer
Mortier Antoine
99
ceerd tot sobere, streng geometrische vormen, waarin gleuf- en strookvormige doorbrekingen de ogen suggereren. Dit harde en beklemmende werk kan worden opgevat als een indrukwekkend dodenmonument (geïnspireerd door de naam van het station), dat iedereen oproept om in vrede samen te leven, het leed te delen. Antoine Mortier twijfelde in eerste instantie of hij wel zou ingaan op de vraag een kunstwerk te maken voor een metrostation. Hij vreesde dat dit geen omgeving was om schilderijen te conserveren en hij twijfelde omdat hij een integrale inpassing in de architectuur noodzakelijk achtte en daar op het eerste gezicht met de aard van het werk geen oplossing voor zag. Bij een bezoek aan de bouwwerf werd hij getroffen door de materie en de massa van een lang betonblok in een van de toegangen. Dat inspireerde hem, want langzaam rijpte de gedachte om twee imposante haut-reliëf metaalsculpturen te ontwerpen, die aan beide zijden over de volle breedte zouden worden gemonteerd. Twee beeldhouwwerken in staalplaat.
De kunstenaar Michel MOUFFE (Brussel, 1957). Eén van Michel Mouffes persoonlijke tentoonstellingen heette «En s’occupant d’Erasme...zorgen voor Erasmus». Het mag dan ook niet verbazen dat de kunstenaar het interieur van het gelijknamige metrostation mocht opfrissen. Voorts stelde hij als plastisch kunstenaar tentoon in Azië, de Verenigde Staten en Europa en publiceerde hij onder andere essays zoals «Petit dialogue avec l’Ange» (uitgeverij Tandem, 2001) waarin hij de essentie van zijn aanpak uiteenzet. Michel Mouffe houdt van het unieke, van hetgeen zich niet laat ombuigen tot een reproductieschema. Zijn schilderijen zijn abstract, monochroom op enkele geometrische lijnen na. Vaak brengt deze Brusselse kunstenaar de verf dun aan, waarbij hij het doek eerst in een bad van kleur legt om het nadien met de hand wat bij te werken. Michel Mouffe onderscheidt zich van andere abstracte kunstenaars door achter ieder doek een metalen boog aan te brengen die het schilderij onder spanning zet. Daardoor zwellen de doeken op in de richting van de toeschouwer.
Het kunstwerk: 2003 De fotocomposities op geëmailleerde platen benadrukken
[ Festina lente
station Erasmus
Mouffe Michel
101
het pacifistische karakter van Erasmus (Desiderius Erasmus Roterdamus, Rotterdam 1469 - Bazel 1536), zijn gehechtheid aan de opvoeding, zijn opeenvolgende reizen door Europa en het Europa van de denkers. Toen hij nog leefde, kreeg Erasmus de naam van Prins der Humanisten. Het project in metrostation Erasmus bevat, naast de afbeeldingen en fotocomposities, ook zinspreuken van Erasmus, vertaald in verschillende Europese talen. «Festina Lente», wat «Haast je langzaam» betekent, diende zich dan ook op natuurlijke wijze aan als titel voor dit werk. De keramische tegels hebben voor ruim 99 procent de kleur «Delfts blauw». Deze kleur werd na onderzoek van achttien maanden tot ontwikkeling gebracht in samenwerking met het personeel van de firma Cerafrance. Op 184 m2 zijn adagia (zinspreuken) van Erasmus gegraveerd met de laser. 49 tegels werden verfraaid met handbeschilderde motieven. Tenslotte werden op 350 m2 onder andere gezichten gereproduceerd en gezeefdrukt op panelen van verglaasde emailstaalplaten. Het uitwerken van dit artistiek project duurde net geen drie jaar. Verglaasde emailstaalplaten en tegels.
De kunstenaar Johan Muyle (Montigny-sur-Sambre, 1956). Muyle is een kunstenaar met internationale naam en faam, die leeft en werkt in Luik. Hij vertegenwoordigt de beeldende kunst in België dankzij de tentoonstellingen die hij op regelmatige basis houdt in galerijen, musea of Europese kunstcentra, maar ook dankzij zijn deelname aan internationale beurzen en Biënnales. Johan Muyle is een groot liefhebber van voorwerpen die iets met bouwwerken te maken hebben. Hij gebruikt dergelijke objecten in de een of andere vorm dan ook naar believen in zijn kunstwerken. In 1994 trekt hij voor het eerst naar Congo, waar hij samen met kinderen ambachtelijke kunstvoorwerpen maakt die hij later gebruikt in assemblages. Grote internationale bekendheid vergaart hij vanaf 1998, wanneer hij tijdens de Biënnale van Sao Paolo «We don’t know him from Heden» voorstelt. Persoonlijke en internationale tentoonstellingen volgen elkaar sindsdien in ijltempo op.
Het kunstwerk: 2003 Deze fries van 1.200 m2 toont ons een hedendaagse denkbeelE. Pompilio / J. Duval
[ I promise you (‘r) a miracle
station Noordstation
Muyle Johan
dige en metaforische voorstelling van de multiculturele invloeden en verhoudingen in België op artistiek vlak. Doelstelling van Johan Muyle is het «afbeelden van zijn generatie». De compositie van de fresco’s geschilderd op de straatmuren van het busstation, zijn geïnspireerd op het model van de klassieke compositieleer, namelijk een centraal onderwerp dat op de voorgrond treedt door toevoeging van andere protagonisten die terzijde worden afgebeeld. Een van de friezen roept het klassieke thema op van de onthoofde martelaar, een andere fries herinnert aan de parabel van de blinden. De rode draad is de belofte van een mirakel. De term «mirakel» moet worden begrepen in zijn niet-geestelijke betekenis, wat voor de kunstenaar betekent dat de mens zijn lot in handen neemt. De disproportie tussen de landschappen die op de achtergrond zijn geschilderd en de portretten op de voorgrond, creëert een spel met contrasten van schaalgrootte. De personages die voor de ogen van voorbijgangers als reuzen lijken komen in het uitvergrote landschap over als lilliputters. De centrale muren van de composities zijn in kleur uitgevoerd en de uiteinden in zwart-wit. Zij refereren naar de fotografie en het ontstaan van de film. De mechanische beweging van de ogen van de portretten van acteur Benoit Poelvoorde en het spel met water worden ondersteund door een geluidsfragment. Anonieme stemmen laten in verschillende talen «Ik beloof je een mirakel» horen, die te midden van het gedonder van autobussen leven geven aan de woordloze intenties van de portretten en het kunstwerk een gedramatiseerde dimensie geven. Wandcompositie met 43 geschilderde portretten.
103
De kunstenaar Roger Nellens (Liège, 1937). Hij is een autodidact die onder invloed van Permeke de schilderkunst ontdekt. In 1960 begint hij de reeks «Stations en treinsignalen» te schilderen. Een paar jaar later volgt hij de raad van Paul Delvaux op en richt hij zich tot een realistische schilderkunst. Zijn hele werk is gebaseerd op de weergave van de techniek, van machines, motoren en voertuigen die louter verzinsels van zijn verbeelding en volledig nutteloos zijn. Voor zijn poëtische, gefantaseerde, vriendelijke, soms tedere, «machines dénaturées», documenteert Roger Nellens zich met diagrammen, werktekeningen, projecten en afbeeldingen uit de achttiende en negentiende eeuw. Zijn machines zijn tegelijkertijd abstract en figuratief. Hij kopieert deze bedenksels uit de industriële revolutie niet, maar ontleent er elementen en onderdelen aan, die hij aanpast, op een nieuwe manier combineert, in een totaal andere mechanische context plaatst. Bij hem primeerden een ludieke instelling en de drang de verbeelding in vrijheid haar aandeel te geven.
Het kunstwerk: 1976 Dit schilderij van veertien meter bevindt zich op één van de
[ Le Tropolitain
station Gribaumont
Nellens Roger
105
timpanen van het station en stelt drie zuiver denkbeeldige voertuigen voor, die in een hele waaier pasteltinten volledig vrij geassembleerd werden volgens de fantasie van de kunstenaar. Het kunstwerk bevat verwijzingen naar de techniek van respectievelijk de achttiende, de negentiende eeuw en het hedendaagse tijdperk. Maar het gaat wel om volledig gefantaseerde, in vrijheid en naar verbeelding geassembleerde loco-machines, afgebeeld in een lege, ijle ruimte. Over «Le Tropolitain» schreef Nellens het volgende neer: «De metro - een station - ik houd van stations. De metro - een doek van veertien meter lang. Je kunt ervan dromen, je kunt het maken. De metro - een doek dat duizenden treinen voorbij zal zien rijden - wat ’n bestaan! De metro - mijn wagons tussen de wagons. De metro – buitensporigheid bij het spoor. De metro - avontuur - creativiteit. De metro- Le Tropolitain». Olieverf op gemaroufleerd doek.
De kunstenaar Jean-François Octave (Arlon, 1955). Jean-François Octave is tekenaar, schilder en architect. Hij studeerde architectuur aan Sint-Lucas (1973-1975) en aan het Nationaal Hoger Instituut voor Architectuur en Visuele Kunst, La Cambre in Brussel (1975-1979) om vervolgens hoogleraar te worden aan de «École Supérieure des Arts Plastiques & Visuels» in Bergen. Van New York tot Kopenhagen, via de Biënnale van Venetië en Parijs: Jean-François Octave kan prat gaan op talrijke deelnames aan de meest prestigieuze tentoonstellingen. Hij werkte voor verschillende tijdschriften, waaronder het Duitse tijdschrift «Die 80er Jahre». Voorts was hij actief in de modewereld. Kunstwerken van Jean-François Octave vormden ook de inspiratiebron voor broodplankjes, speciaal ontworpen voor een tentoonstelling over serviezen in het «Musée de la Faïence de la manufacture Royal Boch».
Het kunstwerk: 1998 Deze reeks monumentale beelden in een 98 meter lange fresco vertelt over de Heizel als «een open boek over de 20ste eeuw, een overdenking over de tijd en de ruimte vanuit menselijk oogpunt». De Expo ’58 is het leitmotiv van deze compositie die het leven van de site weergeeft, met name door de beroemde personen voor te stellen, die de Expo bezochten (Glen Gould, Sophia Loren, Jean Cocteau,…). Uitspraken en ideeën die met Brussel als hoofdstad te maken hebben komen eveneens aan bod, net als belangrijke data, plaatsen en gebeurtenissen in de wijk rondom de Heizel. Woorden in verschillende talen en stukken lucht die werden gefotografeerd in Brussel, vervolledigen dit kunstwerk.
Octave Jean-François
[ Le Heysel, reflet du monde au 20ème siècle (et 21ème…)
station Heizel
Muurcompositie op geëmailleerde en beglaasde staalplaten.
107
De kunstenaar Luc Peire (Liège, 1916 - Parijs, 1994). Luc Peire liep school aan de Academie voor Schone Kunsten in Brugge en Sint-Lucas in Gent. Vanaf een beginvisie die aansloot bij het Vlaamse expressionisme kwam hij tot de integratie van het kunstwerk in de architectuur via abstracte composities, overheerst door verticalisme, ritme, kleurkracht, licht en ruimte. Die karakteristieken komen in alle aspecten van zijn activiteit tot uitdrukking: in zijn schilderijen, litho’s, tekeningen, zeefdrukken en in zijn architectonische integratiewerken. Peire werkte enige tijd samen met Permeke, hij nam deel aan de activiteiten van de «Jeune Peinture Belge» en pleitte voor een samenwerking tussen architect en kunstenaar bij de conceptie van een gebouw. Luc Peire beschikte over liefst 26 ateliers verspreid over de gehele wereld. De vestigingen van de ateliers geven een beeld weer van het internationale en het stijlparcours van deze kunstenaar.
Het kunstwerk: 1982 Dit werk resulteert uit een innige samenwerking, vanaf de
[ Intégration Roodebeek
station Roodebeek
Peire Luc
109
conceptiefase, tussen de architect Jean Petit en de kunstenaar. Het is dus niet een geïsoleerd werk dat men kan bewonderen maar wel een samenhangend geheel waarin het werk is geïntegreerd in een eenheid van stijl en vorm. Een reliëf met claustra in roestvrij staal, gealterneerd met 24 verticale panelen in triplexglas, doet dienst als muur in een deel van de hal. De muren van de centrale hal zijn versierd met composities waarin marmer (wit en grijs) en steen (blauw, wit en grijs) is verwerkt. Zowel de architect als de kunstenaar hebben bij de uitwerking van hun ontwerp terdege rekening gehouden met het feit dat ze het publiek een bepaalde route moesten laten volgen om een beter overzicht te geven. Zo is het idee voor het gebruik van een rasterwand ontstaan. Die biedt een goed zicht op het werk in zijn ruimtelijke totaliteit. Elementen in roestvrij staal en gezeefdrukt glas.
De kunstenaar Marie-Françoise Plissart (Brussel, 1954). Als inwoner van Brussel is de kunstenares bekend om haar «verticale» en «horizontale» non-conformistische perspectieven van deze stad die haar inspireert. «Ik probeer het leven zelf te fotograferen, in al zijn vormen en op elk ogenblik dat het verandert.» Op de Architectuurbiënnale van Venetië sleepte Marie-Françoise Plissart samen met Filip De Boeck en Koen Van Syngel in 2004 de Gouden Leeuw in de wacht met de tentoonstelling «Kinshasa, de imaginaire stad». Marie-Françoise Plissart verwerft eveneens glorie in het genre van de fotoroman. Zo werkte ze regelmatig samen met Benoît Peeters, onder andere voor het boek «Droit de regard» (Les Editions de Minuit). Dat Marie-Françoise Plissart een veelzijdig kunstenares is, blijkt ook uit het feit dat ze twee films realiseerde: «Bruxelles l’occupation des sols» (2001) en «Atomium in/out» (2006).
Plissart Marie-Françoise
Het kunstwerk: 2008 Zowel de geometrische sereniteit als het dynamisme opsnuiven,
station Park
[ Undergrounds (kunstwerk voorzien in 2008)
111
en zich inschrijven in de onmiddellijke omgeving terwijl deze wordt overstegen. Dat was de reden waarom de kunstenares algauw uitkwam bij het formaat van de fries. Het werden er uiteindeliijk drie. De groene fries is samengesteld uit een reeks foto’s, bewerkt tot een sequentieel beeld. Middenin het beeld refereert een groene strook naar het Park van Brussel met zijn graszoden. Rondom dit geometrische element ontplooit zich het leven van de locatie zelf met foto’s van mensen die in dit park in het hartje van de stad bewegen. Opvallend daarbij zijn de rode ballen waarmee ze spelen. In tegenstelling tot deze realistische fries, heeft de rode fries een eerder abstract karakter. Deze bestaat uit een weergave van verschillende gesimplifieerde metroplannen die als een rode draad de metrostations van wereldsteden als New York, Sint-Petersburg en Brussel, met elkaar verbinden. De verscheidenheid van de netten wordt benadrukt door variaties in kleuren zoals het blauw van de waterwegen dat wat reliëf brengt in de fries. De derde fries weerspiegelt het traject dat de reizigers afleggen. Flitsen van gezichten en impressies van plaatsen waar de metro voorbijkomt, vormen de essentie van dit werk. Fotografische compositie op doorschijnende panelen.
De kunstenaar Júlio Pomar (Lissabon, 1926). Tijdens zijn lange studietijd, onder meer in de scholen voor Schone Kunsten van Lissabon en Parijs, ontwerpt Pomar tekeningen met houtskool en viltstift op calqueerpapier. Hij maakt ook reeds plastische kunstwerken. Hij werkt tussen Lissabon en Parijs, waar hij vanaf 1964 talrijke individuele tentoonstellingen organiseert. In 1956 richtte hij Gravura op, een grafisch atelier waar ledenartiesten zich konden uiten. In de jaren zestig vestigt Júlio Pomar zich definitef in Parijs om dichter bij het kloppend kunsthart te vertoeven. Tijdens zijn loopbaan exposeerde hij in belangrijke landen en won ook vele prijzen met zijn werk. In 1978 stelt hij ook in België schilderijen en tekeningen tentoon. Júlio Pomar heeft verscheidene literaire werken geïllustreerd zoals de publicaties van «La Différence». De werken uit zijn beginjaren waren vaak een socio-politiek protest.
[ Homenagem a Fernando Pessoa
Het kunstwerk: 1992 Het kunstwerk is gebaseerd op het thema van de Portugese
station Kruidtuin
Pomar Júlio
113
cultuur en stelt de dichter Fernando Pessoa voor, terwijl hij zijn schoenen laat poetsen. De figuren geven een onafgewerkte indruk. Het kunstwerk, dat in België tentoongesteld werd ter gelegenheid van Europalia ’91, is een geschenk van Portugal aan België. De Portugees Fernando Pessoa leefde van 1888 tot 1935. Zijn passie voor poëzie botvierde hij terwijl hij terzelfdertijd zijn brood verdiende als ambtenaar in Lissabon. Naast zijn eigen naam publiceerde Fernando Pessoa ook onder de pseudoniemen Alberto Caeiro, Ricardo Reis en Alvaro dos Campos. Heel wat van zijn poëzie verscheen in andere talen. Geëmailleerde keramische muurcompositie.
De kunstenaar Rik Poot (Vilvoorde, 1924). Tot 1962 gebruikte Rik Poot hout en steen, tot hij inzag hoe ontoegankelijk ruimte en volume zijn met deze materialen. Hij kiest daarna voor de verloren-wastechniek om zijn doel te bereiken, net als kunstenaar Roel D’Haese (eveneens in station HerrmannDebroux). Meest bekend is Rik Poot ongetwijfeld van het beeld van de vuist in Vilvoorde, opgericht ter ere van de vele ontslagen bij autofabrikant Renault. Rik Poot voerde al heel wat monumentale opdrachten uit op openbare plaatsen en in diverse materialen. Toch zijn niet alle creaties van deze kunstenaar monumentaal. Hij maakt ook heel wat kleinere beelden, juwelen en grafisch werk. Rik Poot vertrekt bij zijn werken dikwijls van de natuur. Hij ontleedt de vormen en stelt deze opnieuw samen. Hij werd al meermaals bekroond voor zijn beeldhouwwerken en nam deel aan verschillende tentoonstellingen in binnen- en buitenland.
Poot Rik [ Ode aan een bergrivier
station Herrmann-Debroux
Het kunstwerk: 1985 Met dit beeldhouwwerk uit de kunstenaar de strijd tussen de
115
ideale en de kleurloze realiteit. Dit kunstwerk van bijna drie meter hoog stelt een man en een paard voor die, opgesloten in de metrotunnel, ons vertellen over de nostalgie naar de zuivere natuur, de primaire krachten en de vitale energie. «Waarom is ooit de ruiter van zijn paard gestapt, waarmee hij als een wind over de vlakten joeg?» Behalve aan monumentaliteit gaf de kunstenaar uitdrukking aan kracht en vitaliteit. De bronzen platen lijken opengebarsten onder de binnen de omsloten volumes werkende spanningen. Dat komt zeer sterk tot uiting op de rug en de hals van het hinnikende paard en op de romp van de ruiter. Rik Poot maakte dit ruitersbeeld als teken van protest tegen de huidige kunstmatige wereld met zijn computers, psychiaters, sociologen, psychologen, seksuologen en «vrijetijdsbesteding voor gepensioneerden». Beeldhouwwerk in brons.
De kunstenaar Roger Raveel (Machelen-aan-de-Leie, 1921). Hij volgt lessen aan de Academie van Deinze en Gent, om zich vervolgens op een heel persoonlijke manier te ontwikkelen. Hij vormt met drie andere schilders een artistieke stroming, «De Nieuwe Visie», waarin de bekende en vertrouwde dingen op een nieuwe manier bekeken en op een originele wijze weergegeven worden. De wisselwerking tussen zijn kunstwerk en de omgeving is voor Roger Raveel bijzonder belangrijk. De entourage wordt in het schilderij betrokken. Dat doet hij door frisse kleuren én blinde vlekken te gebruiken. Naast groepswerk realiseert Roger Raveel individueel en in de geest van een groter sociaal engagement, «Raveel op de Leie», als protest tegen de vervuiling van de rivier. Daarnaast vertegenwoordigt hij België op de 34ste Biënnale van Venetië.
Het kunstwerk: 1976 Roger Raveel legde de nadruk op de interactie tussen het schil-
[ Ensor: Vive la Sociale
station Merode
Raveel Roger
117
derij en zijn omgeving: enerzijds zien we het kunstwerk dat uit zijn kader treedt en anderzijds de omgeving die in het schilderij overvloeit. Zo wordt de vorm die zich uiterst rechts op het grote schilderij ontvouwt, verdergezet op het timpaan boven de roltrap, met de tekst: «Kom in het bos wonen/Bouwgrond te koop/met toelating om alle bomen te rooien». In dit schilderij verwijst Roger Raveel naar de kunstenaars Van Eyck (zie de personages Adam en Eva) en James Ensor (zie de verwijzing naar het schilderij «De intocht van Christus in Brussel») en verwerkt hij een sociale boodschap. Er duikt ook een typisch Raveelse idioom op: het in het schilderij kijkende personage, de enkel met contouren omlijnde, niet-ingevulde figuur, de sterk picturale delen van hoofden, jassen, truien, bomen en wolken, de toevoeging van objecten zoals spiegels. «Vive la Sociale» is opnieuw een werk geworden met een sociale draagwijdte. Olieverf op paneel.
De kunstenaar Reinhoud (D’Haese) (Geraardsbergen, 1928). Samen met Olivier Strebelle studeerde Reinhoud aan het Nationaal Hoger Instituut, La Cambre, op aandringen van zijn zeven jaar oudere broer Roel. Via Olivier Strebelle kwam hij in contact met Pierre Alechinsky en andere kunstenaars van de Cobra-beweging. Die artistieke groep oefende een dusdanige invloed op hem uit, dat hij besloot bij de Cobra-groep aan te sluiten. Zijn verrassende beeldhouwwerken zijn polymorfe of metamorfoserende wezens: plantaardige dieren, dierlijke planten, een mensachtige flora, insecten op hoge spichtige poten,… Sinds 1961 komt de menselijke figuur dit bestiarium met een hele waaier van groteske houdingen aanvullen. Deze vreemde wezens worden in groep voorgesteld en voeren menselijke activiteiten uit. De kunstenaar werkt met geel- en roodkoper, lood, met een voorkeur voor koper en tin, omdat deze materialen makkelijker te vormen zijn en omdat hij er zijn fantasierijke creaties sneller mee kan uitvoeren.
Het kunstwerk: 1982 Het golvend koperreliëf laat toe bij de vormgeving veel
[ Stop the run
station Ossegem
Reinhoud
119
gemakkelijker de fanatasierijke invallen van de maker weer te geven omdat er minder tijd verloopt tussen wat de kunstenaar voelt en wat hij maakt. «Stop the run» stelt de dynamiek van een groep gehaaste metroreizigers voor die op elkaar botsen, zich in een kluwen verstrengelen en een gedrang creëren waarin iedere reiziger vastbesloten is zich niet te laten doen. Dit roept associaties op met de worsteling en het geduw van rugbyspelers. De identiteit van de reizigers, hun persoonlijke fysionomie en typische houding worden hier niet weergegeven. Aan de waarschuwing van de kunstenaar «Stop the Run!» wordt dus uiteraard geen gehoor gegeven: de gejaagdheid sleurt de mens onweerstaanbaar mee. Haut-reliëf in koper.
De kunstenaar Thierry Renard (Hasselt, 1951). Thierry Renard maakt gebruik van reeds bestaand reproductiemateriaal voor zijn collages. Hij verknipt, herschikt en bewerkt het materiaal, verschuift op die manier structuren en komt tot nieuwe vormen. Vanuit zijn respect voor andermans werk zal Renard nooit gebruik maken van originele kunstwerken. Het ambachtelijke is hierbij zeer belangrijk voor hem. De juiste beheersing en gebruik van materialen en technieken is essentieel voor de kwaliteit van zijn collages. Hij werkte samen met Hugo Claus aan een kunstenaarsboek, «Goede geschiedenislessen of ABC van de Kinderheiligen», waarin 24 van zijn collages hand in hand gaan met evenveel gedichten van Hugo Claus. Uitgangspunt waren plaatjes van kinderen uit een Duits fotoboek.
Het kunstwerk: 2007 De frisheid van de lente binnenbrengen in het metrostation,
[ Millefeuille (kunstwerk voorzien in 2007)
station Sint-Katelijne
Renard Thierry
121
dat doel hield Thierry Renard voor ogen bij de realisatie van zijn kunstwerk «Millefeuille». Kleurrijke tulpen zijn met zeefdruk aangebracht op de muren van het station en moeten wat «lentefrisheid» in het dagelijks leven van de voorbijgangers brengen. Tegelijk zijn de bloemen ook een weerspiegeling van de verscheidenheid aan inviduën die er bestaan: veelkleurig of discreet, open of terughoudend, trots of lui. Voor de reizigers zijn de tulpen op het tegenoverliggende perron opvallend en tegelijk geruststellend, terwijl de nabijheid van de bloemen op de muur achter ons eerder onrustwekkend is. De ondergrondse aanwezigheid van bloemen heeft ook iets weg van de omgekeerde wereld. Onder de grond afdalen om er de bovengrondse natuur terug te vinden. Het was ook de wens van de kunstenaar om de toeschouwer met «Millefeuille» iets te bieden zoals met het gelijknamige dessert: een aanvulling op een goede én op een grijze dag. Wandcompositie op panelen in geëmailleerd verglaasd staal.
De kunstenaar Jean Rets (Parijs, 1910 – Antwerpen, 1998). Jean Rets maakt deel uit van de «APIAW» (Association pour le Progrès Intellectuel et Artistique de la Wallonie), de Waalse tegenhanger van «Jeune Peinture Belge», die tot doel heeft de kunst in Wallonië open te stellen voor de eigentijdse internationale en progressieve stromingen. Al vóór de oorlog stond Rets open voor het kubisme. Vanaf de jaren vijftig ontwikkelde Jean Rets een persoonlijke vormentaal en een verfijnd kleurgebruik. Rets is vooral bekend door zijn niet-figuratieve geometrische opvatting, die hij een geraffineerde toets geeft, door zijn monumentale kunstwerken en door de integratie van de plastische kunsten in de architectuur. Hij was vooral actief in de streek rond Luik. Meer bepaald met een glasraam in het station van Guillemins en een kleurenstudie voor de staalfabriek van Thomas, Cockerill-Ougrée. Jean Rets legt zich ook toe op sculpturen waarin het licht een structurerende rol speelt.
[ Ortem
Het kunstwerk: 1976 Het werd eenvoudig opgevat, maar met een voldoende grote
station Kunst-Wet
Rets Jean
123
nauwkeurigheid, zodat het dankzij het overzichtelijke totaalbeeld met één blik in zijn geheel waargenomen kan worden. In eenzelfde compositie vinden we horizontale, verticale, schuine en gebogen lijnen, vierkanten, rechthoeken, driehoeken, cirkelsegmenten en zeven verschillende kleuren. De interpretatie van het kunstwerk is afhankelijk van de geestelijke ingesteldheid van de toeschouwer, die het als een vlak of in drie dimensies kan zien. Het werk doet zich duidelijk gelden als een persoonlijke compositorische en koloristische uiting. «Ortem» is aangebracht boven een trap. Tijdens het dalen naar de perrons kan de kijker het kunstwerk met één blik omvatten, dankzij de heldere overzichtelijkheid van het totaalbeeld. Jean Rets wilde vooral dat zijn kunstwerk niet in de omgeving zou «verdwijnen», maar het moest integendeel opvallen. Compositie in geëmailleerde keramische tegels.
De kunstenaars Pjeroo Roobjee (Gent, 1945). Pjeero Roobjee is een veelzijdig kunstenaar: schrijver, plastisch kunstenaar, theaterman, graficus, entertainer en zanger. Als eigenzinnig persoon is hij wars van stijlen en trends. Zijn kunstdoeken zijn overwegend monumentaal en bereisden de vijf werelddelen en vertegenwoordigden de natie op belangrijke kunstmanifestaties zoals de Biënnale in Sao Paulo en Venetië.
Gino Tondat (Eeklo, 1959) Gino Tondat is een ware mozaïekspecialist, niet alleen gespecialiseerd in tegelmozaïek, maar ook in glasmozaïeken. Hij genoot een opleiding in het Noord-Italiaanse Spilimbergo. De kunstenaar herstelde onder andere de voorgevel van de Antwerpse dierentuin. Hij is ook docent aan de kunstacademie van Wilrijk. Daarmee stond Tondat overigens aan de wieg van een Vlaamse primeur, want voor het eerst werd de mozaïekkunst geïntroduceerd als een volwaardige kunstrichting.
[ De kleuren van de Solidariteit
Het kunstwerk: 2004 Werk gerealiseerd door Gino Tondat naar een project van Pjeroo Roobjee, geschonken aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door «Welzijnszorg» en de Vlaamse christelijke arbeidersbeweging, met als doel de overheid en het publiek te sensibiliseren voor de problemen van de armsten. Dit kunstwerk is dus de bekroning van een grote campagne, georganiseerd onder de slogan «Geef kleur aan solidariteit». De deelname van het publiek werd in de verf gezet door een petitie die ondertekend werd door 270.000 mensen, die elk een mozaïeksteentje meebrachten om de actie te symboliseren. Het gaat om een bas-reliëf in mozaïek die de lokettenzaal van het station Rogier, kant eindpunt tram 90, met levendige kleuren opvrolijkt.
station Rogier
Roobjee Pjeroo / Tondat Gino
125
Bas-reliëf in mozaïek.
De kunstenaar Félix Roulin (Dinant, 1931). Roulins debuut als jonge beeldhouwer wordt gekenmerkt door de niet-figuratie die op dat ogenblik in volle bloei waren. Later kregen niet-figuratieve beelden, opgebouwd op basis van balk- en kubusvormen en geconfronteerd met de architectuur, geleidelijk meer plaats in zijn werk. Deze creaties lijken wel het toneel van de nooit aflatende strijd van de moderne maatschappij: de krachtmeting tussen levensontplooiing en verdrukking, vrijheidsdrang en dwang, vitaliteit en organisatie, zoals in massa’s opgesloten lichamen die zich eruit pogen te bevrijden. De periode van het neorealisme, hyperrealisme en fotorealisme beïnvloedden zijn werk in deze latere fase. Vanaf de jaren zeventig breken zijn balken en zuilen open en zijn er door deze scheuren menselijke lichaamsdelen te zien, zoals handen, benen, borsten, hoofden en gezichten. Deze lichaamsdelen worden gekenmerkt door een opvallend realisme.
Het kunstwerk: 1976 Het kunstwerk van Felix Roulin in station Thieffry is een toon-
[ Sculptures
station Thieffry
Roulin Felix
127
voorbeeld van het werk van deze kunstenaar in de jaren zeventig: de zuilen, die als het ware vanuit de bodem worden gestuwd, breken de vloer open, knakken en scheuren op hun beurt en in de breukvlakken en holtes, tussen de donkere, ruwe, vervormde materie verschijnen lichaamsfragmenten: rug, dijen, voeten,… die heel realistisch zijn weergegeven. Het Corten-staal en geoxydeerd brons waaruit dit kunstwerk is vervaardigd, zijn nochtans niet de door Roulin meest aangewende materialen. De kunstenaar heeft vooral een werk willen maken dat kan worden aangeraakt en waar de reiziger rond kan lopen of er desnoods zelfs op kan gaan zitten. De pijpen die uit de grond komen vormen een verwijzing naar de geïndustrialiseerde wereld en wekken de indruk dat ze eindeloos doorlopen onder de grond. Sculpturen in Corten-staal en gepatineerd brons.
De kunstenaar Françoise Schein (Brussel, 1953). Deze kunstenares volgde de architectuuropleiding in Brussel en New York. «De Verklaring van de Rechten van de Mens» (1948) is een van de thema’s die haar na aan het hart liggen. Dit thema heeft ze in verschillende steden ontwikkeld om een internationaal netwerk op te bouwen. Haar eerste werk over dit onderwerp was voor het station Concorde in de Parijse metro. De volgende steden waren Brussel, Lissabon, Haïfa, Stockholm, Londen en Berlijn. Oorspronkelijk was Françoise Schein vooral tekenares, maar stilaan schoof ze op in de richting van beeldhouwen en later ook van stadsprojecten en meer bepaald van projecten in de metro. De stad fascineert haar. Deze architecte/kunstenares begon de stad meer en meer te zien als levende wezens die verhalen vertellen. Ze kan bogen op een lange lijst beeldhouwwerken, persoonlijke en gemeenschappelijke tentoonstellingen en publicaties.
Het kunstwerk: 1993 Het geheel roept een volledig plastisch werk op, waarin de
[ Dyade
station Sint-Gillis Voorplein
Schein Françoise
129
Europese landsgrenzen verweven worden tot een subtiel lijnenspel. Het station valt op door zijn overwegend blauwe kleur, die de reizigers in een totaalkunstwerk opneemt en waarin de tekst van de Verklaring van de Rechten van de Mens verwerkt werd in witte letters. Ze jongleert als het ware met mozaïek, die ze een bedoeling geeft door ze te decoreren met woorden die een boodschap voor democratie inhouden. Haar droom is van de mensenrechten een écht internationaal netwerk te maken die de pendelaars wakker schudt. Het kunstwerk in het station Sint-Gillis Voorplein beschrijft ze zelf als: «De ondergrondse gaat over de relatie tussen de Europese landsgrenzen en de mensenrechten». Muurcompositie in keramische tegels.
De kunstenaar François Schuiten (Brussel, 1956). François Schuiten komt uit een architectennest, maar sloeg zelf een andere richting in. Hij verwierf vooral bekendheid door zijn stripverhalen, waarin hij samen met zijn broer Luc, een architect, een denkbeeldige wereld schept (De Duistere Steden), waarin het verleden zich op een subtiele manier met een verontrustende toekomst vermengt. François Schuiten studeerde aan het Sint-Lukasinstituut, waar hij Claude Renard leerde kennen. Met hem werkte hij aan eerste stripalbums. Later ging hij in zee met Benoît Peeters, waar hij mee samenwerkte aan «L'archiviste», «La Tour», «La route d'Armilia», «Le musée A. Desombres», «Brüsel», «L'Echo des Cités», «Mary la penchée» en «L'Enfant penchée». De beeldverhaaltekenaar kreeg in 2002 voor zijn verzameld werk de prijs van het festival van Angoulême. Schuiten tekende ook ontelbare affiches, illustraties, zeefdrukken, lithografieën, grafische ontwerpen voor films en zelfs een tiental Belgische postzegels.
[ Le passage inconnu
Het kunstwerk: 1993 In de tekeningen van François Schuiten zijn gebouwen bijna
station Hallepoort
Schuiten François
131
altijd meerderwaardig aan personen. De kunstenaar heeft voor het station Hallepoort een ludiek kunstwerk bedacht dat in de lijn van zijn oeuvre van striptekenaar ligt. Hij geeft het beeld weer van een moderne stad, waarin hij wolkenkrabbers combineert met delen van authentieke «oude trams» die in reliëf uit de muren van het station springen. Zo vormt de metro een band tussen het verleden en de toekomst. Het kunstwerk is geïnspireerd op de architectuur van «Brüsel», een album uit de serie «De Duistere Steden». Het is niet het enige werk van deze beeldverhaalkunstenaar dat in grote afmeting te zien is in Brussel. Schuiten tekende ook voor een stripmuur aan de Kolenmarkt in onze hoofdstad. De kunstenaar verzorgde ook de decoratie van metrostation Arts et Métiers in Parijs. Muurcompositie in beschilderd hout.
De kunstenaars Raoul Servais (Oostende, 1928). Raoul Servais heeft toegepaste kunsten gestudeerd aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent. Rond de jaren ’50 bouwt hij, gespecialiseerd in monumentale schilderkunst, een internationale reputatie op als cineast van animatiefilms. Hij richt het departement «Animatiefilm» op aan de Academie van Gent. De films van Raoul Servais zijn niet alleen gaaf en vernieuwend op het gebied van beelding maar tevens zinrijk, eigentijds, kritisch en geëngageerd. Centraal staan de strijd van het individu tegen de brute macht, de miskenning van droom en verbeelding. Pierre Vlerick (Gent, 1923 - 1999). Pierre Vlerick, docent aan dezelfde Academie, was van 1968 tot 1988 directeur van deze school. Als schilder van het licht, zet hij in zijn werk de kleuren en het onderwerp in dienst van de lichteffecten. De vrouw en haar droomwereld staat al sinds de jaren zeventig centraal in het werk van Pierre Vlerick. Hij behandelt dat thema verhullend, tegen een achtergrond van overwoekerende plantengroei.
[ Transcendance platform
Het kunstwerk: 1985 Het voor dit station ontworpen kunstwerk is de vrucht van de
station Houba-Brugmann
Servais Raoul / Vlerick Pierre
133
geslaagde samenwerking tussen twee totaal verschillende sterke artistieke persoonlijkheden. Het gaat hier om een dynamische evolutie afgeleid van een 35 mm-film. Op één van de wanden stellen vijftien «fotogrammen» de ontleding van een huppelende vrouw voor. Rechttegenover stellen zeven triptieken een andere kinetische interpretatie voor. Onder de twee reeksen schilderijen loopt een metalen fries die de optische klankband van een cinemafilm weergeeft. Het kunstwerk is niet alleen indrukwekkend door zijn afmetingen van de vijftien panelen van 9 m2, maar ook door het rijk-metaforisch thema waarbij filmische en schilderkunstige technieken en kwaliteiten gecombineerd werden en op een verantwoorde manier verbonden zijn met de sociale en humanitaire boodschap. Het kunstwerk staat op die manier in verband met het nabijgelegen Brugmann-ziekenhuis. Schilderwerk op beton-polyester panelen.
De kunstenaar Louis-Eugène Simonis (Liège, 1810 - Koekelberg, 1882). Het Eugène Simonisplein, waarvan het gelijknamige station zich onder het voormelde plein bevindt, eert een der grootste Belgische beeldhouwers uit de 19e eeuw. Louis-Eugène Simonis voelt zich vrij snel tot de beeldhouwkunst aangetrokken. Hij is eerst leerling van de Luikse Academie en vervolmaakt zijn kunst te Rome bij de Nederlander Mathieu Kessels en bij de grote Italiaanse schilder en beeldhouwer Carlo Finelli. In 1836, wanneer hij uit Rome terugkeert, richt hij zijn kunstatelier te Koekelberg in. Enkele jaren later, van 1843 tot 1848, werkt hij aan het ruiterstandbeeld van Godfried van Bouillon. Dit standbeeld wordt terecht beschouwd als een kunstwerk van de romantische beeldhouwkunst en domineert nog steeds trots het Koningsplein te Brussel. In 1845 wordt Simonis lid van de Koninklijke Belgische Academie en begint hij aan het monument ter nagedachtenis van Kanunnik Triest, dat nog steeds kan bewonderd worden in de Sint-Michielscollegiale. Van 1851 tot 1854 werkt hij aan het bas-reliëf “De harmonie van de menselijke hartstochten”, dat zal geplaatst worden op het fronton van de Koninklijke Munstschouwburg. In 1863 wordt hij benoemd tot leraar historische expressie en compositie aan de Brusselse Academie, waar hij ook hetzelfde jaar François-Joseph Navez als directeur opvolgt. Hij zal dit blijven gedurende zestien jaar, van 1863 tot 1879. Hij sterft te Koekelberg op 11 juli 1882.
Simonis Louis-Eugène
[ Arcade «Seine en Schelde».
station Simonis
Het kunstwerk: 1862 In 1862 krijgt hij een bestelling voor vier bas-reliëfs als decoratie van de voorgevel van het voormalige Noordstation, dat zich toen aan het Rogierplein bevond en in 1956 afgebroken werd. Vier hoekversieringen worden gerealiseerd met als thema «rivier»: de Schelde, de Maas, de Seine en de Rijn. Een boog, bestaande uit de hoekversieringen die de Maas en de Rijn afbeelden, bevindt zich in de school voor Horticultuur in de stad Luik. De andere boog, met de Seine en de Schelde als thema, decoreert het metrostation Simonis, geopend in 1988. Om in het kort de kunst van Simonis te typeren, volstaat het te melden dat hij uitgaande van het neo-classicisme van zijn meesters, in de loop der jaren steeds romantischer werd, zonder overdrijving noch overdaad. Aldus vormt hij in zekere zin voor ’s lands beeldhouwkunst de overgang van de 18e naar de 19e eeuw, van het classicisme naar de romantiek. Beeldhouwwerk in blauwe steen.
135
De kunstenaar Roger Somville (Brussel, 1923). Vanaf het begin had hij vooral aandacht voor het probleem van de toegankelijkheid van de kunst voor het publiek: hij sloot zich aan bij verschillende bewegingen die de kloof tussen kunst en publiek wilden verkleinen. De kunstenaar zette mee zijn schouders onder de oprichting van groepen als «Le Centre de Rénovation de la Tapisserie de Tournai» (1946), «Forces Murales» (1947), et «Art et Réalité» (1954). Kunst moet via haar thema’s aansluiten bij het echte leven. Zo moet ze onderwerpen behandelen als het bestaan, het werk van de moderne mens, zijn strijd, zijn lijden,… Bovendien moet ze de technieken en materialen als tapijtwerk, fresco, keramiek, mozaïek,… opwaarderen. Voor Somville bestaat kunst niet enkel voor een bevoorrechte klasse. Hij revolteert tegen het conformisme. Hij leeft zich zowel uit op een muur als op doek. In de zomer werkt deze kunstenaar meestal in het hartje van Frankrijk. Naast zijn kunst, engageerde Roger Somville zich ook in de Wereldraad voor de Vrede. Hij vecht onvermoeibaar tegen de onderdrukking van de kleine man en voor «een kunst die van woede doet schreeuwen».
Het kunstwerk: 1976 Het is een vertaling in verschillende taferelen van de tegen-
[ Notre Temps
station Hankar
Somville Roger
137
stellingen in «Onze Tijd» (het algemene thema van de compositie), van de strijd van de mensen en de actieve bevolking voor een rechtvaardige economische en sociale maatschappij. We herkennen de grote massa, de motorrijders die de dagelijkse strijd weigeren, de krantenlezer, een optocht,… De vormen en de intense kleuren in waaiers van rode en oranje tinten geven aan de fresco ook een uitdagende, zelfs opdringerige toets. Somville zei: «Ik stoor liever dan te behagen...». Het reusachtig fresco van 600 m2 in Hankar werd met de hulp van zes medewerkers aangebracht. Het is een typische uiting van zijn visie en stijl, die het bewogene en overdadige niet schuwt, door middel van krachtlijnen en intens koloriet een heftige dynamiek tot uitdrukking brengt en talrijke taferelen naast elkaar plaatst om zo een synthese te geven van zijn eigen tijd. Roger Somville heeft ermee getracht de sfeer van de dag en van de nacht weer te geven. Muurcompositie in acryl.
De kunstenaar Emile Souply (Charleroi, 1933). Hij volgt edelsmeedkunst en koperwerk aan de «Ecole des Métiers d’art» in Maredsous en wijdt zich aan het ontwerpen van juwelen in verschillende materialen, van zilveren beelden en grote beeldhouwwerken. Emile Souply behoort tot de groep die zoekt naar manieren om iets kunstzinnigs te doen met de uitwassen van de industrialisering en van het functionalisme. Vanaf de jaren zestig begint hij industriële producten en technieken te integreren: aluminium, glas, plexiglas, geoxydeerd, roestvrij of gekleurd staal. Hij ontwerpt en maakt ook meubels en kleinere sculpturen en juwelen met vaak een vleugje humor. Emile Souply nam deel aan verschillende internationale Biënnales en Triënnales. Hij verzorgde onder andere ook het hekwerk voor de ex-BBL (ING) in Brussel, het grote wandreliëf in staal en textiel voor het Hilton-hotel in Brussel en een sculptuur in glas en spiegelglas voor het Belgisch paviljoen op de wereldtentoonstelling van Montreal in 1967.
Het kunstwerk: 1978 Het kunstwerk verwijst naar het metroverkeer. Ronde buizen
[ Tramification fluide – Tramification syncopée
station Kruidtuin
Souply Emile
139
uit staal in verschillende elementaire kleuren en dikten stellen tramlijnen voor en herinneren er de reizigers aan dat het station eerst als premetro geëxploiteerd werd. De technische uitwerking is vooral gebaseerd op de modulaire associatie en de buiging van ronde stalen pijpen van zes centimeter diameter. Aan bod komen vooral de tinten lichtblauw, fel marineblauw, lichtgroen, wit, geel, oranje en rood. Het kunstwerk kreeg twee titels mee: «Tramification fluide/Tramification syncopée», de structurele elementen in roestvrij staal weerspiegelen het eigen karakter van de twee ensembles die tegenover elkaar staan door een duidelijk verschillend ritme maar allebei evenzeer het begrip beweging. Het staal kreeg een email-behandeling in de oven om de schokbestendigheid te vergroten en het onderhoud te vergemakkelijken. Tegenover elkaar aangebrachte haut-reliëfs in geschilderde en geëmailleerde buizen..
De kunstenaar Piet Stockmans (Leopoldsburg, 1940). Deze pottenbakker is bekend voor zijn voorkeur voor wit en kobaltblauw. In zijn kunstwerken weerspiegelt hij gevoeligheid, intuïtie en verbeelding. Piet Stockmans studeerde zeven jaar aan het Hoger Instituut voor Architectuur en Toegepaste Kunst in Hasselt en vervolmaakte zich in het buitenland. Nadien ging hij aan de slag voor de Duitse porseleinfabriek Mosa, waarvoor hij honderden verschillende ontwerpen realiseerde: kopjes, schoteltjes, schalen, koffiekannen en theepotten. Door middel van zijn installaties voor vloer en muur, gebaseerd op het principe van de reeksen, toont hij aan dat porselein een rijk materiaal is met verrassende mogelijkheden. Hij verwierf er zelfs internationale bekendheid mee. Bij deze grootschalige installaties speelt vooral het repetitieve karakter een rol: herhaling van het object, herhaling van de constructie, herhaling van de productie. Het repetitieve aspect brengt orde, maat en ritme in Stockmans kunstwerken.
Het kunstwerk: 1992 We vinden er de herhaling in terug die kenmerkend is voor de
station Georges Henri
Stockmans Piet
[ ‘t Is de wind 141
grote composities van de kunstenaar. De slanke porseleinen elementen staan op vier verschillende plaatsen in reeksen opgesteld (telkens over een lengte van 25 meter). Met hun blauwe punten, stellen ze pluimen en vleugels voor en roepen ze het beeld op van het opvliegen, het klapwieken en de snelheid. Wind en tocht, vogels en hun beweging doen hun intrede als een dynamiek van de natuur in een ruimte, waar alleen en eigenmachtig de techniek háár dynamiek wou ontplooien. Deze muurinstallatie in porselein bezit evocaties en referenties, waardoor het betekenisverruiming verkrijgt, allerlei associaties en connotaties losmaakt of sluimerende archetypische voorstellingen uit de onderbewuste gelaagdheid van de psyche tot leven wekt. Een bewijs dat porselein over heel wat meer mogelijkheden beschikt dan de veeleer voor de hand liggende ontwerpen van functionele of artistieke voorwerpen. Muurcompositie in porselein.
De kunstenaar Tapta (Maria Wierusz-Kowalsky) (Polen, 1927 - Brussel, 1997). Tapta studeerde aan de textielafdeling van het Nationaal Hoger Instituut voor Architectuur en Visuele Kunst, La Cambre en ontwikkelde een vrije textielcreatie - eerst tegen de wand, later in de ruimte - in een heel persoonlijke stijl, gekenmerkt door kracht, warmte en monumentaliteit. Na een verblijf van tien jaar in Congo, werkt ze met eenvoudige technieken en met veel respect voor de materie wandtapijt en jute, waarbij ze zich laat leiden door de inspiratie die opkomt tijdens de realisatie van het werk zelf. De kunstenares vertrekt van een rudimentaire schets en werkt van daaruit met heel eenvoudige technieken. In haar monumentale werken ontstaan vaak koepelvormen, tenten en betreedbare ruimten.
Het kunstwerk: 1985 De kunstenares heeft hier het doel bereikt wat zij omschrijft als «het komen tot de metamorfose van de ruimte door middel van een soepel en flexibel element». Door vorm, kleur, spanning of een golvende beweging te geven aan haar vier identieke constructies, heeft zij een nieuwe dynamiek van de ruimte geschapen. De zacht golvende bewegingen van wat men een kunstwerk als bijna een snarenspel zou kunnen noemen, toveren schaduwen op de wanden. De dradenbogen zijn visueel zeer verfijnd: gelijkmatig evenwijdig, recht, buigend, draaiend, door elkaar schuivend. De vier identieke constructies met stalen kabels integreren ook bijzonder goed in de stationsruimten van Veeweide. Ze maken overigens een doorkijk mogelijk naar het perron. Het kunstwerk is tegenstrijdig genoeg tegelijk eenvoudig en complex, krachtig en verfijnd, beheersd en sierlijk.
[ Voûtes flexibles
station Veeweide
Tapta (Maria Wierusz-Kowalski)
143
Vier volumetrische structuren in metaalkabels.
De kunstenaar Camiel Van Breedam (Boom, 1936). Van Breedam wil vooral het voorwerp op zich voorstellen en gebruiken, onverhuld en in zijn fysieke en materiële vorm. Zo maakt hij eerst combinaties van schilderkunst, collage en assemblage, om vervolgens driedimensionele constructies te creëren die hij zal integreren in grotere omgevingen. Hierin worden de persoonlijke en technische toespelingen verenigd met historische, geografische en ecologische verwijzingen. De visuele onderdelen, opbouwelementen, kleur- en vormbijdragen, staan in functie van de totaliteit van het kunstwerk. Dit genre werd in de Angelsaksische landen gestimuleerd door de pop-art en in Frankrijk door de beweging van «le nouveau réalisme». In eigen land werd deze stroming belichaamd door de kunstenaars Vic Gentils, Paul Van Hoeydonck, Remo Martini en uiteraard Camiel Van Breedam. Zij delen hun wens om het voorwerp in de schijnwerpers te plaatsen, maar elk doen ze dat vanuit een eigen invalshoek en benutten ze op die manier telkens andere mogelijkheden van deze kunststroming.
Het kunstwerk: 1987 Met zijn beeldhouwwerk «Belgica» wou de kunstenaar de
[ Belgica
station Belgica
Van Breedam Camiel
145
toeschouwer oproepen om even stil te staan bij en te fantaseren over het thema van het bekende schip. Het plein werd aangelegd in Boomse bakstenen (de geboortestad van de kunstenaar) en vormt het algemene kader van de assemblage, die zowel verwijst naar een metro-onderstel als naar de masten van de boot die dezelfde naam draagt. Dit schip exploreerde tijdens een reis onder leiding van Baron Adrien de Gerlache van 1897 tot 1899 de zuidpoolgebieden en ondernam de eerste antarctische overwintering. Als vrolijk en fris contrast met het strenge beeldhouwwerk in Corten-staal, geven de zeven met emailverf beschilderde bogen boven de toegangstrappen van het station de kleuren van de regenboog weer. Met deze natuurlijk-geometrische constructie verwijst de kunstenaar naar het belang van het behoud van een ongeschonden Zuidpool voor het klimaat en het milieu op aarde. Beeldhouwwerk in Corten-staal en geëmailleerde bogen.
De kunstenaar Jan Van den Abbeel (Denderbelle, 1943). Samen met twee andere kunstenaars (Willy Plompen en Yves De Smet) vormt Jan Van Den Abbeel de «PLUS»-groep, die vorm wou geven aan een nieuwe relatie tussen het kunstvoorwerp en de optische ruimte. Hij ontwikkelt een visuele kunst die elk lyrisme en elke emotie verwerpt en waarin enkel de kleuren en de structurele elementen de optische effecten en de ritmische bewegingen creëren. Bedoeling is ook het resultaat te integreren in het leef- en woonmilieu. Deze kunstenaar maakt deel uit van de niet-figuratieve, geometrisch construerende richting. Een echte constructivist gaat systematisch te werk. Hij aanvaardt een structurele basis en bouwt zijn schilderij op. De creatie van een dergelijk kunstwerk berust op de wisselwerking van vrijheid en discipline.
Het kunstwerk: 1988 Door de vele beperkingen die Jan Van den Abbeel kreeg opgelegd voor de bekleding van de buitenkant van het station Delta werd het kunstwerk een echte uitdaging. Zo mocht de normale prijs van een muurbescherming tegen vochtoverlast niet overschreden worden. Ook de meer dan honderd zeshoekige vensters moesten worden vrijgehouden om de lichtinval in het station te verzekeren. Een diagonaal en kruisvormig ritme, waarin het wit domineert en waarin alle beschikbare kleuren elkaar gelijkmatig afwisselen, werd geïntegreerd in de horizontale en verticale constructie van het station. De kruisvormige stroken en vormen verwijzen naar de sporen en de wissels, de vlakken naar de perrons. De tegels werden diagonaal aangebracht, maar dat betekende voor de kunstenaar geen belemmering, aangezien hij al verscheidene keren de schuingerichte compositie heeft gebruikt. Net zoals bij een metroreis volgen beweging en rust, het dynamisme en het statische elkaar op.
[ Delta Mouvement
station Delta
Van den Abbeel Jan
147
Glasal-panelen aangebracht volgens een hoek van 45°.
De kunstenaar Guy Vandenbranden (Brussel, 1926). Als lid van de groep «Art Abstrait» ontdekt hij de zuivere, nietfiguratieve uitgangspunten van de composities en past die toe in zijn werk. Hij gebruikt geometrische vormen, die hij integreert in de architectuur. Vandenbranden gaat steeds uit van dezelfde stijlprincipes: een strikte beperking van materie en vorm, een hechte opbouw, een zuiver en eenvoudig beeld en een duidelijk ritme. Zijn kunstwerken bestaan uit moderne materialen: beton, polyester en aluminium. De kunstwerken van Vandenbranden leunen eerder aan bij het wetenschappelijk denken dan bij op intuïtie gebaseerde kunstuitingen. Overzichtelijkheid, functionaliteit en heldere logica staan in zijn werk voorop. Deze kunstenaar beschouwt zijn schilderijen en reliëfs als ontwerpen die ooit gerealiseerd zullen worden op monumentale formaten en met eigentijdse materialen als beton, polyester en aluminium.
Het kunstwerk: 1982 Dit glasraam bestaat uit vijftien aaneengeschakelde elementen.
[ Compositie
station Weststation
Vandenbranden Guy
149
De gelijkmatige verdeling van de geometrische grondvormen gaat samen met een regelmatige herhaling van de kleuren. Ze komen verschillende malen terug, maar steeds in andere vormen en op verschillende hoogten. Het kunstwerk is perfect geïntegreerd, want de compositie vormt een fundamenteel deel van de muur zelf en vervult tegelijkertijd een lichtgevende functie. De geometrische abstractie is de vertolking van zijn streven naar evenwicht zowel in vormen als in kleur. Horizontaal, verticaal en diagonaal zijn met elkaar verbonden en worden afgewisseld met een vierkant, rechthoek en driehoek. Voeg hierbij de relatie tot de meetkundige metaalconstructie van het dak, de werking van het licht, de kleur en luminositeit van het glasmateriaal en je komt tot een wand en ruimte die karakter én schoonheid uitstralen. Glasraam.
De kunstenaars Serge Vandercam (Kopenhagen, 1924 - Wavre, 2005). De kunstenaar laat zich bij geen enkele beweging of stroming indelen. Hij is een geboren zoeker en hij ontdekt voortdurend het avontuur van het alledaagse. Als experimentele fotograaf neemt hij vanaf 1949 deel aan de activiteiten van Cobra. Ook in zijn fotografie heeft hij het onzichtbare van het dagelijks leven willen vangen. In de jaren vijftig laat hij onverwacht de fotografie vallen en legt hij zich volledig toe op de schilderkunst. Later begint hij ook met klei te werken om een meer elementaire en primitieve vorm te kunnen benaderen. Vanaf het begin van de jaren zestig werkte Serge Vandercam met zachtere kleuren dan men van een Cobra-adept gewoon is. In de jaren zeventig komen voor hem nieuwe materialen aan bod: triplex en hout. In 1979 is hij docent aan de school voor Schone Kunsten in Waver.
Het kunstwerk: 1979
[ La fleur unique - Les oiseaux émerveillés
station Joséphine-Charlotte
Vandercam Serge
151
De dramatische accenten, de sombere kleuren, de schreeuw van razernij en de hevige gebaren in het grootste deel van zijn creaties hebben hier plaats geruimd voor een poëtische droom in tedere tonen, vloeiende omtrekken en een rustige opbouw. De kunstenaar verenigt zijn visuele taal met de woorden van de zeer gevoelige dichter Joseph Noiret, die samen met Christian Dotremont de groep «surréalisme révolutionnaire» (1947) oprichtte. De gedichten van Joseph Noiret zijn op kleine bordjes in de wandcomposities bevestigd. De verbinding tussen visuele taal en poëzie boeit Serge Vandercam al langer. Tegen lichtkleurige wolken tekenen zich vogels af, om vrijheid blije vogels, die de lof zingen van een blauwe zon. Op de andere perronwand, aan de overzijde, drijven de wolken rustig in zachte, gedempte kleuren, stijgen zingende vogels op tegen een reuzebloem naar een geel en roze zon. Twee bas-reliëfs in veelkleurig zeehout.
De kunstenaar Paul van Hoeydonck (Antwerpen, 1925). Hij studeerde aan het Kunsthistorisch Instituut in Antwerpen en toonde vooral belangstelling voor de aanwezigheid van de mens in de ruimte. Toen zijn composities nog niet-figuratief waren in de tweede helft van de jaren vijftig, hadden zijn vele experimenten op de eerste plaats te maken met licht, beweging en ruimte. Hij maakte zelfs gebruik van een verplaatsbare lamp zodat elke kijker de resultaten van de lichtinval zelf kon activeren. Hij gaf vervolgens de planeten en de constellaties een plaats in zijn schilderijen. In 1971 zetten de astronauten van de Apollo 15 zijn beeldje «Fallen Astronaut» op de maan. De kunstenaar confronteert de toechouwer met mensen die inzicht lijken te hebben in kosmos en ruimte, maar tevens met «spacemen» die als gevallen engelen uit de hemel tuimelen, met astronauten die machinemensen worden, met Icarussen die in de afgrond storten, met robotten die op de mens lijken, en met allerlei tussenfiguren: de mens uitgebeeld in spieren, zenuwen, aders en hersenen die voor een deel machine zijn, motor, computer.
Het kunstwerk: 1981 Sinds een dertigtal jaar is Paul van Hoeydonck geboeid door
[ 16 x Icarus
station Graaf van Vlaanderen
Van Hoeydonck Paul
153
poppen. De moderne onderzoekers gebruiken ze om nieuwe mogelijkheden te testen, gaande van het domein van de auto-industrie tot de ruimtevaart, via de luchtvaart. De kunstenaar gebruikt ze in het artistieke domein. «16 x Icarus» bestaat uit zestien personages die aan het plafond hangen. Ze worden verdeeld over verschillende hoogten in de richting van een planetarium. Ze hebben gewild het houterige van een ledenpop. Lichamen, armen en benen nemen verschillende houdingen aan, maar alle wijzen onmiskenbaar op de beweging voorwaarts, op de zuigkracht van een stroom naar de planetenconcentratie, die lokt als een nieuwe, onbekende wereld vol licht en betovering. Op die manier heeft Paul van Hoeydonck met beperkte middelen toch een imposante ruimte indrukwekkend weten te animeren. Het kunstwerk spreekt sterk tot de emotie en tot de verbeelding. Bronzen beelden opgehangen aan het plafond.
De kunstenaar Jan Vanriet (Antwerpen, 1948). Jan Vanriet is van alle markten thuis: naast zijn schildersdoeken, ontwerpt hij toneeldecors, werkt hij mee aan een literair tijdschrift, schrijft dichtbundels, tekent voor een dagblad en verzorgt columns in weekbladen. Zijn veelzijdigheid uit zich in een meervoud van stijlen, ten dienste van drie bepalende onderwerpen: natuur, geschiedenis en mensheid. Jan Vanriet woont en werkt in Antwerpen en in de Provence. Hij werd geselecteerd voor de Biënnales van Sao Paulo en van Venetië. Hij behaalde de bijzondere prijs op het Art Festival 1990 in Seoul en ontving in 2001 de prijs van de Van Acker Stichting, waarmee hij in de voetsporen treedt van Frans Masereel, Hugo Claus en Roger Raveel. Zijn kunstwerken zijn te vinden in diverse musea, galerijen en befaamde financiële instellingen, verspreid over de hele wereld.
Het kunstwerk: 2004 Jan Vanriet benut ten volle de ruimte van deze lange, smalle
[ De stad beweegt in de palm van mijn hand
station De Brouckère
Vanriet Jan
155
gang met twee glijdende wandelpaden: hij gebruikt de muren als ondergrond voor een soort beeldverhaal naar analogie van oude wandtapijten waarin allerlei thema’s samenvloeien: de eerste stap op de maan, het De Brouckèreplein, terrasstoelen,... Er is de architectonische context, dat wil zeggen het De Brouckère-plein zelf, de architectuur van het Rogier-plein uit het midden van de vorige eeuw, vermengd met elementen van de metro zelf, roltrappen, signalisatie, enzovoort. Het idee voor dit kunstwerk ontsproot uit een gedicht van Benno Barnard, waar tevens enkele flarden van werden overgenomen op het werk en uit een lied van Jacques Brel dat Brussel en het De Brouckèreplein bezingt. Voor de uitwerking van «De stad beweegt in de palm van mijn hand» werd gebruik gemaakt van linosneden, gemengd met foto’s. Muurcompositie op geëmailleerde staalplaat met glaslaag.
De kunstenaar Hilde Van Sumere (Beersel, 1932). Hilde Van Sumere volgde met Jacques Moeschal (Zuidstation) de richting monumentale beeldhouwkunst aan de Academie voor Schone Kunsten in Brussel. Haar creativiteit steunt op een krachtig sprekende, eenvoudige maar essentiële vorm. Het gaat vaak om geometrisch abstracte werken die toch een subtiele gevoeligheid uitstralen. Naast marmer gebruikt de kunstenares polyester, Corten-staal en plexiglas voor haar prachtige kunstwerken. Haar beeldhouwwerken zijn autonome, op zichzelf staande voorwerpen, die haar wereldvisie weerspiegelen. De lichtinval speelt een belangrijke rol in het werk van Hilde Van Sumere. Daarom is de detailuitwerking van de verschillende materialen die zij gebruikt zo belangrijk in haar beeldhouwwerken.
Het kunstwerk: 1982 De kunstenares heeft de «Driehoek in beweging» in de hal van het station een uitgesproken dynamisch karakter willen geven, omdat de metroreiziger tijd noch zin heeft om zich op het kunstwerk te concentreren. Het lichtspel en de zuiverheid van het materiaal benadrukken de lijnen en voegen er schaduwen aan toe. Negatief wordt positief en omgekeerd. Het is een statisch kunstwerk dat door het oog van de bewegende voorbijganger dynamisch wordt. Geen enkel vlak is toevallig. We herkennen de cirkel als de kringloop van het leven, het contrast van de holle voorkant en de bolle achterkant, de zuiverheid van het materiaal en de uitvoering en de accentuerende schaduwen. De voorbijganger vangt het beeld al dan niet op. De wens van de kunstenares was op die manier een wederzijdse dialoog te creëren.
[ Driehoek in beweging
station Ossegem
Van Sumere Hilde
157
Beeldhouwwerk in Carrara-marmer.
De kunstenaar Joseph Willaert (Oostende, 1936). Als autodidact en aanvankelijk pop-art-schilder wijkt hij resoluut af van de schildersezel. Hij is autodidact. Zijn kunstwerken zijn eenvoudig en bijna naïef. Ze bestaan telkens uit een duidelijk beeld, een keurig lineaire tekening met helder en zuiver kleurgebruik (wit speelt een voorname rol). Men zou bijna zeggen dat hij zijn kunstwerken met sjablonen maakt. Hij probeert in een plastische taal de vinger op de wonde van onze verstedelijkte consumptiemaatschappij te leggen, waarin de jonge generatie de technische verworvenheden als evident beschouwt en ze zich amper bewust is van een landelijk verleden, dat slechts twee generaties achter hen ligt. Poëzie en humor vormen de kern van Willaerts oeuvre. Titels spelen daarin een heel belangrijke rol.
Het kunstwerk: 1993 Joseph Willaert werkte in het station Clemenceau volledig op de illusie. Deze schilderijen geven aan de metrogebruiker de indruk dat hij zich niet onder de grond, maar in een arcadisch maagdelijk landschap bevindt, waarvan alle typische elementen letterlijk op een rij worden gezet. De beelden glijden voor de ramen van de metrostellen als bij een cinerama dat nostalgie opwekt bij de ouderen en nieuwsgierigheid bij de jongeren. De kunstenaar verwijst in eenvoudige beeldtaal naar onze verstedelijkte consumptiemaatschappij waarbij twee generaties niet langer dezelfde waarden delen.
Willaert Joseph
[ Promenade
station Clemenceau
Olieverfschilderij op doek, gemaroufleerd op panelen.
159
De kunstenaar Maurice Wyckaert (Brussel, 1923-1996). Maurice Wyckaert volgt lessen aan de Academie voor Schone Kunsten in Brussel en is geboeid door de Cobra-beweging, waarvan hij de vrijheid in het schilderen overneemt. Na zijn studies zocht hij contact met de progressieve kunstbewegingen in de hoofdstad. Hij werd medeoprichter en redactielid van het tijdschrift «De Meridiaan» en was een paar jaar later actief voor de stichting van «Taptoe», een kunstencentrum waar levendig van gedachten werd gewisseld. Hij was ook van meet af aan betrokken bij het initiatief en later gelijknamig tijdschrift «L’Internationale Situationniste». In zijn schilderijen vindt de toeschouwer geen concrete voorwerpen terug. Wyckaert gebruikt zuivere kleuren en een impulsief lijnenspel. Zijn stijl evolueert heel snel naar een abstracte vorm, waarbij levensvreugde, zuiverheid en het gevoel van éénzijn met de aardse krachten en de kosmische energieën nooit ver weg zijn. Maurice Wyckaert zei: «Ik werk met kleur en ruimte, dat is alles...».
Het kunstwerk: 1982 Op een perronmuur heeft hij een lyrisch feest van zuivere
[ Coming up for air
station Jacques Brel
Wyckaert Maurice
161
kleuren geschilderd over 120 meter lengte en op een oppervlakte van 500 m2. Het kunstwerk stelt de natuur en het groen voor, de kleuren van het zomerlandschap, de zee, de golfslag, de blauwe lucht, het ruisende gras en de wiegende, golvende kleurenvelden. Wit, geel, groen, blauw en rood zetten de toon van het kunstwerk. Krullende, golvende, schuimende, draaiende en wervelende bewegingen maken het geheel zeer dynamisch. De over de wand zwevende vormen ontplooien zich zonder onderling compositorisch verband. «Het element spel is voor mij zeer belangrijk. Kunst is zich amuseren op een interessante manier». Een understatement van de kunstenaar, want Maurice Wyckaert speelt het spel met zoveel ernst, inzet en diepgang dat hij de elementaire wetten van het leven onthult voor de ogen van de toeschouwer om zo door te dringen tot zijn hart. Muurschilderijen in acrylverf op pleisterlaag.
Station
Kunstenaar
Kunstwerk
Anneessens* Albert
Beeckman Vincen de Villiers Jephan
«Casting»
11
«Fragments de mémoire»
51
Aumale Belgica Beurs Beurs Bizet Clemenceau COOVI-CERIA De Brouckère Delacroix Delta Delta*
Laenen Jean-Paul Van Breedam Camiel Bury Pol Delvaux Paul Brulin Tone Willaert Joseph Kasimir Marin Vanriet Jan Bontridder Thierry Van den Abbeel Jan Alechinsky Pierre Dotremont Christian Martens Michel De Taeye Camille Mouffe Michel Stockmans Piet Van Hoeydonck Paul Nellens Roger De Keyser Raoul Schuiten François Somville Roger Octave Jean-François Cox Jan D’Haese Roel Poot Rik De Rudder Denis Horta Victor Servais Raoul Vlerick Pierre Mortier Antoine Wyckaert Maurice Vandercam Serge Barmarin Elisabeth Decelle Philippe Pomar Júlio Martin Caille Pierre Ghysels Jean-Pierre Souply Emile Decock Gilbert
«Metrorama 78»
77
Diamant Eddy Merckx Erasmus Georges Henri Graaf van Vlaanderen Gribaumont Hallepoort Hallepoort Hankar Heizel Herrmann-Debroux Herrmann-Debroux Herrmann-Debroux Het Rad Horta Houba-Brugmann Ijzer Jacques Brel Joséphine-Charlotte Koning Boudewijn Koning Boudewijn Kruidtuin Kruidtuin Kruidtuin Kruidtuin Kruidtuin Kunst-Wet
Pagina
«Belgica»
145
«Moving Ceiling»
25
«Nos vieux trams bruxellois»
45
«La Caracola»
21
«Promenade»
159
«Interurbain»
75
«De stad beweegt in de palm van mijn hand» «Cohérences» «Delta mouvement» «Sept Ecritures»
155 15 147 5
«Diamant»
89
«Le cheval d’octobre»
49
«Festina lente»
101
«‘t Is de wind»
141
«16 x Icarus»
153
«Le Tropolitain»
105
«Hallepoort»
41
«Le Passage Inconnu»
131
«Notre Temps»
137
«Le Heysel, reflet du monde au 20ème siècle (et 21e)» 107 «The fall of Troy» «l’Aviateur» «Ode aan een Bergrivier»
31 53 115
«Le cycle de La Roue»
47
«Art Nouveau»
73
«Transcendance Platform»
133
«La Pieta»
99
«Coming up for air»
161
«La fleur unique ou les oiseaux émerveillés»
151
«Roi Baudouin» «Vol de Canards» «Homenagem a Fernando Pessoa» «L’Odysée»
35 113 91 27
«The Last Migration»
67
«Isjtar»
Kunstenaar
Kunstwerk
Kunst-Wet Lemonnier
Rets Jean Boubeker Hamsi
«Ortem» «Les mains de l’espoir»
19
Louiza Louiza Maalbeek Merode Merode Montgomery Montgomery Montgomery Naamsepoort Noordstation Ossegem Ossegem Park Park Park* Petillon Ribaucourt Rogier
«Droom van Poelaert»
85
«La Terre en fleur»
57
«Portretten»
13
Vandervelde Veeweide Weststation
Mayer Marcel Dubrunfaut Edmond Benoît Glibert Jean Raveel Roger Folon Jean-Michel Delahaut Jo Mara Pol Landuyt Octave Muyle Johan Van Sumere Hilde d’Haese Reinhoud Mendelson Marc Dudant Roger Plissart Marie-Françoise Lismonde Flausch Fernand Roobjee Pjeroo Tondat Gino Cordier Pierre Peire Luc De Bruyckere Berlinde Leblanc Walter Simonis Louis-Eugène Schein Françoise Minnaert Frans Renard Thierry Hergé Bosquet Yves Gentils Vic Roulin Felix Droste Monica Rombouts Guy De Gobert Paul Tapta (Maria Wierusz-Kowalski) Vandenbranden Guy
Zuidstation Zuidstation Zwarte Vijvers
Bage Jacques Moeschal Jacques Burssens Jan
«Flying over»
Rogier Roodebeek Simonis* Simonis Simonis Sint-Gillis Sint-Guido Sint-Katelijne* Stokkel Stuyvenbergh Thieffry Thieffry Tomberg
9
«Les Voyageurs» «Tramification Fluide/Tramification Syncopée»
Station
139 37
* Kunstwerk nog niet geïnstalleerd.
«Carrelage Cinq» «Ensor: Vive la Sociale»
Pagina 123
69 117
«Magic City»
63
«Rythme bruxellois»
43
«Thema’s»
87
«Het uiteindelijke verkeer»
79
«I promise you (r) a miracle»
103
«Driehoek in beweging»
157
«Stop the run»
119
«Happy metro to you»
93
«La Ville»
59
«Undergrounds
111
«Que la mer épargne»
83
«Le Feu de Néron-La Bataille des Stylites»
61
«De kleuren van de Solidariteit» «Zigzagramme» «Integration Roodebeek»
125 29 109
«Four Sizes available see over»
33
«Archetypes»
81
«Arcade Seine en Schelde»
135
«Dyade»
129
«Wij leven»
95
«Millefeuille»
121
«Kuifje in de metro»
71
«Stuyvenbergh»
17
«Aequus Nox» «Sculptures» «Bewegingen» «La grande Taupe et le petit Peintre»
65 127 55 39
«Voûtes flexibles»
143
«Compositie»
149 7
«Structures rythmées»
97
«De Zwarte Vijvers»
23
Realisatie Algemene delegatie en lay-out voor communicatie en public relations Drukkerij Joh. Enschedé-Van Muysewinkel
Reproductie foto’s verboden
Editie september 2006 Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel Gulden Vlieslaan, 15 1050 Brussel
Tel.: 0900 10 310 (€ 0,45 /min) www.mivb.be