'Als je het leuk vindt met jongeren om te gaan, vind je het ook leuk die jongeren iets uit te leggen, iets duidelijk te maken.'
een portret van
Rob van Oord
leraar wiskunde
Persoonlijk Personalia Onderwijsfamilie Pensioen
Personalia Ik ben Rob van Oord. Ik woon in Waddinxveen en werk in dezelfde plaats, als leraar wiskunde aan het Coenecoopcollege. Ik ben geboren in 1949 en dus bijna zestig. Ik woon samen met mijn tweede vrouw. Mijn eerste vrouw en ik hebben twee kinderen, Marije en Freek. Marije zit in het basisonderwijs. Freek zou volgens mij ook wel voor het vak geschikt zijn, maar heeft nog niet zo'n zin in studeren. Wie weet, komt het nog. Onderwijsfamilie Ook mijn moeder heeft iets met het onderwijs. Ze heeft textiele werkvormen gedaan. Nooit op een school gewerkt want ze kon geen orde houden. Maar ze geeft, ook nu ze tachtig is, nog steeds cursussen en workshops kantklossen, tot in Amerika toe. Dat doet ze al zo'n jaar of vijfentwintig. Binnenkort gaat ze daar weer een paar weken heen. Ze wordt wat slechter ter been, het zou dus best weleens de laatste keer kunnen zijn. En daarom ga ik met haar mee. Terwijl zij dan haar workshops doet, kan ik mooi wat Amerikaanse scholen bezoeken. Dat heb ik altijd al graag willen doen. En dan mijn vader: een heel bijzondere man, een geboren Amsterdammer. Voor de oorlog deed hij van alles, van boksen, roeien tot het maken van revues bij Verkade. In de oorlog heeft hij volop in het verzet gezeten. Allerlei trekjes van de woeste bon vivant. Was op een gegeven moment op de autohandelschool in Driebergen verzeild geraakt, maar is daarna voor zichzelf begonnen: een eigen school. We woonden in een zomerhuisje en een paar huisjes verder gaf hij les. Hij gaf les in bijna alle vakken, terwijl hij zelf geen onderwijsopleiding had en zelfs zijn HBS niet afgemaakt had (examenvrees). Later heeft hij, tussen de bedrijven door, MO Ne1
derlands en MO Engels gedaan. Hij kon toen in Doorn een ander huis laten bouwen, met twee leslokalen eraan vast: nog steeds zijn eigen school. Daar heb ik mijn eerste onderwijservaring opgedaan. Pensioen Ik ben dus bijna zestig, maar in principe niet van plan voor mijn vijfenzestigste het onderwijs vaarwel te zeggen. Mijn huidige vrouw is een stuk jonger en die blijft nog een tijd in het onderwijs werkzaam. Waarom zou ik er dan mee stoppen en alleen thuis gaan zitten? Bovendien moet ik behoorlijk wat salaris inleveren als ik eerder stop en dat kan ik me gewoon niet permitteren. En het belangrijkste: ik heb het nog steeds heel goed naar mijn zin in mijn werk. Ik tel dan ook ook helemaal niet af. Het gaat nog prima. Sterker nog: hoe langer ik les geef, hoe makkelijker het me afgaat. De problemen waarmee je te maken krijgt, worden steeds kleiner. Zo lijkt het tenminste. Het zal wel de jarenlange ervaring zijn, neem ik aan.
Opleiding & loopbaan
Overzicht opleiding . gymnasium bèta . MO-B wiskunde, Universiteit Utrecht
Overzicht opleiding Overzicht loopbaan
Overzicht loopbaan . leraar wiskunde Samenwerkingsschool Waddinxveen . leraar wiskunde Coenecoopcollege Waddinxveen
Universitaire studie Stage Levenslang in Waddinxveen CITO
Universitaire studie Na mijn middelbare school heb ik lang wiskunde gestudeerd, zo'n zeven jaar. Ik had een druk leven, ik deed er van alles naast, dat zorgde wel voor enige vertraging van die studie: ik heb met veel plezier veel geleerd, maar ik ben ermee gestopt vóór mijn doctoraal examen. Ik deed op het eind als specialisatie de geschiedenis van de wiskunde, ik kwam erachter dat wetenschappelijk onderzoek wat minder mijn ding was, ik moest eigenlijk in militaire dienst maar kon ook een baan krijgen in het onderwijs. En toen adviseerde mijn professor, Henk Bos, me er een punt achter te zetten: 'Je hebt alle onderdelen met succes afgerond, op de eindscriptie na. Je kunt afzwaaien met een MO-B diploma.' Dat heb ik gedaan. Stage Tijdens mijn wiskundeopleiding heb ik uitgebreid stage gelopen op een middelbare school in Gorinchem. Met twee medestudenten kon ik daar zo'n driekwart jaar rondkijken in de keuken van de school. Mijn mentor was Frans Bouman, een zeer inspirerende man. Ik was al gek op wiskunde maar Bouman maakte mijn liefde voor dat vak en mijn ambities alleen maar groter. Hij gaf zeer ontspannen les. Wij gingen erbij zitten en keken de kunst af. Bouman was dag en nacht met het vak bezig en voortdurend op zoek naar nieuwe manieren om leerlingen wiskunde bij te brengen. Hij deed toen bijvoorbeeld al aan geprogrammeerde instructie. Ik heb veel van hem geleerd. Door de kunst af te kijken, maar ook door dingen uit te proberen. Zo kreeg ik onder zijn supervisie de kans om groepswerk te introduceren bij de wiskundelessen. 2
Dat was voor die tijd best bijzonder. We hebben in die periode ook een andere methode voor goniometrie ontwikkeld: we leerden de leerlingen allerlei goniometrische dingen aan met een wikkeltouw. Dat concrete, dat tastbare, dat zelf doen en uitproberen is nog steeds een kenmerk voor mijn wiskundeonderwijs. De basis ervan ligt in die stageperiode. Levenslang in Waddinxveen In 1974 ben ik als wiskundeleraar in dienst getreden van de Samenwerkingsschool in Waddinxveen. Ik was toen vijfentwintig. Maar, zoals gezegd, was ik eigenlijk al veel eerder met lesgeven begonnen. Als zestienjarige gaf ik al (bij)lessen op de privé-school van mijn vader: het IVO (dat voor Instituut Voor Opleiding staat, maar ook voor Instituut Van Oord). Daar werd opgeleid voor alle mogelijke diploma's, ook in de avonduren. En er waren huiswerkcursussen. Daar werd ik bij ingezet, samen met een paar studenten die in opleiding waren voor het leraarschap. Kortom, toen ik in 1974 als leraar begon, was het onderwijs niet gloednieuw voor me. Ook al niet door mijn onderwijsfamilie en door de stage tijdens mijn studie. Het lesgeven ging mij dus goed af, ik vond het fantastisch: prettige leerlingen, leuke collega's, een uitdagend schoolklimaat. Ik ben er dus altijd gebleven, mijn hele leven lang, ook toen de Samenwerkingsschool op een gegeven moment fuseerde met een aantal andere scholen tot het Coenecoopcollege. Ik heb nooit overwogen elders te gaan werken. Misschien had het er ook mee te maken dat ik erg prettig woonde in Waddinxveen, tussen veel vrienden en goede collega's, en dat een andere werkplek hoe dan ook een hoop fileleed zou meebrengen. CITO Het klinkt misschien wat saai: vierendertig jaar op één school. En als het aan mij ligt en ik het volhoud tot mijn vijfenzestigste, worden dat er dus zo'n veertig. Maar ik heb dat gevoel absoluut niet, ik vond het écht niet saai. Ik ben altijd erg actief geweest, in het onderwijs, in de wiskunde. En niet alleen in Waddinxveen, op het Coenecoopcollege. Zo heb ik zo'n acht jaar voor het CITO meegewerkt aan de eindexamens wiskunde B voor het vwo. Zo geef ik ook workshops op de Nationale Wiskundedagen. Zo word ik op andere scholen gevraagd studiebijeenkomsten te doen met secties wiskunde. Ik vind dat leuk en ik leer er ontzettend veel van.
Leraarschap Lerarencompetenties Omgaan met jongeren Uitleg geven Idealisme Onderling kennis delen
Lerarencompetenties Duidelijk maken over welke competenties je als (wiskunde)leraar moet beschikken, vind ik vooral een zaak van de opleidingen of van zo'n instantie als SBL. Die zouden een goed overzicht moeten hebben van de bagage waarover een goede (wiskunde)leraar moet beschikken. Vooral bij zij-instromers, die al een eigen persoonlijkheid zijn, komt snel genoeg het besef of het vak wel of niet iets voor hen is, denk ik. Zelf vind ik het belangrijkste dat je van de leerlingen moet houden. Klinkt wat groots, maar meen ik wel. Ik wil nóg wel verder gaan: beschouw leerlingen als kinderen die je liefdevol begeleidt op weg naar de maatschappij, hun vervolgstudie, hun toekomst. Je moet als docent beschikken over gevoel voor humor, niet op 3
alle slakken zout leggen, je kunnen inleven in wat leerlingen bezig houdt, geduld hebben bij de dingen die je van leerlingen of van een groep leerlingen wilt. Open staan voor wat leerlingen vinden, inspelen op actuele toestanden, duidelijk zijn in wat je toelaat en wat je níet accepteert. Flexibel zijn in afspraken als daar aanleiding voor is. Daar draait het om. Maar het draait ook om open staan voor collega’s, als je hen spreekt over dingen die bij jou niet goed gaan, waar je mee zit of over dingen die niet goed gaan bij die collega of waar hij of zij mee zit. Omgaan met jongeren Ik ben wiskunde gaan studeren om wiskundeleraar te worden. Het was heel bewuste keuze. Mijn drive: het omgaan met jongeren. In mijn studententijd had ik al veel jeugdkampen geleid bij Kamp- en Reiswerk, een christelijke organisatie, van het vrijzinnige soort. Vergelijk het maar met de sfeer en de cultuur van de vrijzinnig protestanten van de VPRO. Het was heerlijk werken met die twaalf- tot zestienjarige gasten in het woudloperkamp en het zeilkamp. Het was de tijd van vrijheid, eind zestiger jaren. Vrijheid op alle gebieden. Ik deed dat kampwerk trouwens samen met mijn toenmalige vrouw. Uitleg geven Als je het leuk vindt met jongeren om te gaan, vind je het ook leuk die jongeren iets uit te leggen, iets duidelijk te maken. In mijn geval: wiskunde toegankelijk maken, op een heldere manier aan de man brengen. Als het maar even kan, moet je de dingen concreet, tastbaar maken voor de leerlingen. Formules zijn handig en belangrijk, maar haal er iets bij, doe er iets mee. Maak verschijnselen aanschouwelijk, gebruik alledaagse dingen, gewone materialen. Gebruik een stuk touw, wikkel dat om een cirkel en doorloop dan de goniohoek, om maar een voorbeeld te noemen. Tegenwoordig heb je daar de grafische rekenmachine voor, maar met een stuk touw kun je je ook prima behelpen om dingen aanschouwelijk te maken. Gebruik ook bewegende beelden om dingen uit te leggen. Dat kan een (teken)film zijn of een Powerpointpresentatie. Maar het kan ook net zo goed met (weer) een stuk touw: met om de straal een kraal erop en dan kun je bij het wikkelen om de eenheidscirkel de plaats van de radialen aangeven. Dit soort dingen hoorde bij de nieuwe wiskundestof, het ging niet alleen meer om de hoeken met de graden. Het kralensnoer dat ik daarvoor ontwikkelde, zal de leerlingen tot op de dag van vandaag bijgebleven zijn, denk ik. Dingen met eigen ogen zien, met eigen handen doen, dat zegt leerlingen veel meer dan een theoretische uitleg door een leraar of door het boek. Idealisme Ik ben van mening dat de bagage van de jonge leraar (op mijn school meestal werkzaam in de onderbouw) best wat méér zou mogen zijn. Maar anderzijds heb ik ook wel bewondering voor zijn of haar keuze voor het onderwijs. Je moet aardig idealistisch zijn om in het onderwijs te stappen, het daar vol te houden en succesvol te zijn. Als het je gaat om het geld of de vele vakanties, dan 4
loopt het mis. Het leraarschap is een pittig beroep. Je bent het hele jaar door hard bezig. Er zijn wel vakanties tussendoor, maar die heb je nodig om dingen na te kijken en voor te bereiden. De hoofdzaak voor een leraar, dat is niet het vak. De hoofdzaak is: kinderen begeleiden naar een goed en verantwoord leven in de maatschappij. Als je daarvan uitgaat en goed met kinderen kunt omgaan, is het een prachtig beroep. Daarbij moet je beseffen dat je weinig groeimogelijkheden hebt in het onderwijs. Er zijn amper promotiemogelijkheden en je krijgt echt geen bonus als je een goed product aflevert. Maar het is en blijft een mooi beroep, zeker als je creatief bent en het leuk vindt om alsmaar nieuwe dingen te verzinnen. Om de status van het leraarschap te verhogen zou een betere salariëring een goede zaak zijn. Hogere verdiensten geven bijna automatisch een beter imago. Zo gaat dat nu eenmaal in de maatschappij. Onderling kennis delen Verder zou het ook goed zijn als er meer tijd en energie (en geld misschien) gestoken zou worden in de samenwerking tussen oudere en jongeren leraren. Geef ze de mogelijkheid en stimuleer ze om bij elkaar lessen volgen. Niet één keer, maar regelmatig en systematisch. Daar kunnen beide partijen veel van leren. Daar krijg je betere leraren van, en dat werkt volgens mij ook statusverhogend. Ik heb meer dan dertig jaar niemand meer in mijn klas gehad om eens te kijken hoe het ging. Wel kwamen er af en toe stagiaires om wat te snuffelen en dat vond ik erg leuk. Ik leer namelijk ook van die jonge gasten. Een tijdje geleden was er een die voor het eerst een lesje draaide. De kinderen zaten te klieren, maar hij koos precies de goede woorden en sloeg precies de goede toon aan: 'Ik probeer hier voor het eerst van mijn leven een lesje te draaien en dan moeten jullie stil zijn.' Dat was eerlijk en de leerlingen begrepen het meteen. De les verliep verder gesmeerd. Wat hij ervan leerde en wat ook ik weer eens bevestigd kreeg: Je moet een band opbouwen met een klas. Dat is een conditio sine qua non voor goed onderwijs. Zonder dat lukt het eenvoudigweg niet.
De praktijk in de klas De gemiddelde les Huiswerk Activerend Effectief Andere wiskunde Humor Onderlinge samenwerking Orde houden ICT
De gemiddelde les Als het om mijn gemiddelde les gaat, moet je in ieder geval een onderscheid maken tussen lessen waarin ik een bepaald onderwerp aan de orde stel en lessen waarin de leerlingen voornamelijk zelf aan het werk zijn. De verhouding tussen die twee soorten lessen is bij mij overigens zo ongeveer vier staat tot één. Dat betekent dus inderdaad dat het programma van de meeste lessen door mij bepaald wordt: ik stel iets nieuws aan de orde, of ik diep iets uit, of ik gebruik een bepaalde werkvorm om er iets in te slijpen, of ik stel een probleem aan de orde om ze aan het denken te zetten over een onderwerp dat ze al gehad hebben, enzovoort. Zo'n zelfwerkles heeft nogal een simpele structuur: de leerlingen hebben zelf werk te doen. Ik ben erbij en ze komen naar me toe als ze me nodig hebben. En verder zorg ik ervoor dat ze geconcentreerd aan het werk blijven. Daar komt het op neer. 5
De andere lessen verlopen als volgt: ze komen binnen en gaan zitten. Ik neem de tijd om wat aandacht aan de leerlingen te schenken en als iedereen klaar zit, start de les. Ik leg ze dan om te beginnen een probleem voor. Da's altijd een mooi begin, vind ik. Een eenvoudig probleem, waar ze even over na moeten denken en waar we vervolgens even over praten. Daarna, als het effe kan, nog zo'n probleem, maar dan wat ingewikkelder. Dat wordt dan op dezelfde manier besproken. Na deze introductie of oriëntatie behandel ik dan de theorie in kwestie: ik leg uit, ik geef of vraag voorbeelden, ik laat ze een paar sommen maken. Dat gaat door tot de bel gaat. Zo gaat het dus gemiddeld. Maar inderdaad: gemíddeld. Elke afzonderlijke les wijkt daar dus een beetje van af en gaat dus eigenlijk op zijn éigen manier. Ik zweer bij de interactie in de les, tussen mij en de leerlingen, maar ook tussen de leerlingen onderling. Huiswerk Ik geef tegenwoordig uitsluitend les in de bovenbouw en daar geef ik geen huiswerk op. Ze hebben een werkwijzer waarin precies het programma van de lessen beschreven staat: wanneer komt welk onderwerp aan de orde, wanneer zijn er eventueel proefwerken, wat moet je wanneer onder de knie hebben, welke opdrachten of sommen kun je wanneer het beste maken? Ik hou me aan die werkwijzer, ik hou ook wel een beetje in de gaten hoever de leerlingen op een bepaald moment gevorderd zijn. Ik stimuleer ook dat ze goed aan het werk blijven, ik spreek individuele leerlingen daar ook wel op aan. Maar ik hou geen soort huiswerk- of werkwijzerboekhouding bij. Dat moeten ze zelf maar regelen. Activerend Ik vind lesgeven leuk, altijd gevonden. Vanwege de contacten met de leerlingen, maar ook omdat je je eigen creativiteit erin kwijt kunt. Ik hou dan ook erg van lessen waarin van alles gebeurt, waarin ik samen met de leerlingen ergens mee bezig ben. En dan heb ik uiteraard niet alleen maar over sommetjes maken. Wiskunde is méér dan dat, met wiskunde kún je ook meer. Wat dat betreft heb ik veel geleerd van mijn collega Jan Breeman. Hij was sectieleider voordat ik dat werd en hij heeft het wiskundeonderwijs op onze school - en daarbuiten - gemaakt tot wat het volgens mij zijn moet: uitdagend, stimulerend, activerend. Jan Breeman was zo'n type die iedere zaterdag naar de rommelmarkt ging, daar telkens dozen vol spullen kocht, die in zijn klas zette om daar dan allerlei wiskundige dingen mee te doen. Koplampen, fietsbanden, fotokubussen, Fisherprice-speelgoed, puzzeltjes, Lottoapparaten, grote dobbelstenen, vouwblaadjes: je kon het zo gek niet verzinnen. Ik heb dat van hem overgenomen. Ook mijn klas staat bomvol met allerlei spullen waarmee ik mijn wiskundelessen iets kan. Soms is dat een simpel aardigheidje tussendoor. Maar vaak kan ik er ook moeilijke dingen duidelijk mee maken. En altijd zijn ze geschikt om leerlingen het idee te geven: wiskunde is niet alleen maar abstracte, ingewikkelde theorie over dingen die ver van je bed staan. Effectief De vraag is inderdaad of al dit gedoe effectief is. Leren mijn leerlingen meer en beter wiskunde? Scoren ze beter? Ik weet dat eerlijk gezegd niet zo zeker. Ik weet natuurlijk dat onze eindexamen6
resultaten boven het landelijk gemiddelde liggen, maar dat is op zich zo'n kunst nog niet: de meeste leerlingen wonen in de grote stad en daar scoren ze altijd lager. Dan zit je dus al gauw goed in een plaats als Waddinxveen. Afgezien daarvan: ik werk niet voor het examen, ik werk voor het leven, zeg ik altijd. Dat eindexamen interesseert me niet zo erg. Het gaat mij er eerder om dat de leerlingen er voor hun leven iets aan over houden, dat ze er plezier in hebben moeilijke dingen te leren, dat ze in ieder geval niet meteen helemaal dichtklappen bij het woord wiskunde. Ik denk dat ik dat bij de meeste leerlingen wel bereik. Door mijn enthousiasme, door de leerlingen actief te houden en actief bij de lessen te betrekken. Maar net zo goed door geduldig te zijn, door rustig bij ze gaan zitten en de problemen te bespreken of nog eens uit te leggen. Twee keer, drie keer, eindeloos desnoods. Vroeger was ik minder geduldig, geloof ik. Maar ook dat heb ik van collega Jan Breeman afgekeken, dat eindeloze geduld. Die was in die tijd al een stuk ouder. Dan krijg je dat, blijkbaar. En natuurlijk, laat ik het maar eerlijk toegeven: er zijn altijd een paar leerlingen bij wie het ook met alle inventiviteit, creativiteit en eindeloos geduld niet lukt. Ik wou dat het anders was, maar helaas. Andere wiskunde Wiskunde was lange tijd absoluut niet afgestemd op de leeftijd van de leerlingen. In de tweede klas moesten zij bijvoorbeeld al met bewijzen aan de gang. Ik herinner me ook die lessen met congruentie nog wel. Je hoopte dat ze er iets van snapten, maar dat deden ze dus niet. Het ergste is dat je iets moet gaan bewijzen wat je zo al kan waarnemen. Gelijkheid bewijzen, terwijl je de gelijkheid zíet. Dan ontstaat al snel de sfeer van 'Wat heb je hier nu aan?' Gelukkig is het tegenwoordig anders. Ik vind het wiskundeonderwijs in dat opzicht sterk verbeterd. Het gaat nu tenminste ergens over. Het belangrijkste bij wiskunde is het begrijpen van dingen. Daar moet je al in de lagere klassen mee beginnen. En je moet als leraar alles op alles zetten om het uit te leggen op een manier die bij die lagere klassen past. Als je het over een ellips hebt, moet je de kinderen twee punaises en een touwtje geven: maak maar zo'n ellips. Dat bereidt voor op de hogere leerjaren, waarin je te maken krijgt met de formules en de echte eigenschappen. Met een gevouwen bakje kun je veel beter de verklaring van de wiskunde die erachter zit voorbereiden. Humor Contact met leerlingen, dat vind ik het leuke van onderwijs. Daarom heb ik voor dat beroep gekozen. Maar een goed contact is ook een belangrijke voorwaarde om kinderen iets te kunnen leren. En in dat contact spelen luchtigheid, grapjes en humor een grote rol. Ik zeg niet dat ik een vreselijke lolbroek ben, maar ik doe op mijn manier wel bewust mijn best om dat aspect in te zetten. Zo heb ik elk jaar mijn zwarte pietenact. Op vijf december geef ik nooit les. Dat weet ik al jaren, maar de leerlingen van de vierde klas nog niet. Die komen dan de klas binnen en zien de tafels in overhooropstelling staan. Ze beginnen te klagen en te jammeren: 7
'Wat krijgen we nu?' Intussen loop ik de klas uit om me te verkleden als zwarte piet. Dan bons ik op de deur en kom ik binnen met een zwarte pietenexamen. Ik heb er inmiddels diverse versies van. De leerlingen moeten dan sommen maken en voor een goed antwoord krijgen ze dan pepernoten. Ik laat ze ook altijd een gedichtje maken. Die lees ik voor en de leerlingen met de leukste rijmpjes krijgen een chocoladeletter. Voor de vijfdeklassers heb ik groepsopdrachten, omdat die het zwarte pietenspektakel al kennen. De vraagstelling is dan iets ingewikkelder. Nog een voorbeeldje. Als het kerstgala op onze school in aantocht is, geef ik les in stijldansen. Dat vind ik leuk om te doen en de leerlingen vinden het volgens mij ook wel grappig. Het schept een band met de leerlingen, vind ik. Maar je moet wel weten wat je doet en waar de grenzen liggen. Ik raad beginnende leraren dan ook altijd aan een beetje voorzichtig te zijn met leuk doen. Onderlinge samenwerking Door actief bezig te zijn met wiskundige activiteiten en door ze af en toe beloningen - mijn hele la ligt vol met allerlei snoepgoed! in het vooruitzicht te stellen, beleven de leerlingen volgens mij leuke lessen. Maar ook onderlinge samenwerking van leerlingen, samen een bepaald probleem oplossen, heeft een positief effect. Maar zo'n samenwerking komt niet zo maar tot stand. Je krijgt geen écht nuttige samenwerking als je alleen maar zegt: 'Jongens, doe dat maar even samen.' Je moet die lessen goed voorbereiden, er veel energie en creativiteit in steken en niet verwachten dat het meteen vlekkeloos verloopt. Je moet als leraar helemaal achter deze manier van werken staan, je moet vast geloven dat het effectief is. En je moet vooral veel geduld hebben en blijven proberen, blijven experimenteren. Ik gebruik veel werkvormen waarbij leerlingen samen knippen, plakken, vouwen en dat soort dingen. Het kost een hoop tijd om dat allemaal georganiseerd te krijgen, maar het is de moeite waard, vind ik. De leerlingen leren er veel van en ze vinden het nog leuk ook. Orde houden Voor gewone mensen is orde houden hét kwaliteitskenmerk van een leraar. Je bent al gauw een goede leraar als je orde kunt houden. En als je het níet kunt, dan kun je het in hun ogen wel schudden. Ik kan volgens mij wel orde houden. Maar waar 'm dat nou precies in zit? Op een geven moment heb je een naam opgebouwd. Dat ontstaat zo in de loop der jaren. Dat gaat min of meer onbewust. Ik heb wel bewust ervaren dat bij een nieuwe klas de eerste les, de eerste week cruciaal is. Dan leg ik meteen uit wat ik wil en zet ik duidelijke lijnen uit. Zodra iemand daarvan afwijkt, zit ik er bovenop. Als iemand dwarsligt, ga ik meteen de confrontatie aan. We gaan dan de zaken eens goed op een rijtje zetten en ik vraag de bewuste persoon dan bijvoorbeeld wat zijn plannen voor de rest van het schooljaar zijn. Dan komen we er altijd snel uit, is mijn ervaring. 8
Ik heb eens een klas overgenomen voor een uurtje per week. In die groep zaten enkele leerlingen die absoluut niet wilden werken. Ik heb toen duidelijk gesteld dat aanwezigheid in de klas ook meedoen met de les inhield. Zo niet, dan was er geen plek voor ze, dan konden ze vertrekken. Op dat moment héb je ze. En dan moet je meteen de spanning in de les opvoeren door met een mooi wiskundig probleem te komen en dat gezamenlijk op te lossen. Zet ze dus niet meteen zelf aan het werk nadat je ze vermanend hebt toegesproken, want dat vraagt om moeilijkheden. Ik doe aan het einde van een hoofdstuk ook wel een puzzel, die ik zelf heb ontworpen. Om even stoom af te blazen en de scherpte daarna weer terug te krijgen. Bij een uitlegles krijgen de leerlingen soms ook een beloning (een dropje bijvoorbeeld) als ze als eerste een goed antwoord hebben bij een sommetje. Ik heb, zoals gezegd, altijd wat snoep klaarliggen: dat is mooi in te zetten bij allerlei werkvormen waarbij groepjes of individuen zich op een of andere manier onderscheiden. ICT Natuurlijk is het gebruik van ICT in de klas een prima zaak. Daar kun je niet tegen zijn, dat hoort er tegenwoordig bij. En het ís ook gewoon handig. Als ik met grafieken bezig ben, dan is het handig om dat even heel mooi op een computer te laten zien. Een slordig schetsje op het bord kan ook wel, maar met zo'n computer heeft het nét wat méér. Hetzelfde geldt voor bewijs van een bepaalde meetkundestelling: met een computer tover je zo gelikte driedimensionale figuren op het scherm. Zo zijn er wel meer voorbeelden te noemen van didactische ondersteuning met computers. Maar je moet realistisch blijven. Je hebt niet altijd computers tot je beschikking, dat is jammer, maar daar is niks aan te doen. Als ik gebruik wil maken van een computerlokaal, moet ik dat ruim van te voren laten weten. Dat is lastig, want bij mij komt het nog wel eens voor dat ik plotseling een impulsief idee krijg: 'Dit zouden we wel eens even op de computer kunnen uitzoeken.' Op zo'n moment kan ik echter niets meer regelen. Ik zou dus heel graag een computer met een smartboard in mijn lokaal willen hebben. Ik denk dat ik bepaalde zaken op die manier nog wat beter kan uitleggen.
Op en rond de school Veertig jaar veranderen Uit Rotterdam Groene correctie Samenwerkingsschool Fusie Nóg een fusie Leegloop sectie Nóg meer leegloop Weg sectie Weg rector, interim, directeur Knutselen met wiskunde Alles went (misschien) Begeleiding jonge leraren
Veertig jaar veranderen Als ik over een jaar of vijf met pensioen ga, heb ik er zo'n veertig jaar op één school op zitten. Ik heb al gezegd dat ik dat niet als saai ervaren heb. De tijd is - zeker achteraf - snel gegaan en het was een boeiende tijd waarin veel gebeurd is, waarin er ook veel veranderd is. Uit Rotterdam Ik begon met een enthousiaste groep jonge leraren. Samen met een paar oude rotten weggeplukt van Rotterdamse scholen als richtingaangevers gingen we een nieuwe havo/vwo-school opbouwen. We wilden de beste school in de regio, zo niet van Nederland worden. Een bevlogen rector met bijzondere onderwijsopvattingen stuurde ons aan. Groene correctie Om een klein voorbeeldje te geven van die bijzondere onderwijs9
opvattingen: we corrigeerden alle toetsen met groen. Dat is, vonden we, leerling-vriendelijker dan met rood. Als we die toetsen gecorrigeerd hadden en aan de leerlingen teruggaven, dan moesten die zelf met rood hun fouten verbeteren en een foutenanalyse maken. Zo ging dat toen en dat doe ik trouwens nog steeds, dat corrigeren met groen. Uit overtuiging. Samenwerkingsschool We waren een zogenaamde Samenwerkingsschool op grond van artikel 61. Respect en verdraagzaamheid voor de ander stonden hoog in het vaandel. Verdieping van de eigen religieuze, dan wel humanitaire achtergrond vormde de basis. Vanuit je eigen achtergrond begrip opbrengen voor de ander werd met name in het vak kgl (kennis geestelijk leven) vormgegeven. Alle docenten moesten in hun lessen alert zijn op taalgebruik en handelingen die niet van respect voor de ander getuigden. Er werden projecten gedaan waarbij thema’s als Ontwikkelingswerk, Tegenstelling arm - rijk in de wereld aan bod kwamen. Die projecten werden schoolbreed aangeboden. Fusie Het vertrek van de rector en de financiële nood van enkele mavo's in de buurt zorgden ervoor dat men op het idee van een fusie kwam. De nieuwe rector, voorheen een collega van onze eigen school, zag zo'n fusie als een grote uitdaging. Dat werd hem niet in dank afgenomen. Het duurde dan ook zeker acht jaar voordat de fusie een feit was. En dan heb ik het over de formele fusie, de buitenkant. In werkelijkheid bestaan er nu nog steeds verschillende culturen binnen de school. Dat komt ook omdat de bovenbouw havo-vwo (met de meeste leraren uit de tijd van de Samenwerkingsschool) op een aparte locatie gevestigd is. Nóg een fusie Zo’n acht jaar geleden kregen we een tweede fusie met een school uit Gouda die geen nieuwe leerlingen meer trok. Daarmee kregen we een groot aantal (nog) oudere docenten erbij. Het voordeel van deze fusie was dat er op het vmbo een groter aantal richtingen aangeboden kon worden en dat er gratis allerlei extra machines en apparaten bij onze school kwamen. Maar er waren zeker ook nadelen: die Goudse oudere docenten raakten behoorlijk gefrustreerd dat ze vlak voor hun pensioen nog een nieuwe werkgever kregen. Dat had aardig wat impact op het schoolklimaat. Van vernieuwing kwam het niet meer, van enig elan voor experimenteel onderwijs was geen sprake meer. Leegloop sectie Na het vertrek van enkele bevlogen collega’s wiskunde en het overlijden van de grote man van onze vaksectie, Jan Breeman, kon ik mijn wiskunde-ei op school niet meer kwijt. Ik heb toen mijn horizon verlegd en gesolliciteerd bij het CITO. Ik werd aangenomen in een constructiegroep voor de eindexamens wiskunde B voor het vwo. Dat was een nieuwe uitdaging en zo kwam ik in contact met veel personen die (ook) vernieuwend bezig zijn in wiskundeland.
10
Nóg meer leegloop Op school ben ik al jarenlang de enige wiskundedocent die nascholing volgt. De schoolleiding kijkt bij het personeel alleen maar of er geen grote ordeproblemen zijn. Dan zit het goed, hoeft er verder niks gedaan te worden en gaat alles zijn gangetje. Zelf wil ik meer. Ik heb beslist aardige collega’s, maar weinig bevlogen. Ze geven hun les, zijn daar serieus in, maar ze willen echt geen nieuwigheden meer. Nieuwe collega’s met voldoende opleiding zijn nauwelijks te vinden. Oudere collega’s kunnen niet worden verplicht tot nascholing en vernieuwing. Weg sectie Door de fusies was de school alsmaar groter geworden en dus moesten er binnen de school weer kleinere eenheden gevormd worden. Zo kwamen de kernteams. Je werd daarbij ingedeeld. Daar gaf je je lessen. De rol van de vaksectie was uitgespeeld. Resultaat daarvan? Dat er bij ons op school weinig contacten zijn tussen leraren uit de onderbouw en de bovenbouw. Dat vind ik doodjammer. Het is niet goed voor het onderwijs. Je krijgt dan doodlopende in plaats van doorlopende leerlijnen. Ik vind echt dat de schoolorganisatie wat meer zou moeten inzetten op samenwerking van leraren van hetzelfde vak, door de hele school heen. Vooral in het belang van goed onderwijs. Weg rector, interim, directrice De schaalvergroting leidde ook tot minder aanmeldingen van leerlingen. Grote groepen gingen naar naastgelegen gemeenten. Het leerlingenaantal daalde tot het niveau dat we als havo/vwo-school vóór de fusies ook al hadden. De rector vertrok, een interim kwam. De interim vertrok, een nieuwe rector kwam. Maar de nieuwe rector werd burgemeester en na een lange rectorloze periode kwam er toen uiteindelijk een directrice. Zij kon de problemen ook niet aan, en toen hadden we dus wéér een interim. Knutselen met wiskunde Wat met rectoren, interims en directrices kan, kan ook met een schoolvak of met een vakkenpakket. Let maar op: op een gegeven moment werd er wiskunde A ingevoerd. Daarmee werd wiskunde een verplicht vak voor alle leerlingen. Je kreeg dus te maken met leerlingen die niet gemotiveerd waren en dik tevreden met een vijf. Toen kwam de tweede fase en het studiehuis. De verantwoordelijkheid voor het leren kwam bij de leerling te liggen. Maar tegelijkertijd werd het aantal uren per week gereduceerd en de stof uitgebreid. Wiskunde werd opgedeeld in vieren. Gevolg voor de leraren: parallelgroepen bij wiskunde komen niet meer voor, elke groep moet apart worden voorbereid, voor elke groep aparte toetsen. Het was wennen. Véél tijd om te wennen was er overigens niet. De vernieuwde tweede fase is inmiddels van start gegaan. En in 2011 gaan we dat nog maar een keertje vernieuwen. Op scholen met een omvang als de onze krijg je leraren die in hun eentje bijvoorbeeld vwo wiskunde A geven, of havo wiskunde B, of vwo wiskunde B, zoals ik. Iedereen werkt zo op een eilandje. Dit komt de samenwerking in - wat er nog over is van - de sectie niet ten goede. 11
Alles went (misschien) Aan de tweede fase en het studiehuis heb ik even moeten wennen, dat blijkt uit wat ik zet zei, maar ik ben er nu, op dit moment wel happy mee. Het studiehuis vind ik zo langzamerhand een goede vondst. Ik zorg voor de schema’s voor de leerlingen, de diagnostische en de echte toetsen. Maar de verantwoordelijkheid om de dingen te leren die ze moet leren, die ligt uiteindelijk bij de leerlingen. Als zij echt niet willen, kan ik er ook niks aan doen. Een écht groot nadeel van die hele vernieuwingsoperatie vind ik de hele brei aan vakken die aangeboden wordt. In de maatschappij krijgen de kinderen al enorm veel voorgeschoteld en nu hebben wij dus in het onderwijs hetzelfde gedaan. Niet een paar vakken heel goed doen, nee van allerlei dingen een beetje. En wat ik ook helemaal niks vind, is dat vmbo-t. Kinderen die met hun handen willen werken en die dat ook veel beter kunnen, die moeten die kans krijgen op school. Nu worden ze eerst opgezadeld met allerlei theoretische dingen en moeten ze daarna nog naar het mbo om écht een vak te leren waar ze belangstelling voor hebben Een onnodig lange en ingewikkelde weg. Je ziet leerlingen die al bijna twintig zijn en nog geen fatsoenlijk diploma op zak hebben om de maatschappij in te kunnen. Begeleiding jonge leraren Ik vind het een goede ontwikkeling dat er op de meeste scholen een soort van opvang geregeld is voor nieuwe docenten. Er worden dan leraren aangewezen om jonge leraren - en soms ook wel langer zittende leraren - te begeleiden en een luisterend oor te bieden. Op mijn school was ik in het begin ook nauw betrokken bij de opvang van nieuwe leraren. Het belang daarvan is aangetoond door Theo Wubbels van de IVLOS. Theo was mijn studievriend in Utrecht en ik was op de hoogte van zijn promotieonderzoek. Begeleiden, luxe of noodzaak, heet zijn boek. Op mijn school werden er op een gegeven moment taakuren voor uitgedeeld. Daar was zoveel belangstelling voor dat ik teruggetrokken heb. Ik vond het prima dat er een betaalde regeling voor de opvang gekomen was. Zelf startte ik als vrij onervaren leraar op een school met alleen klas 1 en 2. Ik had bijna dagelijks overleg met meer ervaren wiskundecollega. We woonden allebei in de straat waaraan ook de school lag. In het gebouw lagen de lokalen naast elkaar en keek de rector bijna mee met de les. Als er wat was, werd er meteen over gesproken en waar nodig actie ondernomen. De jonge leraren waren wild in die tijd. Zo heette dat. We deden álles voor de school. We waren er dag en nacht mee bezig. Zo timmerde een docent Frans zelf een talenpracticum in mekaar. Dat was modern en de school had er geen geld voor. Wekelijks waren er vergaderingen over lesbelasting, toetssystemen, beoordeling, foutenanalyse, studielessen, rapporten, overgangsnormen, identiteit en grondslag, het nieuwe schoolgebouw, enzovoort. De sectie wiskunde vergaderde ’s avonds bij iemand thuis. Hoewel de lessen vrijwel alleen maar klassikaal waren, werden er wel allerlei extra oefenstencils of boekjes met verdiepingsstof gemaakt. Ter voorbereiding van het examen werden er hele series 12
oefenopgaven samengesteld. We deden er alles aan om de leerlingen optimaal voor te bereiden op toetsen en op het examen. We hadden roze stencils, blauwe en gele stencils. Waar het kon sloegen we stukken uit het boek over en maakten we volgens ons eigen - didactisch veel beter - materiaal. Mijn ervaren collega Jan Breeman maakte de mooiste dingen. Ook van een snel en vaag idee dat ik bijvoorbeeld aangedragen had, maakte hij binnen een paar dagen een schitterende les. Die we vervolgens allemaal uitvoerden.
13