Als het niet kan zoals het hoort, zijn er nog duizenden manieren waarop het wél kan…
Eerste druk © Schrijf- en Adviesbureau Yvette den Brok, juli 2014. Alles uit deze brochure mag worden gebruikt of openbaar gemaakt , mits de bron er duidelijk bij wordt vermeld. ISBN: 978-94-022-0983-9 Productie Boekscout.nl Soest www.boekscout.nl Uitgave in eigen beheer
Hoewel het tegenwoordig in Nederland gebruikelijk is om te spreken van “mensen met een beperking”, wordt in deze brochure heel bewust de term “mensen met een handicap” gebruikt. Als je een handicap hebt, wil dat immers niet zeggen dat je beperkingen hebt. Je kunt veel meer dan mensen van je denken en vaak kun je ook meer dan je zelf denkt. Waar in deze brochure “hij” staat wordt ook “zij” bedoeld, tenzij “hij” naar een concreet, mannelijk persoon verwijst.
Yvette den Brok
Als het niet kan zoals het hoort, zijn er nog duizenden manieren waarop het wél kan…
Inhoud: Inleiding
7
Een woord van dank.
15
De geschiedenis van Speciaal Onderwijs in Nederland
20
Wat is er veranderd in het Speciaal Voorgezet Onderwijs?
22
Aanbevelingen
33
Vijf redenen om als samenwerkingsverband van scholen een adviseur met ervaringskennis in dienst te nemen. 34 Verder lezen.
35
Inleiding Dit is een verslag van de tweede van de drie fases waaruit de Werkplaats Ervaringskennis bestaat. Deze tweede fase bestond uit bezoeken aan drie scholen voor Speciaal Voortgezet Onderwijs in Eindhoven en omgeving plus een gesprek met een Pilot Passend Onderwijs van een samenwerkingsverband van middelbare scholen in Gorinchem. Om te zorgen dat u als lezer dit verslag kunt plaatsen, wordt in deze inleiding iets verteld over de opzet en de bedoeling van de Werkplaats Ervaringskennis en vindt u in de kantlijn de belangrijkste bevindingen uit de tweede fase. Het doel Van mensen met handicaps wordt steeds meer verwacht dat ze meedoen in de samenleving. Dat is een goede zaak en veel mensen met handicaps willen dat ook. Maar hoe bouw je als jongere met een verstandelijke, psychische of lichamelijke handicap een eigen leven op in een samenleving, waar jij anders blijkt te zijn dat de rest en waar je steeds weer merkt dat anderen – bewust of onbewust – geen rekening met je houden? Wie kunnen dat beter vertellen dan volwassenen die heel hun leven al een handicap hebben en al een flink aantal jaren een eigen leven leiden in de samenleving? Zij hebben immers de stap van een leven thuis en op school, naar een eigen leven middenin de maatschappij al gezet en ervaren nog elke dag hoe het is om anders te zijn dan de rest. De zogenoemde ‘ervaringskennis’ die zij daardoor hebben opgedaan en nog steeds in het leven van alledag opdoen, is goud waard voor jongeren met handicaps die de stap naar een eigen leven nog gaan zetten, voor hun ouders, voor scholen, maar ook voor de politiek. Dit is het oorspronkelijke uitgangspunt van de Werkplaats Ervaringskennis. Het is de bedoeling dat er – op grond van die ervaringskennis – tips worden geformuleerd waar vooral jongeren met handicaps en hun ouders profijt van zullen hebben bij het op poten zetten van een eigen leven in de samenleving. Al in de eerste fase van de Werkplaats Ervaringskennis werd echter door mensen met ervaringskennis opgemerkt dat juist aan de visie van scholen voor Speciaal Onderwijs één en ander ontbreekt waardoor jongeren met handicaps op school niet optimaal worden voorbereid op een toekomst in de samenleving. Wat er precies aan die visie ontbreekt is simpelweg samen te vatten met ‘ervaringskennis’. Want hoe goed de mensen zonder handicap ook opgeleid zijn om jongeren met handicaps te onderwijzen, hoe lang ze ook op scholen voor Speciaal Onderwijs werken en hoe goed zij ook hun best doen om hun leerlingen te begeleiden; ze zullen nooit kunnen invoelen hoe het is om met een handicap te leven. Ze zullen nooit weten wat hun leerlingen, straks in de samenleving tegenkomen; tegen welke obstakels ze zullen oplopen om
7
die vervolgens te overwinnen, wat ze wel blijken te kunnen terwijl niemand dat ooit had verwacht en waaraan ze littekens op hun ziel zullen oplopen die ze heel hun leven met zich mee blijven dragen. Want dat zij een grotere kans hebben op littekens op hun ziel dan leeftijdgenoten zonder handicaps, is een voldongen feit. Daar kun je hen niet tegen beschermen en dat moet je ook niet willen. Uiteindelijk zullen zij er alleen maar sterker van worden. Maar je kunt hen er wel zó op voorbereiden dat ze zich er niet zomaar door uit het veld zullen laten slaan. Daarvoor moet je wel weten hoe het voelt om als gevolg van een handicap door andere mensen of door handicaponvriendelijke omstandigheden op je ziel getrapt te worden. Leerkrachten, mentoren en directeuren zonder handicaps zullen, zelfs met de allerbeste bedoelingen, nooit exact kunnen inschatten waar hun leerlingen zich nu al zorgen over maken in verband met hun handicaps. Trouwens, al zouden zij dat wel kunnen inschatten; de kans dat leerlingen met al hun vragen naar mensen komen die ook hun leerprestaties moeten beoordelen, is wel heel erg klein. Op basis van deze inzichten ontwikkelden de mensen met ervaringskennis die meewerkten aan de Werkplaats Ervaringskennis, het volgende idee: het zou zo goed zijn als elk samenwerkingsverband van scholen voor Speciaal Onderwijs – en vervolgens ook samenwerkingsverbanden van reguliere scholen – op betaalde basis een adviseur met ervaringskennis aan zou nemen. Die adviseur zou als vraagbaak en inspirator kunnen dienen voor leerlingen met handicaps en leerkrachten kunnen adviseren bij vraagstukken die te maken hebben met het leven met handicaps in de samenleving en hoe zij hun leerlingen daarop kunnen voorbereiden. Daarbij benadrukken deze mensen met ervaringskennis dat het niet uitmaakt welke handicap iemand heeft. Iemand met een lichamelijke handicap kan gemakkelijk iemand met een psychische of verstandelijke handicap ondersteunen en andersom. De onderlinge herkenning wat je meemaakt als je een handicap hebt is zo groot. Op een school voor leerlingen met lichamelijke handicaps kan dus best een adviseur met een psychische of verstandelijke handicap werken. Als gevolg van dit idee is het doel van de Werkplaats Ervaringskennis ietwat verschoven naar het introduceren van dit idee. Daarbij blijft het bieden van tips aan jongeren met handicaps die een eigen leven in de samenleving gaan opbouwen natuurlijk voorop staan. Een groot deel van die tips kunnen zij trouwens al van de adviseur krijgen en het ontmoeten van een volwassene die ook een handicap heeft en betaald op school werkt, zal menig jongere op zich al een flinke dosis inspiratie voor hun ideeën over hun eigen toekomst geven. Vanuit de visie van mensen met ervaringskennis Zoals al eerder vermeld, bestaat de Werkplaats uit drie fases. Elke fase heeft zijn eigen karakter, maar voor alle drie de fases geldt dat de kwes-
8
ties rondom de voorbereidingen van jongeren op een toekomst middenin de samenleving, bestudeerd wordt vanuit het perspectief van mensen met ervaringskennis. Dit is dus ook zo bij de tweede fase waar dit verslag over gaat. Deze tweede fase bestond weliswaar uit bezoeken aan drie scholen voor Speciaal Onderwijs en een gesprek met een Pilot Passend Onderwijs, echter niet de verhalen van die drie bezochte scholen en van de Pilot Passend Onderwijs staan in dit verslag centraal, maar de visie van de mensen met ervaringskennis op dat verhaal. Eerste fase De eerste fase van de Werkplaats Ervaringskennis – in 2013 – bestond uit het verzamelen van ervaringskennis. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in de brochure “Een handicap is géén beperking. Maak dromen en ambities waar!” (zie de paragraaf ‘verder lezen’ achterin dit verslag). De conclusies uit die eerste fase zijn onder meer: 1.
2.
3.
4.
Het maakt op zich weinig uit of je een psychische, lichamelijke of een (licht) verstandelijke handicap hebt. Ervaringen zijn voor alle drie de categorieën – op wat nuances na - identiek. Waar deze mensen tegenaanlopen is moeilijk samen te vatten, maar het komt erop neer dat zij vaak worden ondergewaardeerd en dat zij vaak niet goed worden begrepen omdat zij een “andere taal” spreken en/of de dingen anders doen dan gebruikelijk. Mensen met handicaps lopen daardoor veel kans om steeds weer een knauw in hun zelfvertrouwen op te lopen en daar moeten zij dan steeds weer op eigen kracht bovenop zien te komen. Herhaaldelijk werd door de mensen met ervaringskennis die participeerden in de Werkgroep Ervaringskennis gezegd: het leven bestaat uit vallen en weer opstaan, vallen en weer opstaan en dat duurt je leven lang. Op school – óók op scholen voor Speciaal Onderwijs – krijgen leerlingen weinig gehoor als ze hun ambities kenbaar maken, terwijl er later als ze van school af zijn toch veel mogelijk blijkt. Want, zo blijkt uit ervaring: als iets niet gaat zoals het hoort zijn er nog duizenden manieren waarop het wél kan. Adviseurs met ervaringskennis zouden - als betaalde krachten – op scholen moeten worden ingezet ter ondersteuning van de mentoren en leerkrachten, die gewoonweg onmogelijk kunnen weten wat het precies is om met een handicap te leven én als vraagbaak en inspirator voor leerlingen met handicaps. (Misschien is het overbodig om dit erbij te vermelden, maar omdat mensen met verschillende handicaps zoveel gemeenschappelijks hebben, hoeft een ervaringsdeskundig adviseur niet per se dezelfde handicap te hebben als de leerlingen. Iemand met een licht verstandelijke handicap kan iemand met een lichamelijke of psychische handicap prima ondersteunen en andersom).
9
5.
Als inclusief onderwijs in Nederland een feit wordt – wat haast niet te vermijden is omdat Nederland in 2014 het VN-Verdrag inzake Rechten van Personen met Handicaps bekrachtigt – zal het onderwijssysteem zo moeten veranderen: - dat pestgedrag wordt uitgebannen; - dat er naar méér vormen van intelligentie wordt gekeken dan alleen naar het IQ; - en dat leerlingen met handicaps leren omgaan met leerlingen zonder handicaps en andersom.
Tweede fase Dit is een verslag van de Tweede fase van de Werkplaats Ervaringskennis – in 2014. Deze fase bestond uit bezoeken aan drie scholen voor Speciaal Onderwijs, namelijk: De Berkenschutse. De Berkenschutse is een school voor (Voortgezet) Speciaal Onderwijs te Heeze. Op de school zitten leerlingen tussen 4 en 20 jaar met een niveau van Zeer Moeilijk Lerend tot en met HAVO/VWO. De Mgr. Bekkersschool. Deze school omschrijft zichzelf op haar website als een school voor zeer moeilijk lerenden. Dit zijn leerlingen met een duidelijke ontwikkelingsachterstand en een zodanige onderwijsbeperking en leerbelemmering dat zij zijn aangewezen op deze vorm van Speciaal Onderwijs. Mytylschool Eindhoven. Dit is een school voor leerlingen van 4 jaar tot 20 jaar met een lichamelijke handicap, functiestoornis of beperking. Vanwege leerproblemen en/of sociaal emotionele problemen die hiermee samenhangen ondervinden zij ernstige belemmeringen bij het volgen van regulier onderwijs. In de afdeling voortgezet speciaal onderwijs van deze school komen de onderwijsdoelstellingen overeen met de kerndoelen van het VMBO en met het praktijkonderwijs. Voor leerlingen vanaf 15 jaar bestaat de mogelijkheid om praktijkgericht onderwijs te volgen. De aandacht voor de overgang van school naar de maatschappij neemt bij dat praktijkgericht onderwijs een belangrijke plaats in. Bij dit onderwijs staat de voorbereiding van de leerling op wonen, (on)betaald werken en vrijetijdsbesteding centraal. Daarnaast vond er een gesprek plaats met de Pilot Passend Onderwijs van het Samenwerkingsverband Voorgezet Onderwijs Gorinchem. Met deze Pilot wil het samenwerkingsverband manieren bedenken om leerlingen met handicaps een goede, gelijkwaardige plek te geven binnen het regulier onderwijs. Passend Onderwijs is een maatregel van de Nederlandse regering, die inhoudt dat elk schoolverband plaats moet bieden aan leerlingen met handicaps. Wanneer een school om één of andere reden een leerling met een handicap moet weigeren, moet er binnen datzelfde schoolverband een andere school zijn die de leerling wel kan aannemen.
10
Passend Onderwijs is in feite een tussenstap van het schoolsysteem zoals dat nu in Nederland is – waarin leerlingen mét en leerlingen zonder handicaps grotendeels gescheiden naar school gaan – naar inclusief onderwijs, dat het VN-Verdrag inzake Rechten van Personen met een Handicap verplicht stelt. Inclusief Onderwijs wil zeggen dat leerlingen met en zonder handicaps als het even kan samen naar school gaan en dat een school een leerling met een handicap (bijna) niet kan weigeren. In de Pilot Passend Onderwijs in de regio Gorinchem wordt onderzocht hoe aan Passend Onderwijs vorm gegeven kan worden. Het samenwerkingsverband behelst zestien scholen, met in totaal 8600 leerlingen. In de Pilot Passend Onderwijs wordt nauw samengewerkt met instellingen als Bureau Jeugdzorg, Bureau Leerplicht, Schoolmaatschappelijk werk, de GGD en de GGZ. Doel De bedoeling van deze tweede fase was om met drie scholen voor Speciaal Onderwijs en de Pilot Passend Onderwijs te delen wat de eerste fase heeft opgeleverd, omdat zij daar naar alle waarschijnlijkheid veel aan kunnen hebben. Het enthousiasme van de scholen voor Speciaal Onderwijs over - en hun nieuwsgierigheid naar - deze bevinding viel helaas een beetje tegen. De drie scholen legden ons liever uit wat zij allemaal doen. Daarentegen was de belangstelling en de interesse van de Pilot Passend Onderwijs groot en er was bovendien veel herkenning. Belangrijkste bevindingen Met het idee van het in dienst nemen van adviseurs met ervaringskennis ging de Werkplaats Ervaringskennis de tweede fase in: het bezoeken van scholen voor Speciaal Onderwijs. Dat viel een beetje tegen. Scholen voor Speciaal Onderwijs doen nog steeds hun uiterste best om hun leerlingen goed te begeleiden naar een toekomst waarvan zij denken dat die goed is voor de leerlingen. Ze hebben nog net iets te vaak het idee dat jongeren met handicaps extra beschermd moeten worden en veel minder mogelijkheden hebben dan jongeren zonder handicaps. Daardoor worden leerlingen met handicaps onvoldoende aangemoedigd om het onderste uit de kan te halen en er wordt te weinig met hen meegedacht bij het waarmaken van hun dromen en ambities. Dit terwijl mensen met ervaringskennis aangeven dat er met handicaps van alles mogelijk is maar dat je gewoon even moet leren om de dingen anders aan te pakken. Speciaal Onderwijs zou dus wel degelijk een meerwaarde hebben, mits deze scholen zich op de eerste plaats het doel zouden stellen om hun leerlingen helpen te ontdekken hoe zij de dingen wél kunnen doen en hen vervolgens zo snel mogelijk overplaatsen naar een reguliere school of hen op een andere manier dagelijks met jongeren zonder handicap laten omgaan. Bij de drie scholen voor Speciaal Onderwijs die in het kader van de
11
Werkplaats Ervaringskennis zijn bezocht, is deze benadering van de leerlingen nog niet zo vanzelfsprekend als je zou hopen. Dat is echter wel nodig omdat in het kader van het VN-Verdrag inzake Rechten van Personen met Handicaps inclusief onderwijs een wettelijke verplichting wordt. Inclusief onderwijs wil niets anders zeggen dan dat leerlingen met een handicap en leerlingen zonder handicaps samen naar school gaan en samen opgroeien. Bij het Speciaal Onderwijs bestaat in de ogen van mensen met ervaringskennis nog teveel de neiging om de leerlingen binnen te houden en misschien zelfs wel te onderschatten. Op zich is die neiging goed in te voelen. Vooral veel jongeren met psychische of verstandelijke handicaps zijn al vanaf zeer jonge leeftijd in een verdomhoek zijn gezet; door hun eigen ouders, door begeleiders, door leerkrachten op andere scholen. Soms hebben zij zelfs al met de kinderbescherming te maken gehad. De impact die dat soort gegevens op de ontwikkeling van iemands zelfvertrouwen heeft, is onbeschrijflijk. Dat weten scholen voor Speciaal Onderwijs ook. Het is dan verleidelijk om die jongeren te beschermen en niet teveel van hen te verwachten. Maar daar help je die jongeren niet mee. Zelfvertrouwen is iets waarvan juist deze jongeren veel nodig hebben als zij een eigen leven in de samenleving gaan opbouwen. Het Speciaal Onderwijs zal dus hard moeten werken om hun leerlingen hun zelfvertrouwen terug te geven en daar zouden adviseurs met ervaringskennis een grote rol in kunnen spelen. Jammer genoeg zien de drie scholen die door de Werkplaats Ervaringskennis werden bezocht daar vooralsnog niets in. Stellingen voor directies en leerkrachten Met de directies en leerkrachten van de drie scholen spraken we aan de hand van stellingen. Die stellingen luidden: 1. De brochure van de Werkplaats Ervaringskennis heet: “Een handicap is géén beperking! Maak dromen en ambities waar!”. Dit vat heel kort het resultaat samen van in totaal zeven bijeenkomsten van mensen met ervaringskennis. Hoe gaat jullie school om met ervaringen en ambities van jullie leerlingen? 2. Een belangrijk advies dat voortvloeit uit de Werkplaats Ervaringskennis is dat elke school – of elk schoolverband – een adviseur met ervaringskennis in dienst zou moeten hebben. Die adviseur zou leerkrachten, mentoren, enzovoort kunnen coachen bij het omgaan met leerlingen met handicaps én als vragenbaak en inspirator kunnen fungeren voor leerlingen met een handicap. Zou zo’n adviseur met ervaringskennis een meerwaarde hebben voor jullie school? 3. Inclusief onderwijs wordt vroeg of laat een feit. Wat moet er gebeuren om inclusief onderwijs te laten slagen?
12
Vragen aan de leerlingen Met de leerlingen werd gesproken aan de hand van kaartjes waar vragen opstonden. De leerlingen trokken om de beurt een kaartje. De desbetreffende leerling gaf eerst zelf een antwoord op de vraag en vervolgens werd ook aan de andere leerlingen gevraagd of zij er iets over wilden zeggen. De vragen waren: Wat wil je bereikt hebben als je 25 bent? Wat zou jij graag aan ons willen vragen? Wat is jouw liefste wens en wat kun jij er aan doen om die wens uit te laten komen? Stel je krijgt later een kind dat dezelfde handicap heeft als jij. Gaat jouw kind dan ook naar deze school? Wat is jouw liefste wens en wat kan de school er aan doen om die wens uit te laten komen? Stel er komt op deze school iemand werken die zelf een handicap heeft en aan wie je alles kunt vragen. Hoe zou jij dat vinden? Wat doet deze school om te zorgen dat jij straks een baan krijgt die bij jou past? En ben je daar tevreden over? Waar, hoe en met wie wil je later wonen? Heb jij een goed advies voor de school? Heb je een idool? Wie is dat? Waar ben jij goed in? Wat vind je het leukste schoolvak? Waarom? Waarom zit jij op deze school? Wat wil je zeker een keer meemaken in je leven? Met de Pilot Passend Onderwijs werd gesproken naar aanleiding van de volgende stellingen: Het uitgangspunt van de Werkplaats Ervaringskennis is dat mensen die uit eigen ervaring spreken (in dit geval mensen met ervaring met leven met handicaps) veel specifieke kennis hebben die een onmisbare aanvulling is op professionele ervaring. Hoe is daar bij de Pilot Passend Onderwijs over nagedacht en welke plaats nemen mensen met ervaringskennis in, in de Pilot? Het doel van de Werkplaats Ervaringskennis was oorspronkelijk om jongeren met handicaps die nog een eigen leven in de samenleving gaan opbouwen en hun ouders wat handreikingen te kunnen bieden. Na de eerste fase was het al duidelijk dat het grote knelpunt voor jongeren met handicaps om een eigen leven op te kunnen bouwen, vooral ligt bij het onderwijs dat hen op hun plaats houdt en dat je daar juist iets aan moet doen. In de tweede fase werd dit alleen nog weer eens bevestigd. Verbetert dit met de komst van Passend Onderwijs? De derde fase van de Werkplaats Ervaringskennis In de derde en laatste fase van de Werkplaats Ervaringskennis – in 2014
13
en 2015 – wordt een documentaire over ervaringskennis gemaakt en op verschillende plaatsen in Nederland vertoond. De documentaire krijgt de titel “Ongewenste onderwaardering” omdat volgens de mensen die meewerkten aan de Werkplaats Ervaringskennis, het constante risico om niet serieus te worden genomen en ondergewaardeerd te worden, het meest pijnlijke is aan het leven met een verstandelijke, psychische of lichamelijke handicap. Leeswijzer In dit verslag wordt ingegaan op de reacties op de stellingen en vragen, waarbij ook is gelet op de dingen die “tussen de regels door” gebeurden en die – zoals dat meestal het geval is – méér zeiden dan wat er hardop werd gezegd. Na deze inleiding volgt een woord van dank aan degenen die deze tweede fase mogelijk maakten, waarbij ook wordt aangeven wat de Werkplaats Ervaringskennis aan hun inbreng heeft gehad. Daarop volgt een stukje geschiedenis van het Speciaal Onderwijs in Nederland. Dat helpt om te begrijpen waarom het Speciaal Onderwijs nu is zoals het is. Daarna wordt er gekeken wat er sinds de komst van het Speciaal Onderwijs in Nederland (1901, met de invoering van de leerplicht) veranderd is in de houding van de onderwijswereld tegenover leerlingen met handicaps. Tot slot wordt er een aantal aanbevelingen gedaan aan het onderwijs – en met name aan het Speciaal Onderwijs - in Nederland. En dan – helemaal aan het einde - vindt u vijf goede redenen om als samenwerkingsverband van scholen een adviseur met ervaringskennis in dienst te nemen.
14
Een woord van dank. De drie scholen voor Speciaal Onderwijs, de Pilot Passend Onderwijs en de mensen die het mogelijk maakten om dit verslag c.q. handreiking samen te stellen worden in deze paragraaf bedankt en er wordt even stilgestaan bij de waarde van hun inbreng voor de Werkplaats Ervaringskennis. Allereerst veel dank aan Stichting SPZ. Zonder haar financiële ondersteuning was het uitvoeren van de Werkplaats Ervaringskennis niet mogelijk geweest. Bovendien werkt het erg stimulerend om steeds weer te merken hoezeer Stichting SPZ belang hecht aan ervaringskennis. Daarnaast wordt De Berkenschutse Directeur: “Een leerling die hartelijk bedankt. Op deze school vreselijk is gepest op zijn werd met de directie en leerkrachten vorige school, krijgt van van het Arbeids- en Onderwijstraions eerst de ruimte om tot ningscentrum van gedachten gewisrust te komen. De onderseld. Dat gaf veel inzicht in de spagaten waarin het Speciaal Onderwijs wijsinspectie kent daar terecht kan komen als gevolg van geen regels voor.” regels van de Onderwijsinspectie die niet zijn afgestemd op behoeften en vaardigheden van jongeren met handicaps én als gevolg van het gegeven dat een school voor Speciaal Onderwijs vaak onderdeel is van een groter geheel. Als schoolleiding heb je zodoende aan verschillende partijen verantwoording af te leggen. Bij De Berkenschutse werd ook duidelijk dat inclusief onderwijs op sommige scholen voor Speciaal Onderwijs in zekere zin al een feit is. Op De Berkenschutse zitten leerlingen van allerlei niveaus: van zwaar verstandelijk gehandicapt tot en met hoogbegaafd. Alleen leerlingen zonder handicaps en leerlingen met puur lichamelijke handicaps, ontbreken er nog. Je gaat dan bijna denken dat leerlingen zonder handicaps juist naar het Speciaal Onderwijs gehaald moeten worden in plaats van dat leerlingen met handicaps moeten worden ingepast in het reguliere onderwijs, zoals dat met het op stapel staande inclusief onderwijs wordt beoogd. Ook Mytylschool Eindhoven wordt heel vriendelijk bedankt. Daar werd gesproken met de interim adjunct-directeur, vervolgens met een leerkracht van de laatste klas van het VMBO en met het hoofd van de Praktijkgerichte Leergang - die tevens stagebegeleider is - en tot slot met een groepje VMBO-leerlingen plus één leerling van de Praktijkgerichte Leergang.
15
Wat op Mytylschool Eindhoven Stagebegeleider: vooral naar voren kwam is dat “We hebben een leerling die de interim adjunct-directeur hartstikke zwaar lichamelijk gegroot voorstander is van Perhandicapt is. Die wil voetballer son Centered Planning. Person Centered Planning zet de worden. Wat moet je daar nou wensen en ambities van leermee?” lingen centraal en gaat vandaaruit kijken wat mogelijk is. Ervaringsdeskundige: “Je zou Als een jongere die in een kunnen kijken wat deze jongere rolstoel zit ballet wil gaan doen zo leuk vindt aan voetballen en wordt er dus niet meteen gekunnen kijken wat hij in die richzegd: “Dat kun jij niet!”, want ting wél kan. Misschien wordt hij daarmee sla je alle hoop en wel sportjournalist of komt er iets ambitie van de jongere de heel anders uit.” grond in. In plaats daarvan wordt er gevraagd: “Wat vind jij zo leuk aan ballet?” en vandaaruit wordt gekeken wat hij daarmee wel zou kunnen. Daarmee houd je de hoop en ambitie van de jongere in stand en geef je hem de kans om zo dicht mogelijk bij zijn ambitie uit te komen. Eigenlijk is dit de normale gang van zaken. Ook als je geen handicap hebt, kom je zelden of nooit uit bij de droombaan die je in gedachte had toen je veertien of zestien was. Waarom zou dat dan anders gaan bij mensen met handicaps? Toch krijgt deze interim adjunct-directeur – die nu dit verslag geschreven wordt alweer weg is bij Mytylschool Eindhoven – zijn collega’s niet makkelijk mee in die gedachtegang. Person Centered Planning vereist dat je niet bij voorbaat al wegen af gaat sluiten voor je leerling, maar creatief meedenkt in de richting van zijn wensen en dat is moeilijk. Ook uit eerder onderzoek van het Schrijf- en Adviesbureau Yvette den Brok blijkt dat men bij een jongere met een handicap zijn ambities eerder afkapt dan bij een jongere zonder handicap. Op zich is dat vrij logisch. Als het gaat om jongeren met handicaps lijkt het vaak overduidelijk dat zij bepaalde dingen nooit zullen kunnen en dan lijkt het beter om eerlijk tegenover hen te zijn en hen erop te wijzen dat zij geen dingen moeten willen die onmogelijk zijn. Die benadering van ambities van jongeren met handicaps was op Mytylschool Eindhoven – en in mindere mate op de andere twee scholen zichtbaar. Er werd gezegd dat het belangrijk is om tegenover de leerlingen ‘eerlijk te zijn als het gaat over hun toekomstverwachtingen’, er werd gezegd dat ‘de samenleving nog niet klaar is voor participatie van jongeren met handicaps’, en zo werden er meer opmerkingen gemaakt die de indruk wekten dat men bang was om bij de leerlingen een te hoge verwachting te wekken. Dit gaf ons veel bruikbaar inzicht over hoe er tegen jongeren met handicaps en hun kans op een stage- of werkplek kan worden aangekeken.
16
Ook hartelijk dank voor de gastvrijheid en de inzichten van de Mgr. Bekkersschool. Wat ons opviel in gesprek met de adjunct-directeur, het hoofd van het VSO-team van de Mgr. Bekkersschool was de warmte en de betrokkenheid bij hun leerlingen. De school heeft allerhande methodieken in huis om uit de leerlingen te halen wat in hen zit, betrekt de leerlingen overal bij – zelfs bij het schrijven van hun rapport - en onderhoudt een prima contact met stageadressen en met potentiële werkgevers. Person Centered Planning is bij deze school bekend en in de geest daarvan wordt gewerkt, weliswaar hier en daar met wat aanpassingen. Dit gesprek maakte ook duidelijk waarom de school niet direct staat te springen bij het concept van inclusief onderwijs: veel van de leerDocente Speciaal Onderwijs: lingen van deze school komen “Leerlingen zijn vaak bang namelijk van het regulier onderwijs geworden voor regulier onaf waar ze vastliepen omdat ze de derwijs. We merken ook dat lesstof niet aankonden, maar vaak reguliere scholen huiverig ook omdat ze werden gepest. zijn om met ons samen te Als inclusief onderwijs een feit werken.” moet worden, moet er dus eerst heel goed worden gekeken hoe pestgedrag en andere buitensluitingssystemen op scholen uit de wereld kunnen worden geholpen. Maar de allermeeste dank gaat toch uit naar de leerlingen van Mytylschool Eindhoven en naar de leerlingen van de Mgr. Bekkersschool. Zij vertelden gewoon – ieder in hun eigen woorden - over hun leven, over school, over wat ze in hun vrije tijd doen en over wat ze in de toekomst willen gaan doen. Het viel op dat veel van de leerlingen met wie gepraat werd het moeilijk vonden om te zeggen waar ze goed in zijn. Gek is dat. Op een school voor Speciaal Onderwijs zou het daar toch elke dag over moeten gaan? Want juist het weten waar zij goed in zijn helpt jongeren om hun zelfvertrouwen groter te laten worden en dat is nou precies wat leerlingen met handicaps – die al vaak in het verdomhoekje hebben gezeten en zijn gepest – nodig hebben. Wat ook opviel is dat sommige leerlingen een toekomstwens hadden, maar dat hun ouders of de school dat niet zo’n goed idee vonden. Dat is bedenkelijk. Wie bepaalt er eigenlijk wat iemand met zijn leven gaat doen? Aan de verhalen van de leerlingen te horen hebben zij goede vrienden en vriendinnen en zitten ze in hun vrije tijd op allerlei clubs. De docenten die bij het gesprek met de leerlingen zaten, benadrukten steeds maar dat de meeste leerlingen hun vrienden alleen maar van school kennen. Maar is dat niet bij (bijna) alle jongeren zo? Waarschijnlijk bedoelden deze docenten dat de leerlingen alleen omgaan met leeftijdgenoten die ook een handicap hebben. Maar als dat zo is, is dat dan niet een logisch gevolg
17
van het feit dat zij op een school voor Speciaal Onderwijs zitten en dat clubjes in onze samenleving vaak ook opgedeeld zijn in clubs voor jongeren zonder handicaps en clubjes voor jongeren met handicaps? Trouwens, sommige leerlingen vertelden zelf dat ze ook met jongeren uit de buurt omgaan. Het is echt hartstikke knap hoe de leerlingen hun woordje deden. Dank jullie wel.
Pilot Passend Onderwijs: “In principe krijgt ieder schoolverband – om het even plat te zeggen – een zak geld en daarmee moeten ze kijken hoe ze Passend Onderwijs vorm geven. Het schoolverband waar ik werk, heeft er dus voor gekozen om er een Pilot aan te wijden om te kijken wat er allemaal mogelijk is. En er is veel mogelijk. We hebben bijvoorbeeld een leerling met autisme die er vast van overtuigd is dat hij zijn VWO-diploma wil halen, want hij wil naar de Technische Universiteit. Dan kan hij best want hij kan goed leren. Maar door zijn autisme vangt hij alles op wat in zijn omgeving gebeurt. Na twee dagen school is die jongen dus hartstikke moe. Bij het onderwijs bestaat dan de neiging om te zeggen dat hij beter weer naar het Speciaal Onderwijs kan. Wij hebben ervoor gezorgd dat hij van de leerplichtambtenaar ’s woensdags thuis mag blijven.”
Dank ook voor het gesprek met de Pilot Passend Onderwijs. Uit dat gesprek werd vooral duidelijk dat je door samen te werken met verschillende deskundigen en door creatief te kijken naar oplossingen, heel ver komt als het gaat om het realiseren van één onderwijssysteem waar iedere leerling – met óf zonder handicap – de zorg en aandacht krijgt die hij nodig heeft. In de Pilot Passend Onderwijs wordt dit grondig aangepakt, zodat de mogelijkheden van leerlingen van alle kanten kunnen worden bekeken. Zo is er voor elke school die participeert in de Pilot een gedragsdeskundige contactpersoon, die voor leerlingen met een psychische of verstandelijke handicap bekijken hoe zij in het regulier onderwijs een plek kunnen vinden. Daarnaast is er een zogenaamde reboundvoorziening waarin jongeren met een handicap die in het regulier onderwijs vastlopen, tijdelijk opgevangen kunnen worden totdat duidelijk is wat er op school precies misgaat, zodat dit kan worden opgelost en de leerling weer gewoon verder kan op het regulier onderwijs. Het grote voordeel hiervan is dat leerlingen geen angst ontwikkelen voor reguliere scholen of om later de ‘gewone samenleving’ in te moeten. Ze hebben immers geleerd dat er oplossingen te bedenken zijn als er even iets misgaat.
18
Last but not least dank aan Ineke Horst, Coen Boot en Tony Cox voor hun inzet. Zij zijn mensen met ervaringskennis en maakten in 2013 deel uit van de Focusgroep van de Werkplaats Ervaringskennis1. Hoewel hen dat al veel tijd heeft gekost, zijn zij ook nog eens bereid geweest om mee te gaan naar de scholen en deze schoolbezoeken te evalueren. Maar ook Aart Lodder verdient het om bedankt te worden. Hij werkt bij MEE Nederland en hij weet zijn belangrijke, drukke werkzaamheden daar, steeds weer te combineren met de praktische organisatie van de Werkplaats Ervaringskennis, zodat ik mij volledig kan richten op de inhoudelijke kant. Dat wil overigens niet zeggen dat Aart zich niet bezighoudt met de inhoud. Niets is hem te veel om mee te denken en over allerlei bijkomende vraagstukken te discussiëren. Fijn dat MEE Nederland hem die ruimte geeft. Bedankt! Yvette den Brok, Schrijf- Advies- en Trainingsbureau.
1
De Werkplaats Ervaringskennis maakt deel uit van het Kennisplein Gehandicaptensector en heeft tot doel kennis te verzamelen en te implementeren over wat jongeren met handicaps – met name op het gebied van enablement – nodig hebben om een eigen leven middenin de samenleving op te bouwen. In 2013 heeft een groep volwassenen die vanaf hun kindertijd met een handicap leven (de zogenaamde Focusgroep), geïnventariseerd wat zij nodig hadden om een eigen leven in de samenleving op te bouwen.
19
De geschiedenis van Speciaal Onderwijs in Nederland In 1901 is in Nederland de leerplicht van kracht geworden. De leerplicht geldt uiteraard ook voor kinderen en jongeren met handicaps. Er wordt in die tijd van ‘afwijkende kinderen’ gesproken die tot dan toe géén - of heel kort – onderwijs kregen. De onderwijswereld weet zich eenvoudigweg geen raad met deze kinderen. Er wordt klakkeloos aangenomen dat deze kinderen niet in het ‘normale’ onderwijssysteem passen en daardoor wordt de roep om Speciaal Onderwijs groter dan voorheen. Voorheen waren er ook al een paar scholen voor Speciaal Onderwijs maar dat waren particuliere initiatieven en er was niets verplicht. De invoering van de leerplicht verandert de hele situatie. De Nederlandse overheid gaat inzien dat ze iets moet doen om te bewerkstelligen dat ‘afwijkende kinderen’ ook onderwijs krijgen en met invoering van de Wet op het Lager Onderwijs in 1920 krijgt het Speciaal Onderwijs in ons land een officiële status. In de jaren ’20 blijft het Speciaal Onderwijs beperkt tot ‘zwakzinnige’ kinderen, ‘doofstomme’ kinderen, blinde kinderen en slechthorende kinderen. In de jaren ’30 komen daar scholen voor kinderen met een psychische handicap en scholen voor kinderen met een lichamelijke handicap bij. Alleen al aan de termen waarmee men in die tijd kinderen met handicaps aanduidt, kun je zien dat men geen erg hoge pet van hen op heeft. Scholen voor kinderen met psychische handicaps worden in die tijd doorgaans zelfs ‘scholen voor psychopaten’ genoemd. In onze tijd kun je het je haast niet meer voorstellen dat je zo over kinderen spreekt. In de jaren ’40 van de vorige eeuw worden de scholen voor ‘zwakzinnige kinderen gesplitst in scholen voor ‘imbeciele’ kinderen en scholen voor ‘debiele’ kinderen. Deze maatregel veroorzaakt niet alleen dat er méér scholen voor Speciaal Onderwijs komen, maar ook dat er meer kinderen naar het Speciaal Onderwijs gaan. Vermoedelijk betekent dat dat het reguliere onderwijs van steeds meer kinderen gaat denken dat zij op het Speciaal Onderwijs beter op hun plek zitten. Blijkbaar had niemand toen nog in de gaten dat dat een soort tweedeling in de samenleving teweeg brengt: kinderen met een handicap groeien op die manier immers gescheiden van kinderen zonder handicap op, terwijl ze later in de maatschappij in principe wel met elkaar te maken krijgen. Tenzij je jongeren met handicaps die van school afkomen in tehuizen plaatst of thuis laat, natuurlijk. En dat gebeurde toen doorgaans. Veel andere mogelijkheden hadden jongeren met handicaps en hun ouders trouwens niet: pas in 1967 – dus aan het eind van een periode waarin andere groepen in de samenleving zich emanciperen en de vrijheid opeisen om te zijn wie ze zijn - komt er een wet die Voorgezet Speciaal Onderwijs mogelijk maakt. Vlak na die tijd verandert er van alles als het gaat om de positie van mensen met handicaps. Aan het eind van de jaren ’60 beginnen onderwijsdeskundigen vraagtekens te zetten bij de noodzaak en bij het effect van Speciaal Onderwijs. Langzamerhand groeit het besef dat kinderen en
20
jongeren met handicaps thuishoren in de samenleving en samen moeten opgroeien met leeftijdgenoten. Ietsje later beginnen mensen met handicaps zelf in opstand te komen tegen hun geïsoleerde positie ver weg van de gewone samenleving: in de jaren ’70 beginnen mensen die hun leven in psychiatrische instellingen doorbrengen zich te verzetten en vindt bovendien de eerste demonstratie van mensen met lichamelijke handicaps plaats. In Nijmegen gaan zij massaal de straat op uit protest tegen het feit dat een nieuw cultureel centrum niet toegankelijk is voor mensen in een rolstoel. Dat brengt een dilemma teweeg voor de Nederlandse overheid als in 1985 de Wet op het Lager Onderwijs - waarin onder meer het bestaansrecht van en de regels voor Speciaal Onderwijs zijn vastgelegd – plaats maakt voor de Wet op het Basisonderwijs. Het Speciaal Onderwijs moet anders, maar niemand weet nog hoe. Als de Nederlandse overheid het Speciaal Onderwijs in de nieuwe wet zou opnemen, liggen de regels weer vast en kun je er moeilijk iets aan veranderen. Daarom wordt er gekozen voor een interim-wet voor het Speciaal Onderwijs en het Speciaal Voortgezet Onderwijs van tien jaar. In die tien jaar moet worden onderzocht hoe het Speciaal (Voortgezet) Onderwijs er uit moet zien. Tot nu toe heeft dat zich nog steeds niet goed uitgekristalliseerd. Scholen voor Speciaal Onderwijs en reguliere scholen worden door de overheid– bijvoorbeeld door middel van het passend onderwijs – echter wel steeds meer gestimuleerd om samen te werken en om Speciaal Onderwijs uitsluitend te reserveren voor leerlingen die dat echt nodig hebben.
21
Wat is er veranderd in het Speciaal Voorgezet Onderwijs? Een terechte kentering In het laatste kwart van de vorige eeuw – de periode waarin de mensen met ervaringskennis die aan de Werkplaats Ervaringskennis meewerkten op de middelbare school zaten – ontstond er dus een kentering in de vanzelfsprekendheid waarmee leerlingen met handicaps naar het Speciaal Onderwijs gingen. Dat was om twee redenen terecht. Ten eerste was – en is misschien nu nog wel - het Speciaal Onderwijs niet geschikt voor alle leerlingen met handicaps, omdat het van een laag niveau is. Mensen met ervaringskennis die meer in hun mars hebben, vertelden in de Werkplaats Ervaringskennis dat ze op het Speciaal Onderwijs niet vooruit konden omdat de leerstof te gemakkelijk was. Daarom gingen ze dan maar weer naar het regulier onderwijs, maar daar werden zij niet begrepen omdat leerkrachten niets van handicaps afwisten. Ten tweede is het gewoon geen goede zaak dat leerlingen met handicaps naar aparte scholen gaan waardoor zij niet als vanzelfsprekend dagelijks in aanraking komen met leeftijdgenoten zonder handicaps. Je kunt zeggen dat het gewoon een realistische manier van denken is om leerlingen met een handicap naar het Speciaal Onderwijs te laten gaan, omdat “leerlingen met handicaps nu eenmaal een ander soort onderwijs nodig hebben” of “omdat ze op een reguliere school worden gepest”, of….. Er waren in de vorige eeuw – en nu soms nog - veel redenen te bedenken waarom leerlingen met handicaps en leerlingen zonder handicaps niet samen naar school kunnen. Vooroordelen Maar hoe je het ook wendt of keert: het zijn vooroordelen. Dat woord klinkt heel akelig en vooroordelen kunnen heel nare gevolgen hebben als er niet goed mee wordt omgegaan. Op zich is het hebben van vooroordelen heel menselijk. Als je iemand ziet, heb je al direct een oordeel: als je iemand met een (zichtbare) handicap ziet, heb je er een ander beeld bij dan bij iemand zonder (zichtbare) handicap. Daar ontkom je eenvoudigweg niet aan. Meestal verandert een vooroordeel als je echt contact met iemand hebt. Als je een buurman hebt met een (licht) verstandelijke handicap denk je in eerste instantie misschien dat hij ‘gek’ is, maar als je met hem aan de praat raakt merk je vanzelf dat zijn IQ wat aan de lage kant is maar dat hij zijn eigen huishouden bijhoudt, vrienden en kennissen heeft en dat je leuk met hem kan kletsen. Een vooroordeel wordt pas kwalijk als je dat vooroordeel voor wáár aanneemt en er hardnekkig aan vasthoudt, zonder met een open blik naar de ander te kijken, zonder erover na te denken of er onderzoek naar te (laten) doen. Dan blijft de buurman met een licht verstandelijke handicap altijd ‘gek’.
22
Hardnekkige vooroordelen En juist daar lijkt wat te zijn misgegaan bij mensen die op het laatst van de vorige eeuw – ondanks alle tegenargumenten vanuit de onderwijswereld en vanuit mensen met handicaps – zijn blijven vasthouden aan de noodzaak van Speciaal Onderwijs. Zij lijken zo overtuigd van hun vak als leerkracht, directeur of stagebegeleider in het Speciaal Onderwijs, dat ze niet meer met een open blik lijken te kunnen kijken naar hun leerlingen en niet meer in staat lijken te zijn om kritisch te kijken naar hun eigen argumenten om Speciaal onderwijs op grote schaal te handhaven. Want is het überhaupt wel zo wáár dat leerlingen met handicaps per definitie een ander soort onderwijs nodig hebben dan leerlingen zonder handicaps? Voor zover bij de Werkgroep Ervaringskennis bekend is, zijn er in Nederland niet veel serieuze experimenten gedaan om te kijken hoe er een onderwijsvorm gecreëerd kan worden waar leerlingen met handicaps en leerlingen zonder handicap samen worden voorbereid op hun toekomst in die gemengde samenleving. Als je daar nooit mee hebt geëxperimenteerd, kún je eenvoudigweg niet weten of leerlingen met handicaps per se ander – en apart – soort onderwijs nodig hebben. En als leerlingen met handicaps op het regulier onderwijs worden gepest – een argument dat vaak wordt aangehaald vóór handhaving van het Speciaal Onderwijs zoals het nu is - is dat dan een reden om hen structureel op speciale scholen te laten zitten? Het zou dan beter zijn om dat pesten tegen te gaan? En als het hebben van een handicap inderdaad een extra risico om te worden gepest met zich meebrengt, komt dat dan niet juist doordat jongeren met een handicap en jongeren zonder handicap nooit hebben geleerd om met elkaar om te gaan, omdat ze apart naar school gaan? Het gekke is dat er - voor zover de Werkplaats Ervaringskennis heeft kunnen nagaan - de afgelopen jaren veel onderzoek is gedaan naar pesten, maar dat er nóóit onderzocht is of het hebben van een handicap een extra risico vormt om gepest te worden. Nergens zijn daar gegevens of alleen maar cijfers over te vinden. Van de mensen met ervaringskennis die aan de Werkplaats meewerkten, zijn er enkelen wél gepest, zijn er enkelen níét gepest en heeft één persoon zelf gepest. Op grond daarvan is dus ook geen zinnig woord te zeggen over het verband tussen gepest worden en een handicap hebben. Zorg dat je wéét dat wat je zegt wáár is Zeggen dat Speciaal Onderwijs voor leerlingen met handicaps noodzakelijk is omdat ze een andere vorm van onderwijs nodig hebben of omdat zij op reguliere scholen worden gepest, lijkt dus een kwestie van dingen voor wáár aannemen zonder na te gaan of ze echt wáár zijn. Dat is een kwalijke vorm van omgaan met vooroordelen, tenzij je simpelweg niet in de gaten hebt dat je over een groep mensen dingen beweert waarvan je niet zeker weet of ze kloppen.
23
Mensen die in het Speciaal Onderwijs werken, hebben beslist geen kwade bedoelingen. Zij willen er juist zijn voor leerlingen die in het regulier onderwijs zijn vastgelopen en steeds in het verdomhoekje zitten en voor leerlingen die in hun ogen door een handicap geen regulier onderwijs kunnen volgen. Dat maakt het aannemelijker dat mensen van het Speciaal Onderwijs zich er niet van bewust zijn dat zij over hun eigen leerlingen dingen beweren die niet kloppen, dan dat zij dat met opzet doen. Dat betekent wel dat ze in moreel opzicht verplicht zijn om – zodra zij zich er wél van bewust zijn – werkelijk álles moeten aangrijpen om te zorgen dat zij alleen dingen over leerlingen met handicaps beweren, waarvan zij zeker weten dat ze wáár zijn. Vooroordelen met buitensluiting als gevolg Een vooroordeel is nóg kwalijker als dat vooroordeel als gevolg heeft dat een groep mensen met bepaald kenmerk – in dit geval een handicap – consequent openlijk wordt onderschat en wordt buitengesloten van de samenleving. Wanneer je leerlingen met handicaps hun hele jeugd lang op aparte scholen zet, houd je ze weg van de reguliere samenleving, wennen zij niet aan het leven in de reguliere samenleving en blijft de reguliere samenleving mensen met handicaps een onalledaags fenomeen vinden, waardoor zij minder kans hebben om gezien te worden als de persoon die ze werkelijk zijn. Wanneer je leerlingen met handicaps hun hele jeugd op aparte scholen zet, waar zij een lager niveau onderwijs krijgen aangeboden dan hun leeftijdgenoten zonder handicap, wordt tenminste een deel van hen in hun jeugd al consequent onderschat. Dat heeft onherroepelijk negatieve gevolgen voor hun zelfbeeld en voor wat zij de samenleving te bieden hebben. Dat is zeer kwalijk. Want zolang dat zo is, krijgen leerlingen met handicaps onderwijs dat hen niet goed voorbereidt op een leven in de samenleving en hebben Docente uit het Speciaal Onderwijs: mensen met handicaps een verhoogd risico om buiten“Eén van mijn leerlingen komt uit gesloten te worden. het regulier onderwijs. Hij is zoveel Het Speciaal Onderwijs kan mondiger en zelfverzekerder dan daar iets tegen doen, door de leerlingen die altijd op het Spehaar vooroordelen over ciaal Onderwijs hebben gezeten. haar eigen leerlingen eens Daarom wil ik mijn leerlingen zo goed onder de loep te negraag een jaar langer op het Spemen. ciaal Onderwijs houden. Gewoon Adviseurs met ervaringsom hen ook mondiger en zelfverzekennis kunnen dat proces kerder te maken.” begeleiden.
24
Zijn de voordelen veranderd? Is er wat vooroordelen over leerlingen met handicaps betreft veel veranderd sinds de vorige eeuw? Dat wordt hier geanalyseerd op basis van wat er de afgelopen jaren in de media naar voren kwam als het ging om leerlingen met handicaps op reguliere scholen én naar aanleiding van de reacties van de drie bezochte scholen voor Speciaal Onderwijs, de leerlingen waarmee werd gesproken en de Pilot Passend Onderwijs op de stellingen en vragen die aan hen werden voorgelegd. Daarvoor worden de thema’s die in deze gesprekken aan de orde werden Pilot Passend Onderwijs: gesteld in omgekeerde volgorde be“De invoering van inclusproken. Er wordt dus eerst besproken sief onderwijs zal een hoe er – volgens wat de Werkplaats kwestie zijn van mentaliErvaringskennis heeft kunnen achterteitsverandering. Van halen – wordt aangekeken tegen inanders durven aan te clusief onderwijs, vervolgens wordt er kijken tegen leerlingen ingegaan op de behoefte van scholen met handicaps en van en van leerlingen met handicaps aan creatief willen nadenken adviseurs met ervaringskennis en tot over wat er kan. Bij de slot wordt ingegaan hoe anno 2014 ene school zal dat sneller wordt omgegaan met dromen en ambities van leerlingen met handicaps. gaan dan bij de andere.” Hoe wordt er nu tegen inclusief onderwijs aangekeken? De eerste vraag waarvan de bevinding worden besproken, is de vraag wat er moet veranderen om inclusief onderwijs te laten slagen. De reacties van de drie scholen die door de Werkplaats werden bezocht is eigenlijk heel verrassend: ze denken er nog niet over na en ze geloven er niet in. Vanzelfsprekend was de reactie van de Pilot Passend Onderwijs anders: zij antwoorden dat er een mentaliteitsverandering nodig is. Scholen voor regulier onderwijs én scholen voor Speciaal Onderwijs zullen anders naar leerlingen met handicaps moeten gaan kijken en creatief leren nadenken hoe er met een handicap wel van alles mogelijk is. De hoop is dat het Passend Onderwijs die mentaliteit voor een stukje helpt te veranderen. Scholen worden met het Passend Onderwijs in ieder geval gedwongen om te kijken naar mogelijkheden voor leerlingen met handicaps in het regulier onderwijs. Dat is al een stap in de goede richting. Maar het blíjft mensenwerk. Als de mensen op de scholen geen mogelijkheden willen zien, zien ze ook geen mogelijkheden. Het is nog de vraag in hoeverre je daar ooit invloed op krijgt. Het VN-Verdrag Het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap wordt binnenkort in ons land van kracht. In dat Verdrag staat onder meer
25
dat er inclusief onderwijs gerealiseerd moet worden. Inclusief onderwijs houdt in dat leerlingen met handicaps en leerlingen zonder handicaps samen naar school gaan. De onderwijswereld blijft zich verzetten. Terwijl inclusief onderwijs in verschillende landen al enige tijd een feit is – en dús bewezen is dat het kán – blijft de Nederlandse onderwijswereld zich ertegen verzetten. Sterker nog: géén van de drie door de Werkplaats Ervaringskennis bezochte scholen voor Speciaal Onderwijs heeft er nog over nagedacht hoe inclusief onderwijs vorm kan krijgen. Het leek erop dat de drie scholen ervan uitgaan dat het nog niet zo’n vaart zal lopen met het Verdrag. De mensen waarmee op de scholen werd gesproken, geloofden er ook niet zo in dat inclusief onderwijs mogelijk is. Er werd, net als bij de invoering van de leerplicht in 1901, herhaaldelijk gezegd dat leerlingen met handicaps het op het regulier onderwijs niet zullen redden en dat de samenleving nog niet klaar is voor mensen met handicaps. Over hoe je ervoor kunt zorgen dat jongeren met handicaps klaar zijn voor de samenleving in plaats van te gaan zitten wachten tot de samenleving klaar is voor hen, werd met geen woord gerept. Ook niet toen aan de scholen werd gevraagd hoe leerlingen met handicaps het dan in de samenleving moeten redden als zij van school afkomen terwijl ze niet hebben geleerd om met leeftijdgenoten zonder handicaps om te gaan. Het leek er een beetje op dat de drie scholen vonden dat dat niet hun pakkie-an is. Maar is Speciaal Onderwijs dan niet juist bedoeld om jongeren met handicaps extra goed voor te bereiden op hun toekomst omdat zij hun leven lang extra veel obstakels zullen tegenkomen? De drie scholen die door de Werkplaats Ervaringskennis werd bezocht leken daar niet erg in geïnteresseerd.
Stagebegeleider in het Speciaal Onderwijs: “Dat VN-Verdrag is natuurlijk prima. Maar ze moeten niet alles tegelijk willen. De samenleving staat echt niet in één keer open voor mensen met handicaps. Laten we het rustig één voor één aanpakken en laten we voorlopig nog maar wachten met dat inclusief onderwijs.
Speciaal Onderwijs blijft nodig als tijdelijke fase Wat in de gesprekken niet hardop werd gezegd, maar wat er wel een beetje tussen de regels door klonk, was de angst dat met de komst van het inclusief onderwijs, het Speciaal Onderwijs verdwijnt en daarmee de kennis – en de banen – van de mensen die er werken. Maar daar is echt geen sprake van. Door mensen met ervaringskennis van de Werkplaats Ervaringskennis is opgemerkt dat ze weldegelijk voordelen zien aan Speciaal Onderwijs, mits je ambities er serieus worden genomen, mits je er goed wordt ondersteund om te zoeken naar manieren waarop je de dingen die je graag
26
wil wél kunt doen en mits je maar regelmatig contact hebt met leeftijdgenoten zonder handicap. Er is dus absoluut geen sprake van dat het Speciaal Onderwijs zal verdwijnen met de komst van inclusief onderwijs. Het Speciaal Onderwijs zal wel drastisch moeten veranderen. De vanzelfsprekendheid dat leerlingen met handicaps per definitie heel hun jeugd op een school voor Speciaal Onderwijs moeten zitten, moet uit het systeem verdwijnen. Al zal dat voor een kleine groep misschien wel zo blijven. Voor de grote groep van leerlingen met handicaps zal het Speciaal Onderwijs tijdelijk nodig zijn om goed met hun handicap om te gaan. Juist dat zal volgens de inschattingen van de Werkplaats Ervaringskennis een ommezwaai voor het Speciaal Onderwijs betekenen, omdat – zoals al eerder werd opgemerkt - er nu op scholen voor Speciaal Onderwijs te vaak wordt onderschat wat er met een verstandelijke, psychische of lichamelijke handicap allemaal wél mogelijk is. Het Speciaal Onderwijs zal dus niet verdwijnen, maar het zal er niet aan ontkomen dat ze haar houding tegenover haar leerlingen drastisch moet aanpassen. Er zullen in Nederland zeker scholen voor Speciaal Onderwijs zijn die deze inzichten al wel hebben of bereid zijn om hun inzichten bij te stellen, maar de Werkplaats Ervaringskennis heeft helaas niet zo’n school ontmoet. Bij het regulier onderwijs bestaat eveneens een weerstand tegen inclusief onderwijs. De afgelopen jaren hebben de kranten bij tijd en wijle volgestaan met pleidooien van leerkrachten uit het regulier onderwijs die vertelden dat werken in het onderwijs al zwaar genoeg is en dat ze daar echt geen leerlingen met handicaps bij kunnen hebben. Overigens geldt dit niet voor alle reguliere scholen. Bij de Pilot Passend Onderwijs schatten ze dat ongeveer de helft van de scholen die aan de Pilot meedoen, wat moeite heeft met het idee dat er misschien leerlingen met handicap op hun school komen. Dan blijft er nog altijd de andere helft over die er geen moeite mee heeft en als dat zo is zijn er vast en zeker nog meer reguliere scholen in Nederland die openstaan voor leerlingen met handicaps. Méér diagnosen. In wiens belang? Wat je vreemd genoeg ziet gebeuren sinds er sprake is van de komst van inclusief onderwijs, is dat er steeds meer leerlingen een diagnose krijgen waardoor zij onder de groep van Iemand met ervaringskennis: leerlingen met een handicap val“Ik heb autisme, net als mijn len. Nog nooit in de geschiedenis halve familie. Vroeger noemzijn er zoveel leerlingen geweest die één of andere – meestal psyden ze dat gewoon een famichische – handicap hebben. Het liekwaal. Veel van mijn famiregulier onderwijs roept dat zij al lie zijn goed terecht gekodie leerlingen die speciale aanmen, zonder ooit te weten dat dacht nodig hebben niet meer ze autisme hadden.” aankan en het Speciaal Onderwijs
27
schreeuwt van de daken dat haar leerlingen echt niet zonder haar specialistische kennis kunnen. Als persoon met ervaringskennis ga je jezelf dan onwillekeurig afvagen of dit nou in het belang van de leerlingen is, of dat het de angst van de scholen voor inclusief onderwijs is en dat ze op deze manier willen bewijzen dat inclusief onderwijs niet haalbaar is omdat er al zoveel leerlingen met een handicap op reguliere scholen zitten. Het is gewoonweg niet aan te tonen. Mensen met ervaringskennis die meededen aan de Werkplaats – en dan vooral die met psychische handicaps – zeggen dat ze het nu als volwassenen wel prettig vinden om te weten wat hun handicap is, omdat ze daardoor nu weten waar ze op moeten letten, maar dat ze achteraf blij zijn dat ze dat als kind nog niet wisten. Omdat ze nog niet wisten dat ze een handicap hadden, hebben zij zich in hun jeugd al staande leren houden tussen leeftijdgenoten zonder handicap. De leerlingen met handicaps met wie de Werkplaats Ervaringskennis sprak, hadden nog weinig weet van de komst van inclusief onderwijs. Blijkbaar wordt daar op school noch thuis weinig of niet met de leerlingen over gepraat. Zien scholen het belang van een adviseur met ervaringskennis? De tweede vraag was of de scholen die door de Werkplaats Ervaringskennis werden bezocht, denken dat zij baat zullen hebben bij een adviseur met ervaringskennis. Die adviseur kan docenten coachen in het ontproblematiseren van handicaps, in het leren zien van wat er mogelijk is met een handicap en in het begeleiden van hun leerlingen bij het waarmaken van hun ambities. De coach kan voor leerlingen fungeren als vraagbaak waar zij terecht kunnen met al hun vragen die te maken hebben met leven met handicaps. De Pilot Passend Onderwijs werkt niet met een coach met ervaringskennis. De reden daarvan is puur dat dit nog niet in het systeem zit en ze dus niet aan die mogelijkheid hebben gedacht. Op zich vinden zij het een goed plan. Géén van de drie bezochte scholen voor Speciaal Onderwijs ziet echter het belang van een adviseur met ervaringskennis. Ze vertelden tijdens de gesprekken met de Werkplaats Ervaringskennis wel dat leerlingen erg geïnteresseerd zijn als ex-leerlingen komen vertellen over hoe het hen vergaat op het werk, of hoe het (begeleid) zelfstandig wonen hen bevalt. Maar dat leerlingen iets zouden hebben aan iemand met een handicap die al langere tijd een eigen leven leidt, kunnen zij zich nog niet zo goed voorstellen. De drie scholen weten bovendien niet hoe ze ondersteuning van hun leerlingen door een adviseur met ervaringskennis zouden moeten organiseren.
28
Welke handicap, maakt niet uit De scholen gaan er namelijk vanuit dat een leerling alleen iets heeft aan iemand met dezelfde handicap als hij. Maar dat is een misverstand. Uit de bevindingen van de eerste fase van de Werkplaats Ervaringskennis is namelijk overduidelijk gebleken dat het niet veel uitmaakt welke handicap je hebt om elkaar te kunnen aanvoelen en ondersteunen. Contact met situatiegenoten Leerling met een licht Leerlingen zelf reageerden lauwtjes op de verstandelijke handivraag of zij wat zouden hebben aan de cap – na het gesprek steun van iemand met ervaringskennis. tegen iemand met erBlijkbaar hadden ze daar nog nooit zo varingskennis: over nagedacht en dat is eigenlijk niet zo “Ik hoorde dat u bij de vreemd als je bedenkt dat zij waarschijnlijk zelden of nooit in de situatie hebben Sociale Werkvoorziegezeten dat ze een volwassene met een ning werkt. Dat wil ik handicap ontmoetten met wie ze konden later ook graag. Denkt praten over wat hen later, in de samenleu dat dat kan?” ving, te wachten staat. Toch bleken de leerlingen in de gesprekken met mensen van de Werkplaats Ervaringskennis wel de nodige vragen te hebben. Dat is vrij logisch. Jongeren zonder handicap ontmoeten iedere dag overal volwassen zonder handicap bij wie ze – vaak onbewust – afkijken hoe zij de dingen aanpakken, waar de jongeren dan lessen uit trekken voor hun leven later, als ze zelf volwassen zijn. Jongeren met handicaps komen zelden of misschien wel nooit een volwassene met een handicap tegen, van wie zij dingen kunnen afkijken. Voor hun ontwikkeling naar volwassenheid is dat een ontzettend gemis.
Leerling met een lichamelijke handicap: “Ik wil later graag een vrouw en een gezin, maar of dat ooit lukt weet ik niet.” Iemand met ervaringskennis: “Waarom denk je dat dat niet zal lukken?” De leerling begint te blozen en zegt niets. “Wil je er liever niet over praten?” vraagt de persoon met ervaringskennis. De leerling schudt zachtjes van nee.
Door de Pilot Passend Onderwijs werd de behoefte van leerlingen met handicaps aan contact met andere mensen met een handicap herkend. Leerlingen met handicaps van de Pilot geven regelmatig aan dat ze behoefte hebben aan contact met mensen die ‘hetzelfde zijn als zij’. Voor alle duidelijkheid: dat betekent lang niet altijd dat ze iemand bedoelen die precies dezelfde handicap heeft als zijzelf. Het gaat om contact met mensen die ook ‘anders zijn’ dan de rest en daardoor in dezelfde situatie zitten als zij en hetzelfde gevoel kennen waar
29
zijzelf soms tegenaan lopen. Dit worden ook wel ‘situatiegenoten’ genoemd. Volgens de Pilot Passend Onderwijs wordt die behoefte aan contact met situatiegenoten door de hulpverlening niet altijd begrepen. Er wordt wel opgemerkt dat leerlingen met handicaps zich soms een beetje down of eenzaam voelen en dan krijgen ze een aantal gesprekken met een psycholoog of een maatschappelijk werker. Daar gaan ze dan wel naartoe, maar als je dan doorvraagt zeggen ze vaak dat ze graag even samen willen zijn met mensen die ook gehandicapt zijn. In de gesprekken van de Werkplaats Ervaringskennis met leerlingen van scholen voor Speciaal Onderwijs, was het vaak merkbaar dat zij niet alles durfden te vragen. Misschien komt dat doordat ze de mensen met ervaringskennis die plotseling bij hen op school waren, nog niet goed kenden. Misschien komt dat ook doordat hun docent en hun medeleerlingen bij het gesprek waren. Aan je docent – die je schoolprestaties beoordeelt en contact heeft met je ouders - ga je nu eenmaal niet alles vertellen. En in het bijzijn van je medeleerlingen ga je ook niet alle vragen stellen die in je opkomen. Misschien ben je ook wel een beetje bang om een ‘stomme’ vraag te stellen. De mensen met ervaringskennis hebben echter wel het idee dat ze veel broeiende vragen van de leerlingen zouden kunnen beantwoorden als ze één-op één gesprekken hadden kunnen voeren en tijd hadden gehad om iets van een band met de leerlingen op te bouwen. Wie heeft er nou echt ervaringskennis? Dat docenten of directies zelf iets zouden hebben aan de ondersteuning van een adviseur met ervaringskennis, konden zij zich echt niet goed voorstellen. Zij vinden zichzelf ervaringsdeskundig omdat ze al zo lang met jongeren met handicaps werken. Dat het zelf leven met een handicap een ander soort ervaringskennis is die hun ervaringskennis heel goed kan aanvullen, zien zij helaas niet. Leerling met een lichamelijke handicap: Blijkbaar vinden zij “Koken is echt mijn passie. dat zij zelf alle kennis Iemand met ervaringskennis: al in huis hebben om “Maar net zei je dat je in de ICT gaat hun leerlingen op te werken. Waarom word je dan geen kok?” leiden. Dat zij iets De leerling: “Ze zeggen dat je geen kok zouden kunnen leren van mensen met erkan worden als je in een rolstoel zit.” varingskennis – omdat er in het leven met handicap nu eenmaal dingen voorvallen waar je alleen maar achter komt doordat je ze ervaart – zien zij helaas echt niet in.
30
Helpen scholen voor Speciaal Voortgezet Onderwijs de leerlingen hun dromen en ambities waar te maken? De derde vraag die hier wordt behandeld is of de drie scholen vinden dat zij hun leerlingen daadwerkelijk helpen om hun dromen en ambities waar te maken. Docente van het Speciaal De Pilot Passend Onderwijs is erg Onderwijs, na afloop van het zoekend naar mogelijkheden van gesprek van de Werkplaats leerlingen met handicaps in het Ervaringskennis met de regulier onderwijs. Daarbij staan de wensen van de leerling centraal. Bij leerlingen, nog in de klas: de Pilot beseffen ze erg goed dat ”Van deze leerlingen kan er de kans dat het goed gaat op niet één zelfstandig met het school of op de stage stukken groOpenbaar Vervoer reizen.” ter is als je toewerkt naar de ambiAan de andere kant van de ties van je leerlingen. klas mompelt een leerling Toen de Werkplaats Ervaringskenmet een licht verstandelijke nis aan directies en leerkrachten handicap: “Ik ga anders echt van het Speciaal Voortgezet Onwel elke keer met de gewoderwijs de vraag voorlegde hoe zij ne bus naar mijn stage.” hun leerlingen helpen om hun dromen en ambities waar te maken, De docente heeft niets in de kwamen zij werkelijk met allerlei gaten. nieuw ontwikkelde methodieken en met voorbeelden van stageadressen waar ze goede contacten mee hebben. De wil en het enthousiasme om leerlingen goed op weg te helpen zijn dus zeer zeker wel aanwezig. Of dit werkelijk zoden aan de dijk zet, is echter niet duidelijk geworden. Want tegelijkertijd waren de directies en leerkrachten in de gesprekken met de Werkplaats Ervaringskennis heel terughoudend als het ging om de dromen en ambities van hun leerlingen. Het werd duidelijk dat ze hun leerlingen willen beschermen tegen te hoge verwachtingen, maar óók dat zij zelf geen hoge verwachtingen hebben van de leerlingen. Dat bleek bijvoorbeeld uit het feit dat docenten in het bijzijn van de leerlingen vertelden wat zij niet konden en niet in de gaten hadden wat dat met de leerlingen Een leerlinge met een deed. Het is immers goed voorstelbaar licht verstandelijke dat een leerling de moed verliest als hij handicap: “Ik zou zo vaker van zijn eigen docent hoort wat hij graag gaan samenwoniet kan. Of dat hij – zeker als hij weet nen met dat de docent iets zegt dat niet klopt – de jongen waar ik verzijn kont tegen de kribbe gaat gooien en liefd op ben. Maar dat ‘onhandelbaar’ wordt, met alle gevolgen mag niet van mijn ouvan dien als het gaat om de conclusies ders en volgens mij die daar door de school uit worden getrokken. ook niet van school.” Tijdens de gesprekken met de leerlingen
31
bleek echter vaker dat leerlingen zich min of meer hadden neergelegd bij wat de school of hun ouders over hen vertellen. Misschien is dat inderdaad de slimste tactiek. Dan kun je als je van school af bent altijd nog je eigen plan trekken. Zo was het toen de mensen met ervaringskennis die aan de Werkplaats Ervaringskennis meewerken op school zaten en zo is het nu blijkbaar nog. Maar dat moet natuurlijk anders.
32
Aanbevelingen -
-
-
-
-
-
-
Besef dat de taak van het Speciaal Onderwijs is om leerlingen met handicaps te leren om met hun handicaps om te gaan en om de leerlingen optimaal voor te bereiden op hun leven middenin de samenleving. Ben daarom niet bang om adviseurs met ervaringskennis in te schakelen. Niet om mensen uit de onderwijswereld te vervangen, maar om hen aan te vullen. Zij kunnen een samenwerkingsverband goed ondersteunen in het meedenken over ‘vervolg scholing, beroep en bredere ontwikkelingsperspectief’ en het thema ‘vrienden en relaties’. Dit zou kunnen bij maatschappijleer of in andere vormen, voorlichting voor ouders, enzovoort. De adviseur met ervaringskennis zou dan in dienst moeten komen van een samenwerkingsverband. Besef heel goed dat een adviseur met ervaringskennis niet exact dezelfde handicap hoeft te hebben als de leerlingen. Het hebben van een handicap biedt op zich al ruim voldoende aanknopingspunten voor een adviseur om zich in te leven in leerlingen met handicaps en wat zij straks in de samenleving zullen tegenkomen. Durf te kijken naar de vooroordelen die je hebt over leerlingen met handicaps, al heb je nog zo’n goede opleiding om met leerlingen met handicaps te werken en al draai je al jaren mee in het Speciaal Onderwijs. Stel die vooroordelen steeds weer bij. Ben je er als school goed van bewust dat als iets niet kan zoals het hoort, er duizenden manieren zijn waarop het wél kan. Durf daarmee te experimenteren, bijvoorbeeld door een Pilot op te zetten zoals het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Gorinchem heeft gedaan. Op de Pabo moet structurele aandacht zijn voor het werken met en stimuleren van -leerlingen met handicaps. Dat moet een vast onderdeel zijn en niet alleen worden aangeboden als aparte master. Ga geen strijd aan met instanties als de leerplichtdienst of de onderwijsinspectie, maar werk met hen samen en interesseer hen voor de specifieke onderwijsbehoefte van leerlingen met handicaps. Die onderwijsbehoefte vergt immers vaak maatwerk en flexibiliteit. Dat bereik je eerder als je goed samenwerkt met de betrokken instanties.
33
Vijf redenen om als samenwerkingsverband van scholen een adviseur met ervaringskennis in dienst te nemen. 1.
2.
3.
4. 5.
34
Jongeren hebben een voorbeeldfiguur nodig. Iemand van wie ze kunnen zeggen: “Als hij dat kan, kan ik het ook!”. Jongeren met handicaps hebben dat niet zolang zij niet regelmatig een volwassene ontmoeten die ook een handicap heeft. Wanneer iemand zonder handicap een jongere met handicaps uitdaagt om iets te doen wat moeilijk lijkt, zal de reactie van de jongere zijn: “Jij hebt makkelijk praten. Jij hebt geen handicap.” Wanneer iemand met een handicap de jongere voor de uitdaging plaatst, is de kans groot dat hij zegt: “Als jij denkt dat ik dat met mijn handicap kan, ga ik het proberen.” Je kunt pas weten hoe uitdagend maar tegelijk zwaar het is om met een handicap te leven, als je dat zelf je hele leven dagelijks meemaakt. Pas als je die kennis bezit, kun je jongeren met handicaps goed voorbereiden op hun toekomst. Mensen zonder handicaps hebben die kennis niet en zullen die kennis ook nooit voor 100% krijgen. Ook niet als ze al lange tijd in het Speciaal Onderwijs werken. Zij hebben advies nodig van mensen met een handicap om leerlingen met handicaps goed op weg te helpen. Je kunt niet van een leerling verwachten dat hij al zijn vragen met betrekking tot zijn handicap bespreekt met iemand die ook zijn leerprestaties beoordeelt. Een beleid van een organisatie - dus ook het beleid van een samenwerkingsverband van scholen – wordt bepaald door de kennis, de mentaliteit, de ervaring en de manier van samenwerken van de mensen die er werken. Zolang er geen mensen met handicaps in een samenwerkingsverband van scholen werken, zal ervaringskennis in het beleid ontbreken. Dat is niet goed voor leerlingen met handicaps.
Verder lezen. Brok, Y. den, (2013), “Een handicap is géén beperking. Maar domen en ambities waar!”, Advies, Schrijf- en Trainingsbureau Yvette den Brok, Eindhoven, ISBN: 978-94-022-0336-3. (te downloaden op de site van het Kennisplein Gehandicaptensector) Brok, Y. den, (2010) “Op weg naar een mensvriendelijke samenleving, Over emanciperen met een psychische handicap”, Hanzehogeschool Groningen/ Lectoraat Rehabilitatie, ISBN 978-90-5303-116-2. (Zolang de voorraad strekt verkrijgbaar in gedrukte vorm en daarna altijd als PDFbestand, door een email te sturen naar Dhr. Lies Korevaar.
[email protected]) Brok, Y. den, (2010), “Kijk mij nou! Een bundel verhalen van jongeren met een handicap’’, Uitgever: Stichting Important Message, Utrecht, ISBNAN: 978-90-79529-04-9. (Verkrijgbaar door een email te sturen naar Fini de Paauw.
[email protected]) Brok, Y den, (2010) “Een land waar mensen met een handicap willen wonen”, MEE Zuidoost Brabant en Vilans, ISBN 978-90-8839-999-2. (Nog beperkt verkrijgbaar bij Advies-, schrijf- en trainingsbureau Yvette den Brok.
[email protected]) Sax, l., Thoma, C.A., (2001) "Person-Centered Planning: More than a Strategy" (Chapter 2 in Transition Assessment: Wise Practices for Quality Lives), MD: Brookes Publishing Co. Nederlands Jeugd Instituut (2013), http://www.nji.nl/nl/Kennis/Projecten/Reboundvoorzieningen-in-hetvoortgezet-onderwijs Nederlands Jeugd Instituut (2013),http://www.nji.nl/PestenProbleemschets-Risicofactoren OC&W, Ministerie van, (16/11/2012) “Passend Onderwijs en kwaliteit (V)SO”, Den Haag. Ploeg, van der J D, (2002) ,Orthopedische werkvelden in Nederland, Garant, Leuven/Apeldoorn, ISBN 90-441-1274-0. Van Hooff Arbeidskundig Advies (2013)http://www.melba.nl/index.php/melba/toepassingen Helmond Veenstra, Commissie (2013), “Signalen van Fleur Bloemen. Welke waren er en wat heeft de school daarmee gedaan?”, AOC Terra, Meppel.
35
Verenigde Naties (2006), “Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap”, New York.
36