Alp d’Hans Belevenissen bij een merkwaardige onderneming die gelukkig goed afliep.
Hans Tromp, Juni 2012
1
Lieve mensen, Ik ben de Alp d’Huez opgefietst en heb daar wat over geschreven. Gewoon tekstjes voor wie dat nog eens lezen wil, maar in het bijzonder voor: Alle vrienden en familie die als sponsor die het vertrouwen in mij hadden, Gijs en Jeroen die mij de berg op praatten, Rob en Terry die mij ter voorbereiding hebben meegenomen op hun fietstochten en geholpen met het kopen van een deugdelijk rijwiel, Klaas en Emmy die dit krankzinnige idee aanvankelijk met hoongelach begroetten, maar het in toenemende mate gingen waarderen, Monique en Harry die na het scheren van mijn benen op de minuut af advies gaven over de snelheid en de tijd waarin in ik met mijn 60 jaar de berg op zou kunnen, Alle collega’s die mij aanmoedigden, steunden en waardeerden, De studenten en de projectgroep die het zo goed organiseerden, Ruud voor zijn ‘old school wielrenfiets’ waarop ik mocht oefenen, Marcel die voor ons kookte en mijn wijn opdronk, Mart Smeetsvoor de statistieken: Duur: 2 uur en 5 minuten, gemiddeld 7, 2 km per uur, 1x gestopt in bocht 7, de rit tot en met bocht nul uitgereden, met een onbedoeld ererondje. 14 kilometer stijgen gemiddeld, ca 8 %. 1060 hoogtemeters. Het laatste verhaaltje gaat niet over de Alp d’Huez, maar mij en de sport, zodat jullie weten waar het vandaan komt. Veel leesplezier, Hans
2
Waarom? (tekst voor de website Halo 3x 100) Ik ben gek geworden! Ik werk nu 5 jaar voor de Academie voor Sportstudies schrijf ongeveer 100x per dag het woord sport en doe daar zelf eigenlijk niets aan. Jawel één keer in de twee weken biljart ik met de vereniging de Faute Keus (3 leden + ledenstop) en dat is een behoorlijke inspanning. Soms kijk ik tijdens het werk even naar buiten en zie al die jonge mensen op de velden rond de school volkomen nutteloos dartelen en denk:”dat zou ik ook wel eens willen”. Maar ja, ik kan niks van Sport. Toen kwam iemand op het krankzinnige het idee om met zijn allen 100x een berg op te fietsen, omdat de Halo 100 jaar bestaat en voor een goed doel (KWF). Die Halo ken ik al 33 jaar en fietsen, dacht ik, dat kan ik wél. Daar heb je geen bijzonder motorisch talent voor nodig, zoals bijvoorbeeld voor ‘balvangen’ of iets mensonwaardig in de ringen. Ik gaf mij per ongeluk op, heb nog geprobeerd mij af te laten keuren, maar bleek op de sportmedische keuring voor een bijna 60 jarige een ‘zeer goede’ conditie te hebben. Geen weg terug! Opgeven is geen optie! Fietsen Hans! Nu zit ik op een geleend sportfietsje, type “Old School”, heel alleen te oefenen, want de andere zijn al lang weg als ik mijn voeten nog aan de trappers probeer vast te binden. Maar ik zal die berg op gaan, al is het maar één keer en jullie gaan mij steunen. Een wielrennertrui heeft de zakken op de rug en dat heeft een reden! Dat is om de gulle gever het makkelijk te maken er over de gekromde rug van de eenzame fietser bankbiljetten in te schuiven. Kun je dat toevallig niet op dinsdag 5 juni persoonlijk doen, maak dan nu terstond een aanzienlijk bedrag over op Rekeningnummer 486828158, onder vermelding van HALO3X100 Hans Tromp. Tenslotte: mijn moeder is overleden aan kanker. Ik denk vooral omdat zij bang was om met dat knobbeltje naar de dokter te gaan, dat telkens maar uitstelde, totdat het eigenlijk te laat was. Ik hoop dat er een beetje van dat geld wordt besteed aan onderzoek naar de wijze waarop de angst voor de diagnose zo veel als mogelijk bestreden kan worden. Die angst kan soms fataler zijn dan de kwaal.
3
Geen vakantie 29 mei 2012 Gewoon twee dagen doen over inpakken. Lijstje maken, nog een lijstje op een ander papiertje, bus wassen, inrichten, alle kleren wassen, ook die niet mee hoeven, boodschappen doen voor de vakantie en voor als we weer thuis komen, want anders zit je met niks na de vakantie als je gelijk aan het werk moet, dus dat kan niet. Maar… het is eigenlijk geen vakantie. Het is tussendoor even weg met een opdracht! Normaal zijn we bereid twee dagen door te gassen, overnachten op een Duitse camping en na de schnitzel, patat en een liter rotwein, een rondje lachen langs de vaste ’staanplaatsen’ met beeldentuinen en rituele verbrandingsovens voor de kiloknallers. Daarna jezelf voor een uitzichtloze periode verliezen in overmatig drankgebruik. Zielenroerselen delen met wildvreemden, die je daarna nooit meer wilt zien en als je de dagen en weken helemaal kwijt bent, ineens verlangen naar huis. Dat is normaal vakantie en dat is dit dus niet! Het is een ‘tussendoorvakantie’ met de opdracht per fiets een berg te beklimmen. Een krankzinnig idee. Ik moet 14 kilometer omhoog naar ca 2000 meter en heb nog een week. Dus, alles wat je wilt doen , niet doen en wat je moet doen. Dus eigenlijk gewoon aan het werk, als het ware. Een of andere idioot van de Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding, laten we hem voor het gemak Gijs noemen, bedacht dat wij met zijn allen 100x de Alp d’huez op zouden fietsen voor het goede doel. Kanker notabene! Godver, Tyfus, Kanker, waarom zeg ik altijd ja, voordat ik weet wáár ik dat tegen zeg en tegen wie. Angst 1: word ik hier door de medici wel voor goed gekeurd. Helaas: ja, U beschikt over een zeer goede conditie voor bijna 60. Al dat roken en drinken voor niks geweest. Angst 2: krijg ik die 1500 euro sponsorgeld bij elkaar. Nou en of! Daar heb je vrienden voor! Die zullen je wel even helpen. Die zien je graag voor een aanmerkelijk bedrag kotsend van je fiets af lazeren en tegen elkaar zeggen: zie je wel, wat wil die nou …. Angst 3: kom ik er op. Haal ik het. Ik ben 60, wat moet ik nou nog… van mezelf? Ik heb twee dagen in de auto gezeten. Twee dagen ingepakt. Vier dagen gewerkt zonder te fietsen. Acht dagen niks gedaan en daarvoor vijf maal die vreselijk Posbank opgereden. Ja, was het maar 2,75 % zoals de Postbank /ING belooft, maar het was 8% en géén rente, maar afzien! Keek alleen maar tegen de besmeurde konten van mijn fietsmaten aan. Ook voor een groot deel 60+. La Cassa, Piemonte Italie. Rusteloze nacht. Vroeg wakker , sacherijnig. Nu moet het, anders weer een dag verloren. Advies van vrienden die wel leuke colletjes wisten in de buurt van Turijn. Laten we ze voor het gemak Monique, Harry en René noemen. De colletjes: Col de Giovanni en de Col de Lys 1311m. Omhoog wel te verstaan! Moet je eerst wel even warm fietsen. Niks daarvan, gewoon omhoog. Warm word je vanzelf wel. Een keer gestopt om op Emmy te wachten. Die had géén opdracht en ploegde zich omhoog. Zag het als een traininkje. Ik kon nog makkelijk door. Spraken af na een half uur te bellen. Zat ik al op de Col Giovanni! Dat ging lekker. wel hijgen, maar het ging. Zij terug, ik door. Eerst een banaan. Fietsaapje, kop onder de fontijn. Salute Giovanni! Moest toch de Col de Lys kunnen halen. Doorzetten, voelen hoe zo’n berg is. Nog 6 km, stukje vlak en dan weer omhoog. Je weet niet na welke bocht je er bent. Ik zie een bordje, hoop dat het de Col is, nee, een dorpje ervoor Niquidetto. 4
Dóór volgens de kilometerteller nog 3 km. Hoeveel omhoog nog? Doet er niet toe. En dan ineens de Col de Lys: 1311!
Gehaald. Prachtig uitzicht. Emmy smsen. Die zat op dat moment net op het terras. Zat ik daar ook maar. Witte wijn! Eerst even terug. Om kwart voor 12 vertrokken uit Viú, om kwart over één op de Col de Lys! Om 2 u. 10 weer in Viu. 35 km op de teller. Het mooiste moment: bij de afdaling, soms 35 tot 40 km per uur. Plotseling een hert op de weg. Doodstil. Pas vlak bij springt ze sierlijk de berg op. Zo moet dat! Het was een teken. Zou het me toch gaan lukken? Terug op de camping. vier bejaarde echtparen bij het zwembad. Dat wordt nog feesten vanavond, met sterke verhalen en bodemloos veel wijn. Om half zeven toch maar worstjes bakken met gekookte aardappelen en sla. Het is nog geen vakantie, maar het gaat. Om tien uur plat.
5
De weg kwijt 31 mei 2012 Typen op een postzegel gaat me niet goed af. Bovendien zitten de toetsten op zo’n laptop vaak op een andere plaats, zodat ik met mijn dikke vingers naast die minuscule knopjes sla. Al jaren sleep ik mijn oude toetsenbord mee naar elke nieuwe werkplek en gesel er mijn teksten uit. Soms moet ik wel even op zo’n nieuwe, maar dan heb ik het gevoel alsof ik op een enorm inlegkruis zit te drummen. Op dit ding ben ik de weg kwijt. Afijn ter zake: In het prétomtomperm gingen mijn vrouw en ik tenminste elke vakantie één maal uit elkaar. Dat was dan na 10 uur rijden om half acht ’s avonds in een industriewijk bij een grote Franse of Italiaanse stad, op zoek naar een camping of hotel. Dat lag aan haar, omdat zij te hard door reed, zodat ik niet tegelijkertijd de borden kon zien en kaart lezen, of andersom, zij met de kaart op schoot niet snel genoeg kon zeggen waar ik heen moest, omdat ze niet op de borden zat te letten! Vandaag zou een rustig fietsdagje worden na de collenkolder van gisteren. Het idee was de Castello di Rivoli te bezoeken, een architectonisch prachtig omgebouwde ruïne van een oud kasteel bij Turijn vol moderne kunst. Emmy met de auto en ik natuurlijk op de fiets! Maar 16 km. En ja hoor na drie keer vragen en drie kwartier fietsen stond ik voor de ingang. Snel bellen waar ze toch in hemels naam blijft, want ik ben er al lang! 10 minuten later kwam ze met een rood hoofd aan: telkens wijzen de bordjes naar het kasteel en als je daar dan naartoe gaat zijn alle bordjes weg. Ben al 5x om dat kasteel heen gereden door die kleine straatjes!’.’ Ach schat , je bent er toch?’, zei ik sportief. ‘ Zie je wel!’ dacht ik.
Het was een prachtige tentoonstelling en een heerlijke lunch in het museumrestaurant met maar één glas wijn, want het was niet helemaal vakantie. Ik moest nog terug. Als jij nou even in Rivoli gaat kijken dan rijd ik terug en maak nog even een rondje langs Druento en San Gillio en dan zie je me wel weer verschijnen. Ik wilde vandaag wel de 400km op het tellertje van de nieuwe fiets halen dat was nog maar 20. Makkie! Zo gezegd zo niet gedaan dus! Al in Rivoli ging het mis. Alleen maar borden Torino, Susa, Tangenziale, nergens Druento. Dan maar vragen: ’ Dove e Druento? ‘, ‘ No lo so!’ Vraag het die mannen verderop maar. Grote fout. Vraag 6
nooit een groepje oude mannen op een pleintje de weg in Italië. Als een zwerm opgeschrikte vogels storten ze zich op jouw probleem! Spreken rap dialect door elkaar met hese stemmen van de grappa en sigaren. Wijzen alle kanten op, gaan vooral met elkaar praten en als je probeert heimelijk te ontsnappen door te doen of je ze begrijpt beginnen ze opnieuw, want jij bent hun object van vermaak die middag en dat laten ze zich niet zomaar afnemen. Ik ben door buitenwijken gedwaald, midden in industriewijken terecht gekomen, reed bijna een afslag naar Ikea in en kwam tenslotte op een verkeersknooppunt groter dan het Prins Clausplein of Hoevelaken.
Daar fietst men niet! Dacht ik, maar jawel hoor daar fietst men in Italië óók, zag ik aan een renner die van de andere kant kwam. Ik heb nog nooit zo hard gefietst, probeerde de gemiddelde snelheid van vrachtauto’s bij te houden om ze voor te blijven. Niks fietsprestatie, doodsangst. Doorweekte Tricot, bloedheet, 35km pu op mijn tellertje, alleen de wind van langs scheurende vrachtwagens met claxon om je even te waarschuwen. Wat was ik blij toen ik het bordje La Cassa zag, de snelweg af mocht en wist dat ik richting camping fietste. Wat deed het pijn toen bleek dat het nog even een vals plat omhoog was, dezelfde weg waarop ik vanochtend nog zo vrolijk naar Rivoli vloog. Wat was dat biertje in La Cassa lekker! Nog even omhoog naar de camping. ‘Je bent er bijna!’ riep Emmy vrolijk toen ze me op het kruispunt passeerde. Dat dacht ik ook, maar bleek ineens in het volgende dorp zijn. Bordje van de Camping gemist! 400 dik gehaald, 50 km op de teller erbij. Ik was écht de weg kwijt.
7
Aankomst en Briefing 4 juni 2012 We hadden het zo goed bedacht. Emmy op de trein naar Milaan met een creditcard. Ik rustig via Briancon en de Franse Alpen naar de Huez. Ongeveer 3 uur rijden. 10 kilometer na Briancon loopt er een brede modderstroom over de weg. Zestig kilomreter van het doel hermetisch afgesloten. Terug. Over Gap naar Bourg d’Oisans 3 uur extra rijden. Geeft niet de benen moeten rust hebben vandaag. Tegen 5 uur kwam ik in een streek waar fietsers met te grote hoofden en clownspakken als muggen over de weg dwarrelden. Soms hele dikke, die met rooie koppen heel hard op hun pedaaltjes stampten. ‘Niet lachen, morgen jij’! dacht ik. In het dorp was het vergeven van de fietsers. Hier moet het toch zijn! Op naar Camping ‘Le Colporteur’. Vreemde naam eigenlijk. Waarom niet’ Le Collaborateur ‘? Daar wisten ze in Zuid Frankrijk wel raad mee in de Tweede Wereld Oorlog. Afijn na afrekening van het totale bedrag waren ze wel zo vriendelijk om mij persoonlijk naar mijn plekje te fietsen. Drie plaatsen verder dan de Zwarte Cuvobus Bus van Gijs. (Voorzichtig, want over een paar jaar is hij van mij, net als deze ooit van hem was) Het onthaal Een wijntje? Ze kennen me hier al. Ach, was nou toch klaar met rijden. Hoewel morgen… ‘Eet je mee?’ Graag zei ik bedremmeld, maar... Niks maar… ‘ Eet je mee of niet? ‘ , ‘OK! dan, ik heb wijn.’‘Halen!’ Men houdt van korte orders in De Sport. Het flesje werd in de loop van de week een hele doos ,maar wat een gezellig kamp met die kerels. Na een Alp de Pasta met kaas en worst op naar de briefing. Briefing?? Ja, Briefing.
8
Nu liggen Sport, Scouting, Körpercultur en Blut und Boden dicht bij elkaar in de Gymnastiek, dus aanpassen geblazen! Overigens, een beetje organisatiegraad is mij toch welkom bij gevaarlijke zaken zoals De Wielrensport. Het bleef bij een vriendelijke uitleg van een schema waar ik geen deel van uitmaakte, dus dat viel mee. Ineens kwam de mededeling dat één van de collega’s pas woensdag kom komen. Zijn moeder was eerder dan verwacht overleden. Kanker. Daar deden we het toch voor? Hij komt woensdag, gaat donderdag 2x de alp op en ’s middags direct terug voor de crematie op vrijdag. Zijn ouders zouden hem aanmoedigen als hij ging fietsen, hadden al een appartement gereserveerd, maar het mocht niet meer zo zijn. Er viel een stilte. Ik had het gevoel dat het doel voor iedereen nu wel heel erg dichtbij kwam. ‘We geven hem nummer 100 als hij de berg op gaat!’ Alom bijval een geweldig idee! ‘Maar dan moet hij natuurlijk niet iemand van ons inhalen, want dan klopt het niet meer.’ Toen zakte toch even mijn gewatteerde sportboekje af. Ach ja De Sport, regels zijn regels.
9
De Berg! 5 juni 2012 Je moet je eerst warm fietsen hadden ze gezegd. Dus ik nog even vijf kilometer knallen voordat ik omhoog zou gaan. Heb ik later nooit meer iemand zien doen. De zenuwen. Stel dat ik het niet haal, al die grootspraak, al die lieve sponsoren, hoe betaal ik dat ooit terug? Soepel de brug over en dan ineens: de muur! Lichtste verzet en duwen. Na 1 minuut al buiten adem. Nu weet ik weer waarom ik nooit van sport gehouden heb. Dat verschrikkelijke hijgen, die bonkende kop, niet achter je adem kunnen komen, geen woord meer kunnen zeggen. Dat is toch niet goed! Doorgaan! Na twee bochten wordt het lichter, zeggen ze. Ik wil nu al afstappen, maar kan geen goede reden bedenken. Bij de eerste bocht kom ik even gierend bij. Trap een aantal slagen in het luchtledige en ga weer door. Zo langzaam mogelijk. Nog zo’n klim, nog zo’n bocht. Dan wordt het iets beter lijkt het. Ik kom achter mijn adem, ik kan één woord zeggen. Gijs en Jeroen zitten gezellig keuvelend achter mij: ‘Relaxed he, zo de berg op fietsen, eigenlijk heel ontspannen. Moesten we altijd zo doen!’ Ik wil het niet horen. Dan, na weer een bocht, zie ik diep in het dal de rotonde waar we nog maar en kwartier geleden vandaan kwamen. Wat een hoogte. En dat op eigen kracht! Voor het eerst beleef ik een kick en denk ik dat het misschien wel gaat lukken. ‘Je zit heel mooi rond de 7 km per uur’ zegt Jeroen en komt ontspannen naast mij met zijn cameraatje ‘Het Grote Lijden ‘ filmen. We komen bij een dorpje, het is even iets vlakker. Drinken’ roepen de mannen. Nou hoef je dat ’s avonds niet tweemaal tegen mij te zeggen, alleen maar: ‘ wit of rood? ‘. Nu is dat anders. Bidonnetje pakken, slingeren, op de weg letten en voor je het weet is het weer stampen! Jeroen pelt op zijn gemak even een banaantje voor me. ‘Gelijk daarna water!´. Het wordt me allemaal te druk. Ik slinger, rij bijna tegen iemand aan, vang me op en pang: kramp in mijn linker kuit! Strekken, doordraaien, ontspannen, anders blijft die kramp en kom je nooit boven. Goddank, het valt mee, het gaat nog. Aan het eind van het dorpje staat een bord 10%! Ik dacht dat ik het ergste gehad had. Door maar weer! ‘Je gaat goed, heel stabiel, mooi zo!’ Zonder Gijs en Jeroen was het niet te doen. Bij bocht zeven kan je wel even afstappen en wat eten en drinken, daar staan onze mensen’ roept duiveltje Gijs.’ Maar als het lekker gaat kun je ook gewoon doorgaan’ zegt Personal Coach Jeroen. Natuurlijk luister ik, zoals gewoonlijk, naar de duivel. Het is een heerlijk onthaal van collega’s, die nooit hadden gedacht dat ik zover zou komen. Nog met mijn fiets in mijn hand geef ik een interview voor een camera. Lul wat uit me nek, zoals Zoetemelk dat kon en ga pissen. Bleek later dat het die avond breed uitgezonden werd in de kroegen van Alp d’Huez. Ik snap nu ook hoe het kan dat wielrenners direct na een koers zo kunnen ratelen. Hypergekte door bewustzijnsvernauwing. Ik ben dwaas, wil eigenlijk gelijk door, ben op éénderde en denk dat het gaat lukken.
10
Ik fiets en kan eindelijk even aan iets anders denken. Rob en Terry, wielervrienden in de voorbereiding hadden mij op de Alp een ‘slaapzak’ beloofd. Voor de nietfietsers: dat is geen donzen hulsje waarin men comfortabel wegdommelt, maar een volledig verdoofd geslachtsorgaantje. ‘Niet schrikken, dat gaat vanzelf wel weer over!’ waren de bemoedigende woorden. Het kon mij niet meer schelen. Stak het ding tot mijn zestigste nog af en toe spontaan zijn paarse kopje op, wellicht zou ik vanaf vandaag voor altijd verlost zijn van die onbeheersbare begeerten. Trouwens… zou een slaapmutsje ook bestaan? En hoe wek je die dan? Terug naar het lijden! De bochten tellen langzaam af, maar ik blijf nog steeds gaan. Ineens het bord Alp d’Huez! Ik ben er! Dacht ik. Daar is de finishvlag toch? Neen, eerst nog bocht nul. Nee gelul, jawel bocht nul! Wie bedenkt dat. Dorp weer uit, tunneltje door en nog een kwellinghelling. houdt het nooit op? Dan zijn we ineens op een verlaten parkeerplaats in een fantasieloos skioord. Ook zo’n vreselijke sport! Geen juichende menigte, geen spuitende champagneflessen en lekkere wijven, maar ook geen slaapzak. Nu ben ik er toch eindelijk, maar het dringt niet tot me door. We zijn de weg kwijt, dalen nog even een stukje aan de verkeerde kant de berg af en moeten dan weer terug. Het maakt me niet meer uit. Ze kunnen alles met me doen. Ik heb het gehaald. Op de hulppost van de Halo-collega’s word ik met overweldigend enthousiasme onthaald. Pas dan voel ik een gloeiende trots op komen. Verdomd. Ik ben er!
11
Mantra 5 juni 2012 ‘Je moet in cadans komen’. ‘Je benen moeten draaien. Het is niet het doel maar de weg. De Tao, Zen. Bedenk een Mantra! Zoveel wijsheden heb ik met 15.000 man in het ADO-stadion nog nooit bij elkaar gehoord. Dat is toch ook sport? Nou dacht ik aan de ‘Grote Aanstichter’. Laten we hem voor dit verhaal Houdijk noemen. Denk aan Dijk en Houweel. Behoeft geen nadere toelichting. Kon ik, als het echt zwaar werd. ‘KutHoudijk ,KutHoudijk, KutHoudijk’, schreeuwen. Hoe anders kan het gaan. Gaat die lieverd de hele berg met je mee omhoog: De Grote Aanstichter Met Het Kleine Hart! Aldoor maar zeggen hoe mooi en stabiel ik fiets. Hoe fantastisch het gaat. Vertelt bij een bocht waar een andere collega, die ik hier niet met naam wil noemen, maar die ik zó goed begrijp, moest afhaken. Het schijnt zelfs een sportman te zijn. Weg Mantra! Ik heb nou eenmaal niet het karakter voor een ‘ positief coachingsdingetje’ als DankjeGijsje, DankjeGijsje, Dankje Gijsje. Dus gewoon doorstampen. Je moet het halen, achter je adem komen. Niet stoppen! En verdomd, met twee mannen achter me, Jeroen en Gijs ben ik er gekomen! ‘Gijs het Duiveltje, Jeroen de Personal Coach’. Moesten van Gijs natuurlijk wel na de Arrivee/finishvlag door tot het gaatje, maar gehaald. Gehaald! Gehaald! Gehaald! Mijn mantra voor vandaag. Bedankt Jeroen en Gijs.
12
Geraakt 5 en 6 juni 2012 Onder aanhoudend applaus en vuurwerk vertrekken op 5 juni 3000 en op 6 juni 5000 mensen op hun fiets naar de top van de Alp d’Huez. Vooral donderdagochtend om half vijf in het donker, duizenden lampjes op helmen in een lint de berg op. Gespannen gezichten, mensen die dachten aan de vrienden, geliefden waarvoor ze dit deden, gespannen ook voor de uitdaging die ze voor zich hadden en de belofte aan al diegenen die hen zouden sponsoren als het lukt. Sinds mijn veertigste lopen op zulke momenten mijn tranen vanzelf mijn brillenglazen in. Zo ook vandaag. Het is aangrijpend om te zien wat mensen voor mensen over hebben, zonder te willen winnen. Als de wolken nog in het dal hangen zie je de eerste lichtjes al hoog op de berg langzaam om hoog kruipen. Ik weet wat ze voelen. Ongeveer anderhalf uur later komen de eerste collega’s al weer beneden. Hyper! Ze willen gelijk weer omhoog, even drinken, banaantje, pissen en weer door! Ze zeggen dat het lekker gaat, ze staan stijf van de adrenaline, maar dat zijn ze gewend. Nog meer ontroering. Rene en Edwin, de broers die 10 uur gereden hadden om hier de berg op te gaan voor hun pas overleden moeder kwamen met een missie. Mannen met van die open gezichten, die, met hun verdriet, tegen je blijven praten. Jou helpen, met je ongemakkelijke gevoel en je gebrek aan passende woorden. Edwin die ‘even’ naar bocht zeven fietst om een kaarsje voor hun moeder neer te zetten. Wachten op Rene om er samen bij stil te staan en dan weer naar beneden voor de rit terug. Rene die nog een keer omhoog gaat en dan met spijt in zijn hart besluit terug te reizen. Morgen is de crematie. Gelukkig heeft hij wel nummer 100 naar boven gebracht. De rest van de dag is een feest van inspanning, ontroering en saamhorigheid. Ad Heikoop vraagt of ik zin heb om mee de berg op te lopen. Ik aarzel even, want ik ben nog niet gewend aan het idee dat het dag is (half vier opgestaan). Na een stevige kop koffie besluit ik gewoon mee te gaan. We willen het allemaal beleven. Bij een van de eerste bochten staat een zangeres: Magriet Eshuis. Bij elke bocht pakken ze hun boxen weer uit en zingen de renners omhoog. In elke bocht staan mensen aan te moedigen, hangen er spandoeken en branden er talloze kaarsjes met de namen van de mensen die ziek of overleden zijn. We maken foto’s, lopen door staan stil bij een leerling van Ad die aan botkanker overleden is. 16 jaar geworden.
13
Halverwege komen we in een dorpje met, jawel, een restaurant! Wordt het toch nog vakantie. Een heerlijke salade met een mooi glas witte wijn. Dat hadden we wel verdiend! Wij waren al de berg opgeweest, dat wil zeggen, ik één keer, Ad zes! ‘Wat stampen we lekker he, dacht muisje Hansje naast de olifant’. Op de weg zagen we de fietsers traag maar gestaag doortrappen.
We konden het niet lang houden, liepen nog een paar bochten tot we bij een stroompje kwamen: fris water uit de berg ontsproten! Spontaan begon Ad mensen nat te spetteren, het was inmiddels twee uur in de middag en bloedheet. We vulden onze flesjes en hadden een nieuw spel. Koud water in nekken, op helmen, over voeten en handen gooien. Eerst even netjes vragen of de mensen dat wel wilden en dan meerennen, sprenkelen, aanmoedigen, flesje vullen en door met het begieten van een eindeloze stroom trage fietsers. Soms nog even een duwtje geven, Ad meer dan ik, want er zijn grenzen. De dankbaarheid in die hitte was zo groot dat we niemand wilden overslaan, we konden niet meer ophouden. Twee uur later waren we nog bezig tot we hoorden dat er een bocht voor ons ook al mensen water aan het gooien waren. Toen was het genoeg. Terug, natuurlijk nog even naar dat terrasje en daarna langzaam de berg af. Even wachten op de collega’s die aan hun zesde rit begonnen. Beesten zijn het die sportlui en schijnbaar ongekend fit. Het ging nu alleen nog maar om de prestatie, 100x de berg op was allang gehaald en ook de honderdduizend. Het ging om de eer, de persoonlijke belofte, het afzien voor het goede doel. Prachtig om te zien. Toen ze om acht uur ’s avonds weer beneden waren had iedereen gewonnen, zelfs ik. Als sport zo mag zijn, doe ik voortaan mee.
14
15
Achtergrond: Waarom ik van Sport hou en het niet kan April 2010 Waarom ik het niet kan Ik zit op een lange bank in een eindeloos grote zaal die ruikt naar de klas ervoor. Ik kijk langs mijn knieën naar de verticale houten tralies voor de muur tegenover mij. Ik vraag me af ‘waarom die tralies?’, als je toch niet kunt ontsnappen. Broeder Edwin ziet er gek uit. Zonder jasje, grijs overhemd met de witte priesterboord en onder zijn zwarte broek witte gymschoenen. Hij heeft een houten stok en legt uit hoe het werkt. Straks moeten we lopen op het ritme van het tikken van de stok en bij de harde tok een sprongetje maken. Hij doet het voor. Rampadampadampadampadampadampadam PANG rampadampadampdampadampadampadampadam PANG. Hij denkt dat wij het snappen. We moeten opstaan en lopen. Het werkt, we lopen precies in de pas en maken allemaal tegelijkertijd het sprongetje. Tenminste bijna iedereen, want ik ben net één padam te laat. “Tromp! Bij PANG het sprongetje!” Ik begrijp het, ik probeer me te concentreren, ik tel het ritme en denk nu komt de PANG, ik spring. Te vroeg. Niet denken Tromp, alleen bij PANG!. Het lijkt uren te duren en ik begin te zweten. De zaal ruikt nu naar ons. We mogen weer zitten. Broeder Edwin haalt een soort houten paard op piepende wieltjes uit een donker onheilspellend hok met netten en ballen. Het paard heeft geen kop en geen staart, wel vier poten. Twee jongens moeten een enorme houten wig tevoorschijn trekken en voor het paard leggen. “Dit is de bok” zegt broeder Edwin, “en dit is de springplank” Het paard heet dus bok. Hij doet het voor, neemt een aanloopje, springt op de plank, die mooi doorveert. De broeder zweeft even sierlijk door de lucht, spreidt zijn benen en komt achter de bok op een zachte mat terecht. Dat heeft hij meer gedaan” denk ik ” The nobel art of Bokkiespringen!”. We staan in een lange rij de grote jongens vooraan, ik ben de één na laatste. Ze nemen een aanloop, boinggg doet de springplank. Ze veren omhoog en springen wijdbeens over de bok. Het duurt lang voordat ik mag. Ik kijk door de ramen hoog in de zaal en zie wolken en boomtoppen. Tromp! Ik schrik wakker, neem een aanloop spring, de plank doet niks, blijft keihard. Ik sla met mijn romp tegen de bok, en druip naar beneden. Mijn bril ligt nog op de bok, de broeder pakt mij ruw onder mijn arm en slingert mij achterin de rij. Ik zie even niets, er wordt gelachen, ik krijg van iemand mijn bril terug. Een paar lessen later moeten we op een toestel met gelijke leggers (liggers voor Alkmaar) de benen eerst over de ene balk zwaaien en dan over de andere. De laatste jongen is heel dik en heette toepasselijk Hans Bom. Hij loopt schoorvoetend naar het toestel, hijst zich omhoog probeert een zwaai met zijn benen, krijgt er één overheen en hangt vervolgens als een zak vlees tussen de leggers, de knuisten angstig vastgeklemd. Er komt geen beweging meer in. Ik zie tranen. “Koud vlees” roep ik spontaan. Er stijgt een enorm gelach op en ik wordt eruit gestuurd. 16
Jaren later op de middelbare school mochten we volleyballen. Er werd eerst gepoot. Iedereen werd snel gekozen tot er twee overbleven, Hans Bom en ik. Ik werd als één na laatste aan de groep toegevoegd, omdat ik gekker was. Ik vond volleybal wel leuk. Bij het eindeloos oefenen, voordat we echt mochten spelen had ik heel aardig geleerd de bal onderhands op mijn handen op te vangen. Je moest dan een mooi kommetje maken met je duimen naast elkaar in het midden. Deed je het niet goed, dan had je knalrode polsen. Ik was er klaar voor. Daar kwam de bal met een sierlijk boog op mij af. Ik bracht mijzelf in positie, maakte met mijn handen het kommetje. Ik zou ze wat laten zien! Los! Schreeuwt een hele lange jongen, hij springt voor mij en mept de bal terug. Ik duikel achterover en verheug me op het einde van het lesuur. Het ergste was wel buitengym. Eerst een rot eind fietsen, en dan driekeer rond het voetbalveld hardlopen. Na honderd meter was ik helemaal kapot en sjokte door langs die enorme velden, terwijl de anderen al lekker aan het speerwerpen waren. Als de gymleraar na zo’n opwarming uit zijn strandstoel achter de kleedkamer tevoorschijn kwam deelde hij de voetballen en de lintjes uit. Weer poten. Weer dat enorme veld op. De meeste jongens zaten op voetbal. Ik niet, ik moest er niet aan denken om in de winter met natte sneeuw en hagel in een korte broek te moeten trainen. Wel was ik een meester in het positiespel. Tenminste, ik wist mij altijd zeer goed vrij te lopen. Zo goed zelfs, dat vrijwel niemand mij in de gaten had, tegenstanders noch medespelers. Ik kreeg dus nooit een bal toegespeeld. En als ik dan, zo na een kwartiertje dromen van warme kleren en chocolademelk, ineens wel een bal vlak voor mijn voeten kreeg, schopte ik er naast. Waarom ik er wel van hou Een maal per jaar werd de gymzaal volledig omgebouwd. Apekooien. Van de banken, bokken, paarden, springplanken en matten werden in een spannende ‘reis rond de wereld’ gemaakt. Je moest zo snel mogelijk de hele ronde hebben afgelegd zonder de vloer te raken. Ik was buiten zinnen, altijd roekeloos de snelste. Heerlijk! Zo was ik ook de snelste korteafstand-stadsloper. Ik rende in een vliegende vaart over stoepen, kleine muurtjes, relingen van bruggen, glipte tussen auto’s door en sprong over sloten. Nooit miste ik een bus. Tevens was ik Hans, ‘de klimmer zonder vrees.’ Street Sports, avant la lettre. Toen ik elf was, in de winter van ’63 kreeg ik schaatsen met riempjes. Na de marteling van de rondrijers met touwtjes, die meer naast je voeten zaten, dan eronder, was het licht aan gegaan. Ze zaten strak om mijn schoenen, muurvast. Nu ging ik schaatsen! Ik keek naar de schaatsers om mij heen, de goeie. Ik deed hen na en in een middag kon ik het, ik schaatse, schaatste en schaatste. Die winter nog reed ik van Alkmaar naar Hoorn over die eindeloze middenvaart. Snot voor de kop. Ik vond sport prachtig. Genoot van de schoolsportdagen, zeker als wij van de leraren wonnen! Stond jaren lang elke thuiswedstrijd bij Alkmaar “54 dat later AZ heette. Zong liederen bij ons schoolteam zaalvoetbal. Ben tot de tranen geroerd als een Nederlander goud wint. Sla geen wedstrijd van Oranje op de televisie over.
17
Lieve gymleraar. Ik ben jaloers op je gebruinde kop en afgetrainde lichaam. Maar in de sporten, die jij doet ben ik niet goed. En als ik met je spelen mag, verlies het nog steeds. Lieve gymleraar laat me nog een keer Apekooien.
18