titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
versie datum
10-03-2016
pag. 1 van 17
toelichting
03
Oktober 2013
Aanpassing aan nieuwe sjabloon en enkele kleine correcties
04
28-5-2014
Aanpassing geregistreerde paarden met Traces bijlage II
05
25-11-2014
Afschaffing gezondheidsverklaring als inlegvel bij geregistreerde paarden
06
10-03-2016
Aanpassing aan de Verordening 262/2015 inzake paarden paspoort
1
Onderwerp
Algemene instructie voor het keuren en certificeren of afgeven van verklaringen i.v.m. de verzending van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, plus de EER landen en Zwitserland. Deze instructie is van toepassing op zowel de verzending van paardachtigen in het kader van handelsverkeer, als op paardachtigen die reizigers vergezellen naar een andere lidstaat zonder dat er sprake is van een winstoogmerk of economische bedrijvigheid (b.v. in het kader van een evenement, concours, of vakantie).
2 2.1
Wettelijke basis EU-regelgeving:
RL 90/425/EEG
inzake veterinaire en zootechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt;
RL 2009/156/EG
tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen;
RL 90/427/EEG
tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen;
RL 92/36/EEG
wijziging, ten aanzien van paardepest, van Richtlijn 90/426/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen;
RL 2001/82/EG
tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik;
BE 92/130/EEG
tot wijziging van de bijlagen B en C bij Richtlijn 90/426/EEG van de Raad;
Vo 1/2005
inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijn 64/432/EEG en 93/119/EEG en van Verordening(EG) nr 1255/97;
Vo 853/2004
houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
Vo 262/2015
tot vaststelling van voorschriften mbt de methoden voor de identificatie van paardachtigen (verordening paardenpaspoort)
2.2
Nationale wetgeving:
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
10-03-2016
pag. 2 van 17
Regeling handel levende dieren en levende producten Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria Regeling identificatie en registratie van dieren Besluit houders van dieren 2.3
overige regelgeving:
Memorandum van overeenstemming betreffende het verkeer van en de handel in paardachtigen Benelux (01-07-09)
3
Begrippen
paardachtigen: wilde of gedomesticeerde eenhoevige zoogdieren van alle soorten binnen het geslacht Equus van de familie der paardachtigen en hun kruisingen;
geregistreerde paardachtigen: a)
paardachtigen die ingeschreven of geregistreerd zijn en in aanmerking komen voor inschrijving in een stamboek overeenkomstig de voorschriften van artikel 4, lid 2, onder b), van Richtlijn 90/427/EEG en die geïdentificeerd zijn door middel van een in artikel 8, lid 1, van die richtlijn vermeld identificatiedocument; of
b)
paarden, met inbegrip van pony's, die geregistreerd zijn bij een internationale vereniging of organisatie die paarden beheert met het oog op wedstrijden of paardenrennen, en die geïdentificeerd zijn door middel van een identificatiedocument dat is afgegeven door de nationale afdeling van die vereniging of organisatie;
slachtpaardachtigen: paardachtigen die zijn bestemd om, hetzij rechtstreeks hetzij na via een markt of een erkend verzamelcentrum te zijn doorgevoerd, naar een slachthuis te worden gebracht om daar te worden geslacht;
fok- en gebruikspaardachtigen: paardachtigen, niet zijnde geregistreerde paardachtigen en niet zijnde slachtpaardachtigen;
stamboek:
alle boeken, registers, kaartsystemen of informatiedragers: i) die worden bijgehouden hetzij door een organisatie of vereniging, die officieel is kend door een lidstaat, hetzij door een officiële dienst van de betrokken lidstaat, en ii) waarin de paardachtigen worden ingeschreven of geregistreerd met vermelding van de bekende voorouders;
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
10-03-2016
pag. 3 van 17
hippische sportorganisatie: een organisatie die de paardensport professioneel bevordert en daartoe onder andere wedstrijden of paardenrennen organiseert;
identificatiedocument (ook wel aangeduid als paspoort): document als bedoeld in artikel 7, eerste lid van Verordening (EG) nr. 262/2015;
erkende instelling: een krachtens het Fokkerijbesluit erkende organisatie die één of meer registers bijhoudt;
uniek levensnummer: een unieke alfanumerieke code van 15 tekens waarin gegevens zijn verwerkt over de individuele paardachtige en de database en het land waarin dergelijke gegevens voor het eerst werden opgeslagen overeenkomstig het coderingssysteem van het Universal Equine Lifenumber (UELN) en bestaande uit: i) een identificatiecode van zes tekens (landcode en code erkende instelling) die compatibel is met het UELN, bestemd voor de in artikel 39 van Vo 262/2015 bedoelde database, gevolgd door ii) een individueel identificatienummer van negen tekens dat is toegekend aan de paardachtige;
invoer:
het in Nederland in het vrije verkeer van de Gemeenschap brengen van één of meer paardachtigen uit derde landen;
houder:
elke natuurlijke of rechtspersoon die het eigendomsrecht heeft over of in het bezit is van een paardachtige of belast is met het houden ervan, al dan niet tegen financiële vergoeding, zowel permanent als tijdelijk, ook tijdens het vervoer, op markten of tijdens wedstrijden, races of culturele evenementen;
FEI:
Fédération Equestrien International;
KNHS:
Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie;
EER landen:
landen van de Europese Economische Ruimte, dit zijn : EU landen inclusief Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.
4
Benodigdheden
De certificerende dierenarts moet de basisopleiding export paard met succes hebben afgerond en dient te beschikken over een chipreader. Verder moet de dierenarts de gegevens ontvangen hebben van de planning die voor de certificering nodig zijn. (zie 5.3.1)
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
5
Werkwijze
5.1
Werkwijze exporteur
versie 06
10-03-2016
pag. 4 van 17
5.1.1 Aanvraag keuring Een keuring dient door de aanbieder aangevraagd te worden op de website van de NVWA dmv het elektronische aanvraagformulier op de NVWA website (www.nvwa.nl ). Dit moet uiterlijk om 08.00 uur op de werkdag vóórafgaand aan de keuring gedaan zijn. Exporten voor maandag moeten op vrijdag voor 08.00 uur zijn ingediend. Bescheiden welke bij de keuring moeten worden overlegd: •
houdersverklaring (zie bijlage 1);
•
identificatiedocument (zie hieronder):
In geval van commercieel transport van fok- of gebruikspaarden en bij slachtpaarden moet verder ook nog worden overlegd: •
routenetuitdraai;
•
journaal bij reizen langer dan 8 uur;
•
een certificaat van goedkeuring voor het vervoermiddel bij reizen langer dan 8 uur
•
(kopie van) de vergunning van de transporteur;
•
(kopie van) het getuigschrift van vakbekwaamheid van de chauffeur.
5.1.2 Facilitaire voorzieningen Om de keuring adequaat te laten verlopen zorgt de exporteur voor: •
verantwoorde werkomstandigheden voor de NVWA-medewerkers;
•
faciliteiten voor de administratieve afhandeling;
•
voldoende assistentie voor een vlotte afwerking van de keuring;
•
voldoende licht (gelijkwaardig aan daglicht) voor een goede beoordeling van de dieren;
•
zonodig een voldoende grote overdekte ruimte om de dieren te laten lopen ter beoordeling van het locomotieapparaat;
•
dieren die voldoende schoon ter keuring worden aangeboden om te kunnen worden beoordeeld
5.2
Identificatie
5.2.1 Paardachtigen uit Nederland en andere lidstaten
5.2.1.1 Identifcatiedocument: 1. een stamboekpaspoort, conform het model van van Vo 504/2008 of, bij uitgifte vanaf 1-12016, conform het model van Vo 262/2015, dat door een in Nederland erkend stamboek of een erkend stamboek in een ander lidstaat is afgegeven voor de hieronder vallende stamboekpaardachtigen. Deze paspoorten dragen het stamboeklogo en alle afstammingsgegevens ; deze paardenachtigen worden beschouwd als geregistreerd !;
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
10-03-2016
pag. 5 van 17
2. een FEI paspoort, conform het model van Vo 504/2008 of, bij uitgifte vanaf 1-1-2016, conform het model van Vo 262/2015, dat door een erkende hippische sportorganisatie is afgegeven (FEI) voor sportpaarden; de KNHS is door de FEI aangewezen om FEI-activiteiten in Nederland uit te voeren en in dat geval krijgen de (KNHS)-paspoorten een FEI-omslag; deze paardachtigen worden beschouwd als geregistreerd; 3. een paspoort voor fok- en gebruikspaarden, conform het model van Vo 504/2008 of, bij uitgifte vanaf 1-1-2016, conform het model van Vo 262/2015, met een neutrale kaft, zoals dat wordt afgegeven door de door de gemandateerde erkende instellingen; paardachtigen die voorzien zijn van een dergelijk paspoort worden niet beschouwd als geregistreerd; Ditzelfde geldt voor paarden met een KNHS-paspoort zónder FEI-kaft. 4. de paspoorten, uitgegeven door bovengenoemde organisaties en met logo’s als hierboven beschreven, die uitgegeven zijn vóór 1 juli 2009 en die voldoen aan het format, voorgeschreven in Beschikkingen 93/623/EEG en 2000/68/EEG, zijn ook correcte identificatiedocumenten. 5. een duplicaatpaspoort, waarbij het origineel is kwijtgeraakt, maar de identiteit van het betreffende dier nog wel is vast te stellen aan de hand van de transponder of een alternatieve identificatie; op het paspoort is duidelijk aangegeven dat het een duplicaat betreft; indien de houder van het dier duidelijk heeft kunnen aangeven dat de status van het dier niet is aangetast door geneesmiddelen, kan een dergelijk dier na een wachttijd van 6 maanden nog bestemd worden voor de slacht; in overige gevallen heeft de paspoortuitgevende instantie bij de uitgifte van het duplicaatpaspoort reeds in het paspoort vermeld dat het betreffende dier niet meer bestemd is voor de slacht voor menselijke consumptie; 6. een vervangpaspoort, waarbij het origineel is kwijtgeraakt en de identiteit van het betreffende dier niet meer is vast te stellen; een dergelijke paardachtige wordt in Nederland behandeld als zijnde een eerste identificatie en voorzien van een paspoort, waarop duidelijk is aangegeven dat het een vervangend document betreft, en een transponder; het betreffende dier, met onbekende identiteit, kan nooit beschouwd worden als een geregistreerde paardachtige en tevens dient de paspoortuitgevende instantie reeds in het vervangpaspoort aan te geven dat het dier niet meer bestemd is voor de slacht voor menselijke consumptie; 7. een tijdelijk document, waarbij het paspoort tijdelijk is overgedragen in verband met actualisering van de gegevens; een tijdelijk document is maximaal 45 dagen geldig; op het tijdelijke document staat tenminste het levensnummer van het dier vermeld en, indien aanwezig, het transpondernummer; export naar een lidstaat (of derde land) kan plaatsvinden, echter uitsluitend als fok- of gebruikspaardachtige (dus niet voor de slacht) met een certificaat conform bijlage III bij Richtlijn 2009/156/EG (Traces document); gezien de geringe hoeveelheid gegevens op het tijdelijke document wordt altijd een losse schets bij het certificaat opgesteld. Indien het dier geen transporder heeft, dient het voorzien te worden van een plombe.
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
10-03-2016
pag. 6 van 17
NB: Vanaf 01-01-2016 is Verordening 262/2015 van kracht. Paspoorten die aan paarden vanaf die datum worden afgegeven moeten aan het nieuwe model van de verordening voldoen:
• • •
•
Alle deze paspoorten zijn voorzien van een gedrukt serienummer op tenminste de bladzijden met de secties I, II en III. naast een chip moet ook een beschreven en getekend signalement in het paspoort staan (evt kan de schets door een foto vervangen worden). Indien een transponder (barcode, nummer) niet in het paspoort is afgedrukt, maar er gebruik gemaakt is van een zelfklevende stikker, dan moet de bladzijde met de stikker verzegeld worden. De plek waar de transponder is ingebracht dient op de schets aangegeven te worden.
Voor erkende paspoort uitgevende instanties zie: http://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarischondernemen/dieren/dieren-registreren/paarden/aanvragen De in deze lijst genoemde stamboeken en sportorganisatie (KNHS) zijn tevens gemandateerd als paspoortuitgevende instantie voor de uitgifte van paspoorten voor fok- en gebruiks paardachtigen. Zogenaamde paspoorten, uitgegeven door andere Nederlandse organisaties dan hierboven genoemd, (bijvoorbeeld uitgegeven door het Europees Stamboek) zijn geen geldige identificatiedocumenten. Zie voor de lijst van erkende instanties in ander lidstaten: http://ec.europa.eu/food/animal/zootechnics/establishments_zoo_field_en.htm
5.2.1.2 Indentificatie nummer:
Voor de identificatie van paardachtigen is normaliter een chip verplicht, waarbij het nummer van de chip in het identificatiedocument geregistreerd is. Uitzonderingen op het de chip verplichting : •
veulens tot 6 maanden leeftijd, al dan niet gespeend, hoeven niet van een identificatiedocument en transponder voorzien te zijn, na deze leeftijd wel; indien veulens jonger dan 6 maanden echter geslacht worden of (alleen) op export gaan, moeten zij wel van een identificatiedocument en transponder worden voorzien; indien veulens jonger dan 6 maanden aan de voet van de moeder of een zoogmerrie geëxporteerd worden, behoeft het veulen nog niet geïdentificeerd te zijn middels een paspoort en transponder; NB: een stamboek kan voor een stamboekveulen eisen dat de identificatie aan de voet van de merrie plaatsvindt. In NL is dat verplicht
•
voor paardachtigen in door de overheid vastgestelde natuurgebieden gelden soepeler voorschriften. Deze dieren behoeven niet van identificatiedocument en transponder voorzien te zijn zolang zij het natuurgebied niet verlaten;
•
bij sommige Nederlandse paardachtigen, geboren vóór 1 juli 2009, kan een DNAprofiel van het paard de chip vervangen; omdat dit DNA profiel niet uiterlijk herkenbaar is moeten ook deze paspoorten voorzien zijn van een beschrijvende en
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
10-03-2016
pag. 7 van 17
getekende schets. Nederlandse paardachtigen geboren na 30 juni 2009 dienen altijd van een chip voorzien te worden, een alternatief is niet meer mogelijk in Nederland; •
paardachtigen afkomstig uit een andere lidstaat, geboren vóór 1 juli 2009 en voorzien van een officieel identificatiedocument uit een andere lidstaat, hoeven niet van een transponder of een alternatieve merking voorzien te zijn; in dat geval moeten het beschreven en getekende signalement wel correct in het identificatiedocument vermeld zijn.
NB: Na 1 juli 2009 is het nog mogelijk dat er lidstaten zijn die een keus laten tussen een goedgekeurde alternatieve en uiterlijk herkenbare identificatiemethode en een transponder. Tevens is het na 1 juli 2009 mogelijk om voor een in Nederland geboren paardachtige een identificatiedocument op te laten stellen in een lidstaat. Het betreffende dier moet echter dan wel altijd voorzien worden van een transponder conform de Nederlandse voorschriften. 5.2.2 Paardachtigen uit 3e landen
5.2.2.1 Identificatiedocument •
een FEI paspoort, conform het model van Vo 504/2008 of, bij uitgifte vanaf 1-12016, conform het model van Vo 262/2015, dat door een erkende hippische sportorganisatie is afgegeven (FEI) voor sportpaarden;
•
een stamboekpaspoort, dat door een instantie in een derde land die in art 3, lid 1 van Richtlijn 94/28/EG bedoelde lijst is opgenomen
•
Indien in de EU ingevoerde paardachtige geen identificatiedocument bezit of indien een bestaand document niet aangevuld kan worden conform het model van Vo 504/2008 of, bij uitgifte vanaf 1-1-2016, conform het model van Vo 262/2015, wordt binnen 30 dgn een nieuw identificatiedocument uitgegeven; In Nederland wordt dit dan beschouwd als een eerste identificatie en in dat geval wordt het dier tevens van een transponder voorzien;
•
voor tijdelijk in de EU ingevoerde geregistreerde paardachtigen (korter dan 3 maanden) uit derde landen is identificatiedocument (met transponderregistratie) niet verplicht; herkomst en verblijfstijd in Nederland moeten dan wel met importdocumenten aantoonbaar gemaakt kunnen worden;
5.2.2.2 Identificatienummer •
Voor uit derde landen ingevoerde paardachtigen is de chip niet direct verplicht, echter registratie inclusief chip moet binnen 30 dagen na import plaatsvinden en tot aan die tijd moet altijd het douanedocument bij de paardachtige getoond kunnen worden;
•
Indien de tijdelijk in de EU ingevoerde paardachtige aan het einde van zijn tijdelijk verblijf toch definitief ingevoerd wordt, moet ook binnen 30 dagen na het
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
10-03-2016
pag. 8 van 17
verstrijken van het tijdelijk verblijf een identificatie en registratie conform bovenstaande bolletje plaatsvinden;
5.3
Werkwijze NVWA
5.3.1 Algemeen De officiële dierenarts wordt via het NVWA-regiokantoor op de hoogte gesteld van de aangevraagde keuring door middel van een planlijst en een kopie van het aanvraagformulier. Bij het uitvoeren van de keuring worden eventuele kledingvoorschriften in acht genomen. De keuring dient binnen 48 uur voor inlading te geschieden, behalve bij slachtpaardachtigen. Slachtpaardachtigen worden tijdens het inladen gekeurd. Alle paardachtigen in de EU dienen van een identificatiedocument conform Vo 504/2008 voorzien te zijn. Voor de modellen en uitzonderingen: zie 5.2
Geregistreerde paardachtigen worden geëxporteerd op een gezondheidsverklaring volgens bijlage II van Richtlijn 2009/156/EG. Tot voor kort werd dit voornamelijk gedaan dmv als inlegvel ( certificaatnr. 802001) in hun identificatiedocument. Deze worden vanaf 1 december 2014 niet meer gebruikt ! Om beter aan te sluiten bij de werkwijze van andere lidstaten, problemen bij sportevenementen te voorkomen en de traceerbaarheid te verbeteren wordt per 1 december 2014 ook voor deze paarden overgegaan op een Tracescertificering met een Traces certificaat volgens bijlage II van Richtlijn 2009/156/EG voor geregistreerde paarden (AII). De exporteur moet daarom de gegevens van de eerste bestemming en vervoerder/vervoermiddel bij de certficering beschikbaar hebben voor de dierenarts. Dit Tracescertificaat is echter wel 10 dagen geldig, net als voorheen bij het inlegvel . Het kan dus na het bereiken van de eerste of eindbestemming nog gebruikt worden voor terugkomst naar NL of ander intraverkeer zolang de geldigheidsduur nog maar niet verstreken is. Bij het Traces AII certificaat krijgt ieder geregistreerd paard, net als voorheen bij het inlegvel, een eigen gezondheidsverklaring.
Fok- en gebruikspaardachtigen of slachtpaardachtigen moeten gecertificeerd worden door gebruik te maken van een gezondheidscertificaat volgens bijlage III van Richtlijn 2009/156/EG (het TRACES-model). Dit certificaat is geschikt voor de export van meerdere dieren. I.t.t. de gezondheidsverklaring dienen op het TRACES-certificaat alle gevraagde gegevens van o.a. de verzender en de ontvanger ingevuld te worden. Overigens mogen ook geregistreerde paardachtigen op export met een Traces-certificaat volgens bijlage III (vaak makkelijker voor groepen geregistreerde paardachtigen, die zo op 1 certificaat kunnen reizen). Indien het commercieel vervoer betreft moet op het tracescertifcaat worden aangevinkt “fokken”. Het transport van deze geregistreerde paarden dient dan wel te voldoen aan de eisen voor fok- en gebruikspaarden !
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
10-03-2016
pag. 9 van 17
Uitsluitend bij paardachtigen die niet voorzien zijn van een transponder of een uiterlijk zichtbare alternatieve identificatie (Nederland heeft hier niet voor gekozen), moeten de beschrijvende en getekende schets in het identificatiedocument volledig ingevuld zijn. Binnen de Benelux is sinds 6 april 2007 een overeenkomst van kracht. Deze overeenkomst is per 1 juli 2009 aangescherpt. Dit heeft tot gevolg dat vanaf 1 juli 2009 uitsluitend paardachtigen voor sportieve of recreatieve doeleinden, culturele manifestaties, verweiding, of vervoer naar een kliniek, niet van een gezondheidsverklaring of gezondheidscertificaat behoeven te zijn voorzien. Dieren die vervoerd worden uit een commercieel oogmerk, zoals verkoop, slacht, betaald transport, een landbouwactiviteit, of een show of circus, moeten wél gecertificeerd worden binnen de Benelux. Alle paardachtigen moeten op een geldige wijze geïdentificeerd zijn, dus paspoort en transponder of i.p.v. een transponder een andere toegelaten alternatieve en uiterlijk herkenbare methode (vermeld in het paspoort), of paspoort met beschrijvende en getekende schets.
5.3.2 Controle bescheiden De NVWA-dierenarts controleert de volgende bescheiden: 1) een houdersverklaring (volgens bijlage 1); hierin wordt verklaard dat het (de) betreffende dier(en) de afgelopen 15 dagen voor export niet in aanraking is (zijn) geweest met paardachtigen die een infectie of besmettelijke ziekte hebben; 2) het officiële identificatiedocument; in dit document moet het nummer van de bij de paardachtige ingebrachte transponder (of DNA-profiel bij paspoorten, uitgegeven vóór 1 juli 2009) of een goedgekeurde alternatieve uiterlijk zichtbare identificatie vermeld staan; bij paardachtigen die voorzien zijn van een transponder of een andere goedgekeurde en uiterlijk zichtbare identificatiemethode (vermeld in het identificatiedocument) behoeven in het identificatiedocument uitsluitend nog maar diersoort, geslacht, geboortedatum, kleur en eventuele bijzonderheden vermeld te zijn; bij paardachtigen die niet voorzien zijn van een dergelijke direct controleerbare identificatie moeten de volledige beschrijvende en getekende schets in het identificatiedocument aanwezig zijn; 3) Medicijnverklaring alle identificatiedocumenten moeten voorzien zijn van een medicijnverklaring, waarop aangegeven kan worden of de dieren al dan niet voor de slacht voor humane consumptie bestemd zijn; indien eenmaal aangegeven is dat de bestemming niet voor de slacht is, kan dit nooit meer gewijzigd worden; •
bij uitgifte tot 01/01/2010 mocht deze worden afgegeven op een inlegvel , bij uitgifte vanaf 01/01/2010 moet de medicijnverklaring in het paspoort zijn opgenomen
•
een inlegvel moet origineel zijn (een namaak inlegvel heeft geen watermerk) én corresponderen met het levensnummer en indien van toepassing het chipnummer dat in het paspoort staat. Tevens moet de instantie van uitgifte met datum en
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
10-03-2016
pag. 10 van 17
stempel vermeld staan in deel 1 van het inlegvel. Indien dit niet het geval is , kan het dier niet op export. •
Sommige EU-lidstaten (niet Nederland) geven ook na 1/1/2010 nog losse medische inlegvellen uit voor oude paarden die geboren zijn vóór 1 juli 2009 en geen verklaring in hun paspoort hebben. Deze dieren dienen uitgesloten te zijn voor de slacht. Is dit niet gebeurd, dan kan het dier NIET op export. Tevens dient dit gemeld te worden bij TO levend vee (VWA POD Klachten), waarna RVO geïnformeerd wordt en de betreffende lidstaat een klacht krijgt.
•
Tussen 1 juli 2009 en 1 januari 2010 konden voor paarden met oude paspoorten zonder medicijnverklaring of voor oude paarden die nog helemaal geen paspoort hadden nog volledig nieuwe paspoorten gemaakt worden, zonder dat zij uitgesloten werden voor de slacht.
NB: Ieder dier dat na 01/01/2010 een eerste paspoort heeft ontvangen op een leeftijd van meer dan 6 maanden kan niet bestemd worden voor menselijke consumptie. Bij paarden met een vervangpaspoort moet altijd verklaard zijn dat ze niet bestemd zijn voor menselijke consumptie. Bij paarden met een duplicaatpaspoort moet vrijwel altijd verklaard zijn dat ze niet bestemd zijn voor menselijke consumptie; slechts dieren die onder permanente controle staan (zoals bv hengsten uit spermawincentra) kunnen hierop een uitzondering vormen als aangetoond kan worden dat ze nooit medicijnen hebben gekregen waardoor ze niet meer voor menselijke consumptie mogen worden bestemd. In dat laatste geval moet wel de tijdelijke uitsluiting voor de slacht van 6 maanden in het paspoort aangetekend zijn. Bij slachtpaardachtigen dient, naast de controle van het identificatiedocument of het dier al dan niet voor de slacht voor menselijke consumptie bestemd is, ook gekeken te worden of er medicijnen van de positieve lijst gebruikt zijn (lijst met medicijnen die niet voor paardachtigen geregistreerd zijn, maar die wel gebruikt mogen worden bij gebrek aan een alternatief); de wachttijd bij gebruik van medicijnen van de positieve lijst bedraagt 6 maanden; op de RVO-site zal deze lijst diergeneesmiddelen voor paardachtigen geplaatst worden. Verder wordt bij afwijkingen van het paspoort of medicijnenverklaring de handhavingstabel PRDALG-001, Maatregelen tabel bij afwijkende paardenpaspoorten geraadpleegd 4) de importpapieren bij paardachtigen afkomstig uit derde landen. Indien de paarden tijdelijk in Nederland ingevoerd zijn (max 3 maanden) en niet voorzien zijn van een identificatiedocument of een correct identificatiedocument, of indien de paarden definitief ingevoerd worden. De procedure betreffende de afhandeling van de definitieve identificatiedocumenten kan tot 30 dagen na het verstrijken van de tijdelijke invoer resp. na de invoerdatum duren; 5) de routenetuitdraai ter beoordeling van de reistijd en het journaal; bij reizen langer dan 8 uur, in het geval van commerciële transporten van fok- of gebruikspaardachtigen en slachtpaardachtigen (zie voor de eisen betreffende het journaal ook bijlage II van Vo 1/2005/EG, de Transportverordening);
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
10-03-2016
pag. 11 van 17
6) de vergunning van de vervoerder voor commerciële transporten; 7) een getuigschrift van vakbekwaamheid voor de bestuurder of verzorger bij commerciële transporten langer dan 65 km; 8) bij reizen van meer dan 8 uur van een commercieel transport van fok- of gebruikspaardachtigen en slachtpaardachtigen een certificaat van goedkeuring voor het vervoermiddel. NB1: voor privé vervoer van paardachtigen (vakantie etc.) waarbij geen verband bestaat met een economische bedrijvigheid, of bij direct vervoer naar een kliniek op voorschrift van een dierenarts, zijn journaal, vergunning, getuigschrift van vakbekwaamheid en certificaat van goedkeuring niet verplicht. Bij commercieel vervoer van geregistreerde paardachtigen en fok- of gebruikspaardachtigen waarbij de dierenarts niet bij het opladen aanwezig is, volstaat de aanlevering van een kopie van de vergunning, getuigschrift van vakbekwaamheid en certificaat van goedkeuring. Bij commercieel vervoer van geregistreerde paardachtigen op een Traces AII als gezondheidsverklaring is een journaal, GPS (en het aandoen van een controlepost na 24 uur) niet noodzakelijk. NB2: zie voor de bescheiden in het kader van de transportverordening bij de export van wilde eenhoevigen de noot aan het einde van deze instructie. Wilde eenhoevigen: nietgedomesticeerde paardachtigen, zoals bv. zebra’s en przewalskipaarden.
5.3.3 Uitvoering keuring en controles Identificatie aan de hand van het identificatiedocument met het daarin vermelde transpondernummer of een andere goedgekeurd en uiterlijk herkenbare identificatiemethode wordt de identificatie van het dier vastgesteld; voor dieren die niet voorzien zijn van een transponder of alternatieve herkenbare identificatie dienen de beschrijvende en getekende schets in het paspoort volledig ingevuld te zijn (bv bij buitenlandse paardachtigen of bij Nederlandse paardachtigen met een DNA-profiel in het paspoort); voor dieren uit derde landen (tijdelijk in Nederland ingevoerd, of definitief ingevoerd en verwerking van identificatiedocument nog in behandeling) en dieren met een tijdelijk document, dus zonder officieel identificatiedocument, wordt een schets op waardepapier gemaakt en voorzien van een plombe indien geen transponder aanwezig is. NB: in Nederland is geen goedgekeurde uiterlijk herkenbare identificatiemethode vastgesteld na 1 juli 2009; dat betekent dat na 1 juli 2009 uitsluitend een transponder gebruikt mag worden als identificatie naast het paspoort. Indien men wil weten welke identificatiemerken o.i.d. andere Europese landen gebruiken kan dit op: http://ec.europa.eu/food/animal/identification/equine/ms_information_en.htm Het aflezen van een ingebrachte transponder is verplicht ter controle op een sluitende identificatie; het nummer van deze transponder is in het identificatiedocument vermeld. Indien het een ingeplakte barcodesticker betreft, is deze normaliter afgestempeld door de paspoortuitgevende instantie. Het tranpondernummer dient geregistreerd te zijn door de
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
10-03-2016
pag. 12 van 17
paspoortuitgevende instantie (in ieder geval controleren als de sticker niet afgestempeld is). Voor in Nederland geregistreerde paarden is dit te controleren op Als het in het paard geplaatste transpondernummer niet klopt met het bij dit nummer geregistreerde paspoortnummer heeft u reden een verdenking te koesteren dat er fraude in het spel is. U dient dit te melden bij de uitvoeringsteams van L&N. Het dier kan NIET op export. Voor buitenlandse dieren is dit lastiger te controleren: via de EU-site kan men wel bij de buitenlandse stamboeken komen, maar die geven niet allemaal toegang tot de paspoort- en chipregistraties. http://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/dieren/dierenregistreren/paarden/aanvragen Soms is geen transponder aanwezig (b.v. tijdelijk in Nederland ingevoerde dieren uit derde landen of dieren afkomstig uit EU lidstaten) of vervangt een DNA-profiel de transponder, de identificatiecontrole berust dan uitsluitend op beschreven en getekende signalement. NB1: Indien er een paardachtige voor export wordt aangeboden met een DNA-profiel, waarbij de schets en het beschreven signalement niet overtuigend overeenstemmen met het betreffende dier, moet een bevestigings onderzoek (DNA-profiel) uitgevoerd worden op kosten van de houder van het dier. Dit betekent dat de export op dat moment niet door kan gaan. NB2: dieren uit lidstaten waarvan het identificatiedocument is opgemaakt vóór 1 juli 2009 en waar voor die tijd nog geen transponderverplichting bestond, behoeven niet nà 1 juli alsnog van een transponder voorzien te worden (in Nederland was al langer een transponderverplichting – of DNA profiel voor gewetensbezwaarden – en is de identificatie al grotendeels sluitend).
Gezondheidscontrole •
aan de hand van het fysieke onderzoek wordt vastgesteld dat het dier geen enkel klinisch ziekteverschijnsel vertoont en geschikt is voor de reis;
•
de officiële dierenarts vergewist zich ervan dat geen enkel feit tot de conclusie leidt dat het dier de laatste 15 dagen voor de inspectie in aanraking is geweest met paardachtigen die een infectie of een besmettelijke ziekte hebben (mede aan de hand van de houdersverklaring, zie bijlage 1), en dat het niet gaat om een dier dat in het kader van een uitroeiïngsprogramma moet worden afgemaakt en gedestrueerd;
•
tevens gaat de officiële dierenarts na of het dier voldoet aan de in de gezondheidsverklaring in punt c en d (in het gezondheidscertificaat in punt 3 en 4) gestelde voorwaarden; hierbij kan het volgende worden opgemerkt : Nederland is vrij van paardepest; - in Nederland wordt niet tegen paardepest ingeënt; - in Nederland is gedurende de laatste 6 maanden geen dourine, kwade - droes, paardenencefalomyelitis en vesiculaire stomatitis geconstateerd;
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
10-03-2016
pag. 13 van 17
- in Nederland komt (nog) geen infectieuze anemie voor; - in Nederland komen geen met rabiës of miltvuur besmette bedrijven voor. Kijk voor de actuele situatie betreffende de bovengenoemde dierziektes in Nederland en/of op specifieke bedrijven ook op intranet onder dierziekte > geblokkeerde bedrijven).
NB: Bij keuringen op grote concoursen kan het voorkomen dat er grote aantallen (meestal geregistreerde) paarden moeten worden gecertificeerd. In dat geval kan de controle op identificatie en gezondheid door de certificerende dierenarts worden teruggebracht tot een steekproef van 10%, onder voorwaarde dat de organisatie een schriftelijke verklaring overlegt dat: 1. ze een 100% controle heeft gedaan op identificatie van de paarden en; 2. dat de gezondheid van de paarden is gecontroleerd door een dierenarts bij aanvang van of tijdens het concours; 3. bij beide controles geen afwijkingen geconstateerd zijn; De schriftelijke verklaring wordt opgenomen in het exportdossier.
5.3.4 Certificering Indien alle voorgaande controles zijn uitgevoerd en in orde bevonden, wordt voor een geregistreerde paardachtige een bijlage II van Richtlijn 2009/156/EG ( AII) Traces certificaat ingevuld. Bij de overige paardachtigen (fok- en gebruikspaardachtigen en slachtpaardachtigen) wordt gecertificeerd met een Tracescertificaat volgens bijlage III van Richtlijn 2009/156/EG, het Tracescertificaat voor fok- en gebruikspaarden dus . Hierbij worden de levensnummers/ UELN nummers uit de paspoorten van alle betreffende paardachtigen als identificatienummer van de dieren op het gezondheidscertificaat vermeld. Bij paardachtigen uit derde landen zonder paspoort (in geval van tijdelijk verblijf in de Nederland of bij afwerking van een nieuw of aan te vullen identificatiedocument) of bij paardachtigen die van een tijdelijk document voorzien zijn, wordt een schets gemaakt en, bij afwezigheid van een transponder, een staart- en manenplombe ingebracht, waarvan de nummers op het gezondheidscertificaat vermeld worden. Let op dat de verklaring op het certificaat of de gezondheidsverklaring omtrent het nietingeënt zijn tegen paardepest uitsluitend kan worden afgegeven indien bij de controles ook daadwerkelijk gebleken is dat niet is ingeënt. De gezondheidsverklaring / het gezondheidscertificaat wordt ondertekend en voorzien van naam, datum en plaats. De NVWA houdt altijd toezicht op de inlading van slachtpaardachtigen. In het intraverkeer dienen de originele gezondheidsverklaringen/certificaten en de officiële identificatiedocumenten de dieren te begeleiden.
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
10-03-2016
pag. 14 van 17
Ten behoeve van een check op de te verrichten werkzaamheden voor een exportcertificering en het notificeren van tekortkomingen wordt op de smartphone via MSPIN gebruikt. 5.3.5 Transport •
de dieren moeten zo spoedig mogelijk rechtstreeks, dan wel via een officieel erkend verzamelcentrum, van het bedrijf van herkomst naar de plaats van bestemming worden vervoerd (binnen Nederland bestaan geen officieel erkende verzamelcentra);
•
de dieren worden, voorzover het wegvervoer betreft, vervoerd met daarvoor geschikte vervoermiddelen conform Bijlage I, hst. II en VI van Vo 1/2005/EG (transportverordening) en voorzien van de juiste vergunningen (zie ook instructie WLZVL-026 “Wegvervoer van gewervelde dieren” en WLZEV-008 “Vergunningen voor vervoer van gewervelde dieren”; zie ook na het laatste gedachtenbolletje onder punt 5, “Controle bescheiden”, de uitzonderingen voor vervoer van paardachtigen zonder economische bedrijvigheid); de vervoermiddelen zijn voorafgaand aan het vervoer gereinigd en ontsmet;
•
bij reizen van paardachtigen langer dan 8 uur in het kader van een economische bedrijvigheid en vergezeld van het gezondheidscertificaat conform Richtlijn 2009/156/EEG bijlage III (meerdere dieren per certificaat mogelijk), controleert de officiële dierenarts het door de vervoerder opgestelde journaal (zie voor de eisen betreffende het journaal bijlage II van Vo 1/2005/EG), en plaatst daar, indien akkoord, een naamstempel op; in het TRACES bericht wordt er kennis van gegeven dat er een journaal bestaat; het journaal is niet vereist voor geregistreerde paardachtigen, die reizen op een bijlage II (AII) certificaat, omdat voor deze categorie ook geen maximale reistijden gelden.
•
slachtpaardachtigen worden onder toezicht ingeladen, waarbij er rekening mee gehouden moet worden dat paardachtigen nooit in meerdere lagen geladen mogen worden; let bij slachtpaardachtigen met name op de medicijnverklaring en houdt er rekening mee dat paardachtigen met een vervangpaspoort, een duplicaatpaspoort (op mogelijk een enkele uitzondering na) en een tijdelijk document niet geslacht mogen worden voor humane consumptie. NB: zie voor de bescheiden betreffende het vervoer en de eisen aan het vervoermiddel in het kader van de transportverordening bij de export van wilde eenhoevigen de noot aan het einde van deze instructie. Wilde eenhoevigen: nietgedomesticeerde paardachtigen, zoals bv. zebra’s en przewalskipaarden.
5.3.6 Noot met betrekking tot wilde paardachtigen (eenhoevigen) Alle paardachtigen, zowel wild als gedomesticeerd, moeten voldoen aan de I&RVerordening. De gedomesticeerde eenhoevigen zijn de als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, dit zijn alle paarden, pony’s, ezels en hun kruisingsproducten (dit betreffen zowel werkdieren als gezelschapsdieren).
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
10-03-2016
pag. 15 van 17
De wilde eenhoevigen zijn de in het wild levende paardachtigen zoals zebra’s, przewalskipaarden etc. Wilde eenhoevigen die in een aangewezen natuurgebied leven kunnen tot moment van verwijdering uit het gebied of tot zij gedomesticeerd worden ontheffing krijgen van de identificatieverplichting. Bij export moeten alle wilde eenhoevigen dus wel voorzien zijn van paspoort en, indien geïdentificeerd na 1 juli 2009, van een chip (voor die tijd was een schets afdoende). Het paspoort zal een paspoort voor fok- en gebruikspaardachtigen zijn (geen stamboek of FEI voor deze dieren). In het paspoort hoeft echter niet aangetekend te worden dat de dieren niet meer bestemd zijn voor humane consumptie! Op pagina 1 van het paspoort moet dan wel expliciet “natuurterrein” vermeld zijn. Het exportcertificaat zal een gezondheidscertificaat volgens bijlage III van Richtlijn 2009/156/EG (het Traces-document) betreffen. NB: Indien op pagina 1 van het paspoort bij eenhoevigen die van een natuurterrein afkomstig zijn niet expliciet “natuurterrein” vermeld staat, dan vallen deze dieren onder de eisen die in de transportverordening vermeld staan voor als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen. Voor het transport van wilde eenhoevigen (komende uit een dierentuin of met vermelding “natuurterrein” in hun paspoort) zal men in de regel met commercieel vervoer te maken hebben (uitzondering door Brussel bepaald: circussen). Dit betekent concreet: •
vergunning vervoerder (type 1 of 2 , afhankelijk van de duur van het transport) bij transport > 65 km;
•
bij lang transport een certificaat van goedkeuring voor het vervoermiddel voor de betreffende diersoort; echter géén extra eisen aan het vervoermiddel m.b.t. een navigatiesysteem, temperatuursensoren met -registratie en alarm, een ventilatiesysteem, of een watervoorzieningsysteem; dit zijn namelijk uitsluitend vereisten voor als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen;
•
getuigschrift van vakbekwaamheid voor de chauffeur of verzorger tijdens het transport, is niet verplicht. Dit is namelijk uitsluitend een vereiste voor als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen. Wel moet aangetoond kunnen worden dat de chauffeur of verzorger voldoende opleiding heeft gehad om met de dieren om te gaan;
•
géén journaal, dit is namelijk uitsluitend vereist voor als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen (met daarbij zijn uitzonderingen voor geregistreerde eenhoevigen);
•
er moeten schriftelijke instructies zijn omtrent voeren en drenken en rekening houdend met eventuele vereiste speciale verzorging in samenhang met de lengte van het transport (zie ook een routenetuitdraai betreffende de lengte van het transport en eventuele bootreserveringen); als voeren en drenken niet goed mogelijk is de maximale reistijd 8 uur !
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001 •
versie 06
10-03-2016
pag. 16 van 17
er moeten documenten aanwezig zijn met de waarschuwing dat het om wilde, schuwe of gevaarlijke dieren gaat.
•
Maximale reistijd van 24 uur. Gezien het feit dat het opnieuw afladen en opladen van de dieren veel stress geeft kan er geen controlepost worden aangedaan na 24 uur !
•
niet afgerichte eenhoevigen mogen niet in groepen van meer dan 4 dieren vervoerd worden.
•
hengsten die samen opgegroeid zijn mogen bij elkaar.
•
Er mag nooit meer dan 1 laag geladen worden
6
Registratie en archivering
6.1
Registratie NVT, registratie van de certificering vindt plaats in Traces
6.2
Archivering Binnen de NVWA worden alle relevante bescheiden per exportzending als één dossier gearchiveerd te Utrecht.
7
Interventie
7.1
Verantwoordelijkheden De officiële dierenarts die de exportcertificering verricht is verantwoordelijk voor de gecertificeerde vrijwaring ten aanzien van de ontvangende lidstaat of regio van deze lidstaat. De houder van de paardachtige (niet primair de eigenaar!) is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van alle juiste documenten en een correcte identificatie van de paardachtige. De export kan alleen plaatsvinden indien de DOM-(Document/Overeenstemming/Materiaal)controle volledig in orde is.
7.2
Handhaving Bij omissies zonder herstelmogelijkheid kan er niet gecertificeerd worden. Indien er niet voldoende faciliteiten worden geboden kan de certificering eveneens gestopt worden. Indien het herstel van verzuim meer tijd in beslag neemt dan de officiële dierenarts ter beschikking heeft, worden de werkzaamheden gestaakt. Er dient in dat geval een nieuwe exportaanvraag ingediend te worden. Bij vertrek van een bedrijf zonder dat certificering plaats heeft gevonden wordt een briefje achtergelaten met de reden hiervan (zie 9.2.2 bijlage Besluit weigering afgifte exportcertificaat).
Bij afwijkingen van de identificatiedocumenten wordt de handhavingstabel PRDALG-001, Maatregelen tabel bij afwijkende paardenpaspoorten geraadpleegd Deze handhavingtabel is opgesteld tbv de inspecteurs van L&N en V&I, waarbij de verschillende mogelijke controlemomenten zijn beschreven.
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee
titel
Algemene instructie verkeer van levende paardachtigen vanuit Nederland naar andere lidstaten, EER landen en Zwitserland
code
PRDIU-001
versie 06
10-03-2016
pag. 17 van 17
Alle omissies en daaropvolgende acties tav de transportverordening worden gemeld bij Interventiebureau Dier te Zwolle. De rapportage kan leiden tot een heel scala van maatregelen, van schriftelijke waarschuwing tot last onder dwangsom (LOD) en schorsing of intrekking van de erkenning (specifiek interventiebeleid). De santionering dmv bestuurlijke boete zal geleidelijk ook steeds meer toegepast kunnen worden
Naast de directe acties mbt de partijen die volgen uit deze handhavingstabel zijn moeten ook IB01-SPEC17 voor dierentransport en IB01-SPEC20 voor preventie gevolgd worden (*) link intranet: home> onderwerpen> regels voor ondernemers > dier > dierenwelzijn . formulieren dierenwelzijn > melden overtredingen Regeling preventie dierziekten
8
Arbo, milieu en veiligheid In het kader van de bioveiligheid dient te certificerende dierenarts de regels toe te passen van het NVWA hygiëneprotocol bedrijfsbezoeken. Op het bedrijf dient het personeel, de exporteur(s) en vervoerder(s) zich te conformeren aan de eventuele hygiëneregels van het bedrijf.
9
Divers
9.1
Bijlagen
9.1.1 Bijlage 1 Houdersverklaring 9.1.2 Bijlage 2 Besluit weigering afgifte exportcertificaat 9.1.3 Bijlage 3 Voorbeeld Traces certificaat 9.1.4 Bijlage 4 Voorbeeld Traces Annex II voor geregistreerde paarden 9.1.5 Bijlage 5 Schematisch overzicht exportcertificering paarden
Bron: NVWA, Divisie V&I, team TO levend vee