Publicatie 1
Algemene informatie over het onderzoekstraject eTutoring
Lectoraat eLearning Onderzoekstraject eTutoring
Auteurs: Pieter Swager / Jos Fransen September 2005
Lectoraat eLearning / Onderzoekstraject eTutoring
1.1
Algemene informatie onderzoekstraject eTutoring
Algemeen
Inleiding Dit document vormt een algemene inleiding op alle publicaties die in het onderzoekstraject eTutoring van het Lectoraat eLearning zijn opgeleverd per 1 september 2005. Deze publicaties zijn het resultaat van het eerste werkjaar binnen het onderzoekstraject eTutoring en geven een beeld van de opbrengst van onderzoek op basis van uitgevoerde literatuurstudies en case studies. Dit onderzoek is uitgevoerd binnen het Lectoraat eLearning van de Hogeschool INHOLLAND, onder de eindverantwoordelijkheid van de lector dr. Guus Wijngaards. De gehele webpublicatie bestaat uit een aantal onderdelen, waarin ofwel wordt ingegaan op verricht literatuuronderzoek ten behoeve van het conceptueel kader, of op het praktijkgericht onderzoek dat is uitgevoerd. In deze publicatie worden aanleiding en achtergronden van de verschillende onderzoeken toegelicht. Daarbij wordt ingegaan op relevantie, actoren en doelgroepen. Tevens wordt vooruitgeblikt op de verschillende publicaties.
Onderzoek in het Hoger Beroepsonderwijs Sinds de eerste benoemingen van lectoren binnen het HBO in Nederland is er een levendige [en kritische] discussie ontstaan over het specifieke karakter van HBO-onderzoek. Inmiddels zijn daar 1 enkele interessante publicaties over verschenen . Duidelijk is in ieder geval dat HBO-onderzoek moet bijdragen aan kenniscirculatie en kennisontwikkeling, en dat dit op die manier ook bijdraagt aan het innovatief vermogen van de Nederlandse kenniseconomie. Lectoren Tom van Weert en Daan Andriessen hebben ook geparticipeerd in de discussie over de rol 2 van HBO-onderzoek . Zij komen tot een aantal eisen dat aan HBO-onderzoek gesteld moet worden, en die ook toepasbaar zijn op het eTutoring onderzoek dat in deze publicatie wordt beschreven: 1. Het moet een bijdrage leveren aan innovatie van producten, processen en diensten waarvan de cyclustijd 0-2 jaar bedraagt. Het eTutoring-onderzoek heeft een looptijd van tenminste twee jaar. 2. Het onderzoek moet starten met een vraag uit de praktijk, want niet de nieuwsgierigheid van de onderzoeker, maar situaties in de praktijk bepalen de onderzoeksagenda. eTutoring wordt steeds belangrijker in het HBO en verdient daarom terecht alle aandacht. 3. Onderzoek moet een bijdrage leveren aan het oplossen van problemen in de praktijk, waarbij het niet alleen gaat om het verklaren, maar ook het verbeteren van situaties. Verbeteren betekent in de meeste gevallen het veranderen van situaties waarin mensen een rol spelen. Onderzoeken is dus veelal interveniëren. Aan puur beschrijvend en verklarend onderzoek is dus geen behoefte. Het eTutoring-onderzoek resulteert uiteindelijk in concrete aanbevelingen met betrekking tot het inrichten van onderwijs op basis van Blended Learning, het begeleiden van studenten binnen een elektronische leeromgeving, en de deskundigheidsbevordering van docenten en tutoren. 4. Het onderzoek moet nieuwe kennis genereren die overdraagbaar is, en die houvast kan bieden in onzekere en turbulente situaties. Verbeteren alleen is niet genoeg. Door te reflecteren op de wijze van verbeteren moet prescriptieve kennis gegenereerd worden waarmee anderen in vergelijkbare situaties vergelijkbare problemen de baas kunnen. Kennis die voortvloeit uit eTutoring onderzoek zal bruikbaar zijn voor zowel hogeschool als organisaties buiten de hogeschool. 1
Moll, W. [2003]. De verhouding wetenschappelijk- versus HBO-onderzoek. De Groene, A. & Steyaert, J. [2002]. Een kleine mythologie van onderzoek in het HBO. Thema 9[3)] 36-41. Van Weert, T. & Andriessen, D., [2005], Onderzoeken door te verbeteren; Overbruggen van de kloof tussen theorie en praktijk in HBO-onderzoek. 2
2
Lectoraat eLearning / Onderzoekstraject eTutoring
Algemene informatie onderzoekstraject eTutoring
5. Het onderzoek moet systematisch plaatsvinden op basis van een geaccepteerde methodologie, waardoor de gevolgde werkwijze verifieerbaar is. Het eTutoring-onderzoek wordt uitgevoerd op basis van vormen van kwalitatief onderzoek, waarbij onder meer de methodologie gehanteerd wordt van case study en action research [interventiestudie]. 6. De kennis die gegenereerd wordt moet openbaar zijn, zodat deze gebruikt kan worden in het onderwijs en in de praktijk. Resultaten van eTutoring-onderzoek worden gepubliceerd op de website van het lectoraat en zullen worden gepresenteerd op bijeenkomsten en conferenties binnen en buiten de hogeschool. 7. De resultaten moeten beschikbaar zijn in een taal die mensen in de praktijk begrijpen, want op moeilijke theoretische verhandelingen zit niemand in de praktijk te wachten. De resultaten van het eTutoring-onderzoek zijn beschreven in begrijpelijke taal. Welk soort onderzoek is nu het meest geschikt om aan bovenstaande eisen te voldoen? In elk geval zal het onderzoek overwegend kwalitatief van aard zijn, al kan beperkt kwantitatief onderzoek deel uitmaken van een onderzoeksopzet. De onderzoeken zullen doorgaans beperkt van omvang zijn en een korte looptijd hebben. Daarmee zal voortschrijdend inzicht kunnen ontstaan in de objecten die worden onderzocht. Resultaten van beperkte onderzoeken zullen het vervolgonderzoek sturen en daarmee wordt voortgebouwd aan een consistent geheel van relevante kennis. Veelgebruikte vormen van beperkt kwalitatief onderzoek zijn de case study, waarin een bestaande praktijksituatie wordt onderzocht en geanalyseerd, en action research, waarin een experiment in de praktijk wordt uitgevoerd. De laatste vorm kan ook worden beschouwd als een interventiestudie. Een onderzoeksvorm die sterk in opkomst is binnen onderwijskundig onderzoek is ontwerpgericht onderzoek, ook wel Design Based Research genoemd. Ontwerpgericht onderzoek hanteert de aanpak van de ontwerpwetenschappen voor het genereren van prescriptieve kennis. Het doel bij deze vorm van onderzoek is het ontwikkelen van generaliseerbare, getoetste en overdraagbare regels in de vorm als hiervoor werd beschreven3. Van Aken omschreef al eerder de drie soorten kennis die bij deze 4 onderzoeksbenadering horen : 1. Objectkennis: kennis over een bepaalde oplossing; 2. Realisatiekennis: kennis over hoe de oplossing geïmplementeerd of toegepast moet worden; 3. Proceskennis: kennis over het ontwerpproces zelf. Design Based Research lijkt zeker mogelijkheden te bieden voor het onderzoek binnen lectoraten, al moet rekening worden gehouden met het feit dat het altijd gaat om relatief lange onderzoekstrajecten waarin steeds relatief kleine stappen worden gezet. Met name waar het gaat om het ontwikkelen van nieuwe leerinhouden en leerstrategieën kan deze vorm van onderzoek zijn diensten bewijzen.
Veranderingen in het hoger onderwijs Het eLearning-onderzoek en het onderzoek naar Blended Learning begeeft zich onvermijdelijk op het terrein van onderwijsvernieuwing. In het hoger onderwijs is inmiddels heel wat ervaring opgedaan met de inzet van ICT en de gevolgen die dat kan hebben voor het onderwijs. Zo lijkt het duidelijk dat er in brede zin aandacht zal moeten zijn voor de onderwijskundige implicaties en mogelijkheden die ICT te bieden heeft, omdat de inrichting van alleen de technische infrastructuur nog niet leidt tot verandering 3
Idem, p. 9. Van Aken, J. [1996]. Methodologische vraagstukken bij het ontwerpen van bedrijfskundige systemen. Bedrijfskunde, jaargang 68/2:14–22. 4
3
Lectoraat eLearning / Onderzoekstraject eTutoring
Algemene informatie onderzoekstraject eTutoring
van de onderwijspraktijk. Niet in de laatste plaats vraagt dit het ontwikkelen van visie en verandering van de rol van docenten. De ingrijpende hervorming en metamorfose die daarvan het gevolg kan zijn kan worden beschouwd als een cultuuromslag die veel tijd en aandacht vraagt5. Deze veranderingen betreffen enerzijds de invoering van ICT-ondersteunde leeromgevingen [herontwerp, proof of concept] en anderzijds de implementaties die zullen volgen [toepassing van lessons learned]. Daarbij kunnen veranderstrategieën helpen. Strategieën op het terrein van techniek en organisatie, maar vooral ook op het gebied van het stimuleren van mensen op alle niveaus om de noodzakelijke stappen te zetten. Tegelijkertijd is het duidelijk dat de mensen op de werkvloer, met wortels in de bestaande tradities en oudere praktijken en theorieën, vaak moeilijk kunnen worden overgehaald om de nodige stappen om tot echte vernieuwing te komen te zetten. Voor veel mensen in het onderwijs heeft het realiseren van dergelijke veranderingen trekken van een ‘mission impossible’. Dat is natuurlijk begrijpelijk, want veel veranderingsprocessen veroorzaken ook heel wat problemen. Michael Fullan6 publiceerde vijftien jaar geleden al enkele adviezen met betrekking tot veranderprocessen, die nog steeds relevant zijn. Deze adviezen heeft hij vervolgens toegespitst en verder uitgewerkt in meer recente publicaties7: •
Do not assume that your version of what the change should be is the one that should or could be implemented;
•
Assume that any significant innovation requires individual implementers to work out their own meaning;
•
Assume that conflict and disagreement are not only inevitable but fundamental to successful change;
•
Assume that people need pressure to change [even in directions that they desire];
•
Assume that effective change takes time;
•
Do not assume that the reason for lack of implementation is rejection or resistance;
•
Do not expect all or even most people or groups to change;
•
Assume that you will need an operational plan;
•
Assume that no amount of knowledge will ever make it totally clear what action should be taken;
•
Assume that changing the culture of institutions is the real agenda, not implementing single solutions.
Iedere veranderstrateeg en onderzoeker zal terdege rekening moeten houden met de werking van hierboven genoemde aandachtspunten die het verloop van veranderingsprocessen beïnvloeden. Boonstra8 onderscheidt drie wegen voor de aanpak van veranderprocessen: de ontwerpaanpak, de ontwikkelingsaanpak en ‘lerend vernieuwen’. “De ontwerpaanpak is veelal geschikt als het gaat om technische en instrumentele aspecten, waarin problemen en oplossingen bekend zijn. Het gaat om veranderingen van de eerste orde. Als het om ingrijpende veranderingen gaat, waarbij problemen niet eenduidig maar wel kenbaar zijn en er ideeën bestaan over een oplossingsrichting, dan is de ontwikkelingsaanpak meer succesvol dan de ontwerpaanpak. Het gaat dan vooral om verandering van structuur, cultuur en individueel gedrag, waarbij samen met de leden uit de organisatie wordt gezocht naar passende oplossingen voor gedeelde problemen. Dit is verandering van de tweede orde. Bij lerend vernieuwen [verandering van de derde orde] vallen het leren en het vernieuwen samen in een 5 Vries, M. de [2004]. Samenwerken aan opleidingsinnovatie met ICT; Op weg naar een referentiemodel voor de Digitale Universiteit. Lectoraat ICT en Hoger Onderwijs. Utrecht: Hogeschool van Utrecht. 6 Fullan, M. & Stiegelbauer, S. [1991]. The New Meaning of Educational Change. London Cassell Educational Limited. 7 Fullan, M. [2001]. Leading in a Culture of Change. San Francisco: Jossey-Bass [A Wiley Company]. 8 Boonstra, Jaap J. (2000) Lopen over water. Over dynamiek van organiseren, vernieuwen en leren. Vossius pers, Universiteit van Amsterdam.
4
Lectoraat eLearning / Onderzoekstraject eTutoring
Algemene informatie onderzoekstraject eTutoring
interactief proces van actoren. De afgelopen jaren is een handelingsperspectief zichtbaar geworden dat wortels heeft in de dynamische systeemtheorie en het sociaal constructivisme. Dit betekent het creëren van contexten en het ondersteunen van processen waarin de actoren zelf vormgeven aan vernieuwingsprocessen. De aanpak van lerend vernieuwen lijkt geschikt voor de implementatie van transformatie, de ontwikkelingsaanpak lijkt geschikt voor de toepassing van ‘lessons learned’.
De onderzoekstrajecten van het Lectoraat Het Lectoraat eLearning van Hogeschool INHOLLAND doet onderzoek naar aspecten van eLearning9, waarbij de kwaliteitsverbetering van de onderwijspraktijk tegelijkertijd het doel en onderwerp is. Er zijn twee onderzoekstrajecten: een onderzoekstraject gericht op het ontwikkelen van expertise op het terrein van ‘learning objects’ en een onderzoekstraject op het terrein van eTutoring. Deze publicatie is het product dat afkomstig is uit het onderzoekstraject eTutoring. Onderzoeksresultaten uit het eerste werkjaar van het lectoraat vormen de basis voor gericht vervolgonderzoek, dat uiteindelijk zal leiden tot aanbevelingen voor de onderwijspraktijk, zowel binnen als buiten de hogeschool. Resultaten van onderzoek uit het onderzoekstraject eTutoring zullen meer in het bijzonder leiden tot aanbevelingen voor de deskundigheidsbevordering van docenten binnen de hogeschool en mogelijk tot een concreet aanbod op dat terrein. Daarnaast kunnen de uitkomsten adviezen opleveren voor ‘derden’ buiten de hogeschool, zowel in het reguliere onderwijsveld als in de sector van training en coaching.
1.2
Het onderzoekstraject eTutoring
Inleiding Het onderzoek binnen het onderzoekstraject eTutoring werd uitgevoerd in de periode mei 2004 – juli 2005, onder leiding van Drs. Pieter Swager. Onderstaande fellows hebben bijgedragen aan zowel het onderzoek als de publicaties: •
Drs. Henny Brandwijk; docente aan de School of Economics Rotterdam.
•
Jos Fransen, M.Sc; onderwijskundig beleidsmedewerker School of Education Rotterdam.
•
Jaap Jansen; docent verandermanagement School of Communication & Media Rotterdam.
•
Drs. Eric Poldner; coördinator van de Digipabo van de School of Education Rotterdam.
•
Dr. Margit Hofer; researcher Zentrum für Soziale Innovation [Centre for Social Innovation] in Wenen [Oostenrijk].
Meer informatie over de coördinator en de genoemde fellows is te vinden op de website op pagina: http://www.inholland.nl/documents/eLearning/InHolland.pdf De literatuurstudie heeft zich toegespitst op het onderwerp ‘eLearning en Blended Learning en de rol van de eTutor’ [vervolg op een eerder uitgevoerd onderzoek door Fransen10] en op het onderwerp ‘studentsturing binnen eLearning praktijken’. Er werd ook literatuurstudie verricht in het Duitstalige
9
Zie website Lectoraat eLearning: http://www.inholland.nl/index.html?folder=615&SID=E05D487D-3929-485A-AFE298EA53A914C2 10 Fransen, J. [2004]. Virtu@l Identity. Een gevalideerd competentieprofiel van de eTutor. Enschede: Universiteit Twente [thesis].
5
Lectoraat eLearning / Onderzoekstraject eTutoring
Algemene informatie onderzoekstraject eTutoring
gebied naar het onderwerp ‘zelfgestuurd leren binnen eLearning praktijken’11 en het resultaat ervan is meegenomen in het conceptueel kader bij Publicatie 4. De case studies zijn uitgevoerd in de School of Communication Rotterdam, de School of Economics Rotterdam en de School of Education Rotterdam. De drie Schools maken deel uit van de Hogeschool INHOLLAND en verzorgen initieel en post-initieel HBO-onderwijs. In een separaat onderzoek is de betrouwbaarheid van de gehanteerde vragenlijst voor het onderzoek naar de competenties van de eTutor bekeken, waarbij ook het begrip validiteit nader werd verkend.
Opzet onderzoek en verwachtingen Het onderzoek heeft zich het voorbije werkjaar toegespitst op literatuurstudie naar ‘zelfsturing binnen leerpraktijken’ en case studies naar ‘zelfsturing binnen eLearning praktijken’ binnen de Hogeschool INHOLLAND. Beide sporen zijn parallel ingezet, waarbij de case studies zijn gestart op basis van een beperkt conceptueel kader. Onderzoek naar zelfsturing dat eerder werd uitgevoerd door Taks12 [2003] leverde een bruikbaar uitgangspunt en een instrument dat voor de drie case studies aangepast kon worden. Het kwalitatieve onderzoek [case-study] in de vorm van het beschrijven van praktijksituaties en het bevragen van studenten en eTutor naar hun visie en ervaring met sturing binnen de gegeven praktijk, richtte zich op de nadere verkenning van het begrip zelfsturing en de bruikbaarheid van het onderzoeksinstrument. Daarnaast dienden de case-studies voor een trendanalyse met betrekking tot het competentieprofiel van de eTutor, zoals dat eerder door Fransen [2004] werd ontwikkeld. Parallel aan de pilots werd het conceptueel kader doorontwikkeld en verbreed, zodat uit beide sporen gerichte aanbevelingen kunnen worden gedaan voor vervolgonderzoek in het onderzoekstraject eTutoring. In de verschillende deelpublicaties wordt nader ingegaan op de opzet van de case studies en op de literatuurstudie. Hier wordt volstaan met de opmerking dat de literatuurstudie een verdieping diende op te leveren van het inzicht op het terrein van ‘zelfsturing’ en aspecten die daaraan zijn gerelateerd. De case studies werden veelal uitgevoerd binnen bestaande leerpraktijken en in één geval is daar een speciale leerpraktijk voor ingericht. Deze specifieke situatie kan daarmee als action research worden betiteld, zij het dat vooraf slechts een klein aantal condities werden beschreven voor deze pilot. Deze werkwijze is verwant aan de werkwijze die wordt gehanteerd bij Design Based Research, waarin de levensvatbaarheid van een onderzoeksopzet eerst wordt getest in een beperkte onderzoeksgroep. In het komend werkjaar zal dit traject verder worden uitgebouwd op basis van het conceptueel kader en de opbrengst uit de case studies.
Onderzoeksvragen Dit werkjaar heeft het onderzoek zich geconcentreerd op het thema ‘zelfsturing’ en de invloed die de eTutor kan uitoefenen op de ontwikkeling van zelfgestuurd leren. De centrale vraagstelling is daarom: Hoe kan zelfgestuurd leren binnen eLearning praktijken [en praktijken van Blended Learning] worden bevorderd door een eTutor? Voor de definiëring van de hierin gehanteerde begrippen [eLearning, Blended Learning, zelfgestuurd leren en eTutor] wordt verwezen naar respectievelijk Publicaties 3 en 4. Gerelateerd aan deze vraag 11 Hofer, M. [2004]. Preliminary paper on Self-Directed Learning in an eLearning Environment. Rotterdam: Lectoraat eLearning / INHOLLAND University. 12 Taks, M. [2003]. Zelfsturing in leerpraktijken. Een curriculumonderzoek naar nieuwe rollen van studenten en docenten in de lerarenopleiding. Enschede: Universiteit Twente.
6
Lectoraat eLearning / Onderzoekstraject eTutoring
Algemene informatie onderzoekstraject eTutoring
kan een aantal subvragen worden gesteld, dat al of niet binnen de verschillende pilots de aanleiding vormt voor het daarin uitgevoerde onderzoek: •
Wat verwachten de studenten aan sturing van een eTutor in de verschillende fasen van het leerproces?
•
Welke sturingsactiviteiten behoren volgens een eTutor in een gegeven leerpraktijk tot de taken die hij dient uit te voeren?
•
Hoe is de verdeling van de verantwoordelijkheid in de sturing binnen de verschillende fasen in een leerpraktijk in werkelijkheid geweest en verschilde die van de verwachtingen?
•
Op welke wijze kan een eTutor het zelfsturend vermogen bij studenten ontwikkelen en blijven bevorderen tijdens het leerproces?
In de beschrijving van de verschillende case studies wordt ingegaan op de specifieke vraagstelling die de aanleiding vormde voor het onderzoek. De literatuurstudie naar het begrip ‘zelfsturing’ is uitgevoerd vanuit de volgende centrale vraagstelling: Wat betekent zelfsturing van studenten binnen leerprocessen en welke aspecten spelen daarbij een rol? Deelvragen die gaandeweg de literatuurstudie en naar aanleiding van de case studies zijn afgeleid uit deze hoofdvraag zijn: •
Wat is de rol van cognitieve en metacognitieve vaardigheden bij zelfsturing in leerprocessen?
•
Welke rol speelt motivatie en daarmee verbonden aspecten bij zelfsturing in leerprocessen?
•
Welke rol speelt de leeromgeving op de ontwikkeling en ondersteuning van zelfsturing?
•
Hoe kan de begeleiding bijdragen aan het ontwikkelen van het zelfsturend vermogen?
De verschillende deelvragen hebben aan de basis gelegen van het conceptueel kader zoals dat in deelpublicatie 4 is beschreven.
Opbouw van de complete rapportage De gehele rapportage omvat zes publicaties, die hierbij kort worden geïntroduceerd: • • • • • • •
Publicatie 1 [P1] vormt de inleiding op de gehele rapportage [dit document]; Publicatie 2 [P2] gaat in op trends en ontwikkelingen binnen de hogeschool die de aanleiding hebben gevormd voor de gekozen koers in onderzoek; Publicatie 3 [P3] gaat in op de begrippen eLearning, Blended Learning en de eTutor, waarbij een competentieprofiel van dit type begeleider wordt geformuleerd; Publicatie 4 [P4] omvat het conceptueel kader inzake ‘zelfsturing’, waarbij cognitieve aspecten binnen dat concept worden gerelateerd aan motivationele aspecten; Publicatie 5 [P5] omvat het verslag van het onderzoek naar de vragenlijst en de case studies van leerpraktijken in de verschillende Schools; Publicatie 6 [P6] is het verslag van een case study bij de School of Education Rotterdam bij de voltijdopleiding [De Uitdaging]; Publicatie 7 [P7] is het verslag van een case study bij de School of Educaton Rotterdam bij de DigiPabo [Mensen Maken Scholen];
7
Lectoraat eLearning / Onderzoekstraject eTutoring
• • •
• • • •
Algemene informatie onderzoekstraject eTutoring
Publicatie 8 [P8] is het verslag van een case study bij de School of Economics Rotterdam bij de voltijdopleiding MER [eBusiness]; Publicatie 9 [P9] is het verslag van een case study bij het Pädagogisches Institut [Oostenrijk] met de titel: Experiences with Student Led Education; Publicatie 10 [P10] vormt de afsluiting, waarin conclusies worden getrokken uit de opbrengst van zowel literatuurstudie en case studies, resulterend in aanbevelingen voor vervolgonderzoek binnen het onderzoekstraject eTutoring. Bijlage 1 is een paper over ‘Self Directed Learning in an eLearning Environment’, geschreven door Margit Hofer; Bijlage 2 is een begrippenlijst van het lectoraat eLearning; Bijlage 2 is een algemene begrippenlijst, uitgegeven door de Digitale Universiteit; Bijlage 4 is een procesverslag van de onderzoeksgroep eTutoring over het werkjaar 2004 2005.
8