Algemene Handleiding
IJsbreker Plus Introductie 1 Een week uit het leven van … 1.1 Lucie 1.2 Rob en Marijke 2 Didactiek 2.1 Didactische uitgangspunten 2.2 Controle en overzicht 3 Taalmodules en Vaardighedenroutes 3.1 Taalmodule of Vaardighedenroute 3.2 De taalmodules (niveau 0 ‐ A2) 3.2.1 Het cursistenmateriaal 3.2.2 De docentensite 3.2.3 Het geluid‐ en beeldmateriaal 3.3 Keuze en ordening van de leerstof 4 Voorbereidingsmateriaal voor het Inburgeringsexamen 4.1 Cp‐opdrachten 4.2 Oefenprogramma KNS 4.3 Proefexamen Taal en KNS 5 Workshops 6 Achtergrondinformatie 6.1 Zelfstandig leren werken 6.2 De vaardigheden in de taalmodules: beschrijving en werkwijze 6.2.1 Luisteren 6.2.2 Verstaan en nazeggen 6.2.3 Lezen 6.2.4 Spreken 6.2.5 Schrijven 6.2.6 Woordenschat 6.2.7 Grammatica en taalbeschouwing 6.2.8 Taalwijzers 6.2.9 Praktijk 6.3 Organisatie van de les 6.3.1 De rol van de docent 6.3.2 De groepsles 6.3.3 Differentiatie 6.4 Leer‐ en studievaardigheden in de taalmodules
2
Introductie IJsbreker Plus is een digitale leeromgeving waar volwassen anderstaligen het Nederlands kunnen leren. Voorwaarde is dat de cursist gealfabetiseerd is in het Latijnse schrift en in het eigen land minimaal drie à vier jaar lagere school tot maximaal enkele jaren vervolgonderwijs heeft gehad. IJsbreker Plus kan worden ingezet in (beroepsgerichte) taal‐ en inburgeringstrajecten voor laag‐ en middenopgeleide volwassenen. De lesstof kan niet alleen gebruikt worden voor taalniveauverhoging van niveau 0 naar A2, maar ook als voorbereiding op het inburgeringsexamen of als onderdeel van een duaal traject. In IJsbreker Plus vindt u: ‐ een Basismodule met taalmateriaal van 0 naar A1 (inclusief toetsen) ‐ een Vervolgmodule met taalmateriaal van A1 naar A2, voor zowel het domein OGO als Werk (inclusief toetsen) ‐ modules voor het oefenen met cruciale praktijksituaties (cp’s) Taal en Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) ‐ extra oefeningen KNS ‐ proefexamens voor het Elektronisch Praktijkexamen (EPE) en het KNS‐examen ‐ taalvaardighedenroutes lezen, luisteren, spreken en schrijven ‐ workshops Taal op het werk, Kijken naar leren, Werken met het woordenboek, Werken met Word, Werken met e‐mail, Werken met internet ‐ een instaptoets Via een docentenlicentie heeft u toegang tot al het docenten‐ en cursistenmateriaal. U selecteert het materiaal waarmee u een individuele cursist of een groepje cursisten wilt laten werken, en stelt dit beschikbaar. Desgewenst stelt u een steuntaal en/of audiohulp in. De voortgang per cursist is op elk moment volgen. In een oogopslag ziet u of een cursist op schema ligt voor zijn einddoel en einddatum en wat zijn resultaten zijn. Naast veel online materiaal is er ook een werkboek beschikbaar met daarin alle spreek‐ en schrijfopdrachten die individueel, in kleine groepjes en/of klassikaal worden gedaan. Ook zijn er in het werkboek klassikale opdrachten bij kaders (‘Taalwijzers’) over grammatica, taalfuncties en begrippen, opdrachten in verstaan en nazeggen en praktijkopdrachten opgenomen. De docentgebonden momenten worden duidelijk aangegeven, wat u helpt bij het klassenmanagement in heterogene groepen. We wensen u en uw cursisten veel plezier bij het gebruiken van IJsbreker Plus. Namens alle auteurs, Fouke Jansen Vita Olijhoek Anja Valk
3
1 Een week uit het leven van … 1.1 Lucie Lucie geeft op maandag, dinsdag en donderdag van 9.00 tot 11.30 uur les aan een OGO‐groep. Maandag Iedereen komt binnen in het open‐leercentrum en weet zelf wat hij moet gaan doen. De OGO‐groep bestaat uit twaalf cursisten. Drie cursisten werken aan Taalsituaties 8 van de Basismodule, zeven cursisten werken aan Taalsituaties 2 van de Vervolgmodule OGO. Een cursist maakt een KNS‐toets en Lucie bespreekt die met hem na. Een andere cursist werkt aan een cp‐opdracht. Tijdens het zelfstandig werken loopt Lucie rond en beantwoordt ze vragen. Ook bekijkt Lucie de resultaten online en spoort ze een cursist aan om nog eens extra met luisteren te oefenen. Om 10 uur start de gezamenlijke les met Taalsituaties 6 van de Vervolgmodule OGO. Er worden oefeningen gedaan op het gebied van verstaan en nazeggen en spreken, en de taalwijzer ‘Vormen van het werkwoord’ wordt behandeld. Daarna gaan de cursisten in groepjes op hun eigen niveau in het werkboek aan de slag. Lucie werkt met het zogenaamde circuitmodel: elke 10 à 15 minuten werkt ze samen met een ander groepje waardoor iedereen aan bod komt. Tijdens de les merkt Lucie dat er cursisten zijn die moeite hebben met het gebruiken van een woordenboek; zij zal deze cursisten aanmelden voor een Workshop Werken met het woordenboek, dat door haar collega Suzanne wordt gegeven. De les wordt gezamenlijk afgerond met een taalriedel uit Taalsituaties 8. ’s Middags zet Lucie nieuw lesmateriaal (online) klaar voor de cursisten die met de Vervolgmodule werken, te weten cp 3 (Naar de basisschool) van OGO. Ook komt er een nieuwe cursist langs. Hij maakt de instaptoets zodat Lucie kan bepalen wat zijn niveau voor luisteren, lezen, woordenschat en grammatica is en met welke Taalsituaties hij kan beginnen. Dinsdag Op dinsdag bereidt Lucie de OGO‐groep voor op het inburgeringsexamen. Er wordt gewerkt aan de cp’s en aan het verzamelen van bewijzen voor het portfolio. De les begint met het bespreken van een praktijkopdracht die hoort bij een cp van twee weken geleden. Ook vraagt ze wie een portfoliobewijs bij de cp heeft verkregen. Daarna vraagt Lucie of er nog vragen zijn bij de cp van vorige week. Tijdens het laatste deel van de les van vorige week hebben de cursisten gewerkt aan de luister‐, lees‐ en schrijfopdrachten bij die cp. Ze laat de cursisten de spreekopdracht bij de cp doen en bespreekt de bijbehorende praktijkopdracht voor zodat de cursisten die de komende week kunnen uitvoeren. Het derde onderdeel van de les is de introductie van een nieuwe cp en de KNS‐termen die in de cp aan bod komen. Ze vraagt naar ervaringen en kennis van cursisten, geeft ruimte om uit te wisselen. Haar uitleg en toelichting laat ze afhangen van de al aanwezige kennis en ervaring. Vervolgens gaan de cursisten in het open‐leercentrum aan de slag met de luister‐, lees‐ en schrijfopdrachten bij deze cp. De lessen op dinsdag zijn modulair. Elke cp komt na een aantal weken weer terug. Zo kan men op ieder moment instromen en wie nog moeite heeft nadat de cp geheel uitgevoerd is, kan nogmaals meedoen.
4
Donderdag Donderdagochtend wordt er het eerste half uur gewerkt met de Workshop 14 van ‘Kijken naar leren’: ‘Je tijd goed gebruiken’. De workshop start met de introductie van het onderwerp (‘Even nadenken’) en wordt vervolgt met oefenen (‘En jij?’). In het laatste deel van de workshop (‘Hoe gaat het nu?’) kunnen de cursisten het geleerde toepassen. Na de workshop gaan de cursisten weer in groepjes volgens het circuitmodel aan de slag, net als op dinsdagochtend. Het laatste half uur wordt besteed aan ‘Oefenen voor het inburgeringsexamen’ na Taalsituaties 6. Lucie gebruikt hiervoor de stellingen die in het materiaal zijn opgenomen. De cursist leert zichzelf te beoordelen en leert reflecteren op zijn eigen leerproces. Lucie bespreekt de stellingen klassikaal en sluit af met het gezamenlijk invullen van een schema over zijn capaciteiten (lezen, spreken, luisteren). Fatima gaat morgen inburgeringsexamen doen; Lucie en de cursisten wensen haar succes. 1.2 Rob en Marijke Rob en Marijke hebben samen een groep die het Werk‐profiel heeft. Rob geeft les op maandag en woensdag en Marijke heeft de groep op donderdag en vrijdag van 13.00 uur tot 16.00 uur. De 15 cursisten in de groep hebben taalniveau A1 gehaald en werken nu aan A2. Maandag Rob start elke maandag een groepsles, waarbij hij een praktijkopdracht bespreekt. Samen met Marijke heeft hij een roostertje in elkaar gezet waarbij alle praktijkopdrachten aan bod komen. Als alle opdrachten aan de beurt geweest zijn, beginnen ze weer bij de eerste. Alle cursisten, ook die net ingestroomd zijn, doen dus mee met dezelfde opdracht. Hij bespreekt deze met de groep. De groep heeft deze opdracht vorige week als huiswerk meegekregen. Na de bespreking geeft hij de volgende opdracht. Deze hoort bij een andere cp. Woensdag Vandaag werken de cursisten de eerste helft van de les zelfstandig achter de computer. In de tweede helft van de les werken zij zelfstandig met het werkboek, waarbij Rob de groepjes in de gaten houdt. Rob heeft tijdens de computerles met alle cursisten een afspraak gemaakt wat zij op deze middag in het werkboek gaan doen en met wie zij de opdrachten samen gaan doen. Zo heeft hij een plan gemaakt met welke groepjes hij spreekopdrachten controleert en welke taalwijzer hij samen met een groepje moet behandelen. Als afsluiting van de les doen ze met de hele groep de oefeningen van Verstaan en nazeggen van Taalsituaties 2. Rob moet woensdag na de les direct weg. ’s Avonds bekijkt hij thuis de resultaten van de cursisten op de computer. Hij kan per cursist zien wat er gemaakt is en wat de resultaten daarvan zijn. Donderdag Op donderdagmiddag staat in het rooster 90 minuten groepsles gepland. Marijke benut deze tijd om een workshop Taal op het Werk te geven. De workshop en de benodigde bladen heeft ze van de docentensite geprint. Voor vandaag heeft ze het onderwerp Overleggen (workshop 4) uitgezocht.
5
Na de taalriedel beantwoorden de cursisten inleidende vragen. De vragen bespreekt Marijke kort met de groep. Ze praten over de werkcultuur in Nederland: collega’s zeggen veel tegen elkaar, ook wat ze niet zo goed vinden. Voor veel cursisten is dit een lastig punt. In de aansluitende spreekopdrachten proberen cursisten in tweetallen te oefenen met het overleggen. Marijke laat een paar tweetallen voor de groep hun gesprek naspelen. Ze bespreekt na wat goed ging, geeft feedback en tips en verbindt de opdrachten uit de workshop met de cp’s van het inburgeringsexamen. Bij veel cp’s moet je kunnen overleggen met je collega’s. Vrijdag Op vrijdag kunnen de cursisten die het willen en er aan toe zijn, oefenen met de proefexamens. Marijke heeft voor zes cursisten het proefexamen KNS klaargezet. De andere cursisten werken zelfstandig verder. Het laatste halfuur van de les besteedt Marijke met de hele groep aan Oefenen voor het Inburgeringsexamen uit het werkboek. Telkens na drie Taalsituaties zijn er overkoepelende opdrachten, waarbij de geleerde taal in verband wordt gebracht met de cp’s. Marijke kiest op vrijdag een aantal van deze oefeningen uit om de week gezamenlijk af te sluiten.
6
2 Didactiek 2.1 Didactische uitgangspunten In IJsbreker Plus worden vier belangrijke didactische uitgangspunten gehanteerd: 1. Receptie vóór productie 2. Integratie van de verschillende vaardigheden 3. Zelfstandig werken 4. Herhaling Deze uitgangspunten worden hieronder toegelicht. Receptie vóór productie De cursisten krijgen taal eerst receptief aangeboden. Dat betekent dat de cursisten de aangeboden stof moeten begrijpen en in een volgende fase ook herkennen. In eerste instantie wordt er bij nieuwe leerstof nog geen productie geëist. Wel worden de cursisten gestimuleerd tot mondelinge en (in een later stadium) tot schriftelijke taalproductie. Geleidelijk aan worden er meer eisen gesteld aan de begrijpelijkheid en formele correctheid van de taalproductie. Door de grote variatie aan oefenvormen kunnen de cursisten op eigen niveau deelnemen aan de productieve opdrachten. Integratie van de verschillende vaardigheden Een tweede uitgangspunt is de integratie van functionele en linguïstische vaardigheden. De teksten vormen de basis van de leergang. Aan de hand van deze teksten wordt geluisterd en gelezen, maar ook gesproken en geschreven. Ook vaardigheden zoals leren leren, taalbeschouwing en uitspraak, grammatica en woordenschat worden geoefend met behulp van de teksten en door uitwisseling met de andere cursisten. Nieuwe woorden worden bijvoorbeeld gepresenteerd in een luister‐ of leestekst. De context geeft aanknopingspunten om ze te begrijpen en te onthouden. Daarna worden de nieuwe woorden geleerd en gebruikt bij een spreekoefening. Daarbij wordt vanzelfsprekend ook geluisterd. Op deze manier wordt het materiaal optimaal gebruikt en kan de cursist de aangeboden stof op verschillende manieren verwerken. Vooral het werken aan de productieve vaardigheden wordt eenvoudiger voor de cursisten omdat ze al vertrouwd zijn met de taal en de vaardigheden die ze daarvoor nodig hebben. Zelfstandig werken Het derde uitgangspunt is dat cursisten hun tijd zo efficiënt mogelijk kunnen gebruiken. Dat betekent dat zij optimaal gebruik moeten kunnen maken van de uren die ze met de docent en de groep kunnen werken. De onderdelen die zich daartoe lenen kunnen ze zelfstandig en in hun eigen tempo doorwerken. De mate waarin cursisten daartoe in staat zijn, is afhankelijk van hun niveau en hun studievaardigheden. De leergang gaat er wel vanuit dat elke cursist zich een bepaalde mate van zelfstandig werken eigen kan maken. De structuur en de opbouw van het materiaal in IJsbreker Plus helpen de cursisten hierbij. Kenmerkend zijn de steeds terugkerende volgorde van activiteiten en de eenvoudige en uniforme oefenvormen en instructies. De oefeningen in het werkboek zijn onderverdeeld in oefeningen die de cursisten zelfstandig kunnen doen en oefeningen die bedoeld zijn voor groepsgericht werken met de docent.
7
Zelfstandig werken betekent niet hetzelfde als individueel werken. Veel oefeningen in het werkboek worden in tweetallen of kleine groepjes gedaan. Deze oefeningen kunnen binnen of buiten de groepsles worden gedaan maar in ieder geval niet met de hele groep gezamenlijk. Waar mogelijk zijn bij de oefeningen antwoorden opgenomen. De groepstijd wordt besteed aan verstavaardigheid, groepsgesprekken, spreekopdrachten en zo nodig extra uitleg van woorden en taalwijzers. Het uitgebreide online programma van IJsbreker Plus is bij uitstek een middel om zelfstandig werken te bevorderen. Het programma bevat een grote variatie oefeningen, feedback, uitleg (taalwijzers en woordenboek) en herhaling. Het resultatenoverzicht biedt een uitgebreid en duidelijk overzicht van wat de cursist gedaan heeft en hoe hij dat gedaan heeft. Zie hoofdstuk 6 ‘Achtergrondinformatie’ voor meer informatie over zelfstandig werken. Herhaling Je kunt een taal niet leren zonder veel en vaak te herhalen. In het materiaal van IJsbreker Plus wordt de leerstof op verschillende manieren herhaald. Ten eerste is er een cyclische opbouw waarin de leerstof op verschillende momenten in de leergang aangeboden wordt en zo nodig wordt verdiept of uitgebreid. Soms wordt de leerstof niet expliciet aangeboden maar is deze verweven in een tekst of opdracht. Ten tweede zijn de vaardigheden in het materiaal geïntegreerd. Dat wil zeggen dat de in de teksten aangeboden woordenschat en taalstructuren in de verwerkingsoefeningen terugkomen. Woorden uit een tekst komen terug in de woordenschatoefeningen, in de oefeningen van het onderdeel Verstaan en nazeggen en in de spreek‐ en schrijfopdrachten. Wanneer de gehele oefencyclus wordt doorgewerkt heeft de cursist de woorden dus vaak gezien en geoefend. Bovendien komen woorden en uitdrukkingen terug in teksten en oefeningen in latere Taalsituaties. Zo komen in de contextzinnen van de woordenschatoefeningen altijd woorden voor uit voorafgaande teksten. De Taalsituaties worden afgerond met een video of tekening over het thema waarbij het taalaanbod nog een keer herhaald wordt. Als docent kunt u het herhalen van de leerstof stimuleren door de aangeboden stof terug te laten komen in groepsgesprekken of bij de uitleg van een ander onderwerp. Tot slot: met het materiaal van IJsbreker Plus werkt de cursist geïntegreerd aan taal en examen. Om maar een simpel voorbeeld te geven: in Taalsituaties 1 van de Basismodule leert de cursist zichzelf voorstellen, hetgeen hij ook moet kunnen oor tal van cruciale praktijksituaties in het inburgeringsexamen. Door na drie Taalsituaties in het werkboek het onderdeel ‘Oefenen voor het inburgeringsexamen’ te doen, krijgt de cursist zicht op wat hij voor het examen moet kunnen én op wat hij al dan niet kan. Ook vindt u op de docentensite in de map ‘overig materiaal’ documenten met de naam ‘Extra materiaal na Taalsituaties 3, 6 of 9’, wat de mogelijkheid tot herhalen biedt. 2.2 Controle en overzicht Het is belangrijk om controle en overzicht te houden op de vorderingen en resultaten van de cursisten. IJsbreker Plus Online beschikt over een uitgebreide docentenmodule waar u de resultaten van de cursisten kunt volgen.
8
Daarnaast zijn er andere manieren om zicht te houden op de vorderingen van cursisten. Zo kunt u: ‐ de cursisten observeren tijdens de periode van zelfstandig werken: begrijpen de cursisten de instructies, kunnen ze de oefeningen maken, hebben ze veel hulp nodig, begrijpen ze waar ze mee bezig zijn, hebben ze een goed werktempo, werken ze samen; ‐ de cursisten observeren tijdens de groepsactiviteiten: kunnen ze meedoen aan de groepsgesprekken, begrijpen ze de vragen/reacties en kunnen ze een reactie geven, kennen ze voldoende woorden, spreken ze duidelijk; ‐ gemaakte schrijfopdrachten innemen en bekijken; ‐ gebruik maken van de toetsen in IJsbreker Plus (zie paragraaf 3.2); ‐ eventueel individuele voortgangsgesprekken houden.
9
3 Taalmodules en Vaardighedenroutes 3.1 Taalmodule of Vaardighedenroute Taalmodule Heeft u cursisten die voor alle vaardigheden (lezen, luisteren, spreken, schrijven) een niveaustap moeten maken? Dan kunnen zij het best met de gehele Basis‐ en/of Vervolgmodule aan de slag gaan. Zij moeten in elk geval de luister‐ en leesteksten met de nieuwe woorden doorgewerkt hebben, voordat ze aan de spreek‐ en schrijfoefeningen in het werkboek beginnen. Op deze manier wordt de aangeboden leerstof meteen verwerkt. Omdat dit in de praktijk niet altijd mogelijk is, zijn de oefeningen in het werkboek zo geschreven dat ook cursisten die de voorafgaande teksten nog niet gedaan hebben, de oefeningen wel kunnen doen. Dit levert wellicht iets minder rendement op en het zal iets meer moeite kosten. Geef altijd een richtlijn voor het tempo, bijvoorbeeld twee lessen per week. Cursisten die dat willen, kunnen het traject verkorten door veel buiten de groepsles te werken. Stap 1: luister‐ en leesteksten Normaal gesproken beginnen de cursisten een les met één of meer luister‐ en leesteksten in IJsbreker Plus Online. Dit kan thuis of op school. Ze maken in elk geval de oefeningen van de onderdelen Luisteren, Lezen en Woorden bij de teksten. Als ze meer tijd hebben, kunnen ze verder werken. Of ze beginnen, zo nodig in twee‐ of drietallen, met de oefeningen van het deel Zelfstandig in het Werkboek. Stap 2: de groepsles In de groepsles daarna werken ze verder aan de oefeningen van het onderdeel Zelfstandig in het Werkboek of aan groepsopdrachten. De docent begeleidt cursisten individueel of in groepjes. Zie verder paragraaf 6.3 over de rol van de docent. Het is handig om een vast moment te kiezen waarop de docent met de groep aan de groepsopdracht werkt. Bij een heterogene groep kunt u oefeningen kiezen die passen bij de lessen waar de meeste cursisten mee bezig zijn. Cursisten die al verder zijn, hebben deze oefeningen toch overgeslagen. De oefeningen die met de docent worden gedaan hebben over het algemeen een iets minder directe relatie met de teksten, zodat het moment waarop deze oefeningen gedaan worden niet vastligt. Bij de spreekopdrachten zijn niveauverschillen geen probleem, aangezien de cursisten de oefening op hun eigen niveau doen. En zoals eerder gezegd, wanneer het verschil tussen de cursisten meer dan drie à vier Taalsituaties beslaat, kunt u de groepsactiviteiten beter in subgroepjes doen. Stap 3: de toets Als cursisten alle oefeningen van een Taalsituaties afgerond hebben, maken ze een toets. De vaardigheden Luisteren, Woorden, Verstaan en nazeggen en Regels van de taal worden in IJsbreker Plus Online getoetst. Op de docentensite staat een toets per Taalsituaties voor de vaardigheden Lezen, Schrijven en Spreken. Deze toetsen kunnen geprint worden.
10
Vaardighedenroute U kunt ook cursisten hebben die maar voor één of twee vaardigheden een niveaustap moeten maken. U kunt hierbij denken aan een oudkomer die alleen zijn lees‐ en schrijfvaardigheid naar het juiste niveau hoeft te tillen. Voor hem/haar is werken met een vaardighedenroute het best. Meer informatie over de vaardighedenroutes in IJsbreker Plus vindt u in de aparte handleiding die te vinden is op de docentensite. 3.2 De taalmodules (niveau 0 – A2) De taalmodules van IJsbreker Plus, de Basismodule en de Vervolgmodules OGO en Werk, bestaan uit een cursistenlicentie, een docentensite en audio‐ en videomateriaal. Met de Basismodule werkt de cursist van niveau 0 naar A1, met de Vervolgmodules OGO en Werk van niveau A1 naar A2. 3.2.1 Cursistenmateriaal Het cursistenmateriaal bestaat uit toegang tot het online programma van IJsbreker Plus en een werkboek. IJsbreker Plus online De Basismodule is, net als de Vervolgmodules, verdeeld in negen “Taalsituaties” met elk een eigen thema. De thema’s die aan bod komen zijn: Basismodule 1 Kennismaken 2 Uren en dagen 3 Het weer 4 Vervoer 5 Boodschappen 6 Kleren 7 Winkels 8 De dokter 9 Bellen en betalen Vervolgmodules 1 Leren 2 Televisie en internet 3 Vrije tijd 4 Buren en vrienden (OGO), Collega’s (Werk) 5 Wonen 6 Natuur en milieu 7 Instanties 8 Familie (OGO), Veilig werken (Werk) 9 Gezondheid (OGO), Werk zoeken (Werk)
11
Met de Vervolgmodule Werk kunnen cursisten zich voorbereiden op professionele redzaamheid. Een groot aantal teksten en opdrachten speelt zich af op de werkvloer. Veel teksten en opdrachten zijn ontwikkeld rond een handelingssituatie. Met een handelingssituatie bedoelen we een concrete situatie op het werk waarin cursisten waarschijnlijk zullen gaan functioneren. Om in deze situaties goed te kunnen functioneren, hebben de cursisten niet alleen bepaalde taalvaardigheden nodig maar ook kennis en vaardigheden rond werk en houding op het werk. Deze drie aspecten worden regelmatig geoefend. De volgende handelingssituaties zijn in de Vervolgmodule Werk geselecteerd en uitgewerkt: 1 Sociaal functioneren 2 Samenwerken 3 Overleggen 4 Een verzoek doen en reageren op een verzoek 5 Kritiek geven en kritiek krijgen 6 Instructies/werkopdrachten geven en begrijpen 7 Werkverslag doen De handelingssituaties zijn in concrete situaties uitgewerkt voor verschillende relaties: leidinggevende – werknemer en collega’s onderling. Om cursisten nog beter voor te bereiden op de situaties waarin zij (gaan) functioneren en om de motivatie voor het leren van de taal wat te vergroten, zijn in alle Taalsituaties sectorspecifieke spreek‐ en schrijfopdrachten opgenomen. De cursisten kunnen kiezen uit vier sectoren. Dit zijn altijd de sectoren Handel, Techniek, Zorg. De vierde sector betreft overige sectoren, zoals de horeca of de groenvoorziening. In de Taalsituaties 8 en 9 zijn ook sectorspecifieke luister‐ en leesteksten. Met het uitgebreide online programma kunnen per tekst luistervaardigheid, leesvaardigheid, woordenschat, verstavaardigheid (waaronder klanken, uitspraak, intonatie en functies) en grammatica en spelling geoefend worden. Cursisten gaan lineair door het lesmateriaal heen. U bepaalt waar de cursist zal beginnen en hij krijgt vervolgens opdracht na opdracht op z’n scherm. Ook maakt hij online aan het eind van de Taalsituaties een toets, en kunt u hem middels een ‘papieren toets’ (te downloaden vanaf de docentensite) nog testen op lezen, schrijven en spreken. Na drie Taalsituaties kunt u de cursist aanvullend materiaal aanbieden. U doet dit vanaf de docentensite. In ‘Overig materiaal’ vindt u de documenten die ‘Extra materiaal na Taalsituaties 3, 6 of 9’ heten. U kunt ze printen en uitdelen; de multimediale vragen (luisteren, verstaan & nazeggen) kunt u voor de cursist ‘aanzetten’ zodat hij ze kan maken. Met dit ‘Extra materiaal’ wordt de leerstof uit drie voorgaande Taalsituaties herhaald. Het begint met herhalingsoefeningen waarin een aantal taalhandelingen uit het Raamwerk NT2, die in de voorafgaande Taalsituaties geoefend zijn, terugkomen. Het tweede deel (Toepassen) bestaat uit een video die aansluit bij de taalhandelingen uit het Raamwerk NT2. Hiermee krijgt de cursist de mogelijkheid om die kennis over een situatie op of rond het werk nogmaals toe te passen.
12
Ook heeft u de mogelijkheid de cursist toegang te geven tot de boomstructuur van IJsbreker Plus online. De cursist kan dan, binnen het materiaal dat u voor hem heeft geselecteerd, zelf bepalen wanneer hij aan welke vaardigheid en oefening gaat werken. Met IJsbreker Plus Online kan de cursist aan de volgende vaardigheden werken: 1 Kijken (alleen bij video’s) 2 Luisteren 3 Lezen 4 Woorden 5 Verstaan en nazeggen 6 Regels van de Taal 7 Spelling 8 Spreken Het onderdeel Spelling (7) zit niet standaard in het pakket. U kunt dit vanaf de docentensite klaarzetten voor een cursist. Het is te vinden onder ‘additioneel materiaal voor middenopgeleiden met profiel Werk’. De cursist krijgt dan online aanvullend materiaal. Bij ‘Overig materiaal’, ‘Taalmodules’, ‘Aanvullende lees‐ en schrijfopdrachten voor middenopgeleiden’ vindt u ook nog meer materiaal voor middenopgeleiden. Spreken (8) is in het online programma geen volwaardige vaardigheid. In alle Taalsituaties is bij een tekst een vrije spreekopdracht opgenomen bij een videofragment. De meeste spreekopdrachten staan echter in het werkboek. IJsbreker Plus online biedt verder: ‐ een multimediaal woordenboek; ‐ transcripten van de luisterteksten; ‐ een toets per Taalsituaties; ‐ de mogelijkheid om buiten de Taalsituaties om met taalwijzers te oefenen; ‐ de mogelijkheid om thuis of elders te werken waarbij de voortgang en de resultaten automatisch worden bijgehouden; ‐ feedback in de vorm van goed of fout, en soms middels een taalwijzer; ‐ een uitgebreid resultatenoverzicht; ‐ een uitgebreide helpfunctie in de steuntalen Engels, Frans, Spaans, Turks en Arabisch; ‐ helpkaarten voor de cursist in de verschillende steuntalen; IJsbreker Plus Werkboek Naast het online programma is er een werkboek beschikbaar dat u voor de cursist kunt aanschaffen. Het Werkboek van elke module bestaat, net als het online programma, uit negen “Taalsituaties” met elk een eigen thema. Alle Taalsituaties bestaan uit vijf lessen met spreek‐ en schrijfopdrachten. Ook zijn er Taalwijzers die de grammaticale leerstof uit een tekst toelichten. Daarnaast zijn er oefeningen in verstaan en nazeggen en buitenschoolse opdrachten (Praktijk). Al deze opdrachten sluiten aan bij de lees‐ en luisterteksten die de cursist online doorwerkt. De woorden die de cursist op de computer geoefend heeft, komen terug in deze opdrachten.
13
De oefeningen zijn per les onderverdeeld in oefeningen om zelfstandig door te werken en oefeningen voor de groep en de docent. Het onderdeel ‘Met de docent’ komt niet in elke les voor, en ook wordt niet bij elke tekst aan alle vaardigheden gewerkt. De afronding (Tot slot), bestaat uit een tekening of een video rond het thema van die Taalsituaties, gevolgd door enkele opdrachten. Achter in het werkboek staan de antwoorden bij de (meeste) oefeningen. Na drie Taalsituaties wordt door middel van het onderdeel ‘Oefenen voor het inburgeringsexamen’ teruggekeken op de leerstof. Dat gebeurt vanuit het perspectief van de cruciale praktijksituaties. Meer informatie hierover vindt u in de aparte handleiding bij dit onderdeel. 3.2.2 Docentensite Het docentenmateriaal bestaat uit een licentie voor een docentensite waarop u de handleidingen en het audio‐ en videomateriaal bij de verschillende onderdelen vindt. Ook heeft u toegang tot al het cursistenmateriaal, zowel het online materiaal als het aanvullende materiaal zoals werkbladen en transcripten, de sectorspecifieke lees‐ en schrijfopdrachten bij de Vervolgmodule Werk, materiaal bij de cp’s, workshops en (printbare) toetsen. Ook is er extra, los inzetbaar materiaal beschikbaar, zoals woordenschriften en grammatica‐oefeningen. Op de docentensite beheert u ook de gegevens van uw cursisten en u bepaalt er met welk materiaal ze aan de slag gaan. Ook krijgt u hier inzicht in de voortgang en resultaten van uw cursisten. Meer informatie hierover vindt u in de handleiding over de werking en mogelijkheden van de docentensite. 3.2.3 Het geluid‐ en beeldmateriaal Bij het inspreken van de teksten is gestreefd naar een zo natuurlijk mogelijke manier van spreken in een normaal tempo. Er is bewust gekozen voor sprekers met verschillende, lichte accenten. Er zijn ook enkele sprekers van buitenlandse afkomst. De transcripten van de luisterteksten zijn te vinden op de docentensite van IJsbreker Plus en kunnen geprint worden. 3.3 Keuze en ordening van de leerstof Natuurlijke taal Het materiaal in de taalmodules van IJsbreker Plus bestaat uit natuurlijke taal. Dit heeft als consequentie dat er vanaf het begin grammaticaal minder eenvoudige structuren in voorkomen. Omdat authentiek materiaal voor het beginniveau vrijwel altijd te moeilijk is, is het materiaal herschreven. Hierbij is veel zorg besteed aan het behoud van de natuurlijkheid van de taal. Thematische ordening
14
De leerstof is thematisch geordend. De thema’s in de Basismodule en in de Vervolgmodule OGO sluiten aan bij onderwerpen binnen de domeinen OGO en KNS. In de Vervolgmodule Werk zijn er vooral thema’s rond werk. Thema’s zijn bijvoorbeeld: personalia, tijd, vervoer, media, vrije tijd, gezond en veilig werken. Bij de keuze is gekeken of de thema’s interessant en relevant zijn voor de doelgroep, ook met het oog op het inburgeringsexamen. Cyclische ordening De leerstof wordt niet in één keer aangeboden maar verdeeld over “Taalsituaties”. Wanneer bepaalde leerstof later terugkomt, wordt de eerder aangeboden stof herhaald en verdiept. Een voorbeeld hiervan zijn de werkwoordsvormen in de eerste Taalsituaties. Selectie taalfuncties De keuze van het aanbod taalfuncties is gebaseerd op de volgende bronnen: Doelen NT2, Over de drempel naar sociale redzaamheid (Coumou, W. e.a., NCB, Utrecht 1987), Threshold Level 1990 (Van Ek, J.A. en J.L.M. Trim, Raad van Europa, Straatsburg 1991) en het Raamwerk NT2 (BVE Raad, De Bilt 2002). Selectie woordenschat In het taalmateriaal van IJsbreker Plus worden in totaal 1400 leerwoorden aangeboden; 800 in de Basismodule en 600 in de Vervolgmodules. Deze woorden staan bij de teksten waarin ze voorkomen en worden geoefend. De woorden zijn gekozen op basis van relevantie en frequentie. Ongeveer 825 van de woorden komen voor in het Basiswoordenboek Nederlands (De Kleijn en Nieuwborg, Wolters‐Noordhoff, Groningen,1996, ISBN 90 01 47071 8). Dit woordenboek wordt gebruikt als referentie voor tekstdekking bij het Staatsexamen voor het Diploma Nederlands als tweede taal, programma 1. Daarnaast komt er nog een klein aantal extra woorden voor die niet worden geoefend, onder andere beroepstaalwoorden in de Vervolgmodule Werk. Tot slot zijn in de cp‐opdrachten woorden opgenomen die relevant zijn voor het functioneren in de desbetreffende praktijksituatie, met name op het gebied van KNS. Bij deze woorden is een betekenis of omschrijving opgenomen van het begrip. Selectie grammatica IJsbreker Plus biedt in bescheiden mate grammaticale structuren aan, passend binnen de in het Raamwerk NT2 gestelde eindtermen. De aangeboden grammatica wordt ook geoefend.
15
4 Voorbereidingsmateriaal voor het inburgeringsexamen Het inburgeringsexamen bestaat uit een taalexamen en een examen over de Nederlandse samenleving. Aan beide onderdelen wordt in IJsbreker Plus gewerkt. Veel kennis over de Nederlandse samenleving zit verwerkt in de teksten en opdrachten bij de lees‐ en luisterteksten in de taalmodules. Uit de teksten blijkt dat meisjes naar school gaan, vrouwen onderzocht worden door mannelijke artsen, twee mannen samen kunnen leven, je wel een praatje over het weer maakt met een buurman maar niet zo gauw over geld, dat je de geboorte van een kind aangeeft bij de gemeente. In de verwerkingsoefeningen worden cursisten bewust gemaakt van deze kennis van de samenleving, onder andere in opdrachten waarin cursisten de gewoonten en gebruiken in Nederland vergelijken met de situatie in hun eigen land. Werken met het taalmateriaal in IJsbreker Plus betekent dus voortdurend werken aan de eindtermen van KNS. 4.1 Cp‐opdrachten In IJsbreker Plus is bij alle cruciale praktijksituaties (cp’s) een uitgebreide opdracht ontwikkeld, vergelijkbaar met de voorbeeldassesments van het Inburgeringsexamen. De opdracht speelt zich meestal af rond één situatie, zoals ook in het examen gebeurt. Op die manier hoeft de cursist zich niet steeds in nieuwe situaties in te leven. Net als bij de cp’s zijn ook bij de eindtermen van KNS opdrachten ontwikkeld.
Meer informatie over de cp‐ en KNS‐opdrachten vindt u in de aparte handleiding die te vinden is op de docentensite.
16
4.2 Oefenprogramma KNS Behalve de cp‐opdrachten is er ook nog een oefenprogramma bij KNS opgenomen in IJsbreker Plus. Per cp krijgt de cursist een aantal oefenvragen, meest meerkeuze‐ of invulvragen. Er zijn geen tekstjes opgenomen in het oefenprogramma.
U kunt een cursist met dit oefenprogramma laten werken als hij de cp‐opdrachten heeft gedaan en extra wil oefenen. Ook zou u het programma kunnen inzetten nog vóórdat een cursist met de cp‐opdrachten gaat werken; u kunt dan bepalen of de cursist al genoeg over een bepaald onderwerp weet. 4.3 Proefexamens Taal en KNS Een van de onderdelen van IJsbreker Plus is de Examenmodule. In deze examenmodule kan de cursist een proefexamen maken dat in opzet zo nauw mogelijk aansluit bij de onderdelen Elektronisch Praktijkexamen (EPE) en examen Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) van het Inburgeringsexamen. Elk proefexamen EPE of KNS bestaat uit 43 items, die random uit een database worden geselecteerd. De cursist krijgt geen feedback bij zijn antwoord. Hij krijgt een totaalscore na het afronden van het proefexamen. Als de cursist voor het Examen KNS 62% van de vragen goed beantwoord heeft of voor het Examen EPE 73% van de vragen, is het resultaat voldoende. Onder dit percentage is het resultaat onvoldoende. Naast de totaalscore krijgt de docent en de cursist
17
inzicht op welke onderdelen hij vooral nog fouten maakt. Dus: bij welke CP of welke vaardigheid scoort hij onder de norm, met daarbij het advies om daar nog verder aan te werken.
18
5 Workshops In IJsbreker Plus is naast de taalmodules ook een aantal workshops opgenomen, te weten: 1. Kijken naar leren De workshops Kijken naar leren zijn bedoeld om cursisten bewust te maken van hun leer‐ en studievaardigheden en ze daar verder mee te helpen. Dit wordt gedaan aan de hand van concrete vragen en opdrachten. 2. Taal op het werk Cursisten die het inburgeringsexamen gaan afleggen met het profiel Werk hebben naast het leren van de taal en het voorbereiden op het examen door cp‐training ook behoefte aan voorbereiding op de Nederlandse werkcultuur. Taal op het werk bestaat uit negen workshops die in die behoefte voorzien. 3. Werken met het woordenboek In de workshops Werken met het woordenboek leert de cursist het Van Dale Pocketwoordenboek Nederlands als tweede taal (NT2) te gebruiken. 4. Werken met de computer In de workshops Werken met de computer leert de cursist te werken met internet. Ook zijn er workshops om te leren werken met Word en met een (gratis) e‐mailprogramma. Voor meer informatie verwijzen we u graag naar de handleidingen die, net als de workshops zelf, te vinden zijn op de docentensite.
19
6 Achtergrondinformatie 6.1 Zelfstandig leren werken Kennismaking met IJsbreker Plus Online en het werkboek In de eerste Taalsituaties van de Basismodule IJsbreker Plus maken de cursisten kennis met Online, het werkboek, en de manier van werken met de methode. Taalsituaties 1 wordt dan ook gezamenlijk, met de docent, doorgewerkt. Besteed veel aandacht aan de manier van werken, de oefenvormen, het materiaal en de instructies. Dit zorgt ervoor dat de cursisten goed voorbereid zijn op het werken met IJsbreker Plus en zij de overige Taalsituaties steeds minder docentgestuurd les hoeven te krijgen. Gebruik daarbij de leeswijzer voor in het werkboek met de uitleg van de symbolen die in het werkboek en het online programma gebruikt worden. Zet de tafels en stoelen zo neer dat er gemakkelijk in tweetallen en groepjes gewerkt kan worden. Vertel de cursisten dat ze in de cursus veel zelf aan het werk gaan. Dit kan alleen of samen en is afhankelijk van het niveau. Geef aan dat het belangrijk is dat de cursisten vragen stellen aan elkaar of aan de docent. Met behulp van een beamer kunt u op eenvoudige wijze het computerprogramma IJsbreker Plus Online uitleggen en demonstreren. Ook is er een powerpointpresentatie die u kunt gebruiken om het programma te demonstreren en een document dat u aan uw cursisten kunt geven. Laat de cursisten de eerste keer in tweetallen met IJsbreker Plus Online kennismaken. Zo kunnen ze elkaar helpen en het programma leren kennen voordat ze er echt mee aan het werk gaan. Werken met IJsbreker Plus Online Als de cursisten enigszins overweg kunnen met een computer, kunnen zij de opdrachten van IJsbreker Plus Online maken. De opdrachten die bij de eerste Taalsituaties horen zijn eenvoudig van aard. Ook de instructies zijn kort gehouden. Desgewenst kunnen de cursisten de instructies ook in een van de steuntalen meelezen. Overigens wordt in de eerste paar workshops van Kijken naar leren ook aandacht besteed aan het werken met IJsbreker Plus Online en met het Werkboek. Kijk voor meer informatie in de workshops Kijken naar leren en de handleiding erbij, die beide te vinden zijn op de docentensite. Instructies in het Werkboek Taalsituaties 1 In het Werkboek worden verschillende oefenvormen gebruikt. Bij nieuwe oefenvormen is een duidelijke instructie nodig. Deze instructie bestaat uit de volgende stappen: ‐ lees de oefening voor; ‐ doe de oefening voor op het bord; ‐ verwijs naar het voorbeeld in het boek. In Taalsituaties 1 is bij veel oefeningen een voorbeeld opgenomen. Als dezelfde oefenvorm een paar keer is voorgekomen, kunt u volstaan met het voorlezen van de oefening en te wijzen op het voorbeeld in het boek. In een volgende fase lezen cursisten de oefening zelf stil door. Daarna behandelt u één zin per oefening (of oefentype) klassikaal om na te gaan of iedereen de oefening begrijpt. De rest van de
20
oefening wordt individueel of in groepjes gemaakt. U kunt langslopen en kijken of de oefening goed uitgevoerd wordt. Taalsituaties 2 Vanaf Taalsituaties 2 worden oefeningen die veelvuldig voorkomen zelfstandig gemaakt. Dit gebeurt tijdens de groepsles zodat u er zicht op houdt en eventueel kunt bijsturen. Help de cursisten indien nodig, maar grijp niet te snel in. Bespreek de oefeningen met de groep na. Bij een heterogene groep gebeurt dit in subgroepjes. Cursisten die het moeilijk vinden om de oefeningen zelfstandig te maken, kunnen aansluiten bij iemand die dezelfde taal spreekt. Taalsituaties 3 Vanaf Taalsituaties 3 bestaat de groepsles voor een deel uit zelfstandig werken (al dan niet met IJsbreker Plus Online) en een deel groepsgericht werken. Stimuleer de cursisten om aan het begin van de groepsles direct zelf aan het werk te gaan met het Werkboek. Maak vooraf duidelijk óf er in de les ook groepsgericht gewerkt wordt en, zo ja, op welke momenten. Wanneer u merkt dat veel cursisten met bepaalde instructies of oefenvormen problemen hebben, kunt u deze nogmaals klassikaal uitleggen en voordoen. Zelf antwoorden nakijken in IJsbreker Plus Online Bij alle oefeningen in Online kunnen cursisten hun antwoorden controleren. Ze gebruiken hiervoor de knop ‘Kijk na’. De goede antwoorden worden groen gearceerd, de verkeerde antwoorden worden rood en het goede antwoord wordt blauw gemaakt. Daarna kunnen de cursisten de oefening nogmaals maken door de knop ‘Herhaal’ te gebruiken. De resultaten op de oefeningen worden opgeslagen en zijn in te zien door de cursist zelf en de docent. De docent kan dit via de docentensite doen. Dit geldt niet voor de oefeningen waar de cursist zijn eigen mening of idee kan geven (te herkennen aan de opdracht: Kies jouw antwoord). Van deze oefeningen worden alle antwoorden goed gerekend en er wordt geen resultaat bewaard. Zelf antwoorden nakijken in het Werkboek Met de taalmodules van IJsbreker Plus kunnen de cursisten zelf hun oefeningen uit het Werkboek nakijken. Een goed moment om hier mee te beginnen is vanaf Taalsituaties 2. De antwoorden staan achter in het Werkboek. U kunt de cursisten op de volgende manier vertrouwd maken met het zelf nakijken van hun werk. ‐ Laat de cursisten eerst zelf de vragen van de oefening beantwoorden. Zoek vervolgens met de cursisten de antwoorden bij de oefening op. Laat zien waar het nummer van de oefening staat en het nummer van de vragen. Leg uit dat er vaak alleen a of b staat in plaats van het letterlijke antwoord. Bespreek de antwoorden één voor één. ‐ De volgende stap is dat u wel samen met de cursisten de antwoorden opzoekt, maar dat de cursisten de oefeningen zelf nakijken. U controleert of het goed gaat. ‐ Vervolgens laat u de cursisten het werk helemaal zelf nakijken. Bespreek in eerste instantie alle antwoorden en ga dan langzaam over tot het bespreken van alleen die antwoorden waar cursisten veel fouten in hebben gemaakt
21
Blijf in de lessen regelmatig observeren of de cursisten erin slagen de antwoorden op te zoeken én na te kijken. Benadruk dat het belangrijk is om bij een foutief antwoord terug te gaan naar de oefening en eventueel de tekst, om te kijken waarom het antwoord fout is. Sommige cursisten vinden het erg vervelend om foute antwoorden in hun werkboek te hebben staan. Zij schrijven de antwoorden bijvoorbeeld over of gummen de foute antwoorden uit. Probeer de cursisten duidelijk te maken dat zij van hun fouten juist kunnen leren. Het is daarom beter om het foute antwoord te laten staan en het goede antwoord erbij te schrijven. In Workshop 6 van Kijken naar Leren wordt aandacht besteed aan het zelf nakijken van oefeningen. Eigen tempo Vertel aan het begin van de cursus dat de cursisten in hun eigen tempo kunnen werken. Cursisten die thuis een computer hebben, kunnen verder werken met IJsbreker Plus Online. Via de docentensite houdt u overzicht over het online werk van de cursisten. Verder kunnen de cursisten alle oefeningen van het onderdeel Zelfstandig thuis doen, behalve de opdrachten die in tweetallen of groepjes gedaan worden. Tijdens de periode van zelfstandig werken in de groepsles kunt u het thuis gemaakte werk steekproefsgewijs bekijken. Door meer of minder thuis te werken, kunnen cursisten invloed uitoefenen op de duur van het traject. Dit zal de motivatie van enkele cursisten bevorderen. Voorwaarde is wel dat snelle cursisten steeds door kunnen gaan, eventueel in een andere groep. 6.2 De vaardigheden in de taalmodules: beschrijving en werkwijze 6.2.1 Luisteren Het luisteren naar een nieuwe taal is volgens ons de eerste toegang tot die taal. Daarom ligt in IJsbreker Plus Basismodule en in de eerste Taalsituaties van de Vervolgmodules OGO en Werk de nadruk op de luistervaardigheid en zijn de meeste teksten luisterteksten. Daarna is de verhouding leesteksten – luisterteksten ongeveer gelijk. Vanaf het begin wordt er gewerkt aan de functionele luistervaardigheid. Hieronder verstaan wij het begrijpen van natuurlijk gesproken Nederlands. Begrijpend luisteren wordt geoefend in de verschillende luisterrondes bij elke tekst. Een belangrijke, tussenliggende stap tussen de luisterrondes en de overige verwerkingsoefeningen is de opdracht ‘Luister naar de tekst en lees mee’. Met behulp van deze oefeningen leren de cursisten woorden herkennen en leren zij het onderscheid tussen geschreven en gesproken taal. De cursisten werken aan luistervaardigheid in IJsbreker Plus Online. Het onderdeel Luisteren is als volgt opgebouwd: Oefening 1 De cursisten luisteren naar de tekst. Oefening 2 Ze lezen de vragen van de begripsoefeningen, luisteren nogmaals naar de tekst en beantwoorden de vragen. Met de ‘Kijk na’ knop controleren ze hun antwoord. Oefening 3 Een tweede begripsoefening bij de luistertekst die op dezelfde manier wordt gedaan. Oefening 4 De cursisten luisteren naar de tekst en lezen de tekst mee.
22
Wanneer cursisten slecht scoren op luistervaardigheid, kan dit verschillende oorzaken hebben. De cursist beschikt over een te kleine woordenschat, zodat een tekst te veel onbekende woorden bevat om de tekst te kunnen begrijpen. De cursist heeft problemen met het herkennen van woorden in verbonden spraak. De cursist heeft echt een probleem met luistervaardigheid. In de eerste twee situaties is het niet zinvol om nog meer te werken aan luistervaardigheid. De cursisten kunnen dan beter extra oefenen met de woorden of extra oefenen met de vaardigheid Verstaan en nazeggen. In de laatste situatie is extra oefenen met de luisterteksten natuurlijk wel zinvol. IJsbreker Plus Online biedt de mogelijkheid om te differentiëren per vaardigheid. U kunt het programma zo instellen dat de cursist een aantal luisterteksten achter elkaar kan doen. In de Vervolgmodule Werk komen in alle Taalsituaties minimaal twee luisterteksten voor die over een situatie op het werk gaan. Deze bieden relevant taalaanbod en kennis over beroepsvaardigheden en houdingsaspecten in de betreffende werksituatie. Daarnaast bieden de Taalsituaties 8 en 9 nog elk twee sectorspecifieke luisterteksten aan. De cursist kan hierbij een keuze maken tussen een luistertekst op het gebied van Handel, Zorg, Techniek of Overig (zoals horeca of groenvoorziening). Indien nodig kunt u met de groep nog eens naar een luistertekst luisteren en/of een video laten bekijken. U vindt het audio‐ en videomateriaal op de docentensite. De transcripten van de teksten kunt u printen vanaf de docentensite. Indien u die mogelijkheid ter beschikking stelt, kunnen de cursisten de teksten ook zelf printen. In Kijken naar leren, workshop 4, is er aandacht voor het omgaan met luisterteksten. 6.2.2 Verstaan en nazeggen Onder de titel Verstaan en nazeggen wordt in IJsbreker Plus vanaf het begin geoefend met klanken, woordaccenten, lettergrepen, zinsaccenten, woordherkenning, ritme en intonatiepatronen. Het nazeggen van zinnetjes met een goede intonatie in het juiste ritme maakt de cursisten vertrouwd met de manier waarop het Nederlands wordt gesproken. Verstaan en nazeggen kan geheel zelfstandig worden geoefend met IJsbreker Plus Online. Toch is het zinvol om dit onderdeel regelmatig in de groep aan bod te laten komen. Hoewel de problemen met Verstaan en nazeggen per cursist sterk kunnen verschillen is het belangrijk om in de groep regelmatig feedback te geven. Daarom staan er in het Werkboek, bij het onderdeel Met de docent, regelmatig oefeningen voor Verstaan en nazeggen. In alle Taalsituaties van het Werkboek zijn één of meer taalriedels opgenomen. In een taalriedel oefenen cursisten specifiek met ritme, intonatie en vooral ook met tempo. Het onderdeel Verstaan en nazeggen bevat in IJsbreker Plus Online en het Werkboek de volgende oefeningen: Functie‐oefeningen
23
In de functie‐oefeningen worden veelal de taalfuncties uit de taalwijzers geoefend. Er zijn twee soorten functie‐oefeningen: ‘Is de dialoog goed?’ en ‘Wat is een goede reactie?’. In de eerste oefening hoort de cursist een dialoogje van twee zinnen en moet de cursist aangeven of het dialoogje klopt. De zinnen staan niet op het scherm. In de tweede oefening hoort de cursist een zin of vraag en moet de cursist de goede reactie kiezen. De reactie kan zowel beluisterd als gelezen worden. Als er een taalwijzer aan de oefening is gekoppeld, verschijnt de knop ‘taalwijzer’ nadat de cursist op ‘Kijk na’ heeft geklikt. Als de cursist op de knop ‘taalwijzer’ klikt, krijgt hij de bijbehorende taalwijzer te zien. Deze oefeningen komen alleen voor in IJsbreker Plus Online. Klankoefeningen Voorbeelden van klankoefeningen zijn: hoor je een /a/?, hoor je een /a/ of een /aa/? Klinken de woorden hetzelfde? De klanken worden voornamelijk geoefend op woordniveau aan de hand van (meestal) bekende woorden. Wijs cursisten op de notatie van een klank door middel van / /. De klanknotatie kan anders zijn dan de schrijfwijze (bijvoorbeeld de /a/ in ‘staan’). In bijlage 1 van de docentenhandleiding bij de Basismodule vindt u een uitgebreid overzicht van de klanken met aandacht voor de didactiek en werkwijze. Deze oefeningen komen zowel in IJsbreker Plus Online als in het werkboek voor. Oefeningen met lettergrepen Bij deze oefeningen laat u eerst het woord horen. Daarna moeten de cursisten aangeven uit hoeveel lettergrepen het woord bestaat. U kunt eventueel ook samen de lettergrepen tellen. Vooral lettergrepen die geen klemtoon hebben of die min of meer ingeslikt worden, zijn moeilijk te horen. Deze oefeningen komen zowel in IJsbreker Plus Online als in het werkboek voor. Oefeningen in woordaccent Deze oefening volgt vaak op een oefening met lettergrepen. De cursisten horen een woord en geven vervolgens aan waar het accent valt. Wanneer cursisten het accent niet goed horen, kunt u het accent steeds op een andere lettergreep laten vallen. Zeg het woord dan nogmaals met het accent op de goede lettergreep totdat de cursisten de goede uitspraak herkennen. Deze oefeningen komen zowel in IJsbreker Plus Online als in het werkboek voor. Oefeningen in woordherkenning Hieronder geven we een aantal voorbeelden van dit soort oefeningen. ‐ ‘Hoeveel woorden hoor je?’ De cursisten moeten het aantal woorden in de zin tellen. Vooral kleine woordjes (lidwoorden, voorzetsels) zijn moeilijk te herkennen. Bij de feedback krijgt de cursist de zin op het scherm te zien. ‐ ‘Welk woord hoor je?’ De cursisten krijgen een zin te horen waarin een woord ontbreekt. Er worden hun drie antwoordmogelijkheden gegeven, waarvan er een goed is. ‐ ‘Hoor je de zin?’ De cursisten luisteren naar de luistertekst en kruisen aan welke zinnen ze horen. De laatste oefening komt alleen in IJsbreker Plus Online voor, de andere ook in het Werkboek.
24
‘Zeg na’ Deze oefening bestaat uit losse zinnen die uit de luisterteksten komen. Vaak worden deze zinnen ook weer gebruikt in de spreekoefeningen. In de eerste Taalsituaties kunt u de woorden en zinnen van de oefeningen beter zelf uitspreken. Dat is makkelijker dan met de audio van de docentensite. De cursisten zien dan ook de bewegingen van de mond. Zorg voor een natuurlijk spreektempo en een goede intonatie. Later kunt u de audio gebruiken. Zeg de zinnen één voor één en laat de cursisten de zinnen in koor nazeggen. Zo hebben de cursisten steun aan de groep. In IJsbreker Plus Online kunnen de cursisten hun antwoord opnemen, zodat ze zichzelf kunnen terug horen. Taalriedel Een taalriedel bestaat meestal uit een dialoog. Bij een taalriedel is het belangrijk dat deze in een bepaald tempo en met een bepaald ritme uitgesproken wordt. Doe deze oefening daarom altijd met de audio van de docentensite. Laat de taalriedel eerst een keer horen. Controleer of alle zinnen duidelijk zijn. Daarna verdeelt u de groep in twee groepen. Elke groep krijgt één van de twee rollen. Doe zelf met een groep mee om het tempo en ritme vast te houden. Wissel na een paar keer oefenen de rollen om. Eventueel kunt u de taalriedel ook nog in tweetallen laten oefenen. Deze oefening komt niet voor in IJsbreker Plus Online. Gatentekst Bij elke luistertekst is een gatentekst aanwezig. De cursist luistert naar de tekst en leest ondertussen mee op het scherm. In de tekst op het scherm zijn woorden weggelaten. Bij de tekst staan de in te vullen woorden. De cursist sleept het juiste woord naar de goede plaats. Deze oefening staat alleen in IJsbreker Plus Online. 6.2.3 Lezen Naast luistervaardigheid is ook leesvaardigheid belangrijk. Al lezend moeten de cursisten leren om informatie te verwerken. Daarnaast is er aandacht voor ondersteunend lezen, dat wil zeggen: het leren van nieuwe woorden, het opbouwen van woordbeelden en het wennen aan zinspatronen en grammaticale structuren. Net als bij Luisteren wordt het Lezen geoefend in een aantal leesrondes. Het tempo waarin cursisten lezen is heel verschillend. De leesteksten en de begripsvragen worden daarom zelfstandig doorgewerkt Er wordt in IJsbreker Plus Basismodule een begin gemaakt met het ontwikkelen van leesstrategieën. Daarbij leren de cursisten tekstsoorten te herkennen, gebruik te maken van kopjes en te zoeken op trefwoorden. Een aantal teksten is gericht op het opzoeken van belangrijke informatie, zogenaamde extensieve leesteksten. Deze teksten hoeven niet geheel gelezen te worden (denk aan informatieborden en schema’s). De cursist oefent deze strategie met IJsbreker Plus Online. In de Vervolgmodule Werk zijn, net als bij luisteren, teksten opgenomen die cursisten op hun werk kunnen tegenkomen, zoals een instructie of mededeling. Daarnaast bieden de Taalsituaties
25
8 en 9 ook elk twee sectorspecifieke leesteksten. De cursist kan hierbij een keuze maken tussen een luistertekst op het gebied van Handel, Zorg, Techniek of Overig. Informatieve (of intensieve) leesteksten De oefeningen met de informatieve leesteksten zijn als volgt opgebouwd: 1. De cursisten lezen de instructie van de eerste oefening. Bij de instructie staat meestal ook kort iets over de tekst. 2. Vervolgens lezen ze de vragen van de eerste oefening. Om de vragen van deze oefening te kunnen beantwoorden is het niet altijd nodig dat de cursist de tekst goed of helemaal moet lezen. Dit staat in de instructie aangegeven. 3. De cursisten beantwoorden de vragen. 4. Met de nakijkknop controleren ze hun antwoorden. Bij foute antwoorden lezen de cursisten de tekst nogmaals en proberen ze te begrijpen waarom een ander antwoord het juiste was. 5. Vervolgens maken ze op dezelfde manier de tweede leesoefening. Extensieve leesteksten De oefeningen met de extensieve leesteksten zijn als volgt opgebouwd. De cursisten lezen de instructie. In de instructie wordt duidelijk gemaakt dat de cursist de tekst niet helemaal moet lezen, maar het antwoord moet proberen te zoeken. De cursisten lezen eerst de vragen en vervolgens zoeken ze per vraag het antwoord in de tekst. Met de nakijkknop controleren ze de antwoorden. Bij foute antwoorden lezen de cursisten de tekst nogmaals en proberen ze te begrijpen waarom een ander antwoord het juiste was. 6.2.4 Spreken Vanaf het begin van de Basismodule wordt er gewerkt aan gespreks‐ en spreekvaardigheid. Deze vaardigheid is voornamelijk gericht op het oefenen van communicatieve routines en het kunnen voeren van standaard gesprekjes in alledaagse situaties en situaties op school/opleiding of werk. In de Vervolgmodule Werk kunnen de cursisten bij een aantal spreekopdrachten een sector kiezen waarbinnen ze de opdracht willen doen. Bij deze oefeningen hoort dan een werkblad (herkenbaar aan het pictogram). Taalsituaties 8 en 9 hebben een aantal grote, complexe spreekopdrachten waarin het houdingsaspect de meeste aandacht krijgt. Deze opdrachten worden gezamenlijk met de groep gedaan. De spreekopdrachten zijn zo gekozen dat ze realistisch en functioneel zijn voor de doelgroep. Dat betekent dat er in de opdrachten soms woorden zitten die niet in teksten aangeboden worden maar die wel op de werkvloer voorkomen. We hebben ervoor gekozen om de situaties zo authentiek mogelijk te laten zijn ook al betekent dit dat er soms onbekende woorden in voorkomen. We hebben het aantal zo beperkt mogelijk gehouden en waar mogelijk voorzien van afbeeldingen. De oefeningen voor spreken komen allemaal in het Werkboek voor, of cursisten kunnen de oefeningen printen vanuit IJsbreker Plus Online als u die functionaliteit heeft geactiveerd. Werkwijze
26
De spreekopdrachten worden vaak geïntroduceerd door een ‘Zeg na’‐oefening in het onderdeel Verstaan en nazeggen. Zo oefenen de cursisten de klank en intonatie van het Nederlands. De zinnen komen vervolgens terug in de spreekopdrachten. Bij een aantal spreekopdrachten worden twee soorten voorbeelden gegeven: een eenvoudig voorbeeld en een wat moeilijker voorbeeld. Veel spreekopdrachten bestaan uit een rollenspel. De cursisten voeren het gesprek eerst met de tekst erbij en vervolgens zonder de tekst. Een groot deel van de spreekopdrachten doen de cursisten zelfstandig, in tweetallen of kleine groepjes tijdens de periode van zelfstandig werken. Een cursist kiest één of meer cursisten om de spreekopdracht mee te doen, of u geeft aan welke cursisten samenwerken. Complexere spreekopdrachten of spreekopdrachten met de hele groep worden gezamenlijk met de docent gedaan. Nabespreken Wanneer de cursisten op hetzelfde moment met de spreekopdrachten bezig zijn, kunt u de oefening met de groep nabespreken. Laat bijvoorbeeld één of meer tweetallen de oefening voor de groep doen. De andere cursisten krijgen de opdracht om op verschillende dingen te letten (uitspraak, of de dialoog loopt, de woordkeus, enzovoort). Ook kunt u met de groep een aantal aandachtspunten behandelen die u tijdens het observeren zijn opgevallen. Zoals de uitspraak van bepaalde woorden, het foutief gebruik van woorden of bepaalde, eenvoudige vormfouten. Bij de oefeningen staan de aandachtspunten voor feedback vermeld. Bij de korte spreekoefeningen is een klassikale nabespreking vaak niet nodig. Als u het wel doet, houd de nabespreking in ieder geval kort. Wanneer slechts een beperkt aantal cursisten op hetzelfde moment met de spreekoefening bezig is, bespreekt u de oefening per tweetal of met het groepje cursisten. Dit hoeft echter niet altijd. Er staan zoveel spreekoefeningen in IJsbreker Plus dat er voldoende gelegenheid is om feedback te geven. Bovendien is het effect van veel oefenen groter dan het effect van veel feedback geven. Bij de discussieachtige spreekopdrachten is een klassikale afronding wel zinvol en vaak interessant. Rond zo’n spreekopdracht af met een groepsdiscussie. De nadruk bij de spreekopdrachten ligt altijd op begrijpelijkheid en niet op vorm. Tot slot De Taalsituaties worden afgerond met een Tot slot, bestaande uit een tekening of video over het thema. Gebruik de tekening of video om het taalaanbod te herhalen, eventueel nog te verduidelijken en om cursisten te laten praten over hun ervaringen. Dat is zowel een goede spreekoefening als een verrijking van de taalomgeving. Bij de video’s in ‘Extra Materiaal na Taalsituaties 3, 6 of 9’ zijn ook spreekopdrachten ontwikkeld. Bij deze spreekopdrachten gaat het zowel om taal als houding (zie de Handleiding per Taalsituaties). Deze opdrachten zijn te vinden op de docentensite, onder ‘Overig materiaal’. IJsbreker Plus Online IJsbreker Plus Online biedt per Taalsituaties een maal het onderdeel Spreken aan. De cursist krijgt een spreekopdracht naar aanleiding van een videofragment. Aan het einde van het videofragment krijgt de cursist direct een vraag gesteld. Hij kan zijn reactie inspreken en terugluisteren. Ook kan hij voorbeeldreacties beluisteren. Daarnaast kan de cursist in het
27
onderdeel Verstaan en nazeggen receptief oefenen met taalfuncties uit de taalwijzer. Ook kan hij werken aan uitspraak en intonatie. 6.2.5 Schrijven Vanaf IJsbreker Plus Basismodule wordt er gewerkt aan het ontwikkelen van de schrijfvaardigheid. De nadruk hierbij ligt op de begrijpelijkheid en niet op de vorm. In de Basismodule gebeurt dit voornamelijk ondersteunend, door het opbouwen van woordbeelden. De cursisten moeten woorden opschrijven, invuloefeningen maken, zinnen aanvullen en dictees maken (vooral in IJsbreker Plus Online). Ze maken zelf zinnen door woorden in de goede volgorde te zetten of zinsdelen te combineren. Er wordt ook aandacht besteed aan functionele schrijftaken als: het opschrijven van eigen personalia, het adresseren van een ansichtkaart, het noteren van een afspraak en het schrijven van een briefje. In IJsbreker Plus Vervolgmodule wordt het aantal functionele schrijftaken sterk uitgebreid: het invullen van formulieren, het schrijven van e‐mails, korte berichten en brieven en het noteren van afspraken. Ook sluit een aantal schrijfopdrachten bij de module aan op de sectorspecifieke lees‐ en luisterteksten uit de laatste twee Taalsituaties. Deze schrijfopdrachten zijn, net als de spreekopdrachten, zo gekozen dat ze realistisch en functioneel zijn voor de doelgroep. Dat betekent dat er in de opdrachten soms woorden zitten die niet in teksten aangeboden worden maar die wel op de werkvloer voorkomen. We hebben ervoor gekozen om de situaties zo authentiek mogelijk te laten zijn ook al betekent dit dat er soms onbekende woorden in voorkomen. We hebben het aantal zo beperkt mogelijk gehouden en waar mogelijk voorzien van afbeeldingen. IJsbreker Plus Basismodule stelt weinig eisen aan spelling en interpunctie, hoewel beide wel geoefend worden. In de laatste Taalsituaties wordt een voorzichtig begin gemaakt met het aanbieden van spellingregels. In de Vervolgmodules worden meer eisen aan de formele correctheid gesteld. De schrijfoefeningen die zijn gericht op vorm (zoals: ‘Zet de woorden in de goede volgorde’ of ‘Zet in de goede vorm’) kunnen de cursisten zelfstandig maken en nakijken. Verwijs cursisten zo nodig naar teksten waarin dezelfde of soortgelijke zinnen staan. Laat ze analoog met deze zinnen de structuur van de oefenzinnen bepalen. Vermijd grammaticale uitleg, tenzij deze al in een taalwijzer is aangeboden. De functionele schrijfopdrachten zullen meestal door de docent gecorrigeerd worden. Bij de oefeningen vindt u aandachtspunten voor de correctie. Schrijftaken als woorden in de goede volgorde zetten, het gebruik van hoofdletters en punten en dictees komen in IJsbreker Plus Online voor in het onderdeel Regels van de taal. De overige opdrachten staan in het Werkboek, of cursisten kunnen de opdrachten printen van IJsbreker Plus Online als u die mogelijkheid heeft geactiveerd. 6.2.6 Woordenschat Nieuwe woorden en uitdrukkingen worden aangeboden met behulp van de teksten. De nieuwe woorden worden uitgebreid geoefend in het onderdeel Woorden van IJsbreker Plus Online. Dit onderdeel begint met het transcript van de luister‐ of leestekst. De nieuwe woorden kunnen in de tekst aangeklikt worden waarna de informatie van het aangeklikte woord in het woordenboek verschijnt.
28
Het woordenboek van IJsbreker Plus Online biedt, naast een Nederlandse omschrijving en een voorbeeldzin en een vertaling in vijf steuntalen. Werkwijze Zowel in het Werkboek als in IJsbreker Plus Online zijn oefeningen opgenomen om met het woordenboek te leren werken. In IJsbreker Plus Online is het woordenboek op twee manieren toegankelijk: via het aanklikken van leerwoorden in een tekst en via een alfabetische scroll‐lijst. In het eerste geval leren de cursisten welke informatie een woordenboek te bieden heeft, in het tweede geval kunnen de cursisten oefenen met het zoeken op alfabet. Het werken met een woordenboek is voor cursisten uit deze doelgroep niet vanzelfsprekend. U kunt dit stimuleren door te zorgen voor verschillende tweetalige woordenboeken in het lokaal. Help cursisten regelmatig met het opzoeken van woorden. U zult cursisten ook moeten leren omgaan met voorbeeldzinnen. Leg uit dat een voorbeeldzin de betekenis van het woord duidelijk probeert te maken. Laat zien hoe dit gebeurt aan de hand van voorbeeldzinnen bij woorden die bekend zijn bij de cursisten. Het onthouden van de geleerde woorden vraagt de nodige inspanning van de cursisten. De aangeboden woorden worden vooral geoefend in IJsbreker Plus Online. Dit programma biedt een grote variatie aan oefeningen. Help cursisten om zelf een woordenschrift aan te leggen met bijvoorbeeld de vertaling in hun eigen taal en een voorbeeldzin. Ook is er een uitgebreide Workshop ‘Werken met het woordenboek’. U kunt deze vanaf de docentensite beschikbaar stellen of printen. Controleren U zult regelmatig moeten controleren of de cursisten de aangeboden woorden begrijpen. U kunt dit in het resultatenscherm van het online programma doen. Ook de toetsen per Taalsituaties geven natuurlijk een beeld van de mate waarin de cursisten de woorden beheersen. Zie hiervoor de aparte handleiding over de docentensite. Bij spreek‐ en schrijfopdrachten kunt u erop letten of de juiste woorden gebruikt worden. Besteed ook bij Tot slot, de afronding van de Taalsituaties, aandacht aan de betekenis van de woorden. Geef de cursisten suggesties hoe ze de nieuwe woorden kunnen leren: veel herhalen, veel oefenen, en leren door bijvoorbeeld hun eigen vertaling te lezen en het Nederlandse woord te noemen en andersom. In een aantal workshops van Kijken naar leren en taalwijzers is aandacht voor woordleerstrategieën, bijvoorbeeld: Kijken naar leren Nieuwe woorden leren (5) Werken met het woordenboek (15) Taalwijzers Vormen van het werkwoord (de Vervolgmodules, Taalsituaties 6) Oorzaak (Vervolgmodule OGO Taalsituaties 9)
29
De begrippen die in de Taalwijzers aangeboden worden, bijvoorbeeld van frequentie (soms, vaak, altijd) en van gewicht (kilo, pond, ons, gram) worden in IJsbreker Plus Online geoefend bij het onderdeel Woorden. De cursisten kunnen de desbetreffende taalwijzer bij de oefeningen opvragen. 6.2.7 Grammatica en taalbeschouwing Oefeningen bij de grammaticale taalwijzers en overige vormoefeningen komen in IJsbreker Plus Online aan bod in het onderdeel Regels van de taal. De cursist kan oefenen met de grammaticale leerstof uit het betreffende Taalsituaties. Ook kan hij oefenen met zinsbouw, werkwoordsvormen, enkelvoud/meervoud en spelling (dictees op woord‐ en zinniveau). Bij de dictees kunnen de zinnen en woorden opgevraagd worden via de knop ‘Hint’. De letters of woorden verschijnen door elkaar op het scherm en moeten in de goede volgorde gezet worden. Verder zijn er oefeningen waarbij iets opgezocht moet worden in het online woordenboek (bijvoorbeeld het lidwoord of de voltooide tijd van het werkwoord). Als er een taalwijzer aan de oefening is gekoppeld, verschijnt na de eerste feedback de knop ‘Taalwijzer’.
Als de cursist op deze knop klikt, krijgt hij de bijbehorende taalwijzer te zien. De cursist kan ook in een hoofdmenu een grammaticaal onderwerp kiezen om mee te oefenen. Grammatica en taalbeschouwing worden samen beschreven omdat er een duidelijke overlap is. Bij beide is het doel de cursisten bewust te maken van de systematiek in de taal. Bijvoorbeeld door oefeningen als ‘Staat er “een” voor het zelfstandig naamwoord?’ of ‘Wijs het onderwerp in de zinnen aan’. Bij het aanleren van een nieuwe taal kan kennis van de eigen taal een belangrijk hulpmiddel zijn. Vandaar dat er in IJsbreker Plus af en toe verwezen wordt naar de eigen taal door middel van vragen als ‘Hoe zeg je dat in je eigen taal?’ Laat waar mogelijk dergelijke vragen bespreken in groepjes van cursisten die dezelfde taal spreken. Daarna kunnen zij aan de hele groep de antwoorden in het Nederlands uitleggen. In de taalwijzers krijgen taalvormen aandacht die zinvol zijn om onder de aandacht van de cursisten te brengen. In een enkel geval wordt daarbij de grammaticale regel gegeven, maar meestal wordt volstaan met het geven van voorbeelden. Met nadruk willen we erop wijzen dat de cursisten de in IJsbreker Plus voorkomende grammaticale structuren niet hoeven te beheersen of te doorzien. Net als de overige leerstof wordt de grammatica cyclisch aangeboden. In Taalsituaties 1 en 3 van de Basismodule worden bijvoorbeeld verschillende vormen van het werkwoord in een taalwijzer aangeboden; Taalsituaties 4 bevat een taalwijzer waar deze werkwoordsvormen bij elkaar staan.
30
Verschillende vormkenmerken worden als woord aangeboden zonder dat er een algemene regel gegeven wordt. Zo leren de cursisten het voltooid deelwoord als vorm van het betreffende werkwoord. Met de grammatica in de taalwijzers wordt in het Werkboek en in IJsbreker Plus Online geoefend. 6.2.8 Taalwijzers In een taalwijzer wordt leerstof uit de teksten nog eens extra onder de aandacht van de cursisten gebracht. Er zijn drie soorten taalwijzers: ‐ taalwijzers over functies, zoals bedanken, groeten, een mening geven. ‐ taalwijzers over begrippen, zoals gewicht, frequentie. ‐ taalwijzers over grammaticale onderwerpen, zoals het voltooid deelwoord, lidwoorden. Een taalwijzer bestaat uit een stukje informatie en/of voorbeelden en een of meer oefeningen. Een deel van de taalwijzers is eenvoudig (bijvoorbeeld de taalwijzer ‘Liever’ of ‘Lekker of niet lekker?’) zodat cursisten zelfstandig de taalwijzer kunnen doorlezen en de oefening kunnen maken. De inhoud van de taalwijzers komt veelal terug in latere oefeningen zodat u kunt zien of de inhoud begrepen is. Andere taalwijzers zijn moeilijker (bijvoorbeeld over de voltooide tijd) en kunnen beter gezamenlijk besproken worden. Daarna maken de cursisten de oefening individueel. In IJsbreker Plus Online zijn de oefeningen bij de taalwijzers verdeeld over de verschillende vaardigheden. Taalwijzers over taalfuncties worden geoefend in het onderdeel Verstaan en nazeggen, taalwijzers over begrippen in het onderdeel Woorden, en taalwijzers over grammatica in het onderdeel Regels van de taal. De cursisten kunnen de taalwijzer opvragen bij deze oefeningen. Ook kunnen de cursisten zelf een taalwijzer kiezen. In het hoofdmenu kan gekozen worden voor Taalwijzers en vervolgens voor een onderwerp zoals Werkwoorden, Twee zinnen aan elkaar. Cursisten krijgen dan een aantal oefeningen bij een gekozen taalwijzer binnen dat onderwerp. 6.2.9 Praktijk De opdrachten bij het onderdeel Praktijk betreffen meestal spreek‐ of schrijfopdrachten die cursisten in elk geval buiten het lokaal en meestal buiten de school uitvoeren. In de praktijk blijkt dat veel buitenschoolse opdrachten niet gedaan worden. U kunt dit proberen te voorkomen door voldoende aandacht te besteden aan de opdrachten, zowel van tevoren als daarna. Bespreek de antwoorden en oplossingen en ga vooral in op ervaringen. Wanneer een paar cursisten een opdracht gedaan hebben en hiervan in de groep verslag doen, stimuleert dit de andere cursisten om de opdracht ook te doen. Omdat elke omgeving anders is zult u de opdrachten van Praktijk soms moeten aanpassen om ze geschikt te maken voor uw cursisten. In Kijken naar leren, workshop 7, is het onderwerp ‘leren buiten de school’. 6.3 Organisatie van de les 6.3.1 De rol van de docent
31
De rol van de docent wordt bij gebruik van de taalmodules onder andere bepaald door het niveau van de cursisten en hun leer‐ en studievaardigheden. De cursist maakt het proces van docentafhankelijkheid naar ‐onafhankelijkheid door; hij leert immers steeds zelfstandiger werken. De rol van de docent verandert dan ook naarmate de cursus vordert: Instructies Stap Instructies stap 1 Leg de instructies uit. Lees ze voor, oefen er mee, geef zo mogelijk TPR‐ opdrachten. stap 2 Laat de cursisten de instructies stil lezen. Doe een zin per oefening klassikaal om te controleren of de instructie begrepen is en laat de rest van de oefening klassikaal maken in de groep. stap 3 Laat de cursisten de instructies stil lezen en vraag daarna ‘wat moet je doen?’ of ‘zijn er vragen over de instructie? Oefeningen maken Stap Uitvoering stap 1 De oefening wordt tijdens de groepsles klassikaal geïntroduceerd en afgerond. De cursisten maken de oefening tijdens de groepsles individueel of in tweetallen/groepjes. stap 2 Een serie oefeningen wordt tijdens de groepsles zelfstandig uitgevoerd, in groepjes of individueel. De docent loopt langs en helpt waar nodig. stap 3 De oefeningen worden buiten de groepsles uitgevoerd, tijdens de perioden van zelfstandig werken, in een huiswerkklas of in een Open Leercentrum. Antwoorden nakijken Stap Antwoorden nakijken stap 1 De antwoorden worden onder begeleiding van de docent opgezocht en besproken, vraag voor vraag. stap 2 De antwoorden worden gezamenlijk opgezocht. De cursisten kijken zelf hun oefeningen na terwijl de docent rondloopt en hulp biedt. stap 3 De cursisten kijken zelf hun oefeningen na. De docent informeert hoeveel fouten de cursisten hadden of hoeveel cursisten meer dan een bepaald aantal fouten hadden. stap 4 De cursisten controleren hun oefeningen zelf. De docent vraagt of er vragen over de opdracht zijn. In het begin helpt u de cursisten vertrouwd te raken met de leergang en met de manier van werken. Dit geldt zowel voor het werken met IJsbreker Plus Online als voor de werkboeken. Voor het introduceren van het werken met Online kunt u gebruik maken van Kijken naar Leren, workshop 1. De cursisten werken vanaf het begin af aan zelfstandig achter de computer. Uw rol is hierbij ondersteunend. U leert de cursisten in te loggen, te starten met Online en de knoppen op een goede manier te bedienen. Stel de cursisten vragen over het scherm: hoe weten ze of ze een
32
oefening goed gedaan hebben? Met welke Taalsituaties zijn ze bezig? Wat doen ze als ze een woord uit de tekst niet begrijpen? Hoe kunnen ze hun resultaten bekijken? Hoe zien ze of ze ‘ op schema’ werken? Om cursisten ook vertrouwd te maken met de oefeningen met het werkboek worden in Taalsituaties 1 tot en met 3 van IJsbreker Plus Basismodule veel oefeningen met de docent gedaan. In Taalsituaties 2 wordt voor het eerst onderscheid gemaakt tussen Zelfstandig en Met de docent. Oefeningen waar de cursisten inmiddels vertrouwd mee zijn, worden zelfstandig gedaan. In Taalsituaties 3 wordt het onderdeel Zelfstandig nog iets groter. Vanaf Taalsituaties 6 in de Basismodule komt het onderdeel Met de docent niet meer in alle lessen voor. Er worden minder oefeningen gezamenlijk met de groep en de docent gemaakt, maar deze oefeningen nemen wel wat meer tijd in beslag. Begeleiding en ondersteuning Tijdens de periode van zelfstandig werken biedt u begeleiding en ondersteuning aan, zowel bij het zelfstandig leren werken als bij het verwerven van de taal. Maak onderscheid tussen inhoudelijke vragen waarop cursisten zelf de antwoorden kunnen vinden en inhoudelijke vragen waarbij ze inderdaad uw hulp nodig hebben. Vragen of opmerkingen die voor de hele groep interessant zijn, kunt u bespreken in de periode dat u met de hele groep werkt. Zo zorgt u voor een rijk taalaanbod. Ook kunt u op dat moment terugkomen op spreekoefeningen die bijvoorbeeld veel discussie opriepen. Observeren Tijdens de periode van zelfstandig werken observeert u de manier van werken van uw cursisten. Zo kunt u op tijd ondersteuning bieden waar dat nodig is. Observeer niet alleen individuele cursisten maar ook de manier waarop de cursisten samenwerken in tweetallen of groepjes. Sommige cursisten werken het liefst met een taalgenoot. In het begin is dit gunstig, omdat de cursisten in hun eigen taal over de uit te voeren taken kunnen praten. Als zij bij opdrachten waar dat niet de bedoeling is voornamelijk in hun eigen taal blijven praten, heeft dit eerder een nadelig effect. Ook zullen er cursisten zijn die het helemaal niet prettig vinden om samen te werken en zij werken het liefst alleen. Deze cursisten zult u soms moeten stimuleren om meer samen te werken. Veel oefeningen in IJsbreker Plus kunnen alleen maar in groepjes of tweetallen uitgevoerd worden. Gedeelde verantwoordelijkheid Zelfstandig werken vraagt niet alleen veel van de cursisten maar ook van u als docent. U geeft de verantwoordelijkheid voor het leerproces deels uit handen en de cursisten worden voor een deel zelf verantwoordelijk. U moet erop vertrouwen dat cursisten zelfstandig kúnnen leren werken en u moet accepteren dat u niet alles meer ziet en kan sturen. In het begin zal dit vertragingen en problemen met zich meebrengen. Maar u kunt dit zien als een investering en ervan uitgaan dat cursisten leren door fouten te maken. Zelfstandig werken betekent niet dat cursisten er alleen voor staan. U heeft meer tijd om de cursisten individueel te begeleiden. Cursisten zijn dan veel actiever met de taal bezig dan bij klassikaal onderwijs. Er wordt op deze manier immers veel aan spreek‐ en luistervaardigheid gewerkt.
33
U kunt er veel steun aan hebben om met collega’s een intervisietraject op te zetten waarbij u ook bij elkaar in de les gaat kijken. 6.3.2 De groepsles Een groepsles is de tijd die een groep cursisten bijeen is met een docent. Tijdens die groepsles kan zowel zelfstandig als groepsgericht worden gewerkt. Het taalmateriaal van IJsbreker Plus is daarom onderverdeeld in materiaal om zelfstandig door te werken (het onderdeel Zelfstandig) en materiaal om samen met de docent en de groep door te werken (het onderdeel Met de docent). Tijdens het groepsgerichte werken neemt de docent een centrale rol: hij heeft de leiding, stuurt, structureert en legt uit. De oefeningen zelf worden meestal individueel, in tweetallen of in kleine kleine groepjes uitgevoerd. Het voordeel van het combineren van groepsgericht en zelfstandig werken is dat cursisten in hun eigen tempo kunnen werken en niet opgejaagd of vertraagd worden door de groep. Dat geldt met name voor activiteiten waar verschillen in tempo vaak voorkomen, bijvoorbeeld het beluisteren of lezen van teksten, het oefenen van verstavaardigheid, de woordenschatoefeningen en schrijfopdrachten. Daarnaast bevordert zelfstandig werken een actieve houding van de cursisten en het stimuleert de eigen verantwoordelijkheid voor het leerproces. Voor cursisten uit de doelgroep van IJsbreker Plus is zelfstandig werken echter geen vanzelfsprekende zaak. In paragraaf 6.1 kunt u lezen hoe u het zelfstandig werken kunt opbouwen. U kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om met de cursisten af te spreken waar zij de werkbladen kunnen vinden die ze bij bepaalde opdrachten nodig hebben. Toch is het werken met de groep en de docent ook belangrijk. De docent legt voor een deel de relatie tussen de leerstof en de wereld buiten de school. Interactie is een sleutelwoord bij het verwerven van een taal. Veel cursisten vinden het bovendien prettig om deel uit te maken van een groep. Vijfenzeventig procent van de leerstof en het oefenmateriaal wordt aangeboden en zelfstandig geoefend in IJsbreker Plus Online. De overige vijfentwintig procent van de leerstof staat in het Werkboek. De opdrachten in het Werkboek worden deels zelfstandig doorgewerkt en deels in groepjes onder begeleiding van de docent. De directe relatie tussen de groepsactiviteiten en de leerstof in de teksten vermindert, naarmate het werken met IJsbreker Plus Basismodule vordert. Bijvoorbeeld groepsactiviteiten als een taalwijzer over de voltooide tijd en aanbod van nieuwe klanken worden minder. Deze activiteiten kunnen op een min of meer willekeurig moment tijdens de groepslessen gedaan worden. Het is van ondergeschikt belang of de cursisten de voorafgaande teksten en oefeningen al doorgewerkt hebben. De groepsactiviteiten zijn dus te gebruiken bij gedifferentieerd werken als de cursisten in verschillende Taalsituaties aan het werk zijn. Let op: als het verschil tussen de cursisten meer dan drie à vier Taalsituaties beslaat, is het verstandig om de groepsactiviteiten in subgroepjes te laten plaatsvinden. Dit is goed te organiseren aangezien de cursisten tijdens de groepsles voor een groot deel zelfstandig werken. Tot slot de sectorspecifieke opdrachten: deze opdrachten spelen zich weliswaar af in verschillende sectoren maar de handelingssituaties zijn zoveel mogelijk hetzelfde gebleven. Dat
34
betekent dat de opdrachten dus heel goed gezamenlijk besproken kunnen worden. Omdat de cursisten allemaal wat anders gedaan hebben, kan een gezamenlijke bespreking juist ook een verrijking van de les zijn: cursisten hebben elkaar daadwerkelijk iets te vertellen! 6.3.3 Differentiatie Met IJsbreker Plus Online is differentiatie op verschillende manieren mogelijk. U kunt voor een individuele cursist, voor een aantal cursisten of voor een hele groep een programma op maat samenstellen. U maakt een keuze uit de verschillende onderdelen en bepaalt zo een traject door het online programma. Meer informatie hierover vindt u in de handleiding bij de werking van de docentensite. 6.4 Leer‐ en studievaardigheden in de taalmodules De taalmodules in IJsbreker Plus bevorderen het ‘leren leren’, door de cursisten vanaf het begin te laten werken volgens het drie‐stappen‐plan: vooruitkijken, uitvoeren en bewaken, terugkijken. Vooruitkijken Vooruitkijken houdt in dat de cursisten zich vooraf oriënteren op de leerstof. Dit gebeurt op verschillende manieren en niveaus. De Taalsituaties beginnen met een openingspagina met de titel, de teksten per les en de taalwijzers. De cursist krijgt zo een beknopt overzicht van de leerstof die in het betreffende Taalsituaties aan de orde komt. In de buitenschoolse opdrachten (Praktijk) leren de cursisten hoe ze bepaalde informatie kunnen verkrijgen. Dit gaat vaak in tweetallen. In IJsbreker Plus Online krijgt de cursist bij aanvang van een nieuwe les een aantal inleidende vragen, Soms mag hij zijn mening geven (Wat vind jij lekker? Kies jouw antwoord) en soms moet hij beschrijven (door de goede woorden aan te klikken) wat er op een foto staat. Uitvoeren en bewaken Uitvoeren en bewaken betekent dat de cursisten steeds duidelijk voor ogen staat waar zij mee bezig zijn en om welke leertaak het gaat. Dit wordt op verschillende manieren ondersteund. ‐ De oefeningen, zowel in Online als in de werkboeken, zijn in een vaste vorm gegoten. ‐ De instructies zijn helder en duidelijk. ‐ Bij elke oefening wordt aangegeven aan welke vaardigheid voornamelijk gewerkt wordt. ‐ De antwoorden in Online kan de cursist zelf nakijken en achter in het werkboek zijn ook antwoorden opgenomen, zodat de cursisten ook deze oefeningen zelfstandig kunnen nakijken. ‐ In Online zien cursisten in een oogopslag met welke Taalsituaties zij bezig zijn, aan welke les zij werken en hoeveel oefeningen ze nog maken in deze les. Er is veel aandacht besteed aan de indeling van de pagina’s die de cursisten op het scherm voor zich zien. Ook de opmaak van de werkboeken is zeer overzichtelijk en rustig gehouden. Deze structuur helpt de cursisten om zicht te houden op wat ze aan het doen zijn. Maar het is de taak van de docent om cursisten te helpen zich deze manier van werken eigen te maken.
35
In de Workshops Kijken naar leren worden de cursisten en de docent met concrete opdrachten tot een groepsgesprek uitgenodigd om te praten over werken met IJsbreker Plus en leren in het algemeen. Terugkijken Het derde element van de driedeling is terugkijken: wat heb ik geleerd en heb ik het goed genoeg geleerd? Ook dit onderdeel wordt in IJsbreker Plus ondersteund. Terugkijken doen de cursisten in het onderdeel ‘Oefenen voor het inburgeringsexamen’ en via ‘Extra materiaal na Taalsituaties 3, 6 of 9’ dat na elke derde Taalsituaties voorkomt. Hierin wordt eerst in het kort de leerstof uit de drie voorafgaande Taalsituaties herhaald zodat de cursisten kunnen nagaan of ze de stof beheersen. Vervolgens kijken ze naar een video waarin de leerstof terugkomt in een nieuwe situatie. Ook kijken de cursisten samen met de docent terug op wat ze geleerd hebben aan de hand van een aantal stellingen waarbij ook een link wordt gelegd met het inburgeringsexamen. Daarna wordt een checklist afgetekend. In de workshops is terugkijken ook een vast onderdeel. Door vragen te stellen als ‘Hoe ga je het de volgende keer doen?’ of ‘Wat zeg je morgen tegen je collega’s?’ wordt een verbinding gemaakt met het leven van de cursisten. Ten slotte kent IJsbreker Plus spreekopdrachten, waarbij cursisten in groepjes vragen bespreken als ‘Hoeveel woorden ken je nu in het Nederlands?’, ‘Welk Taalsituaties vind je het moeilijkst?’. De toetsen over de Taalsituaties geven een aanvullend beeld van de voortgang van de cursisten.
36