/ALGEMEEN rn3EHEERS~OMITE VOOR HET SOCIAAL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN Opgericht bij de wet van 30 december 1992
JAARVERSLAG 2014
~~-~-~~~-~---
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ........................................................................................................................................3 Voorwoord .............................................................................................................................................. 5 1
Het Algemeen Beheerscomité ........................................................................................................7 1.1
1.1.1
Algemene bevoegdheden ...............................................................................................7
1.1.2
Adviesbevoegdheid .........................................................................................................7
1.1.3
Specifieke bevoegdheden ............................................................................................... 7
1.1.4
Bevoegdheden voortvloeiend uit bijzondere wetsbepalingen ....................................... 8
1.2
Werking ...................................................................................................................................8
1.2.1
Het Secretariaat: ............................................................................................................. 9
1.2.2
Budget ............................................................................................................................. 9
1.2.3
Bedankingen ....................................................................................................................9
1.3
2
Opdracht en bevoegdheden ................................................................................................... 7
Samenstelling ..........................................................................................................................9
1.3.1
Wettelijke bepalingen .....................................................................................................9
1.3.2
Samenstelling van het ABC op 31 december 2014 ....................................................... 11
Werkzaamheden van het ABC in 2014 ..........................................................................................12 2.1
Welvaart ................................................................................................................................12
2.1.1
Berekening van de enveloppe ....................................................................................... 12
2.1.2
Besteding van de enveloppe ......................................................................................... 13
2.1.3
Fiscalisering van de welvaartsenveloppe ...................................................................... 14
2.2
Pensioenen ............................................................................................................................15
2.2.1
Voorstellen ter hervorming van de rust- en overlevingspensioenen regering di Rupo 15
2.2.2
Het rapport van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 ................................. 18
2.2.3 Voorstellen van de federale regering Michel I in het kader van een nieuwe pensioenhervorming .....................................................................................................................18 2.3
Onderwerping .......................................................................................................................22
2.3.1
'De opleiding tot huisarts: gelijkstelling in het kader van de pensioenopbouw' .......... 22
2.3.2
De kwalificatie van de zelfstandige nevenactiviteit uitgeoefend door HAlO's en GSO's 23
2.4 2.4.1
Geneeskundige verzorging ....................................................................................................24 'Alternatieve financiering van de geneeskundige verzorging' ...................................... 24
Begroting ........................................................................................................................ ....... 24
2.5 2.5.1
Voorstel van begrotingscontrole 2014 .......................................................................... 24
2.5.2
Voorafbeelding van de begroting 2015 ......................................................................... 25
2.6
Aandachtspunten voor een nieuwe federale legislatuur...................................................... 26
2.7
Inbreng Netwerk Federale Armoedeambtenaren ................................................................ 27
Voorwoord De jaarverslagen van het Algemeen Beheerscomité (ABC) verschaffen inzicht in de structuur, de werking en de opdrachten van het Comité. Daarnaast geven ze een overzicht van de werkzaamheden die door het Comité en zijn secretariaat worden uitgevoerd. Het voorbije jaar werden deze werkzaamheden in belangrijke mate bepaald door het feit dat 2014 een federaal verkiezingsjaar was en door de publicatie van het rapport van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040. De federale verkiezingen waren in verschillende opzichten bepalend voor het werk van het ABC. Ten eerste moest het Comité in het voorjaar 2014 advies uitbrengen over een reeks maatregelen die de uittredende regering nog graag voor het einde van de legislatuur gerealiseerd zag. Het ging daarbij hoofdzakelijk om voorstellen in het kader van de pensioenhervorming die de regering Di Rupo in haar regeerakkoord van 2011 had vooropgesteld. Ten tweede vormde het aantreden van een nieuwe federale regering en de komst van een nieuwe minister voor zelfstandigen voor het ABC een goede gelegenheid om een aantal voorstellen en standpunten die het de afgelopen legislatuur in zijn adviezen formuleerde, opnieuw onder de aandacht te brengen. Het Comité stelde daarom een nota op met aandachtspunten voor de nieuwe regering. Die werd overgemaakt aan de federale onderhandelaars en later ook aan de nieuwe voogdijministers. Overigens kon het Comité in dit verband met grote tevredenheid vaststellen dat niet enkel een belangrijk deel van zijn aandachtspunten werd opgenomen in het regeerakkoord en verschillende beleidsnota's maar dat voor sommige voorstellen ook reeds concrete stappen werden ondernomen voor uitvoering. Zo is de gelijkschakeling van de pensioenminima iets waarvoor het ABC en de zelfstandigenorganisaties jarenlang vragende partij zijn geweest en dat nu daadwerkelijk zal worden gerealiseerd. De federale verkiezingen waren ten derde dan ook bepalend voor het werk van het ABC, in de zin dat het Comité zich eind 2014 moest buigen over een aantal maatregelen dat de nieuwe federale regering reeds wenste te nemen in uitvoering van haar regeerakkoord. Evenzeer van belang voor de werkzaamheden van het ABC in 2014, was de publicatie van het rapport van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040. Deze commissie werd aangesteld door de vorige ministers van pensioenen en van zelfstandigen met oog op de voorbereiding van nieuwe hervormingen ter versterking van de sociale en financiële duurzaamheid van onze pensioenstelsels. Kort na de publicatie van het rapport startte het ABC met het bestuderen en bespreken van de voorstellen. Deze werkzaamheden legden de basis voor het verslag dat het Comité eind 2014 publiceerde naar aanleiding van een lezing van de pensioenmaatregelen die zijn opgenomen in het federaal regeerakkoord. De in het regeerakkoord voorgestelde pensioenhervorming is immers in belangrijke mate geïnspireerd op het rapport van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 en verwijst in grote lijnen naar de daarin gehanteerde uitgangspunten en voorgestelde maatregelen. De eerdere werkzaamheden lieten het ABC toe om binnen een beperkt tijdskader te komen tot een verslag waarin het Comité de implicaties van de voorgestelde ingrepen nagaat voor het zelfstandigenstelsel en eventuele aandachtspunten identificeert. Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 5
In 2014 werden ook de kiemen gelegd voor een aantal van de geplande werkzaamheden van het Comité in 2015. Zo zal het pensioenverslag van het ABC het uitgangspunt vormen voor de opmaak van een onderzoeksagenda voor het zelfstandigenstelsel in het kader van de nieuwe vooropgestelde pensioenhervorming. Het Comité wil immers dat vanuit het zelfstandigenstelsel op een constructieve wijze wordt bijgedragen aan de voorbereiding en ontwikkeling van een hervormd pensioenbeleid. Daarnaast werd het voorbije jaar door het ABC ook gestart met een evaluatie van de faillissementsverzekering. Dit moet in de lente van 2015 resulteren in een rapport dat een overzicht biedt van de knelpunten in het huidige systeem en dat voorstellen tot omvat eventuele bijsturing. Verder is 2015 een belangrijk jaar voor de zelfstandige.en zijn sociaal zekerheidsstelsel. Sinds januari 2015 is immers een nieuwe berekeningswijze voor de sociale bijdragen van kracht. De zelfstandige betaalt voortaan geen bijdragen meer die berekend werden op het inkomen van drie jaar geleden maar zal bijdragen betalen op het inkomen van het lopende jaar zelf. In het kader van de nieuwe bijdrageberekening zal het Comité in 2015 de evolutie van de bijdragegegevens driemaandelijks opvolgen. Op het einde van het jaar voorziet het Comité dan een eerste echte evaluatie van het nieuwe systeem en van de mogelijk implicaties van de omschakeling. Tot slot activeert het Comité begin 2015 opnieuw de werkzaamheden van zijn werkgroep 'sociale fraude'. Het prioritaire aandachtspunt hierbij zullen de fictieve aansluitingen en de administratieve geldboetes zijn. De bedoeling is om te komen tot een evaluatie van de bestaande maatregelen en om voorstellen te formuleren ter verbetering van de huidige procedures. Wij hopen dat het ABC deze werkzaamheden, net zoals in 2014, zal kunnen uitvoeren in een context van constructieve samenwerking en van goede verstandhouding tussen alle betrokken actoren, en in het bijzonder met de nieuwe minister van zelfstandigen, dhr. Borsus, en zijn kabinet.
JAN STEVERlYNCK VOORZITTER
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 6
1
Het Algemeen Beheerscomité
1.1
Opdracht en bevoegdheden
Het Algemeen Beheerscomité (ABC) werd in 1992 opgericht om de eigenheid van het statuut van de zelfstandigen te herbevestigen en te vrijwaren, onder andere door de vertegenwoordigers van de zelfstandigen te responsabiliseren en te betrekken bij de verdere uitbouw van het sociaal statuut, en de versnippering van het sociaal statuut over de diverse beleidsverantwoordelijken, administraties, parastatalen en privé-instellingen tegen te gaan. De oorspronkelijke bevoegdheden van het Comité, die daarna werden uitgebreid, kunnen in vier grote categorieën worden ondergebracht, nl. algemene bevoegdheden, adviesbevoegdheden, specifieke bevoegdheden en bevoegdheden voortvloeiend uit bijzondere wetsbepalingen. De adviezen en de verslagen zijn openbaar en elektronisch beschikbaar op de website van het RSVZ'. 1.1.1
Algemene bevoegdheden'
Het Algemeen Beheerscomité is bevoegd voor alle aangelegenheden die betrekking hebben op het sociaal statuut der zelfstandigen. In dit kader kan het op eigen initiatief, of op verzoek van een de bevoegde ministers': voorstellen formuleren; aanbevelingen doen en advies geven; studies uitvoeren of laten uitvoeren 1.1.2
Adviesbevoegdheid 4
Het Algemeen Beheerscomité heeft tevens een adviserende functie. Iedere bevoegde minister kan vrij het advies van het Comité inwinnen over elke aangelegenheid die tot het sociaal statuut der zelfstandigen behoort. In bepaalde gevallen is het advies van het Comité verplicht. Zo moet iedere bevoegde minister, behalve in spoedgevallen, het advies van het Comité inwinnen over alle voorontwerpen van wet met betrekking tot het sociaal statuut der zelfstandigen en over de krachtlijnen van het te voeren beleid. 1.1.3
Specifieke bevoegdhedenS
Het Comité is verder ook bevoegd:
1 2 3
http://www.rsv.-Inasti.fgov.be/nl/tools/who/advices_overvlew.htm artikel 109, §1 en §2 van de wet van 30 december 1992 Het betreft ministers die direct of
tC indirect»
bevoegd zijn Inzake sociale zekerhe id der zelfstandigen, met name de
minister van Zelfstandigen, de minister van Sociale Zaken en de minister van Pensioenen 4
artikel 110, §1 van de wet van 30 december 1992
5
artikel 111 van de wet van 30 december 1992
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 7
om samen met de minister van Zelfstandigen het gezag uit te oefenen over het globaal financieel beheer van het statuut der zelfstandigen; voor het opstellen, in meerjarenperspectief, van de globale begrotingsvooruitzichten en het voorleggen aan de Regering van een rapport dat betrekking heeft op de ontwikkeling van de ontvangsten en uitgaven, de prioritaire beleidslijnen en de wijze waarop het evenwicht van het stelsel verzekerd kan worden; voor het vaststellen van de verdeling van de globale inkomsten over de verschillende stelsels en sectoren en de kennisgeving ervan aan de bevoegde minister; voor het voorbereiden en opstellen van richtlijnen met betrekking tot de organisatie en de uitvoering van het vrij aanvullend pensioen; voor het formuleren van aanbevelingen met betrekking tot het beheer van de stelsels van aanvullende verzekering; om kennis te nemen van klachten van algemene aard in verband met de toepassing van het sociaal statuut van de zelfstandigen, ze over te maken aan de bevoegde instellingen en aanbevelingen te formuleren om de dienstverlening te verbeteren; het goedkeuren van de richtlijnen opgelegd aan de sociale-verzekeringskassen voor zelfstandigen, met toepassing van artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen. 1.1.4
Bevoegdheden voortvloeiend uit bijzondere wetsbepalingen
Andere wettelijke bepalingen hebben de bevoegdheden van het Comité uitgebreid. Zo moeten het Comité en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven elke twee jaar een advies uitbrengen over de hoegrootheid en de verdeling van de financiële middelen die de Regering toekent om de sociale uitkeringen aan te passen aan de evolutie van de welvaart; is het advies van het Comité noodzakelijk om de percentages van de bijdragen en het bedrag van de beroepsinkomsten opgenomen in artikel 12, § 1, 2e lid van het koninklijk besluit nr. 38 aan te passen; moet de eerste voorzitter van de Commissie voor vrijstelling van bijdragen op regelmatigde tijdstippen en in elk geval bij het einde van zijn mandaat een evaluatieverslag van de activiteiten van de Commissie voorleggen aan de minister van Middenstand en aan het Comité en; is het Comité belast met het voorleggen van een dubbele lijst zodat 6 leden (op 15) van de Commissie voor het Vrij Aanvullend Pensioen kunnen worden gekozen om de belangen van de zelfstandigen, de meewerkende echtgenoten en de helpende zelfstandigen te vertegenwoordigen.
1.2
Werking
Het ABC is administratief ondergebracht bij het RSVZ en beschikt niet over een eigen rechtspersoonlijkheid. Het wordt bij het vervullen van zijn opdrachten bijgestaan door een secretariaat dat o.m. met de administratieve taken van het Comité is belast. 1.1.1
Secretariaat
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 8
Het Secretariaat bevindt zich op het RSVZ. In 2014 werd de werking ervan waargenomen door de secretaris, die verantwoordelijk is voor de leiding van het Secretariaat en een universitaire medewerker. 1.2.1
Het Secretariaat: organiseert de vergaderingen van het Comité; zorgt voor de voorbereiding en verspreiding de werkdocumenten die het ABC toelaten om zijn raadgevende opdracht zo goed mogelijk uit te voeren; stelt de ontwerpen van notulen, de ontwerpen van advies en van verslagen op, alsook het ontwerp van jaarverslag van het ABC en voert de door het Comité genomen beslissingen uit.
In het kader van deze opdrachten onderhoudt het Secretariaat regelmatige contacten met diverse actoren van het sociaal statuut der zelfstandigen (ambtenaren, kabinetten van de bevoegde ministers, leden van de organisaties van zelfstandigen, enz.). 1.2.2
Budget
De budgettaire beheerskosten van het Comité (logistieke werking en de personeels- en andere kosten) worden gedragen door het RSVZ. In 2014 bedroegen deze 246.489 € (personeelskosten, presentiegeld, meubilair, bezoldiging van de secretaris). 1.2.3
Bedankingen
In het kader van zijn opdracht ontvangt het Secretariaat ondersteuning van verschillende diensten het RSVZ (Financiën & Begroting, Algemene en Juridische Studiën, Statistieken, Verplichtingen en Pensioenen). Het Comité wenst deze diensten uitdrukkelijk te bedanken, inz. de dienst Vertaling van het RSVZ waarop het ABC frequent beroep doet. Het Comité wenst eveneens instellingen buiten het RSVZ te bedanken die ondersteunend werk hebben geleverd. Dit zijn hoofdzakelijk de cel Actuariaat van de DG Zelfstandigen van de FOD Sociale Zekerheid, het Federaal Planbureau, het RIZIV, en de RVP. Tot slot bedankt het ABC alle personen die voor de werkzaamheden werden uitgenodigd en eraan deelnamen.
1.3 1.3.1
Samenstelling Wettelijke bepalingen'
Het Comité is samengesteld uit: 12 stemgerechtigde leden, waaronder de voorzitter; 2 leden met raadgevende stem: de vertegenwoordigers van de sociale verzekeringsfondsen en van de ziekenfondsen; 1 secretaris, alsook de afgevaardigde van de minister van Financiën bij het RSVZ .
•
Artikel 108 van de wet van 30 december 1992. Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 9
Het aantal stemgerechtigde leden van het Comité is paritair samengesteld. Het bestaat enerzijds uit: 5 vertegenwoordigers van de interprofessionele organisaties voor zelfstandigen, op voordracht van de interprofessionele afdeling van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en KMO's, en 1 vertegenwoordiger van de landbouworganisaties, op voordracht van de Nationale Landbouwraad; en anderzijds uit: 2 vertegenwoordigers van de minister van Zelfstandigen, 1 leidend ambtenaar van de DG Zelfstandigen van de FOD Sociale Zekerheid, de administrateur-generaal van het RSVZ, 1 vertegenwoordiger van de minister van Pensioenen, op diens voordracht, en 1 vertegenwoordiger van de minister van Sociale Zaken, op diens voordracht. Ze worden allen benoemd voor een periode van 6 jaar door de minister van Zelfstandigen. Het mandaat is hernieuwbaar. Voor elk lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd.
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 110
1.3.2
Samenstelling van het ABC op 31 december 2014
Op 31 december 2014 was het Comité als volgt samengesteld': VOORZITTER Jan STEVERLYNCK STE~GERECHnGI!E
LEDEN Effectieve leden Plaatsvervangende leden Vertegenwoordigers van de interprofessionele organisaties voor zelfstandigen Caroline DEITEREN Danlel APPELTANT Gabrlelle EYMAEL Capuclne DE BUYSER Renaud FRANCART Kathleen LEDOUX Jan STEVERLYNCK Karel VAN DEN EYNDE Chrlstlne MATTHEEUWS Johan BORTIER Vertegenwoordigers van de landbouworganisaties Chris BOTTERMAN Anne-Sophle JANSSENS Vertegenwoordigers van de minister van Zelfstandigen Murlel GALERIN Bernard VANDECAVEY Bertel COUSAERT Sven VANHUYSSE Leidende ambtenaren van de DG Zelfstandigen van de FOD Sociale Zekerheid Marcel CROP Christlan DEKEYSER Administrateur-generaal van het RSVZ en zijn vertegenwoordiger Anne VANDERSTAPPEN MarcTRIFIN Vertegenwoordigers van de minister van Pensioenen Annemle PROPS Marc DE BLOCK Vertegenwoordigers van de minister van Sociale Zaken Johan STAES Bernadette ADNET LEDEN MET RAADGEVENDE STEM Effectieve leden Plaatsvervangende leden Vertegenwoordigers van de Vereniging van de sociale verzekeringsfondsen Peter JACOBS Nancy REMANS Vertegenwoordigers van het IntermutualIstisch College Marc JUSTAERT Xavler BREN EZ AFGEVAARDIGDE VAN DE MINISTER VAN FINANCI~N Karel HAUMAN SECRETI\RIS Veerle DE MAESSCHALCK
7
De samenstelling werd voor het laatst gewijzigd d.m.V. het Ministerieel besluit van 10 december 2014 (B.S.
22 december 2014) tot wijziging van het ministerieel besluit van 26 mei 2011 houdende benoeming van de leden en de voorzitter van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut van de zelfstandigen.
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zellstandlgen I 11
2
Werkzaamheden van het ABC in 2014
In 2014 vonden er 4 plenaire vergaderingen plaats van het ABC en kwamen de leden 25 keer samen voor een bijeenkomst van een van de werkgroepen. Tabel 1. Overzicht van de bijeenkomsten van het ABC in 2014 Aantal vergaderingen
Bijeenkomsten
-
-
Werkgroep 'onderwerping'
3
Werkgroep 'welvaart'
1
Werkgroep 'hulp aan de zelfstandigen' Werkgroep 'begroting'
4 3
Werkgroep 'kinderbijslagen'
1
Werkgroep 'sociale fraude'
2
Werkgroep 'pensioenen'
11
Plenaire vergadering
4
2.1
Welvaart
Met de wet op het Generatiepact (2005) werd een structureel mechanisme van welvaartsaanpassing
ingevoerd
voor
inkomensvervangende
en
bijstandsuitkeringen.
Sindsdien beslist de regering om de twee jaar hoeveel middelen hiervoor worden vrijgemaakt en hoe deze zullen aangewend worden. In principe baseert ze zich voor de toewijzing op een gezamenlijk advies dat de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en het Algemeen
Beheerscomité voor het Sociaal Statuut der Zelfstandigen hieromtrent
voorafgaandelijk formuleren. Ontbreekt dergelijk advies·, dan moet de regering een voorstel uitbrengen waarover nadien het advies van de CRB en het ABC wordt gevraagd. In 2014 bracht bet Comité advies uit over een aantal voorstellen om wijzigingen aan te brengen
in
de
berekenings-,
de
bestedings-
en
de
financieringswijze
van
de
welvaartsenveloppe en formuleerde het een aantal verdere aandachtspunten ter zake. 2.1.1
Berekening van de enveloppe
Sedert 2008 is bepaald hoeveel middelen minimaal moeten worden vrijgemaakt in het kader van de welvaartsenveloppe. De enveloppe stemt sindsdien minstens overeen met de middelen die men nodig acht voor een jaarlijkse verhoging van de uitkeringen en inkomensgrenzen volgens de volgende, wettelijk vastgelegde percentages: 0,5% voor inkomensvervangende uitkeringen;
• in casu op 15 september van het jaar waarin een advies over de verdeling moet gegeven worden. Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 12
1 % voor forfaitaire uitkeringen en 1,25% voor de inkomensgrenzen voor de berekening van de inkomensvervangende uitkeringen. Eind 2014 sprak het ABC zich positief uit over het voorstel om - naar aanleiding van de overheveling van bepaalde bevoegdheden in het kader van de zesde staatshervorming - in de toekomst bij het vastleggen van de minimale omvang van de enveloppe niet langer rekening te houden met de middelen die men zou nodig hebben om de gezinsbijslagen jaarlijks met 1% te verhogen. Immers, gegeven de overdracht van de gezinsbijslagen naar de deelentiteiten en het feit dat de gezinsbijslagen hierdoor de sociale zekerheid verlaten, was dit voor het Comité een evidentie waar zelfs geen wetswijziging voor nodig was'. Wat de berekening van de enveloppe betreft, vraagt het Comité in zijn adviezen een consequent hanteren van eenzelfde berekeningswijze doorheen het volledige proces van budgettaire opmaak van de enveloppe. In het verleden werd voor het ramen van de benodigde budgettaire middelen zowel een beroep gedaan op het Planbureau als op de OISZ. Omdat het Comité op sommige punten significante verschillen heeft vastgesteld tussen de ramingen door het Planbureau en de berekeningen uitgevoerd door de OISZ, meent het ABC dat het belangrijk is dat men gedurende het hele proces van opmaak, dezelfde berekeningsmethode blijft aanhouden. In zoverre er nog welvaartsaanpassingen binnen de uitkeringsstelsels van de zelfstandigen zouden gebeuren (abstractie makend van de fiscalisering - zie hieronder), dringt het Comité er dan ook op aan dat de ramingen om na te gaan of de voorstellen binnen het vooropgestelde budget blijven, voortaan door het Planbureau zouden gebeuren. 2.1.2
Besteding van de enveloppe
Begin 2014 nam het Comité kennis van een voorstel tot automatische welvaartsaanpassing in het geval de CRB en het ABC geen gezamenlijk advies zouden uitbrengen vóór 15 september van het jaar waarin de beslissing moet worden genomen. De uitkeringen zouden in dat geval automatisch verhogen a rato van het dubbele van de percentages die worden gebruikt voor de berekening van de minimale welvaartsenveloppe'o. Voor het gedeelte van de enveloppe dat niet zou worden uitgegeven na toepassing van dit automatisch mechanisme, zou de regering een gemotiveerd ontwerp van beslissing moeten opstellen en ter advies voorleggen aan het ABC en de CRB. Dit mechanisme van automatische welvaartaanpassing zou ervoor moeten zorgen dat - in het geval dat de sociale partners geen overeenstemming zouden vinden aangaande de besteding van de enveloppe - de uitkeringen toch mee zouden kunnen evolueren met algemene welvaart. Met tevredenheid nam het Comité eind 2014 kennis van het voorstel om dit principe van automatische welvaartsaanpassing opnieuw los te laten en terug te keren naar het
• verslag 2014/02 inzake de voorafbeelding van de begroting 2015 10
De inkomensvervangende en forfaita ire uitkeringen zullen dan verhogen met respectievelijk 1% en 2%, de
Inkomensgrenzen worden opgetrokken met 2,5%.
Jaarverslag 2014 Algemeen aeheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 13
oorspronkelijk mechanisme inzake de verdeling van de welvaartsenveloppes. Het Comité had immers niet enkel vragen bij de budgettaire weerslag van het automatisch mechanisme van welvaartsaanpassing zoals het was vooropgesteld maar meende bovendien dat de invoering van dit mechanisme van automatische welvaartsaanpassing onder de voorgestelde modaliteiten, de facto een inperking betekende van de rol en de autonomie van de sociale partners (advies 2014/05). Tot slot plaatste het ABC in zijn adviezen inzake het mechanisme van welvaartsaanpassing enkele kanttekeningen bij het feit dat de sociale partners verondersteld worden om voor 15 september van het jaar waarin men advies moet uitbrengen, voorstellen te formuleren omtrent de besteding van de enveloppe. Het wijst er op dat in het verleden slechts uitzonderlijk voor die datum een gezamenlijk advies werd uitgebracht. Immers, de bevoegde adviesorganen zijn afhankelijk van informatie (inz. de omvang van de welvaartsenveloppe) die hen ter beschikking wordt gesteld door het Planbureau en de
OI5Z-en.
Omwille
van
allerlei
praktische
omstandigheden
Uaarverslag
studiecommissie vergrijzing, dringende vragen van de regering, enz.) gebeurt dit meestal niet lang vóór 15 september; op basis van de vragen en opmerkingen van de sociale partners moeten gewoonlijk nog zaken worden uitgeklaard of moeten er herberekeningen gebeuren; de verdeling van de middelen in de zelfstandigenregeling is afhankelijk van beslissingen genomen in het kader van de werknemersregeling. Het Comité heeft in zijn adviezen daarom aangegeven dat een alternatief erin zou kunnen bestaan om de tijdslimiet enkele weken op te schuiven dan wel om de periode waarbinnen de bevoegde organen een advies moeten uitbrengen, te laten ingaan vanaf het moment dat de gegevens op basis waarvan de omvang van de welvaartsenveloppes kan worden vastgesteld, voorhanden zijn. 2.1.3
Fiscalisering van de welvaartsenveloppe
Het federaal regeerakkoord voorziet dat de besteding van de welvaartsenveloppes in de toekomst via de fiscale weg zal gebeuren. De begrotingsnotificaties van 15 oktober 2014 stellen in opvolging daarvan dat de regering heeft beslist om de welvaartsenveloppe te fiscaliseren. In zijn advies 2014/13 wijst het Comité erop dat het niet duidelijk is hoe de fiscalisering van de welvaartsenveloppe vorm zal krijgen, vooral niet gegeven het feit dat artikel 5, §1 van de wet van 23 december 2005 nog steeds bepaalt dat: "de welvaartsaanpassingen de vorm kunnen aannemen van de wijziging van een plafond of inkomensdrempel of van een al dan niet minimale uitkering en dat de nadere regels van de aanpassing per regeling, per plafond of per inkomensdrempel of per uitkering binnen een regeling, of nog, per categorie van uitkeringsgerechtigde, kunnen verschillen." Het Comité heeft in zijn advies 2014/13 dan ook uitdrukkelijk gevraagd om over dit onderwerp door de bevoegde minister(s) te worden geïnformeerd.
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 114
./
ADVIES 2014/05 : VOORONTWERP VAN WET HOUDENDE UITVOERING VAN HET PACT VOOR COMPETITIVITEIT, WERKGELEGENHEID EN RELANCE - WElVAARTSAANPASSINGEN
~
ADVIES 2014/13 :
ONTWERP VAN
PROGRAMMAWET VAN DECEMBER 2014 REGERINGSAMENDEMENT
BETREFFENDE DE WELVMRTSENVElOPPE EN DE FINANCIERING VAN DE SOCIALE ZEKERHEID
2.2
Pensioenen
In 2014 vond een groot deel van de werkzaamheden van het ABC plaats in het kader van de werkgroep 'pensioenen'. De dossiers die werden behandeld door de werkgroep werden ingegeven door drie feiten. Ten eerste was er de legislatuur van de federale regering die ten einde liep. In haar regeerakkoord van 2011 had de regering Di Rupo zich geëngageerd tot een hervorming van de pensioenen. Door maatregelen te nemen die vervroegde uittrede ontmoedigen en langer werken financieel aantrekkelijker maken, wilde deze regering o.m. komen tot langere loopbanen. In het voorjaar van 2014 werden een reeks maatregelen ter advies aan het Comité voorgelegd die pensioenhervorming.
nog
uitvoering
moesten
geven
aan
die
vooropgestelde
Ten tweede publiceerde de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 - in 2013 aangesteld door de toenmalige ministers van pensioenen en van zelfstandigen om nieuwe hervormingen voor te bereiden die de sociale en financiële duunaamheid van onze pensioenstelsels verder zouden versterken - haar rapport in juni 2014. Tot slot zorgde het aantreden van een nieuwe federale regering in het najaar van 2014 ervoor dat het ABC zich eind 2014 boog over een reeks pensioenmaatregelen die kaderen in een nieuwe, grote pensioenhervorming. Daarnaast maakte het Comité op eigen initiatief ook een lezing van de pensioenmaatregelen die werden opgenomen in het nieuwe federale regeerakkoord. 2.2.1
Voorstellen ter hervorming van de rust- en overlevingspensioenen regering Di Rupo
In het voorjaar 2014 bracht het Comité advies uit over vier tekstvoorstellen ter hervorming van de rust- en overlevingspensioenen. 2.2.1.1
Het in aanmerking
nemen van
de
laatste
loopbaankwartalen voor de
pensioenberekening In een eerste voorstel zouden voortaan de laatste maanden van de beroepsloopbaan in aanmerking
worden
genomen
voor
de
berekening
van
het
werknemers-
en
zelfstandigen pensioen. In zijn advies toonde het Comité zich positief ten aanzien van deze maatregel. Het was immers van mening dat het normaal is dat de personen die sociale bijdragen hebben betaald, deze bijdragen gevaloriseerd zien in termen van pensioenrechten. Het gaf evenwel aan te betreuren dat de maatregel ook van toepassing zou zijn op de personen die hun loopbaan beëindigen in gelijkgestelde periode, te meer omdat de maatregel tot doel heeft de mensen aan te sporen om (enkele maanden) langer te werken. Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 115
~
ADVIES 2014/01(BI5) : ONTWERPTEKSTEN BETRefFENDE HET IN AANMERKING NEMEN VAN DE LAATSTE
lOOPBMNKWARTALEN VOOR DE BEREKENING VAN HET PENSIOEN ./
ADVIES 2014/01TER EN (QUATER) : ONTWERPTEKSTEN BETRefFENDE HET IN AANMERKING NEMEN VAN DE LAATSTE LOOPBAANKWARTALEN VOOR DE BEREKENING VAN HET PENSIOEN
2.2.1.2
Uitbreiding van de toekenningsvoorwaarden inzake het minimumpensioen
Het Comité sprak zich ten tweede ook positief uit over een wetsontwerp tot uitbreiding van de toekenningsvoorwaarden inzake het minimumpensioen. Meer bepaald voorzag het voorstel erin dat de perioden waarvoor pensioenrechten worden geopend in het buitenland, in aanmerking worden genomen voor de toekenning van het minimumpensioen .
./
ADVIES 2014/02 : WETSONTWERP TOT UITBREIDING VAN DE TOEICENNINGSVOORWAARDEN INZAKE HET
MINIMUMPENSIOEN
2.2.1.3 Wijziging beginsel eenheid van loopbaan Het Comité ging ten derde akkoord met een voorstel tot hervorming van de eenheid van loopbaan. Ten eerste zou de manier veranderen waarop de loopbaanduur wordt berekend. De berekening zou niet langer in kalenderjaren gebeuren maar op basis van voltijdse dagequivalenten (een volledige loopbaan zou daarbij 14.040 voltijdse dagequivalenten tellen). Ten tweede paste het voorstel de modaliteiten van de beperking aan. Bij overschrijding van de eenheid: zou het aantal tijdvakken dat in de regeling voor zelfstandigen kan worden geschrapt voortaan beperkt worden tot maximaal 1.560 voltijdse dagequivalenten; zouden in geval van gemengde loopbanen voortaan de minst voordelige tijdsvakken geschrapt
worden
en
dus
niet
langer
meer
bij
voorrang
die
in
de
zelfstandigenregeling. Omdat de inwerkingtreding van deze hervorming volgens het Comité voorafgaandelijk een in werking treden van de Pensioenmotor vereist, toonde het zich verheugd dat ongeveer terzelfdertijd de noodzakelijke middelen werden vrijgemaakt om in versneld tempo van start te kunnen gaan met de verdere uitbouw van de motor.
./
2.2.1.4
ADVIES 2014/03 : WETSONTWERP TOT WIJZIGING VAN HET BEGINSEL VAN EENHEID VAN LOOPBAAN
De
hervorming van
het
overlevingspensioen
en
de invoering van
een
overgangsuitkering Het Comité bracht verder ook advies uit inzake de hervorming van de overlevingspensioenen en de introductie van een overgangsuitkering voor weduwnaars/weduwen van minder dan 50 jaar. Het Comité betreurde in zijn advies echter dat het voorstel: de weduwnaars en weduwen van meer dan 45/50 jaar niet de mogelijkheid zou bieden om te kiezen tussen een overgangsuitkering en een overlevingspensioen;
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 116
de cumulatie van een overlevingspensioen met een of meer rustpensioenen zou plafonneren tot 100 % van het bedrag van het overlevingspensioen voor een volledige loopbaan. Het Comité bracht een positief advies uit met betrekking tot het hervormingsvoorstel, zij het op voorwaarde dat ook weduwen(aars) van een zelfstandige en zelfstandige weduwen(aars) onmiddellijk en zonder wachtperiode, recht openen op een werkloosheidsuitkering wanneer hun overgangsuitkering ten einde loopt en zij geen baan hebben .
./
ADVIES 2014/04 : ONTWERPTEKSTEN BETREFFENDE DE HERVORMING VAN HET OVERLEVINGSPENSIOEN EN
o~
INVOERING VAN EEN OVERGANGSUITKERING
2.2.1.5
Overgangsmaatregelen in het kader van de hervorming van het vervroegd pensioen
In het voorjaar van 2014 bracht het Comité tot slot ook nog advies uit over een ontwerp van koninklijk besluit dat in het kader van een hervorming van het vervroegd pensioen moest zorgen voor de inwerkingtreding van een reeks bijkomende overgangsbepalingen. Sinds 1 januari 2013 gelden er reeds strengere toegangsvoorwaarden voor vervroegde pensionering. Vanaf 2016 zal de leeftijdsgrens voor vervroegde pensionering 62 jaar bedragen en moet men een loopbaanverleden van 40 jaar kunnen aantonen. Tot 2016 zijn echter nog een reeks overgangsmaatregelen voorzien. Het ontwerp van koninklijk besluit voorzag nog bijkomende overgangsbepalingen voor: . 1. personen die hun loopbaan als werknemer beëindigen, voor wat betreft het mogelijke zelfstandigenpensioen waarop zij recht hebben in functie van een vroegere loopbaan als zelfstandige (i.c. gemengde loopbaan) en dit in geval van: a.
een opzegtermijn die ingegaan is voor 1 januari 2012 en die eindigt of had moeten eindigen na 31 december 2012;
b.
een overeenkomst van vervroegde uittreding gesloten vóór 28 november 2011 tussen de werknemer en de werkgever, zoals bedoeld in het artikel 108, 2" van de wet van 28 december 2011.
2.
zelfstandigen die vóór 28 november 2011 een aanvraag indienden tot het bekomen van een vervroegd rustpensioen in 2013.
Als dusdanig zou het voorgestelde ontwerp van koninklijk besluit ook een oplossing bieden voor personen met een gemengde loopbaan die in aanmerking komen voor een van de overgangsmaatregelen, en die reeds door de RVP een vervroegd pensioen als werknemer krijgen toegekend op basis van de oude leeftijds- en loopbaanvoorwaarden, maar; waaraan het RSVZ geen vervroegd pensioen als zelfstandige kan uitkeren omdat er tot op heden in het kader van de hervorming van het vervroegd pensioen voor zelfstandigen geen overgangsmaatregelen van kracht waren voor deze specifieke groep.
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 17
Het ontwerp van KB bood tevens een oplossing voor de zelfstandigen die een aanvraag tot vervroegde pensionering indienden vóór 28 november 2011. Omdat er reeds een wettelijke basis bestond voor de voorgestelde maatregelen, deze maatregelen ook al bestonden in de werknemersregeling, en het voorgestelde ontwerp van koninklijk besluit een oplossing zou bieden voor de gestelde problematiek, bracht het Comité een positief advies uit.
'"
ADVies 2014/09 : OVERGANGSMAATREGELEN IN HET KADER VAN DE HERVORMING VAN HET VERVROEGD
PENSIOEN
2.2.2
Het rapport van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040
In april 2013 richtten de ministers De Croo en laruelle de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 op. De opdracht van deze commissie, bestaande uit twaalf experts, bestond er in om, autonoom en in beslotenheid, nieuwe hervormingen voor te bereiden die de sociale en financiële duurzaamheid van onze pensioenstelsels verder zouden versterken. In juni 2014 stelde de Commissie Pensioenhervorming een rapport voor met haar bevindingen. De werkgroep pensioenen van het ABC boog zich uitgebreid over dit rapport. De werkgroep verkende o.m. de mogelijkheden voor het zelfstandigenstelsel van het puntensysteem dat door de Commissie Pensioenhervorming werd vooropgesteld en besprak de structurele hervormingen die de Commissie in haar rapport naar voren schoof. Deze werkzaamheden hebben het ABC in een latere fase overigens toegelaten om binnen een beperkt tijdskader een lezing te maken van het federale regeerakkoord en hieromtrent een verslag te publiceren (cf. infra). Immers, de in het regeerakkoord voorgestelde pensioenhervorming is in belangrijke mate geïnspireerd op het rapport van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 en verwijst dan ook in grote lijnen naar de daarin gehanteerde uitgangspunten en voorgestelde maatregelen. 2.2.3
Voorstellen van de federale regering Michel I in het kader van een nieuwe pensioenhervorming
In haar regeerakkoord stelt de federale regering Michel I een nieuwe pensioenhervorming voorop. De hervorming moet bijdragen tot de financiële houdbaarheid van het stelsel en het vertrouwen van de burgers erin veilig stellen. 2.2.3.1
Een lezing vanuit het zelfstandigenstelsel van de pensioenvoorstellen opgenomen
in het Federaal Regeerakkoord Het ABC maakte in het najaar van 2014 een lezing van de pensioenvoorstellen die deel uitmaken van het federaal regeerakkoord. Het Comité ging de implicaties na van de voorgestelde
ingrepen voor het zelfstandigenstelsel en
identificeerde een aantal
aandachtspunten.
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen 11B
Globaal genomen toonde het Comité tevreden met het pad dat met de voorgestelde maatregelen wordt ingeslagen. Het gelooft immers dat de in het regeerakkoord opgenomen voorstellen een aanzet kunnen vormen om te evolueren naar een financieel en sociaal meer duurzaam pensioensysteem. Het denkt daarbij in het bijzonder aan de voorgestelde initiatieven om te komen tot langere, effectieve loopbanen. Het Comité is bovendien gelukkig dat de intentie tot een structurele hervorming van het pensioensysteem gepaard gaat met de aanpak van een aantal bestaande, meer concrete knelpunten zoals de problematiek inzake de eenheid van loopbaan, het resterende verschil tussen de stelsels inzake minimumbescherming of de effectieve toepassing van de wet 5teverlynck. Het Comité formuleerde echter ook een reeks vragen en bedenkingen die zich laten zich samenvatten in de volgende, algemene aandachtspunten. 1. Pensioenmaatregelen die erop gericht zijn het verlaten van de arbeidsmarkt te vertragen
kunnen/mogen niet los worden gezien van de problematiek van de gelijkgestelde periodes op het einde van de loopbaan. De maatregelen zijn weinig zinvol als langere loopbanen gerealiseerd worden via tijdvakken van gelijkstelling en dreigen op die manier enkel nadelig te zijn voor zij die op het einde van de loopbaan nog effectief aan het werk zijn. Het is daarom goed dat initiatieven in het vooruitzicht worden gesteld om de band te versterken tussen de gewerkte periodes en het pensioen. Er zijn ter zake echter meer verregaande initiatieven nodig. 2. Gepensioneerden in de verschillende stelsels moeten op een vergelijkbare manier worden behandeld. Het meest evidente voorbeeld vormt de (evolutie van de) minimale pensioenbescherming maar het verslag verwijst in dit verband ook naar de specifieke pensioenmaatregelen die de regering wil treffen voor individuen met een zwaar beroep. Tevens moet er terzelfdertijd aandacht zijn voor de eigenheid van de onderscheiden stelsels en voor de verschillende uitwerking die bepaalde maatregelen hierdoor kunnen hebben in de afzonderlijke stelsels. Dit moet in het bijzonder een aandachtpunt vormen bij de verdere uittekening van het puntensysteem. 3. Verder wijst het Comité in het verslag voor meerdere van de pensioenvoorstellen die zijn opgenomen in het regeerakkoord, op de noodzaak tot additioneel studie- en denkwerk omdat zich nog heel wat vragen stellen, zowel conceptueel als met betrekking tot de concrete implementatie. 4. Er is een belangrijke rol weggelegd voor het Algemeen Beheerscomité voor wat betreft het identificeren van eventuele obstakels of het inschatten van mogelijke gevolgen van nieuwe pensioenmaatregelen voor het zelfstandigenstelsel. Het is daarom van essentieel belang dat het Comité nauw en blijvend betrokken wordt bij het pensioenbeleid, ook wanneer het Pensioencomité operationeel wordt. Vanuit diezelfde optiek moet het Comité evident een vertegenwoordiging krijgen in dit Pensioencomité.
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 19
5. Het Comité heeft tot slot de intentie om ervoor te zorgen dat vanuit het zelfstandigenstelsel op een constructieve wijze wordt bijgedragen aan de voorbereiding, ontwikkeling en uitvoering van een pensioenbeleid dat op termijn moet leiden tot een transparanter, en een meer financieel en sociaal houdbaar pensioensysteem. Het verslag van het Comité moet in dit licht gezien worden. Omdat het ABC zich er in zijn rapport toe engageert om ervoor te zorgen dat vanuit het zelfstandigenstelsel op een constructieve wijze wordt bijgedragen aan de voorbereiding en ontwikkeling van een hervormd pensioenbeleid, heeft het in het kader van de vooropgestelde pensioenhervormingen een initiatief genomen tot opmaak van een onderzoeksagenda voor het zelfstandigenstelsel.
./
VERSLAG 2014/03 : NAAR EEN NIEUWE VAN
PENSIOENHERVOR~ING:
EEN LEZING VANUIT HET zelFSTANDIGENSTELSEl
oe PENSIOENVQORSTElLEN OPGENOMEN IN HET FEDERAAL REGEERAKKOORD
2.2.3.2 Verhoging van het minimumpensioen Het Algemeen Beheerscomité bracht in november 2014 een positief advies uit aangaande een ontwerp van koninklijk besluit dat per 1 april 2015 een verhoging voorziet van het minimumpensioen in de zelfstandigenregeling voor alleenstaanden en overlevende echtgenoten en dit met respectievelijk, 10 EUR en 7,23 EUR op maandbasis. Deze maatregel laat volgens het Comité toe om voor alleenstaanden en overlevende echtgenoten het historische verschil verder weg te werken tussen het bedrag van het minimumpensioen in de werknemersregeling en in de zelfstandigenregeling. 'ti'
ADVIES 2014/10 : ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT TOT WIJZIGING VAN ARTIKelEN 131815, §lSEPTIES EN
131TER, §1, VAN DE WET VAN 15 MEI 1984 HOUDENDE MAATREGELEN TOT HARMONISERING IN DE
PENSIOENREGELINGEN
2.2.3.3
Afschaffing van de pensioen bonus en gelijkschakeling van de pensioen minima voor werknemers en zelfstandigen
Eind 2014 werd aan het Comité een voorontwerp van programmawet voorgelegd, voorziet wat betreft de pensioenregeling voor zelfstandigen voorzag in twee maatregelen, nl.: de afschaffing per 1 januari 2015 van het systeem van pensioenbonus voor zij die niet aan de voorwaarden voldoen om hem op te bouwen. Voor diegenen die bezig zijn rechten op te bouwen zullen overgangsmaatregelen gelden. de gelijkschakeling tussen de zelfstandigen- en de werknemersregeling voor wat betreft de minimale pensioenbedragen voor alleenstaanden en overlevende echtgenoten. Voor de betrokken vergoedingscategorieën zullen per 1 augustus 2016 de uitkeringsbedragen in het zelfstandigenstelsel verhoogd worden tot de bedragen van de gewaarborgde minima in de werknemersregeling. Beide maatregelen maakten deel uit van het regeerakkoord van de nieuwe federale regering en paste in de nieuwe pensioenhervorming die de regering Michel vooropstelt.
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 20
In zijn advies gaf het Comité aan akkoord te gaan met de afschaffing van de pensioen bonus maar merkte op dat: zelfstandigen meer dan andere groepen zullen getroffen worden door het verdwijnen van de pensioenbonus; de afschaffing van de pensioenbonus de problematiek van de gelijkgestelde periodes aan het einde van de loopbaan scherpstelt omdat de bonus vandaag het enige instrument vormt om diegenen te belonen die hun loopbaan na een bepaalde leeftijd op een actieve wijze en niet via gelijkstelling verderzetten. Het Comité vroeg tevens dat de bepalingen inzake de overgangsmaatregelen in overeenstemming zouden worden gebracht met die voor de werknemers. Daarnaast gaf het Comité in zijn advies aan zeer verheugd te zijn dat: de minimale pensioen bedragen voor alleenstaanden en overlevende echtgenoten zouden worden gelijkgeschakeld met de minimale pensioenbedragen in het werknemersstelsel; de minima in beide stelsels aan elkaar gekoppeld zouden worden. Het Comité drukte in dit advies ook expliciet zijn appreciatie uit ten aanzien van de regering en de Minister van Zelfstandigen omdat met deze maatregel een laatste positief antwoord wordt gegeven op een jarenlange vraag van het Comité om aan zelfstandigen eenzelfde minimale pensioenbescherming te geven als aan werknemers. In het kader van deze gelijkschakeling vroeg het Comité tot slot ook nog een keer de aandacht voor de problematiek van de kleine minima omdat in het kader van het regeerakkoord geen middelen voorzien zijn om ook hier een inhaalbeweging te realiseren. ~
2.2.3.4
ADVIES 2014/11 : VOORONTWERP VAN PROGRAMMAWET VAN DECEMBER 2014 - TITEL PENSIOENEN
Toegelaten activiteit
Het federale regeerakkoord van 2014, voorziet een versoepeling van de regels inzake toegelaten arbeid na pensionering. Eind 2014 bracht het Comité advies uit over een ontwerp van koninklijk besluit dat de regels inzake toegelaten arbeid zou wijzigen. In de toekomst zouden niet enkel gepensioneerden ouder dan 65 jaar met een loopbaan van 42 jaar onbeperkt kunnen bijverdienen maar zou dit ook mogelijk worden voor: alle gepensioneerden vanaf 1 januari van het kalenderjaar waarin zij 65 jaar worden en dit ongeacht de ingangsdatum van het rustpensioen; gepensioneerden die nog geen 65 jaar zijn maar op de ingangsdatum van hun eerste pensioen een loopbaan van 45 jaar kunnen bewijzen. Voor wie niet aan deze leeftijds- en/of loopbaanvoorwaarden voldoet, zouden de bestaande inkomensgrenzen van toepassing blijven. Ook het sanctioneringsmechanisme dat wordt toegepast in geval van overschrijding van de inkomensgrenzen zou worden aangepast. Voortaan zal de betaling van het pensioen voor het betrokken kalenderjaar worden verminderd ten belope van eenzelfde percentage als datgene waarmee de van toepassing zijnde grensbedragen worden overschreden. Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 21
Het Comité toont zich in zijn advies tevreden met de verdere versoepeling van de cumulatieregels die werden voorgesteld, O.m. omdat op die manier aan degenen die over een laag pensioenbedrag beschikken, de mogelijkheid wordt gegeven om hun inkomen aan te vullen met inkomsten uit een beroepsactiviteit. Het Comité vroeg in zijn advies wel dat de budgettaire impact van deze maatregel een nauwlettende opvolging zou krijgen.
'"
ADVIES 2014/12 : ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT TOT WUZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 22 DECEMBER 1967 HOUDENDE ALGEMEEN REGLEMENT BETREFFENDE HET RUST· EN OVERLEVINGSPENSioeN OER ZELFSTANDIGEN
2.3
Onderwerping
De werkgroep "onderwerping", waarin onderwerpen aan bod komen die verband houden met de aansluiting van zelfstandige ondernemers bij het sociaal statuut der zelfstandigen, boog zich in 2014 over het sociaal statuut van huisartsen en geneesheer-specialisten in opleiding. Tijdens hun specifieke opleiding huisarts- of specialistische geneeskunde genieten huisartsen (sinds 2009) en geneesheer-specialisten (sinds 1983) in opleiding een sociaal statuut 'sui generis'. Dit statuut valt onder het toepassingsgebied van de RSZ-wetgeving, maar verleent de betrokkenen in dat kader slechts beperkte sociale rechten. Het statuut biedt m.n. geen bescherming tegen werkloosheid en het voorziet niet in pensioenopbouw. 2.3.1
'De opleiding tot huisarts: gelijkstelling in het kader van de pensioenopbouw'
De geneesheer-specialisten hebben sinds 1997 de mogelijkheid om, met het oog op de opbouw van pensioenrechten, onder bepaalde voorwaarden het tijdvak van hun specifieke opleiding tot specialist te laten gelijkstellen met een periode van beroepsactiviteit. Voor de huisartsen in opleiding bestaat deze mogelijkheid niet. In de loop van 2014 boog het ABC zich over een ontwerp van koninklijk besluit dat ervoor moest zorgen dat huisartsen voortaan, naar analogie met de geneesheer-specialisten en mits de nodige bijdragebetaling, de periode van hun beroepsopleiding kunnen laten gelijkstellen met beroepsactiviteit. Hiertoe wordt het toepassingsgebied van de artikelen 28 en 33 van het ARP uitgebreid. Aangezien het Comité meent dat de bestaande situatie een discriminatie inhield en onrechtvaardig was, heeft het een positief advies uitgebracht omtrent de mogelijkheid tot gelijkstelling van de opleidingsperiode tot huisarts met een periode van beroepsactiviteit. Het Comité merkt op dat deze gelijkstelling in het kader van de pensioenopbouw enkel betrekking heeft op de berekening van het pensioen en dus niet op de loopbaanvoorwaarde voor de toekenning van het vervroegd pensioen of voor de afschaffing van de vermindering wegens vervroeging.
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 22
2.3.2
De kwalificatie van de zelfstandige nevenactiviteit uitgeoefend door HAlO's en GSO's
Zowel HAlO's als GSO's kunnen naast hun opleiding een zelfstandige activiteit uitoefenen. In principe mag het daarbij uitsluitend om een niet-medische activiteit gaan aangezien de betrokkenen buiten hun opleiding immers geen andere betaalde, medische werkzaamheden mogen uitvoeren. In toepassing van een ministeriële beslissing van 1983, werden de geneesheer-specialisten in opleiding voor de zelfstandige activiteiten die zij uitoefenden naast hun opleiding lang beschouwd als zelfstandigen in bijberoep. De RSVZ-commentaar (sinds 2010) en de administratieve instructies (sinds 2013) bepalen sinds enige tijd echter dat geneesheerspecialisten en huisartsen in opleiding geen zelfstandigen in bijberoep kunnen zijn. Deze nieuwe benadering leidde tot een gewijzigde administratieve praktijk zonder dat de ministeriële beslissing van 1983 hiertoe voorafgaandelijk werd aangepast of vervangen. De gewijzigde administratieve praktijk was echter niet zonder gevolgen. Het trof in het bijzonder sommige GSO's die wacht- en spoeddiensten verrichten waarvoor ze vergoed werden buiten het sui generis statuut. Een aantal GSQ's waarvan de inkomsten uit spoed- en wachtdiensten voorheen werden geacht te zijn verworven uit bijberoep, werd sinds de wijziging onderworpen als zelfstandige in hoofdberoep. Dit had voor de betrokkenen belangrijke financiële implicaties. Tijdens zijn vergaderingen erkende het Comité deze problemen en toonde het zich voorstander van: een gelijke behandeling van de HAlO's en de GSO's (inzake pensioenopbouw maar ook op het vlak van de juridische en administratieve benadering van de zelfstandige nevenactiviteiten die zij uitoefenen); een verbetering van de sociale bescherming voor HAlO's en de GSO's. Het acht het vooral van belang dat het sui generis statuut de mogelijkheid moet bieden tot pensioenopbouw. In zijn advies vroeg het ABC dan ook dat een door de Minister voor Zelfstandigen ondertekende nota aan de fondsen deze problematiek zou regelen door een onderscheid te maken tussen: medische activiteiten die in het verlengde liggen van de opleiding tot geneesheerspecialist of huisarts. Voor deze activiteiten zouden de betrokkenen niet moeten onderworpen worden aan het sociaal statuut der zelfstandigen, en andere medische activiteiten die buiten de opleiding worden uitgeoefend en andere zelfstandige activiteiten waarvoor zij zouden moeten onderworpen worden als zelfstandige in hoofdberoep. Het Comité merkte.in zijn advies tot slot nog op dat dit geen oplossing ten gronde vormde voor de geneesheren-specialisten in opleiding die wacht- en spoeddiensten verrichten waarvoor ze vergoed worden buiten het sui generis statuut. Het was dan ook van oordeel dat dit probleem kan daarentegen wel kon worden opgelost door een verbetering van de
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 23
sociale bescherming (inz. pensioenrechten) van de huisartsen en geneesheer-specialisten in opleiding .
2.4
./
ADVIES 2014/06 : DE OPLEIDING TOT HUISARTS: GE~JKSTELLING IN HET KADER VAN DE PENSIOENOPBOUW
'"
ADVIES 2014/08 : HET SOCIAAL STATUUT VAN HUISARTSEN EN GENEESHEER-SPECIALISTEN IN OPLEIDING
Geneeskundige verzorging
2.4.1
'Alternatieve financiering van de geneeskundige verzorging'
Het ontwerp van koninklijk besluit" en het advies van het ABC Net zoals de voorgaande jaren werd het ABC om een advies gevraagd met betrekking tot het ontwerp van koninklijk besluit dat het mogelijk moet maken om de bedragen voor de alternatieve financiering te storten aan de globale beheren. Voor 2014 gaat het om een bedrag van 1.582.422 duizend euro voor het stelsel van de werknemers en; 158.382 duizend euro voor het stelsel van de zelfstandigen. Het Comité stelde vast dat deze bedragen conform zijn aan de bedragen die eerder reeds waren goedgekeurd door de Algemene Raad van het RIZIV en bracht derhalve een gunstig advies uit.
'"
2.5
ADVIES 2014/07 : ALTERNATIEVE FINANCIERING VAN DE GENEESKUNDIGE VERZORGING
Begroting
Het ABC staat mede in voor het financieel beheer van het sociaal statuut der zelfstandigen. In dit verband brengt de werkgroep 'begroting' van het Comité minstens twee keer per jaar een advies uit over de status en de ontwikkelingen van het Globaal Beheer: een keer naar aanleiding van de begrotingscontrole en een maal naar aanleiding van de begrotingsopmaak en de meerjarenramingen. 2.5.1
Voorstel van begrotingscontrole 2014
Bij de begrotingscontrole 2014 nam het Comité akte van een positief geconsolideerd resultaat van 243.741.444 €. Het Comité toonde zich hierover verheugd, te meer omdat dit saldo gerealiseerd werd in een moeilijke economische en budgettaire context. Terzelfdertijd merkte het Comité op dat het geheel van de budgettaire inspanningen waartoe het RSVZ gehouden is (inz. deze in het kader van de bestuursovereenkomst) een
11 Ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de bedragen voor de alternatieve financiering van de verplichte verzekering van de geneeskundige verzorging bestemd voor de stelsels van sociale zekerheid voor werknemers en zelfstandigen voor het jaar 2014.
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 24
ernstige impact heeft op de kerntaken van het RSVZ. In dit verband bracht het Comité in herinnering dat het RSVZ in de periode 2012-2014 verschillende besparingen en onderbenuttingen kreeg opgelegd en tot dusver slechts 13/30 van de middelen kreeg toegekend die voor de periode van de huidige bestuursovereenkomst (2013-2015) werden voorzien. Hoewel het Comité pleit voor continuïteit en stabiliteit in de sociale uitgaven, merkte het in het kader van de begrotingscontrole op dat de besparingen die het RSVZ dient te realiseren, ook effecten hebben voor de zelfstandigen zelf. Het Comité bracht in deze context in herinnering dat: een sociale bijdrageverhoging voor de zelfstandigen in hoofdberoep moeilijk is, gegeven de bijdrageverhoging uit 2008 en de socio-economische situatie van de zelfstandigen; een vermindering van de uitgaven in het zelfstandigenstelsel moeilijk is; stelsel van de zelfstandigen de regeling is waarin het niveau van de solidariteit tussen de bijdrageplichtigen het hoogst is. Tot slot verheugde het Comité zich bij begrotingscontrole zich over de gelijkstelling van de minimum gezinspensioenen voor zelfstandigen met die voor werknemers aan het gezinstarief. Terzelfdertijd herinnerde het eraan dat een volledige gelijkschakeling van de bedragen van de minimumpensioenen van loontrekkenden en zelfstandigen (zowel aan het gezins- als aan het alleenstaandentarief) prioritair zou moeten zijn alsook de invoering en het behoud van een koppeling tussen deze pensioenen. 2.5.2
Voorafbeelding van de begroting 2015
Het Comité nam kennis van de voorafbeelding van de begroting 2015. De voorafbeelding van de begroting 2015 werd opgemaakt volgens 2 scenario's: •
een eerste was gebaseerd op de toenmalige inkomsten en uitgavenrubrieken;
•
een tweede hield rekening met de bevoegdheidsoverdrochten die plaatsvonden in het kader van de zesde staatshervorming en maakte dus abstractie van de ontvangsten en uitgaven inzake gezinsbijslag en dienstencheques. De middelen die als gevolg van de zesde staatshervorming in mindering zouden worden gebracht van de federale financiering, werden geraamd op 453.059.750 euro voor wat betref de gezinsbijslag en 2.250.106 euro voor wat betreft de correcties op het basisbedrag van de BTW (die de ontvangsten uit de alternatieve financiering doen dalen).
Het Comité stelde vast dat het geconsolideerd resultaat van de voorafbeelding van de begroting 2015 een negatief saldo vertoonde van 554.783.070 EUR indien geen rekening werd gehouden met de overdracht van
middelen in het kader van de zesde
staatshervorming, 90.473.214 EUR indien men dat wel deed. Dit tekort zou hoofdzakelijk toe te schrijven zijn van het ontbreken van een evenwichtsdotatie op het moment van de opmaak van de voorafbeelding van de begroting 2015.
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 25
De ramingen waren evenwel voorlopig en zouden dan ook nog moeten worden bijgesteld o.m. in functie van een beslissing m.b.t. de toekomst van de evenwichtsdotatie en in functie van de financiële enveloppe die toegekend wordt met het oog op de welvaartsaanpassingen van de socialezekerheidsuitkeringen voor de periode 2015-2016. Zoals in de voorgaande begrotingsverslagen bracht het Comité in herinnering dat het sociaal statuut der zelfstandigen een "sober" statuut is dat moeilijk verdere besparingen van de uitgaven toelaat en dat er geen marge is voor een eventuele nieuwe verhoging van de sociale bijdragen voor de zelfstandigen in hoofdberoep . ./
VERSLAGEN 2014/01 & 2013/01BI5 : VOORSTel VAN BEGROTINGSCONTROLE 2014
'"
VERSLAG 2014/02 : VOORAFBEElDING VAN DE BEGROTING 2Q1S
2.6
Aandachtspunten voor een nieuwe federale legislatuur
De vorming van een nieuwe federale regering en de komst van een nieuwe minister voor zelfstandigen, vormde voor het ABC een uitgelezen gelegenheid om een aantal voorstellen en standpunten die het de afgelopen legislatuur in zijn adviezen formuleerde, opnieuw onder de aandacht te brengen. Deze aandachtspunten werden samengebracht in een document dat werd overgemaakt aan de federale onderhandelaars en aan de nieuwe minister van zelfstandigen, dhr. W. Borsus. Het Comité schoof in dit document volgende aandachtspunten naar voor: 1. Meer aandacht voor de specifieke noden en problemen van zelfstandigen in moeilijkheden. Het Comité ziet daarbij twee belangrijke actiedomeinen: een betere omkadering van zelfstandigen door de coördinatie en structurele ondersteuning van bestaande begeleidingsinitiatieven; de werking van de commissie voor vrijstelling van bijdragen; 2.
De verbetering van het sociaal vangnet door de omvorming van de faillissementsnaar een overbruggingsverzekering.
3.
Een evaluatie van de Wet over de aard van de arbeidsrelatie met bijzondere aandacht voor het weerlegbaar vermoeden dat vandaag steunt op de loutere toepassing van vooraf vastgelegde criteria.
4. Aandacht voor de problemen van specifieke groepen zoals de jonge helpers, de meewerkende echtgenoten, de geneesheer-specialisten in opleiding, etc. 5.
Een nauwe opvolging (van bij de inwerkingtreding) van het nieuwe systeem van sociale bijdrageberekening dat per 1 januari 2015 van kracht werd.
6. Aandacht voor de operationele dienstverlening van het RSVZ. Door de besparingen en opgelegde onderbenutting van middelen rest het instituut vandaag weinig budgettaire ruimte om de kerntaken te verzekeren en dit ondanks het positief financieel resultaat dat het globaal beheer van het sociaal statuut realiseert. 7.
Er is geen ruimte voor een eventuele verhoging van de bijdragen: dit maakt het stelsel minder attractief en vormt, vooral in een periode van laagconjunctuur, een rem op het ondernemerschap. Omdat het sociaal statuut der zelfstandigen reeds
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 26
wordt gekenmerkt door een zwak verzekeringskarakter en een grote solidariteit onder de bijdrageplichtigen is dit bovendien negatief voor het draagvlak. 8.
Er mag geen afbreuk worden gedaan, zeker in deze periode van economische crisis, aan de noodzakelijke initiatieven om de economie en de tewerkstelling te ondersteunen. In dit verband stelt het Comité een budgettair evenwicht voorop in de verschillende sectoren en takken van de sociale zekerheid. Dit veronderstelt een continuïteit en stabiliteit in de sociale uitgaven.
9.
Verbeteringen op het vlak van pensioenen, in het bijzonder inzake de hoogte van de minimumpensioenen.
Het
optrekken
van
de
minima
voor
alleenstaande
zelfstandigen en van de zogenaamde kleine minima is in dit verband prioritair. 10. Aandacht voor het 'perverse' effect van de toekenningsmodaliteiten van de IGO op de minimumpensioenen. Onder de huidige reglementering kan een minimumpensioen in specifieke gevallen gecumuleerd worden met een IGO. Om dit te vermijden zou het bedrag van het minimumpensioen van de zelfstandigen automatisch minstens 10% hoger moeten zijn dan de IGO. 11. Een andere financiering van het asbestfonds, m.n. een financiering a posteriori door het globaal beheer van de zelfstandigen. 12. Een bijsturing van het stelsel van de vervangende ondernemer teneinde het systeem attractiever te maken. 13. Met de overheveling van de dienstencheques naar de Gewesten, stelt zich tot op vandaag de vraag moederschapshulp.
naar
de
verderzetting
en
de
modaliteiten
van
de
Het ABC heeft met tevredenheid kunnen vaststellen dat een belangrijk deel van de aandachtspunten werden opgenomen in het federaal regeerakkoord van de regering Michel I evenals in de beleidsnota van de minister van zelfstandigen Borsus.
2.7
Inbreng Netwerk Federole Armoedeambtenaren
In 2013 richtte de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie een netwerk van federale armoedeambtenaren op dat de federale plannen voor armoedebestrijding zou moeten opvolgen. In elke federale overheidsinstelling werd een armoedeambtenaar aangewezen die moet zorgen voor de uitvoering van de maatregelen binnen zijn beleidsdomein. In het kader van de federale verkiezingen van mei 2014, bereidde het netwerk van federale armoedeambtenaren in het voorjaar van 2014 een memorandum voor met voorstellen voor het Federaal Plan Armoedebestrijding van de nieuwe federale regering. Op vraag van de heer E. Tavernier, federale armoedeambtenaar van het RSVZ, boog het ABC zich over de beleidsnoden inzake armoedebestrijding bij zelfstandigen. Gelet op zijn bevoegdheden, richtte het Comité zich tijdens deze reflectie in de eerste plaats op mogelijke verbeteringen aan het sociaal statuut van de zelfstandige. In dit verband identificeerde het Comité de hervorming van de faillissementsverzekering als belangrijkste beleidsprioriteit voor de nieuwe federale regering (voor wat betreft armoedebestrijding bij zelfstandigen). Daarnaast
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 27
wees het Comité op zijn herhaaldelijke vraag naar de gelijkschakeling van
de
minimum pensioenen voor alleenstaanden evenals de invoering van een koppeling tussen het
werknemers-
en
het
zelfstandigenstelsel
voor
wat
betreft
de
minimale
pensioenbedragen. Hoewel niet rechtstreeks tot de bevoegdheid van het ABC behorend, benadrukte het Comité daarnaast ook het belang van een betere begeleiding van zelfstandigen die zich in een financieel moeilijke situatie bevinden.
Jaarverslag 2014 Algemeen Beheerscomité voor het Statuut der Zelfstandigen I 28
Tabel 2. Overzicht van de In 2014 door het ABC uitgebrachte adviezen AdvIes
Nr.
Datum
2014/01 2014/01bis 2014/01ler 2014/01quater
30/01/2014 26/02/2014 27/03/2014 27/11/2014
Ultcebracht op venoak van de minister van Middenstand; KMO's. Zelfstandlcen en Landbouw •
Ontwerpteksten betreffende het In aanmerking nemen van de laatste loopbaankwartalen voor de berekening van het pensioen
•
Wetsontwerp tot uitbreiding van de toekenningsvoorwaarden Inzake het minimumpensioen
2014/02 2014/02bis
30/01/2014 26/02{2014
•
Wetsontwerp tot wijziging van het beginsel van eenheid van loopbaan
2014/03 2014/03bis
30/01/2014 26/02/2014
•
Ontwerpteksten betreffende de hervorming van het overlevingspensioen en de Invoering van een overgangsuitkering
2014/04 2014/04bis
•
Voorontwerp van wet
houdende uitvoering van
het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance -
7/03/2014 26/02/2014
2014/05
26/02/2014
2014/07 2014/07bis
20/03/2014 27/03/2014
2014/09
27/03/2014
2014/10 2014/lObis
19/11/2014 27/11/2014
Welvaartsaanpassingen •
Alternatieve financiering van de geneeskundige verzorging
•
Overgangsmaatregelen in het kader van de hervorming van het vervroegd pensioen
•
Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van artikelen 131bis, §1septies en 131ter, §1, van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen
•
Voorontwerp van programmawet van december 2014 - Titel pensioenen
2014/11
27/11/2014
•
Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen
2014/12
27/11/2014
Ultcebracht op elcen Initiatief •
De opleiding tot huisarts: gelijkstelling in het kader van de penSioenopbouw
2014/06 2014/06bls
20/03/2014 27/03/2014
•
Oe opleiding lol huisarts: gelijkslellJng in hel kader van de penSioenopbouw
2014/06 2014/06bis
20/03/2014 27/03/2014
•
Ontwerp van programmawet van december 2014 Regeringsamendement betreffende de wetvaartsenveklppe en de financiering van de sociale zekerheid
2014/13
15/12/2014
Tabel 3. Overzicht van de in 2014 door het ABC uitgebrachte verslagen
L,!em!il
Nr.
Datum
Ult&ebracht op verzoek Yin de minister Yin Middenstand, KMO's, Zelfstand/cen en Landbouw •
Voorstel van begrotingscontrole 2014
2014/01
27/03/2014
•
Voorafbeelding van d. begroting 2015
2014/02
10/10/2014
2014/03
27/11/2014
Ult&ebracht op ••en Initiatief •
Naar een nieuwe pensioen hervorming: een lezing vanuit het zelfstandigenstelsel van de pensioenvoorstellen opgenomen In het
Federaal Regeerakkoord