Alcohol en Teamsport Een onderzoek aan de hand van het Integraded I Change Model, naar determinanten van alcoholconsumptie bij teamsporten.
Elle Driessen en Evelien te Rietstap Januari 2009
Alcohol en Teamsport Een onderzoek aan de hand van het Integraded I Change Model, naar determinanten van alcoholconsumptie bij teamsporten.
Een onderzoek in opdracht van Transferpunt Sport Elle Driessen en Evelien te Rietstap Januari 2009
Faculteit Gedrag, Gezondheid en Maatschappij Voeding en Diëtetiek Senior begeleider: Jacquelien Vos Werkveld begeleider: Rob ter Horst
Voorwoord In het kader van de afstudeeropdracht voor de opleiding Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen hebben wij, Elle Driessen en Evelien te Rietstap, een kwantitatief onderzoek gedaan naar de determinanten die van invloed zijn op het alcoholgebruik bij de mannelijke amateursporters spelend in een prestatieteam binnen voetbal, hockey, basketbal en volleybal in de stadsregio Arnhem en Nijmegen (KAN-regio) en onderzocht wat de relatie is tussen dit alcoholgebruik en hun lichamelijke gezondheid.
Met dit rapport willen wij ons ontwikkelen in Toegepast Onderzoek en Health Promotion. Het rapport is bestemd voor alle mensen die geïnteresseerd zijn in het planmatig opzetten van een gezondheidsvoorlichting en specifiek binnen de context sport en alcohol.
Een belangrijk onderdeel binnen de beroepspraktijk van de diëtiste is voorlichting geven. Om als diëtist de juiste voorlichting te kunnen geven, die goed is afgestemd op de doelgroep, zal men eerst onderzoek moeten doen naar en bij die doelgroep. Binnen dit rapport is er gebruik gemaakt van een plantmatige aanpak voor het opzetten en uitvoeren van een gezondheidsvoorlichting. Het rapport bestaat uit de verschillende stappen die we doorlopen hebben om tot deze gezondheidsvoorlichting te komen.
Dit rapport is mede tot stand gekomen dankzij de ondersteuning en hulp van docenten en medestudenten van de opleiding Voeding en Diëtetiek. Om te beginnen willen we de sporters die hebben meegewerkt aan dit onderzoek bedanken voor hun inzet, medewerking en het willen delen van persoonlijke informatie. Daarnaast willen wij Rob te Horst van Transferpunt Sport bedanken voor zijn enthousiasme en begeleiding. Voor de begeleiding vanuit de opleiding Voeding en Diëtetiek willen wij Jacqueline de Vos bedanken voor haar vragen en feedback die ons hebben geholpen tijdens de uitvoering van dit onderzoek en Almi Hanselman voor de begeleiding tijdens de totstandkoming van het onderzoeksvoorstel en de data-analyse.
Nijmegen, januari 2009
Inhoudsopgave Samenvatting
5
Summary
7
1.
Inleiding en probleemstelling
9
1.1
Aanleiding
9
1.2
Doelstelling
10
1.3
Vraagstelling
10
2.
3.
4.
5.
6.
Opzet en uitvoering van het onderzoek
11
2.1
Methodische karaktersering van het onderzoek
11
2.2
Populatie/steekproef
12
2.3
Definiëren en operationalisering
12
2.4
Beschrijving en verantwoording van de onderzoeksinstrumenten
14
Alcohol, sport en lichamelijke gezondheid
17
3.1
Effecten van alcoholgebruik vlak voor inspanning
17
3.2
Effecten van alcohol op het herstel na inspanning
17
3.3
Effecten van inname van alcohol de dag vóór de wedstrijd
18
3.4
Gewenst en ongewenst gedrag
18
Gedragsverklaringsmodel
19
4.1
Het Integrated Change Model
19
4.2
Toepassing van het I-Change Model op het onderzoek
23
4.3
Literatuur op het gebied van gedragsverklaring bij alcoholconsumptie en sport
24
Onderzoeksmethode
26
5.1
De onderzoeksgroep en procedures
26
5.2
Opbouw enquête
26
5.3
Verwerking en preparatie van de onderzoeksdata
28
5.4
Statistische analyse
29
Resultaten
30
6.1
Respons
30
6.2
Onderzoeksgroep
30
6.3
Alcoholgedrag en lichamelijke gezondheid
31
6.4
Opvattingen, kennis en informatievoorziening van de sporters ten aanzien van 32 alcoholgedrag
6.4.1
Attitude van de sporters ten aan zien van (het verminderen) van alcoholconsumptie
32
6.4.2
Sociale invloed van de omgeving met betrekking tot de alcoholconsumptie
6.4.3
Eigen effectiviteit van de sporters ten aanzien van (het verminderen) van de alcoholconsumptie
6.4.4
33
Kennis van de sporters ten aanzien van het alcoholgebruik en lichamelijke gezondheid
34
6.4.5
Informatievoorziening voor de sporters over alcoholgebruik
34
6.4.6
Intentie ten aanzien van het alcoholgebruik
35
6.5
Samenhang tussen I-change determinanten en het alcoholgedrag
6.5.1
35
Univariatie samenhang tussen de I-Change determinanten en de alcoholconsumptie
6.5.2
35
Univariatie samenhang tussen I-Change determinanten en de intentie om alcoholconsumptie te verminderen
7.
32
37
Conclusie, discussie en aanbevelingen
38
7.1.
Conclusies met betrekking tot de onderzoeksresultaten
38
7.2.
Beperkingen en aanbevelingen voor vervolgonderzoek
40
7.3.
Praktijkaanbevelingen
41
7.3.1.
Ontwikkelen voorlichting alcohol en teamsport
41
7.3.2.
Aandachtspunten van de voorlichting
42
Literatuurlijst
43
Bijlage 1
Schema RIVM alcoholgebruik
44
Bijlage 2
Begeleidende brief enquête
46
Bijlage 3
Enquête
48
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Samenvatting Vanuit verschillende wetenschappelijke onderzoeken kwam naar voren dat de combinatie van alcohol en teamsport een veel voorkomende combinatie is. Maar ondanks deze kennis is er relatief weinig bekend over de determinanten die ten grondslag liggen aan het alcoholgebruik door deze sporters. Daarnaast is er weinig bekend over de exacte alcoholconsumptie van de sporters en de gevolgen hiervan gericht op de lichamelijke gezondheid. Het bevorderen van gezond gedrag en werken aan preventie is belangrijk en valt onder de taken van taken van een diëtist; hiervoor wordt onderzoek gedaan bij verschillende doelgroepen, onder andere bij de doelgroep van sporters. Dit onderzoek gaat in op de vraag wat de oorzaken ofwel de determinanten zijn van het alcoholgebruik van de mannelijke teamsporters van voetbal, hockey, basketbal en volleybal in de stadsregio van Arnhem en Nijmegen spelend in prestatiegericht team, met als doel een planmatig opgezette voorlichting te ontwikkelen die een bijdrage kan leveren aan het behouden of verbeteren van de lichamelijke gezondheid van deze sporters.
Om de determinanten van het alcoholgebruik te achterhalen, is het Integrated Change Model (De Vries) als theoretisch kader gebruikt. Dit model veronderstelt dat het alcoholgebruik bepaald wordt door de attitude van de sporter ten aanzien van het alcoholgebruik, de sociale invloed die hij van zijn omgeving ervaart ten aanzien van het alcoholgebruik en door zijn eigen effectiviteit; acht de sporters zichzelf in staat om zijn alcoholconsumptie te verminderen indien nodig? Deze drie determinanten worden vervolgens beïnvloed door de kennis van een sporter over het alcoholgebruik en lichamelijke gezondheid en de informatie die hij van het alcoholgebruik en de lichamelijke gezondheid krijgt van externe factoren zoals, zoals demografische en sociaal-culturele kenmerken.
175 mannelijke amateur-sporters spelend in de prestatiegerichte teams van voetbal, hockey, basketbal of volleybal uit de KAN-regio hebben in dit onderzoek een enquête ingevuld, waarin hun opvattingen ten aanzien van de determinanten uit het Integrated Change Model in kaart zijn gebracht. De samenhang tussen de determinanten, het alcoholgedrag en de intentie om het alcoholgedrag aan te passen werd bestudeerd aan de hand van de Kruskal-Wallis-toets, Mann-Whitney U-toets, Spearman-rangcorrelatie toets en rangorde scores. Ten aanzien van de verschillende sporten en het alcoholgedrag op verschillende momenten zijn groepen sporters met elkaar vergeleken die geen, 1-5 glazen, 5-10 glazen, 15-20 glazen of 20 glazen of meer alcohol nuttigden. Naast algemene statistische analyses worden ook de verschillen en/of overeenkomsten tussen de verschillende sporten, leeftijdsgroepen en burgerlijke staat vergeleken en statistisch getoetst.
De alcoholconsumptie van de sporters blijkt samen te hangen met de determinanten attitude, sociale invloed, eigen effectiviteit en kennis. De respondenten hebben een neutrale tot vrij positieve attitude ten opzichte van alcoholgebruik binnen het team. Met betrekking tot sociale invloed valt op dat er weinig tot geen sociale invloed wordt ervaren, maar wanneer deze wel aanwezig is deze ook een positieve samenhang heeft met het alcoholgebruik. Hierbij speelt de subjectieve norm die heerst
__________________________________________________________________________________________ -5-
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
binnen het team de belangrijkste rol; de opvattingen van anderen waar de sporter waarde aan hecht in zijn overweging om al dan niet alcohol te drinken. Op eigen effectiviteit scoren de respondenten erg hoog, ze achten zichzelf goed in staat om hun alcoholgebruik te verminderen. Maar hoe moeilijker de respondenten het vonden om hun alcoholgebruik te verminderen hoe hoger het alcoholgebruik van deze responderen was. De sporters hadden gemiddeld gezien een redelijke kennis van het effect van alcoholgebruik op de lichamelijke gezondheid. De verschillende teamsporten laten geen verschillen zien tussen de invloed van de determinanten op het alcoholgebruik. Een significant verschil tussen de sporten is wel te zien in de hoeveelheid alcohol die wordt genuttigd na de wedstrijd; hockeyers nuttigen de meeste alcohol na de wedstrijd .Hiernaast waren er verschillen in externe determinanten in correlatie met het alcoholgebruik. De groep respondenten onder de 25 jaar, de alleenstaanden en de respondenten met een lager opleidingsniveau drinken meer alcohol in vergelijking met de andere respondenten in deze categorieën. Ook blijkt het drinkgedrag van alcohol doordeweeks een voorspeller te zijn van het drinkgedrag in het weekend. Op basis van het I-Change model werd verwacht dat de concepten van ‘attitude’, ‘sociale invloed’ en ‘eigen effectiviteit’ correleert met de intentie om het alcohol gebruik aan te passen. Dit bleek echter niet het geval.
Het alcoholgebruik van de respondenten blijkt van invloed te zien op de lichamelijke gezondheid. De meerderheid drinkt na de wedstrijd meer alcohol dan past binnen het gewenste gedrag van maximaal 2 glazen en de helft hiervan doet aan ‘binge drinken’ (minimaal 10 glazen, in een korte tijd) wat een groot schadelijk effect heeft op de lichamelijke gezondheid. Na de wedstrijd wordt door een kwart van de respondenten direct alcohol genuttigd, wat een nadelig effect heeft op het herstel van het lichaam. Bijna de helft van de respondenten heeft op de dag van de wedstrijd last van de alcoholconsumptie van de avond ervoor, waarbij een positieve samenhang is waargenomen tussen de hoeveelheid alcohol die gedronken wordt en de mate van last die ervaren wordt op de dag van de wedstrijd.
Op grond van de resultaten is aanbevolen om een planmatige voorlichting rond alcoholgebruik bij teamsport op te zetten, om de lichamelijke gezondheid van de sporters te verbeteren. De mannelijke hockeyers krijgen hierbij de eerste prioriteit. Speerpunten van de voorlichting zijn het alcoholgebruik bespreekbaar maken binnen het team, de kennis van alcoholgebruik gericht op lichamelijk gezondheid verbeteren en hiermee de houding ten opzichte van het alcoholgebruik te beïnvloeden. Tevens wordt aanbevolen een presentatie of het clubblad te gebruiken als communicatie om de sporters te bereiken en hierbij gebruik te maken van een externe voorlichter.
__________________________________________________________________________________________ -6-
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Summary
__________________________________________________________________________________________ -7-
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
__________________________________________________________________________________________ -8-
TOKO/HP
1.
Inleiding en probleemstelling
1.1
Aanleiding
Alcohol & Teamsport
Alcohol en sport worden al sinds vroegere tijden aan elkaar gekoppeld (O’Brien, 1993) en het gebruik van alcohol wordt dan ook vaak geassocieerd met sport (Maughan, 2006) en past binnen de sociale context van sport (O’Brien & Lyons, 2000). Uit recent onderzoek is gebleken dat mensen die voldoende fysieke activiteit hebben meer kans hebben om veel alcohol te drinken (Poortinga, 2007). De statistische analyse in een Frans onderzoek laat zien dat sporters eerder alcohol gebruiken dan niet sporters (Lorente, Souville, Griffet & Grélot, 2004). Alcohol is dan ook de meest gebruikte drug binnen de sporters populatie (O’Brien, 1993, O’Brien & Lyons, 2000). Intuïtief, als je kijkt naar de fysieke eisen voor een sporter en algemeen de relatie tussen gezondheid en prestatie, zou je verwachten dat sporters minder alcohol consumeren dan niet sporters. Maar verschillende studies laten duidelijk zien dat sporters juist een populatie zijn die risico loopt op zowel zwaar alcoholgebruik als het ervaren van alcoholgerelateerde problemen. Deze studies concludeerde dat sporters gemiddeld per week meer alcohol drinken, vaker veel drinken in een korte tijd en meer alcoholgerelateerde problemen ervaren dan niet sporters (Lorente, Souville, Griffet & Grélot, 2004). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er in de georganiseerde sport na een wedstrijd in de kantine alcohol wordt aangeboden en gedronken (O’Brien, 1993, Poortinga, 2007, O’Brien & Lyons, 2000). Sportverenigingen zijn vaak de plaats waar jonge mensen blootgesteld worden aan alcohol en niet onder toezicht zijn van ouders of verzorgers (O’Brien, 1993, O’Brien & Lyons, 2000). Binnen georganiseerde sporten wordt ook meer alcohol gedronken dan binnen niet georganiseerde sporten (Poortinga, 2007). Uit onderzoek komt tevens naar voren dat er verschil is in alcoholgebruik tussen de verschillende takken van sport. Dit kan veroorzaakt worden door de verschillende sociale gewoontes tussen de takken van sport (O’Brien, 1993). Daarnaast zie je ook dat binnen traditionele veldsporten (zoals voetbal en rugby) meer alcohol wordt gebruikt in vergelijking met sporten als wielrennen en tennis (O’Brien & Lyons, 2000). Het eerder genoemde Franse onderzoek laat ook zien dat binnen teamsporten over het algemeen meer alcohol wordt gebruik dan binnen individuele sporten (O’Brien & Lyons, 2000). In ditzelfde onderzoek komt naar voren dat de alcoholconsumptie lijkt af te hangen van een aantal karakteristieken die geassocieerd worden met de sportactiviteit, bijvoorbeeld het soort sport, de context, competitief of niet-competitief, het niveau en het aantal trainingen. Tevens komt eruit dat de mannelijke sporter meer drinkt dan de vrouwelijke sporter, andere socio-demografische variabelen die een rol spelen zijn school/studie, beroep ouders en woonplaats. . Vanuit verschillende wetenschappelijke onderzoeken komt naar voren dat de combinatie van alcohol en sport een veel voorkomende combinatie is. Maar ondanks deze kennis is er maar relatief weinig bekend over de determinanten die ten grondslag liggen aan het alcoholgebruik door sporters. Hier willen we ons in dit onderzoek op gaan richten. Daarnaast willen we graag meer informatie verzamelen over de exacte alcoholconsumptie door de sporters.
__________________________________________________________________________________________ -9-
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Vanuit deze achtergrond gaan wij onderzoek doen naar de alcoholconsumptie van mannelijke amateur teamsporters spelend in prestatieteams bij verschillende takken van sport en verschillende verenigingen. Voor de afbakening van het onderzoek is er gekozen om het onderzoek te richten op de mannelijke teamsporters. Tevens kiezen we voor prestatieteams voor afbakening en omdat deze teams het meest prestatiegericht zijn en hierdoor de lichamelijke gezondheid binnen de sport meer van belang is. Het betreft hier de teamsporten voetbal, hockey, basketbal en volleybal. Deze sporten behoren tot de populaire sporten in Nederland. In het onderzoek richten we ons voornamelijk op de (gedrags)determinanten van alcoholconsumptie bij de teamsporters, hoeveel alcohol ze drinken, binnen welke omstandigheden de sporters alcohol consumeren en hoe de sporters zelf denken over het alcoholgebruik. Met behulp van deze gegevens kan er onder andere een relatie gelegd worden tussen het alcoholgebruik en de lichamelijke gezondheid van de sporters. En vanuit de verzamelde en geanalyseerde data kan hierna, indien nodig, met behulp van een door ons planmatig opgezette gezondheidsvoorlichting, worden ingespeeld op de determinanten die van invloed zijn op het alcoholgebruik. Zodat het alcoholgebruik binnen de sporters verminderd kan worden en zo een positieve invloed heeft op de lichamelijke gezondheid van deze sporters.
1.2
Doelstelling
Het doel van dit onderzoek is op methodische wijze voorlichtingsmateriaal ontwikkelen over alcoholgebruik om de lichamelijke gezondheid van de mannelijke amateursporters spelend in prestatieteams binnen voetbal, hockey, basketbal en volleybal in de KAN-regio te behouden en/of verbeteren.
1.3
Vraagstelling
Welke determinanten zijn van invloed op het alcoholgebruik bij de mannelijke amateursporters spelend in de prestatieteams binnen voetbal, hockey, basketbal en volleybal in de KAN-regio en wat is de relatie met lichamelijke gezondheid?
Deelvragen - Wat is de invloed van alcohol op de lichamelijke gezondheid van sporters? - Welke determinanten spelen een rol bij het alcoholgebruik bij sporters? - Wanneer en hoeveel alcohol wordt er genuttigd door de sporters? - Zijn er verschillen tussen de beoefenaars van voetbal, hockey, basketbal en volleybal wat betreft alcoholgebruik en determinanten die hierop van invloed zijn?
__________________________________________________________________________________________ - 10 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
2.
Opzet en uitvoering van het onderzoek
2.1
Methodische karakterisering van het onderzoek.
De onderzoeksstrategie waarvan gebruikt is gemaakt is een survey. De survey is een type onderzoek waarbij men probeert een breed beeld te krijgen van een in principe tijdruimtelijk uitgebreid verschijnsel. In het onderzoek wordt er inzicht verkregen in de determinanten die van invloed zijn op het alcoholgebruik van de mannelijke amateursporters spelend in de prestatieteams binnen voetbal, hockey, basketbal en volleybal in de KAN-regio en wat de relatie is met de lichamelijke gezondheid. Er is gekozen voor het survey-onderzoek omdat het bereik hiervan groot is en het een breed overzicht geeft waarbij we algemeen geldende uitspraken kunnen doen, waarover we dan de mogelijkheid hebben om allerlei statistische samenhangen te berekenen. In het onderzoek wordt er op één tijdstip gegevens verzameld over de determinanten die van invloed zijn op het alcoholgebruik van de sporters. Er wordt geen effect of verandering opgespoord, dus een meting op meerdere tijdstippen is niet nodig. Hierbij is sprake van een cross-sectioneel onderzoek. Het onderzoek is kwantitatief van aard. Er wordt gekozen voor een kwantitatief onderzoek omdat het onderzoek gericht is op het vaststellen van de verschillende aspecten die een rol spelen bij de verkenning van het probleem van alcoholconsumptie bij de doelgroep. Het gaat in het onderzoek niet zo zeer om het belang van deze aspecten, maar om welke aspecten. Vooraf is er een nauwkeurig samengestelde enquête uitgewerkt en onderworpen aan een pre-test. Naast een aantal algemene vragen en meerkeuze vragen beantwoorden de respondenten bij vragen die betrekking hebben op de gedragsdeterminanten in welke mate zij het met deze uitspraken eens zijn (schaalverdeling in vragen). Er zullen door ons scores worden bepaald voor de variabelen, voor de latere statistische analyse. Deze overwegend kwantitatieve gegevens worden dus statistisch bewerkt en geanalyseerd.
Visuele weergave van het conceptueel model
Mannelijke amateur-sporters - voetbal - hockey - basketbal - volleybal
Alcoholgebruik
Lichamelijke gezondheid
Determinanten
__________________________________________________________________________________________ - 11 -
TOKO/HP
2.2
Alcohol & Teamsport
Populatie/steekproef
Populatie Mannelijke amateursporters in de prestatieteams binnen de sporten voetbal, hockey, basketbal of volleybal in de KAN-regio. Er is gekozen om het onderzoek alleen te richten op prestatieteams van de e
e
betreffende verenigingen. Hiervoor zijn de 1 en 2 teams van de vereniging geselecteerd. Tevens is er gekeken naar de geschiktheid van de verenigingen, zoals de aanwezigheid van herenteams en de prestatiegerichtheid. Om de grootte van de populatie in te kunnen schatten is een berekening gemaakt. Voor voetbal en hockey zijn er (inclusief wissels) 16 spelers per team berekend en voor basketbal en volleybal (inclusief wissels) 12 spelers per team. Dit is bepaald aan de hand van de regels die gelden per sport; voor het maximale aantal spelers per team en het maximale aantal uit te voeren wissels per wedstrijd. Alle sportverenigingen van de betreffende vier sporten in de KAN-regio zijn in kaart gebracht. Dit is gedaan door middel van gemeentelijke websites (via digitale gemeentegids) en via het aanvragen van de gemeentegidsen via de post. Uit deze gegevensverzameling blijkt dat er 123 voetbalverenigingen, 22 hockeyverenigingen, 11 basketbalverenigingen en 50 volleybalverenigingen zijn. Vanuit bovenstaande redenering van spelers per team komen we dan tot de volgende berekening van de populatie; Voetbal
= 123 x 16 x 2 = 3936
Hockey
= 22 x 16 x 2
= 704
Basketbal
= 11 x 12 x 2
= 264
Volleybal
= 50 x 12 x 2
= 1200
Totaal
= 3936 + 704 + 264 + 1200 = 6104 sporters
Steekproef Er is gebruik gemaakt van de cluster steekproef methode. Een cluster steekproef houdt in dat er willekeurige (aselect) groepen worden geselecteerd in plaats van individuen. Er zijn willekeurig een aantal prestatieteams uit verschillende willekeurige sportverenigingen binnen voetbal, hockey, volleybal en basketbal in de KAN-regio geselecteerd waarvan indien mogelijk alle spelers deelnamen. Hierbij is uitgegaan van een significantie van 95%, een P-waarde van 5% en een spreiding van 50%. Het minimum aantal enquêtes dat nodig is voor een onderzoek waarbij met de verzamelde gegevens een relatie gelegd kan worden met de gehele populatie bedraagt hierbij 362.
2.3
Definiëren en operationalisering
In de doel- en vraagstelling van dit onderzoek komen een aantal begrippen naar voren die verduidelijkt en vertaald moeten worden in meetbare begrippen, oftewel geoperationaliseerd moeten worden. Hiervoor zal het begrip worden gedefinieerd zodat duidelijk is wat er onder het begrip wordt verstaan.
__________________________________________________________________________________________ - 12 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Determinanten Onder het begrip determinant verstaan wij een factor die een toestand of een ontwikkeling (mede) bepaalt. Determinanten die binnen de onderzoeksgroep onderzocht zullen worden zijn attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit. Indicatoren hiervan zijn, invloed van alcoholgebruik op sportprestatie, gezelligheid, vieren van overwinning, cultuur binnen de sport, beschikbaarheid van alcohol, prijs van alcohol, sociale druk/steun van teamgenoten, sociale norm, intentie tot verandering van alcoholgebruik, inschatting eigen vermogen tot verandering in alcoholconsumptie, gezinssituatie.
Alcoholgebruik Er zijn vele definities en indelingen voor het begrip alcoholgebruik. Hieronder een beschrijving hiervan;
Voor het meten van schadelijk alcoholgebruik bestaan verschillende maten. Er is namelijk geen harde grens tussen schadelijk en niet-schadelijk drinken. De richtlijnen goede voeding 2006 geven een richtlijn voor het beperken van alcoholgebruik tot ten hoogste één glas (volwassen vrouwen) of twee glazen (volwassen mannen) per dag, maar deze richtlijn geeft geen absoluut veilige ondergrens aan (Gezondheidsraad, 2006). Zware drinkers zijn mensen die één of meer dagen in de week 6 of meer glazen alcoholhoudende drank gebruiken (CBS). Een vorm van zwaar drinken is binge drinken. ‘Binge’ is Engels voor braspartij. Het houdt in dat er een grote hoeveelheid alcohol gedronken wordt in een zeer korte tijd (NIGZ, 2008). Mannen zijn overmatige drinkers als ze meer dan 21 glazen per week drinken, wat neerkomt op 3 of meer glazen per dag. Bij vrouwen is dat het geval bij meer dan 14 glazen per week, dus gemiddeld 2 of meer glazen per dag (NIGZ, 2008). Een probleemdrinker is iemand die niet alleen (te)veel drinkt, maar ook allerlei lichamelijke, psychische of sociale problemen ondervindt als gevolg van zijn of haar drankgebruik. Als drempelwaarde voor veel drinken wordt gehanteerd: minimaal 1 keer per week 6 of meer glazen drinken, en/of minimaal 21 dagen per maand 4 of 5 glazen drinken (NIGZ, 2008). Op de website van het RIVM is een schema weergegeven over vormen van schadelijk alcoholgebruik en de hoeveelheid dat het voorkomt (zie bijlage 1).
Er zijn dus wel wat verschillende definities, voornamelijk gericht op de indeling naar ernst van alcoholgebruik. In eerste instantie gaan wij gewoon uit van alcoholgebruik in de niet ernstige vorm.
Alcoholgebruik definiëren we als; Het drinken van alcoholische dranken, ongeacht de hoeveelheden.
Daarnaast gebruiken we de volgende indeling in ernst van alcoholgebruik (alleen gericht op mannen); Niet-schadelijk alcoholgebruik: ten hoogste twee glazen (volwassen mannen) per dag. Overmatig alcoholgebruik: 3 of meer glazen alcohol per dag
__________________________________________________________________________________________ - 13 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Geregeld overmatig alcoholgebruik: meer dan 21 glazen alcohol per week Zwaar alcoholgebruik: gemiddeld meer dan 50 glazen alcohol per week Binge drinken: een grote hoeveelheid alcohol drinken in een zeer korte tijd (één dag), minimaal 10 glazen voor een man.
Indicatoren die hierbij gebruikt zullen worden zijn; alcoholgebruik doordeweeks, alcoholgebruik in het weekend, alcoholgebruik de dag/avond voor de wedstrijd, alcoholgebruik na de wedstrijd, hoeveelheid alcoholgebruik, soort alcohol, afwisseling met frisdrank.
KAN-regio Onder de KAN-regio verstaan we de stadsregio Arnhem Nijmegen met daarin de volgende 20 gemeentes; Arnhem, Beuningen, Duiven, Doesburg, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Montferland, Mook en Middelaar, Lingewaard, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rijnwaarden, Rozendaal, Ubbergen, Westervoort, Wijchen en Zevenaar. Binnen deze gemeenten zullen we door middel van informatie uit gemeentegidsen alle, waar mannelijke sporters actief zijn, voetbal-, hockey-, basketbal- en volleybalverenigingen in kaart brengen.
Lichamelijke gezondheid Een fysieke staat waarin het lichaam geen enkele beperking ondervindt om volledige gezondheid te ervaren. Binnen dit begrip gaan we in op de eigen ervaringen van de sporter van alcoholgebruik op zijn lichamelijke gezondheid en daarnaast kijken we naar de werkelijke invloed van alcohol op de lichamelijke gezondheid. Indicatoren zijn hierbij; ervaart eigen lichamelijke gezondheid als niet/wel goed, mate van hinder die men ondervindt van alcoholgebruik op lichamelijke gezondheid in de vorm van klachten met betrekking tot reactiesnelheid, uitdroging/dorst, vochthuishouding, verzuring/kramp, concentratieverlies, hoofdpijn.
Amateursporters Een persoon die een sport als hobby beoefent, op niet-professionele basis. Alles buiten topsport. Prestatieteam Een team dat valt onder de selectieteams van de vereniging. 2.4
Beschrijving en verantwoording van de onderzoeksinstrumenten
Voor het uitvoeren van het onderzoek wordt er gebruik gemaakt van: literatuuronderzoek schriftelijke enquête
__________________________________________________________________________________________ - 14 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Literatuuronderzoek Voor het beantwoorden van de vraagstelling en het behalen van de doelstelling is literatuuronderzoek uitgevoerd. Bij de start van dit onderzoek zijn allereerst enkele onderzoeksartikelen gelezen om een beeld te krijgen van wat er op dit moment al bekend is over alcoholgebruik en sport. Op basis van deze informatie konden de deelvragen worden afgebakend en kon gericht verder worden gezocht in de literatuur naar informatie over alcohol en sport. Om de oorzaken het alcoholgebruik te ordenen is er gezocht naar gedragsverklaringsmodellen. Hierbij is gezocht naar een model dat een zo compleet mogelijke weergave kan geven van de mogelijk beïnvloedende factoren op het alcoholgebruik. Tevens kon met behulp van deze informatie de enquêtevragen worden opgesteld (zie bijlage 3).
Voor de gedragsverklaringsmodellen is voornamelijk literatuur bestudeerd. Verder is er gebruik gemaakt van bronnen zoals onderzoeksverslagen, proefschriften en tijdschrift artikelen. De databasen die hierbij werden gebruikt zijn: Pubmed en Cochrane. Hierbij zijn de MESH termen sport en alcohol gebruikt. Dit leverde echter geen goede specifieke resultaten op. In Pubmed is er gezocht op de zoekterm ‘alcohol AND sport’. Via het ‘sneeuwbaleffect’ zijn hierna meerdere artikelen gevonden. Ook is er gezocht op de zoektermen ‘football AND alcohol’, ’volleyball AND alcohol’, ‘hockey AND alcohol’ en ‘basketball AND alcohol’. Bij het beoordelen van de literatuur is gekeken naar de betrouwbaarheid van een artikel. Hierbij zijn de criteria, beschreven door Dassen & Keuning (2001), om een artikel te toetsen op betrouwbaarheid gehanteerd.
Enquête Met behulp van een gestructureerde enquête wordt inzicht verkregen in de determinanten die van invloed zijn op het alcoholgebruik van mannelijke amateursporters spelend in de prestatieteams binnen de verschillende takken van sport in de KAN-regio. Het doel van de gestructureerde enquête is het verzamelen van informatie uit antwoorden van de ondervraagde personen, ter beantwoording van de vraagstelling. Enquêteren heeft als doel verschijnselen, kenmerken of opinies in een bevolking of groepering vast te stellen. Voor het verzamelen van data is gevraagd naar attitudes, opinies, kennis en gevoelens, meningen, opvattingen en ideeën van de respondenten. Een enquête of interview leent zich goed voor het beschrijven van sociale verschijnselen (Baarda en de Goede, 2001).
Er is gekozen voor een schriftelijke enquête. Hierbij wordt de vragenlijst afgegeven aan de onderzoeksgroep. Een schriftelijke enquête kost minder geld en afnametijd in vergelijking met een mondelinge enquête, waardoor er in kortere tijd meer mensen kunnen worden bereikt. Tevens is er met een goed opgestelde enquête weinig kans op vertekening bij de resultaten. Als laatste geeft een schriftelijke enquête gestructureerde gegevens die gemakkelijk te vergelijken zijn tussen de verschillende groepen en gemakkelijker statistisch te analyseren dan interviews. Deze schriftelijke vorm van enquêteren wordt groepsgewijs afgenomen. Bij het groepsgewijs afnemen van een schriftelijke vragenlijst wordt een vragenlijst tegelijkertijd voorgelegd. Het voordeel hiervan is dat de non-respons laag is. De respons is bij een schriftelijke enquête wel sterk afhankelijk van de mate waarin de respondenten zich betrokken voelen bij het onderwerp.
__________________________________________________________________________________________ - 15 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Om zo veel mogelijk informatie te krijgen uit de enquête zijn de enquêtevragen geclusterd naar het Ichange model (zie hoofdstuk 4). Hierdoor kan er bij de verwerking en analyse van de gegevens gekeken worden welke aspecten van de antwoorden van de sporters op welke manier van invloed zijn op het daadwerkelijke gedrag. Op het moment dat duidelijk is welke determinant (attitude, sociale invloed of eigen effectiviteit) problemen oplevert met betrekking tot het alcoholgebruik en lichamelijke gezondheid, kan gekeken worden op welke manier die belemmeringen verminderd of weggenomen kunnen worden.
Omdat de vragen van de schriftelijke enquête in een specifieke volgorde zijn opgesteld wordt er met dit survey-onderzoek gegarandeerd dat alle respondenten dezelfde vraag en per vraag dezelfde antwoordmogelijkheden krijgen voorgelegd. Daardoor is er in dit onderzoek de garantie dat elke respondent wordt geconfronteerd met de vragen die betrekking hebben op alle informatie die we met het onderzoek willen verkrijgen. Op deze manier wordt ook de betrouwbaarheid verhoogd. De metingen zijn hierdoor consequent en nauwkeurig. Om de validiteit in het onderzoek te optimaliseren is gebruik gemaakt van de operationalisering van variabelen die worden gemeten. Tevens is er een valideringsonderzoek uitgevoerd. Hiervoor zijn verwante algemene vragen opgesteld die dienden als criteria voor het valideringsonderzoek (Baarda en de Goede, 2001).
De data van de enquête zijn verzameld in de periode van 15 november tot en met 15 december 2008.
__________________________________________________________________________________________ - 16 -
TOKO/HP
3.
Alcohol & Teamsport
Alcohol, sport en lichamelijke gezondheid
De variëteit van de effecten van alcohol op verschillende lichaamsweefsels en de verschillende reacties op alcohol per persoon maken het moeilijk om de directe effecten van alcohol op de sportprestatie te onderzoeken (Maughan & Burke, 2000). Daarnaast is er om overduidelijke redenen weinig onderzoek gedaan naar het effect van de inname van veel alcohol op specifieke prestaties (Maughan, 2006).
3.1
Effecten van alcoholgebruik vlak voor inspanning
Vroeger werd er door sporters vaak nog bewust alcohol gedronken vlak voor of zelfs gedurende de sportuitvoering. Op deze manier hoopten ze de sportprestatie te verbeteren. Tegenwoordig zullen er waarschijnlijk nog maar weinig tot geen sporters zijn die alcohol gebruiken vóór een wedstrijd om op deze manier hun prestaties te verbeteren. Aangezien tegenwoordig duidelijk is dat dit geen positief effect heeft op je prestatie. Maar we willen dit gegeven toch wel meenemen, omdat je het gebruik van alcohol, door de sporters binnen de onderzoeksgroep, vlak vóór de wedstrijd niet vooraf al kunt uitsluiten. Alcohol levert geen substantiële bijdrage aan de energievoorraden die bij inspanning worden gebruikt en het kan bij langdurige inspanning de kans op hypoglykemie vergroten omdat het de glucoseproductie in de lever onderdrukt. Door de hypoglykemie zal het warmteverlies toenemen, en in combinatie met de toegenomen vaatverwijding in de huid, ten gevolge van de inspanning, kan het de temperatuurregulatie in een koude omgeving ontregelen. Onderzoek naar effecten van alcohol op hart-, ademhalings- en spierfuncties leveren uiteenlopende resultaten op. Resultaten verschillen naargelang de hoeveelheid geconsumeerde alcohol en laten daarnaast ook grote verschillen zien in individuele respons. Wel kan in het algemeen gezegd worden dat acute alcoholconsumptie geen positieve invloed heeft op de spierfunctie en dat alcohol genuttigd in grote hoeveelheden funest kan zijn voor het prestatie- en uithoudingsvermogen (Maughan & Burke, 2000., El-Sayed, Ali & El-Sayed, 2005). Daarnaast worden psychomotorische vaardigheden, zoals behendigheid en inzicht, negatief beïnvloed door acuut alcoholgebruik (Maughan & Burke, 2000., Gutgesell & Canterbury, 1999). Tevens heeft alcohol een negatief effect op taken waarbij concentratie, visuele perceptie, reactietijd en coördinatie in betrokken zijn, dit zijn allen taken die binnen de sport belangrijk zijn. Onderzoeken naar de relatie tussen alcohol en fijne motoriek laten zien dat zelfs kleine tot matige hoeveelheden alcohol een nadelig effect hebben op de reactietijd, de oog-hand coördinatie, de alertheid, het evenwicht en complexe aangeleerde vaardigheden (Maughan & Burke, 2000).
3.2
Effecten van alcohol op het herstel na inspanning
Als de wedstrijd heeft plaatsgevonden zijn sporters vaak gedehydrateerd en hebben ze weinig gegeten. Hierdoor wordt de alcohol die ze na de inspanning consumeren sneller geabsorbeerd en heeft het waarschijnlijk meer effect dan onder normale omstandigheden. Rehydratie is een belangrijk onderdeel van de herstelfase na lichamelijke inspanning. Bij het aanvullen van het vochtverlies door inspanning moet een evenwicht worden bereikt tussen de hoeveelheid die de sporter drinkt na de inspanning en zijn vochtverlies (Maughan & Burke, 2000).
__________________________________________________________________________________________ - 17 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Bier is de meest populaire alcoholische drank onder de sporters (O’Brien, 1993, Poortinga, 2007, O’Brien & Lyons, 2000). Dit wordt volgens een onderzoek bepaald door de onjuiste mythe dat het drinken van bier effectief is voor het herstellen van de vochtbalans en het leveren van veel energie. Bier heeft namelijk juist het omgekeerde effect en zorgt juist voor een verhoogde uitdroging dankzij het diuretisch effect op de nieren. Bier is ongeschikt als koolhydraataanvulling omdat de 7g energie die het per glas levert ‘lege calorieën’ zijn en het levert geen beschikbare glucose (O’Brien, 1993, Poortinga, 2007, O’Brien & Lyons, 2000). Het drinken van bier in de kleedkamer, direct na de wedstrijd zou eigenlijk niet mogen. Dit is de tijd dat sporter het meest uitgedroogd is en veel koolhydraten in het lichaam zijn verbruikt (O’Brien, 1993). Uit een onderzoek van Shirreffs en Maughan is het effect bestudeerd van alcohol op de rehydratie na inspanning. Bij het onderzoek bleek dat de totale hoeveelheid urine die werd geproduceerd tijdens de herstelperiode van zes uur afhankelijk was van het alcoholgehalte van de geconsumeerde drankjes. De personen die drank met 4% alcohol hadden gebruikt waren aan het eind van de herstelfase nog steeds gedehydrateerd, ook al hadden ze anderhalf keer zoveel vocht ingenomen als ze waren kwijtgeraakt. Bier met een alcoholgehalte <2% en een mengsel van gelijke delen bier en frisdrank, om het alcoholgehalte te verlagen en wat koolhydraten bij te voegen, zal in de praktijk niet schadelijk zijn voor de rehydratie. Inname van alcohol, zonder dat er tegelijkertijd koolhydraten worden geconsumeerd, tast de glycogeenvoorraad in de lever aan. Uit onderzoek blijkt dat alcoholinname vaak een indirect effect heeft op het heropladen na inspanning. Het drinken van alcohol heeft snel als gevolg dat de sporter weinig koolhydraten binnenkrijgt, ook omdat alcohol de eetlust remt (Maughan & Burke, 2000).
3.3
Effecten van inname van alcohol de dag vóór de wedstrijd
Naast het gebruik van alcohol vlak voor en (vlak) na de wedstrijd, kan het tevens zijn dat de sporters, als algemeen onderdeel van hun sociale activiteiten, de avond voor de wedstrijd alcohol drinken. Veel alcohol op de avond voor de sportprestatie kan geassocieerd worden met een verminderd uithoudingsvermogen, vanwege uitdroging (Gutgesell & Canterbury, 1999). Verder zijn er erg weinig onderzoeksgegevens bekend over de effecten van dit alcoholgebruik op de lichamelijke gezondheid met betrekking tot de prestatie in de wedstrijd. Onderzoek in de een heel andere sector, machinegebruikers en piloten, laat zien dat de psychomotorische vaardigheden aangetast blijven in de fase van de kater. Waarschijnlijk is dit ook het geval bij team- en baansporten waar tactisch inzicht en grote behendigheid vereist zijn (Maughan & Burke, 2000).
3.4
Gewenst en ongewenst gedrag
Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar de effecten van alcohol op de lichamelijke gezondheid binnen sport. En wanneer er onderzoek is gedaan is het vaak gericht op de effecten op de sportprestatie en niet zozeer op de gehele lichamelijke gezondheid, zoals wij het willen onderzoeken. Het is dan ook lastig om vanuit bestaande literatuur veel informatie te verzamelen over deze relatie. Wel blijkt uit de onderzoeken die gedaan zijn, dat alcoholgebruik zowel de dag voor, vlak voor en na de wedstrijd vrijwel altijd een negatieve invloed heeft op sportprestatie en/of lichamelijke gezondheid van de sporter. Als er wordt gekeken naar de effecten van alcoholgebruik in het algemeen kan deze
__________________________________________________________________________________________ - 18 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
worden ingedeeld in verschillende categorieën (zie paragraaf 2.3). Het drinken van te veel alcohol is schadelijk. Niet alleen kan dronkenschap optreden (met alle risico's van dien) maar ook geeft het een hoger risico op hoge bloeddruk, bepaalde vormen van kanker en leveraandoeningen. Deze effecten kunnen al optreden als men gedurende lange tijd meer dan 3 glazen per dag drinkt. Verder krijg je door het drinken van alcohol veel calorieën binnen, waardoor men dikker kan worden (Volksgezondheidsraad, 2006). Het advies voor verantwoord alcoholgebruik voor mannen geldt; drink gemiddeld niet meer dan 2 standaard glazen alcohol per dag. En drink geen alcohol als je nog wilt studeren, sporten of werken. Verder wordt door het NIGZ (Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie) geadviseerd wanneer je een keer te veel hebt gedronken, twee aaneen gesloten dagen geen alcohol te drinken om je lichaam de kans te geven om te herstellen en er wordt geadviseerd om tenminste twee dagen in een week geen alcohol te drinken om gewoontevorming te voorkomen.Opvallend is dat er geen richtlijn bestaat voor het maximum aantal glazen dat men kan drinken per week, zonder risico voor de gezondheid. Als men dan toch wil spreken over een richtlijn, is het wellicht beter om te spreken over een maximum per dag (zoals de Volksgezondheidsraad aangeeft maximaal twee glazen alcohol per dag voor mannen) en minimaal twee dagen alcoholvrij. Voor een man zou dit uitkomen op maximaal tien glazen per week. Een vorm van overmatig drinken is binge drinken. Dit is het drinken van grote hoeveelheden alcohol bij één gelegenheid. Een man is typerend als binge drinker als men wel eens binnen een paar uur 10 glazen alcohol of meer drinkt. Acute gevolgen voor het binge drinken voor het lichaam kunnen zijn; afname van het denkvermogen, grotere kans op black-outs en alcoholvergiftiging, acute schade aan alle organen die rechtstreeks met de alcohol in aanraking komen, in korte tijd een stijging van de bloeddruk, hartaandoeningen en herseninfarct doordat het bloed minder goed stolt en nierfalen door uitdroging van het lichaam. Personen met een drinkpatroon van binge drinkers blijken een 85% hoger risico te hebben op een beroerte en 99% hoger risico op een herseninfarct dan niet binge drinkers (Laura Sundell, 2008). Op basis van deze kennis en de operationalisering van de indeling van alcoholgebruik (zoals beschreven in paragraaf 2.3) beschrijven wij wat binnen dit onderzoek gezien wordt als het gewenste gedrag en het ongewenste gedrag. Hierbij wordt gestreefd naar verantwoord en gezond alcoholgebruik bij de sport. Dat wil zeggen: het aantal standaard glazen dat men zonder bezwaar voor de gezondheid kan drinken bij sportbeoefening. Op basis van de bevindingen uit verschillende onderzoeken wordt het volgende gewenste drinkgedrag gedefinieerd;
Gewenst gedrag: drink maximaal twee standaard glazen alcohol per dag en op de dag vóór de wedstrijd en drink geen alcohol vlak voor de wedstrijd. Na de wedstrijd eerst vocht en koolhydraten aanvullen en daarna maximaal twee glazen alcohol nuttigen. Ongewenst gedrag: drinken van meer dan twee glazen alcohol op de dag vóór de wedstrijd en/of meer dan twee glazen alcohol direct na wedstrijd of voor de wedstrijd.
__________________________________________________________________________________________ - 19 -
TOKO/HP
4.
Alcohol & Teamsport
Gedragsverklaringmodel
Het drinken van alcohol binnen de teamsport heeft verschillende de redenen. De een zal zeggen dat hij alcohol drinkt omdat hij het lekker vindt, de andere omdat hij het gezelliger vindt. Naast deze persoonlijke motivaties, liggen er nog veel meer oorzaken aan alcoholgebruik ten grondslag. Een gedragsverklarend model kan helpen deze oorzaken te ordenen. Het Integrated Change Model, ofwel het I-Change model is in dit onderzoek als uitgangspunt genomen en wordt beschreven in paragraaf 4.1. Het model wordt vervolgens toegepast op dit onderzoek. Om het gedrag rondom alcoholgebruik bij teamsporters scherper in kaart te brengen is literatuuronderzoek gedaan.
4.1
Het Integrated Change Model
Er zijn veel gedragsverklarende modellen. Aangezien in dit geval een zo compleet mogelijke weergave van de beïnvloedbare factoren gewenst is, is gekozen van het Integrated Change Model van Hein de Vries (2004). In dit model zijn diverse theorieën geïntegreerd zoals de Theory of Planned Behaviour van Ajzen (1991), de Sociaal Cognitieve Theorie van Bandura (1986) en het Transtheoretical Model van Prochaska, DiClemente en Nocross (1992). Daarnaast heeft model aspecten van het Health Believe Model (Rosenstock 1974) en de Goal setting Theorie van Locke en Latham (1990). Hiermee is het een zeer compleet model om gezondheid gerelateerd gedrag te verklaren. Een schematische weergave van het I-Change model is weergegeven in figuur 2. (De Vries et al., 2004., Brug et al. 2003). Figuur 2 – Integrated Change Model (uit De Vries et al., 2003)
__________________________________________________________________________________________ - 20 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Het I-Change Model veronderstelt dat het alcoholgedrag van de mannelijke teamsporter bepaald wordt door zijn intenties om al dan niet alcohol te consumeren. De intentie om alcohol te consumeren varieert van ‘het niet overwegen om alcohol te consumptie aan te passen’ en ‘het overwegen om op korte termijn (< zes maanden) de alcoholconsumptie aan te passen’ tot ‘het van plan zijn om op korte termijn mijn alcoholconsumptie aan te passen.’ In het model worden deze fasen aangeduid als respectievelijk ‘precontemplation’ tot en met ‘preparation’. Áls de teamsporter minder of geen alcohol consumeert en hij consumeert na een half jaar nog steeds minder of geen alcohol, dan is er sprake van gedragsbehoud (maintenance) (De Vries et al., 2004., Brug et al. 2003).
De vaardigheden van de teamsporter (ability factors), zoals het al dan niet kunnen plannen van acties die nodig zijn om het alcoholgebruik aan te passen of te stoppen, vergroot de kans dat de intentie om minder te drinken daadwerkelijk wordt omgezet in dit gedrag.
Het alcoholgedrag wordt bepaald door drie motivationele factoren: 1. De attitude ten aanzien van alcoholconsumptie. De attitude bestaat uit de door de sporter waargenomen cognitieve en affectieve voor- en nadelen van het aanpassen van alcoholgedrag, ook wel ‘beliefs’ genoemd (De Vries et al., 2004); 2. De sociale invloed die de omgeving van de sporter op hem uitoefent ten aanzien van het alcoholgedrag. Bij sociale invloed worden drie determinanten onderscheiden; a. subjectieve norm. Dit is de waargenomen sociale druk die een sporter voelt om alcohol te drinken. Het gaat om de opvattingen van anderen waar de sporter waarde aan hecht in zijn overwegingen om al dan niet minder alcohol te drinken; b. sociale steun of druk. Dit zijn directe invloeden van anderen. Een trainer kan bijvoorbeeld directe invloed uitoefenen op de sporter wat betreft alcoholgebruik. c.
modelling. Sporters leren door het observeren van andermans gedrag. Men leert bijvoorbeeld door het kijken naar andere sporters en hoe zij omgaan met het alcoholgebruik (Brug et al., 2003);
3. De eigen effectiviteit van de sporters ten aanzien van de alcoholconsumptie. Eigen effectiviteit verwijst naar of een sporter zichzelf in staat acht om het alcoholgebruik te veranderen. Het I-Change Model onderscheidt vier soorten eigen effectiviteit: routine-, sociale-, stress- en situationele eigen effectiviteit. Routine eigen effectiviteit geeft aan in hoeverre een sporter zichzelf in staat acht om de zijn alcoholgebruik te verminderen. Sociale eigen effectiviteit geeft dit aan met betrekking tot belangrijke anderen (‘Acht ik mijzelf in staat om het alcoholgebruik te veranderen als mijn teamgenoten dit niet toejuichen?’) en stress eigen effectiviteit geeft dit aan met betrekking tot stressvolle situaties (‘Lukt het mij om mijn alcoholgebruik aan te passen bij een verloren wedstrijd?’). Situationele eigen effectiviteit wordt in veel onderzoeken niet gemeten; hoogstwaarschijnlijk weerspiegelt deze soort eigen effectiviteit situaties, die niet onder routine, sociale en stress eigen effectiviteit vallen.
__________________________________________________________________________________________ - 21 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Het I-Change Model laat zien dat zogenaamde ‘bewustzijnsfactoren’ invloed uitoefenen op de motivationele factoren. Onder bewustzijnsfactoren vallen de kennis van de sporters ten aanzien van de alcoholconsumptie en de ‘cues to action’; krijgen de sporters dát zetje in de rug om hun alcoholgebruik aan te passen. Risicoperceptie valt ook onder bewustzijnsfactoren en speelt in het onderzoek een belangrijke rol, omdat alcoholgedrag (in)direct gevaar kan opleveren voor de lichamelijke gezondheid. De veronderstelling achter de relatie tussen het ervaren risico van alcoholgebruik en lichamelijke gezondheid is dat mensen risico’s zo veel mogelijk willen vermijden (Brug.e.a.2007). Hoe groter en hoe ernstiger de sporters het risico inschatten, hoe groter de kans is dat de sporters het risico willen vermijden en het ongezonde gedrag veranderen.
De externe factoren (predisposing factors) oefenen invloed uit op de motivationele en bewustzijnsfactoren. Volgens De Vries et al. (2004) en De Vries & Mudde (1998) zijn externe factoren op te delen in gedragsfactoren als alcoholconsumptie gedrag, psychologische factoren als persoonlijkheid en persoonlijke normen, biologische factoren als geslacht en leeftijd en sociaal-culturele factoren, zoals de soort groep waarin de sporter traint en de kenmerken van de sport en sporters.
De externe factoren oefenen óók nog invloed uit op de ‘informatiefactoren’. De Vries & Mudde (1998) leggen uit dat gedachten en gevoelens van mensen ten aanzien van een bepaald gedrag beïnvloedt kunnen worden door een voorlichtings- of communicatie-interventie. Zij beschrijven aan de hand van McGuire (1985) dat de effectiviteit van die interventie afhangt van drie factoren: 1. ‘message’ ofwel de boodschap. Het gaat om de kwaliteit en aard van de boodschap; in hoeverre wijkt die boodschap bijvoorbeeld af van de mening van de ontvanger en in hoeverre is die afwijking effectief? 2. ‘channel’ ofwel het kanaal. Het gaat er hier om of de gebruikte communicatiekanalen overeenstemmen met de kanalen die de ontvanger gebruikt; 3. ‘sources’ ofwel de bron. Hierbij gaat het om de inschatting van de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de zender in de ogen van de ontvanger. Hoe betrouwbaarder en geloofwaardiger een zender wordt geacht, hoe meer invloed deze heeft op de ontvanger. In bovenstaande beschrijvingen van de informatiefactoren gaat het vooral om het effect van de gebruikte boodschap, kanalen en bronnen op de attitude van de ontvanger. Het I-Change Model is om drie redenen als uitgangspunt genomen in dit onderzoek. Ten eerste is dit model explicieter afgebeeld dan eerdere versies van het ASE-model. Zo hebben de bewustzijnsfactoren en informatiefactoren een eigen plaats in het I-Change Model gekregen en biedt het onderscheid tussen onder andere biologische, psychologische en sociaal-culturele factoren concrete aanknopingspunten voor het operationaliseren van achtergrondvariabelen in dit onderzoek. Ten tweede onderscheidt het I-Change Model in vergelijking met de Theory of Planned Behaviour drie soorten sociale invloed. Uit onderzoek van De Vries, Backbier, Kok & Dijkstra blijkt dat elk van deze constructen een unieke bijdrage levert aan het verklaren van gedrag. Ten derde is het I-Change
__________________________________________________________________________________________ - 22 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Model een relatief jong model. Dit huidige onderzoek biedt een goede gelegenheid om dit model in de praktijk te brengen. 4.2
Toepassing van het I-Change Model op het onderzoek
Het I-Change Model van De Vries et al. (2004) is toegepast op dit onderzoek (zie figuur 3) en die toepassing zal hieronder worden toegelicht. De dikke pijlen in het model geven aan welke verbanden worden bestudeerd.
Figuur 3: De toepassing van het I-Change model op dit onderzoek
Externe factoren Vaardigheids – factoren
-Alcoholconsumptiegedrag -Persoonlijkheid/persoonlijke normen -Geslacht, leeftijd, sociaal-culturele factoren (etc.)
Motivationele factoren
Kennis Risicoperceptie Informatievoorziening - Inhoud van voorlichting - Manier van voorlichting - Wie geeft voorlichting
- Attitude: t.a.v. alcoholconsum ptie - Sociale invloed: subjectieve norm, social druk/steun, modelling - Eigen effectiviteit: t.a.v. alcoholconsum ptie
- Implementatie planning Intentie (om alcoholconsumptie te verminderen) - Precomtemplatie; niet overwegen - Conptemplatie overwegen - Preparatie Daadwerkelijk op korte termijn van plan zijn
Alcoholgedrag
De primaire afhankelijke variabele is het alcoholgebruik. Om te kijken welke determinanten het beste het alcoholgedrag verklaren, worden sporters die vallen in de categorie ‘geen alcohol gebruik’, ‘geregeld drinken’ en ‘binge drinken’ met elkaar vergeleken op determinanten scores. ‘Precontemplatie’ t/m ‘preparatie’, de aspecten van het Transtheoretical Model die verweven zijn in de gedragsintentie en het gedrag van het I-Change Model, worden meegenomen in het onderzoek om de voorlichting te richten op de juiste aspecten. Zo zal men, om de overstap te kunnen maken van precontemplatie naar het werkelijk gaan overwegen van de gewenste gedragsverandering (contemplatie), ervan overtuigd moeten zijn dat de gedragsverandering meer of belangrijke voordelen oplevert dan nadelen. De barrières worden niet meegenomen; zij weerspiegelen een zeer breed concept, zijn incidenteel van aard en worden doorgaans niet gemeten. Van de bewustzijnsfactoren in het I-Change Model worden kennis en risicoperceptie van de sporters ten aanzien van het alcoholgebruik gemeten. ‘Cues to action’ worden in dit onderzoek niet gemeten omdat het erg lastig is om met een vragenlijst te meten wat de ‘cues to action’ zijn voor de sporters. Wat de externe factoren betreft worden gedragsfactoren op gedeeld in vijf verschillende momenten. Op deze manier kan onderscheid worden gemaakt in het alcoholgebruik op de verschillende momenten. Hiermee kan een verband worden gelegd tussen de verschillende momenten van __________________________________________________________________________________________ - 23 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
alcoholgebruik. De ‘biologische factoren’ zullen in het vervolg van dit onderzoek overigens ‘demografische factoren’ worden genoemd. In de beschrijvingen van de informatiefactoren door De Vries & Mudde (1998) staat de invloed van die factoren op de meningen en gedragingen van personen centraal. Deze factoren geven een beeld over de effectiviteit van de informatiefactoren op de sporters. Dit is belangrijk om het effect van de interventie in te kunnen schatten en via welke communicatiemiddelen de sporters het beste bereikt kunnen worden. Er wordt hierbij onderzocht welke communicatiemiddelen en kanalen gewenst zijn vanuit de sporters. Dus op welke manier en door wie zij de voorlichting het liefst willen ontvangen. 4.3 Literatuur op het gebied van gedragsverklaring bij alcoholconsumptie en sport Om een scherper beeld te krijgen rondom het alcoholgebruik bij teamsporters en om het in een breder beeld te plaatsen is er literatuuronderzoek gedaan op het gebeid van gedragsverklaring van alcoholconsumptie en sport.
Vanuit de literatuur is weinig bekend over de gedragsverklaring van alcoholconsumptie bij sporters. Als we kijken naar de externe factoren voor alcoholgebruik bij de bevolking blijkt leeftijd een belangrijke determinant voor alcoholgebruik. Jong volwassenen zijn de zwaarste drinkers. In de verschillende onderzoeken wordt de groep jong volwassenen verschillend gedefinieerd. Dit varieert van 16-24 jaar tot 18-29 jaar. Ook in Nederlands onderzoek wordt leeftijd als determinant van alcoholgebruik gevonden. Zowel bij mannen als vrouwen daalde de kans dat er sprake was van alcoholmisbruik sterk met het vorderen van de leeftijd (Pos & Hekkink, 2004). Verder drinken vrijgezellen meer dan getrouwde mensen. Gaan trouwen heeft over het algemeen tot gevolg dat mensen minder gaan drinken, gaan scheiden leidt weer tot verhoogd alcoholgebruik. Dit proces is het zogenaamde ‘Marriage effect’ (Pos & Hekkink, 2004). Ook mensen met kinderen drinken minder dan mensen zonder kinderen. Hetzelfde geldt voor risico drinken, dit komt meer voor bij mensen zonder kinderen dan bij mensen met kinderen (Pos & Hekkink, 2004). Verder laat onderzoek zien dat in Nederland hoog opgeleide mannen (HBO, Universiteit) minder kans lopen om een zware drinker te zijn dan mannen met een lage opleiding (LO, LBO). Werkeloosheid heeft zowel een positief als een negatief effect op alcoholgebruik. Werkeloos worden is geassocieerd met verhoogde hoeveelheid alcoholconsumptie voor mannen onder de 40 jaar (Pos & Hekkink, 2004).
Over de bewustzijnfactoren attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit met betrekking tot het alcoholgebruik van sporters is tevens weinig bekend. Vele onderzoeken op het gebied van alcoholgebruik zijn niet specifiek gericht op de doelgroep sporters. Over het algemeen blijkt wel dat als iemand een positieve attitude ten opzichte van alcohol heeft, dit tot gevolg heeft dat iemand meer alcohol gaat gebruiken (Pos & Hekkink, 2004). De literatuur laat alleen op gebied van sociale invloed enkele onderzoeken zien waarin alcoholconsumptie kan worden verklaard bij sporters. Het blijkt dat de overgrote meerderheid van de sporters, die alcohol drinken, dit doet om sociale redenen. Dit is vaak in de context van de rituelen die deel uit maken van de cultuur van hun sport (Maughan & Burke, 2000). __________________________________________________________________________________________ - 24 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Verder blijkt over het algemeen dat mensen hun drinkgedrag aanpassen aan de sociale norm. Dus als de norm hoog is, heeft dit tot gevolg dat er meer wordt gedronken. Overigens blijkt uit de literatuur dat men overschat hoeveel de sociale omgeving daadwerkelijk drinkt. Zij passen hun drinkgedrag dan dus aan, aan een verkeerd ingeschatte, waargenomen norm (Pos & Hekkink, 2004). Daarnaast kan sociale druk gevoeld worden door het gevoel dat men bij een bepaalde groep wil horen. De behoefte om erbij te willen horen, heeft tot gevolg dat mensen meer gaan drinken. Veel sociale activiteiten vinden ook plaats in alcoholrijke settings (Pos & Hekkink, 2004). Zoals er bij sport vaak sportkantines aanwezig zijn waar alcohol geschonken wordt en ‘de derde helft’, het drinken van alcohol na de wedstrijd, een berucht fenomeen is (Stichting Alcoholpreventie, 2008) Ook uit Nederlands onderzoek bleek dat hoe toleranter de omgeving ten opzichte van alcoholgebruik staat, des te meer de respondenten drinken (Pos & Hekkink, 2004). Verder komt uit het onderzoek van Pos & Hekking naar voren dat de eigen effectiviteit, oftewel de mate waarin iemand van zichzelf verwacht de neiging om alcohol te drinken te kunnen weerstaan, laag is. Dit heeft tot gevolg dat het alcoholgebruik omhoog gaat. Bij de omgevingsfactoren blijkt de beschikbaarheid ook een rol te spelen. Hoe makkelijker men de beschikking heeft over alcohol, hoe meer alcohol er wordt gedronken (Pos & Hekkink, 2004).
Als de bevindingen uit het literatuuronderzoek worden toegepast op dit onderzoek, lijkt de problematiek rond alcoholconsumptie en sport zich te concentreren op sociale invloed. De determinanten ten aanzien van de alcoholconsumptie bij de doelgroep teamsporters zijn nog niet wetenschappelijk onderzocht of bevestigd in relatie tot de personen in het algemeen. Het onderzoek dat wij gaan uitvoeren maakt juist inzichtelijk welke gedragdeterminanten een rol spelen bij het alcoholgebruik bij de mannelijke teamsporters.
__________________________________________________________________________________________ - 25 -
TOKO/HP
5.
Alcohol & Teamsport
Onderzoeksmethode
In dit hoofdstuk wordt de aanpak en opzet van het onderzoek beschreven. De werving van de respondenten kom aan bod in paragraaf 5.1, waarna de opbouw en het pre-testen van de enquête wordt uiteengezet in paragraaf 5.2. De laatste twee paragrafen bieden tot slot inzicht in de preparatie van de onderzoeksdata voor de statische analyse en laat zien welke statische toetsen zijn gebruikt.
5.1
De onderzoeksgroep en procedures
De onderzoekseenheden van dit onderzoek waren mannelijke teamsporters van de sporten voetbal, hockey, basketbal en volleybal spelend in de prestatieteams in de KAN-regio. In totaal zijn er 26 verenigingen bereid gevonden om mee te werken aan het onderzoek, wat resulteerde in een totaal van 723 enquêtes die zijn uitgezet. In totaal hebben 175 sporters ingevuld. De wijze waarop zij zijn geselecteerd wordt hieronder beschreven. Allereerst zijn uit totaal van de 132 sportverenigingen van deze takken van sport in de KAN-regio, 123 geselecteerd voor deelname aan dit onderzoek. De verenigingen die niet geselecteerd zijn hebben geen teams of geen specifiek herenteam. Omdat de namen van deze sporters moeilijk te achterhalen zijn, hebben de spelers de enquête gekregen via een contact persoon van de sportvereniging. De contactpersonen van de verenigingen zijn, indien mogelijk, achterhaald via de internetsite van betreffende vereniging. Ook is er contact gezocht met de studenten van de opleiding Sport Gezondheid en Management (SGM) aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, om te vragen of zij mogelijk konden optreden als contactpersonen van een vereniging die binnen de onderzoekgroep valt. De contactpersonen van de verenigingen zijn gestimuleerd om de enquête te verspreiden binnen de vereniging. De begeleidende brieven die de contactpersonen hebben ontvangen bij het enquête pakket is te vinden in bijlage 2.
Op verschillende manieren is geprobeerd de respons zo hoog mogelijk te krijgen. Als SGM-studenten wilden optreden als contactpersoon, maakte ze kans op het winnen van een waardebon van de Perry Sport ter waarde van €50,-. Via de contactgegevens die, indien mogelijk, zijn verkregen via de internetsite van verschillende verenigingen is een e-mail gestuurd met informatie over het onderzoek en de vraag of ze hierbij aan mee wilden werken. Naar aanleiding van reactie op de e-mail is contact gezocht met de betreffende vereniging, via mail of telefoon, om in overleg te komen tot een efficiënte manier van verspreiding van de enquêtes binnen de vereniging. De enquêtes zijn veelal per post naar de contactpersoon verstuurd. Deze zorgde ook voor de verspreiding binnen de vereniging en het retourneren van de enquêtes. Bij het retourneren van de enquêtes konden de contactpersonen gebruik maken van een antwoordnummer. Willekeurig zijn tevens verenigingen nagebeld, die niet gereageerd hadden op de eerste mail, met de vraag of ze mee ze hun medewerking wilden verlenen.
5.2
Opbouw enquête
Hieronder wordt aangegeven hoe de verschillende onderdelen uit het I-change model zijn gemeten in de enquête. De enquête is terug te vinden in bijlage 3.
__________________________________________________________________________________________ - 26 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Externe factoren: demografische-, sociaal culturele-, psychologische- en gedragsfactoren Van demografische en sociaal-culturele factoren van de sporters is gevraagd naar leeftijd, lengte en gewicht, de burgerlijke staat/woonsituatie, werksituatie, hoogst afgeronde opleiding en het team waarin ze spelen. Hierbij gaat het om het niveau van de sport, opgedeeld in klasse. Tevens wordt hierbij gevraagd het aantal trainingen per week in te vullen. Bij de gedragsfactoren is gevraagd een inschatting te maken van de hoeveelheid alcohol die men consumeert op verschillende momenten. De momenten zijn ingedeeld in ‘gemiddeld drink ik doordeweeks’, ‘gemiddeld drink ik in het weekend’, ‘gemiddeld drink ik de dag/avond voor de wedstrijd’, ‘gemiddeld drink ik vóór de wedstrijd’, ‘gemiddeld drink ik na de wedstrijd’. De eenheid van alcoholconsumptie wordt door de sporters aangegeven in glazen. Tevens is gevraagd naar het soort alcohol dat wordt genuttigd en of men dit afwisselt met frisdrank en hoe het eet- en drinkpatroon van de sporter eruit ziet na de wedstrijd. Er is gevraagd naar deze factoren om inzicht te krijgen in het gedrag dat men vertoond op het gebied van alcoholgebruik. Op deze manier kan er inzicht worden verkregen in de omvang van het probleem en kan een relatie worden gelegd met de ernst van het probleem met betrekking tot de lichamelijke gezondheid van de sporters.
Informatievoorziening Bij dit onderdeel is geïnventariseerd welk communicatiemedium binnen de sportvereniging het meest wordt gebruikt door de sporters. Om de uiteindelijke voorlichting goed af te stemmen op de doelgroep is tevens gevraagd hoe de sporters de mogelijke informatie over alcohol het liefst willen ontvangen. Hierbij zijn meerkeuzevragen gesteld met daarin verschillende mogelijkheden voor voorlichting (poster, PowerPoint, workshop etc.). Daarnaast is gevraagd van wie ze deze voorlichting zouden willen ontvangen, hierbij zijn meerkeuzemogelijkheden zoals trainer, externe voorlichter gegeven.
Bewustzijnsfactoren: Kennis en risicoperceptie Op basis van negen stellingen is de kennis ten aanzien van alcohol(gebruik) en lichamelijke gezondheid bij de sporters gemeten. Er is gebruik gemaakt van een puntenschaal waar men 2 punten kreeg voor een correct antwoord en 0 punten voor een fout antwoord of voor het antwoord ‘ik weet het niet’. Bij de risicoperceptie is gevraagd hoe groot en ernstig de sporters het risico inschatten dat hun alcoholgebruik invloed heeft op hun lichamelijke gezondheid.
Motivationele factoren: sociale invloed De sociale invloed is onderverdeeld in drie determinanten. Als eerste de subjectieve norm; hierbij wordt in gegaan op wat de sporter denkt over de opvattingen/mening van zijn teamgenoten (en trainer en gezin) over het alcoholgebruik. Deze schaal liep van ‘helemaal mee oneens’ tot ‘helemaal mee eens’. Bij de sociale druk of steun wordt gevraagd in hoeverre men van diverse personen een positieve, directe druk voelt om het alcoholgedrag te matigen. Deze schaal liep van ‘veel druk’ tot ‘geen druk’. Bij de modelling is er gevraagd of de sporters het gedrag betreffende de alcoholconsumptie van hun teamgenoten evenaren. Overal is een 5 puntsschaal gebruikt (1 t/m 4 en 99 voor geen mening/neutraal).
__________________________________________________________________________________________ - 27 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Motivationele factoren: de attitude De attitude ten opzichte van het alcoholgebruik is aan de hand van stellingen voorgelegd aan de sporters, met als antwoordmogelijkheden een 5-punts schaal die loopt van 1 (helemaal oneens) tot 4 (helemaal eens) en met daarbij ook de mogelijkheid tot invullen van geen mening of neutraal. De stellingen hebben betrekking op onder andere de volgende onderwerpen; alcoholgebruik binnen de teamsport, alcoholgebruik en prestatie en de houding ten opzichte van het eigen alcoholgebruik. Ook is er een stelling opgenomen over houding ten opzichte van het alcoholaanbod in de kantine.
Motivationele factoren: eigen effectiviteit Bij het meten van de eigen effectiviteit zijn dezelfde antwoordschalen en scores gebruikt als bij ‘attitude’. De verschillende soorten eigen effectiviteit, routine, sociale, stress, werden gemeten aan de hand van één stelling per soort eigen effectiviteit. Het begrip situationele eigen effectiviteit is niet geoperationaliseerd.
Alcoholconsumptiegedrag en gewenste gedrag alcoholconsumptie De intentie om het alcoholgebruik te verminderen is aan de hand van één vraag op een 5-puntsschaal (1 t/m 5, ‘beslist niet van plan om alcoholgebruik te verminderen’ t/m ‘beslist wel van plan om het alcohol gedrag te verminderen’). Aangaande is gevraagd of de sporters wel eens geprobeerd hebben hun alcoholconsumptie te verminderen met een ja/nee vraag. Bij deze ja/nee vraag wordt gevraagd om een reden, hiervoor zijn keuzemogelijkheden aangegeven.
Enkele enquêtevragen zijn uiteindelijk niet bruikbaar gebleken voor dit onderzoek omdat zij voor onnodige complexiteit in het onderzoek en de analyses zorgen. Wel kunnen deze in een later stadium wellicht worden gebruikt door de opdrachtgever. Binnen dit onderzoek zullen we ons voornamelijk richten op de gedragsdeterminanten.
Pre-testen van de vragenlijsten De enquête is vóór gebruik als pre-test ingevuld door zes teamsporters. De pre-test is gebaseerd op Baarde, De Goede & Kalmijn (2000). Bij twee enquêtevragen is een aanpassing gedaan ter verduidelijking van de vragenlijst. Tevens zijn er enkele kleine, tekstuele aanpassingen gedaan.
5.3
Verwerking en preparatie van de onderzoeksdata
Voor de uitvoering van de statistische analyse van de enquête is het programma ‘SPSS 16’ gebruikt. Om de enquêtes in te voeren in SPSS is een codeboek ontwikkeld voor de enquête. De antwoorden die de respondenten konden geven zijn omgezet in cijfers en de vragen zijn omgezet in korte afkortingen zodat dit goed kon worden ingevoerd in SPSS. Ten behoeve van de beschrijvende en toetsende statistiek zijn de stellingen van de motivationele factoren geclusterd tot schalen. Na het invoeren van de ingevulde geretourneerde enquêtes is gebruik gemaakt van het hercoderen van enkele antwoordmogelijkheden (bijv. bij vragen met indeling ‘helemaal eens’ tot ‘helemaal oneens’) om te komen tot juiste weergave van statische verschillen. Zo kan je bijvoorbeeld een negatief
__________________________________________________________________________________________ - 28 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
geformuleerde attitudestelling zo hercoderen dat een hoge waarde een indicatie voor een positieve attitude vormt. Hierna is SPSS gebruikt om statistische analyses en toetsen uit te voeren.
5.4
Statistische analyse
Het gaat in dit onderzoek om frequentieberekeningen, het berekenen van verschillen en om het berekenen van samenhang. Bij nominaal en ordinaal meetniveau zullen de gegevens vooral uitgedrukt worden in aantallen en percentages. Bij interval- en ratiogegevens zullen deze worden weergeven in histogrammen en gemiddelde. Bij een normaalverdeling kan de berekening van de (geschatte) standaarddeviatie gedaan worden, hiermee kan de spreiding en (geschatte) variantie berekend worden. Bij een nietnormale verdeling kan de modus en mediaan berekend worden.
Er worden voornamelijk toetsen gedaan die ingaan op de verschillen bij een nominale splitsingsvariabele en een ordinaal testvariabele. Een voorbeeld hiervan is of er een verschil is tussen de soort sport dat de respondenten beoefenen en hun alcoholgebruik, de attitude en eigen effectiviteit ten opzichte van alcoholgebruik of sociale druk/steun die ze ervaren en de kennis over alcohol(gebruik) op lichamelijke gezondheid. Omdat deze variabelen op ordinaal niveau wordt gebruik gemaakt van rangordescores. Om het dan statistisch te toetsen wordt gebruikt gemaakt van de Kruskal-Wallis-toets. Met deze toets kun je nagaan of een verschil tussen meer dan twee niet gekoppelde steekproeven op een ordinale variabele op toeval berust. Deze toets wordt dus gebruikt als het om meer dan twee niet-gekoppelde steekproeven gaat en het testvariabele is gemeten op (minimaal) ordinaal niveau. Omdat wij de vier verschillende sporten met elkaar willen vergelijken maken we gebruik van meerdere niet gekoppelde steekproeven.
Tevens wordt gemeten of er een verschil is in het alcoholgebruik (ordinale variabelen) en de burgerlijke staat (nominaal niveau). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Mann-Whitney U-toets. Met deze toets kun je nagaan of een verschil tussen twee onafhankelijke steekproeven op een ordinale variabele, in dit geval het alcoholgebruik, op toeval berust.
Voor het berekenen van samenhangen kun je uitgaan samenhang tussen ordinale variabelen en samenhang tussen interval/ratiovariabelen. In dit onderzoek wordt uitgegaan van de samenhang tussen ordinale variabelen. Hierbij wordt berekend of er een positieve samenhang is tussen het alcoholgebruik doordeweeks en het alcoholgebruik na de wedstrijd. Hierbij wordt de samenhang berekend op basis van rangordescores, waarbij dan ingegaan wordt op het soort verband (positief of negatief) en het correlatiecoëfficiënt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Spearman-rangcorrelatie.
__________________________________________________________________________________________ - 29 -
TOKO/HP
6.
Alcohol & Teamsport
Resultaten
De onderzoeksresultaten worden gepresenteerd in vijf paragrafen. Paragraaf 6.1 t/m 6.3 geven algemene informatie over de enquête respons, de onderzoeksgroep en het alcoholgedrag van deze onderzoekgroep ten aanzien van de tak van sport. De beschrijvende resultaten van het I-change model komen in paragraaf 6.4 en de samenhang tussen de determinanten, de intentie om alcohol te consumeren en het alcoholgedrag worden vervolgens besproken in paragraaf 6.5.
6.1
Respons
In totaal hebben 26 contactpersonen van verenigingen in dit onderzoek de vragenlijsten ontvangen. Van deze contactpersonen heeft in totaal 46% (n=12) vragenlijsten geretourneerd. In totaal zijn er van de 723 enquêtes die zijn verstuurd naar de 26 contactpersonen 24% ingevuld terug ontvangen (N=175). Van de contactpersonen die minder vragenlijsten geretourneerd hebben dan zijn verstuurd naar hen, zijn er vier steekproefsgewijs gebeld om de reden van non-respons te achterhalen. ‘Niet voldoende spelers aanwezig op de training’ of ‘Niet voldoende tijd om iedereen te bereiken’ zijn opgegeven als redenen.
6.2
Onderzoeksgroep
In de onderzoeksgroep bevinden zich mannen met een gemiddelde leeftijd van 24 jaar. De grootste groep van deze mannen is alleenstaand of heeft een vriendin. De groep gehuwden of mannen met kinderen is zeer klein. Ongeveer de helft studeert en de andere helft werkt. Het grootste percentage van 40% heeft een opleidingsniveau van HBO (N=175). Opvallend hierbij is dat bij voetbal in verhouding, het grootste percentage sporters heeft met een MBO opleidingsniveau. Bij basketbal daarentegen zijn er relatief veel personen met universitair opleidingsniveau (zie tabel 1).
Tabel 1: Percentage van opleidingsniveau per tak van sport.
Naast de demografische en sociaal culturele kenmerken werd in dit onderzoek aandacht besteed aan psychologische factoren: de onderliggende attitude ten aanzien van de aandacht voor alcoholconsumptie binnen de teamsport zie paragraaf 5.2. Uit het onderzoek blijkt dat 25% nog twijfelt
__________________________________________________________________________________________ - 30 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
of men het belangrijk vindt dat er aandacht wordt besteed aan de alcoholconsumptie. Daarnaast geeft toch ruim 25% aan dit belangrijk tot zeer belangrijk vinden. Daarbij kan ook vermeld worden dat de ruime meerderheid geen specifieke uitgesproken houding heeft ten aanzien van het aanpassen van het alcoholgebruik.
6.3.
Het alcoholgedrag en lichamelijke gezondheid
Als er wordt gekeken naar momenten waarop veel alcohol wordt geconsumeerd blijkt dat er in het weekend grotere hoeveelheden worden gedronken. Na de wedstrijd vertoont ruim 60% van de respondenten ongewenst gedrag met betrekking tot het alcoholgebruik (maximaal 2 glazen alcohol). En zelfs ruim 29% van de respondenten drinkt na de wedstrijd meer dan 10 glazen alcohol, dit valt onder ‘binge drinken’ (een grote hoeveelheid alcohol drinken in zeer korte tijd, minimaal 10 glazen).
Tabel 2: Aantal glazen alcohol dat gedronken wordt per moment uitgedrukt in percentages.
Gemiddeld drink men de dag/avond voor de wedstrijd tussen de 1-5 en 5-10 glazen (zie tabel 1). In dit onderzoek is de respondenten gevraagd of men last had van de alcoholconsumptie van de voorgaande avond; ruim 45% geeft aan hier wel eens last van te hebben. Verschijnselen die hierbij voornamelijk merkbaar waren zijn, uitdroging/dorst (29%), hoofdpijn (18%) en concentratieverlies (14%). De respondenten die meer alcohol consumeren op de avond voorafgaand aan de wedstrijd hebben meer last van deze alcoholconsumptie tijdens de wedstrijd dan respondenten die minder drinken op de avond voor de wedstrijd (P<0,01). Het soort alcohol dat door vrijwel alle respondenten genuttigd wordt is voor 95% bier (n=167). Ruim 45% wisselt het drinken van alcohol niet af met fris.
Als de verschillende soorten sporten met elkaar vergeleken worden is er een significant verschil in de hoeveelheid alcohol die genuttigd wordt na de wedstrijd (P<0,02). Hockeyers nuttigen de meeste alcohol na de wedstrijd met daarop volgend de voetballers en de volleyballers. Bij een percentage van __________________________________________________________________________________________ - 31 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
31,2% van de hockeyers komt ‘binge drinken’ na de wedstrijd voor. De Spearmanrangcorrelatie test laat zien dat er een positieve samenhang is tussen het alcoholgebruik doordeweeks en het alcoholgebruik na de wedstrijd (P<0,01). Bij respondenten is het drink- en eetpatroon na de wedstrijd in kaart gebracht, hieruit blijkt dat 24,6% na de wedstrijd als eerste alcohol nuttigt (zie tabel 3).
Tabel 3: Overzicht in percentage van eerst genuttigde na de wedstrijd.
6.4.
Opvattingen, kennis en informatievoorziening van de sporters ten aanzien van alcoholgedrag
6.4.1.
Attitude van de sporters ten aan zien van (het verminderen) van alcoholconsumptie.
Uit het onderzoek blijkt dat de respondenten een neutrale tot vrij positieve houding hebben ten aanzien van het alcoholgebruik bij teamsport en alcoholgebruik in het algemeen. Een meerderheid van 60% gaf aan alcohol onmisbaar of enigszins onmisbaar te vinden in het team en een sportkantine zonder aanbod van alcohol als vreemd zou ervaren. Men had daarentegen een negatievere houding over de stelling over het raar vinden als teamgenoten na de wedstrijd geen alcohol drinken; men vindt het niet vreemd als teamgenoten na de wedstrijd geen alcohol drinken. Er zijn geen significante verschillen in de attitude tussen de verschillende sporten (P<0,60).
De mate waarin de respondenten het belangrijk vinden dat er aandacht wordt besteed aan de alcoholconsumptie binnen de teamsport is neutraal tot negatief. Slechts een kleine groep van 25% vindt het belangrijk tot zeer belangrijk. Er zijn geen significante verschillen gevonden tussen de verschillende sporten (P<0,5).
6.4.2.
Sociale invloed van de omgeving met betrekking tot de alcoholconsumptie
De respondenten voelen gemiddeld gezien weinig sociale invloed van de omgeving, aangaande de alcoholconsumptie. De subjectieve norm ten aanzien van het alcoholgebruik was daarin wel sterker; de teamgenoten leken het ongezelliger te vinden als er geen alcohol werd genuttigd na de wedstrijd. Ruim 37% van alle sporters geeft ook aan dat teamgenoten vinden dat men beter tot beslist wel __________________________________________________________________________________________ - 32 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
alcohol moet gebruiken. Als de subjectieve norm die heerst in de omgeving bij de trainer of familie wordt vergeleken met de teamgenoten ligt deze aanzienlijk hoger. Zie tabel 4. Verder heerst er een neutrale subjectieve norm.
Tabel 4: Indeling naar percentage van de omgeving wanneer de respondenten denken van wie ze beslist wel/beter wel alcohol moeten gebruiken.
Qua sociale/druk of steun leken de respondenten weinig druk van de omgeving te voelen om hun alcoholgebruik aan te passen. Men voelde hierin zeker geen druk van teamgenoten. Van alle mensen in de omgeving ervaarden de sporters nog het meeste druk van de trainer en familie om hun alcoholgebruik aan te passen. Wat modelling betreft waren er geen significante verschillen te zien bij de vragen ‘ik drink altijd evenveel als mijn teamgenoten’ en ‘als teamgenoten niet zouden drinken zou ik ook niet drinken’. Er heerst geen sterke modelling. Hockeyers scoren het hoogst in de rangordescore bij de Kruskal-Wallis-toets op sociale invloed (97,68) gevolgd door basketbal (92,45), voetbal (85,52) en volleybal (71,24). Het verschil hierbij is echter niet significant (P<0,15).
6.4.3.
Eigen effectiviteit van de sporters ten aanzien van (het verminderen) van de alcoholconsumptie
‘Eigen effectiviteit’ geeft aan of de respondent zichzelf in staat acht om de alcoholconsumptie te verminderen. De respondenten scoren zeer hoog op dit gebied met een gemiddelde score van 3,38 waarin vier geldt als de hoogst haalbare score. Hierbij is SD = 0,61 wat ook aangeeft dat de spreiding in de antwoorden niet groot is en er veel antwoorden rond het gemiddelde zijn gegeven. Wat betreft de determinant van ‘routine eigen effectiviteit’, gaven de respondenten aan dat zij zichzelf goed in staat achten om hun alcoholconsumptie te verminderen. Men gaf ook aan dat ze het niet lastig vonden om hun alcoholgebruik te verminderen bij een verloren wedstrijd en als teamgenoten dit niet toejuichten. De categorie van ‘sociale’ en ‘stress’ eigen effectiviteit scoren de respondent iets lager (5%) dan in routine eigen effectiviteit. Er is geen significant verschil (P<0,75) in eigen effectiviteit gericht op het verminderen van alcoholgebruik tussen de verschillende sporten.
__________________________________________________________________________________________ - 33 -
TOKO/HP
6.4.4.
Alcohol & Teamsport
Kennis van de sporters ten aanzien van het alcoholgebruik en lichamelijke gezondheid.
De respondenten hebben gemiddeld gezien een redelijke kennis van het effect van alcoholgebruik op de lichamelijke gezondheid. Hierbij heeft wel maar 6,3% van de respondenten alle negen vragen goed beantwoord. De respondenten wisten vrijwel allemaal dat alcohol kan leiden tot toename van de vetmassa (ruim 86%) en dat het goed is om na de wedstrijd eerst fris te drinken voor een optimaal herstel van de vochtbalans (84,0%). Daarentegen had men een matige kennis over alcohol en de mogelijke gevolgen tot spierkramp in de wedstrijd de dag erna, bijna de helft van de respondenten heeft dit fout beantwoord en de voedingstoffen van bier, slechts een kwart heeft deze vraag goed beantwoord. De kennis van sporters ten aanzien van het alcoholgebruik en lichamelijke gezondheid laat een significant verschil zien tussen de sporten (P<0,01): basketballers hebben een beduidend betere kennis dan de respondenten van de andere drie sporten. De risicoperceptie gericht op het eigen alcohol gebruik met de gevolgen voor de lichamelijk gezondheid wordt door de respondenten ingeschat als zeer klein; men denkt dat het alcoholgebruik nauwelijks invloed heeft op hun lichamelijk gezondheid.
6.4.5.
Informatievoorziening voor de sporters over alcoholgebruik.
Tabel 5 geeft hieronder aan in welke mate de respondenten gebruik maken van diverse communicatiemiddelen binnen de vereniging.
Tabel 5: Overzicht van gebruikte communicatiekanalen door respondenten.
De sporters maken het meeste gebruik van de website, gevolgd door het clubblad. Van het mededelingenbord maakt het grootste gedeelte geen gebruik. Opvallend is dat elke vereniging een website heeft, maar niet elke vereniging heeft een clubblad. Verder worden er niet tot nauwelijks andere communicatiemiddelen gebruikt binnen de vereniging. De meerderheid van de respondenten heeft een voorkeur voor het ontvangen van de voorlichting over alcoholgebruik via de website (36%), opgevolgd door een presentatie (21,7%), clubblad (20,6%), posterpresentatie (17,1%) of workshop (14,3%). De voorkeur gaat uit naar een externe voorlichter bij het ontvangen van informatie over alcohol en sport.
__________________________________________________________________________________________ - 34 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Intentie ten aanzien van het (verminderen) van het alcoholgebruik De alcoholconsumptie blijkt niet samen te hangen met de intentie om het alcoholgebruik aan te passen. Daarnaast toont de Kruskal-Wallis-toets aan dat er geen significant verschil aantoonbaar is (P <0,21) tussen de verschillende sporten in het voornemen om de alcoholconsumptie aan te passen. Hierbij kan worden opgemerkt dat de helft van de sporters die niet vallen onder de norm van ‘binge drinken’ hun alcoholgebruik beslist niet willen aanpassen. Terwijl bij sporters die meer dan 10 glazen alcohol drinken na de wedstrijd, de mening zeer uiteenloopt over het aanpassen van het alcoholgebruik van ‘beslist niet’, ‘waarschijnlijk niet’ tot ‘misschien’. Ruim 67% van de respondenten heeft nooit geprobeerd om de alcoholconsumptie te verminderen. De voornaamste redenen die hiervoor wordt gegeven is ‘ik ervaar mijn alcoholconsumptie niet als probleem’ (55%). Tabel 6 geeft aan dat ruim 30% zijn alcoholconsumptie beslist niet wil veranderen het aankomende half jaar.
Tabel 6: Overzicht van percentage respondenten m.b.t. het veranderen van alcoholconsumptie het komende halfjaar.
6.5.
Samenhang tussen I-change determinanten en het alcoholgedrag
Om de verbanden van het I-Change Model te toetsen, wordt eerst de samenhang bekeken tussen de afzonderlijke I-Change determinanten, het alcoholgebruik en de intentie van het aanpassen van het alcoholgebruik. Alcoholgebruik na de wedstrijd blijkt het voornaamste probleem qua alcoholgebruik en wordt hierbij hoofdzakelijk meegenomen.
6.5.1. Univariatie samenhang tussen de I-Change determinanten en de alcoholconsumptie Om de verbanden tussen I-Change determinanten en de alcoholconsumptie na de wedstrijd te onderzoeken, zijn verschillende determinantenscores vergeleken van groepen respondenten die verschillende hoeveelheid alcohol nuttigden.
De alcoholconsumptie blijkt onder andere samen te hangen met attitude, eigen effectiviteit, sociale invloed en kennis. Sporters die een positieve houding hadden ten opzichte van het alcoholgebruik, nuttigen meer alcohol na de wedstrijd dan hun teamgenoten die een minder positieve houding hadden
__________________________________________________________________________________________ - 35 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
(rs = 0,40; P < 0,01). Uit de voorgaande paragraaf blijkt dat de sociale invloed uit de omgeving niet sterk is. Maar bij de respondenten waar sociale invloed wel degelijk een rol speelt is er een positieve samenhang met het alcoholgebruik. Hoe meer sociale invloed er aanwezig is, hoe meer er gedronken wordt na de wedstrijd. (rs = 0,35; P < 0,01). De eigen effectiviteit items ‘het lijkt mij (of het is) moeilijk mijn alcoholconsumptie verminderen’ en ‘ik acht mezelf in staat om mijn alcoholgebruik te verminderen’ hebben tevens invloed op het alcoholgedrag. Hoe moeilijker de sporters het vonden om hun alcoholgedrag te verminderen en zich zelf in staat achten dit te doen, hoe meer alcohol er werd genuttigd na de wedstrijd. (rs = -0,28; P < 0,01). De kennis van de respondenten heeft een negatieve samenhang met het alcoholgebruik van de respondenten; hoe lager het kennisniveau is hoe meer alcohol de respondenten nuttigen. Deze correlatie is significant (rs = -0.23; p < 0,01). De risicoperceptie gericht op het alcoholgebruik en de effecten op de lichamelijk gezondheid laat geen samenhang zien in de hoeveelheid alcohol die wordt genuttigd na de wedstrijd.
Bijna alle externe factoren uit het I-Change Model zijn nominaal of ordinaal geschaald. Om de verbanden tussen deze factoren en het alcoholgebruik te toetsen, zijn verschillende alcoholgebruik scores tussen de groepen getoetst. Het blijkt dat de burgerlijke staat/gezinssituatie van de sporter direct invloed had op het alcoholgebruik: als de respondent alleenstaand is, drinkt hij meer alcohol na de wedstrijd dan de respondent die gehuwd is, kinderen of een vriendin/vriendin heeft (P<0,01). Hiernaast lijken respondenten met een MBO opleidingsniveau meer alcohol te drinken na de wedstrijd dan respondenten met een hoger opleidingsniveau; het verschil hierbij is echter net niet significant (P<0,07). De leeftijd is hierbij voor de berekeningen interval geschaald. Wanneer leeftijdscategorieën van de resultaten in tabel 7 met elkaar vergeleken worden, komt naar voren dat de leeftijd een belangrijke voorspeller is van de hoeveelheid alcohol die gedronken wordt na de wedstrijd.Waarbij de respondenten onder de 25 jaar beduidend minder drinken dan de ouderen respondenten.
Tabel 7: Indeling naar leeftijd vergeleken met de alcoholconsumptie na de wedstrijd.
__________________________________________________________________________________________ - 36 -
TOKO/HP
6.5.2.
Alcohol & Teamsport
Univariatie samenhang tussen I-Change determinanten en de intentie om alcoholconsumptie
te verminderen. Op basis van het I-Change Model zou men verwachten dat de concepten van ‘attitude’, ‘sociale invloed’ en ‘eigen effectiviteit’ correleert met de intentie om het alcoholgebruik aan te passen. Opvallend is dat er juist geen enkele determinant correleert met de intentie om het alcoholgebruik aan te passen. Wel lijken de respondenten die hun alcoholgedrag ‘beslist niet’ willen aanpassen minder kennis te hebben over het alcoholgebruik en lichamelijke gezondheid dan de sporters die het ‘waarschijnlijk niet’ of’ ‘misschien’ willen aanpassen. Dit verschil is echter niet significant aantoonbaar.
Net als bij het alcoholgebruik zijn de verbanden tussen de externe factoren en de intentie om het alcoholgebruik aan te passen in kaart gebracht. In tegenstelling tot de vergelijking met het alcoholgedrag, laten de leeftijd, burgerlijke staat en de opleiding geen correlatie zien met de intentie om het alcoholgebruik aan te passen. De respondenten die hockeyen hebben een hogere intentie om het alcoholgebruik aan te passen wanneer de verschillende rangordescores worden vergeleken. Voor hockeyers (R¹=102) in vergelijking met de gemiddelde rangorde scores van de voetballers, volleyballers en basketballers (R²= 80). Het verschil is echter niet significant.
__________________________________________________________________________________________ - 37 -
TOKO/HP
7.
Alcohol & Teamsport
Conclusie, discussie en aanbevelingen
In dit afsluitende hoofdstuk worden achtereenvolgens de conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek beschreven. ‘Alcohol en Teamsport’ is een van de eerste studies waarin het gebruik van alcohol binnen teamsport en tussen verschillende teamsporten is onderzocht aan de hand van het IChange Model. Transferpunt Sport is in staat, om op basis van dit onderzoek een specifieke voorlichting te ontwikkelen voor de teamsport gericht op het alcoholgebruik om de lichamelijke gezondheid van de sporters te behouden en verbeteren. In paragraaf 7.1 worden de conclusies met betrekking tot de onderzoeksresultaten uiteengezet. Daarna zullen in paragraaf 7.2 enkele beperkingen van dit onderzoek en aanbevelingen voor vervolgonderzoek aan bod komen. Tot slot worden de praktijk aanbevelingen beschreven in paragraaf 7.3.
7.1 Conclusies met betrekking tot de onderzoeksresultaten Nu de verschillende onderdelen uit het literatuuronderzoek en dit onderzoek zijn uitgewerkt zijn, kan er een antwoord worden gegeven op de geformuleerde vraagstelling. Voordat dit antwoord gegeven wordt, zal eerst de vraagstelling nogmaals vermeldt worden:
Welke determinanten zijn van invloed op het alcoholgebruik bij de mannelijke amateur-sporters spelend in de prestatieteams binnen voetbal, hockey, basketbal en volleybal in de KAN-regio en wat is de relatie met lichamelijke gezondheid?
De alcoholconsumptie blijkt samen te hangen met de determinanten attitude, sociale invloed, eigen effectiviteit en de kennis. Deze determinanten zijn daarbij niet sterk aanwezig bij de respondenten, maar hebben wel degelijk invloed op het alcoholgebruik.
Er zijn geen grote verschillen in de houding ten opzichte van alcoholgebruik in de teamsport. De houding ten opzichte van het alcoholgebruik in het team blijkt bij alle teamsporten neutraal tot vrij positief. Deze houding blijkt wel significant van invloed te zijn op het alcoholgebruik; een positievere houding ten opzichte van alcoholgebruik hangt samen met een hoger alcoholgebruik na de wedstrijd. Dit komt dus overeen met de in de literatuur gevonden informatie (paragraaf 4.3). Ondanks dat de respondenten zelf een vrij neutrale houding hebben ten opzichte van het alcoholgebruik blijkt sociale invloed van de omgeving wel een sterke voorspeller te zijn van het alcoholgebruik. Hoe meer sociale invloed er heerst, hoe meer er gedronken wordt na de wedstrijd, zoals ook gevonden is in wetenschappelijke onderzoeken (paragraaf 4.3).Hierbij gaat het met name om de subjectieve norm die heerst bij 37% van de respondenten; de opvattingen van anderen waar de sporter waarde aan hecht in zijn overweging om al dan niet alcohol te drinken. Deze subjectieve norm wordt toch grotendeels beïnvloed door de teamgenoten. De respondenten achten zichzelf zeer goed in staat om de alcoholconsumptie verminderen. Ook als het gaat om ’sociale’ en ‘stress’ situaties (verloren wedstrijden). Toch blijkt ook hoe moeilijker de sporters het vinden om hun alcoholgebruik te verminderen en zichzelf in staat achten dit te doen, hoe meer alcohol er werd genuttigd na de wedstrijd. De kennis van de sporters ten aanzien van het alcoholgebruik en lichamelijke gezondheid
__________________________________________________________________________________________ - 38 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
blijkt hierbij ook van invloed te zijn op het alcoholgebruik na de wedstrijd. Wanneer respondenten een betere kennis hebben, is het alcoholgebruik minder. Tevens valt op dat de basketballers een significant betere kennis hebben dan de andere respondenten van de andere sporten en ze ook minder alcohol nuttigen na de wedstrijd.
Als er wordt gekeken naar de externe factoren blijkt dat alleenstaanden, respondenten met een MBO niveau en de respondenten onder de 25 jaar meer alcohol drinken na de wedstrijd. Met name de respondenten onder de 25 jaar drinken grotere hoeveelheden. Zowel het feit dat alleenstaanden, respondenten met een lagere opleiding en de jongere respondenten meer drinken komt overeen met de in de literatuur gevonden informatie (paragraaf 4.3). Tevens blijkt er een positieve samenhang te zijn tussen het alcoholgebruik doordeweeks en het alcoholgebruik na de wedstrijd.
De verschillende teamsporten laten geen grote verschillen tussen de invloed van determinanten op het alcoholgebruik; de scores gericht op attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit zijn voor sporten ongeveer gelijk.
In vergelijking met de verschillende soorten teamsporten is er wel een significant verschil in de hoeveelheid alcohol die wordt genuttigd na de wedstrijd. Hockeyers nuttigen de meeste alcohol na de wedstrijd met daarop volgend de voetballers en de volleyballers. Hierbij is geen significant verschil aantoonbaar tussen de verschillende sporten en het voornemen de alcoholconsumptie aan te passen. Bier is de meest populaire alcoholische drank die wordt genuttigd door de respondenten.
Het alcoholgebruik van de respondenten blijkt van invloed te zijn op lichamelijke gezondheid van de respondenten. De respondenten die op de dag/avond voor de wedstrijd grotere hoeveelheden drinken ervaren meer klachten waarbij voornamelijk uitdroging of dorst wordt gevoeld. Een percentage van ongeveer 25% nuttigt als eerste alcohol na de wedstrijd. Voor een goede lichamelijke gezondheid na het spelen van een wedstrijd is het nodig koolhydraten en vocht aan te vullen, bier heeft het hierbij een averechts effect. Een kleine meerderheid wisselt het drinken van alcohol ook maar af met fris. De hoeveelheid alcohol (meer dan 10 glazen) die wordt genuttigd na de wedstrijd door eenderde van de respondenten, heeft ook acute gevolgen voor het lichaam zoals; afname van het denkvermogen, in korte tijd stijging van de bloeddruk, acute schade aan de organen die rechtstreeks met de alcohol in aanraking komen, nierfalen door uitdroging van het lichaam en een grote kans op black-outs en alcoholvergiftiging.
De website en het clubblad zijn binnen de vereniging de meest gebruikte communicatiemiddelen door de respondenten. De website wordt dan ook veel gekozen als medium voor voorlichting over alcoholgebruik en lichamelijke gezondheid. Daarnaast zien de respondenten ook graag een presentatie of informatie in het clubblad als manier van voorlichting. Deze voorlichting krijgen ze het liefst van een externe voorlichter.
__________________________________________________________________________________________ - 39 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
7.2. Beperkingen en aanbevelingen voor vervolgonderzoek In dit onderzoek is sprake van ingewikkelde zaken wat betreft metingen namelijk menselijk denken en doen (gedragsdeterminanten). Hierdoor is het mogelijk dat de betrouwbaarheid minder hoog is als men dit vergelijkt met vragen met betrekking tot leeftijd, geslacht en demografische gegevens. Daarnaast kan het invullen van de enquête onderhevig zijn aan toevalsfactoren, zoals dat men de vraag verkeerd begrijpt, niet goed leest of niet altijd even eerlijk is. Het invullen van de enquête duurde ruim tien minuten, de kans bestaat de respondenten de concentratie verloren om de enquête juist in te vullen. Verder is het mogelijk dat dit onderzoek wordt vertekend door de hoge non-respons bij de benadering van de contactpersonen van verenigingen. De verenigingen die niet gereageerd hebben op de vraag van medewerking zouden qua houding ten aanzien van alcoholgedrag kunnen verschillen met de sporters die zijn bereikt van de verenigingen die wel mee wilden werken. De steekproef is hiermee ook geen willekeurige steekproef. De respondenten hebben naar aanleiding van het wervingsbericht, zelf besloten of ze mee willen doen met dit onderzoek. Vertekening kan ook plaats hebben gevonden doordat de sporters de enquêtes gezamenlijk invulden. De kans bestaat dat de sporters hun individuele mening minder lieten gelden door de mening van teamgenoten. Bovendien hebben mensen de neiging om sociaal wenselijk te antwoorden, wat tevens vertekening kan veroorzaken (Baarda et al., 2000). Van de 723 enquêtes is slechts 24% geretourneerd wat een lage respons is. Bij de statische analyses is soms gewerkt met een laag aantal waarnemingen, zoals de mannelijke basketballers (n=10). Als het aantal waarnemingen in een bepaalde categorie te laag wordt, worden statische toetsen onbetrouwbaar. Het is daarom aan te bevelen de respons in het vervolg onderzoek hoger te krijgen. In dit onderzoek is gewerkt met een periode van dataverzameling van dertig dagen. De doelgroep bleek lastig te bereiken. Een langere periode van dataverzameling kan zorgen voor een hogere respons waardoor de betrouwbaarheid van het onderzoek kan worden verhoogd. Ten aanzien van de gebruikte enquête zijn ook enkele verbeterpunten te geven. Ten eerst is de alcoholconsumptie gemeten aan de hand van inschatting van eigen gebruik. Hierin kunnen misschattingen ontstaan. Een observatie van alcoholgedrag kan missschattingen doen voorkomen. Verschillen in inname van alcohol na de wedstrijd kan ook worden beïnvloed door het tijdstip van de wedstrijd. Dit is niet meegenomen in het onderzoek. Ten tweede is het mogelijk dat ten aanzien van de kennisstellingen dat respondenten op basis van gokken de juiste antwoorden hebben gegeven. Antwoorden op kennisstellingen als ‘alcoholgebruik kan leiden tot toename van het lichaamsgewicht en vetmassa’ liggen namelijk voor de hand. De validiteit van de kennismeting komt hierdoor in gevaar: in vervolgonderzoek dient hier dus op gelet te worden.
7.3
Praktijkaanbevelingen
7.3.1.
Ontwikkelen voorlichting alcohol en teamsport
Uit het onderzoek blijkt dat de sporters van zowel voetbal, hockey, volleybal en basketbal (grote)
__________________________________________________________________________________________ - 40 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
hoeveelheden alcohol nuttigen na de wedstrijd dat ook schadelijk is voor de gezondheid. Tevens blijkt dat de sporters een neutrale tot vrij positieve houding hadden tegenover het alcoholgebruik binnen de teamsport. Ondanks de grote hoeveelheden alcohol die wordt genuttigd wil een één derde van de respondenten zijn alcoholgebruik beslist niet aanpassen. Daarnaast twijfelt ruimt de helft hier nog over. Een aandachtspunt voor de gezondheidsbevordering van deze doelgroep ligt dan ook op het gebied van voorlichting rondom het alcoholgebruik binnen teamsport. Door het opzetten van een voorlichting kan de lichamelijke gezondheid van de sporters worden behouden of verbeterd en kan men met de informatie inspelen op de houding van de sporters ten aanzien van het alcoholgebruik binnen de teamsport. De aanbevolen punten van de voorlichting komen hieronder aanbod.
7.3.2
Aandachtspunten van de voorlichting
Veranderbare determinanten Uit het onderzoek komt naar voren dat van de persoonlijke en externe determinanten de attitude, sociale invloed (norm en druk), eigeneffectiviteit en kennis, de belangrijkste rol spelen in alcoholgebruik bij teamsport.
Fase van gedragsverandering Onderzoek wijst uit dat in de verschillende fases van gedragsverandering verschillende determinanten van belang zijn voor het al dan niet overgaan naar de volgende fase. Uit het onderzoek blijkt dat de meeste sporters nog niet van plan zijn het betreffende gedrag rondom om alcohol gebruik te veranderen in de komende zes maanden. In deze fase zijn mensen zich vaak niet bewust van hun risicogedrag: ze weten niet dat bepaald gedrag risicogedrag is, of weten niet dat ze dat gedrag zelf vertonen. Ook zijn mensen in deze fase van gedragsverandering er vaak niet van overtuigd dat de voordelen van gedragsverandering zwaarder wegen dan de mogelijk nadelen. In deze fase spelen de determinanten kennis, risicoperceptie, onrealistische optimisme en attitude een belangrijke rol. Ook een kleine groep sporters bevindt zich al in fases waarin verandering van het risicogedrag al wel enigszins wordt overwogen, maar worden en nog geen plannen gemaakt om al op korte termijn dit gedrag te veranderen. In deze fase spelen de determinanten van vaardigheden, eigeneffectiviteit, sociale steun, barrières en het stellen van doelen een belangrijke rol (Brug et al. 2003).
Kenmerken doelgroep De grootse risicogroep bij de teamsporters gericht op het alcoholgedrag ligt bij, alleenstaande sporters met een middelbaar denkniveau in de leeftijd van 18 tot 25 jaar.
Afstemmen van de interventiemethode op determinanten en doelgroepen Na dat de aandachtspunten voor de voorlichting zijn geformuleerd is het belangrijk overzicht te krijgen in de methodieken en technieken die kunnen bijdragen tot het aanzetten van gedragsverandering gericht op deze specifieke determinanten. Het is belangrijk bij de voorlichting een methodiek te kiezen
__________________________________________________________________________________________ - 41 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
die geschikt is om gedragsverandering te beïnvloeden. De methodiek moet afgestemd worden op de relevante gedragsdeterminanten van de sporters. Hierin zal op het bijbehorende adviesrapport verder worden ingegaan.
__________________________________________________________________________________________ - 42 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Literatuurlijst Brug, J., et al. (2003). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering: Een planmatige aanpak, 3e dr., Assen: Koninklijke van Gorcum El-Sayed, M.S., Ali, N., & El-Sayed, A.Z. (2005). Interactions between alcohol and exercise: Physiological and haematological implications. Sports Medicine, 35: 257-269 Gezondheidsraad. Richtlijnen goede voeding 2006. Den Haag: Gezondheidsraad 2006; publicatie nr 2006/21 Gutgesell, M., & Canterbury, R. (1999.) Alcohol usage in sport and exercise. Addict Biology, 4: 373383 Lorente, F.O, Souville, M, Griffet, J, Grélot, L. (2004) Participation in sports and alcohol consumption among French adolescents. Addicitive Behaviors, 29: 941-946. * Laura Sundell MD ; Veikko Salomaa MD. e.a. (2008), Increased Stroke Risk Is Related to a Binge Drinking Habit, Stroke. 2008;39:3179. Maughan, R.J. (2006). Alcohol and football. J Sports Sci, 24: 741-748. Maughan, R.J., & Burke, L.M. (2000). Nutrition in sport, 3e dr., Oxford: Blackwell NIGZ. (2008). http://www.nigz.nl. Geraadpleegd op 15 november 2008 NIGZ. (2008). http://www.alcoholinfo.nl. Geraadpleegd op 15 november 2008 O’Brien, C.P. (1993). Alcohol and sport, impact of social drinking on recreational and competitive sports performance. Sports Medicine 1993 (15): 71-77. O’Brien, C.P, Lyons, F.(2000). Alcohol and the athlete. Sports Med, 5: 295-300. Poortinga, W. (2007). Association of physical activity with smoking and alcohol consumption: A sport or occupation effect? Preventive Medicine, 45: 66-70. Pos, S.E. & Hekkink, C.F. (2004), Determinanten van alcoholgebruik bij volwassenen. Woerden, NIGZ. Richtlijnen Gezonde Voeding 2006. Volksgezondheidsraad. Hoofdstuk 9: Matig alcoholgebruik. Stichting Alcoholpreventie (2008). http://www.stap.nl . Geraadpleegd op 15 november 2008 Vries, H. de (2004). The I-Change Model. Opgehaald op 14 november, 2008 van http://www.personeel.unimaas.nl/Hein.deVries/
__________________________________________________________________________________________ - 43 -
TOKO/HP
BIJLAGE 1:
Alcohol & Teamsport
Schema RIVM alcoholgebruik
__________________________________________________________________________________________ - 44 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Overmatig
3 of meer glazen alcohol per
14,9% van de mannen en 11,6% van POLS,
alcoholgebruik
dag voor mannen en 2 of meer de vrouwen (in 2005)
gezondheid en
glazen per dag voor vrouwen
welzijn
Zwaar
minstens 1 dag per week 6
10,8% van de bevolking van 12 jaar POLS,
alcoholgebruik
glazen of meer
en ouder - bij mannen meer (18,1%) gezondheid en dan bij vrouwen (3,9%) - bij de
welzijn
leeftijdscategorie 15-24 jaar komt zwaar alcoholgebruik, zowel bij mannen als vrouwen, het meeste voor (peiljaar 2005) Geregeld drinken meer dan 21 glazen per week 10,2% van de Nederlanders van 18- NEMESIS drinken door mannen en meer 65 jaar - bij mannen meer (14,3%)
(Verdurmen et
dan 14 door vrouwen
al., 2003
dan bij vrouwen (6%) - bij mannen komt het meer voor tot 25 jaar, bij vrouwen tussen de 45-55 jaar (peiljaar 1996)
Zwaar drinken
gemiddeld meer dan 35 glazen 1,6% van de Nederlanders van 18-
NEMESIS
voor vrouwen en meer dan 50 65 jaar - bij mannen meer (2,4%)
(Verdurmen et
glazen voor mannen per week dan bij vrouwen (0,8%) - er is geen
al., 2003
duidelijke relatie met leeftijd (peiljaar 1996) Probleemdrinken combinatie van drinken boven 10,3% van de Nederlandse
(Van Dijck &
een bepaalde drempelwaarde bevolking van 16 t/m 69 jaar - onder Knibbe, 2005) en problemen ondervinden van mannen meer (16,8%) dan onder gebruik
vrouwen (4,2%) - onder jongeren komt het het meest voor (peiljaar 2004)
Binge drinken
drinken van een bepaald
75% van de scholieren van 12 t/m 16 HBSC (Van
aantal glazen in korte tijd (vaak jaar die de afgelopen maand hebben Dorsselaer et ook gedefinieerd als 'op een
gedronken dronk vijf of meer glazen al., 2007 -NPO
dag') NB: voor dit begrip
bij een gelegenheid: dit is 37% van
(Rodenburg et
bestaat geen eenduidige maat: alle scholieren (peiljaar 2005) - 40% al., soms wordt minimaal 10
van de 15-24 jarigen in de algemene
glazen op 1 avond
bevolking dronk in het afgelopen half
aangehouden, maar minimaal jaar wel eens zes of meer glazen 6 glazen wordt ook vaak als
alcohol op één dag (peiljaar 2005)
maat gebruikt
__________________________________________________________________________________________ - 45 -
TOKO/HP
BIJLAGE 2:
Alcohol & Teamsport
Begeleidende brief enquête
__________________________________________________________________________________________ - 46 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Begeleidende brieven bij de enquêtezending Adressering Elle Driessen en Evelien te Rietstap Van Welderenstraat 43 6511 MC Nijmegen Datum: 27 november 2008
Onderwerp: Enquête Sport en Alcohol
Geachte meneer ....,
Naar aanleiding ons eerdere contact met u sturen we u bij deze de enquêtes over Alcohol en Sport binnen de teamsport. Zoals u ziet zitten er in deze grote envelop .. enquêtes. Het is de bedoeling dat de mannelijke sporters e e uit uw prestatieteams (1 en 2 team) van uw sportvereniging deze invullen. Wij willen u vriendelijk verzoeken om de enquêtes te overhandigen aan de sporters. We hopen dat u de sporters en/of trainers wilt stimuleren tot medewerking: uiteindelijk is een gezonde sporter in het belang van ons allen. Als het mogelijk is willen we deze enquêtes graag vóór vrijdag 5 december 2008 terug ontvangen. We hebben een extra envelop met antwoordnummer toegevoegd, waarin u de enquêtes naar ons terug kunt sturen. Wij willen u bij voorbaat heel hartelijk danken voor uw hulp! Voor vragen of opmerkingen ten aanzien van de enquête of het onderzoek kunt u contact opnemen met Elle Driessen; per e-mail (
[email protected]) of per telefoon (06-13953958).
Met vriendelijke groeten, Evelien te Rietstap & Elle Driessen
__________________________________________________________________________________________ - 47 -
TOKO/HP
BIJLAGE 3:
Alcohol & Teamsport
Enquête
__________________________________________________________________________________________ - 48 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Enquête - Alcohol & Sport Beste Sporter,
Bedankt dat u wilt meewerken aan dit onderzoek. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat alcohol en sport nauw met elkaar verbonden zijn. Wellicht ziet u dit ook terug binnen uw vereniging. Er is nog weinig bekend over de exacte alcoholconsumptie bij sport en andere factoren die hierbij een rol spelen. In het kader van ons afstudeeronderzoek van de opleiding Voeding & Diëtetiek willen we graag een enquête afnemen om meer inzicht te krijgen in het alcoholgebruik binnen de teamsport.
Het invullen van de vragenlijst zal ongeveer 10 min in beslag nemen. Vul de vragen in zoals u denkt dat goed is, dus het eerste wat in uw op komt. Het is niet de bedoeling dat u de vragen vooraf gaat bespreken aangezien we uw persoonlijke kennis en mening willen weten. De gegevens zullen anoniem verwerkt worden.
Wij willen u bij voorbaat hartelijk danken voor uw medewerking! Voor vragen of opmerkingen ten aanzien van de enquête of het onderzoek kunt u contact op nemen met Evelien te Rietstap: per e-mail (
[email protected]) of per telefoon (06-49302031). Met vriendelijke groeten, Elle Driessen & Evelien te Rietstap
__________________________________________________________________________________________ - 49 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Module 1 – Algemene Gegevens 1.1 - Wat is uw leeftijd? 1.2 - Wat is uw lengte? 1.3 - Wat is uw gewicht?
:.................... :………………. :……………….
1.4 - Burgerlijke staat/ woon- gezinssituatie; kruis aan wat voor u van toepassing is: (meerdere antwoorden mogelijk)
□ Alleenstaand □ Gehuwd □ Gescheiden □ Vriend/vriendin □ Kinderen 1.5 - Wat is uw werksituatie? □ werkend
□ student □ werkloos □ Anders nl:………………………………………………………………………………………….. 1.6 – Wat is uw hoogste opleiding (inclusief de opleiding(en) waar u nu mee bezig bent)?
□ Voortgezet onderwijs □ MBO □ HBO □ Universiteit 1.7 – Welke sport beoefent u?
□ Voetbal □ Hockey □ Basketbal □ Volleybal 1.8 – Hoe vaak traint u per week? □ 1x per week
□ 2x per week □ 3x per week □ 4x per week of meer 1.9 – In welk team speelt u?
□ 1e team □ 2e team □ Anders nl:………………………………………………………………………………………………………………… 1.10 In welke klasse speelt uw team? ……………………………………………………………………………………………………………………… Zie volgende pagina
__________________________________________________________________________________________ - 50 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Module 2 – Inventarisatie alcoholconsumptie 2.1 - Geef in de onderstaande tabel aan wat het meest van toepassing is op uw eigen situatie.
Geen*
1-5*
5-10*
10-15*
15-20*
20 of meer*
gemiddeld drink ik doordeweeks (maandag t/m vrijdag) Gemiddeld drink ik in het weekend (zaterdag en zondag) gemiddeld drink ik de dag/avond voor de wedstrijd gemiddeld drink ik vóór de wedstrijd Gemiddeld drink ik na de wedstrijd * Eenheid is aangegeven in glazen.
Indien u alle antwoorden met ‘geen’ hebt beantwoord kunt u doorgaan naar vraag 3.1. 2.2 - Het soort alcohol dat u nuttigt is voornamelijk: □ Bier
□ Wijn □ Sterke drank □ Anders nl………………………………………………………………………………………………………. 2.3 - Ik wissel mijn alcohol af met fris □ Nee
□ Soms □ Ja, om de vijf glazen of vaker 2.4. – Na de wedstrijd ziet mijn drink- en eetpatroon er meestal als volgt uit (kruis aan wat je als eerste, tweede en vierde nuttigde na de wedstrijd).
Sportdrank
Alcohol
Frisdrank/ water
Als eerste Als tweede Als derde Als vierde
Friet, snacks e.d.
Anders namelijk*
(zie hieronder!)
* ik nuttig dan:........................................................................................ 2.5 - Ik denk dat mijn alcoholgebruik:
□ Geen invloed heeft op mijn lichamelijke gezondheid □ Niet tot nauwelijks invloed heeft op mijn lichamelijke gezondheid □ Invloed heeft op mijn lichamelijke gezondheid □ Veel invloed heeft op mijn lichamelijke gezondheid □ Zeer veel invloed heeft op mijn lichamelijke gezondheid Zie volgende pagina
__________________________________________________________________________________________ - 51 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
2.6 - Tijdens de wedstrijd heb ik last van mijn alcoholconsumptie van de voorafgaande avond.
□ Nooit (ga door naar vraag 2.8) □ Soms □ Meestal □ Vaak 2.7 - Verschijnselen die hierbij merkbaar waren zijn: (meerdere antwoorden mogelijk)
□ Hoofdpijn □ Uitdroging, dorst □ Kramp □ Concentratieverlies □ Afnemen reactie vermogen □ Anders nl………………………………………………………………………………………………………. 2.8 Heeft u wel eens geprobeerd uw alcoholconsumptie te verminderen?
□ Ja Wat is voor de belangrijkste redenen?
□ Gezondheid □ Fitheid □ Prestatie □ Familie/omgeving □ Ongewenst gedrag na alcoholgebruik □ Anders nl………………………………………………………………………………………………………..
□ Nee Wat is voor u de belangrijkste reden?
□ Ik ervaar mijn alcoholconsumptie niet als een probleem □ Ik zie er het nut niet van in □ Eerdere poging is mislukt □ Ik ervaar geen negatieve effecten □ Ik weet niet hoe ik dat moet doen □ Anders nl………………………………………………………………………………………………………..
2.9 - Wilt u uw alcoholconsumptie veranderen het komende half jaar? □ Beslist niet
□ Waarschijnlijk niet □ Misschien □ Waarschijnlijk wel □ Beslist wel
Zie volgende pagina
__________________________________________________________________________________________ - 52 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Module 3 – Uw mening t.a.v. alcoholgebruik en sport
Neutraal
Helemaal mee eens
Enigszins mee eens
Geen mening
Enigszins mee oneens
Helemaal mee oneens
3.1 - Geef in de onderstaande tabel aan wat het meest van toepassing is op uw eigen situatie.
Alcohol is een onmisbaar deel bij mijn team Ik vind dat alcohol en teamsport bij elkaar horen Ook zonder het drinken van alcohol hoor je helemaal bij het team Ik vind het raar als mijn teamgenoten na de wedstrijd geen alcohol drinken Ik vind dat na een overwinning van een wedstrijd een grotere hoeveelheid alcohol hoort dan normaal Ik maak me wel eens zorgen over mijn alcohol gebruik De positieve kanten van alcohol drinken winnen van de negatieve kanten Alcohol drinken is een slechte gewoonte Ik vind het drinken van een glas alcohol gezellig Ik wil graag optimaal presteren met mijn sport Ik vind dat het consumeren van alcohol vóór de wedstrijd een positieve invloed heeft op mijn sportprestatie Ik vind het niet erg als mijn alcoholgebruik mijn sportprestatie negatief zou beïnvloeden Ik vind gezelligheid belangrijker dan sportprestatie Een sportkantine waar geen alcohol wordt aangeboden zou ik vreemd vinden 3.2 - Hoe staat u tegenover het aanpassen van u alcoholgebruik? □ Zeer negatief
□ Vrij negatief □ Niet negatief en niet positief □ Vrij positief □ Zeer positief 3.3 - Vindt u het belangrijk dat er aandacht wordt besteed aan de alcoholconsumptie van de teams?
□ Zeer belangrijk □ Belangrijk □ Weet niet □ Onbelangrijk □ Zeer onbelangrijk
__________________________________________________________________________________________ - 53 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
Module 4 – Alcohol en omgeving
Geen mening
Helemaal mee eens
Enigszins mee eens
Neutraal
Enigszins mee oneens
Helemaal mee oneens
4.1 - Geef in de onderstaande tabel aan wat het meest van toepassing is op uw eigen situatie.
De meeste van mijn teamgenoten vinden dat alcohol bij de teamsport hoort Mijn teamgenoten vinden het ongezellig als ik geen alcohol drink na de wedstrijd Ik voel me ongemakkelijk als ik de avond voor de wedstrijd in het bijzijn van mijn teamgenoten geen alcohol nuttig Ik voel me ongemakkelijk als ik na de wedstrijd in het bijzijn van mij teamgenoten geen alcohol nuttig Bij het drinken van alcohol houd ik rekening met mijn gezin (partner, kinderen, ouders) Als mijn trainer mij zou wijzen op mijn verminderde prestatie door mijn alcoholgebruik zou ik dit veranderen Als mijn teamgenoten niet zouden drinken, zou ik ook niet drinken. Ik drink altijd ongeveer evenveel als mijn teamgenoten.
beslist wel
beter wel
Neutraal
beter geen
beslist geen
4.2 – Volgens mij vinden de onderstaande personen dat ik wel/geen alcohol moet gebruiken.
familie/gezin/partner Trainer Teamgenoten Anders nl…………………
Veel druk
Wel enige druk
Neutraal
Bijna geen druk
Geen druk
4.3 - In hoeverre voelt u van onderstaande personen een (positieve) directe druk, om uw alcoholconsumptie te matigen.
familie/gezin/partner Trainer Teamgenoten Anders nl………………… Zie volgende pagina
__________________________________________________________________________________________ - 54 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
5. Module - Kennis en vaardigheden
Geen mening
Helemaal mee eens
Enigszins mee eens
Neutraal
Enigszins mee oneens
Helemaal mee oneens
5.1 - Geef per stelling aan in hoeverre u het met de stelling eens of oneens bent.
Het lijkt mij (of het is) moeilijk om mijn alcoholconsumptie te verminderen. Ik acht mezelf in staat om mijn alcoholgedrag te verminderen Het zou mij niet lukken om mijn alcoholgebruik te verminderen als mijn teamgenoten dit niet toejuichen. Het zou mij niet lukken om mijn alcoholgebruik te verminderen bij een verloren wedstrijd.
5.2 - Geef in de onderstaande tabel antwoord de volgende stellingen. Waar
Niet waar
Weet niet
Het gebruik van alcohol kan invloed hebben op de spiermassa Alcohol kan leiden tot toename van lichaamsgewicht en vetmassa Alcohol heeft geen invloed op de lichaamstemperatuur Na de wedstrijd maakt het niet uit of je alcohol of fris drinkt voor het herstel van je vochtbalans Meer dan 3 glazen alcohol op de avond voorafgaande aan de wedstrijd kan zorgen voor extra spierkramp tijdens de wedstrijd. Bier bevat evenveel koolhydraten als een boterham Alcohol heeft een positief effect bij het aanvullen van de uitgeputte reserves van het lichaam na de wedstrijd. Het drinken van alcohol draagt bij aan het herstellen van het vochtverlies na de wedstrijd Het is geen probleem voor je lichaam als je gelijk alcohol drink na de wedstrijd, als je daarna maar wat eet.
Zie volgende pagina
__________________________________________________________________________________________ - 55 -
TOKO/HP
Alcohol & Teamsport
6. Module - Informatie 6.1 - Hoe vaak maakt u gebruik van de onderstaande communicatiekanalen binnen u
Is er niet
Vaak
Af en toe
Bijna nooit
Nooit
vereniging?
Clubblad Mededelingenbord Website Anders nl………………… 6.2 - Voorlichting/informatie over alcoholgebruik en lichamelijke gezondheid binnen de sport zou ik het liefst willen ontvangen van (meerdere antwoorden mogelijk)
□ Trainer □ Bestuurslid □ Externe voorlichter □ Anders nl……………………………………………………………………. 6.3 - Voorlichting/informatie over alcoholgebruik en lichamelijke gezondheid binnen de sport zou ik het liefst willen ontvangen via (meerdere antwoorden mogelijk)
□ Posterpresentatie □ Website van de club □ Clubblad □ Workshop □ Presentatie
Heeft u nog opmerkingen: ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….
Bedankt voor de medewerking! Heeft u nog vragen of opmerkingen, dan kunt u altijd contact met ons opnemen via de onderstaande contactgegevens:
[email protected] of
[email protected] of bel op tel. 06-49392031.
__________________________________________________________________________________________ - 56 -