Albert Delahaye B u lle t in april 1 9 9 7
nummer 2
uitgave: Stichting Albert Delahaye, Hof 6, 4854 A Z Bavel
INHOUD
Van de redactie
1
Albert Delahaye: de Galileo Galilei van onze eeuw (J. Fermaut)
3
De Peutinger-kaart ... van Nederland? Een discussie
4
Open brief aan de leden van "Signum" (A. Maas)
8
Romeinen in ons land
12
Nooit gebeurd in Nederland
16
West-oriëntatie = Romeinse oriëntatie (R. van Veen)
17
Albert Delahaye: "Germania = Frans-Vlaanderen bij Caesar, Strabo en Plinius"
26
Ontspoorde historie
28
Lijst van nog beschikbare publicaties
30
1 Van de redactie
Geachte sympathisanten,
In het eerste nummer van het Albert Delahaye Bulletin, kortweg het ADB, spraken we de hoop uit dat deze nieuwsbrief in een behoefte zou voorzien. We kunnen u meedelen dat deze uitgave onze verwachtingen overtrof: we ontvingen diverse, louter positieve reacties. Enkele lezers stuurden zelfs materiaal in, dat geschikt bleek voor publicatie in dit tweede Bulletin. We maakten hieruit een keuze en hebben bijdragen opgenomen van de heer A. Maas uit Leende, de heer R. van Veen uit Groningen en de heer Jacques Fermaut uit BieRNe (Frankrijk). Deze en soortgelijke reacties van lezers blijft de redactie vanzelfspre kend op prijs stellen. Evenmin mag onvermeld blijven dat de omslag van het ADB met het gepresenteerde logo bijzonder in de smaak viel. Het ontwerp werd geleverd door de heer K. Geertsma uit Groningen; hem willen we vanaf deze plaats nogmaals uitdrukkelijk dankzeggen. Wat betreft de in het vorige ADB aangekondigde uitgave door de Stichting van 'Germania = Frans-Vlaanderen bij Tacitus': deze publicatie mag zich in een levendige belangstelling verheugen. Een voorproefje hiervan mochten we overigens al smaken tijdens de presentatie ervan in de historische hoeve De Katteman te Watou-Abele, nabij Frans-Vlaanderen. Velen van u namen inmiddels al kennis van deze nieuwe publicatie na een vlotte bestel ling. Tevens ontvingen we een groot aantal donaties, waarvoor we slechts onze dank kunnen uitspreken. Zoals steeds worden deze bijzonder gewaardeerd. Door deze bestellingen en donaties stelt u ons in staat de overige nagelaten manuscripten van Albert Delahaye te bewerken en binnen een redelijk tijdsbestek persklaar te maken. We merken allerwegen dat Delahaye, zeker ook in België, terrein wint. Voor de Stichting vormt dit dan ook een stimulans om het gedachtegoed van Albert Delahaye bij voorkeur ten snelste publiek te maken. De voorbereiding van de aangekondigde publicatie 'De Peutinger-kaart van Frans-Vlaande ren' blijkt evenwel meer tijd te vergen dan gepland. Daarom is besloten vooreerst in september van dit jaar een uitgave te verzorgen welke naadloos aansluit op Tacitus' 'Ger mania', zoals bewerkt door Albert Delahaye. Het betreft hier diens werk: 'Germania = Frans-Vlaanderen bij Caesar, Strabo en Plinius'. De omvang is ongeveer dezelfde als die van 'Germania = Frans-Vlaanderen bij Tacitus'. U kunt hierop intekenen via het bijgesloten formulier. De aangekondigde publicatie van 'De Peutinger-kaart van Frans-Vlaanderen' zal, onder voorbehoud, omstreeks de jaarwisseling verschijnen. Deze bedoelt onder meer een ant woord te geven op de vele misvattingen welke bestaan over de zogeheten Limes Germanicus: deze lag ongeveer op de grenslijn Boulogne-Straatsburg-Trier en niet langs de Rijn, zoals ook recente krantenberichten ons willen doen geloven. Het valt elders in dit Bulletin na te lezen. Evenals Tacitus repten ook Caesar, Strabo en Plinius met geen woord over de Romeinen in Nederland. Bij deze schrijvers werd de Noordgrens gevormd door de al vermelde lijn Boulogne-Trier-Straatsburg. Zoals dit in 'Germania = Frans-Vlaanderen bij Tacitus' het geval was zal het bewijs hiervan weer zijn terug te vinden in 'Germania = Frans-Vlaande-
ren bij Caesar, Strabo en Plinius'. Ter introductie treft u op pagina 26 en 27 een vóórpu blicatie aan uit dit postuum te verschijnen werk van Albert Delahaye. Tenslotte willen we er nog nadrukkelijk op wijzen dat de Stichting nog slechts in zeer beperkte mate exemplaren kan leveren van 'Holle Boomstammen. De historische mythen van Nederland, ontleend aan Frans-Vlaanderen' alsook van het onlangs herdrukte tweedeli ge 'Vraagstukken in de historische geografie van Nederland'. Deze spraakmakende boek werken van Albert Delahaye vonden en masse hun weg naar de historisch geïnteresseerden en zijn zodoende nog maar in geringe mate voorradig.
Rest ons de wens uit te spreken dat dit tweede Albert Delahaye Bulletin u evenzeer aan spreekt als dat de vorige keer het geval bleek te zijn. We hebben gestreefd naar een gevarieerde inhoud met aantrekkelijke thema's. Naar we hopen is deze opzet geslaagd en blijft het ADB in een behoefte voorzien.
Met historische groeten,
A.A.F. Jochems A.G.F. Laenen
Jacques Fermaut (in: "Vlaanderen den Leeuw", november/december 1996)
3
ALBERT DELAHAYE: DE GALILEO GALILEI VAN ONZE EEUW Albert Delahaye is al tien jaar gestorven (op 22 januari 1987). Maar zijn omvangrijk oeuvre krijgt, dankzij de Stichting Delahaye, meer en meer weerklank. Toen hij in Nijmegen benoemd werd als archivaris, ontdekte Delahaye dat de Duitse en Franse bronnenedities dezelfde teksten niet op dezelfde steden indiceerden: voor de Fransen was Noviomagus Noyon, voor de Duitsers - en hun Nederlandse volgelingen - Nijmegen. Na een intens speurwerk in de bronnen, kwam Delahaye tot de conclusie dat Noviomagus vóo'r de twaalde eeuw nooit Nijmegen betekende maar zo goed als altijd Noyon. Maar daar bleef het niet bij, want alles zit in elkaar: Delahaye ontdekte namelijk, in de “officiële” geschiedschrijving, een enorme verschuiving van bijna heel de geschiedenis tussen het begin van onze jaartelling en de elfde eeuw, van Noord-Frankrijk en Vlaanderen naar Nederland en Duitsland. De Fransen noemen zo’n verschuiving "déplacements historiques". Hij besefte ook dat men de klassieken slecht las omdat niemand de “Westorientatie" opgemerk' had (wat wij westen noemer was in de oudheid en nadier beschouwd als noorden). Hi maakte ook brandhout var de vermeende “volksverhui zingen"... De gevolgen laten zich raden. Hij werd op alle manieren gepest, voor de gek gehouden en grol aangevallen door menser die hun kostbare thesissen en leerstoelen met hand en tand verdedigden. Nu hij gestorven is, dringen zijn ideeën langzamerhand (en stiekem?) door. Niemand minder dan Dick Whittaker, hoogleraar in Cambridge, schrijft namelijk in het laatste nummer Archeologie van de beroemde REVUE DU NORD: ‘Nous sommes toujours tributaires de la théorie biologique du “déclin et de la chute” qui a imposé aux événements des llI -V” siècles la camisole de force de sa périodisation: les “invasions barbares" marquaient la fin d'une époque de décadence romaine et annonçaient l’aube du Moyen Age; ce schéma convenait aux propagandistes de Charlemagne, aux théoriciens de l’évolution culturelle au Siècle des Lumières, aux racistes partisans de ‘das deutsche Altertum". Il donna naissance à des mythes modernes de migration, sans fondements dans les textes, de vagues
origines en Europe centrale, de pressions qui auraient poussé des tribus à l'extérieur d’un Barbaricum surpeuplé; on a donc exagéré la puissance des forces barbares et la férocité de leur attaques: par exemple, il n'y a pas de texte qui dise que le passage du Rhin en 406-407 par les Vandales, les Suèves et les Alains fut un grand déplacement de tribus dû à une poussée extérieure depuis les Carpathes.” Dat de standpunten van Delahaye voor ons buitengewoon boeiend zijn hoeft geen betoog: Delahaye heeft ons namelijk onze geschiedenis teruggeschonken. Schrijver dezes heeft Holle Boomstammen naar het Frans toe vertaald en die ongepubliceerde - v rtaling hoofdstuk na hoofdstuk naar de onlangs gestorven Georges Duby opgestuurd. Hij heeft er een pak brieven aan overgehouden, die er niet voor liegen, en werd een stuk menselijke ervaring rijker. Hij zag namelijk de meer en meer overtuigde Duby (“ ... je suis prêt à revoir de fonds en comble toutes les perspectives de la géographie historique.”) opeens omklappen omdat het boek van zijn collega Bautier in het gedrang kwam en omdat zijn Nederlandse collega’s van hem een beetje meer collegialiteit verwacht ten. Voorzichtigheid heeft de man trouwens geen windeieren gelegd: hij bracht het tot lid van de Académie française... Ik neem het hem niet eens kwalijk: 't Is zo menselijk! Ik denk liever aan zijn aanvankelijke openheid en eerlijkheid... Het walgelijk oneerlijk stuk van Gijsseling in HET JAARBOEK VAN DE FRANSE NEDERLANDEN is veel erger! Maar wie gelijk heeft krijgt op den duur gelijk en voor Delahaye zal dat ook zo zijn! De Stichting Delahaye geeft nu zijn eerste meesterwerk, VRAAGSTUKKEN..., opnieuw uit. Natuurlijk heeft Delahaye daarna nog andere boeken geschreven, natuurlijk is hij daarna tot betere inzichten gekomen. Maar nooit heeft hij nog zoveel materie tegelijk aangepakt, omdat hij besefte dat hij niet alles ineens door kon krijgen. Wie belangstelling heeft voor onze geschiedenis, wie onze geschiedenis een nieuwe en stevige basis wil geven mag die boeiende heruitgave niet missen. Hoofdschuddend en vol bewondering zal hij zich blijven afvragen hoe het in godsnaam mogelijk is dat één man zoveel heeft kunnen doorzien en rechtzetten... "°ï p- ty
Galeriehouder Jan van der Meer in Zaltbommel wil kunstzinnige reconstructie van oude Romeinse Route
’We willen in Rome terecht komen’
Door Henk Verhagen
De betonnen schapen op de rotonde in Zaltbommel heb ben hem w akker gemaakt. „Wat is die weg in de historie eigenlijk geweest, vroeg ik me zo a f , zegt de Bommelse galeriehouder Jan van der Meer. „Als classicus ben ik daar eens ingedoken. Ik dacht dat h et mogelijk de noord grens van het Romeinse rijk zou kunnen zijn." Zijn speurtocht leidde naar de zogeheten Peutinger-kaart. Die kaart is in de dertiende eeuw door een m onnik gete kend naar een Romeinse reis-
kaart, die in de vierde eeuw is gedagtekend. In museum Kam in Nijmegen is een repli ca van de Peutinger-kaart te zien.
Twee routes Vanuit Nijmegen lopen er twee routes naar Katwijk aan Zee. De zuidelijke route gaat over Rossum, de Bruchemse stroomrug, het Land van Heusden en Altena, onder Dordrecht langs, via Naald wijk naar Voorschoten en ver volgens vanaf Leiden naar Katwijk Niet elke etappe is volgens Van der Meer onom stotelijk door de Romeinen *Jan van der Meer met een oude schoolatlas, waarop twee Romein bewandeld; nader onderzoek moet de exacte ligging van de se routes in Nederland staan: een route nog uitwijzen. De noor zuidelijke van Nijmegen via Zalt bommel naar Katwijk en een noor delijke route vanuit Katwijk delijke van Katwijk via Utrecht gaat via Alphen aan den Rijn en Utrecht terug naar Nijme naar Nijmegen terug. gen. Foto Cor de Koek
Van der Meer wil de Peutinger-kaart opnieuw in beeld brengen en daarnaast de rou te uitstippelen. Dat doet de galeriehouder niet alleen. Op zijn verzoek is een werkgroep geformeerd. De Nijmeegse historicus Paul van der Heij den, specialist in de Romeinse tijd, is één van hen. „Hij pro beert de route zo nauwkeurig mogelijk te volgen.”
Stichting Inmiddels is door Van der Meer ook de Stichting Ro meinse Route opgericht. „Ik kan niet m eer terug", lacht hij. „Het is nu officieel gewor-
’Het moet een ontdekkingstocht worden door het landschap’ den.” Van der Meer: „Het past binnen allerlei regionale en provinciale plannen om de cultuur, het toerisme en de recreatie te versterken. Overal waar ik kwam werd het met enthousiasme begroet Steeds was er steun voor. Ik vind het ook een erkenning dat het Cultuurfonds van de Bank Ne
derlandse Gemeenten subsi die heeft verleend.”
Kunstwerken Het idee is om in elke ge m eente waar de route door heen loopt, een beeld te laten plaatsen van een hedendaagse kunstenaar, geïnspireerd op de Romeinse kunst én de rou te. „Als de route klaar is, zal er een permanente kunstuiting van twintig eeuwen te zien zijn. Het moet een inspiratie zijn voor de kunstenaars. Hun kunstwerken komen per se niet op rotondes.” De stich ting zal alle gemeenten vra gen hun medewerking te ver lenen. „Ik hoop dat ze alle maal de schouders eronder zetten. De route is immers sterker als iedereen mee doet.” Van der Meer had aanvanke lijk gehoopt dat het eerste deel van de route volgend jaar al geopend zou worden. Nu wordt het 1998, is zijn in schatting. „We hopen dat in een keer een heel stuk van de zuidelijke route te openen m et een grote manifestatie. De mensen moeten wéten w aar de route loopt" De hoop is ook dat de ANWB de route ovemeemt zodra die klaar is. „Verder willen we, ook met de NS, korte routes in beeld brengen voor dag tochten.” In ieder geval zal op een kaart nadere informatie
komen. „Er is veel wat je met het blote oog niet ziet: glooiingen, terpen. Het moet een ontdekkingstocht door het landschap worden op ba sis van Romeinse gegevens.”
De Peutinger-kaart .... van Nederland? Een discussie in het Brabants Dagblad
Als oud-gymnasiast heeft Jan van der Meer een warm plekje bewaard voor de Romei nen. De Bommelse galeriehouder is van plan de oude Romeinse Route in Neder land opnieuw in kaart te brengen en op kunstzinnige wyze te reconstrueren. Een startsubsidie is al binnen.
Idealist In het jaar 2000 wil Van der Meer de Romeinse Route in Nederland gereed hebben. „Het idee is: uitendelijk wil len we naar Rome.” Van der Meer heeft voor om drie Ro meinse kunstenaars een beeld op de route te laten plaatsen. De EEG en Italiaanse regering zullen worden benaderd om daar subsidie voor te geven.
’Overal waar ik kwam werd het met enthousiasme begroet’ Verder krijgen kunstenaars uit elk land op de route - on der meer Duitsland, België, frankrijk - de gelegenheid een beeld te maken. Van der Meer. „Ik ben best een beetje trots op het idee. Als nou alle gemeenten-maar meedoen, zijn we al een heel eind.”
Ni
's© -4
5
Vinken met Franse slag
(i )
In het artikel van Henk Ver hagen van 2 januari over de reconstructie van de oude Ro meinse route in Nederland, staat vermeld dat de beden ker van het plan, de Zaltbommelse galeriehouder Jan van der Meer, gebruik maakt van de Peutinger-kaart. Door de vele publicaties van Albert Delahaye weten we dat voor noemde Romeinse wegen kaart onmogelijk op Neder land betrekking kan hebben. De wegenkaart is pas ge maakt nadat de Romeinen reeds ongeveer 200 jaar uit ons land waren verdwenen. Dat de Romeinen een wegen kaart lieten maken voor een gebied dat vrijwel onbewoon baar was geworden door de transgressie van de zee is zelfs een Romein te dol. Niet
subsidie aan de reconstructie echter voor Jan van der Meer en zijn werkgroep. Ze zijn be van wegen die in werkelijk heid enkele honderden kilo zig in Nederland een route te meters zuidelijker lagen. AJle reconstrueren die er niet lag wegen leiden naar Rome, en ook nooit is aangetoond. zelfs Franse wegen in Neder Alle op de Peutinger-kaart land. „Ik kan niet meer te vermelde plaatsnamen zijn rug”, lacht de Bommelse gale nu nog terug te vinden in riehouder. Wanneer hij zich Noord-Frankrijk. Dit gebied verdiept in het werk van Dela was het land van de Bataven haye kan hij maar één conclu met als hoofdplaats Béthune, daar ook lagen de plaatsen zo sie trekken: „Ik moet terug.” als Lugdunum (niet Leiden Drs. A.A.F. JOCHEMS maar Leulinghen), Noviomagus (niet Nijmegen maar Noy- Bavel on), Traiectum (niet Utrecht maar de Franse plaats Tournehem) alwaar Willibrord zijn bisschopszetel had. De naam Utrecht dateert pas van na 15 - 1 - 1997 900! Instellingen als het Cultuur fonds van de Bank Nederland se Gemeenten verlenen dus
Nederland in Romeinse tijd (2) In zijn ingezonden brief van 15 januari zegt A. Jochems uit Bavel dat Nederland geen noe menswaardige betekenis heeft gehad in de Romeinse tijd. Daardoor zou het ook on zinnig zijn om een Romeinse weg te zoeken in onze stre ken. Jochems baseert zich op de bekende (en beruchte) ver halen van Albert Delahaye. Deze pseudo-wetenschapper heeft het laatste gedeelte van zijn leven zijn uiterste best gedaan om de Nederlandse geschiedschrijving niet alleen in twijfel, maar ook in diskre diet te brengen. In deze ideeën komt het er op neer dat er in Nederland tot aan de late Middeleeuwen eigenlijk niets gebeurd is: geen Romei nen, geen Bataven, geen Fran ken en geen Willibrord. Dit gedeelte van het verleden zou door een vergissing zijn toe geschreven aan Nederland, terwijl het allemaal in Noord-
Frankrijk te doen zou zijn ge weest. Delahaye heeft zijn ideeën meeslepend verwoord en ik kan mij voorstellen dat niet zo wetenschappelijk onder legde lezers er door gevangen worden. Helaas heeft Dela haye vergeten om zijn theoriën te toetsen aan de archeo logie. Oudheidkundig onder zoek heeft namelijk aange toond dat Nederland in de Ro meinse tijd zeer geschikt was voor bewoning en behoorlijk dicht bevolkt was. Ook zijn er meer dan twintig militaire forten opgegraven. Dwars door ons land (langs de Oude Rijn) lag immers de noordgrens van het Romeinse Rijk en een belangrijke doorvoerweg naar Brittannia. Vol gens Delahaye zou deze weg niet hebben kunnen bestaan, maar hij is al op minstens tien plaatsen daadwerkelijk opgegraven.
Datzelfde geldt voor grote ste den als Forum Hadriani (Voor burg) en Ulpia Noviomagus (Nijmegen). Om deze laatste plaats in Noord-Frankrijk te zoeken is even onzinnig als te denken dat Troye in Engeland zou liggen. Er is zelfs een in scriptie gevonden in Nijme gen met het opschrift Novio magus! Verder beweert Jochems dat de Peutinger-kaart, waarop een gedeelte van Nederland is afgebeeld, pas 200 jaar na de Romeinse terugtrekking uit ons land is gemaakt en daar door niet over Nederland kan gaan. Ook hier wreekt zich een gebrek aan wetenschap pelijk inzicht. De kaart is een kopie van een origineel uit de vierde eeuw, uit een tijd dat de Romeinen blijkens vond sten nog volop in ons gebied aanwezig waren. De informa tie op de Peutinger-kaart gaat zelfs gedeeltelijk terug naar
de eerste eeuw en is waar schijnlijk afkomstig van de wereldkaart die keizer Augus tus in marmer liet vervaardi gen. Het is erg jam m er dat er nog steeds Delahaye-aanhangers hun mond menen te moeten roeren om het onderzoek naar de geschiedenis van ons land te frustreren. Men zou er beter aan doen om eens min der volgzaam de geschriften van hun idool te reciteren, maar zich te verdiepen in de enige wetenschap die uitsluit sel kan geven over al deze kwesties: de archeologie. DRS. P.R. VAN DER HEIJDEN Nijmegen
5 - 2 - 1997
Het toeristisch belang van Nijmegen (3) A ls A. Joch em s in zijn b rief van 15 janu ari naar waarheid m elt dat N ederland on b elan g rijk w as in de R om ein se tijd (zie d e rap p orten van Tacitus e n Ceasar) w il p. van der Heij d en (b rief 5 februari) daar iets op a fd in g en d oor D elahaye fo u tie f te citeren . ; D elah aye w a s e en gew eld ig o n d erzo ek er d ie in N ijm egen zijn o n tsla g k reeg als archiva ris, nadat hij on td ek te dat Ka rei d e G rote n o o it in N ijm e g en w a s g ew ee st. N ijm egens g esch o n d en im ago als toeris ten stad probeert Van der Heij d en (een N ijm egenaar) nu te h erstellen door D elahaye ee n p seu d o-w eten sch ap p er te be n o em en . Een on d efin ieerbare o n w eten sch a p p elijk e kreet. V olgen s D elah aye zou d en er g een R om ein en in N ederland zijn g ew ee st. Mis dus. D ela h aye m eld t d u idelijk e dat de
Rijn een delta vorm de m et de N ederlandse Rijn als noorde lijke tak en de Belgische Renus als zuidelijke tak. De R om einen k ozen de Bel gische Renus tot noordgrens van hun rijk m et gevolg dat de taalgrens is k om en te lig g en waar hij nu ligt. Aan de n og noordelijker g elegen Ne derlandse Rijn p osteerden ze een lin ie van vooruit gesch o ven m ilitaire p osten verbon den door ee n reeds aanw ezige ’an tiek e’ w eg die door de Ro m ein en geplaveid werd. Alles door arch eologen bevestigd. De Bataven hadden h u n kam pen in Batua aan de Normandische kust en k w am en som s als huursoldaat m ee naar Ne derland waar ook en k ele ge; sn eu veld e Bataven gevon d en zijn. De Betuwe tot hun w oon geb ied b en o em en om dat die naam w el w at op Ba
ook erg d ien stig zijn. Als dat b uiten h et k en n isg eb ied van Van der H eijden valt kan hij een archivaris (zoals Dela haye) raadplegen. D e waar heid verw ringen ter b escher m ing van de to eristisch e be langen van U trecht e n Nijm e gen is ontoelaatbaar. O verigens is h et b ed en k sel dat wij van de Batavieren af stam m en (om dat dat w e l k loek klinkt) ee n grove b ele diging. W ant de m e e ste Ne derlanders h eb b en ech t Vikingbloed in de aderen. En m et V ikingen valt n ie t te spotten. Vraag m aar aan k ei zer Karei. D aartoe n ie t aan b el len bij h et V alkhof, w an t dat w erd pas in 1155 geb gu w d . S. HOOIJEN Tilburg
12 - 2 - 1997
Romeinen in Nederland (4)
Romeinen in Nederland (5)
Ter a a n v u llin g op de in g ezo n d en b rief van S. H ooijen van 12 februari over de R om einse tijd in N ederland, h et v o lg en de. De Batavieren k w am en uit h et D u itse H essen ('Hen ik van D u itsch en bloed') via de Rijn in de tegen w oord ige Bet u w e. H et w oord B etuw e k om t van Batouw e, w at 'goed e g ron d ’ b etek en t. De B atavieren w aren, m et de Friezen, g ed u ch te teg en sta n ders van de R om ein en . Verder b eh o o rd en de K elten tot de eerste b ew o n ers van o n s va derlan d Dit alles w eet ik u it een oud g esch ied en isb o ek je uit 1875, dat ik o o it g evon d en heb in e e n pru llen b ak op sch ool. Ik h eb h et g o ed bewaard!
Steeds w eer blijkt h oe m oei lijk het is te aanvaarden, dat Sint W illibrordus g een zetel in Utrecht h eeft gehad en Ka rei de Grote g een residentie in N ijm egen. De h on d erd en aanw ijzingen w aarm ee A lbert D elahaye in 'De h istorisch e m yth en van N ed erlan d ’ de fouten in on ze vaderlandse gesch ied en isb oe ken h eeft aan getoond zijn zo o vertu igen d , dat m en zich af vraagt o f d egen en d ie zijn be vin d in gen - m eestal wat sp otten d - b etw ijfelen , h em w el h eb b en gelezen . Zelfs éé n van de aan w ijzingen is al een afdoend e bew ijs, na m elijk h et on tb reken van bo d em von d sten . De R om einen, die in de derde eeu w na Chr. on s land h ebben verlaten, h ebben fu n d am en ten en voorw erpen achtergelaten,
RI’.M. DE KOK Tilburg
tua lijkt is een grapje van de laatste jaren. Het w aren ook n iet de Batavieren die de Ro m ein se soldaten hier w egjoe gen (zoals je op school m oest leren) m aar een gew eld ige overstrom ing van het land ten w esten van de lijn Gent, Breda, A lm elo. Die overstro m ing duurde van 250 tot 850. Het id ee om W illibrordus rond 700 in h et blankstaande Utrecht te posteren is een vondst u it de tw aalfde eeuw . Toen w isten ze n iet beter. Bij h et w eerleggen van de door Delahaye aangedragen bew ijzen h oeft Van der Heij d en zich n iet te b eperken tot de archeologie. Een overstro m ing van een paar honderd jaar laat bijvoorbeeld am per archeologisch traceerbare sporen na. Het bestuderen van R om einse en Middel eeu w se verslaeen kan dan
die in de bodem van on d er andere Utrecht en N ijm egen zijn gevon d en . Als Sint W illi brordus en Karei, die en ig e eeu w en na h et vertrek van de R om einen leefd en , in die plaatsen gevestigd zou d en zijn gew ee st, zou d en zek er o o k van h un verb lijf relicten in de b odem zijn ach tergeb le ven . Im m ers een b issch op sze tel resp ectievelijk een keizer lijke resid en tie brengen de b ou w en gebruik van een pa leis, kerken, w o n in g en voor k loosterlin gen , h ofh ou d in g, m ilitairen en zovoort m ee. Daarvan is ech ter g een en k el overblijfsel in de b odem ge vonden. In N ijm egen en U trecht is tijd en s uitgebreid en herhaald b od em on d erzoek volop R om eins aan getroffen , m aar zeirs geen steen o f sc h e r f uit de tijd van respec
tievelijk k eizer Karei en Sint W illibrordus. De stad sarch eoloog blijft er naar zo ek en en e n ig e tijd g e led en m een d e hij 'bijna ze k er’ de fu n d a m en te n van een kerkje uit d ie tijd te h eb b en gevon d en . C 14-on derzoek w ees uit dat d e fu n d a m en te n jo n g e r zijn. In m id d els is h et on geloofw aard ig gew ord en dat h et nog zal lu k k e n , w ant als de relicten er w aren , zo u den ze tijd en s d e v e le opgra vin gen al lan g g e v o n d e n zijn. Er is dan ook in aar e en co n clu sie m ogelijk: ze zijn er niel en zijn er n o o it g e w e e st. MR. P.D.M. PIJNENBURG Tilburg
26 - 2 - 1997
Romeinen in Nederland (6) In het Brabants Dagblad van 5 februari publiceerde drs. P.R.van der Heijden een inge zonden stuk, waarin hij de le zers waarschuwt om op te passen met wat Delahaye en zijn navolgers beweren over de geschiedenis van Neder land. De betiteling ’pseudowetenschapper’ aan het adres van Delahaye kan gemakkelijk weerlegd worden door te wij zen op de vele publicaties van Delahaye als archivaris en de mate waarin hij door univer sitaire wetenschappers wordt geciteerd. Ik neem een recent voorbeeld. Onlangs verscheen de prachtige dissertatie van K. Leenders: ’Van Turnhoutervoorde tot Strienemonde’. Een aantal publicaties van De lahaye worden hier genoemd. Omdat ze waardeloos zijn? Of van pseudowetenschappelijk gehalte? Van der Heijden zal moeten toegeven dat Dela haye in staat was tot het leve ren van wetenschappelijk aanvaardbaar werk. Zijn beti teling is dus misplaatst. In tegenstelling tot wat Van der Heijden beweert, ontkent Delahaye in de verste verte (natuurlijk) niet dat 'de Ro meinen in ons land’ zijn ge weest. Wat een onzin. Dela haye wijdt vele passages aan archeologie van de Romeinse tijd. Hoe zou iemand nu toch kunnen loochenen dat er in ons land tot in de Noordzee toe velerlei vondsten uit de Romeinse tijd zijn en worden gedaan? Vanzelfsprekend hadden de Romeinen langs de grote rivieren tal van posten, kampen en markten. Het is onmogelijk dat Van der Heij den het werk van Delahaye gelezen heeft. Wat Delahaye wèl beweert is dat de naderhand bedachte geografie (plaatsnamen en na men van rivieren) onjuist is. Daar gaat zijn theorie over. Er is een geografie op ons land geprojecteerd die uiterst twij
felachtig is en die aantoon baar op vele punten niet klopt. Alles wat Van der Heij den zegt over de Romeinse tijd is puur vooroordelen praat van iemand die de stof niet bestudeerd heeft. En dat er dan toch zo’n hautaine toon aangeslagen wordt. Een sterk voorbeeld van on wetendheid is verder Van der Heijden’s verwijzing naar een in Nijmegen gevonden in scriptie met het opschrift Noviomagus. Hier wordt de lezer wel even stil van. In het Mu seum Kam in Nijmegen is er inderdaad een steen met een dergelijke inscriptie aanwe zig, dat klopt, maar... deze steen is helemaal niet in Nij megen gevonden maar in de Beierse plaats Pflunz. De Nij meegse inscriptie is gewoon een afgietsel van de daar ge vonden steen. Dit is al op tal van plaatsen uiteengezet, overigens ook door Delahaye in zijn onlangs herdrukte ’Vraagstukken van de historische geografie van Nederland’ deel 1 en 2 (Hof 6 te Bavel). In Nijmegen is er volop Romeins materiaal ge vonden, maar - zegt Delahaye - Nijmegen is niet het Noviomagus waar Karei de Grote zijn paleis had, want dat is Noyon in Frankrijk. De lezer is gediend met een open, ter zake doende discussie. A.C. MAAS Heeze-Leende NASCHRIFT REDACTIE: discussie gesloten.
5 - 3 - 1997
8
A. Maas
"Open brief aan de leden van Signum"
In "Signum" (maart 1996), een tijdschrift betreffende de geschiedenis der Nederlanden in de Middeleeuwen, recenseerde dr. A.J.A. Bijsterveld de uitgave van de Stichting Albert Delahaye: "Willibrord, apostel van Noord-Frankrijk". Deze recensie beviel de heer A. Maas uit Leende allerminst. Zijn reactie publiceren wij in dit ADB-nummer, aangezien de redactie van "Signum" zijn bijdrage weigerde te plaatsen.
De integere benadering van de hypotheses en bevindingen van Albert Delahaye door de universitaire wetenschap In het maart-nummer van Signum publiceerde A .Bijsterveld een artikeltje over het boekje Willibrord.Apostel van Noord-Frankrijk.Kern van zijn boodschap is dat niet de universitaire wetenschap Delahaye negeert maar dat mensen die in Delahaye's werk (enige) krachtige benaderingswijzen zien de literatuur niet bij houden.Ter ilustratie voegt Bijsterveld een lijstje van aanbevolen literatuur bij. Graag wil ik op deze stellingname reageren. 1 .Bijsterveld publiceert zijn artikel onder de rubriek recen sies. Ik kan me niet voorstellen dat Bijsterveld zijn eigen artikel een recensie vindt.In feite deelt hij alleen maar mee dat hij met een oud verhaal is geconfronteerd van lieden die zich als underdog blijven opstellen en die niet studeren. Het is m.i. onmogelijk om hier een respectvolle bejegening in te zien. 2.Ik hou al twintig jaar m.i. alles bij van en over Delahaye en af en toe heb ik contact met leden van de Stichting over nieuwe relevante literatuur; ik kan met zekerheid meedelen dat deze "underdogs” uitstekend op de hoogte zijn van alle belang rijke literatuur en dat is meer dan het rijtje dat Bijsterveld publiceert.Ik kan zijn vooroordeel niet anders zien dan als neerbuigende onderschatting .Graag roep ik de Signum-lezers op om deze kwestie op eenvoudige wijze zelf te toetsen.Bekijkt u eens de literatuurlijst van het door Bijsterveld "gerecenseer de" boekje .Er rest u en mij geen andere conclusie dan dat de lezer op het verkeerde been gezet wordt.Dat lijkt me een juiste verwoording.Opzet of oogkleppen of beide? In de literatuurlijst van Willibrord.Apostel van Noord-Frankrijk ontbreekt wel Bijsterveld's driedelige artikel uit Bra bants Heem (1983):Albert Delahaye,Willibrord en Waalre,de zwakheid van Delahaye's beweringen.
9 3.Ik bezit heel veel,zo niet alle materiaal dat bestaat uit reacties van Delahaye op geschriften van universitaire we tenschappers .Ik zal ter illustratie hier een voorbeeld geven dat uitermate illustratief is voor Bijsterveld's benadering.Er is volgens Bijsterveld een groot aantal studies dat impliciet ideeen aandraagt tegen Delahaye's opvattingen.En hij noemt wat overbekende voorbeelden.Het eerste voorbeeld is een boek van Leupen en Thissen(1981). Juist op deze studie heeft Delahaye gereageerd ,niet zomaar ,maar met overvloed,namelijk met een boek getiteld De Bisschop van Nijmegen(1982).In dat boek stelt hij onomstotelijk stevig geblunder aan de kaak. Kent Bijsterveld die reactie van Delahaye niet (meer) ? Of verzwijgt hij die met opzet ? Bijsterveld moet vervolgens maar eens uitzoeken waar de reac tie van de universitaire wetenschap op Delahaye,s grondige kritiek te vinden is.Delahaye reageerde vaak en uitvoerig ;dat is de conclusie van iemand die de gehele documentatie over ziet . Ook op het artikel van Bijsterveld heeft Delahaye in oktober 1983 gereageerd.Het geschrift (38 bladzijden) van Delahaye gaat niet direkt in op Bijsterveld's stuk ,maar is een zwaar aangezette aanval op een oorkondenboek van (oud-collega) Camps.Delahaye beschuldigt Camps (en impliciet ook Bijster veld) van "fragmenten-happerij",die nooit tot een betrouwbare totaalvisie zal leiden .De reactie van Delahaye is nooit gepubliceerd,en dat vind ik gezien de emotionele toonzetting begrijpelijk.Maar wat ik niet goedkeur is ,dat een redactie helemaal niet reageert en een poging doet om een auteur te bewegen zijn tekst zakelijk en beknopt af te leveren.Het niet publiceren kwam wel erg goed uit. 4.De nieuwe Delahaye-garde houdt de recentere literatuur niet bij,poneert Bijsterveld.Een bizarre kwalificatie. Hier herhaal ik mijn oproep ,vermeld onder punt 2. Bijsterveld's lijstje aanbevolen literatuur telt als meest recente publikaties twee artikelen uit 1989. Op de door hemzelf genoemde en aanbevolen literatuur zal zijn constatering dus wel niet op slaan,denk ik.Maar waarop dan wel? Het omgekeerde lijkt mij het geval:Bijsterveld is zelf niet meer op de hoogte van de in de jaren negentig verschenen (expliciete en impliciete) literatuur over de kwestie die hier aan de orde is. 5.Bijsterveld vermeldt uiterst onnauwkeurig dat uit de Delahaye-kraam komt dat "grote delen van Noord-Nederland tot ongeveer 800 onder water stonden en onbewoonbaar wa ren" .Onnauwkeurig en daardoor misleidend.Delahaye ontkent uiteraard helemaal niet de Romeinse aanwezigheid in Nederland ;natuurlijk waren er Romeinse vestigingen op tal van plaatsen in ons land ,zoals in Utrecht en Nijmegen.Maar hij ontkent dat de eeuwen later daaraan verbonden plaatsnamen kloppen.De naderhand bedachte geografie klopt van geen kanten.En dat is overduidelijk het geval. In de Romeinse periode was de waterstand van de zee gedurende een bepaalde periode zelfs erg laag en was bewoonbaar Ne derland groter dan in latere perioden.Delahaye beweert dat het terugtrekken van de Romeinen sterk mede verband houdt met het
stijgen van de zeespiegel ,een zogenaamde transgressie,en dus met een ander gedrag van de rivieren in delta.Deze hoogwater stand (300- 900) die uiteraard niet continu even sterk geweest zal zijn, maakte dat een aantal delen van de lage landen niet permanent bewoonbaar waren-Een interessant geolo gisch/geografisch vraagstuk :geologen/geografen schuiven deze kwestie in elk geval niet als onzin terzijde. Uit archeolo gisch onderzoek blijkt dat deze transgressie zich inderdaad voorgedaan moet hebben.Hier verwijs ik dan naar een zeer recente publikatie Speuren naar het onverklaarbare,archeologie in het Maasdal(1995) ,waarin de onvoorstelbare kracht van de watermassa's meer dan eens ter sprake komt. 6.In dit kader is natuurlijk de archeologie van Utrecht rele vant. Delahaye beweert dat Utrecht in de tijd van Willibrord niet een werkelijke stad /bisschopszetel geweest kan zijn, juist vanwege die transgressie.Hier ga ik ook even nader op in.Utrecht was dus een Romeinse Nederzetting ,daarna lag Utrecht eeuwen meestal/vaak onder water ,en laten we zeggen in de negende eeuw werd Utrecht opnieuw een plaats van mensen en bebouwing. Bijsterveld haalt een Signum-recensie aan van een artikel over het archeologisch onderzoek naar "het Utrecht van Willibrord" =de kerken)..Hij citeert dus niet het artikel zelf maar gaat af op een recensie en vermeldt al helemaal niet de bundel waarin het gerecenseerde artikel is opgenomen(KNOB-bulletin 1994,nr.4 /5).Dat bulletin beoogt aan te tonen dat Utrechtse kerken door Willebrord zijn gebouwd.De Signum-klezers kunnen het beste dit bulletin aanschaffen tesamen met het "gerecen seerde boekje" Willibrord.Apostel van Noord-Frankrijk en dan vanaf heden zelf maar eens afwegen hoe het er nu voorstaat met het dateren van Utrechtse kerken.De auteurs van een kri tisch artikel uit het Bulletin (die de Utrechtse verhalen van de archeologen en historici uiterst twijfelachtig vinden) komen nog met een omvangrijkere publicatie ;de discussie gaat door en wordt geleidelijkaan serieus.Ik houd het erop dat Delahaye gelijk zal blijken te hebben en dat de archeologen zich bij de datering sterk laten bepalen door de historische documenten.(Een van de auteurs van artikelen in het KNOBbulletin,Raphael Rijntjes geeft dat eigenlijk impliciet ook toe;zie blz.155.) Deze historische documenten dateren allemaal uit veel latere perioden dan de achtste eeuw :de tijd van Willibrord en zijn Trajectum. De Utrechtse archeologische vondsten worden m.i. naar voren gedateerd. Hier kom ik nog even terug op Bijsterveld's artikel uit Bra bants Heem (1983):het is niet moeilijk om aan te tonen dat Bijsterveld niet gelooft in een werkelijke aanwezigheid van Willibrord in Utrecht. Grapje:misschien lukt het nog om de bisschopszetel van Willi brord in Waalre te vestigen (Trajectura=Waaltrecht= Waaltre=Waalre,d.w.z. een doorwaarbare plaats in de Dommel of Dutmala,volgens bepaalde oorkonden uit Echternach ook wel Vahalis oftewel Waal genoemd),net zoals die Franse bisschop die in Nijmegen terecht kwam. 7.Laat ik tenslotte verwijzen naar een bevinding van Bijster veld zelf.Zo las ik met veel interesse zijn artikel Een zorge lijk bezit,De Benedictijnen abdijen van Echternach en St.Truiden en het beheer van hun goederen en rechten in Oost-Brabant,1100-1300(Noordbrabants Historisch Jaarboek 1989, p.7-47.)
11 De lezer ziet hier overigens meteen al uit welke periode het historisch materiaal stamt dat tot zulke zekerheden over Willibrord en Utrecht leidt.Daar kan Bijsterveld niets aan doen want hij moet het nu eenmaal met materiaal doen dat ver van de werkelijke historische situatie van Willibrond verwij derd is.Maar dat gegeven zou toch ook wat meer openheid van geest naar de opvattingen van Delahaye mogen inhouden. Ik pluk een citaat uit Bijsterveld's bijdrage en ik verzoek hem om dat bijvoorbeeld in Signum nu eens grondig onder de loupe te nemen: "De goederen in de op kaart 1 aangegeven plaatsen werden door Willibrord op zijn beurt overgedragen aan zijn abdij in Echternach.Het is opmerkelijk dat hij niets,ook niet aan de "Hollandse" en "Zeeuwse" bezittingen,naliet aan de bisschops kerk van Utrecht,hetgeen toch voor de hand had gelegen gezien de geografische afstand en het feit dat hij hier de eerste bisschop was".
KAART 1
12 ROMEINEN IN NEDERLAND
De Volkskrant 19 - 4 - 1997
D ode soldaten b leven op sla g v e ld Het grafveld bij het voormalige Ro meinse militair steunpunt (castel lum) in Valkenburg aan de Rijn (ZH) bevat geen overblijfselen van militairen uit de eerste eeuw na Christus. De Romeinen lieten in die tijd hun gesneuvelde soldaten achter op het slagveld, waarschijnlijk om dat transport van de lijken een te gecompliceerde operatie was. Dit concludeert de onderzoekster L. Smits van de Universiteit van Amsterdam na analyse van menselij ke resten uit 750 graven op de be graafplaats. Er bleek geen overschot aan gestorven jonge mannen te be staan, normaal gesproken het ‘kanonnenvlees’; integendeel: deze groep was ondervertegenwoordigd. Wel gingen de meeste volwasse nen voor hun veertigste jaar dood. In de graven van personen van twin tig tot veertig jaar bleken vrouwen oververtegenwoordigd te zijn. Valkenburg aan de Rijn lag op de betwiste noordgrens van het Ro meinse rijk. Behalve militairen in het castellum woonden er burgers die de Romeinen diensten verleenden.
Romeinse grensposten in Utrecht H et artikel van Hans Westervoorde over de Romeinse grensposten (UN 3 april) is opnieuw een klas siek voorbeeld van geschiedver valsing. Utrecht behoorde in de Romeinse tijd niet tot Germania Inferior omdat dit gebied moet w orden omschreven als het huidi ge Frans-Vlaanderen. De schrijver stelt terecht dat toen nog niemand van Utrecht had gehoord omdat het eenvoudigweg nog niet be stond. H et enige dat bekend is dat er tussen 50 en 260 slechts sprake is van een Romeins castellum op het huidige Domplein. De Romei nen verdwenen, de zeespiegel steeg (Duinkcrken-transgrcssic) en de huidige plaats Utrecht duikt pas op omstreeks 900 als Uit-Rek dat later werd gelatiniseerd tot Traiectum en dus niet omgekeerd. De naam Traiectum en de andere genoemde plaatsen op het bij het artikel geplaatste kaartje zijn o nt leend aan Romeinse w egenkaar ten m et name de Peutingerkaart, die dateert van eind vierde eeuw, toen de Romeinen dus reeds lang waren verdwenen. Het betreft alle N oord-Franse namen. Om allerlei redenen kan de Peutingerkaart onmogelijk op N ederland betrek
king hebben. Zo is Traiectum het huidige Tournehem -sur-la-Hem, w aar Willibrord zijn bisschops zetel had. D e op de Peutinger kaart voorkom ende plaatsen Laurum, M annaricium en Carvone zijn dus niet de Nederlandse plaatsen W oerden, M aurik en Kesteren, m aar respectievelijk de Noord-Franse plaatsen Lumbres, Merville en Carvin. De krachtige, jonge veldheer Drussus stootte niet op naar de Elbe (een doublure uit de 1 te eeuw), m aar in de richting van de N oord-Franse rivier de Albis, thans de Aa. De rivier de Rijn (Renus) is bij vrijwel alle klassieke schrijvers de Schelde. De veelge noem de Limes Germ anicus liep om dezelfde reden niet vanuit de Nederlandse kust langs de Rijn over Keulen, B onn en Mainz, doch van boven Boulogne over Atrecht, D oornik en Bavay naar Straatsburg. Deze limes liep nage noeg gelijk m et de Romaans-Germaanse taalgrens. Men leze hier toe de onlangs verschenen postu me publicatie van Albert Dela haye ’G erm ania = Frans-Vlaande ren bij Tacitus’. Op het Domplein komen dus inderdaad luchtkaste len van Franse makelij. N a een W illibrord-jaar zonder Willibrord, nu een Rom einen-jaar met de Franse slag. D at dit dient om ’de archeologie populair en toegan kelijk te m aken’ waag ik te betwij felen. A. Jochems Bavel
Het berichtje is een schot in de roos voor de opvatting van Delahaye. De noordgrens is zeker betwist of liever gezegd het is duidelijk dat die noordgrens enkele honderden kilometers zuidelijker ligt dan de archeologen en historici ons willen doen geloven. Dat het jonge "kanonnenvoer" niet is teruggevonden is duidelijk. Dat kanonnenvlees zat aan de echte Limes Germanicus, (zie kaart op blz 15). Conclusie: Tabula rasa met de limes in Nederland.
13
Het zijn zenuwslopende tijden voor de archeologen. Elk jaar wordt 1 procent van Nederland omgewoeld. ‘De grote verstoorders’, zoals archeologen de NS, Rijkswaterstaat, het ministerie van Defensie en de gemeenten noemen, bedreigen het ‘bodemarchief’. Het groeiend leger archeologen tracht te redden wat er te redden valt. Wat kan al hun gestress opleveren aan extra informatie? Valt er nog zoveel nieuws te vinden in de Nederlandse grond?
door Bas Mesters
De strijd om het verleden M aar w at kan al dat gegraaf en ge stress van het groeiend leger archeo logen nog aan extra informatie ople veren? Valt er nog zoveel nieuws te vinden in de Nederlandse grond? H et is toch allang bekend dat wij Nederlanders eerst jaagden, toen boerden, daarna handelden en uit eindelijk massaal achter een beeld scherm zijn gekropen? Bert Groenewoudt, onderzoeker van de ROB, heeft meegewerkt aan een inventarisatie van de lacunes in de Nederlandse archeologische kennis. Er is een aantal plekken waarover bijna niets bekend is. Dat zijn Salland, de Gelderse Achter hoek en het Noord- en MiddenLimburgs Maasdal. Doordat de noordoost-tak van de Betuweroute dwars door de Gelderse Achterhoek zal snijden, biedt deze de mogelijk heid om veel inzicht te krijgen in de bewoningsgeschiedenis van deze streek. De aanleg van de A73 creëert vergelijkbare vooruitzichten in Lim burg. Behalve streken zijn er ook perio den die relatief in nevelen zijn ge huld. Van de steentijd, rond 3000 voor Christus, zijn alleen w at oppervlaktevondsten van nederzettingen bekend. Hoe mensen precies w oon den en hoe jagers tot boeren zijn ge worden is onduidelijk. De laat-Romeinse en vroeg-mid-
deleeuwse periode is grotendeels nog een zwart gat, zegt G roene woudt. ‘H et was een heel spannen de, dramatische periode. M aar wat er precies is gebeurd toen het Ro meinse Rijk in elkaar zakte, is on duidelijk. Met het afreizen van de Romeinen verdwijnt ook het schrift en bevindt Nederland zich eigenlijk w eer een paar eeuwen in de prehis torie.’
De Volkskrant 4 - 3 - 1997
Donderdag3 april 1997
Midden Nederland
LU'UX-tU-S
In kader van het Romeinen-jaar
Weer grensposten in provincie Utrecht Door Hans Westervoorde
Eens heette het Germania Inferior. Jezus Christus
U trecht - D e o u d e n o o rd leefde nog, toen Drusus als krachtig, jong veldheer grens van het Rom einse opstootte naar de Elbe. Van Utrecht had nooit ie rijk herleeft. H et is de be mand gehoord, Trajectum w as de naam. M aar het doeling dat volgende m aand o p dertig plaatsen Romeinse offensief stokte. De legers werden terug in de provincie U trecht gedrongen tot de Rijn, waar ze een verdedigingslinie grensposten w orden ge aanlegden. £n dat was maar goed ook, anders had de plaatst. provincie Utrecht in 1 9 9 7 geen Romeinen-jaar kun Het o p n ieu w m arkeren van de Ro m einse g rens o p U trechts grondge bied is é én van d e m eest in het oog springende activiteiten van het U trechtse R om einenjaar, d at op 12 april van sta rt gaat m et h et bouw en van lu ch tk astelen o p h et D om plein in U trecht. V andaag is h et de finitieve activiteitenprogram m a ten d o o p gehouden. De provinciale VVV zal fietsrou tes u itzetten in het n ieuw gem ar keerde grensgebied. D e grootste pu b liek strek k er w ordt het te n te n kam p in O d ijk (naast h e t B unnikse gem eentehuis), w a ar circa 250 zie len uit neg en lan d en een Rom einse nederzetting uitbeelden. Burgers en legionairs h eb b en e r h u n dage lijkse beslom m eringen: o u d e am-
nen vieren, waarin wordt herdacht dat het 1 9 5 0 jaar geleden is dat de limes, de noordgrens van het Ro
Noordgrens Romeinse Rijk omstreeks het jaar 47
meinse rijk, tot stand kwam. b ach ten en veel w apengekletter. D e organisatie van het R om einenjaar verw acht z o ’n tw intigduizend bezoekers in O dijk. Te bezichtigen zullen zijn een officierstent, legion airsten ten , een v rouw entent en een tab em a (een keukentent). Een sm ederij, brandw eerw agen en a r c h itecten ten t m oeten de bezoekers een indruk geven hoe ver de R o m einen hun tijd vooruit w aren. De grenspalen, w aarm ee h et ge bied w ordt gem arkeerd, zijn m o m enteel in de m aak bij H aitsm a Be-
to n in Friesland (onderdeel van B allast N edam , sam en met G rontmij sp o n so r van h et project). In het n ajaar w ordt nog een éénendertigste m ijlpaal geproduceerd, een creatie van de W oerdense beeld h o u w e r Jan Verm aat. De paal krijgt e en plek bij het Rom einse Castellum I .aurum in W oerden.
L im e s D e R ijksdienst v o o r O u d h e id k u n dig B odem onderzoek (ROB) in A m ersfoort w erkt m ee aan de exac
te plaatsbepaling van de grens. Bij de ROB in A m ersfoort is e en w e rk groep in het leven g e ro e p en die zich bezighoudt m et d e lim es, de noordgrens van het R om einse rijk. D e ROB was v e rantw oordelijk vo o r recente rijksopgravingen in V echten bij B unnik, K atw ijk aan Zee, V alkenburg en Leiden. Voglens co ö rd in a to r H a rry van Enckevort is h et eerste doel d e R o m einse m ilitaire o verblijfselen veiligte stellen. M a a rm e e rd a n h e t o p graven van b o tten, scherven e n a n
d ere restanten, hebben de a rcheo logen zich to t doel gesteld om te w eten te kom en over hoe het leven aan die grens destijds was. H oe w a ren de relaties tussen de inw oners van h et rijk, de Rom einse soldaten e n de m engeling van G erm aanse en K eltische stam m en aan de overzij d e van de rivier? „A ls je de opgravingen in de kast legt, w at h eb je er d an a a n ? ” Z o n d e r zelf het antw oord te geven, is h et z o n n ek laa r w at Van E nckevort bedoelt: niet veel. D e m cd em e a r
cheoloog is niet vies van het uitzet ten van een fietsroute langs de ri vier, als op die route en passant ook de overblijfselen van de Romeinse verdedigingslinie kunnen worden bew onderd. W ant archeologie be h o o rt m eer te zijn dan vanuit de spreekw oordelijke ivoren toren m oeilijke boekjes schrijven, vindt Van Enckevort.
Opkikkertje M et het echec van h et A rcheon in A lphen aan den Rijn nog vers in het
geheugen, kan de archeologie wel een o pkikkertje gebruiken. Toch is volgens Van E nckevort n iet sprake van een teruglopende belangstel ling voor archeologie. ,,E r kom en steeds m eer heem kundeverenigingen bij. Bij een o nderzoek van tw ee of drie jaar geleden is vastgesteld dat z o ’n 100.000 m ensen dire c t of indirect met archeologie bezig zijn, naar exposities gaan en b o e k en le zen. Het potentieel is natuurl-jk veel groter, m aar d a n m oeten w e e r in slagen om archeologie po p u lair en toegankelijk te m ak en .” O ok financieel gaat het de ROB re delijk voor de w ind. Er is elk jaar m eergeld beschikbaar v o o r het a r cheologisch speurw erk. M aar v ol gens Van Enckevort is de ROB wel gedw ongen uiterst selectief te z o e ken n aar ,,Als w e op elke plek gaan zoeken w a ar w oningen w o rd e n ge bouw d, zouden we o n s budget royaal overschrijden.” De ROB w erkt sam en m et de g e m eente V leuten-D e M eern aan de opzet van een project in Leidsche Rijn. H et is de bedoeling om de arc heologischem issiegezam enlijkte betalen. E r is in elk geval é én goede reden om in V leuten te gaan g ra ven: van V leuten is de R om einse naam nog niet bekend.
De e ch te limes germ a nicus : 1. B O N O N IA -B o u lo g n e 23. N E M E T A C U M -.A trech t 2. LUGDUNUM - Leulinghen 24. A D U A G A - Doud 3. F O R O A D R A N I-H a r d in g h e n 25. C A M A R A C U M - Kamerijk 4. G U IO N U M —Gufnes 26> A S C I B U R G IU M -Haulchin 5 . A L I S O “ Hotlines 27- T R A I E C T U M -T rith -S .-Le'g er 6. W A T T IU M - W a H e n 28. B IN G IU M - Binche 7. Q U A D R I BURGIUM-Quaëdypre 29. BAG AC U M - Bavay 8 . C A S T . M ENAPIORUM -Co ssel 30. N O V E S IU M - Feignies 9 . T E R V A N N A -T e rw a a n 31. A G W P W Â - fcvesnes-sur-H. 10.V O G A S T E S -W o e s te n 32. B O N N A - O h a i n 11. C A S T R A H E R C U L I S - C a ë s t r e 33. RIG O M AG U S-Regniovez 12. V IR O N U M -Wervik. 34. V I R O V I N U M - V e r v i n s 13. L E V E F A N U M - L a v e n t ïe 35. M A R C O M A G U S -R o c ro i 36. I C O R I G I U M - He'risson 74. C A R V O N E - Carvin 37. T O L B IA C U M -B o u illo n 15. C R O N I U M - K u u r n e 38. E P O I S U M - C a r i g n a n 16. C U R T R A I U M - Korfrijk 17. R U S B E A S - Roubaix 39. N A S IU M —Stenay 18. C O L . T R A I AN A —Tressin 40. A U S A V A -A s s e n o is 4 1. T U L L U M -T e lla n c o u r t 19. T U R N A C U M - Ooornik 42. O PkOLAUNUM - Arlon 20. V E T E R A - V i s t e r i e 21. G E L D U B A —Ladeuze 43 B E D A - B i t b u r g 22. O P P . BAT AVO RUM -Be’thune 44. N O V IO M A G U S Neumogen
45.
A U G .T R E V I R O R U M - T r i e r ^N T U N A C U M
Audun
Ic
54
Roman
4£ C O N F L U E N T E S “ Conflans-en-Jarnisy 45. B O D O B R I C A - St. Pierremont 4P. D IV O D U R I -Metz 59. VIN GO - Vigny 51. V IC O J U L I O - V i c - s u r - S e i l l e 51. M O G O N T IA C U M - Mainvitlers 53. A L T A R I P A - Altrippe 54. P O N T E S A R A V I - Sarrebourg 55. T A B E R N I S -Saverne 56. S Ä L E T IO N E -S a e s s o ls h e im
57. BR A C O M A C U S-B ru m ath 58. V A N G IO N E S - Wangen 5 9 .-A R G EN TO R A TE-Straatsburg
1
in te rm e d ia ir
li&^WETENSCHAPiilPECPl-UfflN
20 februari 1997
33e jaargang num mer 8
Nooit gebeurd in Nederland at nou weer! Emile R atelband heeft vliegangst! Onze nationale vuurloper, de m an die ons altijd m aar toeschreeuw t dat alles mogelijk is als je m aar durft, die poffertjebakker-m et-carrièrebreuk, die durft het vliegtuig niet in! Hij heeft een1keer opgetreden voor de Duitse te levisie en nu zitten ze daar op hete kolen, m aar Emile kan de vraag niet aan, w ant hij m oet alles p e r auto (pardon, Bentley) doen. R atelband is dus geen exportproduct. M aar de verm aarde H ollandse koopm ansgeest laat het wel vaker afweten, zoals bij die oproep van die horde econom en om toch vooral niet met de M arcel Euro m ee te doen. Of neem Joop van de Ende. Hulspas Die heeft ook geen zin in h e t bu iten lan d omdat ze daar buitenlands spreken, en Paul Witteman moest onlangs - toen hem gevraagd werd waarom hij de G roten d er A arde niet interviewt - bekennen dat ook hij zijn talen niet beheerst en een hekel h eeft aan reizen. Het buitenland blijft dus h e t exclusieve jachtterein van Ivo Niehe, m et zijn eigenaar dige voorkeur voor ingezakte oudjes die zit ten te m ijm eren over hoe beroem d ze vroe ger waren. Niet alleen dat oude imago van de w ereld reiziger, ook dat m oderne van vrolijke drug gebruiker is nergens op gebaseerd. Veertig bekende N ederlanders o n d e rte k en d e n on
W
langs een pamflet voor legalisering van harddrugs, en de Volkskrant polste bij die ge legenheid enige beroem dheden naar hun drugsverleden. H et w erd een ontmoedigend lijstje. Paul Rosenm öller had geen behoefte, Willem Nijholt dacht dat het ongezond was, Renee Soutendijk moest hoesten, Paul Haenen ging flippen en Harry Mulisch dacht datie doodging. Onze 'volksaard', kortom, is één grote leu gen, een m ythe die we in stand houden om interessant te lijken, net zoals die andere bak vol leugens die in onze jeugd over ons wordt uitgestort: de 'vaderlandse geschiedenis'. U weet wel, van de H unebedbouwers die nooit hebben bestaan, de Batavieren die nooit per holle boom stam ons land binnenkwamen, Willem de Zwijger die nooit iets heeft gezegd over 'pauvre peuple' en ons manhaftig verzet tegen de jodenvervolging die nergens zo effi ciënt verliep als hier. Dat wordt een dik boek. Nooit gebeurd in Nederland, m aar de auteur moet oppassen. Anne Morelli schreef voor haar landgenoten De grote m ythen uit de geschiedenis van Bel gië, Vlaanderen en Wallonië en kreeg horden
nationalisten over zich heen - hetgeen de verkoop uiteraard alleen m aar aanwakkerde. M aar m isschien kunnen wij die gekwetste Belgen een handje toesteken. Onlangs kreeg ik het eerste exem plaar in handen van het Bulletin van de Stichting Albert Delahaye, een stichting die h a a r zinnen heeft gezet op een forse inkorting van de vaderlandse geschie denis. Albert Delahaye was adjunct-archivaris te Nijmegen en kwam begin jaren vijftig
O
ernstig in conflict m et zijn baas. Terwijl de zaak voortsleepte herschreef hij de geschie denis van Nijmegen. De stad die prat gaat op haar Rom einse wortels en het Valkhof in K a rolingische glorie wil herstellen, dateerde volgens Delahaye uit de elfde eeuw. In d er daad, op de Peutinger-kaart (uit de twaalfde eeuw, doch een kopie van een vierde-eeuw se kaart) staat ergens Noviomagus, m aar vol gens Delahaye is dat Noyon geweest, in Frans Vlaanderen, w ant in de vierde eeuw zaten hier allang geen Rom einen meer. E
en en ander heeft verregaande conse quenties, en Delahaye ging de uitdaging aan. W aar Tacitus het in zijn Germania heeft over de R henus bedoelde hij de Schel de. Colonia was niet Keulen m aar het huidige Coulogne, nabij Calais, Willibrord w erkte in N oord-Frankrijk en Karei de Grote versloeg de Saksen niet in Saksen m aar nabij Boulogne. De Friezen kwam en ook al uit Frans V laanderen en nam en ten tijde van h u n v e r huizing naar het Noorden hun plaatsnam en mee: Brêm es les A rdres w erd opnieuw opge bouwd als Bremen, Ham es-Boucres w erd ge kopieerd in Hamburg, de rivier de Eems is genoem d naar de Hem, de Weser naar de Wimereux, et cetera. De Stichting A lbert Delahaye heeft Jo Ritzen h et boekje Willibrord, bisschop van N oord-F rankrijk gestuurd, en de m inister liet w eten het 'e e n buitengewoon boeiend o n derw erp' te vinden. G een wonder. Dankzij Delahaye kan het geschiedenisonderw ijs hier m et de helft bekort. M aar daarom niet getreurd. De door Morelli getroffen Belgen krijgen er juist w eer w at m ythen bij. ♦
R. van Veen
"West-oriëntatie = Romeinse oriëntatie"
Het probleem van de "kwartslag" Wellicht hebben lezers van dit bulletin wel eens geprobeerd om de westoriëntatie uit te leggen aan iemand die het werk van Albert Delahaye niet kent. En hebben daarbij dan opgemerkt dat de toch al sceptische toehoorder helemaal ongelovig begint te kijken als de "kwartslag naar links” (Albert Delahaye bulletin 1 blz. 8) ter sprake komt. Helaas is die kwartslag niet alleen voor de scepticus een moeilijk te begrijpen zaak, maar ook voor degene die er van overtuigd is dat onze voorouders soms "noord" zeiden als ze "west" bedoelden. Want waarom deden ze dat en waarom zijn ze dat niet blijven doen? Waar komt die vreemde "kwartslag" vandaan? De ervaring leert dat dit woord mensen kopschuw maakt. En dat is jammer, want het is bij de westoriëntatie lang niet altijd nodig om een kwartslag te maken. Soms is zelfs helemaal geen correctie nodig 1 De gedachte dat er altijd een flinke draai aan te pas moet komen wekt de illusie dat kroniekschrijvers soms twee oriëntaties door elkaar gebruik ten. Albert Delahaye werd hier zelf door in verwarring gebracht, want in "Holle boomstammen" lezen wij: "Bij het interpreteren van oude geografische gegevens, vooral die uit de klassieken, dient men zich eerst ervan te vergewissen, welke oriëntatie de schrijvers aangehouden hebben. Men moet zich evenmin erover verbazen als eenzelfde schrijver de twee oriëntaties door en naast elkaar gebruikt, wanneer hij gegevens van anderen overneemt zonder de oriëntatie te korrigeren". Het "door en naast elkaar gebruiken" zal echter bijna nooit plaatsgevonden hebben, omdat de westoriëntatie in beginsel gelijk is aan het systeem dat wij hanteren. Het is er alleen een veel grovere versie van, zoals ook blijkt uit de meer correcte beschrijving van de westoriëntatie in de inleiding van "Ontspoorde historie" (blz. 27). De daar veronderstelde oorzaak van die "ons zo vreemd lijkende oriëntatie" is echter niet correct. Ook het woord "westoriëntatie" zelf wekt bij oningewijden vaak bevreem ding. Zou het niet (met alle respect voor de ontdekker ervan) beter zijn om over de "Romeinse oriëntatie" te spreken? Het is tenslotte duidelijk dat de Romeinen haar gebruikten, en als de Franken (en andere volkeren) dit systeem al niet zelf hanteerden, dan hebben ze het van hun Romeinse voorgangers geërfd. In het hiernavolgende is een poging gedaan om het verschil tussen "ons” noorden en dat van onze voorouders uiteen te zetten zonder het gebruik van onwennige woorden. Het is dus een verhaaltje over de Romeinse oriëntatie, die door Albert Delahaye voor het eerst werd opgemerkt.
De Romeinse oriëntatie Romeinse en vroegmiddeleeuwse historieschrijvers lijken soms erg onnauw keurig te zijn met het benoemen van de windstreken. Heel duidelijk is dat bijvoorbeeld in de bekende "Gallische oorlog" van Julius Caesar. Al direct aan het begin ervan, dat door talloze gymnasiasten uit het hoofd is geleerd zonder er iets bijzonders aan op te merken, lijkt Caesar een paar flinke fouten te maken. Hij zegt dat Gallië (ruwweg het huidige Frankrijk) uit drie delen bestaat: Aguitanië dat achter de Garonne ligt, het grondgebied van de Belgen aan de overzijde van de Marne en de Seine,
18 en het land van de Galliërs dat het overblijvende deel vormt. Om zijn tijdgenoten, waarvan vele niet geweten zullen hebben waar Garonne, Seine en Marne stromen, duidelijk te maken waar deze gebieden zich bevinden, zegt hij daarna dat Aguitanië naar het noorden en westen ligt en het land der Belgen naar het noorden en oosten. Echter, naar ons gevoel ligt Aquitanië vanuit Romeins standpunt in het westen of zuidwesten en het land der Belgen in het noordwesten. Had Caesar weinig begrip van de windstreken, of zijn er tijdens de overlevering van zijn geschrift vergissingen gemaakt? Of was iedereen in Oudheid en Middeleeuwen bij gebrek aan een kompas niet zo sterk in het vinden van de juiste richting? De laatste mogelijkheid kunnen we rustig uitsluiten, want uit ruïnes en bodemvondsten blijkt dat de mens al vele duizenden jaren vrijwel foutloos noord, oost, zuid en west kan aanwijzen. En al duizenden jaren worden oceanen en zeeën bevaren door lieden die zich ongetwijfeld konden oriënteren. Toch zijn ook de namen van zeeën vaak "fout". De zee in het noorden van Europa heet Oostzee, De Atlantische Oceaan ten westen van Gallia werd door de Romeinen al Noordelijke Oceaan genoemd, de Middel landse Zee in het zuiden van Europa werd in de Middeleeuwen soms Westzee genoemd (Westzee kan in sommige gevallen ook Noordzee betekenen) en de voormalige Zuiderzee ligt in het noorden van ons land. Vóór de 14e eeuw was het onder zee vaarders overigens niet gebruikelijk om over noord, oost, zuid en west te spreken. Zij hadden een eigen systeem van 12 windstreken, waarvan de ouder dom zich in de mist der tijden ver liest. Op laatmiddeleeuwse kaarten is dit systeem soms nog terug te vinden, zoals b.v. op de bekende wereldkaart van Ptolemeus (getekend door Johann Schnitzer uit Arnhem en gedrukt in 1482 te Ulm). Maar ook landrotten be dienden zich er wel van. In de kronie ken van de abdij Bloemhof te Wittewierum (13e eeuw) worden stormen dikwijls bij hun oude naam uit het twaalfwindensysteem genoemd. Pas het gebruik van het kompas, dat vanaf ± 1300 alge meen begon te worden, heeft aan deze gewoonte een einde gemaakt. Ook werden er vanaf dat tijdstip geen "fouten" met de windrichtingen meer gemaakt. Blijbaar is men door het gebruik van het kompas tot een stilzwijgende en algemeen geldende afspraak over het benoemen van de windstreken gekomen. Blijft de vraag hoe we de oude, ogenschijnlijk "foute" namen moeten vertalen naar de nu gebruikelijke. Op het bovenstaande kaartje lijkt dat een eenvoudige zaak:draai de hele windroos 80 graden linksom. Maar dan zitten we niet alleen met de vraag waarom men ooit zo iets zots deed, maar ook met het probleem dat we niet begrijpen waarom het hier 80 graden moet zijn, want in veel gevallen is dat veel te veel. Kijken we naar oude namen in ons eigen land, dan lijkt 45 graden al voldoende.
19 Op het kaartje is te zien dat de namen Noord- en Zuid-Holland tot aan de Late Middeleeuwen (en mis schien nog wel later) op andere gebieden betrekking hadden dan tegenwoordig. Onze huidige provincies van die naam zijn pas in 1840 ontstaan, en hebben een oriëntatie die naar ons gevoel klopt. Hier is ook te zien dat een draaiing van 45 graden al niet hele maal "fout" meer lijkt, want alles wat "noord" heet ligt meestal ook veel nordelijker dan de namen die met "zuid" beginnen. Daarom zijn bijvoorbeeld Oost- en Weststellingwerf (Fries land) niet op dit kaartje ingetekend, want het is de vraag of die vanuit het "foute" systeem aan hun naam gekomen zijn, of dat daarbij de moderne windroos is gehanteerd. Bij een draaiing van minder dan 45 graden is al niet meer vast te stellen of de naamgeving goed of "fout" is, omdat het dan niet zo veel meer uitmaakt. In de 13e eeuw echter waren onze voorouders wat oriëntatie betreft zeker nog heel vaak "fout", getuige het werk van Melis Stoke, die rond 1300 een kroniek schreef waarin op enkele gevallen na alle door hem genoemde (een zestigtal keren) windrichtingen onjuist lijken te zijn. Maar uit die kroniek blijkt nogmaals dat de fout altijd op dezelfde manier gemaakt werd: door de windroos naar links te draaien. Bij een draaiing van minder dan 45 graden valt ons dat niet zo op (de uitzonde ringen bij Melis Stoke), maar een grotere verschuiving vinden wij verwar rend. Waarom deed men dit gedraai? Het antwoord op die vraag werd tijdens het leven van Karei de Grote opgeschreven door diens biograaf Einhard. Karei probeerde de Franken te bekeren tot een systeem van twaalf winden, want voordien kenden ze er slechts vier. De Franken hadden hun horizon in vier sectoren verdeeld, die ze noord, oost, zuid en west noemden en daar moesten ze het mee doen. Ze gebruikten geen windrichtingen, maar windstreken. Ze kenden geen uitdrukkingen als "noord-noord-west". Alles wat tussen het westen en het noorden lag noemden ze noord. Daardoor kan hun "noord" ook werkelijk noord betekenen, maar het kan ook bijna pal west zijn. Karei's poging om dit systeem wat te nuanceren heeft voor ons land blijkbaar geen betekenis gehad, want nog tot ± 1300 bleef het oude systeem hier in gebruik, uit het VPRO-prograroma "Noorderlicht" van zondag 14 maart 1993 bleek dat er zelfs nu nog plaatsen op aarde zijn waar het gehanteerd wordt. Albert Delahaye's onderzoek leek er wel vaak op te wijzen dat de Romeinen en Franken een windroos gebruikten die een kwartslag ten opzichte van de onze was gedraaid, maar dat is in werkelijkheid dus niet zo. Alleen in extreme gevallen treedt een verschil van bijna 90' ten opzichte van onze windroos op.
20 Het is ook eigenlijk niet mogelijk dat men vroeger een wezenlijk ander systeem van ori ënteren hanteerde, want er is slechts één zinvolle manier om de horizon te verdelen en dat is door het begin en einde ervan in het noorden (hemelpool) te leggen. Het is de enige wijze van oriënteren die geen bijzondere hulpmiddelen vereist. Alleen het noorden is aan de hemel zichtbaar, al hadden onze verre voorouders niet zo'n mooie poolster als wij (ten gevolge van de precessie van de aardas wandelt de pool in ruim 26000 jaar over een bepaald deel van de hemel). Terecht vonden ze het verschijnsel van de circumpolairsterren aanleiding om het begin van hun horizon onder het centrum daarvan te leggen. Het woord "oriënteren" is evenals het woord "oriens" (oost) van het werkwoord "oriri" afgeleid, maar het heeft in feite niets met het oosten te maken. Oriri betekent beginnen, ontspringen (origine = oorsprong). Oriëns heeft de betekenis "oost" gekregen omdat het begin van de zonnebaan er mee aangeduid werd. Maar dat zwalkt in de loop van het jaar behoorlijk over de horizon heen en weer, en is dus geheel ongeschikt om op te oriënteren. "Oriënteren" moet dan ook niet opgevat worden als het zoeken naar het oosten of westen ("westoriëntatie"), maar het zoeken naar het beginpunt aan de hemel, en dat is het noorden. Als een voorouder daar met zijn gezicht naar toe ging staan noemde hij de eerste kwartcirkel naar rechts "oost". De volgende kwart cirkel heette "zuid" en liep tot aan het punt waar de zon z'n grootste hoogte bereikt. De daaropvolgende kwartcirkel was "west" en de vierde, die hem weer bij de hemelpool terugbracht was "noord”. Dat mensen die zich op die wijze oriënteerden ook werkelijk wel in gedachten met hun gezicht naar het noorden gingen staan wordt bewezen door een tekst van Adam van Bremen (11e eeuw). Bewonderaars van het werk van Albert Delahaye weten dat ze Adam's beweringen met een korreltje zout moeten nemen, maar dat is hier niet van belang, want hij schreef deze tekst alleen maar om tijdgenoten een beeld van de Noordzee te geven: De westelijke oceaan (de Noordzee) schijnt degene te zijn die de Romeinen de "Britannische" noemen, welks monsters, verschrikkelijke en gevaarlijke uitgestrektheid in het westen (zuidwesten) Britannië, dat nu Engeland heet, bespoelt. In het zuiden (zuidoosten) raakt ze aan Friesland en een deel van Saksen dat onder het diocees van Hamburg valt. In het oosten (noordoosten) raakt deze oceaan aan de Denen en de monding van de Baltische Zee en aan de "Noormannen", die aan de overzijde van Denemarken wonen. In het noorden (noordwesten) stroomt ze voorbij de Orkadische eilanden, daarna omcirkelt ze tot in onbegrensde verten de aarde, waarin links Hibernia ligt, het vaderland van de Schotten dat nu Ierland wordt genoemd, rechts de klippen van Noorwegen, verderop IJsland en Groenland. Het is duidelijk dat Adam zich voorstelt dat hij zich zelf op de Noordzee bevindt en dat hij in noordelijke richting kijkt. Opmerkelijk is dat hij de Noordzee "westelijk" noemt, want volgens de Romeinse oriëntatie had het ook "noordelijk" mogen zijn. Nog lang na Adam's leven bleef de Romeinse oriëntatie in gebruik. Zo zegt een commentator op zijn werk dat de Baltische Zee zich naar het oosten (voor ons noordoosten) uitstrekt. Volgens Adam schreef Einhard ook over die zee, maar dat is waarschijnlijk net zo waar als zijn bewering dat er in Noorwegen vrouwen met baarden wonen.
21 De Romeinse oriëntatie, de Peutingerkaart en de Renus Voor de Romeinen was Britannië het "noordelijkste" land van Europa (zie kaartje). Reeds in 55 vóór Christus probeerde Julius Caesar het, terwijl hij nog in zijn "Gallische oorlog" verwikkeld was, te veroveren. Maar pas een kleine eeuw later, onder keizer Claudius, zou het eiland werkelijk bezet worden. Caesar was vooral geïnteresseerd in de ligging van Britse havens en toegangswegen (boek IV hoofdstuk 20, waarin tevens wordt benadrukt dat heel Gallië naar het noorden geörienteerd ligt). Wellicht hadden de Romeinen belang bij de Britse exportprodukten, zoals graan. En als ze niet in het jaar 9 een zware nederlaag tegen de Germanen hadden geleden zouden ze het eiland waarschijnlijk wel eerder veroverd hebben. Maar de Cherusken vernietigden drie van hun legioenen, en bovendien nog drie ruitereenheden en zes cohorten infanterie: totaal ongeveer een zesde deel van de Romeinse strijdmacht. Bovendien werd bij die gelegenheid de Romeinse toegang tot de korte oversteek naar Britannië geblokkeerd.
22 Het belang van Britannië en haar toegangswegen voor de Romeinen blijkt ook uit de z.g. "Peutingerkaart", die bij kenners van Albert Delahaye's werk dermate bekend is dat er hier niet diep op ingegaan hoeft te worden.
Het is een van oorsprong Romeinse wegenkaart uit de 4e eeuw, bestaande uit 12 segmenten. Het eerste segment, waarop het eiland was afgebeeld, is verloren gegaan. Het tweede geeft een gebied weer waarvan hier een klein fragment is afgedrukt. Het toont het laatste gedeelte van de bovenste wegen (geknikte lijntjes) van de kaart. Wie wil zien dat deze wegen tegenover Britannië lagen kijkt in "Holle Boomstammen" (p.104) of "De ware kijk..” (p.72), of in de boekjes over de "Tabula Peutingeriana" die voor weinig geld te koop zijn in het Thermenmuseum (Heerlen) en in het Museum Kam (Nijmegen). In die musea is een aardige indruk te krijgen van ons land in de Romeinse Tijd, mits men aan diverse opvattingen voorbij gaat, zoals de bewering dat bovenste wegen van de kaart gedeeltelijk in Nederland lagen. De onderste helft van het hier afgebeelde stukje Peutin gerkaart geeft een deel van het huidige Noord-Frankrijk weer, zoals blijkt uit de aanwezigheid van Bononia (Boonen = Boulogne) en Tervanna (Terwanen = Thérouanne). Het is wel heel onwaarschijnlijk dat de Romeinen direct daarboven het Nederlandse rivierengebied getekend zouden hebben. Albert Delahaye is in zijn boeken uitvoerig op deze kwestie ingegaan, zodat die hier verder kan blijven rusten. Hij kwam tot de conclusie dat de "bovenste" wegen uitkwamen bij de kortste oversteek naar Britannië. Dat de Peutingerkaart bij de hoofdwegen van Rome naar Britannië ophoudt, zou kunnen betekenen dat de Romeinen niet veel belang hadden bij gebieden die ten noorden ervan lagen. De landstreek waar deze wegen doorheen liepen werd door hen misschien als een natuurlijke grens gezien. Dat vermoeden wordt versterkt door een boven die wegen getekende rivier, die aan de uitmonding ervan "Renus" heet. Weliswaar was de Renus volgens Albert Delahaye bij Romeinse schrijvers de latere Schelde, maar het is ook mogelijk dat de rivier op de Peutingerkaart een geheel van grensri vieren symboliseert (zie b.v. blz. 19 van de pas verschenen publicatie "Germania = Frans-Vlaanderen bij Tacitus").
23 Op de afbeelding hiernaast is het gebied van de genoem de "bovenste wegen” tussen Straatsburg en de zee omkaderd. Doordat het kaartje op "Romeinse" wijze georieënteerd is valt meteen op dat ze precies in de lijn RomeBritannië lagen. En dat is misschien ook de reden waar om de Romeinen zich nooit ver in het huidige Duitsland gewaagd hebben: ze hadden er weinig belangstelling voor. Het ging hen blijkbaar om de wegen naar Britannië, en ze begrepen wellicht dat alles ten "oosten" (Romeinse ori ëntatie) daarvan te groot was om te veroveren. De overige elementen op het kaartje geven de essentie weer van twee teksten uit "De ware kijk”. Het gaat om tekst 97 en vooral om tekst 105, die Albert Delahaye zelf "Een mooi voorbeeld van west-oriëntatie" (Romeinse oriëntatie) noemde. Het is een tekst uit het begin van de 9e eeuw, die aantoont dat de Romeinse wijze van oriënteren toen nog volop in gebruik was. Ze stelt namelijk dat Gallia in het oosten eindigt bij de Renus, in het westen bij de Pyreneeën, in het noorden bij de Oceaan en in het zuiden bij de Rhône en de Cevennen. Zoals op dit kaartje (en nog beter op het vorige) te zien is konden in het Romeinse wereldbeeld vrijwel alle rivieren van "Noord"Europa, inclusief de Rijn, als "oost”grens van een landstreek fungeren. Tekst 105 bewijst dus niet dat de Renus iets anders is dan de Rijn. De (huidige) "Gallische" grens langs de Rijn is echter maar héél kort, ongeveer van Basel tot Straatsburg, en is bij Romeinse oriëntatie geen "oost"- maar "zuid"grens. Volgens Albert Delahaye was het gebied rond de bovenste wegen van de Peutingerkaart tevens het stroomgebied van de Renus (én de grens tussen Gallia en Germania). Het is ook ongeveer de huidige noordgrens van Frankrijk, zodat het omkaderde deel van het kaartje inderdaad overeen lijkt te komen met de oostgrens uit tekst 105. Tekst 97 is van de Byzantijnse schrijver Procopius (6e eeuw): In Oallia stromen verschillende rivieren, onder andere de Rhône en de Renus. De loop van beide rivieren is tegengesteld: de een mondt uit in de Thyreense Zee, de Renus heeft zijn monding in de Oceaan. Daar zijn veel zeearmen of meren, die vanouds door de Germanen bewoond worden, een barbaars volk, van den beginne niet zeer vermeldenswaard, dat nu Franken wordt genoemd.
24 Procopius situeert de Renus in Gallia en heeft dus ook niet de Rijn bedoeld. Grappig is de laatdunkende manier waarop hij zich over de Franken uitliet. Een tijdgenoot van hem, Gregorius van Tours, schreef over de Franken alsof zij het middelpunt van de wereld waren. Er is langs de noordgrens van Frankrijk geen rivier aan te wijzen die over de gehele afstand langs de "bovenste" wegen van de Peutingerkaart loopt. Maar we moeten de rivieren op die kaart ook niet al te serieus nemen. Omdat de kaart slechts een schematische aanduiding van wegen is en niet een correcte weergave van het landschap, is het in principe onmoge lijk om rivieren en gebergten juist in te tekenen. De ononderbroken stroom langs de bovenste wegen van de Peutingerkaart bestaat in werke lijkheid uit tal van natuurlijke en kunstmatige waterwegen. Albert Delahaye bewees aan de hand van het boek(je) "Germania" van Tacitus dat de Schelde in ieder geval Renus werd genoemd, maar hijwas al eerder tot die conclusie gekomen door teksten van andere Romeinse schrijversmet elkaar te vergelijken. In "Holle boomstammen" liet hij bijvoorbeeld (p.143/144) Pomponius Mela (le helft le eeuw) en Plinius de Oude (2e helft le eeuw) aan het woord over de verschillende volkeren van Gallia: Mela:
- de Aquitaniërs tussen de Pyreneeën en de - de Kelten tussen de Garonne en de Seine - de Belgae tussen de Seine en de Renus
Garonne
Plinius:
- Belgica ligt tussen de Schelde en de Seine - Keltica ligt tussen de Seine en de Garonne - Aquitanica ligt tussen de Garonne en de Pyreneeën
Ook hier lijkt "Renus" hetzelfde te zijn als "Schelde". Helaas is er in het werk van Delahaye weinig te vinden over de sporen die de Romeinen langs de Rijn, dus veel (noord)oostelijker dan de "bovenste" wegen van de Peutingerkaart, hebben nagelaten. Dat men die sporen met de kaart in verband heeft gebracht is begrijpelijk, want uit bodemvondsten blijkt dat de Romeinen veel op de Rijn hebben gevaren en langs de oevers ervan versterkingen (Nijmegen) en woonplaatsen (Keulen) hebben gebouwd. Blijkbaar is Albert Delahaye aanvankelijk zelf onzeker geweest over sommige van zijn reconstructies, getuige het feit dat hij Keulen in de bovenste wegen van de Peutingerkaart opnam. Een andere nog niet opgehelderde kwestie wordt gevormd door de talloze Romeinse munten en voorwerpen die sinds 1987 door Duitse archeologen worden opgegraven in het Wiehengebirge ten noorden van Osnabrück, dus nog noordoostelijker dan de Rijn. Zeer stellig worden deze vondsten in verband gebracht met de eerder genoemde slag in het jaar 9, waarbij Quinctilius Varus een groot deel van de Romeinse strijdmacht verspeelde. In de pas verschenen publicatie van de Stichting Albert Delahaye (Germania = Frans-Vlaanderen bij Tacitus) valt te lezen waar deze slag in werkelijkheid plaatsvond. Op de volgende bladzijde nog een blik op het huidige Noord-Frankrijk (bij Romeinse oriëntatie) tussen Straatsburg en de Straat van Dover (Nauw van Kales). Het kaartje is een illustratie bij Delahaye's reconstruktie van de "bovenste" wegen van de Peutingerkaart, en bij de beschrijving van een aantal wegen uit het "Itinerarium Antonini" (een Romeinse routebeschrij ving uit de 3e eeuw) op de bladzijden 113 t/m 121 van "De ware kijk op Noyon, het land van Béthune en Frisia".
25
Waterwegen in het noorden van Frankrijk. Wat hoorde wel en niet bij de Renus van de Peutingerkaart? Bij vergelijking met een Atlas moet het kaartje bijna een kwartslag naar links gedraaid worden.
26
ALBERT DELAHAYE "GERMANIA = FRANS-VLAANDEREN BIJ CAESAR, STRABO EN PLINIUS
Hieronder volgen enkele fragmenten uit deze publicatie die zoals vermeld komend najaar zal verschijnen. "k "k " k 'k 'k 'k 'k 'k
Tekst 6. 57 vóór Chr. Onderwerping van de Atuatuci (Douai) (samenvatting). De Atuatuci (Douai) (6-1), die de Nervii (Bavay) te hulp schoten, zagen een verschrikkelij ke strijd aan de gang. Zij maakten meteen rechtsomkeer, verlieten hun steden en dorpen en trokken naar een plaats die hun veilig leek. "Dit volk stamde af van de Cimbri en de Teutones die, toen zij naar de Provence en Italië trokken (6-2), op de rechter oever van de Renus (Schelde) hun beesten en bagage hadden achtergelaten onder de hoede van 6000 man om deze te beschermen. Na de verplettering van hun volk waren zij hier achtergeble ven, maar moesten voortdurend tegen de naburen strijden. Tenslotte werd vrede gesloten en met verlof van allen hadden zij deze streek uitgekozen om zich blijvend te vestigen"(6-3). Caesar sloot hen in hun versterking in. Hij liet op enige afstand van het vijandig kamp, dat door een hoge muur werd beschermd, een houten toren bouwen, waarmee de Atuatuci dagenlang spotten en zich kostelijk amuseerden. Maar toen zij zagen dat de toren begon te rijden en naar hen toe kwam, werden zij met stomheid geslagen. De góden moesten wel met de Romeinen zijn, als deze in staat waren om zulke hoge machines te bouwen! Zij gaven zich zonder verdere bedenking aan Caesar over, en smeekten hem met zijn bekende edelmoedigheid te handelen. Caesar antwoordde dat zij eerst de wapens moesten neerleg gen, alvorens hij verder wilde onderhandelen. De belegerden gooiden toen hun wapens vanaf de muur in de gracht; het waren er zoveel dat deze bijna tot aan de rand was gevuld. Maar, zoals later bleek, hadden zij ongeveer een derde deel achtergehouden. Tegen de avond trok Caesar al zijn soldaten uit de stad terug en liet de poorten sluiten. Midden in de nacht deden de Atuatuci een aanval met de achtergehouden wapens. Maar Caesar was op zijn hoede geweest, en ongeveer 4000 vijanden sneuvelden in een kort gevecht; de rest joeg hij weer de stad in. De volgende morgen rukten de Romeinen de stad binnen, waar geen enkele weerstand meer werd geboden (6-4). Caesar liet alles veilen; ongeveer 53.000 personen werden als slaven verkocht (6-5).
Bron: Caesar, De bello Gallico, II, 29 - 33. Nota 6-1. Voor de Atuatuci (Douai) zie tekst 4, Nota 4-6. Nota 6-2. Voor de expedities van de Cimbri en de Teutones zie bij Tacitus hoofdstuk 37, Nota 37-1 t/m 37-9.
D. CONCLUSIES
Na de vaststelling van Caesar's noordlijn behoeven maar enkele conclusies te worden getrokken. De twee voornaamste zijn : 1. Bij Caesar, zoals bij alle klassieke schrijvers, duidt Germania Frans-Vlaanderen aan. Hij geeft daarover zoveel plaatselijke details, die overigens nooit opgelost zijn of in Duitsland konden worden gelokaliseerd, dat hieraan niet de minste twijfel meer kan bestaan. De nooit opgeloste streek-, plaats- of stamnamen, die zich in Frans-Vlaanderen vanzelf presenteren, bewijzen afdoende dat dit de plek is van Caesar's Germania. Leest men zijn verhaal met het juiste begrip over alles wat hij met de Germanen in Frans-Vlaanderen te stellen heeft gehad, en hoe hij door hen systematisch van de Renus (Schelde) verwijderd is gehouden, dan is het toch de reinste kolder te veronderstellen dat hij in het noorden van Duitsland, ruim 400 km verwijderd van zijn "werkterrein", met de Suevi in contact is geweest. Zijn strijd tegen Ambiorix en de Eburones heeft zich afgespeeld op de grens tussen Gallia en Belgia, wat ook duidelijk uit zijn teksten blijkt, en niet in de woestenij, die boven Kortrijk en de Renus (Schelde) begon en van een enorme uitgestrektheid was. 2. Zoals alle andere klassieke schrijvers bedoelt Caesar met Renus ook de Schelde. Dit komt in zijn verhaal zo dikwijls tot uiting dat het uit "De bello Gallico" feitelijk nog duidelijker blijkt dan uit Tacitus' "Germania". Wanneer men zich daarentegen realiseert dat de foutieve opvatting over Renus de ruggen graat van de historische mythen is, begrijpt men ook dat Caesar deze categorisch tegen spreekt. Men moet hierbij natuurlijk de oude schrijver zelf lezen, en totaal vergeten wat de fabeldichters vanaf de 16e eeuw hem in de mond hebben gelegd. Na deze twee kapitale feiten, waarmee de historici zich altijd en radicaal hebben vergist, volgt de rechtzetting van de andere daarvan afgeleide vergissingen automatisch. Een van de ergste was de plaatsing van de Eburones in Belgisch en Nederlands Limburg. Blijkens Caesar's teksten woonde deze stam tussen Douai, Bavay en het gebied van de Treveri. Daarvan werd weer de eveneens totaal onjuiste opvatting afgeleid, dat Atuaca Tongeren was, welke fabel niet alleen door Caesar maar nog sterker door de Peutinger-kaart en het Itinerarium Antonini wordt weerlegd. Het land van de Treveri mag men in Caesar's tijd helemaal niet aan de stad Trier vastknopen, ten eerste niet omdat het gebied van de Treveri aan de Schelde raakte en zijn zwaartepunt toen in het Westen lag. Ten tweede niet, omdat de stad Trier pas ca. 15 na Chr. door keizer Augustus is gesticht, toen dit voorheen Gal lisch gebied bij Germania werd gevoegd. De nieuwe stad kreeg dan ook de naam van Augusta Trevirorum.
28
Ontspoorde historie Albert Delahaye Aan de hand van oorspronkelijke teksten wordt een beeld geschetst van St. W illibrords missionering in de beide Vlaanderens, diens voorgangers, medewerkers en opvolgers. Dit boek bevat tevens een analyse van de wijze waarop Echternach de documentatie van "Aefernacum" (Eperlecques) vervalste. Een postume uitgave van de Stichting Albert Delahaye. (Breda 1992) 326 blz. Prijs: 1.45,- (incl. porto)
Inhoud
V O O RW OORD
5
TEN GELEIDE
7
DE STAND VAN ZAKEN VOOR DELAHAYE
DE VOORGESCHIEDENIS VAN DE MISSIE ONDER DE FRESONES
17
35
WILLIBRORD, TROUW E HERDER De overtocht en het begin van de prediking Van Souastre naar Inchy Fositesland, Dani en W alachria De abdij te Eperlecques Laatste jare n In Pace V indicam us haereditatem E chternach is verre van E perlecques De w eg der relikw ieën H olland ‘ontw aakt’ H et corpus van Abbeville Beter nooit dan laat!
55 55 67 76 81 86 92 100 108 117 126 131 138
DE ZENDELINGEN NAAST WILLIBRORD A rbeiders in de W ijngaard T raieclum (Trith-Saint-Léger)
141 141 148
BONIFATIUS, DE BAANBREKER Begin bij de Fresones Turingi, Hessi, Baguarii M oguntiacum Bonifatius en Pepijn Einde bij de Fresones
161 161 165 173 178 180
E: DE OPVOLGERS VAN WILLIBRORD G regorius (707-776) Lebuinus (ca. 780) Ludger (742-809) W illehad (vóór 730-789) Albricus (776-783) O du lp h u s (765-na 851) - Rixlridus (1820) Fredericus (+838) Allricus - H egihardus - L udgerus (8 3 8 -8 5 1 ) A nscharius (801-865) H ungerus (851-870) O dilbaldus (870-899) R adboud (899-917) N aklanken van het bisdom T raiectum (T ournehem ) Conclusie voor Traiectum (T ournehem )
219 229 233 246 250 260 26 8 274
F: HET BEGIN VAN HET BISDOM UTRECHT
275
LITERATUUR
306
REGISTER A
311
REGISTER B
313
187 187 192 201 210 216
„M ijn God - Hoe is dat mogelijk” Nieuwe opzienbarende postume publicatie van
ALBERT DELAHAYE GERMANIA = FRANS-VLAANDEREN BIJ TACITUS
Vertaling met commentaar, 160 blz. met ill. en reg. Prijs: ƒ 35,- ISBN 90-8000 47 - 4- X
Voor iedere latinist en graecus een must! Te bestellen door overmaking van ƒ 40,(incl. porto) op gironr. 2127960 t.n.v. Stichting Albert Delahaye Bavel o.v.v. ’Germania’ Info: Stichting Albert Delahaye, Hof 6, 4854 AZ BAVEL
Tabula PeutingeriancL Deze kaart biedt de huidige historici nog grote problemen. M et nam e valt het niet mee de daarop geschreven plaatsnamen in het huidige terrein te lokali seren, m aar het staat toch wel vast dat de plaatsen langs de ‘Rhenus’ gezocht m oeten worden langs de O ude Rijn in het huidige Nederland en niet in Noord-Frankrijk, zoals m et onvoldoende argumentatie door Delahaye beweerd is.
30 NOG BESCHIKBARE PUBLICATIES VAN ALBERT DELAHAYE
HOLLE BOOMSTAMMEN De historische mythen van Nederland, ontleend aan Frans-Vlaanderen. Dit boek is een populair-wetenschappelijke bewerking van het in 1965 verschenen tweede lige boek "Vraagstukken in de historische geografie van Nederland". (Tournehem/Zundert 1980) 464 blz. Prijs: f.56,- (incl. porto) Laatste exemplaren! DE BISSCHOP VAN NIJMEGEN Een persiflage op de meer dan 400 fouten in het "Bronnenboek van Nijmegen". De titel is ontleend aan de grootste misgreep van het Bronnenboek, namelijk het presente ren van bisschop Harduinus van Noyon als "Bisschop van Nijmegen". (Zundert 1982) 160 blz. Prijs: f.22,50 (incl. porto) DE WARE KIJK OP ... Deel I: Noyon, het land van Béthune en Frisia. Een herbewerking, met aanvullingen, van "Vraagstukken in de historische geografie van Nederland". Bevat de volledige teksten die op de materie van de mythen betrekking hebben. (Zundert 1984) 496 blz. en 37 kaarten. Prijs: f.60,- (incl. porto) ONTSPOORDE HISTORIE Aan de hand van oorspronkelijke teksten wordt een beeld geschetst van St. Willibrords missionering in de beide Vlaanderens, diens voorgangers, medewerkers en opvolgers. Dit boek bevat tevens een analyse van de wijze waarop Echternach de documentatie van "Aefernacum" (Eperlecques) vervalste. Een postume uitgave van de Stichting Albert Delahaye. (Breda 1992) 326 blz. Prijs: f.45,- (incl. porto) WILLIBRORD, APOSTEL VAN NOORD-FRANKRIJK Deze compilatie uit het omvangrijke werk van Delahaye, samengesteld door A.A.F. Jochems/A.G.F. Laenen, behandelt zijn visies op de vroeg-middeleeuwse Nederlanden. Centraal staat de missionering van Willibrord en de weerslag ervan in oude èn moderne historische publicaties. (Bavel 1996, 2Cdruk) 55 blz. Prijs f.15,- (incl. porto) GERMANIA = FRANS-VLAANDEREN BIJ TACITUS Integrale vertaling van Tacitus' "Germania", met uitgebreid commentaar. Een postume uitgave van de Stichting Albert Delahaye. (Bavel 1997) 169 blz. Prijs: f.40,- (incl. porto) VRAAGSTUKKEN IN DE HISTORISCHE GEOGRAFIE VAN NEDERLAND Twee delen. Herdruk van het spraakmakende boekwerk uit 1965 over de historische mythen van Nederland. (Bavel 1997) 580 blz. Prijs: f.130,- (incl. porto)
De boeken kunnen worden besteld door overmaking van het verschuldigde bedrag op bankrek.nr. 49.23.61.975 (ABN-AMRO) of girorek.nr. 21.27.960 t.n.v. Stichting Albert Delahaye, Bavel