%
UIT DE PRAKTIJK
Houtskeletbouw is tegenwoordig veruit de meest gebruikte techniek ter wereld. In de USA, Canada of Zweden zijn meer dan 90 % van de individuele woningen en de kleine collectieve woongebouwen (tot 4 verdiepingen) opgetrokken met een houtskelet. In België neemt het aantal nieuwe gebouwen van dit type constant toe.
Een van de voordelen van deze constructietechniek ligt in de snelheid van uitvoering. Deze snelheid kan men verklaren door de min of meer doorgedreven automatisering van de fabricage- en montagetechnieken. In ons land wordt een deel van de elementen in het atelier gemonteerd. De graad van prefabricage is in grote mate afhankelijk van de bouwfirma en kan gaan van een eenvoudige open plaat die enkel de stijlen en de dwarsregels van het skelet bevat, tot gesloten platen waarin de thermische isolatie, het dampscherm en de binnenwand ingewerkt zijn. In beide gevallen kan het buitenschrijnwerk zowel in het atelier als op de bouwplaats gemonteerd worden. De aldus gevormde platen kunnen vervolgens ter plaatse in elkaar gezet worden door de aannemer.
" Manuel Van Damme, ing., projectleider, afdeling Bouwfysica en Binnenklimaat, WTCB In samenwerking met : Marcelo Blasco, arch. & ir., projectleider, afdeling Bouwfysica en Binnenklimaat, WTCB Charlotte Crispin, ir., onderzoeker, afdeling Bouwfysica en Binnenklimaat, WTCB Patrice Huart, hoofdtechnieker, laboratorium Akoestiek, WTCB Bart Ingelaere, ir.-arch., adjunct-afdelingshoofd, afdeling Bouwfysica en Binnenklimaat, WTCB Christian Mertens, ir., projectleider, laboratorium Monitoring, WTCB Daniel Soubrier, ir., diensthoofd, dienst Kwaliteit Laboratoria, WTCB Debby Wuyts, ir., onderzoeker, afdeling Bouwfysica en Binnenklimaat, WTCB
Akoestische isolatie in houtskeletwoningen
Afb. 1 Houtskeletwoningen : vaak voorzien van een ontoereikende akoestische isolatie.
Afb. 2 Een bevredigend akoestisch comfort is mogelijk door het respecteren van een aantal basisprincipes.
Naast de snelheid van uitvoering biedt het gebruik van een houtskelet nog tal van andere voordelen, zoals het beperkte gewicht op de funderingen, thermische isolatie, … Helaas blijft de akoestische isolatie vaak minder goed dan voor gebouwen met traditioneel metselwerk. Dit artikel geeft de resultaten van een meetcampagne die tot doel had de geluidsisolatiewaarden te achterhalen en stelt enkele concrete oplossingen voor om een bevredigend akoestisch comfort te verkrijgen, zowel ten opzichte van geluiden van buitenaf als binnengeluiden.
1
Hoewel houtskeletconstructies doorgaans bestemd zijn voor gebruik als eengezinswoningen – waar de akoestiek binnenin minder belangrijk is – kunnen de voorgestelde isolatieprincipes eveneens toegepast worden op scheidingswanden in huizen waar een vrij beroep uitgeoefend wordt, op wanden die een speelkamer scheiden van een slaapkamer, op wanden die een kinderkamer afgrenzen van een woonkamer, ..., kortweg op ruimten waar de akoestische isolatie niet te verwaarlozen is. Om de tekst niet nodeloos te bemoeilijken, komen de elementaire begrippen uit de akoestiek, de parameters en de principes die van toepassing zijn op de akoestische isolatie van houtconstructies, aan bod in een afzonderlijk artikel met als titel ‘Definities en principes uit de bouwakoestiek’ (www.wtcb.be). Ze zijn echter noodzakelijk voor het goede begrip van de hier beschreven oplossingen ter verbetering van de akoestische isolatie. Wij raden de lezer dan ook aan dit artikel te raadplegen.
BESCHRIJVING VAN DE MEETCAMPAGNE
1.1 UITGEVOERDE METINGEN Aangezien het hoofddoel van de studie bestond in de akoestische karakterisering van houtskeletconstructies, zijn wij overgegaan tot de uitvoering van ‘klassieke’ in situ-geluidsisolatiemetingen. Deze metingen, gebaseerd op de normen uit de literatuurlijst, hadden betrekking op de volgende aspecten : • de luchtgeluidstransmissie doorheen gevels • de luchtgeluidsisolatie tussen de ruimten (wanden en vloeren) • de contactgeluidstransmissie doorheen vloeren. Het principe van deze metingen wordt gedetailleerd beschreven in § 1.2. De resultaten worden uitgedrukt volgens de categorieën uit de Belgische norm NBN S 01-400 (1997) en volgens de internationale indices Dls,2m,nT,w, DnT,w en L’nT,w uit de normenreeks EN ISO 717 (1996). Voor meer informatie over deze parameters en normen verwijzen we naar een artikel uit de lente-editie van het WTCB-Tijdschrift van 1999 met als titel ‘Europese normalisatie inzake bouwakoestiek’, consulteerbaar via de website van het WTCB (www.wtcb.be) en via de website van de Normen-Antennes (www.normen.be). De meetresultaten worden in de drie gevallen uitgedrukt door een eengetalsaanduiding, die op zichzelf het volledige meetspectrum voorstelt.
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 1
%
UIT DE PRAKTIJK De metingen werden in de eerste plaats uitgevoerd op houtskeletconstructies, bestaande uit ‘klassieke’ materialen, zoals OSB-platen (oriented strand boards) of gipskartonplaten (met karton beklede gipsplaten). Vervolgens werden metingen uitgevoerd op woningen met minder gekende en meer recente materialen : cellulosevezel in vlokkenvorm bestaande uit gerecycleerd papier, gipsvezelplaten, … De tabellen 1 tot en met 9 geven een overzicht van de resultaten die bekomen werden met de verschillende opbouwen. Om de vergelijking mogelijk te maken met een ‘traditionele’ woning, hebben we eveneens gelijkaardige metingen uitgevoerd in een woning waarvan de draagstructuur bestond uit betonblokken en betonnen welfsels. Daarnaast worden ook de resultaten van metingen op woningen met een massief houten structuur voorgesteld. Tenslotte worden de resultaten van de in situ uitgevoerde metingen vergeleken met metingen in het laboratorium, om de verschillen tussen de Rw- en LnT,w-waarden (karakteristieken van de metingen in het laboratorium) en de DnT,w- en L’nT,w-waarden (karakteristieken van de metingen in situ) te verduidelijken. Aangezien de metingen uitgevoerd werden in modelwoningen of privéwoningen, waren de ruimten meestal gemeubileerd.
1.2 MEETPRINCIPES
EN GEBRUIKTE PARAME-
(hoe meer meubilering, hoe lager het geluidsniveau), dient men een correctieterm in te lassen (1 ). Zo verkrijgt men genormaliseerde akoestische isolatiewaarden Dn (gebruikt in de huidige Belgische norm) en gestandaardiseerde akoestische isolatiewaarden DnT (gebruikt in Europa en in de toekomstige Belgische norm). Aangezien deze isolatiewaarden bepaald zijn voor elke 1/3-octaafband (100 Hz, 125 Hz ... 4000 Hz, 5000 Hz), verkrijgt men een isolatiespectrum. Om een snelle vergelijking tussen de prestaties van verschillende wanden mogelijk te maken, kan men dit spectrum omvormen tot een eengetalsaanduiding. Hiertoe baseert men zich op de norm EN ISO 717-1 (1996). Men gebruikt het DnT-spectrum om de eengetalswaarde DnT,w te berekenen. Deze waarde wordt aangevuld door twee correctietermen : C en Ctr, die respectievelijk gebruikt worden voor hoge en lage frequenties. Voorbeeld : als men door meting vaststelt dat DnT,w (C;Ctr) = 36 (-2;-4) dB, zal de isolatie tegen dominant laagfrequent geluid 36 - 4 = 32 dB bedragen.
r Wat de luchtgeluidstransmissie door gevels en daken betreft, is het meetprincipe gelijk. De geluidsbron wordt in dit geval echter niet in de zendruimte geplaatst, maar wel buiten, op een as die een hoek van 45° vormt met het vlak van de te onderzoeken wand. Men meet het geluidsdrukniveau buiten op 2 m afstand van de gevel L1,2m, het geluidsdrukniveau binnen L2 en de nagalmtijd van het ontvangstlokaal T2. Zo verkrijgt men de gestandaardiseerde akoestische isolatie van de gevel per 1/3-octaafband Dls,2m,nT. In het vervolg van dit artikel worden de resultaten uitgedrukt volgens de nationale indices (categorieën Va, Vb, Vc en Vd uit de norm NBN S 01400, gebaseerd op de Dls,2m,n-waarden) en volgens de internationale index Dls,2m,nT,w (eengetalsaanduiding, gebaseerd op de norm ISO 717-1 (1996)).
Voor de luchtgeluidsisolatie tussen ruimten werden de resultaten van de studie uitgedrukt
r Voor de contactgeluidstransmissie tussen ruimten gebruikt men een genormaliseerde klopmachine als geluidsbron. Deze bestaat uit 5 hamers van 500 g met een stalen kop, die vanop een hoogte van 40 mm en met een frequentie van 10 inslagen per seconde op de vloer vallen. Men plaatst de machine op 5 verschillende plaatsen van de te onderzoeken vloer. Voor elk van deze meetpunten bepaalt men het door de klopmachine opgewekte geluidsdrukniveau in de onderliggende ruimte L2 en corrigeert men dit niveau met de nagalmtijd T van het ontvangstlokaal.
Afb. 3 Meting van de luchtgeluidsisolatie.
Afb. 4 Meting van de akoestische isolatie van gevels.
De norm NBN S 01-400 (1977), die binnenkort zal vervangen worden door een nieuwe versie, bepaalt een andere methode waarmee men het isolatiespectrum Dn kan vereenvoudigen tot een akoestische categorie. De categorie Ia komt overeen met een zeer sterke isolatie. Zo verkrijgt men in dalende volgorde de categorieën Ia, Ib, IIa, IIb, IIIa, IIIb, IVa en IVb. Deze indices worden nog vaak gebruikt.
TERS
r Voor de luchtgeluidsoverdracht tussen ruimten die van elkaar gescheiden zijn door wanden en vloeren, geldt het volgende meetprincipe. In de zendruimte wordt een krachtige geluidsbron geplaatst die een roze ruis produceert, d.w.z. een geluid met een gelijke energie voor het volledige frequentiespectrum. Met behulp van een geluidsmeter en een analysator kan men de bruto akoestische isolatie D berekenen. Deze is het resultaat van het verschil tussen de meting van het geluidsdrukniveau in de zendruimte L1 en de meting van het geluidsdrukniveau in het ontvangstlokaal L2. Aangezien het niveau in het ontvangstlokaal beïnvloed wordt door de aanwezige meubilering
volgens de nationale indices (categorieën van de norm NBN S 01-400, gebaseerd op de index Dn) en volgens de internationale index DnT,w (eengetalsaanduiding, gebaseerd op de norm EN ISO 717-1 (1996)).
(1) Door de bruto akoestische isolatie te corrigeren met een term die rekening houdt met het volume V en met de meubilering (gekarakteriseerd door de nagalmtijd T) van het ontvangstlokaal, kan men de genormaliseerde akoestische isolatie Dn en de gestandaardiseerde akoestische isolatie DnT berekenen met behulp van de volgende formules :
⎛ A ⎞ ⎛ A ⎞ ⎟ = L1 − L 2 − 10 log10 ⎜ ⎟ A ⎝ 0⎠ ⎝ A0 ⎠
D n = D − 10 log10 ⎜
⎛T⎞ ⎛T⎞ ⎟ = L1 − L 2 + 10 log10 ⎜ ⎟ T ⎝ 0⎠ ⎝ T0 ⎠
D nT = D + 10 log10 ⎜
⎛V⎞ ⎟ ⎝T⎠
A = 0, 161 ⎜
waarbij A0 = 10 m2 en T0 = 0,5 sec (referentiewaarden).
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 2
%
UIT DE PRAKTIJK nen deze waarden richtinggevend zijn voor woningen die deels ook gebruikt worden voor professionele doeleinden.
2
Afb. 5 Genormaliseerde klopmachine.
De contactgeluidstransmissie wordt gekarakteriseerd door het spectrum in genormaliseerde 1/3-octaafbanden van het genormaliseerde gemiddelde geluidsdrukniveau in het ontvangstlokaal en wordt bepaald door de volgende formule : ⎛T⎞ L ′nT = L 2 - 10 log ⎜ ⎟ ( dB ) . ⎝ T0 ⎠ Om de vergelijking tussen de verschillende elementen te vereenvoudigen, worden de resultaten uitgedrukt volgens de nationale indices (categorieën Ia, Ib, IIa, IIb, IIIa en IIIb uit de norm NBN S 01-400, gebaseerd op de index Ln) en volgens de internationale index L’nT,w (eengetalsaanduiding, gebaseerd op de norm EN ISO 717-2 (1996)). Deze laatste waarde, berekend uitgaande van het spectrum L’nT, wordt aangevuld door een correctieterm CI, die loopgeluiden karakteriseert. We willen erop wijzen dat de contactgeluidsisolatie beter zal zijn naarmate de parameter L’nT,w kleiner is. De genormaliseerde luchtgeluidsisolatie zal daarentegen beter zijn naarmate de parameter DnT,w groter is. 1.3 REGLEMENTERING
INZAKE AKOESTIEK
Voor eengezinswoningen – die het onderwerp vormen van onze studie – worden in de huidige normalisatie (NBN S 01-400:1977) aanbevelingen geformuleerd betreffende de isolatie tussen ruimten in eenzelfde woning. Meestal wordt niet aan deze eisen voldaan, noch in houtconstructies, noch in constructies uit traditioneel metselwerk. In de nieuwe norm, verwacht in 2004, zullen deze aanbevelingen waarschijnlijk niet weerhouden worden.
ANALYSE VAN DE AKOESTISCHE PRESTATIES VAN BOUWSYSTEMEN EN HUN WANDEN
Ter vereenvoudiging worden de resultaten voorgesteld per vlak bouwelement : binnenwanden, vloeren, gevels en daken.
2.1 BINNENWANDEN Tijdens de metingen ter plaatse hebben we voor de bestudeerde binnenwanden de volgende karakteristieken opgetekend : • enkelvoudig of dubbel skelet (we hebben geen enkel alternerend skelet aangetroffen; cf. afbeelding 6); bij een enkelvoudig skelet schommelt de dikte tussen 70 mm en 140 mm • de volgende plaattypes kwamen voor : spaanplaten, OSB-platen, gipskartonplaten, vezelversterkte gipsplaten, papiervezelplaten of platen opgebouwd uit een combinatie van deze materialen. Aangezien de bestudeerde woningen meestal bewoond zijn, is er vaak een dunne bepleistering of behangpapier voorzien • de spouw tussen de platen is ofwel leeg gelaten, ofwel opgevuld met een absorberend materiaal (minerale wol of ingeblazen cellulosevezelisolatie). Hierna volgen drie tabellen met resultaten van akoestische metingen : • tabel 1 (p. 4 en 5) geeft de resultaten van metingen tussen ruimten met scheidingswanden zonder absorberend materiaal in de spouw tussen de samenstellende platen • tabel 2 (p. 5, 6 en 7) geeft de resultaten van metingen tussen ruimten met scheidingswanden met een absorberend materiaal • tabel 3 (p. 8) geeft – ter vergelijking – de resultaten van metingen tussen ruimten met massieve scheidingswanden uit hout en beton.
De eerste twee kolommen van elke tabel beschrijven de wandopbouw; de derde kolom geeft de waarde van de in situ gemeten parameters. Om de voorstelling van de resultaten te vereenvoudigen, worden de prestaties van de elementen niet voorgesteld in de vorm van een volledig spectrum, maar wel met behulp van eengetalsaanduidingen, aangevuld met correctietermen. Ter vergelijking wordt in de tabellen eveneens de in het laboratorium bepaalde geluidsverzwakkingsindex Rw opgenomen (indien gekend). Onder elk resultaat hebben we als opmerking ook de verkregen prestaties geanalyseerd en zijn de zwakke punten vermeld die de meting mogelijk beïnvloed hebben.
2.1.1 ANALYSE
VAN HET GEDRAG VAN
BINNENWANDEN TEN OPZICHTE VAN LUCHTGELUID
Uit de resultaten, voorgesteld in de tabellen 1 tot 3, kan men afleiden dat men zich in een houtskeletwoning niet eenvoudigweg kan baseren op in het laboratorium uitgevoerde metingen om een goede akoestische isolatie tussen twee ruimten te verzekeren. De reële prestaties wijken immers soms erg af van deze laboratoriumwaarden. De wandopbouw is namelijk niet de enige parameter die de isolatie beïnvloedt. Andere invloedsfactoren zijn onder meer : • de flankerende geluidstransmissie, d.w.z. de akoestische energie die van een ruimte naar een andere wordt afgestraald door de wanden loodrecht op de scheidingswand (muren en vloeren) • de aanwezigheid van zwakkere elementen, zoals deuren, ramen, ventilatieroosters • problemen met betrekking tot parasitaire geluidstransmissie, zoals bijvoorbeeld de geluidsoverdracht langs deuren (wat trouwens het meest voorkomende geval was bij onze metingen) • de zorg die besteed werd aan de uitvoering, zoals de afwerking van de gipskartonplaten, de omtrekvoegen, de stopcontacten, ... (vervolg van de tekst op pagina 8)
Om de lezer een richtwaarde aan te reiken, willen we erop wijzen dat een psychoakoestische studie heeft aangetoond dat men een door 70 % van de personen als ‘normaal’ beschouwd akoestisch comfort bereikt, wanneer de scheidingswanden (wanden of vloeren) met de aangrenzende woningen over de volgende prestaties beschikken : DnT,w = 54 dB L’nT,w = 58 dB. Hoewel dergelijke hoge prestaties niet noodzakelijk zijn voor eengezinswoningen, kun-
Afb. 6 Enkelvoudig, alternerend en dubbel skelet.
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 3
%
UIT DE PRAKTIJK Tabel 1 Binnenwanden zonder absorberend materiaal in de spouw tussen de platen. Planzicht
;;; ;;; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ;;; ; ;; ; ;; ; ;; ;;; ; ;;; ; ;;; ;; ; ;; ; ;;; ;; ; ;; ; ;;; ;; ; ;;; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;;; ;;
;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;;; ;;;; ;;;; ;; ;;;; ;; ;;;; ;; ;;;; ;; ;;; ;; ;;;; ;; ;;;; ;; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;
Opbouw
4
1. Spaanplaat 11 mm 2. Spouw 70 mm 3. Spaanplaat 11 mm 4. Enkelvoudig skelet 47/70 mm
Waarden in situ
Laboratoriumwaarden
DnT,w : 31 (-1,-4) dB Cat. IVb
Rw : 30 ~ 35 dB
1 3
De meting van de genormaliseerde akoestische isolatie van deze scheidingswand tussen twee kamers werd in beperkte mate beïnvloed door parasitaire geluidstransmissie doorheen de deuren die uitgeven op de nachthal. Het in situ behaalde resultaat ligt desondanks in de buurt van de verwachte waarden.
2
4
1. Spaanplaat 16 mm 2. Spouw 70 mm 3. Spaanplaat 16 mm 4. Enkelvoudig skelet 47/70 mm
DnT,w : 37 (-1,-4) dB Cat. IVb
Rw : 30 ~ 35 dB
1 3
2
4
De meting van de genormaliseerde akoestische isolatie van deze scheidingswand tussen een kamer en een wasruimte werd uitgevoerd onder erg gunstige omstandigheden. De verkregen waarde werd immers niet beïnvloed door parasitaire geluidstransmissie. Het resultaat lijkt het maximum te zijn dat men in situ kan bereiken met dit type scheidingswand, wanneer de invloed van de andere transmissiewegen (langs deuren of ventilatieopeningen bijvoorbeeld) verwaarloosbaar is.
1. Spaanplaat 20 mm 2. Spouw 80 mm 3. Spaanplaat 20 mm 4. Enkelvoudig skelet 40/80 mm
DnT,w : 24 (-1,-1) dB Cat. < IVb
Rw : 30 ~ 35 dB
1 3
Rekening houdend met zijn opbouw zou deze scheidingswand tussen een keuken en een woonkamer ten minste even goede prestaties moeten hebben als de vorige wand. De globale akoestische isolatie wordt in dit geval echter volledig tenietgedaan doordat de wand een lichte deur bevat met een gebrekkige afdichting.
2
4
1. Gipskartonplaat 9,5 mm 2. Spouw 80 mm 3. Gipskartonplaat 9,5 mm 4. Enkelvoudig skelet 40/80 mm
DnT,w : 35 (-6,-12) dB Cat. IVb
Rw : 30 ~ 35 dB
1 3
2
4 5
De meting van de genormaliseerde akoestische isolatie van deze scheidingswand tussen twee kamers werd in beperkte mate beïnvloed door parasitaire geluidstransmissie doorheen de deuren die uitgeven op de nachthal. Het in situ verkregen resultaat benadert desondanks de verwachte resultaten.
1. OSB 15 mm, gekleefd op een plaat uit gerecycleerde papiervezels van 12 mm (nr. 5) 2. Spouw 140 mm 3. Gipskartonplaat 9,5 mm 4. Enkelvoudig skelet 32/140 mm
DnT,w : 35 (-1,-2) dB Cat. IVb
–
1 3
2
De opbouw van deze scheidingswand tussen een TV-ruimte en een woonkamer is een beetje ongewoon, maar geeft interessante resultaten, vooral voor de lage frequenties. Spijtig genoeg worden de globale isolatieprestaties erg gereduceerd door de aanwezigheid van een deur in de wand, zodat de meetresultaten waarschijnlijk geen getrouwe weerspiegeling vormen van de potentiële prestaties van dit soort opbouw. Het massaverschil tussen de twee samenstellende platen van de dubbele wand en de grote afstand ertussen zorgen voor een goede akoestische isolatie. Deze prestatie zou echter nog kunnen verbeteren door de toevoeging van een absorberend materiaal (bijvoorbeeld minerale wol).
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 4
%
UIT DE PRAKTIJK Tabel 1 Binnenwanden zonder absorberend materiaal in de spouw tussen de platen (vervolg). Planzicht
; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;
; ; ; ;; ; ; ; ;; ; ; ; ;;
; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;
4 5 1 3
2
4
Opbouw
Waarden in situ
Laboratoriumwaarden
1. Dubbele OSB-plaat 2 x 12 mm, gekleefd op een plaat uit gerecycleerde papiervezels van 12 mm (nr. 5) 2. Spouw 140 mm 3. Gipskartonplaat 9,5 mm 4. Enkelvoudig skelet 32/140 mm
DnT,w : 35 (-2,-5) dB Cat. IVa
–
De opbouw van deze scheidingswand tussen twee kamers is even interessant als de voorgaande, maar wordt helaas beïnvloed door de aanwezigheid van een opening bovenaan de wand. Hierdoor was het dus niet mogelijk de reële prestaties van de wand te meten.
1. Spaanplaat 16 mm 2. Spouw 70 + 20 + 70 mm 3. Spaanplaat 16 mm 4. Dubbel skelet 2 x 47/70 mm
DnT,w : 41 (-2,-6) dB Cat. IIIb
Rw : 45 ~ 50 dB
1 3
2
Deze scheidingswand tussen een wasruimte en een kantoor werd opgericht met een dubbel skelet. Aangezien de meting niet beïnvloed werd door parasitaire geluidstransmissie, moet men de isolatiewaarde, die lager was dan verwacht, verklaren door de flankerende geluidstransmissie doorheen de lichtere zijwanden (met een enkelvoudig skelet) en door het ontbreken van minerale wol in de spouw tussen de twee platen.
Tabel 2 Binnenwanden met absorberend materiaal in de spouw tussen de platen. Planzicht
; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;
; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;
Opbouw
4
1. Spaanplaat 20 mm 2. Minerale wol 80 mm 3. Spaanplaat 20 mm 4. Enkelvoudig skelet 40/80 mm
Waarden in situ
Laboratoriumwaarden
DnT,w : 40 (-2,-6) dB Cat. IIIb
Rw : 35 ~ 40 dB
3 1 Deze scheidingswand tussen een keuken en een kantoor is bijzonder omdat ze niet doorgetrokken werd boven het verlaagde plafond. Hoewel het geluid in beperkte mate langs dit ongeïsoleerde, verlaagde plafond van de ene ruimte naar de andere overgedragen wordt, ligt het bereikte resultaat dicht in de buurt van de verwachte waarden. 2
4 3
1. Gipskartonplaat 12,5 mm 2. Minerale wol 70 mm 3. Gipskartonplaat 12,5 mm 4. Enkelvoudig skelet 38/89 mm
DnT,w : 37 (-3,-7) dB Cat. IIIb
Rw : 35 ~ 40 dB
1
2
De meting van de genormaliseerde akoestische isolatie van deze scheidingswand tussen een doucheruimte en een kleedkamer werd in beperkte mate beïnvloed door de parasitaire geluidstransmissie doorheen de lichte deuren. Het resultaat dat in situ bekomen werd, benadert desondanks de verwachte waarden.
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 5
%
UIT DE PRAKTIJK Tabel 2 Binnenwanden met absorberend materiaal in de spouw tussen de platen (vervolg). Planzicht
;;; ;;; ;;; ;;; ;;; ;; ;;; ; ;;; ;; ; ;; ;;; ; ;; ; ;; ;;; ; ;; ;;; ;
; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;;; ;; ; ;; ; ;; ; ;;; ;; ; ;; ; ;; ; ;;; ;; ; ;; ; ;;; ;; ; ;;; ;; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;; ;
; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;
; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;
Opbouw
4 3
1. Gipskartonplaat 12,5 mm 2. Minerale wol 80 mm 3. Gipskartonplaat 12,5 mm 4. Enkelvoudig skelet 38/89 mm
Waarden in situ
Laboratoriumwaarden
DnT,w : 38 (-5,-10) dB Cat. IVa
Rw : 35 ~ 40 dB
1
2
4 3
De meting van de genormaliseerde akoestische isolatie van deze scheidingswand tussen twee kamers werd beïnvloed door de parasitaire geluidstransmissie doorheen de lichte deuren. Het in situ gemeten resultaat benadert desondanks de verwachte waarden en is vergelijkbaar met de prestaties van de voorgaande wand.
1. Gipskartonplaat 15 mm 2. Minerale wol 89 mm 3. Gipskartonplaat 15 mm 4. Enkelvoudig skelet 38/89 mm
DnT,w : 33 (-1,-4) dB Cat. IVa
Rw : 35 ~ 40 dB
1
2
4 3
De meting van de genormaliseerde akoestische isolatie van deze scheidingswand tussen een technische ruimte en een woonkamer zou betere resultaten moeten opgeleverd hebben. Aangezien de parasitaire geluidstransmissie verwaarloosbaar was, komt de zwakke isolatie voort uit de flankerende geluidsoverdracht en de vermindering van de prestaties van een van de platen doordat ze op verschillende plaatsen doorboord werd voor de doorvoer en bevestiging van leidingen.
1. Gipskartonplaat 15 mm 2. Minerale wol 89 mm 3. Gipskartonplaat 15 mm 4. Enkelvoudig skelet 38/89 mm
DnT,w : 33 (-4,-8) dB Cat. IVb
Rw : 35 ~ 40 dB
1
2
4 3
De meting van de genormaliseerde akoestische isolatie van deze scheidingswand tussen twee kamers werd in sterke mate beïnvloed door de parasitaire geluidstransmissie doorheen de lichte deuren. Ook de grote openingen onder de deuren droegen bij tot de slechte isolatie van de wand.
1. Vezelversterkte gipsplaat 12,5 mm 2. Minerale wol 75 mm 3. Vezelversterkte gipsplaat 12,5 mm 4. Enkelvoudig skelet 75 mm
DnT,w : 40 (-2,-2) dB Cat. IVa
–
1
2
4 3
De meting van de genormaliseerde akoestische isolatie van deze scheidingwand tussen een kamer en een garage gebeurde onder erg gunstige omstandigheden, aangezien de bekomen waarde niet beïnvloed werd door parasitaire geluidstransmissie.
1. Vezelversterkte gipsplaat 12,5 mm 2. Ingeblazen isolatie uit gerecycleerde papiervezels van 89 mm 3. Vezelversterkte gipsplaat 12,5 mm 4. Enkelvoudig skelet 38/89 mm
DnT,w : 40 (-3,-7) dB Cat. IVa
–
1
2
De meting van de genormaliseerde akoestische isolatie van deze scheidingswand tussen twee kamers gaf goede resultaten, ondanks de parasitaire geluidstransmissie doorheen de deuren die uitgeven op de nachthal.
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 6
%
UIT DE PRAKTIJK Tabel 2 Binnenwanden met absorberend materiaal in de spouw tussen de platen (vervolg). Planzicht
;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;;
; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;
; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;
; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;
Opbouw
1. Gipskartonplaat 12,5 mm 2. OSB-plaat 15 mm 3. Minerale wol 89 mm 4. Gipskartonplaat 12,5 mm 5. Enkelvoudig skelet 38/89 mm
5 4 1
Waarden in situ
Laboratoriumwaarden
DnT,w : 38 (-2,-6) dB Cat. IVa
Rw : 40 ~ 45 dB
2 De opbouw van deze wand is interessant. Men vindt er de concrete toepassing van de principes van de luchtgeluidsisolatie in terug (verschil in oppervlaktemassa tussen de twee platen, aanwezigheid van een absorberend materiaal in de spouw). Helaas is ze gecombineerd met lichte deuren, zodat het niet mogelijk was de eigenlijke prestaties van de wand op te meten.
3
1. Gipskartonplaat 12,5 mm 2. OSB-plaat 15 mm 3. Minerale wol 89 mm 4. OSB-plaat 15 mm 5. Gipskartonplaat 2,5 mm 6. Enkelvoudig skelet 38/89 mm
6 5 4 1 2
DnT,w : 41 (-2,-7) dB Cat. IIIb
Rw : 40 ~ 45 dB
De opbouw van deze wand is ook erg interessant. Hoewel de asymmetrie tussen beide platen niet gerespecteerd werd, is de oppervlaktemassa groter dan bij een enkelvoudige gipsplaat. Ook in dit geval is het de geluidsoverdracht doorheen de deuren en de nachthal die ervoor zorgt dat de prestaties van de wand op zich niet bereikt worden.
3
Tabel 3 Massieve binnenwanden (vergelijkende metingen). Planzicht
Opbouw 1. Massief skelet van dennenhout 86 mm
Waarden in situ
Laboratoriumwaarden
DnT,w : 34 (-1,-3) dB Cat. IVa
–
1 Deze scheidingswand tussen twee kamers bestaat uit op elkaar gestapelde dennenbalken. De isolatie wordt dus bepaald door de massa van de wand. Deze zou echter kunnen verbeterd worden door het afdichten van eventuele lekken aan de omtrek van de wand.
;; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ;;; ; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;;
1. Bepleistering 2. Metselwerk van cellenbeton 90 mm 3. Bepleistering
DnT,w : 39 (-1,-4) dB Cat. IIIb
Rw : 35 ~ 40 dB
2 1 Deze meting werd uitgevoerd tussen twee kamers in een villa. Het meeste geluid aan de ontvangstzijde is afkomstig van de geluidstransmissie doorheen de deuren die uitgeven op de nachthal.
3
1. Metselwerk van betonblokken 190 mm 2. Bepleistering aan een zijde
DnT,w : 46 (-1,-4) dB Cat. IIIa
Rw : 50 ~ 55 dB
2 1
De muur is zwaar en massief, dus redelijk doeltreffend. De meetomstandigheden waren gunstig door de afwezigheid van parasitaire geluidstransmissie. De bepleistering op een van de zijden verzekerde de lekdichtheid van de muur.
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 7
%
UIT DE PRAKTIJK
Afb. 7 De aanwezigheid van een deur met beperkte isolatie in een wand vermindert de globale isolatie. (vervolg van pagina 3)
De bijdragen van de verschillende invloedsfactoren tot het globale resultaat kunnen slechts moeilijk bepaald worden. De meting van de DnT,w-waarde omvat al deze elementen en geeft een resultaat weer waarbij alle elementen in rekening gebracht worden. In het domein van de akoestiek is het echter het zwakste element dat de globale isolatie bepaalt. Als we bijvoorbeeld een wand beschouwen met een isolatie van 40 dB, waarin men een deur plaatst met een isolatie van 20 dB die 20 % van het wandoppervlak uitmaakt, zal de globale isolatie van de wand slechts 27 dB bedragen. Bij onze metingen hebben we bijgevolg dikwijls erg lage resultaten verkregen, terwijl de opbouw van de wand op zich betere resultaten liet vermoeden. De binnendeuren en de hieraan verbonden ventilatie vormen een belangrijke bron van geluidsoverdracht tussen ruimten. Zelfs indien de nachthal een sas vormt tussen twee ruimten die men akoestisch wil isoleren van elkaar, is de akoestische isolatie van de twee deuren die uitgeven op de hal zo klein dat het merendeel van het geluid langs deze weg afgestraald wordt. Als men de akoestische prestaties van scheidingswanden in een houtskeletwoning wil verbeteren, dient men dus eerst en vooral de akoestische kwaliteit van de deuren te verbeteren, evenals hun aansluiting met de omliggende structuur. Voor meer informatie hierover verwijzen we naar het artikel “Akoestische problematiek van deuren” dat verscheen in het WTCB-Tijdschrift (lente 2000). De hierin beschreven principes kunnen ook toegepast worden op houtskeletconstructies.
2.1.2 OPTIMALISERING
VAN DE WANDOPBOUW
IN HOUTSKELETWONINGEN
Uitgaande van de analyse van de meetresultaten kan men twee akoestische verbeteringen voorstellen ten aanzien van de wanden in een houtskeletwoning.
Afb. 8 In het donkergroen : scheidingswand; in het rood : rechtstreekse geluidstransmissie doorheen de wand en onrechtstreekse transmissie langs de lichtere deuren. r De eerste benadering bestaat erin de akoestische isolatie van de wanden zoveel mogelijk te verbeteren, zonder echter onhaalbare prestaties te willen bereiken. Deze benadering zou men voor alle houtskeletwoningen kunnen overwegen, zonder grote meerkost, en wordt dan ook reeds door bepaalde bouwfirma’s toegepast. Om een isolatiepeil van bij benadering 40 dB te realiseren, dient men op de volgende aspecten te letten : • men moet platen met een voldoende hoge oppervlaktemassa (van 10 tot 15 kg/m2) gebruiken (bijvoorbeeld gipskartonplaten) • men dient een spouw van minstens 80 mm tussen de platen te voorzien. De afstand tussen de stijlen heeft minder belang • men moet de spouw opvullen met minerale wol of met een ander absorberend opencellig materiaal • men moet de aanwezigheid van openingen of van een gebrekkige afdichting tussen de geplaatste platen en de aangrenzende muren vermijden • men dient te zorgen voor een goede afdichting en een redelijke doeltreffendheid van de binnendeuren (rekening houdend met de gevolgen voor de ventilatie) • indien mogelijk, moet men het gebruik van een alternerend skelet verkiezen. Zo verhoogt men de kans op het bekomen van wandprestaties die vergelijkbaar zijn met de waarden, verkregen in het laboratorium. r De tweede benadering bestaat erin de akoestische isolatie van de scheidingswanden tussen bepaalde ruimten, zoals bijvoorbeeld een wasruimte en een woonkamer of de beroepsmatige en privatieve delen van een woning, sterk te verbeteren. Deze benadering vereist een grotere aandacht van de ontwerper en eveneens een grotere zorg bij de uitvoering. Om dit doel te bereiken (> 40 dB), dient men
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 8
aandacht te besteden aan het volgende : • men moet platen met een zo hoog mogelijke oppervlaktemassa gebruiken, die bij voorkeur verschillend is langs weerszijden van de wand • men dient de platen langs weerszijden van de wand eventueel te verdubbelen • men moet het gebruik van een dubbel of (minstens) alternerend skelet verkiezen, zonder contact ertussen • men dient de spouw op te vullen met minerale wol of met een ander absorberend opencellig materiaal • men moet stijve contacten tussen de platen en de constructie zoveel mogelijk vermijden • de wand moet afgedicht zijn • voor flankerende wanden moet men een geluidsverzwakkingsindex voorzien die ten minste gelijk is aan deze van de scheidingswand, of dient men deze wanden eventueel te verdubbelen • men moet letten op de akoestische kwaliteit van de geplaatste deuren en op de lekdichtheid van hun montage. In plaats van één deur te voorzien, zou men de voorkeur moeten geven aan een sas, bestaande uit twee deuren, die uitgeeft op een bufferruimte. Voor wanden tussen woningen (appartementen of rijwoningen) verwijzen we naar § 2.5.
2.2 VLOEREN De vloeren die we tijdens onze metingen aangetroffen hebben, hadden de volgende karakteristieken : • de hoogte van de vloerbalken en hun tussenafstand worden doorgaans berekend, afhankelijk van de belastingen en de overspanningen. Deze hoogte was in alle gevallen ten minste gelijk aan 170 mm • het ondervlak van de vloerbalken is ofwel afgesloten, ofwel zichtbaar gelaten. Indien het ondervlak afgesloten is, worden de gebruikte platen bevestigd op een latwerk, dat zelf aan de vloerbalken vastgemaakt is, of worden ze rechtstreeks op de vloerbalken bevestigd. De volgende plaattypes kwamen voor : spaanplaten, OSB-platen, gipskartonplaten, vezelversterkte gipsplaten of platen bestaande uit een combinatie van deze materialen • de spouw tussen de platen kan ofwel leeg gelaten worden, ofwel opgevuld worden met een absorberend materiaal (doorgaans minerale wol) • het bovenvlak wordt afgesloten met een plaat (verschillende types) waarop de vloerbedekking rechtstreeks aangebracht wordt, of waarop een (doorgaans zwevende) dekvloer met vloerbedekking terechtkomt. Hierna volgen vier tabellen : • tabel 4 (p. 10) geeft de resultaten van de metingen op vloeren zonder spouwisolatie • tabel 5 (p. 11) geeft de resultaten van de
%
UIT DE PRAKTIJK
;; ;; ;
12
11
10
; ; ; ; ;
9
;;;;;;;;;;;;;; 8 7 ; 45 6 ;; ;; 1
2
metingen op vloeren met spouwisolatie • tabel 6 (p. 12) geeft de resultaten van de metingen op vloeren zonder afgesloten ondervlak • tabel 7 (p. 12) geeft – ter vergelijking – de resultaten van de metingen op vloeren van massief beton. De eerste kolom van de tabellen beschrijft de vloeropbouw, de tweede geeft de waarde van de in situ gemeten parameters aan. Hierin vindt men onder andere de prestaties van de vloer inzake lucht- en contactgeluidswering terug. Ter vereenvoudiging worden de prestaties van de elementen niet voorgesteld in de vorm van een volledig spectrum, maar wel aan de hand van eengetalsaanduidingen, aangevuld met correctietermen. Ter vergelijking bevatten deze tabellen eveneens de in het laboratorium bepaalde geluidsverzwakkingsindex Rw en het contactgeluidsniveau Ln (indien gekend). De waarden van deze in het laboratorium bepaalde parameters houden geen rekening met de invloed van de vloerbedekking. Onder elk resultaat hebben we als opmerking ook de verkregen prestaties geanalyseerd en hebben we de eventuele zwakke punten vermeld, die de meting beïnvloed hebben. We willen eraan herinneren dat het comfort toeneemt naarmate de DnT,w-waarde (luchtgeluidsisolatie) stijgt. Een hoge L’nT,w-waarde duidt er daarentegen op dat er veel lawaai is in de ontvangstruimte. Dit betekent dat het comfort afneemt naarmate de L’nT,w-waarde stijgt. 2.2.1 ANALYSE
VAN HET GEDRAG VAN
VLOEREN TEN AANZIEN VAN LUCHTGELUID
In een woning uit metselwerk wordt de isolatie van houten vloeren sterk beïnvloed door de opbouw van de zijwanden. Een betonnen vloer, die in het laboratorium een isolatie van 60 dB vertoont, zou in situ bijvoorbeeld een isolatie van 56 dB kunnen opleveren. Een hou-
11
13
3
3
Afb. 9 De combinatie van een zwevende dekvloer met een verlaagd plafond zorgt voor een betere akoestische isolatie van de vloer.
12
2
;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;; 1 ;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;; 4 ;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;
Afb. 10 Opbouw van een betonvloer (rechts) en van een houten vloer (links) in een muur van betonblokken. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Draagmuur van betonblokken Parement Isolatie Bepleistering Gipskartonplaat Latwerk Isolatie (minerale wol)
ten vloer, die in het laboratorium een isolatie van 61 dB vertoont, zal ter plaatse slechts 50 dB opleveren. Dit verschil is waarschijnlijk te verklaren door de beperkte geluidsverzwakking door de verticale wanden; men spreekt in dit geval van ‘flankerende geluidstransmissie’. Meer gedetailleerde informatie over dit concept is opgenomen in een artikel dat verscheen in het WTCB-Tijdschrift (lente 2001). In houtskeletwoningen speelt de flankerende geluidstransmissie eveneens een belangrijke rol. De luchtgeluidsisolatie tussen twee ruimten zal dus afhankelijk zijn van de geluidsverzwakkingsindex van de vloer en de verticale wanden en van het type aansluiting tussen de vloer en de verticale wanden. Als men de luchtgeluidsisolatie tussen twee boven elkaar liggende ruimten wil verbeteren, moet bijgevolg aan de volgende twee voorwaarden voldaan worden : • de vloeropbouw moet een voldoende hoge geluidsverzwakkingsindex hebben • men moet de zijwanden (door voorzetwanden) of de constructie (door scheiding tussen de verschillende niveaus) aanpassen. Het principe van de houtskeletwoning, vooral deze van het platformtype, laat toe zonder al te grote moeilijkheden in te grijpen op de structuur en aldus de flankerende geluidstransmissie te verminderen. De plaatsing van een elastische zool tussen elk niveau biedt immers de mogelijkheid om de flankerende geluidstransmissie aanzienlijk te reduceren. De luchtgeluidsisolatie zou in dat geval dus vooral afhankelijk zijn van de rechtstreekse overdracht, d.w.z. van de geluidsverzwakkingsindex van de vloer. Wij hopen in de toekomst metingen te kunnen uitvoeren in een gebouw waarin dit procédé
8. 9. 10. 11. 12. 13.
Spouw OSB-plaat Isolerende onderlaag Dekvloer Betegeling Betonvloer
toegepast werd. Deze meetresultaten zullen in een volgend artikel voorgesteld worden. Het is bijna onmogelijk een goede luchtgeluidsisolatie te verkrijgen tussen niveaus, zonder te raken aan de structuur of de zijwanden (bijvoorbeeld door doeltreffende voorzetwanden te gebruiken). De toepassing van een van beide principes, gecombineerd met de keuze van een vloer met een hoge geluidsverzwakkingsindex, zal in de meeste gevallen leiden tot een comfortabele akoestische isolatie. Wat de invloed van de minerale wol betreft, kan men in gevallen waarbij het verlaagde plafond en de vloer rechtstreeks bevestigd zijn op de vloerbalken vaststellen dat de aanwezigheid van minerale wol in de spouw de isolatie slechts met enkele decibels verbetert. Dit kan men verklaren doordat de geluidsenergie zich voornamelijk doorheen de vloerbalken (van het ene vlak naar het andere) voortplant. De aanwezigheid van een isolatiemateriaal in de luchtspouw heeft bijgevolg slechts weinig invloed op de isolatie. Indien het verlaagde plafond daarentegen op een latwerk aangebracht is, hebben we te maken met een soort ‘massa-veer-massa’systeem (M-V-M), en zorgt de minerale wol voor een verbetering van verschillende decibels. Dit geldt eveneens wanneer er een zwevende dekvloer bovenop de vloer ligt. Men kan daarom besluiten dat het pas interessant wordt minerale wol in de spouw te voorzien, wanneer het verlaagde plafond op een latwerk bevestigd is of wanneer de vloerbedekking op een zwevende dekvloer rust. Het voorzien van een latwerk als ondergrond voor een verlaagd plafond zorgt voor een verbetering van meerdere decibels. (vervolg van de tekst op pagina 13)
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 9
%
UIT DE PRAKTIJK Tabel 4 Vloeren zonder minerale wol in de spouw. Beschrijving van de wand
6
5
4
;;;; ;;;;;; ;;;;; ;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;; 2
1
3
5
4
;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;; 2
1
5
4
;;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;;; 2
1
1. Spaanplaat 14 mm 2. Skelet 47/170 mm 3. Spouw 4. Spaanplaat 22 mm 5. Onderlaag voor parket 6. Parket
3
7
6
5
;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;; 1
1. Spaanplaat 14 mm 2. Skelet 47/170 mm 3. Spouw 170 mm 4. Spaanplaat 22 mm 5. Vast tapijt
3
6
2
3
8
7
6
5
;;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;;; 2
1. Vezelversterkte gipsplaat 12,5 mm 2. Latwerk 25/40 3. Spouw 4. Skelet 38/235 mm 5. OSB-plaat 18 mm 6. Houtvezelplaat 20 mm 7. Massief parket 22 mm
4
;;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;;;
1
1. Spaanplaat 14 mm 2. Skelet 47/170 mm 3. Spouw 170 mm 4. Spaanplaat 22 mm 5. Dekvloer 6. Betegeling
3
1. Vezelversterkte gipsplaat 12,5 mm 2. Latwerk 25/40 3. Skelet 38/235 mm 4. Spouw 5. OSB-plaat 18 mm 6. Houtvezelplaat 20 mm 7. Vezelversterkte gipsplaat 12,5 mm 8. Betegeling
4
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 10
Waarden in situ
Laboratoriumwaarden (zonder vloerbedekking)
DnT,w : 48 (-2,-6) dB Cat. III b
Rw : 40 ~ 45 dB
L’nT,w : 70 (-1) dB Cat. < IIIb
Ln,w : 80 ~ 75 dB
De met deze opbouw verkregen DnT,w-waarde overtreft de verwachte resultaten. Deze goede prestaties zijn te danken aan de bijkomende massa van de betegeling en de dekvloer. De contactgeluidsisolatie blijft echter laag. Dit is in grote mate te wijten aan de afwezigheid van een onderlaag onder de dekvloer. DnT,w : 43 (-2,-6) Cat. IVa
Rw : 40 ~ 45 dB
L’nT,w : 50 (1) dB Cat. IIa
Ln,w : 80 ~ 75 dB
In vergelijking met het vorige geval is alleen de vloerbedekking gewijzigd. De lagere oppervlaktemassa reduceert de DnT,w-waarde, maar het vast tapijt brengt een verbetering van de L’nT,w-waarde van 20 dB ten opzichte van de betegeling met zich mee. DnT,w : 45 (-2,-6) dB Cat. IIIa
Rw : 40 ~ 45 dB
L’nT,w : 66 (1) dB Cat. IIIa
Ln,w : 80 ~ 75 dB
Deze derde soort vloerbedekking, met name parket, is lichter dan een betegeling en heeft dan ook niet zo’n hoge DnT,w-waarde. Doordat deze vloerbedekking echter soepeler is, verbetert de L’nT,w-waarde. DnT,w : 39 (-7,-13) dB Cat. IVa
Rw : 45 ~ 50 dB
L’nT,w : 66 (3) dB Cat. IIIa
Ln,w : 75 ~ 70 dB
Deze meting werd beïnvloed door grote lekken. Het latwerk en de verschillende lagen erboven zouden deze isolatie moeten verbeteren. DnT,w : 52 (-3,-9) dB Cat. IIIa
–
L’nT,w : 62 (-1) dB Cat. IIIa
–
De bevestiging van de platen op een latwerk en de grote massa van het geheel zorgen voor een verbetering van de isolatie. Minerale wol of een ander absorberend opencellig materiaal in de spouw zou de isolatie zonder twijfel nog kunnen verbeteren.
%
UIT DE PRAKTIJK Tabel 5 Vloeren met minerale wol in de spouw. Beschrijving van de wand
7
6
5
;;;;;;;;;;;;;; 1
2
3
;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;; 3
1. Gipskartonplaat 12,5 mm 2. Skelet 38/234 mm 3. Minerale wol 120 mm 4. Spouw 5. OSB-plaat 18 mm 6. Betegeling
6
1
2
9
3
8
4
7
;;;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;; 1
2
9
3
8
4
7
5
6
;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;; 1
2
3
4
1. Gipskartonplaat 15 mm 2. Latwerk 20/60 3. Minerale wol 120 mm 4. Geval per geval te berekenen skelet 5. Spouw 6. OSB-plaat 18 mm
5
6
5
DnT,w : 38 (-5,-11) dB Cat. IVa
Rw : 40 ~ 50 dB
L’ nT,w : 76 (2) dB Cat. < IIIb
Ln,w : 80 ~ 70 dB
DnT,w : 43 (-3,-7) dB Cat. IIIb
Rw : 40 ~ 50 dB
L’nT,w : 79 (-4) dB Cat. < IIIb
Ln,w : 80 ~ 70 dB
De opmerkingen zijn dezelfde als hiervoor : de massa van de betegeling en van haar draagvloer zorgen voor een verbetering van de DnT,w-waarde, maar de stijfheid van het geheel reduceert de contactgeluidsisolatie.
4
;;;;;;;;;;;;;
Laboratoriumwaarden (zonder vloerbedekking)
Een latwerk aan het ondervlak zou deze opbouw kunnen verbeteren. Het geheel is erg stijf, zodat het contactgeluid slechts in beperkte mate verzwakt wordt.
5
;;;; ;;;;;; ;;;;;
2
1. Gipskartonplaat 12,5 mm 2. Skelet 38/234 mm 3. Minerale wol 120 mm 4. Spouw 5. OSB-plaat 18 mm 6. Onderlaag voor parket 7. Gelamineerd parket
4
6
1
Waarden in situ
1. Gipskartonplaat 15 mm 2. Latwerk 20/60 3. Minerale wol 120 mm 4. Skelet volgens berekening (niet beschikbaar) 5. Spouw 6. OSB-plaat 18 mm 7. Isolerende onderlaag voor dekvloer 5 mm 8. Anhydrietgebonden dekvloer 40 mm 9. Betegeling 1. Gipskartonplaat 12,5 mm 2. Latwerk 3. Minerale wol 100 mm 4. Skelet volgens berekening (niet beschikbaar) 5. Spouw 6. Spaanplaat 22 mm 7. Onderlaag voor dekvloer 5 mm 8. Cementgebonden dekvloer 60 mm 9. Vast tapijt
DnT,w : 40 (-3,-8) dB Cat. IVa
Rw : 40 ~ 50 dB
L’ nT,w : 75 (0) dB Cat. < IIIb
Ln,w : 80 ~ 70 dB
Het bovenvlak van de vloer heeft geen enkele bekleding. De meetresultaten benaderen de laboratoriumwaarden. DnT,w : 48 (-1,-6) dB Cat. IIb
Rw : 50 ~ 60 dB
L’ nT,w : 73 (6) dB Cat. IIIa
Ln,w : 70 ~ 60 dB
De zwevende dekvloer zorgt voor een verhoging van de oppervlaktemassa en dus voor een betere DnT,wwaarde. Bij deze meting was de L’nT,w-waarde zeer hoog. De vorm van het spectrum wijst erop dat de dekvloer stijve contactpunten vertoont, wat zijn doeltreffendheid t.a.v. contactgeluid sterk vermindert. DnT,w : 51 (-2,-7) dB Cat. IIb
Rw : 50 ~ 60 dB
L’nTw : 62 (1) dB Cat. IIa
Ln,w : 70 ~ 60 dB
De waarden die met deze opbouw bekomen worden, benaderen de comfortcriteria. Het vast tapijt zorgt voor een sterke vermindering van het contactgeluid.
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 11
%
UIT DE PRAKTIJK Tabel 6 Vloeren met zichtbaar skelet (zonder verlaagd plafond). Beschrijving van de wand
6
5
4
3
2
;;;;;;;;;;;;;;
1. Zichtbaar skelet 36/190 mm 2. Spaanplaat 20 mm 3. Onderlaag voor dekvloer 4. Dekvloer 50 mm 5. Onderlaag voor parket 6. Parket
1 6
5
4
3
2
1. Zichtbaar skelet 70/220 mm 2. Vloer van dennenhout 18 mm 3. Onderlaag voor dekvloer 4. Dekvloer 70 mm 5. Onderlaag voor parket 6. Gelamineerd parket
1
8
7
6
5
4
;;; ;;;;;;;;;; 1
2
3
1. Zichtbaar skelet 70/220 mm 2. Planchetten van dennenhout 14 mm 3. Spouw 30 mm 4. OSB-plaat 18 mm 5. Onderlaag voor dekvloer 6. Dekvloer 70 mm 7. Onderlaag voor parket 8. Massief parket
Waarden in situ
Laboratoriumwaarden (zonder vloerbedekking)
DnT,w : 40 (-3,-5) dB Cat. IVb
–
L’nT,w : 65 (0) dB Cat. IIIa
–
Indien de vloerbalken zichtbaar zijn, kan men de isolatie enkel verbeteren door de bovenkant van de vloer te behandelen. De isolatiemogelijkheden zijn dus beperkt. DnT,w : 39 (-1,-3) dB Cat. III b
–
L’nT,w : 65 (0) dB Cat. IIb
–
De waarden uit de drie metingen liggen dicht bij elkaar. Het lijkt moeilijk betere prestaties te behalen. DnT,w : 40 (-1,-5) dB Cat. IVb
–
L’nT,w : 71 (-1) dB L’nT,w : 69 (0) dB
–
In dit geval lijkt de onderlaag van de dekvloer slechtere prestaties te vertonen, of hebben we te maken met een verkeerde uitvoering. De contactgeluidsisolatie is immers iets minder goed dan in de twee vorige gevallen. Het ondervlak van de vloer heeft geen invloed op de isolatie, aangezien het geluid doorheen de vloerbalken overgedragen wordt. Men kan ervan uitgaan dat enkel de lagen boven de vloerbalken bijdragen tot de geluidsisolatie.
Tabel 7 Massief betonnen vloeren (vergelijkende metingen). Beschrijving van de wand
3 1. Welfsels van beton 130 mm 2. Dekvloer 70 mm 3. Vast tapijt 1
2
3 1. Welfsels van beton 130 mm 2. Dekvloer 70 mm 3. Betegeling 1
2
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 12
Waarden in situ
Laboratoriumwaarden (zonder vloerbedekking)
DnT,w : 67 (-1,-4) dB Cat. Ia
–
L’nT,w : 28 (0) dB Cat. Ia
–
Het systeem is doeltreffend. De massieve vloer waarborgt een goede luchtgeluidsisolatie. Het dikke tapijt reduceert de invloed van de klopmachine aan de bron en verbetert eveneens de contactgeluidsisolatie. DnT,w : 51 (-1,-5) dB Cat. IIb
–
L’nT,w : 75 (-10) dB Cat. < IIIb
–
Doordat de dekvloer niet zwevend is, is de contactgeluidsisolatie (ondanks de grote dikte) niet goed. In het geval van een betegeling is het noodzakelijk een zwevende opbouw te voorzien.
%
UIT DE PRAKTIJK (vervolg van pagina 9)
Uit de resultaten van de metingen in het laboratorium kan men afleiden dat de isolatie nog kan verbeteren, indien het latwerk uitgevoerd is met behulp van soepele metalen profielen met een bepaalde tussenafstand. De oppervlaktemassa van het verlaagde plafond speelt dan een belangrijke rol. De aanwezigheid van een zwevende dekvloer verhoogt de massa van de vloer en zorgt dus voor een verbetering van de luchtgeluidsisolatie. Ze verhoogt eveneens de verhouding tussen de massa van de vloer en deze van de aangrenzende wanden, wat de flankerende geluidstransmissie sterk vermindert en erg gunstig is voor de globale isolatie. OSB-platen blijken de interessantste ondergrond te zijn. Factoren zoals de afmetingen, de vorm, de afstand tussen de vloerbalken en het bevestigingssysteem van de elementen (nagels, schroeven, lijm) hebben weinig (of geen) invloed op de resultaten. Wanneer de vloerbalken zichtbaar zijn, is de luchtgeluidsisolatie beperkt, aangezien men het geluid slechts kan verzwakken aan de bovenkant van de vloer. In dit geval dient men een zwevende dekvloer te voorzien.
2.2.2 ANALYSE
VAN HET GEDRAG VAN
VLOEREN TEN AANZIEN VAN CONTACTGELUID
Zoals hierboven reeds vermeld werd, wordt de contactgeluidsisolatie vooral beïnvloed door de vloeropbouw. Als men de vloerbedekking buiten beschouwing laat, bestaat de enige doeltreffende manier om dit type geluid te bestrijden in de uitvoering van een drielagig systeem. Hieronder verstaat men een systeem dat opgebouwd is uit een eerste onafhankelijke laag, los van de draagvloer die de tweede laag vormt (bijvoorbeeld zwevende dekvloer boven de basisvloer) en een derde onafhankelijke laag onder de draagvloer (bijvoorbeeld verlaagd plafond op een onafhankelijke constructie). Dit systeem moet correct uitgevoerd worden. Uit de hiervoor vermelde resultaten (tabellen 4 tot 6) kan men afleiden dat een slechte uitvoering van de zwevende dekvloer rechtstreekse gevolgen heeft voor de globale isolatie. Wij hebben eveneens vastgesteld dat de afwezigheid van een zwevende dekvloer, zelfs in het geval van een massieve structuur, leidt tot een erg slechte contactgeluidsisolatie. Men moet dus zorgen voor een perfecte uitvoering van de zwevende dekvloer, waarbij men de volgende voorzieningen dient te treffen : • isolerende onderlaag onder de dekvloer, opgewerkt langs de muren • geen stijve verbinding tussen de plinten en de dekvloer
Afb. 11 Een parket leidt tot een minder goede contactgeluidsisolatie dan een tapijt. • geen verbinding tussen de constructie en de dekvloer via leidingen. Om doeltreffend te zijn, mogen zwevende vloeren geen enkele stijve verbinding hebben met de structuur van het gebouw. Zoniet zal alle door de vloer opgenomen energie overgedragen worden naar de structuur en vervolgens afgestraald naar de aangrenzende ruimten. De lichte structuur kan immers snel aan het trillen gebracht worden. Het is daarom noodzakelijk de randen van de onderlaag op te werken langs de muren en erop te letten dat de plinten geen contactbrug vormen tussen de zwevende vloer en de muren. Wat de vloerbedekkingen betreft, hebben we vastgesteld dat een (vast) tapijt leidt tot een redelijk goede contactgeluidsisolatie. Deze isolatie verbetert naarmate het tapijt dikker is. Het vast tapijt reduceert de energie immers aan de bron. Dit is niet het geval bij parket en betegelingen. Tengevolge van hun stijfheid stralen deze het geluid namelijk af over de volledige oppervlakte, naar de ondergelegen draagconstructie.
2.2.3 OPTIMALISERING
VAN DE VLOER-
OPBOUW IN HOUTSKELETCONSTRUCTIES
Om een bevredigende lucht- en contactgeluidsisolatie te verkrijgen voor vloeren, dient men de volgende punten te respecteren : • voor het verlaagde plafond dient men platen met een zo groot mogelijke oppervlaktemassa te gebruiken (in het ideale geval gipskartonplaten of vezelversterkte gipsplaten) • het verlaagde plafond mag niet rechtstreeks op de vloerbalken geplaatst worden, maar wel op een latwerk met een zo groot mogelijke tussenafstand (om stijve contacten te vermijden) • de spouw moet met minerale wol of met een ander absorberend opencellig materiaal opgevuld worden, en dit over een dikte die ten minste gelijk is aan de helft van de hoogte ‘vloerbalken + latwerk’ • men dient OSB-platen te gebruiken als basisondergrond • men moet een verende onderlaag voor de dekvloer voorzien en deze opwerken langs de muren
• indien mogelijk dient men een dekvloer met een minimale dikte van 45 mm (en liefst zelfs dikker) te voorzien of eventueel een ander systeem dat het mogelijk maakt de ondergrond van de vloer onafhankelijk te maken van de constructie • men moet vermijden dat de vloerbedekking de zwevende vloer ‘kortsluit’ (soepele voegen aan de omtrek) • de zijwanden moeten een voldoende hoge geluidsverzwakkingsindex hebben (men kan eventueel voorzetwanden aanbrengen). Om een nog betere isolatie te verkrijgen, kunnen van de vloerbalken ontkoppelde metalen profielen gebruikt worden, kan men de dikte van de gipsplaten aan de onderzijde verdubbelen en een plaatsing met alternerende voegen voorzien. Men kan eventueel ook de wanden van de verdieping eronder van voorzetwanden voorzien en/of deze scheiden van de bovenliggende niveaus met behulp van soepele zolen. Als het onmogelijk is te werken met een klassieke dekvloer, kan men een droge dekvloer uitvoeren met platen die op een isolatiemateriaal (bv. minerale wol met hoge dichtheid) geplaatst worden. De prestaties van dit systeem zijn minder gunstig dan deze van klassieke zwevende dekvloeren, maar ze verbeteren wel de karakteristieken van de basisvloer.
2.3 GEVELS De gevels die we aantroffen tijdens onze in situ-metingen vertoonden de volgende karakteristieken : • alle gevels hadden een zichtvlak van baksteen • de dikte van het skelet varieert tussen 80 en 95 mm • de gebruikte platen waren spaanplaten, hout-cementplaten, OSB-platen, gipsplaten, vezelversterkte gipsplaten of platen met een gecombineerde samenstelling • de spouw tussen de platen wordt opgevuld met isolatiemateriaal (minerale wol of ingeblazen isolatie uit cellulosevezels). In de meeste gevallen worden de platen rechtstreeks op het skelet bevestigd. In een van de bestudeerde gevallen waren de binnenste platen via een latwerk op het skelet bevestigd. Hierna volgen twee tabellen : • tabel 8 (p. 14 en 15) geeft de resultaten van de akoestische metingen op gevels van houtskeletconstructies • tabel 9 (p. 15) geeft de resultaten van de akoestische metingen op gevels van woningen met een massief houten structuur. Hun opstelling is dezelfde als voor de tabellen met betrekking tot binnenwanden. (vervolg van de tekst op pagina 16)
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 13
%
UIT DE PRAKTIJK Tabel 8 Gevels van houtskeletconstructies. Voorafgaande opmerkingen : 1. in iedere onderzochte opbouw kwam ook een gevelsteen voor 2. de dichtingsmembranen en dampschermen zijn niet aangegeven in de opbouw. Planzicht
; ;; ; ;; ; ;; ;; ; ; ; ; ;; ;; ; ; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;
Opbouw
3 1
1. OSB-plaat 8 mm 2. Minerale wol 80 mm 3. Enkelvoudig skelet 40/80 mm 4. Spaanplaat 20 mm
Waarden in situ
Laboratoriumwaarden
Dls,2m,nT,w : 43 (-1,-4) dB Cat.Vb
–
2 4
3
De muur die blootgesteld is aan buitengeluiden vertoonde geen openingen (deuren of vensters). De openingen in de aangrenzende muren droegen echter sterk bij tot het binnen gemeten geluidsniveau. Er werden lekken vastgesteld bij de aansluiting raam/constructie.
1. Hout-cementplaat 6 mm 2. Minerale wol 90 mm 3. Enkelvoudig skelet 47/95 mm 4. Spaanplaat 16 mm
Dls,2m,nT,w : 39 (-1,-4) dB Cat. Vb
–
1 2 4
3
1 2
De muur telde 3 vensters van 300 x 300 mm. Ondanks hun beperkte oppervlakte is het naar binnen afgestraalde geluid voornamelijk toe te schrijven aan de geluidstransmissie via de aansluiting raam/constructie.
1. OSB-plaat 12,5 mm 2. Ingeblazen isolatie uit gerecycleerde papiervezels 89 mm 3. Enkelvoudig skelet 38/89 mm 4. Latwerk 25/40 mm 5. Vezelversterkte gipsplaat 12,5 mm
Dls,2m,nT,w : 40 (-3,-7) dB Cat. Vc
–
4 5
3
Het latwerk, bevestigd op het skelet heeft een positieve invloed op de akoestische isolatie van de gevel. De slechte isolatie van het kader van de vensterdeur in de muur heeft de globale akoestische isolatie sterk verminderd.
1. Multiplexplaat 9,5 mm 2. Minerale wol 89 mm 3. Eenvoudig skelet 38/89 mm 4. Gipsplaat 15 mm
Dls,2m,nT,w : 39 (0,-2) dB Cat. Vc
–
1 2 4
3
De muur bevatte een venster. Het naar binnen afgestraalde geluid was voornamelijk afkomstig van de geluidstransmissie doorheen de aansluiting raam/constructie.
1. OSB-plaat 11 mm 2. Minerale wol 89 mm 3. Enkelvoudig skelet 38/89 mm 4. Gipsplaat 12,5 mm
Dls,2m,nT,w : 34 (-1,-4) dB Cat. Vd
–
1 2 4
De muur bevatte een venster. Het naar binnen afgestraalde geluid was voornamelijk afkomstig van de geluidstransmissie doorheen de aansluiting raam/constructie, die in dit geval slechte akoestische prestaties vertoonde.
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 14
%
UIT DE PRAKTIJK Tabel 8 Gevels van houtskeletconstructies (vervolg). Planzicht
; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ; ;; ; ;; ; ;; ; ;; ;;
Opbouw
1. OSB-plaat 11 mm 2. Minerale wol 89 mm 3. Enkelvoudig skelet 38/89 mm 4. Gipsplaat 12,5 mm
3
Waarden in situ
Laboratoriumwaarden
Dls,2m,nT,w : 47 (-1,-2) dB Cat. Va
–
1 2
De muur die blootgesteld is aan buitengeluiden, vertoonde geen openingen (deuren of vensters). Tijdens de metingen hoorde men het geluid afkomstig van de geluidsbron dat langs de openingen in de zijmuren doorgegeven werd. Er was echter slechts een beperkte rechtstreekse geluidsoverdracht door de muur. Hoewel deze meting eveneens beïnvloed werd door lekken ter hoogte van de openingen in de zijwanden, geeft ze een goed beeld van de te verwachten akoestische isolatie van een buitenmuur met een houten skelet.
4
3 5 1 2 4 3
1. OSB-plaat 11 mm 2. Gespoten polyurethaan 3. Dubbel skelet 70/60 mm – 70/50 mm 4. Vezelversterkte gipsplaat 12,5 mm 5. Minerale wol 50 mm
Dls,2m,nT,w : 38 (-2,-6) dB Cat. Vb
–
Deze bijzondere, maar erg doeltreffende opbouw verliest zijn voordelen door het feit dat er lekken voorkomen ter hoogte van de aansluiting raam/constructie.
Tabel 9 Gevels met massief houten structuur. Voorafgaande opmerkingen : 1. in iedere onderzochte opbouw kwam ook een gevelsteen voor 2. de dichtingsmembranen en dampschermen zijn niet aangegeven in de opbouw. Planzicht
Opbouw
1. Minerale wol 40 mm 2. Skelet van massief dennenhout 86 mm
Waarden in situ
Laboratoriumwaarden
Dls,2m,nT,w : 32 (-1,-2) dB Cat. Vd
–
1 2 Net zoals bij houtskeletwoningen vinden de belangrijkste geluidsisolatieverliezen plaats ter hoogte van de openingen (deuren en vensters).
1. Minerale wol 40 mm 2. Skelet van massief dennenhout 86 mm
Dls,2m,nT,w : 38 (-2,-6) dB Cat. Vb
–
1 2 In dit bijzondere geval is het raam in de gevel voorzien van een dubbele akoestische beglazing om de woning te beschermen tegen lawaai afkomstig van vliegtuigen. Het is enkel door de gebrekkige lekdichtheid van de aansluiting raam/muur dat de globale prestaties van de isolatie zo laag zijn. Hieruit kan men afleiden dat men geen enkel detail uit het oog mag verliezen bij de akoestische behandeling van een woning.
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 15
%
UIT DE PRAKTIJK (vervolg van pagina 13)
2.3.1 ANALYSE
VAN HET GEDRAG VAN
GEVELS TEN AANZIEN VAN LUCHTGELUID
De eerste beschermingsmaatregelen tegen geluidsoverlast liggen in de keuze van de inplanting van de woning op het terrein en de organisatie en oriëntatie van de vertrekken. Zo moet men ervoor zorgen dat het gebouw zo ver mogelijk verwijderd is van geluidsbronnen (een weg, bijvoorbeeld) en dat de gevoeligste ruimten zodanig georiënteerd zijn dat ze zo weinig mogelijk blootgesteld worden aan het lawaai (bijvoorbeeld : kamers aan de tegenovergestelde kant van de geluidsbron). Men kan eveneens overwegen muren of andere afschermingen te voorzien. Een bomenrij of een dennenhaag vormt echter geen doeltreffende bescherming tegen geluid. De metingen hebben aangetoond dat de slechte akoestische isolatie van gevels vooral te wijten is aan de openingen (deuren en vensters). De isolatie van de gevelmuur is doorgaans beter (in het geval van een houtskelet) dan deze van de beglaasde delen. De globale isolatie is dus afhankelijk van de prestaties van het schrijnwerk. Men dient daarom niet enkel te letten op de kwaliteit van de beglazing en van het raam, maar eveneens op de luchtdichtheid tussen de vleugel en het vaste kader en op de afwerking tussen het raam en het houtskelet. Het is afgeraden de spouw af te dichten met een schuimmateriaal met gesloten cellen. Men dient bij voorkeur een isolatie van minerale wol te gebruiken voor de afdichting van de spouw en kitvoegen om de luchtdichtheid te verzekeren.
2.3.2 OPTIMALISERING
VAN DE GEVEL-
OPBOUW IN HOUTSKELETWONINGEN
De verbetering van de gevelisolatie in een houtskeletwoning omvat de volgende stappen (in dalende volgorde van belangrijkheid) : • behandeling van alle luchtlekken (door het gebruik van minerale wol, gipskartonplaten
en kit(voegen)) • het in acht nemen van de aanbevelingen die geformuleerd werden in de twee artikels in verband met de akoestische isolatie van vensters, verschenen in het WTCB-Tijdschrift (lente 1998 en herfst 1998) • aanpassing van de structuur, bijvoorbeeld door het toevoegen van een bijkomende dikte (gebruik van voorzetwanden). Uit de meetresultaten blijkt dat het niet aanbevolen is in de eerste plaats de akoestische isolatie van de gevel te verbeteren. Het buitenschrijnwerk speelt in dit opzicht immers een belangrijkere rol.
2.4 DAKEN Hellende daken vormen – mede door hun beperkte oppervlaktemassa – vaak een zwakke schakel voor de akoestische isolatie van het volledige gebouw. Het is echter mogelijk oplossingen uit te voeren die het principe ‘massaveer-massa’ (M-V-M) benaderen. Het dak van houtskeletwoningen wordt meestal met dezelfde technieken uitgevoerd als het dak van traditionele woningen. Het akoestische gedrag van beide systemen is dus vergelijkbaar. We verwijzen de lezer daarom naar een reeds verschenen artikel uit het WTCB-Tijdschrift (zomer 1997) over dit onderwerp, getiteld “Luchtgeluidsisolatie bij pannen- en leiendaken”.
Op basis van de individuele prestaties van de toegepaste elementen (R en Ln) en van de trillingsverzwakkingsindex aan de aansluitingen (Kij) is het mogelijk de akoestische isolatie van een toekomstige woning te voorspellen. Momenteel beschikken de akoestici nog niet over voldoende gegevens om het gedrag ter hoogte van de aansluitingen en dus de verzwakking van de flankerende transmissies nauwkeuring te karakteriseren. Als men goede akoestische prestaties wil bereiken in een houtskeletwoning, zal het tegenwoordig, met de huidige stand van de kennis, dus moeilijk zijn het gedrag van het systeem vóór de uitvoering te waarborgen. In het laboratorium Akoestiek van het WTCB is momenteel een belangrijk onderzoek aan de gang om de waarden van de hierboven vermelde indices te karakteriseren. Hiermee zal het mogelijk worden de isolatie in situ te voorspellen en bouwsystemen voor te stellen die beantwoorden aan de toekomstige eisen. De resultaten van dit onderzoek en de richtlijnen voor de constructie van collectieve houtskeletwoningen komen aan bod in een volgend artikel.
3 2.5 PROBLEEM
BIJ RIJWONINGEN EN APPAR-
TEMENTEN
De norm NBN S 01-400 (1997) geeft aanbevelingen voor de akoestische isolatie van rijwoningen en appartementen, gebaseerd op categorieën. Volgens deze norm moet de isolatie tussen woningen ten minste voldoen aan de categorie IIb. De norm zal echter weldra grondig gewijzigd worden, zowel met betrekking tot de gehanteerde grootheid, als tot de richtwaarde zelf. De waarden, vermeld in § 2.3, zullen blijkbaar als referentie dienen voor de toekomstige normalisatie. In de toekomst zullen alle constructies die twee woningen van elkaar scheiden waarschijnlijk een minimaal isolatiepeil (gemeten in situ) van ongeveer 54 dB moeten hebben. De hierboven voorgestelde resultaten tonen aan dat deze waarde moeilijk te bereiken is met een houtskeletwoning. Bovendien hebben we vastgesteld dat een aanpassing van de muur niet volstaat om een bevredigende isolatie te verkrijgen, aangezien de flankerende geluidstransmissie een belangrijke rol speelt voor de uiteindelijke prestaties van de woning.
Afb. 12 De inplanting en de oriëntatie van het huis vormen de eerste bescherming tegen geluid.
terd worden, dient men voor de constructie van houtskeletappartementen een volledige akoestische studie uit te voeren, om te voldoen aan de eisen in situ.
Hoewel de akoestische isolatie van rijwoningen nog redelijk gemakkelijk kan verbe-
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 16
BESLUIT
De akoestische isolatie van gebouwen is doorgaans gebaseerd op het principe van de massawet. Dit betekent dat de luchtgeluidsisolatie beter zal zijn naarmate de massa van de wand groter is. Door hun lage gewicht zal het in houtskeletwoningen bijgevolg moeilijker zijn voldoende hoge akoestische prestaties te bereiken. Aangezien men enkel kan rekenen op de massa van de wanden, dient men dus andere akoestische principes te hanteren, zoals het principe van de ‘dubbele wand’ of het ‘massa-veer-massa’-effect. Hoewel dit principe moeilijker correct uit te voeren is, vereist het geen bijzondere materialen. De doeltreffendheid ervan berust in de combinatie en vooral in de verwerking van traditionele materialen, die tegenwoordig gebruikt worden in de houtskeletbouw. Zoals uitgelegd in dit artikel, bestaat het principe van de dubbele wand erin (horizontale of verticale) wanden uit te voeren die bestaan uit twee elementen (platen), gescheiden door een luchtspouw die opgevuld wordt met een absorberend materiaal, zodat een zo groot mogelijke scheiding tussen beide elementen ontstaat. Wij hebben aangetoond dat dit – zonder aanzienlijke meerkost tijdens de constructie – zowel mogelijk is voor wanden, vloeren als daken.
%
UIT DE PRAKTIJK Als de in dit artikel voorgestelde principes correct uitgevoerd worden, kan men akoestische prestaties verkrijgen die beter zijn dan de prestaties die men momenteel bij de verschillende Belgische houtskeletbouwsystemen aantreft. De uitgevoerde metingen en de analyse van de aangetroffen systemen hebben aangetoond dat hun ontwerp vaak leidt tot akoestisch doeltreffende systemen, maar dat verdere verbeteringen nog mogelijk zijn. Wij hopen dat het met deze aanbevelingen mogelijk zal worden te komen tot een uitvoering die beter beantwoordt aan de principes van de dubbele wand. Als men deze prestaties nog wil overtreffen, wat in de toekomst trouwens noodzakelijk zal worden om te voldoen aan de akoestische eisen voor rijwoningen en appartementen, zal de eenvoudige uitvoering van de hiervoor beschreven principes waarschijnlijk niet volstaan. Daar waar het verbeteren van bestaande concepten haalbaar is zonder aanzienlijke meerkost, zal het nodig blijken bepaalde ontwerp- en uitvoeringswijzen in vraag te stellen om nog betere prestaties te verkrijgen. Zo zal men bijvoorbeeld de massa van de wanden moeten vergroten, een bredere spouw voorzien en de flankerende geluidstransmissie beperken. Deze maatregelen zijn echter heel specifiek en vallen buiten het kader van dit artikel dat tot doel heeft aannemers hulpmiddelen aan te reiken om bestaande concepten te verbeteren. Het bereiken van een bevredigend akoestisch comfort in een houtskeletwoning is dus mogelijk dankzij een doordacht ontwerp gebaseerd op de hierboven vermelde principes, en een zorgvuldige uitvoering. n
t
LITERATUURLIJST
Belgisch Instituut voor Normalisatie NBN EN ISO 140 Geluidleer. Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen (meerdere delen). Brussel, BIN, 1995-1998-2000. Beranek L. Noise and vibration control. Washington DC, Institute of Noise Control Engineering, Revised Edition, 1988. Blasco M. Akoestische problematiek van deuren. WTCB-Tijdschrift, lente 2000. De Graaf P. en Banga J. Handboek houtskeletbouw. Rotterdam, Stichting Bouwresearch, 2000. Europees Comité voor Normalisatie EN 12354 Building acoustics. Estimation of acoustic performance of buildings and of buildings elements. Brussel, CEN, 2000. Europees Comité voor Normalisatie EN ISO 717 Acoustics. Rating of sound insulation in buildings and of building elements. Brussel, CEN, 1996. Ingelaere B. Geluidsisolatie van vensters. Toepassing van de nieuwe norm EN ISO 717-1:1996. Deel 1 : akoestische prestaties van glas. Brussel, WTCB-Tijdschrift, lente 1998. Ingelaere B. Geluidsisolatie van vensters (deel 2). Brussel, WTCB-Tijdschrift, herfst 1998. Ingelaere B. Geluidsisolatie tussen twee vertrekken : inleidende begrippen. Brussel, WTCBTijdschrift, lente 2001. Ingelaere B. Luchtgeluidsisolatie bij pannen- en leiendaken. Brussel, WTCB-Tijdschrift, zomer 1997. Ingelaere B. Geluidsisolatie van houten vloeren. Brussel, WTCB-Tijdschrift, lente 2001. Kouyoumji J.L. Caractérisation des parois courantes et des liaisons structurales pour la prévision de l’isolement acoustique d’une construction en bois. Bordeaux, Laboratoire Génie Civil et Habitat, december 2000. Meisser M. La pratique de l’acoustique dans le bâtiment. Parijs, Editions Eyrolles, 3e uitgave, 1978. Pujolle J. La pratique de l’isolation acoustique des bâtiments. Parijs, Editions du Moniteur, 1978. Société centrale d’hypothèques et de logement Construction de maison à ossature de bois - Canada. Ottawa, SCHL, Librairie du Québec, 3e uitgave, 1998. Soubrier D. Europese normalisatie inzake bouwakoestiek. Deel 1 : beoordeling van de lucht- en contactgeluidsisolatie. Brussel, WTCB-Tijdschrift, lente 1999.
i
NUTTIGE
INFORMATIE
Dit artikel kwam tot stand in het kader van de Technologische Adviseerdienst ‘Bouwakoestiek’, gesubsidieerd door de Gewesten.
Soubrier D. Europese normalisatie inzake bouwakoestiek. Deel 2. Brussel, WTCB-Tijdschrift, zomer 1999. Vermeir G. Bouwakoestiek. Leuven, Uitgave Acco, 1992. Warnock A.C.C. Comment réduire la transmission du son aérien par les planchers. Ottawa, Conseil national des recherches Canada, Solution constructive n° 25, 1999.
WTCB-Dossiers – Katern nr. 6 – 1e trimester 2004 – pagina 17