akd Gerechtshof A r n h e m - L e e u w a r d e n , s e c t o r civiel Zitting
: 27 augustus 2013
Rolnummer
: 200.126.347
MEMORIE VAN G R I E V E N -inzake 1. Stichtinq Betaald Voetbal " V i t e s s e Arnliem" 2. B.V. V i t e s s e 3. J a n Antonius S n e l l e n b u r q 4. Cornelis Guiit 5. Herman V e e n e n d a a l 6. De H u n n e n s c h a n s B e h e e r B.V. 7. Stichtinq Vrienden v a n V i t e s s e behandelend advocaat: mrs. S.M. van Steenbergen& M.A.F. Evers procesadvocaat: mr. F.A.M. Knuppe contra Provincie Gelderland advocaat: mr. W.E.M. Klostermann
AKD:#5902302vl
Pagina 1 v a n 4 2
1.
Aigemeen
1.1.
Appellanten handhaven alle door hen in eerste aanleg geponeerde stellingen, weren en weerlegglngen, behalve voor zover daar in deze memorie uitdrukkelijk van wordt afgeweken.
1.2.
Deze blijken uit de in de procedure in eerste aanleg gewisselde stukken, te weten: de dagvaarding tot tenuitvoerlegging van een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat, tevens verzoek ex. artikel 615b Rv d.d. 27 augustus 2010 met 20 producties van de zijde van appellanten; de akte aan de zijde van gemtimideerde; het tussenvonnis van 24 november 2010; de conclusie van antwoord met producties aan de zijde van gemtimideerde; het tussenvonnis van 19 januari 2 0 1 1 ; de rolverwijzing van 22 april 2 0 1 1 ; de conclusie van repliek tevens houdende wljziging van eis d.d. 16 november 2011 met productie 2 1 t / m productie 43 aan de zijde van appellanten; de conclusie van dupliek d.d. 23 mei 2012 met 4 producties aan de zijde van gemtimideerde; de akte houdende overlegging van producties d.d. 20 november 2012 met productie 44 t / m productie 47 aan de zijde van appellanten; de faxbrief met productie d.d. 16 november 2012 aan de zijde van gemtimideerde; het proces-verbaal van pleidooi d.d. 20 november 2012; pleitnota d.d. 20 november 2012 aan de zijde van appellanten; pleitnota d.d. 20 november 2012 aan de zijde van gemtimideerde; en het Vonnis.
1.3.
Appellanten hebben bij inschrijving van de appeldagvaarding in het geding gebracht: dagvaarding in eerste aanleg; het tussenvonnis van 24 november 2010; • het Vonnis. De overige in eerste aanleg gewisselde stukken zullen ter gelegenheid van het fourneren van het procesdossier aan uw Gerechtshof doen toekomen.
1.4.
Appellanten zullen partijen op dezelfde wijze aandulden als de rechtbank heeft gedaan: Gelredome: Guijt: Hunnenschans: Private F i n a n c i e r s :
Provincie:
AKD:#5902302vl
De Stichting Gelredome, Gelredome N.V. en B.V. Exploitatiemaatschappij Gelredome gezamenlijk; de heer Cornelis Guijt de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Hunnenschans Beheer B.V De heer Jan Antonius Snellenburg, de heer Cornelis Guijt, de heer Herman Veenendaal en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Hunnenschans Beheer B.V, gezamenlijk De publiekrechtelijke rechtspersoon Provincie Gelderland
Pagina 2 v a n 4 2
Snellenburg: Stichting V i t e s s e : Stichting V r i e n d e n : Veenendaal: B.V. V i t e s s e : Vitesse c.s.:
De heer Jan Antonius Snellenburg De stichting Stichting Betaald Voetbal "Vitesse-Arnhem" De stichting Stichting Vrienden van Vitesse De heer Herman Veenendaal De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Vitesse De stichting Stichting Betaald Voetbal "Vitesse-Arnhem" en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Vitesse gezamenlijk
1.5.
Deze 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
2.
Inleiding
2.1.
In deze schadestaatprocedure gaat het om de schade die appellanten hebben geleden door de onrechtmatige daad van de Provincie, die volgt uit het arrest van het hof van 3 juni 2008 (Productie 1) ('Arrest H o f ) en het arrest van de Hoge Raad d.d. 25 juni 2010 (Productie 2) ('Arrest Hoge Raad').
2.2.
Het voor deze zaak relevante feitenkader is in de hoofdzaak bindend vastgesteld in het Arrest Hof. Diezelfde feiten liggen ten grondslag aan het Arrest Hoge Raad. Appellanten wijzen voor een beknopt overzicht van de vaststaande feiten naar hoofdstuk 3 van het Arrest Hof en naar hoofdstuk 3 van het Arrest Hoge Raad.
2.3.
Vastgesteld is dat de gedeputeerden de concrete toezegging, zonder voorbehoud, hebben gedaan, dat de Provincie zou zorgdragen voor een eenmalige huurverlaging voor het stadion van acht miljoen gulden tot twee miljoen gulden voor het seizoen 2001-2002, en dat de Provincie deze concrete toezegging niet is nagekomen. Voorts staat vast dat de Provincie een inspanningsverplichting op zich heeft genomen om zorg te dragen voor een toekomstige, marktconforme (iagere) huur voor B.V. Vitesse. Verder staat vast dat de gedeputeerden het vertrouwen hebben gewekt dat zij bindende toezeggingen konden doen en dat de gedeputeerden verzuimd hebben duidelijkheid te verschaffen over nog benodigde instemming van Provinciale Staten. Aldus hebben zij appellanten bewogen tot het maken van tevergeefs kosten en het aangaan van aanzienlijke verplichtingen.
AKD:#5902302vi
memorie van grieven is als volgt opgebouwd: Aigemeen; Inleiding; Uitkomst hoofdzaak; Grief I Onjuiste vaststelling feiten; Grief I I maatstaf voor begroting schade; Grief I I I Schade Vitesse c.s.; Grief IV Informatieverschaffing aan de Provincie; Grief V Schade van de Private Financiers en de Stichting Vrienden; Grief VI Winstafdracht; Grief V I I Kostenveroordeling; Bewijsaanbod; Eis.
Paglpa 3 v a n 4 2
2.4.
Appellanten hebben In de schadestaatprocedure in eerste aanleg gespecificeerd en gemotiveerd aangegeven wat hun schade is. Zij hebben dat gedocumenteerd en ondersteund door rapportages van twee schadedeskundigen; Deloitte en Accuracy.
2.5.
Toch is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat er in het geheel geen schade hoeft te worden vergoed door de Provincie. Daarblj gaat de rechtbank vrijwel volledig voorbij aan de door appellanten uitdrukkelijk aangevoerde stellingen en argumenten en de door het hof en de Hoge Raad gedane vaststellingen.
2.6.
Dragend in de redenering van de rechtbank is de gedachte dat de onrechtmatige daad van de Provincie zich beperkt tot het verzuim om te melden dat nog toestemming van Provinciale Staten nodig was voor de toegezegde eenmalige huurverlaging voor het seizoen 2001-2002 (beperkt begrip onrechtmatige daad). Aan deze onjuiste uitleg van het onrechtmatige daad begrip hangt de rechtbank vervolgens haar volledige causaliteitsredenering op en beperkt zij de vergoedbare schade ten onrechte tot die kosten en financiele verplichtingen die niet zouden zijn gemaakt als destijds wel zou zijn gemeld dat Provinciale Staten nog moesten instemmen (r.o. 4.1 van het vonnis). Daaraan koppelt de rechtbank vervolgens de veronderstelling dat deze onrechtmatige daad geen schade heeft veroorzaakt, omdat de bedoelde financiele verplichtingen toch wel zouden zijn gemaakt, althans niet afhankelijk waren van de instemming van Provinciale Staten met de huurverlaging, dan wel niet voorkomen waren als de onrechtmatige daad achterwege was gebleven.
2.7.
Uit het Arrest Hof en het Arrest Hoge Raad volgt echter dat de onrechtmatige daad van de Provincie veel ruimer is dan door de rechtbank is weergegeven (ruim begrip onrechtmatige daad). Voor de causaliteitsvraag is niet beslissend of de door appellanten gemaakte kosten en aangegane financiele verplichtingen bij juiste mededeling niet zouden zijn gemaakt c.q. gedaan, maar of deze kosten zouden zijn gemaakt c.q. de investeringen zouden zijn gedaan als appellanten daartoe niet door de onrechtmatige gedragingen, waaronder de gedane (ongedekte) toezeggingen, zouden zijn bewogen.
2.8.
Voorafgaand aan de grieven zai eerst deze probiematiek nader worden toegelicht aan de hand van het Arrest Hof en het Arrest Hoge Raad.
3.
Uitkomst hoofdzaalc
3.1.
Het Arrest Hof en het Arrest Hoge Raad zijn uitvoerig beschreven in de juridische iiteratuur. De heersende mening is dat beide arresten in juridische zin niet de schoonheidsprijs verdienen, maar dat wel duidelijk is dat de arresten uitdrukkelijk zijn gemotiveerd vanuit de gedachte dat het optreden van de betreffende gedeputeerden (de toezegging die zij in het complex van omstandigheden hebben gedaan) niet voor rekening van appellanten zou mogen worden gebracht en dat de Provincie voor de schade moet opdraaien.
3.2.
Allereerst is van belang dat volgens de Hoge Raad verder in het midden kan blijven of er sprake is van een niet nagekomen bindende toezegging (de primair aangevoerde grondslag in de hoofdzaak: wanprestatie) of van een onrechtmatige daad (de
AKD:#5902302vl
Pagina 4 v a n 4 2
(Jlf );cLkcl subsidiair aangevoerde grondslag in de hoofdzaak). De Hoge Raad heeft immers geoordeeld dat hij niet toekomt aan de (incidenteie) cassatieklacht van appellanten, die zich richtte tegen de afwijzing van de primaire grondslag (wanprestatie) door het hof. De Hoge Raad motiveert dat oordeel als volgt: nu de Provincie na afwijzing van de door haar ingestelde cassatie tegen de toewijzing door het hof van de subsidiaire grondslag al aansprakelijk is, hebben appellanten geen belang meer bij behandeling van hun incidenteie cassatieklacht tegen de door het hof afgewezen primaire grondslag wanprestatie (zie r.o. 5 van het Arrest Hoge Raad). Waarom hebben zij geen belang meer? Omdat de Provincie door het in stand laten van de veroordeling door het hof reeds aansprakelijk is voor diezelfde schade onder de subsidiaire grondslag (onrechtmatige daad). Anders zouden appellanten wel een zelfstandig belang hebben gehad en zou de Hoge Raad de incidenteie cassatie niet onbehandeld hebben gelaten. Deze beslissing van de Hoge Raad is een duidelijke en richtinggevende indicatie voor de inhoud van het onrechtmatigheidsbegrip (en dus ook voor de causaliteitsvraag). Daar komt bij dat het hof het niet nakomen van de gedane toezegging in de door haar aangegeven bijzondere omstandigheden onrechtmatig achtte. De Hoge Raad heeft dat dictum in stand gelaten en alleen de overwegingen van het hof op een aantal punten uitgelegd. 3.3.
De grote gemene deler in de hoofdzaak is dan ook: de Provincie heeft fout gehandeld en moet appellanten volledig compenseren, of er nu sprake is van wanprestatie of van onrechtmatige daad. Daar gaat het in de schadestaatprocedure in kern o m , ontdaan van alle juridische fijnslijperij.
3.4.
De Hoge Raad geeft vervolgens zelf aan dat er daadwerkelijk sprake is van causaliteit tussen het "foute handelen" van de Provincie (de gedragingen van gedeputeerden) en de door appellanten tevergeefs gemaakte kosten en aangegane verplichtingen (zie bijvoorbeeld de door de Hoge Raad gekozen bewoordingen: "door de gedragingen van gedeputeerden" en "bewogen"\n r.o. 4.3 van het Arrest Hoge Raad; zie ook "op basis van deze instructies" in r.o. 4.6.2 sub (v) van het Arrest Hoge Raad).
3.5.
Welk "foute handelen" betreft het nu in concrete? De Hoge Raad is daar duidelijk over: "De Provincie heeft door gedragingen van de gedeputeerden, die in tiet maatsciiappelijl< verl<eerals gedragingen van de Provincie zelf hebben te gelden, Vitesse c.s. ertoe bewogen financieie verplichtingen van zeer aanzienlijke omvang op zich te nemen" (r.o. 4.3 van het Arrest Hoge Raad).
3.6.
Weike gedragingen? De Hoge Raad maakt duidelijk dat die een complex van " d o e n " en " l a t e n " beslaan: "Doen": a. b. c.
AKD:#5902302vl
Gedetailleerde instructies geven inzake de financiele sanering van Vitesse; De toezegging doen dat de Provincie ook zelf een zeer omvangrijke financiele inspanning zou verrichten; IMogelijk maken (met behulp van anderen: samen het zogenaamde reddingsplan) dat Vitesse een licentle zou krijgen voor het seizoen 2001-2002;
Pagina 5 v a n 4 2
d. e.
Een inspanningsverplichting op zich nemen om zorg te dragen voor een toekomstige, marktconforme (Iagere) huur;^ Het wekken van vertrouwen dat intern maatregelen waren genomen om een voor de Provincie bindende regeling te kunnen treffen: de toezegging nakomen.
"Laten": f. g.
Geen (duidelijk) bevoegdheidsvoorbehoud maken (niet melden noodzaak toestemming Provinciale Staten); Niet duidelijk maken dat de Provincie slechts een inspanningsverplichting op zich nam.
3.7.
De Hoge Raad overweegt na de opsomming van het " d o e n " (de toezegging) van de gedeputeerden: "De gedeputeerden hadden behoren te begrijpen dat Vitesse c.s. zeer aanzienlijl<e sctiade zouden lijden - bestaande uit in dat gevai tevergeefs gemaal
3.8.
Deze belangrijke overweging van de Hoge Raad refereert uitdrukkelijk aan het handelen van de gedeputeerden. Het primaat ligt bij het "doen": de hiervoor in punt a tot en met e omschreven gedragingen van gedeputeerden. Door deze gedragingen van de gedeputeerden zijn appellanten ertoe bewogen financiele verplichtingen van zeer aanzienlijke omvang op zich te nemen, veel meer dan door het "laten". Het " l a t e n " had hoogult voorkomen dat appellanten deze verplichtingen op zich zouden nemen.
3.9.
Ook uit de opsomming van de volgens de Hoge Raad (en het hof) van belang zijnde bijzondere omstandigheden (r.o. 4.6.2. van het Arrest Hoge Raad) volgt het primaat van het " d o e n " van gedeputeerden: a. De aanwezigheid van een aanzlenlijk eigen financieel belang van de Provincie; b. De belangrijke positie die gedeputeerden Innamen blnnen de bestuurlijke organlsatle van de Provincie en het felt dat het bij uitstek op de weg van de gedeputeerden lag om het zeer dreigende risico van grote schade voor de Provincie af te wenden. c. d. e.
f.
Het bestaan van een urgente crlsissituatie; er dreigde zeer aanzienlijke schade voor Vitesse c.s. en de Provincie als niet onmlddellijk zou worden Ingegrepen; Het Inltlatief lag bij de gedeputeerden: "locus delicti" was het Provlnclehuis; De Provincie blokkeerde private alternatleve opiossingen met betrekking tot het stadion en opteerde voor het zogenaamde reddingsplan met een gezamenlljke bijdrage van Vitesse, de investeerders en de Provincie; De gedeputeerden gaven gedetailleerde Instructies inzake de door Vitesse, de
^ Dit laatste (toekomstige
markconforme
(Iagere) huur) staat overigens als enige niet met zoveel woorden In r.o. 4.3
van het arrest Hoge Raad, maar volgt uit het (in stand gelaten) oordeel van het hof (zie r.o. 4.22 en 4.33 arrest
AKD;#5902302vl
hof).
Pagina 6 v a n 4 2
investeerders en de Provincie te ieveren bijdragen aan de voor Iiet verkrijgen van de licentle noodzakelijke financiele sanering van Vitesse (het zogenaamde reddingsplan): 3.10. Ook uit r.o. 4.6.1 en r.o. 4.6.2 van het Arrest Hoge Raad volgt dat de onrechtmatlgheid primair schuilt in het " d o e n " van de Provincie, bijvoorbeeld in voornoemd geven van instructies: "Dit l
AKD:#5902302vl
Pagina 7 v a n 4 2
deze boodschap kwam echter feitelijk te laat: op 16 Juli 2001 waren de overeenkomsten inzake de schuldoverneming (voor f 5 miljoen) en de Iening (van fl6 miljoen) al gesloten; ook was op 17 Juli 2001 de licentle al verleend). Vitesse c.s. hebben in de procedure steeds benadrukt dat zlj al deze investeringen niet zouden hebben gedaan Indlen zij hadden geweten dat het slechts ging om een inspanningsverbintenis van de zijde van de Provincie en niet om een toezegging waarop zij vertrouwden. Tegenover deze grote financiele inspanningen van de zijde van Vitesse c.s., waarvan de Provincie ook wist dat deze gedaan zouden worden, mochten Vitesse c.s. er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de Provincie van haar zijde ook een financiele Inspanning zou verrichten die verder relkte dan enkel een inspanningsverbintenis. Door de toezegging van de gedeputeerden betreffende de eenmalige huurverlaging voor het seizoen 2001 -2002 niet na te komen, handelt de Provincie niet alleen Jegens Vitesse (appellanten sub 1 en 2) onrechtmatig doch ook Jegens de Private Financiers (appellanten sub 2a, 2b, 2c en 2d) en de Stichting Vrienden van Vitesse (appellante 3) die als gevolg van deze toezegging een miljoenen Investering hebben gedaan c.q. een Iening hebben afgesloten ter financiering van Vitesse." {z\e r.o. 4.30 en r.o. 4.31 van het Arrest Hof). 3.16. Zowel voor het hof als de Hoge Raad Is er dus sprake van een vastgesteld complex van gedragingen, dat bestaat uit een " d o e n " en een "laten". De Hoge Raad benadrukt dit nog eens in r.o. 3.3(c) van het Arrest Hoge Raad, waaruit volgt dat een nevenschikking is aangebracht tussen enerzijds het op het verkeerde been zetten en anderzijds het niet waarschuwen (de strekking van het handelen en hun bevoegdheid duidelijk maken). Deze twee mogen dus niet worden vereenzelvigd: het " d o e n " heeft geleid tot het gerechtvaardigde vertrouwen dat ook de Provincie een omvangrijke financiele inspanning zou verrichten en het "nalaten" heeft dat vertrouwen niet weggenomen. Dat gerechtvaardigde vertrouwen heeft vervolgens weer geresulteerd In het maken van kosten en het aangaan van aanzienlijke verplichtingen. De Hoge Raad leest blijkens r.o. 3.3. (c) van het Arrest Hoge Raad het Arrest Hof aldus: "De vordering is daarentegen wel toewijsbaar op de subsidiaire grondslag die er op neer komt dat de Provincie (althans de gedeputeerden) Vitesse c.s. op het verkeerde been heeft gezet en [zie hler de nevenschikking; advocaat] heeft nageiaten de strekking van het handelen van de gedeputeerden en hun bevoegdheid daartoe te verduidelijken toen dat mogelijk en nodig was, met als gevolg dat Vitesse c.s. in het vertrouwen dat ook de Provincie een omvangrijke financiele verplichting zou verrichten, financiele verplichtingen van zeer aanzienlijke omvang op zich zou hebben genomen (r.o. 4.26- 4.29 in verblnding met r.o. 4.11)." 3.17. Ook in r.o. 4.1.3. van het Arrest Hoge Raad stelt de Hoge Raad het " d o e n " van de toezegging voorop, en dus niet het "nalaten" om te waarschuwen voor de vereiste instemming van Provinciale Staten: "Als vaststaand moet worden aangenomen dat de gedeputeerden op 2 Juli 2001 zonder voorbehoud de concrete toezegging hebben gedaan dat de Provincie zou zorgdragen voor een eenmalige huurverlaging voor het stadion tot NLG 2m voor het seizoen 2001-2002, en voorts de gedeputeerden en/of de Gedeputeerde Staten niet bevoegd waren deze toezegging te doen en een daarop voortbouwend besluit te nemen (rov. 4.21 - 4.24)".
AKD;#5902302vl
Pagina 8 v a n 4 2
(
/
3.18. De Hoge Raad eindigt zijn overwegingen met r.o. 4.7 van Iiet Arrest Hoge Raad: "Gelet op de hiervoor in 4.6 vermeide omstandigheden, geeft het hiervoor in 4.3 weergegeven oordeei van het hof geen biijl< van een onjuiste rechtsopvatting. Oolc de daartegen gerichte motiveringsl
AKD;#5902302vl
Pagina 9 v a n 4 2
^'[pjf
^ ^ ^ ^
aangaan van financiele verplichtingen. 3.22. Ten onrechte en onder miskenning van het Arrest Hof en het Arrest Hoge Raad beperkt de rechtbank de onrechtmatlgheid c.q. het causaliteitscriterlum tot het feit dat gedeputeerden appellanten op het verkeerde been hebben gezet door hun " l a t e n " (r.o. 4.1 van het vonnis). Dit terwiji zowel het hof als de Hoge Raad duidelijk maken dat het op het verkeerde been zetten meer omvat dan alleen het "laten". Het hof gaat uit van een nevenschikking en de Hoge Raad spreekt zelfs expliciet van "bewegen", "gedragingen" en "handelen" en begint zijn beschrijving van de gewraakte gedragingen niet voor niets met een opsomming van het "doen". Nog maar eens herhaald: onrechtmatig is niet het uitsluitend niet-waarschuwen (waar de rechtbank van uit gaat), maar het door de aangegeven " d o e n " bewegen. Dat is onrechtmatig. 3.23. Uit het vonnis van de rechtbank blijkt niet hoe de rechtbank t o t het oordeel komt dat de onrechtmatige daad is beperkt tot het "laten". Enige motivering ontbreekt.
3.24. De conclusie is dat de rechtbank een onjuist onrechtmatige daad begrip toepast, waardoor zij ten onrechte en zonder deugdelijke motivering de vorderingen van appellanten heeft afgewezen. Het vonnis van de rechtbank leidt tot de navolgende grieven, ieder te lezen in het licht van de in het voorgaande hoofdstuk gegeven algemene toellchting op deze grieven, weIke toelichting hler ais bij iedere grief afzonderlijk integraal herhaald dient te worden beschouwd. 4.
Grief I
Onjuiste vaststelling feiten
De rechtbank heeft e e n o n j u i s t e , a l t h a n s onvolledige opsomming v a n feiten g e g e v e n . Bij d e z e vaststelling v a n de feiten heeft de rechtbank (onder m e e r ) g e e n , althans onvoldoende, rekening gehouden met de feiten die door het hof zijn v a s t g e s t e l d en met het feit dat de rechtsstrijd ten a a n z i e n v a n d e z e feiten i s geeindigd.
4.1.
Toelichting Op grond van artikel 236 Rv is de rechtbank in de schadestaatprocedure gebonden aan de feiten die bindend zijn vastgesteld in de hoofdzaak, aangezien het Arrest Hof In kracht van gewijsde is gegaan na bekrachtiging door de Hoge Raad.
4.2.
Deze gebondenheid aan de feiten in de hoofdzaak valt te vergelljken met de gebondenheid van de Hoge Raad aan diezelfde feiten (artikel 419 lid 3 Rv). HIeruit volgt dat door de Provincie aangevoerde nieuwe, althans contraire feitelljke stellingen hadden moeten worden gepasseerd.
4.3.
Ten onrechte heeft de rechtbank een feitenkader vastgesteld dat op belangrijke punten afwijkt van het in de hoofdzaak vastgestelde feitenkader en waarbij de door het hof aangebrachte nuances worden miskend, althans wezenlijk anders worden geinterpreteerd. Appellanten wijzen onder meer - doch niet limitatief - op de navolgende voorbeelden:
AKD:#5902302vl
Pagina 10 v a n 4 2
4.4.
De slechte financiele situatie van B.V. Vitesse en het voorziene exploitatie tekort Uw hof heeft in r.o. 3.4 van het Arrest Hof als volgt overwogen (voor zover hler relevant): Medio 2001 bevonden B. V. Vitesse en/of de Stichting Vitesse zich in een slechte financiele positie. Het voorziene exploitatietekort over het boekjaar 2001/2002 bedroeg f 22.700.000,-. Die voorwaarden kwamen er op neer dat dekking aangetoond moest worden voor het bearote exploitatietekort." (onderstrepingen door advocaat).
(
4.5.
Het hof heeft dus vastgesteld dat er sprake was van een voorzien exploitatietekort van 22,7 miljoen gulden.
4.6.
De rechtbank gaat om onbegrijpelijke redenen en onvoldoende gemotiveerd uit van een ander feitencomplex dan het in de hoofdzaak vastgestelde. De rechtbank concludeert ten onrechte dat appellanten de Provincie onjuist hebben voorgelicht over de financiele situatie van B.V. Vitesse: "Bij het voorgaande kom ten slotte nog dat uit de door eisers zelf overgelegde notitie van Accuracy (productie 25 bij conclusie van repliek) blijkt dat B.V. Vitesse in 2001 anders dan eisers aanvankelijk hebben gesteid- geen begrotingstekortvan f 22.700.000,— had en ook geen iiqulditeitstekort of exploitatietekort, maar dat het bedrag van f 22.700.000,— zag op verwachte inkomsten van de verkoop van speiers." (r.o. 4.7 van het vonnis) Bij een juiste informatieverstrekking over de financiele situatie van B.V. Vitesse, zo valt uit het voorgaande op te maken, zou de Provincie haar bovendien helemaal niet te hulp zijn geschoten. Ook gelet hierop ontbreekt het causaal verband tussen de gestelde schade van Vitesse c.s. en het onrechtmatig handelen van de Provincie" (r.o. 4.7 van het vonnis)
4.7.
Dit staat haaks op de bindende vaststelling door uw hof: voornoemde getuigenverkiaringen leidt het hof a f dat het op 1 lull 2001 niet alleen voor Vitesse c.s. en Nuon, doch ook voor de Provincie Fonderstreplnq door advocaat] c.q. haar gedeputeerden duidelijk was dat er acute financieie problemen waren voor Vitesse (appeiianten sub la en lb) omdat de licentie niet verleend dreigde te worden, waardoor Vitesse inkomsten zou missen en de verschuldigde huurpenningen voor het stadion Gelredome niet zou kunnen opbrengen en Gelredome daardoor eveneens in de financiele problemen zou raken" (r.o. 4.11 van het Arrest Hof).
4.8.
Daarnaast gaat de rechtbank daarblj volledig voorbij aan de geschetste urgente situatie met betrekking tot de llcentleproblemen en de eventuele gevolgen van het niet verkrijgen van een licentle, zoals die In alle processtukken expliciet zijn geschetst en ook door het hof en de Hoge Raad zijn vastgesteld.
4.9.
Het aangegeven tekort van 22,7 miljoen gulden Is ontstaan, omdat de KNVB
AKD:#5902302vi
Paglfia 1 1 v a n 4 2
transferopbrengsten waar geen contracten of vergelijkbare zekerheid onder liggen niet meeneemt in de begroting. Doordat (verwachte) transferopbrengsten niet als dekking werden aanvaard, ontstond er een gat in de begroting voor seizoen 2 0 0 1 2002 gelijk aan voornoemd bedrag. Dit tekort diende gedekt te zijn door andere (financiele) middelen dan transferopbrengsten om een licentie voor seizoen 2 0 0 1 2002 te verkrijgen. Dat heeft Accuracy uitgelegd in de door de rechtbank genoemde notitie. De rechtbank heeft dit klaarblijkelijk verkeerd begrepen. Die andere (financiele) middelen waren nu juist de op gedetailleerde instructies van de gedeputeerden gebaseerde financiele sanering van Vitesse, met andere woorden: het reddingsplan, waarvan de toezegging van de Provincie een onverbrekelijk onderdeel was. De hoogte van de huur was daarvan een van de belangrijke elementen. Zonder verlaging van de huur was het begrotingstekort van 22,7 miljoen gulden niet gedekt en had B.V. Vitesse geen licentie verkregen van de KNVB.
(
^
Financiele positie Gelredome 4.10. In rechtsoverweging 2.5 van het vonnis overweegt de rechtbank: "Wet was voornoemde genoemde gedeputeerden duidelijk dat B. V. Vitesse acute financieie problemen had en dat de dreiging bestond dat de KNVB-licentie niet zou worden verleend althans gecontinueerd, waardoor B. V. Vitesse inkomsten zou missen en de verschuldigde huur voor het stadion Gelredome, niet meer zou kunnen opbrengen. Als gevolg daarvan zou ook Gelredome N. V., die het stadion als elgenares daarvan verhuurde aan de Stichting Vitesse, in financiele problemen kunnen geraken." (onderstreping toegevoegd door advocaat) 4 . 1 1 . In rechtsoverweging 4.11 van het Arrest Hof overweegt het hof als volgt: "ty/t voornoemde getuigenverkiaringen leidt het hof af dat het op 1 juli 2001 niet alleen voor Vitesse c.s. en Nuon, doch ook voor de Provincie c.q. haar gedeputeerden duidelijk was dat er acute financiele problemen waren voor Vitesse (appellanten sub la en lb) omdat de licentle niet verleend dreigde te worden, waardoor Vitesse inkomsten zou missen en de verschuldigde huurpenningen voor het stadion Gelredome niet zou kunnen opbrengen en Gelredome daardoor eveneens in de financiele problemen zou raken" (onderstreping toegevoegd door advocaat) 4.12. Het hof heeft vastgesteld dat een faillissement van B.V. Vitesse tevens het faillissement van Gelredome betekent. De rechtbank zwakt dit zonder nadere motivering en in strijd met artikel 236 Rv af tot een mogelijkheid. Garantie verstrekt door de Commlssaris van de Koninpin 4.13. De rechtbank stelt in rechtsoverweging 2.13 van het vonnis vast als feit dat de Commlssaris van de Koningin over de medewerking van de Provincie geruststellende woorden heeft gesproken zonder de uitkomst te garanderen. 4.14. Dit wijkt af van het door het hof vastgestelde feitenkader, waarbij de vraag of de Commlssaris van de Koningin de uitkomst van het debat in Provinciale Staten heeft gegarandeerd niet aan de orde is geweest. Evenmin heeft een van de partijen zulks gesteid.
AKD:#5902302vl
Pagina 12 v a n 4 2
Niet overpenomen feiten 4.15. De rechtbank heeft een aantal feiten uit het door het hof vastgestelde feitenkader niet overgenomen. Daardoor ontstaat een onjuist en onvolledig feitelijk kader. Appellanten wijzen onder meer op de navolgende voorbeelden: • In rechtsoverweging 2,11 van het vonnis van de rechtbank wordt de brief van 5 juli 2001 beperkter geciteerd dan in rechtsoverweging 3.9 van het Arrest Hof; • De reactie op deze brief zoals omschreven in rechtsoverweging 3,10 van het Arrest Hof wordt door de rechtbank buiten beschouwing gelaten, althans niet opgenomen in het vastgestelde feitenkader; • De reactie op de brief van 30 november 2001 zoals omschreven in rechtsoverweging 3.15 van het Arrest Hof wordt door de rechtbank buiten beschouwing gelaten, althans niet opgenomen in het vastgestelde feitenkader; • De rechtbank overweegt verder ten onrechte dat de toezegging van de gedeputeerden (slechts) zou hebben ingehouden dat de Provincie zou zorgdragen voor een eenmalige verlaging van de huurprijs voor het stadion Gelredome van NLG 8.000.000 naar NLG 2.000.000 voor het seizoen 2 0 0 1 2002. Zoals blijkt uit het Arrest Hof is naast de toezegging van die eenmalige huurverlaging ook sprake van een toezegging om te zorgen voor een toekomstige markconforme (Iagere) huur. Weliswaar heeft het hof niet bewezen geacht dat deze andere toezegging een resultaatsverplichting behelsde (en de Provincie is tekortgeschoten in de nakoming), maar feit is dat het hof heeft vastgesteld dat sprake is van een toegezegde Inspanningsverplichting (r.o. 4.33 van het Arrest Hof). Ook met die toezegging zijn appellanten bewogen kosten te maken en verplichtingen aan te gaan. 4.16. De rechtbank had bij het wijzen van het vonnis uit moeten gaan van het feitenkader omschreven in het Arrest Hof. Nu de rechtbank dit heeft nageiaten baseert zij haar beslissing op een onjuist feitenkader. 5.
Grief I I
l^aatstaf voor begroting s c h a d e
Ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd g a a t de rechtbank er in h a a r v o n n i s bij herhaling v a n uit dat appellanten (uitsluitend) op het v e r k e e r d e been zijn g e z e t door het niet voldoende duidelijk maken v a n het voorbehoud dat de Provincie nog m o e s t i n s t e m m e n met de toezeggingen v a n g e d e p u t e e r d e n . T e n onrechte e n zonder deugdelijke motivering gaat de rechtbank voorbij a a n de ( a n d e r e a s p e c t e n v a n d e ) onrechtmatige d a a d , die door het hof en de Hoge Raad zijn v a s t g e s t e l d . T e n onrechte e n onvoldoende gemotiveerd beperkt de rechtbank de causaliteitstoets tot de s c h a d e die appellanten hebben geleden a l s gevolg v a n ( s l e c h t s ) het feit dat de gedeputeerden hen op het v e r k e e r d e been hebben g e z e t door hun niet uitdrukkelijk te melden dat nog m e d e w e r k i n g v a n Provinciale S t a t e n nodig w a s voor de financiele inspanningen die de gedeputeerden n a m e n s de Provincie hadden t o e g e z e g d .
5.1.
Toelichting Allereerst wordt verwezen naar het in de algemene toelichting (zie hoofdstuk 3 van deze memorie) gestelde, hetgeen hler als woordelijk herhaald ingelast moet worden
AKD:#5902302vl
Pagina 13 v a n 4 2
V
beschouwd en onderdeel uitmaakt van deze grief. Tevens verwijzen appellanten naar punt 4..1 en verder van de dagvaarding in eerste aanleg, punt 6 van de conclusie van repliek en punt 3 van de pleitnota. Deze punten dienen hler als herhaald en ingelast te worden beschouwd. 5.2.
Ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd gaat de rechtbank uit van een verkeerd begrip onrechtmatige daad. In afwijking van het hof en de Hoge Raad overweegt de rechtbank dat het in deze zaak (slechts) gaat om de vaststelling van de schade die appellanten hebben geleden als gevolg van het feit dat de gedeputeerden niet uitdrukkelijk hebben gemeld dat nog toestemming van Provinciale Staten nodig was voor de financiele inspanningen die de gedeputeerden namens de Provincie hadden toegezegd. De onrechtmatige daad c.q. het causaliteitscriterlum wordt aldus beperkt tot het feit dat de gedeputeerden appellanten op het verkeerde been hebben gezet door hun " l a t e n " (kortweg door niet te waarschuwen). Op deze onjuiste uitleg baseert de rechtbank vervolgens de beantwoording van de vraag weike schade voor toewijzing in aanmerking komt.
5.3.
De rechtbank miskent dat zij aan de overwegingen van het hof en de Hoge Raad gebonden is (vgl. HR 17 januari 1997, NJ 1997, 230 (l^oerman/Bakker). Uit het Arrest Hof en het Arrest Hoge Raad volgt dat appellanten door het complex van de gedragingen van de gedeputeerden op het verkeerde been zijn gezet, dus niet alleen door wat niet Is gezegd, maar ook (en vooral) door wat wel is gezegd c.q. gedaan.
5.4.
De Hoge Raad benadrukt in r.o. 3.3 van het Arrest Hoge Raad niet voor niets de nevenschikking die het hof heeft aangebracht tussen (i) het op het verkeerde been zetten (kortweg de toezegging); en (11) het niet waarschuwen (het niet duidelijk maken wat de strekking van hun handelen en hun bevoegdheid was). Het eerste heeft geleid tot het gerechtvaardigde vertrouwen dat de Provincie een omvangrijke financiele inspanning zou verrichten als appellanten zelf ook aanzienlijke financiele verplichtingen op zich zouden nemen in het kader van het reddingsplan; het tweede heeft dat vertrouwen, dat achteraf bezien niet waargemaakt kon worden, niet (tijdig) weggenomen. Het door de gedeputeerden bewerkstelllgde gerechtvaardigde vertrouwen heeft geresulteerd in het maken van kosten en aangaan van aanzienlijke financiele verplichtingen door appellanten. Toen de Provincie later niet thuls gaf, leldde dat tot schade voor appellanten. Het hof en de Hoge Raad zijn daar duidelijk over (zie hoofdstuk 3 van deze memorie).
5.5.
Het hof en de Hoge Raad hebben vastgesteld dat appellanten zijn bewogen door de gedetailleerde Instructies van gedeputeerden, In combinatie met de In het Arrest Hof beschreven "setting" waarin een en ander zich afspeelde (zie nummer 3.18 van deze memorie van grieven). In hoofdstuk 3 van deze memorie van grieven is gemotiveerd ulteengezet dat de onrechtmatige daad primair bestaan uit het " d o e n " en verder uit het " l a t e n " van de gedeputeerden.
5.6.
De onrechtmatige daad is gelegen in het onbevoegd doen van een concrete toezegging, zonder voorbehoud of waarschuwing, onder een aantal bijzondere omstandigheden, met als resultaat dat appellanten op het verkeerde been zijn gezet
AKD:#5902302vl
Pagina 1 4 v a n 4 2
en de Provincie bij hen het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat een bindende regeling getroffen kon worden en de Provincie het hare zou doen, als appellanten het hunne zouden doen, i.e. kosten zouden maken en zeer aanzienlijke financiele verplichtingen zouden aangaan. Appellanten zijn aldus bewogen om mee te werken aan het reddingsplan voor B.V. Vitesse. 5.7.
Er is dus sprake van onrechtmatlgheid omdat (1) appellanten op het verkeerde been zijn gezet en op die basis hebben meegewerkt aan het reddingsplan voor B.V. Vitesse en (ii) gedeputeerden hebben nageiaten de strekking van hun handelen te verduidelijken toen dat nog mogelijk was. De niet gegeven waarschuwing is dus zeker relevant in dit samenstel van gedragingen, maar die gedragingen mogen daartoe niet worden beperkt, zoals de rechtbank ten onrechte doet. Het door het hof en de Hoge Raad cruciaal geachte gerechtvaardigde vertrouwen is immers voor een belangrijk deel, zo niet voor het belangrijkste deel, veroorzaakt door voornoemde andere gedragingen van de gedeputeerden.
5.8.
Het door toezeggingen en instructies bewegen van appellanten om zeer aanzienlijke financiele verplichtingen op zich te nemen, mede door het vertrouwen te wekken dat intern maatregelen waren genomen om een voor de Provincie bindende regeling te treffen, is onrechtmatig volgens het hof en de Hoge Raad.
5.9.
In de schadestaatprocedure moet daarom de vraag zijn weIke kosten en financiele verplichtingen appellanten hebben gemaakt c.q. zijn aangegaan, die zij niet zouden hebben gemaakt of niet zouden zijn aangegaan, als zij niet als gevolg van de door het hof en de Hoge Raad onrechtmatig geachte gedragingen van de gedeputeerden hadden meegewerkt aan het reddingsplan voor B.V. Vitesse. Het door de rechtbank toegepast criterium is daarom te beperkt en de rechtbank verzuimt te motiveren waarom zij hler afwijkt van de in kracht van gewijsde gegane uitspraak in de hoofdzaak.
6.
Grief I I I
(
Scliade V i t e s s e c . s .
T e n onrechte e n onvoldoende gemotiveerd heeft de rechtbank de door V i t e s s e c . s . gevorderde s c h a d e a f g e w e z e n . T e n onrechte en onvoldoende gemotiveerd b a s e e r t de rechtbank h a a r afwijzing mede op e e n v e r k e e r d onrechtmatige daad begrip en e e n v e r k e e r d c a u s a l i t e i t s c r i t e r l u m . T e n onrechte en onvoldoende gemotiveerd g a a t de rechtbank voorbij aan de in kracht v a n g e w i j s d e gegane uitspraken in de hoofdzaak, w a a r o n d e r het door de Hoge Raad integraal in stand gelaten dictum v a n het hof.
6.1.
Toelichting De rechtbank stelt in r.o. 4.5 van het vonnis vast dat Vitesse c.s. na de toezegging van de gedeputeerden kosten heeft gemaakt en financiele verplichtingen is aangegaan. Vervolgens, zoals in de vorige grief al is ulteengezet, past de rechtbank ten onrechte een verkeerd onrechtmatige daad begrip en een verkeerde causaliteitstoets toe, op basis van een beperkt begrip van de onrechtmatige daad van de Provincie en wijst zij vergoeding van deze schade af.
AKD:#5902302vl
Pagina 15 v a n 4 2
6.2.
De rechtbank had moeten beoordelen weIke kosten door Vitesse c.s. tevergeefs zijn gemaakt en weIke financiele verplichtingen zij zijn aangegaan als gevolg van de door het hof en de Hoge Raad beschreven onrechtmatige gedragingen (zie de voorgaande grief en hoofdstuk 3 van deze memorie).
6.3.
Het dictum van het Arrest Hof bepaalt uitdrukkelijk dat de Provincie aansprakelijk Is voor de door Vitesse c.s. geleden schade uit hoofde van onrechtmatige daad door de toezegging van een eenmalige huurverlaging voor het seizoen 2001-2002 niet na te komen. De Hoge Raad heeft dat dictum in stand gelaten en partijen zijn in de schadestaatprocedure dan ook gebonden aan het daarin vastgelegde onrechtmatigheidscrlterium. Vitesse c.s. moet derhalve in de positie worden gebracht waarin zij zouden hebben verkeerd als de Provincie de onrechtmatige daad niet zou hebben gepleegd, ergo de toezegging zou zijn nagekomen.
6.4.
Ten onrechte stelt de rechtbank In r.o. 4.5 van het vonnis dat Vitesse c.s. niet gemotiveerd hebben gesteid dat zij de betreffende financiele verplichtingen zonder het onrechtmatige handelen van de Provincie niet zouden zijn aangegaan of weIke kosten zij niet zouden hebben gemaakt. Vitesse c.s. hebben met in acht neming van de door het hof en de Hoge Raad vastgestelde criterium gespecificeerd en gedocumenteerd de volgende schadeposten opgevoerd: a. te veel betaalde huur seizoen 2 0 0 1 - 2 0 0 2 ; b. financiele verplichtingen noodplan gemeente Arnhem; c. gedwongen verkoop speiers; d. expertisekosten; e. saneringskosten; f. inkomensderving.
6.5.
Hieronder wordt voor Ieder van deze zes schadeposten nog kort ingegaan op de concrete bijzonderheden per schadepost afzonderlijk. Dit alles onder verwijzing naar de dagvaarding, de conclusie van repliek en de deskundigenrapporten in eerste aanleg, waarin Vitesse c.s. gemotiveerd hebben gesteid en bewezen waarom die schade vergoed zou moeten worden.
6.6.
Vitesse c.s. zouden de in deze zes posten vervatte schade niet hebben geleden indlen de Provincie niet onrechtmatig tegenover haar zou hebben gehandeld en de gedane toezegging tot huurverlaging wel zou zijn nagekomen.
6.7.
6.8.
aTe veel betaalde huur 2001-2002 Ten onrechte concludeert de rechtbank in r.o. 4.5 van het vonnis dat de teveel betaalde huur geen schade is die is ontstaan als gevolg van het onrechtmatige handelen van de Provincie.
Het dictum van het Arrest Hof bepaalt uitdrukkelijk dat de Provincie aansprakelijk is voor de door Vitesse c.s. geleden schade uit hoofde van onrechtmatige daad door de toezegging van een eenmalige huurverlaging niet na te komen. Vitesse c.s. moeten derhalve in de positie worden gebracht waarin zij zouden hebben verkeerd als de
AKD:#5902302vl
Pagina 16 v a n 4 2
Provincie de onreclitmatige daad niet zou hebben gepleegd, ergo de toezegging zou zijn nagekomen. Het ultblijven van de toegezegde huurverlaging heeft Vitesse c.s. EUR 2.620.851 gekost, wat overeenkomt met de onderhavige schadepost van Vitesse c.s. 6.9.
(
Toepassing van het hiervoor uitvoerig omschreven begrip onrechtmatige daad zoals vastgesteld door het hof en de Hoge Raad leidt tot dezelfde uitkomst. Het gaat immers om de kosten die Vitesse c.s. tevergeefs hebben gemaakt en de financiele verplichtingen die zij zijn aangegaan als gevolg van de door de Hoge Raad beschreven gedragingen van de gedeputeerden, waaronder begrepen, maar niet beperkt tot (i) de toezegging dat de Provincie de incidenteie huurverlaging voor seizoen 2 0 0 1 - 2 0 0 2 zou faciliteren, (11) het mogelijk maken dat Vitesse c.s. een licentie zou krijgen voor het seizoen 2001-2002 en (ill) het wekken van vertrouwen dat intern maatregelen waren genomen om een voor de Provincie bindende regeling te kunnen treffen. Weinu, de toezegging betrof de Incidenteie huurverlaging ad EUR 2.620.851, en die was in het kader van de door de gedeputeerden gegeven gedetailleerde instructies inzake de financiele sanering (het reddingsplan) van Vitesse c.s. vereist voor het verkrijgen van een licentie voor het seizoen 2001-2002.
6.10. In overeenstemming met het bovenstaande heeft de Hoge Raad voorts overwogen dat de gedeputeerden hadden behoren te begrijpen dat Vitesse c.s. zeer aanzienlijke schade zou lijden - bestaande uit in dat geval tevergeefs gemaakte kosten en aangegane verplichtingen - als Provinciale Staten de noodzakelijke toestemming voor hun handelen niet zou verlenen. Nu de gedeputeerden niets van dit alles hebben gedaan, heeft de Provincie Vitesse c.s. op het verkeerde been gezet en onrechtmatig tegenover haar gehandeld. Door deze onrechtmatige daad heeft Vitesse c.s, EUR 2.620.851 huurkosten (teveel) betaald. Dit bedrag valt onder de door de Hoge Raad omschreven "tevergeefs gemaakte kosten". Die kosten had zij immers anders niet hoeven maken. ^
6 . 1 1 . Dat de huurkosten onder de te vergoeden schade moeten vallen, blijkt daarnaast uitdrukkelijk ook uit de beslissing van de Hoge Raad inzake het incidenteel beroep van Vitesse c.s. (r.o. 5 van het Arrest Hoge Raad). Zoals al eerder ulteengezet oordeelde de Hoge Raad dat Vitesse c.s. geen belang meer had bij haar incidenteie cassatieklacht, omdat zowel de afgewezen primaire grondslag (wanprestatie: niet nakomen van de toezegging de huur eenmalig te verlagen) als de subsidiaire grondslag (onrechtmatige daad) voor wat betreft de schade tot dezelfde uitkomst leiden: "Vitesse c.s. hebben hierbij echter geen belang. Hun eigen stellingen l
AKD:#5902302vl
Pagina 17 v a n 4 2
Die lnsteel< is niet te verenigen met Iiet oordeel van de Hoge Raad dat Vitesse c.s. geen zelfstandig belang zouden hebben bij een oordeel over de afwijzing door het hof van de primaire grondslag. Dat belang zouden Vitesse c.s. dan nameiijk wel hebben, want onder de ene grondslag zouden zij de misgelopen huurkorting dan kunnen vorderen en onder de andere - zie het oordeel van de rechtbank - kenneiijk niet. 6.12. Het Arrest Hof en het Arrest Hoge Raad ademen de gedachte dat het optreden van de betreffende gedeputeerden niet voor rekening van Vitesse c.s. zou mogen worden gebracht en dat de Provincie de door hen geleden schade volledig dient te compenseren. In die omstandigheden kan het niet zijn dat de toegezegde eenmalige huurverlaging ad EUR 2.620.851, waar het ulteindelijk voor een belangrijk deel om draaide, niet door Vitesse c.s. als schade van de onrechtmatige daad kan worden gevorderd. Door de onrechtmatige daad van de Provincie heeft Vitesse c.s. EUR 2.620.851 huurkosten (teveel) betaald. Dit bedrag valt onder de door de Hoge Raad omschreven "tevergeefs gemaakte kosten". 6.13. Ten slotte nog een kort woord over de hoogte van deze schadepost. Vitesse c.s. hebben in punt 5.4 van de dagvaarding de berekening van het bedrag aan teveel betaalde huur toegelicht. De Provincie heeft deze berekening betwist door te stellen dat de verbru Iks kosten niet tot de huurprijs behoren. Vitesse heeft haar stellingen daarop nader onderbouwd in punt 7.14 (en verder) van de conclusie van repliek. De Provincie doet dit in punt 27 van de conclusie van dupliek af als "onzin" en beroept zich op gewoonte en de oorspronkelijke huurovereenkomst. De Provincie miskent daarmee dat niet relevant is wat er staat In de oorspronkelijke huurovereenkomst, maar wat concreet Is toegezegd door de gedeputeerden en op weIke wijze dat is geinterpreteerd door de aanwezlgen. 6.14. Vitesse c.s. hebben in de conclusie van repliek aan de hand van de getuigenverkiaringen onderbouwd dat het bedrag ziet op de huur inclusief servicelasten. 6.15. Ten onrechte en zonder deugdelijke motivering heeft de rechtbank deze schadepost afgewezen. b. Financiele verplichtinqen noodplan gemeente Arnhem 6.16. Vitesse c.s. hebben in punt 5.5. van de dagvaarding en de punten 7.30 e.v. van de conclusie van repliek uitgelegd dat doordat de Provincie de toezegging van de gedeputeerden niet gestand heeft gedaan er al direct in het seizoen 2001-2002 een Iiqulditeitstekort is ontstaan, waardoor (wederom) faillissement dreigde voor B.V. Vitesse.2 6.17. Het gevolg van de niet nakoming van de toezegging door de Provincie was dat Vitesse c. s. in seizoen 2001-2002 de exorbitante huurkosten hebben betaald, terwiji zij die niet hadden hoeven betalen als de Provincie haar toezegging van een eenmalige
^ Zie daarnaast ool< de punten 3 sub J en 5.9 e.v. van de dagvaarding, van de
5.9 van de conclusie van repliek en 4.12 e.v.
pleitnota.
AKD:#5902302vl
Pagina 18 v a n 4 2
huurverlaging voor het seizoen 2001-2002 zou zijn nagekomen. Daardoor ontstond al direct een tekort van EUR 2.620.851, te weten de bijdrage van de Provincie als onderdeel van de eerdere door de gedeputeerden gemstrueerde financiele sanering van Vitesse c.s.
(
6.18. Tegelijkertijd liepen de reeel begrote inkomsten terug als gevolg van het geschil dat Vitesse c.s. hadden met de Provincie, aangezien deze problemen en de daaraan voor Vitesse c.s. verbonden risico's op faillissement breed werden uitgemeten in de pers. Dit gebeurde al snel na het met veel bombarie door de Provincie gepubliceerde reddingsplan en het alsnog verkrijgen van de licentie. De hosannastemming sloeg om toen de Provincie niet thuls gaf. Na het afhaken van Nuon kon daardoor geen nieuwe shirtsponsor worden gevonden en ook andere sponsors haakten af. Vitesse c.s. is in een negatleve spiraal terechtgekomen, ondanks het feit dat zlj de bedrijfskosten wel conform afspraak had teruggebracht en ook de andere afspraken was nagekomen. Om niet failliet te gaan en om te overleven hebben Vitesse c.s. een noodkrediet met de gemeente Arnhem moeten aangaan tegen een hoge rente en zware aflossingsverplichtingen. In die omstandigheden waren er geen andere externe financiers dan de gemeente Arnhem bereid om krediet te verschaffen aan Vitesse c.s. (en Gelredome) en hebben Vitesse c.s. schade geleden. 6.19. Op 3 april 2002 heeft de gemeente Arnhem als tijdelijke noodmaatregel een doorlopend rekening courant krediet aan Vitesse c.s. verstrekt en op 22 September 2003 Is de definitieve faciliteit gesloten. Aan het einde van het seizoen 2001-2002 was er een tekort van EUR 1.300.000 (notitie 4 Accuracy, productie 27).
^
6.20. Het doorlopende krediet van de gemeente Arnhem met hoge rente en snelle en hoge aflossingsverplichtingen, was niet nodig geweest als de Provincie niet onrechtmatig had gehandeld tegenover Vitesse c.s. In dat geval zou ook de negatleve berichtgeving over de voetbalclub Vitesse achterwege zijn gebleven, zodat het aannemelijk is dat Vitesse in dat geval ook niet in een negatleve spiraal terecht zou zijn gekomen. De op het reddingsplan gebaseerde reele begrotlngen zouden dan zijn gerealiseerd. 6 . 2 1 . Bij volledige uitvoering van het reddingsplan (gebaseerd op de gedetailleerde instructies van de gedeputeerden) waren de problemen voor Vitesse normaal gesproken voorbij geweest. Vitesse was levensvatbaar. Accuracy concludeert in punt 1.3.3 van Notitie 1 inzake de financiele situatie Vitesse gedurende 2001-2004 (Productie 2 2 ) : "Door het verwerken van het reddingsplan en het bijstellen van de verwachte resultaten uit spelerstransfers In de verwachtingen van 30 juni 2001 kan worden geconcludeerd dat Vitesse met dit reddingsplan vanuit financieel perspectief niet meer in de problemen zai komen. Er is geen tekort aan liqulde middelen, wat betekent dat Vitesse in de toekomst aan aile financiele verplichtingen kan voldoen. Naar verwachting resuiteert aan het einde van het seizoen 01/02 een saldo liqulde middelen van meer dan NLG 7 miljoen. In het seizoen 02/03 zai er sprake zijn van een negatleve cashflow, maar naar verwachting zullen de liqulde middelen ook aan het einde van dat seizoen positief zijn". 6.22. Dit alles werd echter doorkrulst door de niet-nakoming door de Provincie van haar
AKD:#5902302vl
Pagina 19 v a n 4 2
toezegging van een eenmalige huurverlaging voor het seizoen 2001-2002. Voor alle duidelijkheid: onderdeel van het reddingsplan was slechts de eenmalige huurverlaging voor seizoen 2001-2002, en niet de structurele marktconforme (Iagere) huur. Dit was voor de KNVB voldoende voor licentieverlening. DIt neemt niet weg dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden bij de onderhandelingen over het reddingsplan ook hebben ingezet op een structurele huurverlaging. Of er nu wel of geen bindende resultaatsverplichting t.a.v. de structurele marktconforme (Iagere) huur was gedaan, was dus niet doorslaggevend voor de overlevingskansen.
(
6.23. Appellanten hebben in de punten 3 sub j en 5.9 e.v. van de dagvaarding, 5.9 en 7.30 e.v. van de conclusie van repliek en 4.12 e.v. van de pleitnota toegelicht waarom het als gevolg van het ultblijven van de huurverlaging noodzakelijk was om het financieel noodplan gemeente Arnhem aan te gaan en extra speiers te verkopen in een dwangpositie om het faillissement van B.V. Vitesse te voorkomen. Deze punten dienen hierna als herhaald en ingelast te worden beschouwd. 6.24. De rechtbank miskent dat appellanten met de term nieuwe financiele problemen slechts hebben bedoeld: financiele problemen die niet zouden zijn ontstaan als de Provincie de toezegging van de gedeputeerden was nagekomen. Dat deze nieuwe financiele problemen niet het gevolg zijn van de onrechtmatige gedragingen van de gedeputeerden, maar van het feit dat Vitesse c.s. is blijven voortbestaan is onvoldoende gemotiveerd door de rechtbank.
I
6.25. De rechtbank miskent dat het noodplan gemeente Arnhem aangegaan is ter voorkoming van grotere schade, ter vermljding nameiijk van het directe faillissement van B.V. Vitesse. Het is een maatregel die is getroffen om grotere schade af te wenden. Deze zware financiele verplichtingen zouden Vitesse c.s. anders niet hebben hoeven aangegaan. Dit betreft redelijke kosten ter voorkoming of beperking van de schade (een zelfstandige schadepost in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub a BW). Om maar voorbeeld te noemen: bij faillissement zouden alle speiers transfervrij zijn, zodat grote waarde verloren zou gaan. Bovendien is bij een faillissement van een betaald voetbal organlsatle geen doorstart mogelijk. 6.26. Nu het hier schadebeperkende maatregelen betreft, had de rechtbank met betrekking tot deze post bovendien een andere toets dienen aan te leggen dan zij heeft gedaan. Zij had (slechts) moeten toetsen aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid sub a BW. Idem voor de hierna nog volgende posten gedwongen verkoop speiers, expertisekosten en saneringsmaatregelen. 6.27. De rechtbank overweegt in r.o. 4.6 van het vonnis dat de financiele verplichtingen noodplan gemeente Arnhem dateren van na de investeringen van de Private Financiers en de Stichting Vrienden (idem voor de expertisekosten, de saneringskosten en de inkomstenderving). Dat Is op zichzelf genomen juist, maar niet beslissend voor de schade- c.q. causaliteitsvraag. Immers, ongeacht het moment van ontstaan, geldt dat de schade het gevolg is van de onrechtmatige daad zoals vastgesteld door het hof en de Hoge Raad. Althans van de schadebeperkende maatregelen die nodig waren als gevolg van die onrechtmatige daad. Doordat de
AKD;#5902302vl
Pagina 2 0 v a n 4 2
Provincie eerst toezegde Iiet hare te zullen doen en dat toen vervolgens niet deed, hebben Vitesse c.s. deze kosten moeten maken, althans deze schade geleden, alles ter voorkoming van een faillissement en/of grotere schade. 6.28. Ten onrechte overweegt de rechtbank in r.o. 4.6 van het vonnis voorts dat op dit punt een nadere onderbouwing zou ontbreken. Voor zover de rechtbank een cijfermatige specificatie bedoelt, wordt er hier op gewezen dat het schadebedrag ad EUR 1.129.543 euro is gespecificeerd in de dagvaarding, de conclusie van repliek en de Deloitte en de Accuracy rapporten. Deze schade als gevolg van de onrechtmatige daad van de Provincie is derhalve uitvoerig gespecificeerd en gedocumenteerd, maar de rechtbank is daarop ten onrechte in het geheel niet ingegaan. 6.29. Ten onrechte en zonder deugdelijke motivering heeft de rechtbank deze schadepost afgewezen. c. Gedwongen verkoop speiers 6.30. Vitesse c.s. heeft EUR 10.276.397,53 aan minderopbrengst moeten accepteren, weIke minderopbrengsten zijn aan te merken als schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub b BW (redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid). Artikel 6:96 BW eist voor toekenning van dergelijke schade geen causaliteitstoets, maar een dubbele redelijkheidtoets. Daaraan is in casu voldaan zoals is omschreven in punt 7.97 en verder van de conclusie van repliek en Productie 28 (notitie Accuracy). De rechtbank is volledig voorbij gegaan aan het door Vitesse ter zake aangevoerde. 6 . 3 1 . Ter zake wordt in dit kader verwezen naar wat is gesteid in punt 7.97 van de conclusie van repliek en Productie 28 (notitie Accuracy) en de punten 6.21 tot en met 6.28 van deze memorie van grieven. WeIke punten hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd. 6.32. Ten onrechte en zonder deugdelijke motivering heeft de rechtbank deze schadepost afgewezen. d. Expertisekosten 6.33. Vitesse c.s. hebben EUR 211.197,25 aan expertisekosten betaald, weIke kosten vallen aan te merken als schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub b BW (redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid). Het betreft de kosten van Deloitte, Accuracy, Uno Bedrijfsadviseurs en interne bedrijfskosten. Artikel 6:96 BW eist voor toekenning van dergelijke schade geen causaliteitstoets, maar een dubbele redelijkheidtoets. Daaraan is in casu voldaan, zoals is onderbouwd in de punten 5.12 e. v. van de dagvaarding en de punten 7.53 e.v. van de conclusie van repliek. De rechtbank is volledig voorbij gegaan aan het door Vitesse ter zake aangevoerde. 6.34. Ter zake wordt in dit kader verwezen naar wat is gesteid in de punten 6.21 t o t en met 6.28 van deze memorie van grieven. WeIke punten hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd. 6.35. Ten onrechte en zonder deugdelijke motivering heeft de rechtbank deze schadepost
AKD:#5902302vl
Pagina 2 1 v a n 4 2
afgewezen. V E R M E E R D E R I N G VAN E I S 6.36. Volledigheidshalve merken appellanten op dat de kosten van Accuracy zijn opgelopen. De kosten die zijn gemoeid met het voorbereiden en bijwonen van het pleidooi bedragen EUR 16.304,75. Appellanten wijzen in dit kader op de factuur van Accuracy van 21 januari 2013 (Productie 48). Het in eerste aanleg genoemde bedrag aan expertisekosten ad EUR 194.892,50 dient met dit bedrag te worden verhoogd (alsmede met het nog vast te stellen bedrag aan verdere bijstand tot het eindoordeei in rechte) en appellanten passen hun vordering overeenkomstig aan. Waarvan akte! e. Saneringskosten 6.37. In punt 5.13 en verder van de dagvaarding en punt 7.71 en verder van de conclusie van repliek hebben Vitesse c.s. de saneringskosten ad EUR 320.114,-- toegelicht en de verweren van de Provincie tegen deze schadepost weerlegd. De saneringskosten zijn een zelfstandige schadepost in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub a B.W. 6.38. Het gevolg van de onrechtmatige daad van de Provincie was een negatleve spiraal waarin Vitesse c.s. terecht kwamen. Toen de inkomsten en kosten van Vitesse c.s. enige tijd later stabiliseerden, bleek dat de voetbalclub Vitesse levensvatbaar zou zijn, mits de bestaande schuldenlast zou worden gesaneerd. Er was echter onvoldoende vrije kasstroom om aan de hoge rente en hoge aflossingsverplichtingen van de gemeente Arnhem te voldoen. Daarvoor was een schuldsanering nodig. Zonder schuldsanering zou B.V. Vitesse alsnog fallleren, met alle gevolgen van dien. 6.39. Ter zake wordt in dit kader verwezen naar wat is gesteid in de punten 6.21 tot en met 6.28 van deze memorie van grieven. WeIke punten hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd. 6.40. Ten onrechte en zonder deugdelijke motivering heeft de rechtbank deze schadepost afgewezen. f. Inkomensderving 6 . 4 1 . Door het al mislukken van het onder regie van de Provincie met veel bombarie gepresenteerde reddingsplan ontstond in het seizoen 2001-2002 direct een Iiqulditeitstekort. Vitesse c.s. hadden geen vet op de botten, de gemeente moest ingrijpen, het team werd verzwakt, sponsoren haakten af, etc. 6.42. Vitesse c.s. kwamen terecht in een negatleve spiraal en dat (externe) negativisme breidde zich als een Inktviek uit. DIt terwiji vergelijkbare betaald voetbal organisaties juist in die jaren een opgaande lijn vertoonden. Die inkomsten is Vitesse c.s. misgelopen. De meerjarenbegroting, die overigens ook volgens een raadsonderzoek van de gemeente Arnhem reallstisch was, werd aan de kostenkant gerealiseerd, maar de inkomstenkant bleef substantieel achter. 6.43. In het voorgaande (zie de punten 6.21 tot en met 6.28 van deze memorie van
AKD:#5902302vl
Pagina 2 2 v a n 4 2
grieven) is al opgemerkt dat bij volledige uitvoering van het reddingsplan - nota bene: een plan gebaseerd op gedetailleerde instructies van de gedeputeerden - de problemen van Vitesse c.s. voorbij zouden zijn geweest. Het mislopen van deze Inkomsten is Vitesse c.s. niet te verwijten. Vitesse c.s. zijn de onder het reddingsplan aangegane verplichtingen direct en volledig nagekomen. Toen dat gebeurd was, heeft de Provincie zich teruggetrokken, en Vitesse c.s. met de brokken laten zitten. Daarmee is duidelijk dat de negatleve spiraal waarmee Vitesse c.s. werden geconfronteerd, en die leldde tot de onderhavige inkomstenderving, veroorzaakt is door de Provincie en niet door Vitesse c.s.
I
6.44. Ook de feiten leren dat dit een voorzienbaar proces is in de voetballerlj. Al snel na het mislukken van het reddingsplan duikelde Vitesse van de bovenkant in de eredivisie (in de 10 jaar daarvoor structureel 4/5 plaats met Europees voetbal) naar degradatieplaatsen in de jaren daarna. Geen geld en een uitverkoop van speiers leiden tot sportief verval, met alle negatleve gevolgen van dien. Ook het omgekeerde is nu gebeurd. In 2010 is Vitesse gekocht door Merab Jordania, die Vitesse heeft gesaneerd. Blnnen een jaar speelde Vitesse voor het eerst sinds het mislukken van het reddingsplan weer Europees, en vorig seizoen deed Vitesse bovenin mee. Dit komt overigens ook overeen met allerlei onderzoeken naar de correlatie tussen geld en sportieve prestaties, waaronder een onderzoek van de KNVB, waaruit blijkt dat er 8 5 % correlatie is. Geld leidt tot sportief succes, en dat trekt weer geld aan. Appellanten wijzen in dit kader op punt 5.14 en verder van de dagvaarding, punt 7.87 en verder van de conclusie van repliek en punt 2.5 en verder van de akte houdende overlegging producties van 5 november 2012. 6.45. Ten onrechte en niet deugdelijk gemotiveerd heeft de rechtbank deze schadepost afgewezen. 7.
(
Grief I V
Informatieversciiaffing a a n de Provincie
T e n onreclite en onvoldoende gemotiveerd trekt de rechtbank ten a a n z i e n v a n de door appellanten geleden s c h a d e in r.o. 4.7. v a n het vonnis onjuiste c o n c l u s i e s uit d e bevindingen v a n A c c u r a c y . Ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd concludeert de rechtbank dat appellanten de Provincie v e r k e e r d hebben geinformeerd over de financiele situatie en dat de Provincie bij e e n j u i s t e informatievoorziening B.V. V i t e s s e niet financieel te hulp zou zijn g e s c h o t e n . T e n onrechte e n zonder deugdelijke motivering concludeert de rechtbank dat dit mede in de w e g s t a a t a a n het a a n n e m e n v a n c a u s a l i t e i t t u s s e n de onrechtmatige daad v a n de Provincie en de gestelde s c h a d e v a n appellanten. 7.1.
Ten onrechte en zonder deugdelijke motivering concludeert de rechtbank uit de notitie van Accuracy (productie 2 5 ) , dat B.V, Vitesse in 2001 geen begrotings-, liquiditeits- of exploitatietekort had.
7.2.
Volgens de rechtbank was er niets aan de hand? De rechtbank gaat ten onrechte voorbij aan de geschetste urgente situatie met betrekking tot de llcentleproblemen en de eventuele gevolgen van het niet verkrijgen van een licentle, zoals die in alle processtukken expliciet zijn geschetst (en ook door het Hof en de Hoge Raad zijn
AKD;#5902302vl
Pagina 2 3 v a n 4 2
vastgesteld). 7.3.
De rechtbank baseert zich in r.o. 4.7. van het vonnis op een verkeerde lezing van de bevindingen van Accuracy. De KNVB concludeerde wel degelijk tot een tekort van 22,7 miljoen gulden. De KNVB accepteerde de vooraf ingeboekte toekomstige transferopbrengsten, waar geen getekende contracten of vergelijkbare zekerheid tegen over stonden, niet. Doordat in de begroting voor seizoen 2001-2002 ook dergelijke transferopbrengsten waren opgenomen als baten, ontstond er een gat ter grootte van 22,7 miljoen gulden. Om een licentie te krijgen diende dit tekort gedekt te worden door andere (financiele) middelen dan toekomstige, verwachte transferopbrengsten.
7.4.
Dat is precies wat Accuracy heeft uitgelegd in voornoemde notitie. De rechtbank heeft dat verkeerd begrepen en ten onrechte geconcludeerd dat de Provincie verkeerd is geinformeerd. Er was wel degelijk een tekort en een acuut gevaar voor faillissement.
7.5.
Om een licentie te krijgen moest dit gat in de begroting gedekt worden. Daar kwam het reddingsplan om de hoek kijken. De ontbrekende financiele middelen zijn opgenomen in het reddingsplan dat op gedetailleerde instructies van gedeputeerden tot stand Is gekomen. De toezegging van de Provincie om de huur voor seizoen 2 0 0 1 2001 te verlagen was daarvan een onverbrekelijk onderdeel. Zonder verlaging van de huur was het financiele gat niet gedicht. Zonder de toezegging dus geen sluitende begroting. Zonder begroting geen licentle. Zonder licentie waren B.V. Vitesse (en Gelredome) failliet gegaan.
7.6.
De conclusie van de rechtbank: "Bij een Juiste informatieverstrel
7.7.
Kortom, ten onrechte en ongemotiveerd concludeert de rechtbank dat niet is komen vaststaan dat de financiele situatie van Vitesse c.s. verband hield met de hoogte van de huur. De rechtbank heeft klaarblijkelijk de kern van de zaak niet begrepen, wat ulteindelijk tot de onjuiste afwijzing van alle schadeposten van appellanten heeft geleid. De rechtbank richt in deze overweging ten onrechte haar pijien op appellanten, die foute informatie zou hebben verstrekt (quod non), en niet op de Provincie, die volgens het hof en de Hoge Raad een onrechtmatige daad gepleegd heeft.
7.8.
Herhaald wordt dat met de eenmalige huurverlaging het reddingsplan een reele kans van slagen zou hebben gehad en dat dan niet al in het eerste seizoen noodsteun bij de Gemeente Arnhem had hoeven te worden gezocht en derhalve geen schadebeperkende maatregelen hadden hoeven te worden genomen. Het spreekt voor zich dat de financiele situatie van Vitesse c.s. een andere was geweest als de
AKD:#5902302vl
Pagina 2 4 v a n 4 2
A akd Provincie de toezegging was nagel
(
7.9,
Appellanten wijzen in dit kader op hetgeen zij hierover hebben gesteid in de punten 3.11 e.v., 3.25 e.v. en 8 van de dagvaarding, de punten 4.12 e.v., 7.87 e.v. en 10 van de conclusie van repliek en punt 2.7 van de pleitnota, hetgeen hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
8.
Grief V
Scliade v a n de Private Financiers e n de Stichting Vrienden
T e n onrechte en onvoldoende gemotiveerd heeft de rechtbank de door de Private Financiers en de Stichting V r i e n d e n gevorderde s c h a d e a f g e w e z e n . T e n onrechte e n onvoldoende gemotiveerd b a s e e r t de rechtbank haar afwijzing op e e n v e r k e e r d onrechtmatige daad begrip en c a u s a l i t e i t s c r i t e r i u m . T e n onrechte en onvoldoende gemotiveerd neemt de r e c h t b a n k in r.o. 4.11 v a n het v o n n i s a a n dat uit de h a n d e l w i j z e v a n de Private Financiers en de Stichting V r i e n d e n niet a n d e r s k a n w o r d e n geconcludeerd dan dat zij hoe dan ook in V i t e s s e zouden hebben g e i n v e s t e e r d en er geen c a u s a l i t e i t bestaat t u s s e n de a a n g e g a n e verplichtingen en d e onrechtmatige daad v a n de Provincie. Die h a n d e l w i j z e v a n de Private F i n a n c i e r s e n de Stichting Vrienden geeft de rechtbank bovendien o n j u i s t , a l t h a n s onvolledig weer.
8.1.
I
Toelichting Hiervoor is al uitvoerig aangegeven dat de Provincie, zo hebben het hof en de Hoge Raad vastgesteld, door middel van specifiek genoemde gedragingen van de gedeputeerden, de Private Financiers en de Stichting Vrienden ertoe heeft bewogen te investeren (i.e. financiele verplichtingen van aanzienlijke omvang op zich te nemen). Nog maar eens herhaald en toegesneden op de casus van de Private Financiers en de Stichting Vrienden: onrechtmatig is niet zozeer het niet-waarschuwen, maar het door het hof en de Hoge Raad vastgestelde complex van gedragingen waarmee de Private Financiers en de Stichting Vrienden zijn bewogen om te investeren.
8.2.
Ook voor wat betreft de Private Financiers en de Stichting Vrienden moet in aanvulling daarop tevens het in stand gelaten dictum van het hof betrokken worden: Het niet nakomen van de gedane toezeggingen is onrechtmatig geacht, niet alleen tegenover Vitesse c.s., maar ook tegenover de Private Financiers en de Stichting Vrienden: "Door de toezegging van de gedeputeerden betreffende de eenmalige huurverlaging voor het seizoen 2001 -2002 niet na te komen, handelt de Provincie niet alleen jegens Vitesse (appellanten aub 1 en 2) onrechtmatig, doch ook jegens de private financiers (appellanten sub 2a, 2b, 2c en 2d) en de Stichting Vrienden van Vitesse (appellante sub 3) die als gevolg van deze toezegging een miljoeneninvestering hebben gedaan c.q. een ieningen hebben afgesloten ter financiering van Vitesse." {r.o. 4.31 van het Arrest Hof; onderstreping door advocaat).
8.3.
In r.o. 4.3 van het Arrest Hoge Raad overweegt de Hoge Raad dat de gedeputeerden
AKD:#5902302vl
Pagina 2 5 v a n 4 2
hadden behoren te begrijpen dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden zeer aanzieniijl<e schade zouden lijden als Provinciale Staten geen toestemming voor hun handelen zouden verlenen. Dat sluit aan bij het uitgangspunt dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden er daadwerkelijk door de gedeputeerden toe zijn bewogen om te Investeren. 8.4.
Het hof en de Hoge Raad hebben gelet op het voorgaande feitelijk dus al vastgesteld dat er sprake is van causaliteit: zij hebben vastgesteld dat de Provincie de Private Financiers en de Stichting Vrienden ertoe heeft bewogen financiele verplichtingen van zeer aanzienlijke omvang op zich te nemen, alles In de wetenschap dat zlj zeer aanzienlijke schade zouden lijden - bestaande uit in dat geval tevergeefs gemaakte kosten en aangegane verplichtingen - als de toezegging van de gedeputeerden niet door Provinciale Staten zou worden gedekt.
8.5.
Ten onrechte en zonder deugdelijke motivering doet de rechtbank het voorkomen alsof die vraag In de schadestaatprocedure nog volledig open ligt. Dat is niet zo. Vaststaat wat het hof en de Hoge Raad hebben geoordeeld. Dat er causaliteit bestaat tussen de door de Hoge Raad opgesomde gedragingen van de gedeputeerden en de door de Private Financiers en de Stichting Vrienden gedane investeringen is dus al vastgesteld. Appellanten verwijzen onder meer naar: a. r.o. 4.3, l e alinea van het Arrest Hoge Raad: "De Provincie fieeft door de gedragingen van de gedeputeerden, die in Iiet maatschappelijlc verkeer als gedragingen van de Provincie zelftiebben te gelden, Vitesse c.s. ertoe bewogen financiele verplichtingen van zeer aanzienlijke omvang op zich te nemen."; b. r.o. 4.6.1 van het Arrest Hoge Raad: " teneinde te voorkomen dat Vitesse c.s. bij het opvolgen van hun Instructies aanzienlijke schade zouden lijden, bestaande uit - in dat geval: tevergeefs - gemaakte kosten en aangegane verplichtingen"; c. r.o. 4.6.2(v) van het Arrest Hoge Raad: "DIt kon de indruk wekken - die ook inderdaad is ontstaan, blijkens het feit dat deze instructies nog diezelfde avond zijn opgevolgd - dat tegenover de grote financieie inspanningen die Vitesse c.s. zich op basis van deze instructies verrichten, de provincie van haar kant daadwerkelijk de toegezegde steun zou verlenen.".
8.6.
Als de Private Financiers en de Stichting Vrienden niet door de gedragingen van de gedeputeerden ertoe bewogen waren financiele verplichtingen van zeer aanzienlijke omvang op zich te nemen, zouden zij niet aan het reddingsplan hebben meegedaan en zouden zij niet hebben geinvesteerd. De door de Private Financiers en de Stichting Vrienden geleden schade dient alsnog door de Provincie te worden vergoed. Het negatlef contract belang is de met de gedane investeringen gemoeide bedragen. Wat er later allemaal gebeurd is of wellicht zou gebeuren volgens de Provincie, doet daaraan niet af.
8.7.
De rechtbank hoeft dus niet meer te beoordelen of de Private Financiers en de Stichting Vrienden financiele verplichtingen zijn aangegaan als gevolg van de omschreven gedragingen van de gedeputeerden. Dit staat vast. De rechtbank dient enkel vast te stellen wat de hoogte is van het bedrag dat niet aan de Private
AKD:#5902302vl
Pagina 2 6 v a n 4 2
Financiers en de Sticliting Vrienden is terug betaald. Dit Is de schade van de Private Financiers en de Stichting Vrienden (exclusief rente en kosten). Deze bedragen zijn uitvoerig gespecificeerd en gedocunnenteerd, onder meer door twee deskundigenrapportages. Appellanten wijzen in dit kader volledigheidshalve op punt 6 en 7 van de dagvaarding In eerste aanleg en punt 8 en 9 van de conclusie van repliek. In deze punten word de schade van Private Financiers en de Stichting Vrienden nader toegelicht en gespecificeerd.
(
I
8.8.
Ten onrechte en zonder deugdelijke motivering is de rechtbank daaraan volledig voorbij gegaan.
8.9.
De rechtbank stelt overigens in r.o. 4.9 van het vonnis vast dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden na de toezegging van de gedeputeerden (dat moet zijn: als gevolg van de gedragingen van de gedeputeerden!) financiele verplichtingen zijn aangegaan, nameiijk een bedrag ad 16 miljoen gulden aan Ieningen en 5 miljoen gulden Inzake het overnemen van de Nuon positie. Dat laatste bedrag Is overigens niet juist. De koopprijs voor de Nuon positie was EUR 4.340.882,— (vast bedrag ad EUR 2 . 2 6 9 . 0 0 0 , - + varlabel bedrag ad EUR 2 . 0 7 1 . 8 8 2 , - ) .
8.10. De Hoge Raad heeft in het Arrest Hoge Raad vastgesteld dat: b. de Private Financiers de schuld van Vitesse aan Nuon zouden overnemen en dat zij en de Stichting Vrienden een bedrag van 16 miljoen gulden aan Vitesse^ zouden lenen, en dat zij dat ook daadwerkelijk hebben gedaan (r.o. 3.1(vil) van het Arrest Hoge Raad); c. op 16 juli 2001 de Iening overeenkomsten tussen de Private Financiers en Vitesse en tussen de Stichting Vrienden en Vitesse zijn getekend (geformaliseerd) (r.o. 3.1(xii) van het Arrest Hoge Raad); d. de gedeputeerden gedetailleerde instructies hebben gegeven aan de Private Financiers en de Stichting Vrienden over hun bijdragen aan de financiele sanering van Vitesse en dat die instructies dezelfde avond zijn opgevolgd (r.o. 4.6(v) van het Arrest Hoge Raad); e. de Private Financiers al op 2 juli 2001 met Nuon zijn overeengekomen dat zij de schuld van Vitesse aan Nuon voor een bedrag van 5 miljoen gulden'' zouden overnemen en dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden toen bovendien hebben toegezegd dat zlj een bedrag van 16 miljoen gulden aan Vitesse ter beschikking zouden stellen. De omstandigheid dat deze afspraak (pas) op 16 juli 2001 is "geformaliseerd" doet volgens de Hoge Raad hierbij niet ter zake (r.o. 4.9 van het Arrest Hoge Raad). 8 . 1 1 . De Private Financiers en de Stichting Vrienden zijn de door hen in het kader van het reddingsplan aangegane verplichtingen dus direct en volledig nagekomen. De door
^ De Hoge Raad refereert NLG 16.000.000
in r.o. 3.1(vii)
van liet Arrest Hoge Raad en 4.9 van het Arrest Hoge Raad aan Ieningen ad
van de Private Financiers aan de Stichting
Private Financiers en de Stichting
Vrienden van Vitesse, maar dat moet zljn Ieningen van de
Vrienden aan Vitesse. In onder meer r.o. 3.1(111) van het Arrest Hoge Raad en r.o.
3.3(d) van het Arrest Hoge Raad staat dit overigens wel weer goed Dit bedrag Is niet juist;
AKD:#5902302vl
zie punt 8.9 van deze memorie
van
weergegeven.
grieven.
Pagina 27 v a n 4 2
hen gedane toezeggingen zijn op 2 juli 2001 gedaan en de overeenkomsten zijn 16 juli 2001 geformaliseerd. Pas veel later, in een brief d.d. 30 november 2 0 0 1 , heeft de Provincie als een donderslag bij heldere hemel aangegeven dat het in haar visie een inspanningsverplichting betrof, en dat een en ander niet haalbaar lijkt.^ Toen waren de investeringen van de Private Financiers en de Stichting Vrienden echter al lang gedaan. Die konden niet meer worden teruggedraaid, op weIke wijze dan ook. Zij hadden zich immers jegens Vitesse c.s. tot de investeringen verplicht, er was al betaald en de gestorte gelden waren direct door B.V. Vitesse gebruikt in de lopende exploitatie.
(
8.12. Appellanten en de Provincie zijn overigens ook na 30 november 2001 in gesprek gebleven over de huurverlaging door middel van een herfinanciering van Gelredome, en steeds is door de Provincie aangegeven dat het wel goed zou komen. Blnnen de Provincie Is een aantal herflnanclerlngsvoorstellen behandeld, maar die hebben het ulteindelijk niet gered. Begin 2003 heeft Jos Vaessen, de toenmalige voorzltter van Vitesse, nog gesproken met Jan Kammlnga, de commlssaris van de Koningin, die toen aangaf dat de Provincie nog steeds doende was de afgesproken huurverlaging te reallseren. Jos Vaessen Is bereid hierover te getuigen. 8.13. Kortom, tot elnd november 2001 was er geen vulltje aan de lucht, en daarna Is het lang onzeker gebleven, maar was er bij appellanten op basis van uitlatlngen van de Provincie de verwachting dat het goed zou komen. 8.14. Door de onjuiste interpretatie van de door het hof en de Hoge Raad vastgestelde onrechtmatige daad (en van het bijbehorend causaliteitscriterium) stelt de rechtbank in r.o. 4.10 van het vonnis de verkeerde vraag. Vervolgens beantwoordt zij die verkeerde vraag ook nog eens verkeerd door onjuiste conclusies te verbinden aan de handelwijze van de Private Financiers en de Stichting Vrienden (r.o. 4.12 van het vonnis en r.o. 4.13 van het vonnis).
^
8.15. De verkeerde vraag die de rechtbank centraal stelt in r.o. 4.10 van het vonnis is of de Private Financiers en de Stichting Vrienden deze investeringen niet zouden hebben gedaan, indlen de gedeputeerden hun uitdrukkelijk duidelijk hadden gemaakt dat voor de toegezegde eenmalige huurverlaging voor het seizoen 2001-2002 nog toestemming van Provinciale Staten nodig was. Het antwoord op deze vraag Is volgens de rechtbank bepalend voor de aanspraken op schadevergoeding van de Private Financiers en de Stichting Vrienden. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend, met als gevolg dat de vorderingen tot schadevergoeding worden afgewezen. Het op het verkeerde been zetten door de Provincie heeft geen schade tot gevolg gehad, aldus de rechtbank. f.
Verkeerd begrip onrechtmatige daad: verkeerde causaliteitsvraag
8.16. Waarom Investeerden de Private Financiers en de Stichting Vrienden? Niet omdat verzuimd werd om te waarschuwen, maar omdat zlj werden bewogen te Investeren.
' Het Hof en de Hoge Raad hebben anders beslist en dit verweer van de Provincie van de hand
AKD:#5902302vl
gewezen.
Pagina 2 8 v a n 4 2
Hoe werden zij bewogen? Door de door het hof en de Hoge Raad vastgestelde gedragingen van de gedeputeerden. Dat is onrechtmatig geacht. 8.17. De betreffende gedragingen van de gedeputeerden bestonden onder meer uit het geven van gedetailleerde instructies inzake de financiele sanering van Vitesse en het mogelijk maken dat Vitesse een licentie zou krijgen voor het seizoen 2001-2002. Een onverbrekelijk onderdeel hiervan was de Incidenteie huurverlaging (en niet de structurele marktconforme huur), zonder weIke toezegging de licentie niet zou zijn verkregen, omdat er dan immers een gat in de begroting voor het seizoen 2001-2002 zou blijven bestaan. Als gevolg van dit gat zou B.V. Vitesse geen licentie hebben verkregen en geen licentie zou betekenen een faillissement van B.V. Vitesse. De Private Financiers en de Stichting Vrienden zouden dan niet hebben geinvesteerd. Deze investering zou immers zinloos zijn geweest. Een doorstart na faillissement van een betaald voetbal organlsatle is niet mogelijk. 8.18. Het onrechtmatige daad begrip en de causaliteitsvraag die de rechtbank formuleert is dus te "beperkt". Het gaat er om of de Private Financiers en de Stichting Vrienden investeringen hebben gedaan, die zlj niet zouden hebben gedaan indlen de toezeggingen, het gewekte vertrouwen en alle andere door het hof en de Hoge Raad vastgestelde gedragingen van de gedeputeerden achterwege waren gebleven. In deze schadestaatprocedure moet dus vastgesteld worden weIke investeringen de Private Financiers en de Stichting Vrienden hebben gedaan als gevolg van de door de Hoge Raad beschreven gedragingen van de gedeputeerden. 8.19. Het antwoord op de door de rechtbank gestelde verkeerde vraag is derhalve niet relevant voor de aanspraken op schadevergoeding van de Private Financiers en de Stichting Vrienden. b.
Verkeerde beantwoording van de verkeerde vraag
8.20. Niet alleen past de rechtbank een te beperkt onrechtmatige daad begrip en een onjuiste causaliteitsvraag toe, zij beantwoordt die vraag ook nog eens verkeerd. Ook bij de het "beperkte" onrechtmatige daad begrip en de "beperkte" causaliteitsvraag had de rechtbank tot het oordeel moeten komen dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden niet geinvesteerd zouden hebben. Waarom? Omdat ook als er van uit zou moeten worden gegaan dat alleen onrechtmatig zou zijn dat de gedeputeerden duidelijkheid hebben verzuimd te geven over de benodigde toestemming van Provinciale Staten voor de eenmalige huurverlaging, nog steeds heeft te gelden dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden hadden afgezlen van hun investering. Immers, dan was duidelijk dat de begroting voor het seizoen 2001-2002 niet, althans niet definitief rond zou zijn, en Vitesse c.s. derhalve niet gered zouden zijn met hun investering. Ook dan zouden zij niet hebben geinvesteerd. 8 . 2 1 . Dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden niet geinvesteerd zouden hebben bij een voorwaardelijke toezegging van gedeputeerden is al vastgesteld in de hoofdzaak en blijkt onder meer uit: a. R.o. 4.30 van het Arrest Hof: "Wfesse c.s. hebben in de procedure steeds
AKD;#S902302vl
Pagina 2 9 v a n 4 2
b.
c. d. e. f. g.
benadrukt dat zij ai deze investeringen niet zouden hebben gedaan indien zij hadden geweten dat het siechts om een inspanningsverbintenis zou gaan en niet om een toezegging waarop zij vertrouwden."; R.o. 4.6.2(v) van het Arrest Hoge Raad: Vitesse c.s. I
8.22. Daarblj komt dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat appellanten niet alleen in de aansprakelijkheidsprocedure maar ook in de schadestaatprocedure gemotiveerd hebben gesteid dat zij niet zouden hebben geinvesteerd, indien de gedeputeerden een voorbehoud hadden gemaakt. Ter onderbouwing wordt verwezen naar de punten 3.12, 3.14, 4.15, 6.15, 6.18, 8.2,8.6 en 8.10, 8.21 en 8.22 van de dagvaarding; de punten 4.15, 5,3, 5,4, 5,8, 5,10, 6.8, 6.9, 8.13, 8.20, 10.2, 10.4 en 10.10 van de conclusie van repliek en de punten 1.4, 2.6, 3.8, 3 . 1 1 , 3.14, 5.3 en 5.4 van de pleitnota in eerste aanleg. Deze punten dienen hierna als herhaald en ingelast te worden beschouwd. 8.23. De rechtbank komt echter ten onrechte tot een tegengesteld oordeel. De rechtbank beantwoordt in r.o. 4.11 van het vonnis deze vraag ontkennend. De rechtbank overweegt dat uit de handelwijze van de Private Financiers en de Stichting Vrienden niet anders kan worden geconcludeerd dan dat zij hoe dan ook in Vitesse c.s. zouden hebben geinvesteerd, of de gedeputeerden het voorbehoud ten aanzien van de toegezegde eenmalige huurverlaging nu wel of niet zouden hebben gemaakt. 8.24. Hoe motiveert de rechtbank dat? Dat leidt zij af uit de handelwijze van de Private Financiers en de Stichting Vrienden. De redenering van de rechtbank is neergelegd in r.o. 4,12 en r,o, 4,13 van het vonnis en valt kortweg In twee argumenten uiteen: (1) met een eenmalige huurverlaging zou Vitesse c,s, niet zljn geholpen; daarvoor was een structurele huurverlaging nodig; toch investeerde m e n ; en (11) men heeft afgezlen van het uitwinnen van de eigen zekerheden; daaruit volgt een onvoorwaardelijke bereldheid om Vitesse c,s, financieel bij te staan en verliezen voor lief te nemen. Uit (1) en (ii) trekt de rechtbank vervolgens de onjuiste en niet deugdelijk gemotlveerde conclusie dat niet is komen vast te staan dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden niet zouden hebben geinvesteerd, indien zij zouden hebben geweten dat
AKD;#5902302vl
Pagina 3 0 v a n 4 2
Provinciale Staten nog toestemming zou moeten verlenen voor de door de gedeputeerden toegezegde eenmalige huurverlaging. 8.25. Deze redeneringen zijn beide onjuist en worden achtereenvolgens behandeld: b.l
(
Alleen met een structurele huurverlaging zou Vitesse c.s. zi1n geholpen: die was niet toegezegd: toch heeft men geinvesteerd (r.o. 4.12 van het vonnis)
8.26. De redenering van de rechtbank in r.o. 4.12 van het vonnis luidt als volgt: De Private Financiers en de Stichting Vrienden hebben eerder het standpunt ingenomen dat Vitesse c.s. alleen geholpen zouden zijn met een structurele huurverlaging. De gedeputeerden hadden echter uitsluitend de eenmalige huurverlaging toegezegd en op grond van die beperkte toezegging hebben de Private Financiers en de Stichting Vrienden toch geinvesteerd en daarmee forse risico's gelopen. De stelling van de Private Financiers en de Stichting Vrienden dat alle onderdelen van het reddingsplan onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, zodat de Ieningen niet verstrekt zouden zijn als de huurverlaging niet was toegezegd, wordt niet gevolgd door de rechtbank. Deze stelling kan volgens de rechtbank niet standhouden omdat de onrechtmatige daad slechts beperkt zou zijn tot de eenmalige huurverlaging. Daarnaast had het op de weg van de Private Financiers en de Stichting Vrienden gelegen om te concretiseren weike schade zij hebben geleden als gevolg van die specifieke onrechtmatige daad, wat zij niet gedaan zouden hebben. 8.27. De in r.o. 4.12 van het vonnis opgenomen redenering van de rechtbank is onjuist, en wel om de volgende redenen. 8.28. Appellanten hebben tijdens de onderhandelingen over het reddingsplan in juli 2001 ingezet op,het verkrijgen van een incidenteie en een structurele huurverlaging, zodat Vitesse c.s. zouden kunnen volstaan met het betalen van een marktconforme huur aan Gelredome N.V. Daarmee zouden Vitesse c.s. volledig veriest zijn van de (laatste) erfenis uit het Nuon/Aalbers tijdperk, nameiijk een exorbitant hoge huur. Zo bedroeg de totale vaste en variabele huurvergoeding in seizoen 2000/2001 8.606.612 gulden (EUR 3.905.964). Voetbalclubs met vergelijkbare stadions hadden een huurlast van ongeveer 2 miljoen gulden (EUR 0,9 miljoen). DIt blijkt ook uit Notitie 9 van Accuracy inzake marktconforme huur stadion (Productie 32). Uit (benchmark) onderzoeken van de KNVB bleek voorts dat de huisvestingslasten van betaald voetbal organisaties gemiddeld circa 1 1 % van de begroting bedragen en dat de huurlasten van de benchmarkgroep in het seizoen 2003-2004 circa EUR 0,94 miljoen bedroegen. Waarom zouden Vitesse c.s. na de financiele sanering door middel van het reddingsplan een veel hogere huur moeten betalen dan een marktconforme huur? 8.29. Vitesse c.s. hebben Gelredome, een complex met een publiek doel, al die jaren in stand gehouden door (i) een substantiele bijdrage aan de stichtingskosten (zonder weIke het stadion Gelredome er niet zou zljn geweest) en (11) de exorbitant hoge huur. Dit staat in schril contrast tot de bijdrage van de andere huurder, Gelredome Event B.V., die toen geen huur heeft betaald. Waarom zouden Vitesse c.s. alle kosten van een publieke voorziening voor hun rekening moeten nemen (en dat moeten
AKD;#5902302vl
Pagina 3 1 v a n 4 2
blijven doen)? 8.30. De exorbitant hoge huur beperkte Vitesse c.s. voorts aanzlenlijk in hun financiele mogelljkheden. Het was een financiele molensteen om de nek van Vitesse c.s. 8 . 3 1 . Om deze redenen hebben Vitesse c.s. in de onderhandelingen over het reddingsplan dan ook zwaar ingezet op een normalisatie van de huur in de zin van een marktconforme huur in de toekomst. De incidenteie huurverlaging voor seizoen 2 0 0 1 2002 was echter het meest cruciaal op dat moment, omdat anders het begrotingstekort niet gedekt zou zijn en geen licentie voor het seizoen 2001-2002 zou worden verkregen, met als gevolg een faillissement van B.V. Vitesse (en van Gelredome). {
8.32. Voor de investeringsbeslissing was dus de eenmalige huurverlaging essentieel. De vraag om structurele huurverlaging was weliswaar gerechtvaardigd en daar is in de onderhandelingen inderdaad zwaar op Ingezet, maar onjuist is dat een structurele huurverlaging een conditio sine qua non was voor de investeringsbeslissing. 8.33. De rechtbank gaat er dan ook ten onrechte van uit dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden door te investeren terwiji er slechts een (beperkte) toezegging was, i.e. een toezegging voor een eenmalige huurverlaging, forse risico's hebben genomen. Welk risico bedoelt de rechtbank? Met de eenmalige huurverlaging zou Vitesse de licentie veilig hebben gesteid en kon er gewerkt worden aan financieel herstel. 8.34. Bedoelt de rechtbank dat Vitesse niet levensvatbaar zou zijn bij alleen een incidenteie huurverlaging voor seizoen 2001-2002 en zonder structurele marktconforme (Iagere) huur? Bij volledige uitvoering van het reddingsplan (dus uitsluitend met de eenmalige huurverlaging) waren de problemen voor Vitesse c.s. voorbij. Daarmee was de licentie veilig gesteid en het acuut dreigende faillissement afgewend. Vitesse c.s. zouden vervolgens levensvatbaar zijn, zoals ook blijkt uit punt 1.3.3 van Notitie 1 van Accuracy inzake de financiele situatie Vitesse gedurende 2001-2004 (Productie 2 2 ) : "Door het verwerken van het reddingsplan en het bijstellen van de verwachte resultaten uit spelerstransfers In de verwachtingen van 30 juni 2001 kan worden geconcludeerd dat Vitesse met dit reddingsplan vanuit financieel perspectief niet meer in de problemen zai komen. Er is geen tekort aan liqulde middelen, wat betekent dat Vitesse in de toekomst aan aile financiele verplichtingen kan voldoen. Naar verwachting resuiteert aan het einde van het seizoen 01/02 een saldo liqulde middelen van meer dan NLG 7 miljoen. In het seizoen 02/03 zai er sprake zijn van een negatleve cashflow, maar naar verwachting zullen de liqulde middelen ook aan het einde van dat seizoen positief zijn". Dit werd echter doorkrulst door de nietnakoming door de Provincie van haar toezegging van een eenmalige huurverlaging voor het seizoen 2001-2002. 8.35. Van het door de rechtbank vermoede risico is dan ook geen sprake. Met de eenmalige huurverlaging en de investering van de Private Financiers en de Stichting Vrienden was het acute faillissementsrisico afgeweerd.
AKD:#5902302vl
Pagina 3 2 v a n 4 2
8.36. Ten onrechte en zonder deugdelijke motivering concludeert de rechtbank dat Vitesse c.s. alleen met een structurele huurverlaging zouden zljn geholpen en ten onrecht en zonder deugdelijke motivering baseert de rechtbank mede op deze omstandigheid haar conclusie dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden ook zonder onrechtmatige daad van de Provincie geinvesteerd zouden hebben.
(
8.37. De rechtbank verliest daarbij overigens nog lets belangrijks uit het oog. Toen op 2 juli 2001 overeenstemming werd bereikt over het reddingsplan verkeerden de Private Financiers en de Stichting Vrienden (en overigens ook Vitesse c.s.) in de veronderstelling dat de toezegging van de Provincie zowel de eenmalige huurverlaging als de structurele marktconforme huur betrof. Zij namen het besluit te investeren dan ook in die veronderstelling. Pas op 3 juni 2008 is door het Arrest Hof vast komen te staan dat de toezegging de eenmalige huurverlaging betrof, en dat het bewerkstelligen van de structurele marktconforme huur een inspanningsverplichting was (r.o. 4.22 en r.o. 4.33 van het Arrest Hof). Waar de rechtbank haar oordeel op baseert is kennis achteraf. Toen het hof duidelijkheid schlep, waren de investeringen al lang gedaan en uit deze taxatie van het hof jaren na dato kan dan ook niet geconcludeerd worden dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden destijds besloten te investeren in de wetenschap dat er slechts een beperkte toezegging was gedaan, een eenmalige huurverlaging. De kennis van het latere Arrest Hof kan in 2013 niet met terugwerkende kracht worden toegerekend aan de investeringsbeslissing van 2 0 0 1 , zoals de rechtbank ten onrechte wel doet. 8.38. De rechtbank sluit r.o. 4.12 van het vonnis af met een onbegrijpelijke overweging. Ten onrechte en zonder deugdelijke motivering wijst de rechtbank de stelling van appellanten af, dat alle onderdelen van het reddingsplan onverbrekelijk met elkaar waren verbonden. Opnieuw wijkt de rechtbank af van hetgeen hof en Hoge Raad al hebben vastgesteld in de hoofdzaak. Dit laatste blijkt onder meer uit: a. R.o. 3.4 van het Arrest Hof: voorwaarde voor de licentie was dekking van het begrotingstekort ad 22,7 miljoen gulden door (1) bezuinigingen Vitesse ad een miljoen gulden, (11) Ieningen van de Private Financiers en de Stichting Vrienden aan Vitesse ad 16 miljoen gulden en (ill) huurverlaging stadion van plusminus acht miljoen gulden naar twee miljoen gulden; b. R.o. 3.1(11), (ill) en (iv) van het Arrest Hoge Raad: idem; c. Getuigenverklaring van Grapperhaus, biz. 4 (Productie 5 3 ) ; d. Zonder de verschillende onderdelen van het reddingsplan zou er geen dekking zijn voor het begrotingstekort en zou niet aan de licentievoorwaarden zijn voldaan; zou geen licentle worden verkregen; zou faillissement volgen; het was in die zin alles of niets. 8.39. Ten slotte gaat de rechtbank er van uit dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden uitsluitend op grond van de (beperkte) eenmalige huurverlaging hebben geinvesteerd en daarmee forse risico's hebben genomen. De rechtbank trekt daaruit de conclusie dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden ook bij een waarschuwing Inzake toestemming Provinciale Staten zouden hebben geinvesteerd. Die redenering gaat echter mank. Bij een voorbehoud toestemming Provinciale Staten
AKD:#5902302vl
Pagina 3 3 v a n 4 2
cSIj
aJcd
zou er uberhaupt (op de vereiste l
Uit het afzien van het uitwinnen van zekerheden volgt een onvoorwaardelijke bereldheid om Vitesse c.s. financieel bij te staan
8 . 4 1 . De redenering van de rechtbank luidt als volgt: de Private Financiers en de Stichting Vrienden hebben, hoewel zij in het kader van de verstrekte financieringen diverse zekerheden hadden gekregen, er van afgezien deze uit te winnen toen Vitesse c.s. in verdere financiele problemen raakten en de geldleningen dreigden niet te worden terugbetaald. Aldus zouden zij het verlies van hun vorderingen voor lief genomen hebben. Ook hierult zou - zo betoogt de rechtbank - een bijkans onvoorwaardelijke bereldheid volgen om Vitesse c.s. bij te staan in financiele zin. Hierult zou dan weer blijken dat de investeringen niet afhankelijk waren van de toestemming van Provinciale Staten met de door de gedeputeerden gedane toezegging van de eenmalige huurverlaging voor seizoen 2001-2002. 8.42. Deze presentatie van de handelwijze van de Private Financiers en de Stichting Vrienden Is een farce. Hun handelwijze ten aanzien van het zekerhedenpakket wordt verklaard door feiten die de rechtbank ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten. Worden die feiten wel betrokken in de oordeelsvorming, dan volgt daaruit dat geen sprake was van vermeende onvoorwaardelijke bereldheid, en ook niet van het voor lief nemen van het verlies van hun vorderingen. 8.43. Vitesse c.s. en de Provincie zijn ook na 30 november 2 0 0 1 , toen het eerste signaal kwam dat de Provincie de toezegging niet zou nakomen en onrechtmatig handelde c.q. gehandeld had, in gesprek gebleven over de eenmalige huurverlaging. Steeds is door de Provincie het signaal afgegeven dat het wel goed zou komen. Blnnen de Provincie is een aantal herfinancieringsvoorstellen behandeld, maar die hebben het ulteindelijk geen van alle gered. 8.44. Op een bepaald moment moest er echter ingegrepen worden, omdat er liquiditeit nodig was om op korte termijn te overleven. Na onderhandelingen heeft de gemeente Arnhem op 3 april 2002 als tijdelijke noodmaatregel een doorlopend rekening courant krediet aan Vitesse verstrekt en op 22 September 2003 is de definitieve faciliteit gesloten. Er was toen nog steeds geen zekerheid bij de Provincie. Eerder ingrijpen van de Private Financiers en de Stichting Vrienden, als dat al mogelijk zou zijn geweest, was tot dat moment niet nodig en ook niet opportuun. Dat zou het proces bij de Provincie en ook de onderhandelingen met de gemeente over een noodkrediet op scherp gezet hebben, met als waarschijniijk averechts effect dat men Vitesse c.s.
AKD:#5902302vl
Pagina 3 4 v a n 4 2
zou hebben laten vallen. BEWIJSAANBOD: 8.45. Dat was niet alles. Zelfs begin 2003 heeft Jos Vaessen, de toenmalige voorzltter van Vitesse, nog gesproken met Jan Kammlnga, de Commlssaris van de Koningin, waarbij de laatste aangaf, dat de Provincie nog steeds doende was de afgesproken huurverlaging te reallseren. Jos Vaessen is bereid hierover te getuigen. Appellanten bieden op dit punt uitdrukkelijk bewijs aan.
I.
8.46. Daar komt bij dat de door de rechtbank bedoelde zekerheden enkel waren gevestigd op de door de Private Financiers overgenomen Nuon vorderingen. De grootste vorderingen, die van 16 miljoen gulden (EUR 7.1 miljoen) onder de geldleningen tussen Vitesse c.s. en de Private Financiers en tussen Vitesse c.s. en de Stichting Vrienden waren niet gedekt door zekerheden. De Stichting Vrienden had derhalve uberhaupt geen zekerheden. Alleen daarom gaat de redenering van de rechtbank voor de Stichting Vrienden al niet op. 8.47. De zekerheden die waren gevestigd op de Nuon vorderingen konden enkel worden uitgeoefend door de Private Financiers, als de betreffende vorderingen opeisbaar waren. De rechtbank gaat hier ten onrechte althans zonder deugdelijke motivering uit van opeisbaarheid. 8.48. Daarnaast geldt dat executie van de pandrechten op de Nuon vorderingen er mogelijk toe zou kunnen leiden dat andere schuldelsers ook zouden opelsen, met als risico dat Vitesse c.s. alsnog failliet zouden gaan en de veel grotere, ongedekte vorderingen van de Private Financiers en de Stichting Vrienden verloren zou gaan. De Private Financiers hebben dit door hun schadebeperkende maatregelen juist proberen te voorkomen. 8.49. De rechtbank verliest daarnaast nog een drietal andere zeer relevante omstandigheden uit het oog. In de eerste plaats hebben de Private Financiers in het kader van het noodzakelijke tijdelljk noodkrediet van de gemeente d.d. 3 april 2002 hun eerste rang In pandrechten moeten omzetten in tweede rang. Dat was een van de voorwaarden van de gemeente voor het noodkrediet. Toen konden de Private Financiers derhalve niet meer Ingrijpen. Dat zou niet gebeurd zijn Indien de Provincie haar toezegging was nagekomen. In de tweede plaats zijn de Private Financiers hun zekerheidsrechten volledig kwijt geraakt bij de verlening van de definitieve kredietfacillteit door de gemeente Arnhem op 22 September 2003. Toen hebben de Private Financiers afstand moeten doen van al hun zekerheden en zeggenschapsrechten. In de derde plaats hebben appellanten herhaaldelijk toegelicht dat het belangrijkste onderpand, tevens het belangrijkste kapltaal van Vitesse c.s., de spelersgroep, transfervrij zou bij een faillissement van B.V. Vitesse. Ultoefening van de pandrechten op spelersopbrengsten, althans grootscheepse verkoop van speiers forceren zou geen effect hebben gesorteerd als er op korte termijn een faillissement was gevolgd. Zouden de Private Financiers een executie aanzwengelen en speiers openbaar gaan "verkopen", zoals de rechtbank kenneiijk als zakelijk en logisch
AKD;#S902302vl
Pagina 3 5 v a n 4 2
veronderstelt, dan was voorzienbaar dat dit tot negatleve publlcltelt zou leiden. Die negatleve publlcltelt was niet onopgemerkt gebleven door de andere credlteuren en had weer tot fallllssementsgevaar geleid. Mogelljke kopers zouden dan het faillissement wel afwachten en de speiers transfervrij overnemen, of proberen deze speiers tegen onzakelljk lage bedragen over te nemen. Om voornoemde redenen zijn Vitesse c.s. juist tot stille verkoop van speiers overgegaan. 8.50. De rechtbank leidt uit het felt dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden geen zekerheden uitgewonnen hebben af dat zlj ook bij een waarschuwing inzake toestemming Provinciale Staten zouden hebben geinvesteerd. Die redenering gaat echter mank. Bij een voorbehoud toestemming Provinciale Staten zou er uberhaupt (op de vereiste korte termijn) geen zekerheid over de eenmalige huurverlaging zijn, en zou het gat In de begroting niet gedekt zljn, zodat geen licentle zou worden verkregen. In dat geval zou een investering van de Private Financiers en de Stichting Vrienden sowleso geen zin hebben. 8 . 5 1 . Uit het voorgaande volgt dat het niet uitoefenen van zekerheden geenszins de conclusie rechtvaardigt dat de Private Financiers en de Stichting Vrienden het verlies van hun vordering voor lief hebben genomen en/of een bijkans onvoorwaardelijke bereldheid hadden Vitesse c.s. bij te staan In financiele zin. Dat kan dan ook niet bijdragen aan de (onjuiste) conclusie van de rechtbank dat de investeringen niet afhankelijk waren van de toestemming van Provinciale Staten voor de toezegging van de gedeputeerden over de eenmalige huurverlaging. c.
Conclusie
8.52. Ten onrechte en zonder deugdelijke motivering oordeelt de rechtbank (In r.o. 4.14 van het vonnis) dat de Private Financiers toch wel zouden hebben geinvesteerd, althans dat mede in het licht van hun handelwijze niet Is vast komen staan dat zij niet zouden hebben geinvesteerd als zlj zouden hebben geweten dat Provinciale Staten nog toestemming zou moeten geven met de door de gedeputeerden toegezegde eenmalige huurverlaging. Evenmin kan (breder) worden gezegd dat de onrechtmatige gedragingen van gedeputeerden er niet de oorzaak van zljn geweest dat Private Financiers en de Stichting Vrienden financiele verplichtingen zijn aangegaan. De Private Financiers en de Stichting Vrienden zijn die verplichtingen juist wel aangegaan als gevolg van die onrechtmatige gedragingen in de veronderstelling dat de Provincie het hare zou doen en de licentle voor 2001-2002 daarmee veilig gesteid zou zljn en zlj zouden die verplichtingen niet zljn aangegaan als de gedeputeerden de vastgestelde toezeggingen niet hadden gedaan en/of niet het vertrouwen hadden gewekt dat de Provincie dan over zou gaan tot de eenmalige huurverlaging. 8.53. Appellanten Wijzen In dit kader ook op de punten 3.37 en 3.38 van de dagvaarding, 8.24 en verder van de conclusie van repliek en 5.5 van de pleitnota. Deze punten dienen hierna als herhaald en Ingelast te worden beschouwd. De rechtbank heeft deze argumenten van appellanten niet besproken of weerlegd, doch volstaat met een onjuiste en ongemotlveerde beslissing en een onjuiste gevolgtrekklng.
AKD:#5902302vl
Pagina 3 6 v a n 4 2
9.
Grief V I
Winstafdraclit
Ten onrechte en zonder deugdelijke motivering heeft de rechtbank de vordering v a n appellanten e x artikel 6:104 B.W. (begroting w i n s t ) a f g e w e z e n e n e v e n m i n bij het bepalen v a n de o m v a n g v a n de s c h a d e e e n andere m a a t s t a f t o e g e p a s t , die m e e r in o v e r e e n s t e m m i n g zou zijn met de aard v a n de s c h a d e ,
9.1.
Toelichting Appellanten hebben bij conclusie van repliek hun eis gewijzigd en een vordering ex artikel 6:104 B.W. aan hun petitum toegevoegd. Appellanten hebben voornoemde vordering toegelicht in punt 13 van de conclusie van repliek en . Dit punt dient hierna als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
9.2.
Appellanten wijzen in dit kader tevens op Productie 45. Uit dit krantenartikel blijkt dat de Provincie de achtergestelde Iening van 11 miljoen euro aan Gelredome, die werd veilig gesteid door de onrechtmatige daad van de Provincie, heeft verkocht voor 4,5 miljoen euro. De Provincie ontvangt aldus 4,5 miljoen euro meer uit deze Iening dan het geval zou zljn geweest als de Provincie niet onrechtmatig zou hebben gehandeld jegens appellanten.
9.3.
De rechtbank heeft blijkens punt 3.1 van het vonnis de eiswijziging door appellanten geaccepteerd, maar heeft ten onrechte pagelaten de vordering ex artikel 6:104 B.W. inhoudelijk te behandelen.
10.
Grief V I I
Kostenveroordeling
Ten onrechte en zonder deugdelijke motivering heeft de rechtbank de stellingen v a n appellanten a l s m e d e hun vorderingen a f g e w e z e n e n hen veroordeeld in de kosten v a n de procedure. Toelichting 1 0 . 1 . Appellanten kunnen zich op grond van het In voorgaande grieven en de In het voorgaande gegeven toelichting, zowel afzonderlijk per grief als gelezen in hun onderlinge samenhang, niet verenigingen met de afwijzing van hun vorderingen. 10.2. Uit hoofde van de door het hof en de Hoge Raad vastgestelde onrechtmatige gedragingen van de gedeputeerden, die zijn toegerekend aan de Provincie en waarvan het hof en de Hoge Raad reeds hebben vastgesteld dat deze ertoe hebben geleid dat appellanten tevergeefs kosten hebben gemaakt en financiele verplichtingen zijn aangegaan, is de Provincie verplicht de door appellanten geleden schade te vergoeden. 10.3. Appellanten hebben gemotiveerd aangetoond dat zij schade hebben geleden als gevolg van de onrechtmatige daad van de Provincie. Zij hebben eveneens aangetoond weIke schade zij concreet hebben geleden als gevolg van de onrechtmatige daad van de Provincie, te weten schade in verband met de toegezegde huurverlaging, schade in verband met de kosten van het financieel nadeel noodplan gemeente Arnhem, schade
AKD:#5902302vl
Pagina 3 7 v a n 4 2
^akd in verband met expertisel
Bewijsaanbod
11.1. Appellanten bieden - maar slechts voor zover op grond van artikel 150 Rv de bewljslast op hen zouden rusten - bewijs aan van al hun stellingen met alle middelen rechtens. 11,2. In het bijzonderzij gewezen op het specifieke bewijsaanbod als opgenomen in punt 8,45 van deze memorie van grieven (verhoor oud-voorzitter Vitesse, de heer Jos Vaessen. 12.
E i s na e i s v e r m e e r d e r i n g
De eis in appel luidt na eisvermeerdering als opgenomen in punt 6.36 van deze memorie als volgt. iviitsdien het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden behage: 1.
2.
het vonnis op 16 januari 2013 door de Rechtbank Oost-Nederland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem onder zaaknummer/rolnummer 207327 / HA ZA 10-2139 gewezen tussen appellanten als appellanten en gemtimideerde als gedaagde te vernietigen, en: opnieuw rechtdoende de vorderingen van appellanten alsnog toe te wijzen, hetgeen impliceert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: I. de Provincie te veroordelen tot betaling: aan B.V. Vitesse, primair: o een bedrag van EUR 2.620.851,— In verband met toegezegde huurverlaging; o een bedrag van EUR 1.129.543,— In verband met de kosten van het financieel nadeel noodplan gemeente Arnhem; o een bedrag van EUR 211.197,— in verband met expertisekosten; o een bedrag van EUR 1 2 . 7 0 0 . 0 0 0 , - in verband met inkomstenderving; o een bedrag van EUR 10.276.397,— in verband met verliezen door gedwongen spelersverkopen; aan Snellenburg, primair: o een bedrag van EUR 2.516.627,33 in verband met de verstrekte financiering aan B.V. Vitesse;
AKD;#5902302vl
Pagina 3 8 v a n 4 2
o
II.
III.
een door de rechtbank in redeiijkheid en billijkheid vast te stellen bedrag in verband met de aantasting van zijn reputatie; • aan Guijt, primair: o een bedrag van EUR 2.516.627,33 in verband met de verstrekte financiering aan B.V. Vitesse; o een door de rechtbank in redeiijkheid en billijkheid vast te stellen bedrag in verband met de aantasting van zijn reputatie; • aan Veenendaal, primair: 0 een door de rechtbank in redeiijkheid en billijkheid vast te stellen bedrag in verband met de aantasting van zijn reputatie; • aan Hunnenschans, primair: o een bedrag van EUR 2.516.627,33 in verband met de verstrekte financiering aan B.V. Vitesse; • aan Stichting Vrienden, primair: 0 een bedrag van EUR 2.870.000 in verband met de verstrekte financiering aan B.V. Vitesse; althans aan ieder van eisers een schadebedrag in goede justitie te bepalen. • aan Stichting Vitesse, subsidiair, voor zover de vorderingen van B.V. Vitesse Inzake de huur 2 0 0 1 - 2002 wordt afgewezen: 0 een bedrag van EUR 2.620.851 in verband met toegezegde huurverlaging, althans een bedrag in goede justitie te bepalen. indien een of meer van de hiervoor genoemde bedragen niet (geheel) toewijsbaar wordt geacht: de Provincie te veroordelen met betrekking tot die betreffende post aan Vitesse c.s. te betalen het in goede justitie en onder toepassing van artikel 6:104 BW te begroten bedrag aan winst, dan wel indien en voor zover de rechtbank meent dat een andere maatstaf meer in overeenstemming is met de aard van de schade, om aan Vitesse c.s. het onder toepassing van die andere maatstaf te bepalen bedrag aan schade te betalen. ieder van die posten onder I althans I I te vermeerderen met de wettelijke rente: • primair vanaf 1 juli 2 0 0 1 , de aanvang van het seizoen 2001/2002, waarin de Provincie aan haar verplichtingen jegens Vitesse c.s. had moeten voldoen (fatale t e r m i j n : het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in volgens artikel 6:83 sub a BW); • Subsidiair vanaf de datum van het schadetoebrengende feit, te weten 2 juli 2 0 0 1 , toen de toezegging door de Provincie is gedaan. Er is toen geen tijd voor nakoming bepaald, zodat ex artikel 6:38 BW terstond nakoming kon worden gevorderd. • Meer subsidiair vanaf 30 november 2 0 0 1 , op weIke datum de Provincie Vitesse c.s. per brief heeft medegedeeld dat zij de toezegging niet zai nakomen (mededeling van de schuldenaar dat niet wordt nagekomen: het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in volgens artikel 6:83 sub c BW); • Meer subsidiair vanaf 4 november 2002, op weIke datum Vitesse c.s. middels een brief aan Gedeputeerde Staten de Provincie in gebreke heeft gesteid (voor zover nodig (volgens artikel 6:82 lid 1 BW); • Meer subsidiair de dag van de betekening van deze dagvaarding; tot aan de dag der algehele voldoening, een en ander onder veroordeling van de
AKD:#5902302vl
Pagina 3 9 v a n 4 2
Provincie in de l
Arnhem, 27 augustus 2013 Advocaat Inzake: Vitesse c.s./Provincie Gelderland, dossiernummer 198081. Deze zaak wordt behandeld door mr. S.M. van Steenbergen, AKD Prinsen Van Wijmen N.V., postbus 666, 5600 AR Eindhoven. E-mail:
[email protected]. Tel. 088-253 5 7 3 1 . Fax 088-253 5620.
AKD:#5902302vl
Pagina 4 0 v a n 4 2
INHOUDSOPGAVE Producties inzake V i t e s s e c . s / P r i v a t e F i n a n c i e r s / S t i c h t i n g Vrienden - Provincie Gelderland E E R S T E AANLEG Dagvaarding Productie 1. Arrest van Iiet gerechtsliof Arnliem d.d. 3 juni 2008, in de zaal< met zaal<- en rolnummer 104.002.410, 2006/720; Productie 2. Arrest van de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 25 juni 2010 in de zaalc met zaal
Productie Productie Productie Productie Productie Productie Productie Productie Productie Productie Productie
10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
Conclusie Productie Productie Productie Productie Productie
van repliek 21. Krantenartikel uit de Gelderlander d.d. 1 april 2 0 1 1 ; 22. Accuracy: Aigemeen; 23. Accuracy: Samenvatting; 24. Notitie 1 Accuracy: Financiele situatie Vitesse gedurende 2001-2004; 25. Notitie 2 Accuracy: Ontstaan en samenstelling bedrag van NLG 22,7 miljoen; 26. Notitie 3 Accuracy: Financiele belang van de Provincie Gelderland in voortbestaan van Vitesse; 27. Notitie 4 Accuracy: Krediet Gemeente Arnhem april 2002; 28. Notitie 5 Accuracy: Gedwongen verkoop van speiers; 29. Notitie 6 Accuracy: Het verband tussen sportieve prestaties en inkomen;
Productie Productie Productie Productie
AKD;#5902302vl
Pagina 4 1 v a n 4 2
Productie 30. Productie 3 1 . Productie Productie Productie Productie Productie Productie Productie Productie Productie Productie Productie Productie
32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43.
Notitie 7 Accuracy: Kosten Vitesse seizoenen 2002-2003 en 2005-2006 op basis van voor publiek toegankelljke informatie; Notitie 8 Accuracy: Sanering van de Ieningen en recht op business accommodatie; Notitie 9 Accuracy: Marktconforme huur stadion; Werkbegroting van Vitesse 2001-2002; Brief d.d. 27 april 2001 van de KNVB; Benchmark huisvestlngskosten; Voorstel voor voorstel C-368 vergadering op 17 oktober 2 0 0 1 ; Overeenkomst tussen GOM en de Provincie; Statuten Stichting Gelredome; Statuten Gelredome N.V.; Krantenartikel d.d. 10 September 2010; Krantenartikel d.d. 27 oktober 2 0 1 1 ; Berekening voordeel investering in Vitesse voor Gemeente Arnhem; Factuur Accuracy.
Akte houdende overlegging producties Productie 44. Statennotitie betreffende vervroegde aflossing van de achtergestelde Iening NV Gelredome; Productie 45. Artikel website Provincie Gelderland getiteld: "Gedeputeerde Staten akkoord met aflossing schuld GelreDome" Productie 46. Notitie Accuracy d.d. 2 november 2012; Productie 47. Artikel uit het Financieel Dagblad getiteld: "waarde speiers vaak bepalend voor overwinning in eindtoernoolen". HOGER B E R O E P Memorie van grieven Productie 48. Factuur van Accuracy van 21 januari 2013 Productie 49. Getuigenverklaring van Snellenburg Productie 50. Getuigenverklaring van Veenendaal Productie 5 1 . Getuigenverklaring van Bos Productie 52. Getuigenverklaring van De Vlam Productie 53. Getuigenverklaring van Grapperhaus
AKD;#5902302vl
Pagina 4 2 v a n 4 2
(^akd
Productie 48
/
I
Vitesse Ter attentie van de lieei- P. van der Kraan Postbus 366 6800 AJ Afiihem
FACI'UUll
Factum" nummei': 2013-015 Oiize refereatie; Project 915 Vitesse Datum; 21 iatuiari 2013
Omschtijving
*
Factuur met betrekldng tot ptoject 915 Vitesse Honoraiium tot en met 21-01-2013
13.475,00 Totaal exclusief BTW
13.475,00
BTW 21%
2.829,75
Totaal inclusief BTW
16.304,75
Betaling l)inaeii 14 dagen na factuurdatum aan ^Vccuiacy, Ijankickening 15.95.41.611, Rabobank Nededand, Uttecht IBAN NL63 RABO 0159541611, BIG lli\BONL2U VATNL8031.83.574.B.01
Urenouerzlcht Geel-zwart_2012
Person 42 Joris_Tlmmers
Seel-zwart_2012
42 Joris_Tlmmers
SumOfHoi Sales Activity 1,250.00 Analyse Conclusie van Dupliek S 2012 2,000.00 Analyse Conclusie van Dupliek, Countus rapport 8 2012
Geel-zwart_2012
42 Joris_Tlmmers
2012
5
1,250.00 Notitie schrijven
Geel-zwart_2012
43 Jorls_Tlmmers
2012
4
1,000.00 Conclusie van Repliek, schrl)ven notitie Countus
Geel-zwart_2012
43 Jorls_Timmers
2012
1,5
Geel-zwart„2012
43 Jorls„Timmers
2012
S
6eel-zwart_20i2
46 Joris_Timmers
2012
2
500.00 Reactie Countus
Geel-zwart_2012
41 Thomas_.Notenboom
2012
1
300.00 besprekingaanpak
6eel-zwart_2012 6eel-2wart_2012
42 Thomas_Notenboom
2012
1
300.00 lezen Countus
44 Thotnas_Notenboom
2012
1.5
450,00 notitie Countus
Geel-zwart_2012
44 Thanias_Notenboom
2012
1
300.00 notitie Countus
Geel-zwart_2012
45 Thomas_Notenbooni
2012
2
600,00 notitie Countus
Geel-zwart_2012
46 Thomas_Notenboom
2012
2
Geel-zwart_2012
46 Thomas_Notenboom
2012
3
Geel-zwart_2012
47 Thomas_Notenboom
2012
6
Geel-zwart_20J.2
47 Thonias_Notenboom
2012
2
ProjectNameNew
Week
Year
375.00 inventarlseren Conclusie van Dupliek 1,250.00 Schrijven notitie Countus
600.00 voorbereiding 900,00 bespreking Gelredome 1,800.00 reactie Countus productie 1 + voorbereiding zlttlng 600,00 pleidooi rechtbank 13,475.00
BTW
21%
2,829.75 16,304.75
(^akd
Productie 49
Rekestnummer: 2003-40
-2-
Jan Antonius Snellenburg 64 jaar gepensioneerd wonende te Velp belofte De getypte verklaring die zich bij de stukken beyindt is van mij afkomstig. Die verklaring is juist en ik blijf daarbij. Tijdens de bespreking op het Provinciehuis op 2 juli 2001 waren vier van zes gedeputeerden aanwezig. De gedeputeerde mevrouw Jacobs voerde het woord. De inzet van die bespreking was kort samengevat enerzijds dat er een tekort van 23 miljoen gulden van Vitesse ingevuld moest worden oni de licentie te behouden en anderzijds dat wij vonden dat we niet meer dan 2 miljoen gulden huisvestingslasten per jaar konden betalen. In de loop van die bespreking werd er van de zijde van de gedeputeerden door mevrouw Jacobs op zeker moment gezegd: "Dan^'moet het maar zo: huisvestingslasten van 2miljoen gulden over het jaar 2001/2002 en daarna een marktconfofrije.huurprijs''. Daaruit heb ik afgeleid dat door de gedeputeerden werd beloofd/toegezegd dat de huisvestingslasten zou worden verlaagd voor het seizoen 2001/2002 en dat er vanaf 1 april 2002 een rnarktconforme huur zou worden betaald. IMet ingang van 1 april 2002 zou er dan een nieuw huurcontract opgesteld moeten worden met een nieuwe huurprijs. Als u mij vraagt naar voorbehouden dan zeg ik het volgende. Van onze kant is toegezegd dat ter dekking van het exploitatietekort door De Vrienden 16 miljoen gulden bijeengebracht zou worden, dat de vordering van de NUON voor een groot deel van tafel zou gaan en dat Vitesse zelf een interne sanering zou doorvoeren van 1 miljoen gulden. Niemand heeft tijdens die bespreking ter tafel gebracht dat er nog een lange weg te gaan zou zijn via Provinciale Staten. Ik ken de verklaringen die zich in het dossier bevinden van de gedeputeerden. Ik weet dat zij op het pimt van de gestelde toezegging een verklaring hebben afgelegd die afwijkt van die van mij. Ik denk dat ze toezegging hebben gedaan waar ze achteraf bezien van geschrokken zijn. Ik teken aan dat er vlak n a de bespreking van 2 juli 2001 sprake was van crisis bij de Provincie en ik veronderstel dat er naar aanleiding daarvan minder politiek draagvlak bestond voor en prioriteit gegeven werd aan de betreffende toezegging van 2 juh 2001. De gedeputeerde De Bondt heeft ook na juli 2001 steeds tegen mij gezegd: "We hebben dat toegezegd, dus we zijn er aan gebonden, we zoeken nog naar de manier hoe we dat zouden kunnen realiseren". Hij zei mij dat hij zich moreel
Rekestnummer: 2003-40
-3-
verplicht voelde dit te realiseren. Ongeveer een jaar later heb ik een brief gekregen van de heer Pardijs en hij schreef daarin dat er geen toezegging was. gedaan in de door ons bedoelde zin, maar dat er een inspanningsverplichting ___zDJi-zijiijtD^egfize.gd..J^aar__aanLeidin^ — Op vragen van mr. Wagemakers. De bespreking op 2 juli 2001 zai ongeveer 1,5 uur hebben' geduurd. Het begrip Provinciale Staten is bij die bespreking niet genoemd. Als Vitesse geen voetballicentie zou hebben gekregen zou dat naar mijn mening de ondergang hebben betekend van het Gelredome, want zonder Vitesse bestaat geen levensvatbaarheid voor het Gelredome. Zonder Vitesse zou het Gekedome er zelfs nooit gekomen zijn. Uit het feit dat wij het voor elkaar hebben gekregen dat de KNVB de licentie afgaf leid ik af dat ook anderen, in dit geval de KNVB, hebben begrepen dat er sprake was van een toezegging van de Provincie in de door mij bedoelde zin. Op vragen van mr. Klostermann. U leest mij voor het gestelde onder 9.d. uit de kort geding dagvaarding. E n u vraagt mij of het zo gegaan is. Ik antwoord dat het zo niet gegaan is. Er is toegezegd dat er verlaging van de huisvestingskosten zou konlen .maar .de wijze waarop weird niet aangegeven. Ik weet dat het Gelredome de verhuurder van Vitesse is. In onze optiek was het zo dat de Provincie het Gelredome in staat zou stellen om de huisvestingskosten te verlagen. De directeur van het Gelredome is de heer Sliedrecht.. Hij was niet aanwezig op de bespreking van 2 juli 2001. Ik heb achteraf begrepen wat er is gebeurd op 3 juli 2001. Dat heb ik begrepen uit de briefwisselingen. Het besluit van 3 juli 2001 is mij pas bekend geworden bij het opsteUen van de stukken in dit geschil. Ik was aanwezig bij de persconferentie op 2 juli 2001. Daarbij was ook aanwezig de heer Brul van de Provincie. Ik weet dat Brul een persbericht heeft verstuurd. Ik ken dat persbericht. U leeist dat persbericht aan mij voor. Ik vond dat persbericht destijds wat vaag. Ik heb daar destijds niet op gereageerd. Ik heb de publiciteit in de krant rond de toezegging van 2 juli 2001 gevolgd. Naar aanleiding daarvan heb ik contact gehad met de gedeputeerde De Bondt, maar dat ging dan in het bijzonder over het feit dat De Bondt aangaf dat hij een weg zocht over hoe hij die toezegging zou realiseren. Mijn opvatting over die krantenberichten was dat ik die toezegging belangrijker vond dan die krachtenberichten. Ik wist niet op 2 juli 2001 dat gedeputeerden niet zelfstandig beslissingen kunnen nemen. Ik heb de Provincie naar aanleiding van die krachtenberichten en het persbericht van de Provincie niet geconfronteerd met de stelling dat er toch sprake was van een onvoorwaardelijke toezegging gedaan op 2 juli 2001. Tijdens het dicteren voeg ik eraan toe: het kan niet anders zijn geweest dan een onvoorwaardelijke toezegging want zonder onvoorwaardelijke toezegging hadden wij geen licentie gekregen.
Rekestnummer: 2003-40
-4-
Tijdens de bespreking op 2 juli 2001 is niet over de heer Guijt gesproken. Op welke wijze wij een bedrag van 16 miljoen gulden bijeen zouden krijgen was onze verantwoordelijkheid. Wij hebben gezegd dat wij met een aantal mensen die 16 miljoen gulden zouden kunnen realiseren. De naam Vrienden van: Vit,es-S_e_.en,:De Hunnenschans is in de bespreking. van 2 juli 2001 niet genoemd. Ik voeg daar tijdens het dicteren aan toe dat van belang was.dat die 16 miljoen gulden gerealiseerd zou worden en dat pas later geformaliseerd is op welke wijze dat zou gebeuren. De vorderingen die in het kort geding zijn ingesteld zijn niet overgedragen aan mij. We hebben min of meer afgesproken dat als we zaak zouden wiiinen het geld gebruikt zou worden om te verrekenen met de vorderingen van de verzoekers l.a. en l.b. Er zijn afspraken met de gemeente gemaakt over de door Vitesse ingestelde vorderingen. De gemeente heeft aangegeven geen partij te willen zijn in het geschil met het oog op het feit dat zij het heft in handen willen gaan nemen bij Vitesse. Verder: als wij hadden geweten dat de Provincie z i c h niet aan de toezegging zou gaan houden hadden wij daar nooit die 21 miljoen gulden ingestoken. Als de toezegging door de Provincie zou zijn nagekomen zouden de problemen met Vitesse een stuk minder geweest zijn. Ik weet niet zeker of ook de heer Boxem tijdens de bespreking op 2 juli 2001 aanwezig was. Op 1 juli W.as hij- ; wel aanwezig bij het gesprek dat we toen hadden. Tijdens de bespreking op 2 juli 2001 voerde mevrouw Jacobs het woord en voor zover ik mij herinner waren de andere gedeputeerden niet prominent aanv^ezig, ze zeiden in ieder geval niets. Op 1 juU 2001 hebben wij van onze kant de situatie uitgelegd aan de gedeputeerden; en verteld dat Vitesse alleen zou kunnen overleven bij een verlaging van de huisvestingskosten van circa .8 naar 2 miljoen gulden. 1 juli 2001 bestempel ik als een informatief gesprek. De toezegging is gedaan op 2 jiili 2001. Nog diezelfde avond hebben wij op een terras de vordering van NUON van 76,4 miljoen gulden overgenomen voor een bedrag van 5 miljoen gulden. De rechten en verplichtingen van NUON dp Vitesse zijn toen door ons overgenomen. I k teken daar tijdens het dicteren nog bij aan dat NUON in dat verband nog heeft bedongen dat zij gedurende een jaar 15% van de netto opbrengsten van de transfers zou krijgen en daarna 20%, en voorts dat Guijt, Veenendaal en ik onszelf hoofdelijk aansprakelijk hebben verbonden tot nakoming van die overeenkomst. Zoals reeds gezegd heeft gedeputeerde De Bondt na 2 juM 2001 aangegeven dat de uitvoering van de toezegging politiek nogal moeilijk lag i n verband met de crisis bij de Provincie. Ik weet niet beter dan dat de door de Provincie gestelde inspanningsverplichting zelfs niet eens bij Provinciale Staten in stemming is gebracht. Enkele maanden na de bespreking van 2 juli 2001 heb ik een stuk gezien van mevrouw Jacobs dat betrekking had op een voorstel ter zake van herfinanciering Gelredome. In dat stuk zag ik niet een uitvoering van de toezegging die op 2 juli 2001 was gedaan. Ik heb daaruit afgeleid dat er bij de Provincie angst was ontstaan voor bevoordeling van een club.
Rekestnummer: 2003-40
-5-
De Provincie stelde zich op het standpunt dat het stadion een multifunctioneel stadion zou moeten blijven. Wij waren het daarmee eens. Tijdens de bespreking van 2 juli 2001 is niet gesproken over de ontvlechting van de invloed van Vitesse in Gelredome NV. In het begin, ik bedoel de periode kort na 2 juli 2001, was de sfeer tijdens de gesprekken die ik met de heer De Bondt heb gehad zeer goed. Ik had geen enkele aanleiding te veronderstellen: dit gaat fout. Taxe: nihil Voorgelezen, volhard en ondertekend.
^aJcd
Productie 50
(
Rekestnummer: 2003-40
Herman Veenendaal 55 jaar ondernemer wonende te Doorwerth eed
-6-
^
:
De verklaring van 7 februari 2003 die zich i n het dossier bevindt is van rhijn hand. Die verklaring is juist en daar blijf ik bij. U spreekt niet mij over de besprekingen van 1 en 2 juli 2001. U vraagt mij de bespreking van 1 juli te karakteriseren. Ik kan u het volgende zeggen. Vitesse stond op ontploffen. Er was bij ons grote paniek. Op ons initiatief is een aantal gesprekken gevoerd in verband met financiele problemen bij Vitesse. Zo hebben we op 1 juli met een aantal mensen gesproken en we hebben rond de tafel gezeten waaronder de gedeputeerden Esmeijer. Boxerri, Jacobs en De Bondt. Het onderwerp van de bespreking had betrekking op de vraag hoe Vitesse te redden was, waarbij cruciaal was dat Vitesse van de in mijn visie idiote huurlasten afmoest en wel in die zin dat die naar beneden gingen van 8 miljoen op jaarbasis naiar 2 miljoen gulden. De algemene reactie, ook van de gedeputeerden, tijdens die bespreking was de erkenning dat er een noodzaak bestond dat ,de huur omlaag zou moeten. Er is ook gesproken over eventuele koop/verkoop van het stadion en het was in dat verband dat ook een aantal aannemers aanwezig was. Het initiatief van de bespreking van 2 juli 2001 was afkomstig van mevrouw Jacobs, Ik herinner mij dat die bespreking ongeveer 1 a 1,5 uur geduurd heeft. Mevrouw Jacobs had van de zijde van gedeputeerden de leiding (het viel onder haar portefeuUle) maar ook de anderen waren bij de bespreking betrokken. Er is tijdens die bespreking van de zijde van de gedeputeerden klip en klaar gezegd: "wij gaan dat doen, en wel zonder enige voorwaarden of voorbehoud". Van de zijde van de gedeputeerden is in dat verband gezegd: "wij zullen zorgen voor een verlaging van de huur naar 2 miljoen gulden". Wij, van onze kant, hebben aangegeven dat wij een bedrag van 16 miljoen gulden bij elkaar zouden brengen, dat er 1 miljoen bezuinigd zou worden intern bij Vitesse en dat de schuld van NUON zou worden afgekocht. Op uw vraag of door de gedeputeerden ook is gezegd dat ze zouden zorgdragen voor een rnarktconforme huiu: per 1 april 2002 luidt mijn antwoord: "keihard". Er is bij gelegenheid van die bespreking niet gesproken over een instenmiing door Provinciale Staten.-Ik was ook niet op de hoogte daarmee, Daar heb ik mij nooit mee beziggehouden. Het was 1 voor 12 als het gaat om een oplossing voor Vitesse. Nog diezelfde avond op 2 juli 2001 is op een terras de deal met NUON gemaakt. Wij namen de vordering van NUON over (om en nabij 76 miljoen gulden) voor een bedrag van 5 miljoen gulden. In dat verband heeft NUON een aantal aanvullende voorwaarden gesteid. Bij het sluiten van die deal.op het terras waren aanwezig de heer Snellenburg, ikzelf, de heer Bos, mr Grapperhaus en mr, De Vlam.
Rekestnummer: 2003-40
-7-
Ik heb er geen verklaring voor hoe komt dat de Provincie is teruggekomen op de toezegging die de gedeputeerden op 2 juli hebben gedaan. Ik kan u wel vertellen ~dat wij geen 21 miljoen gulden zouden hebben bijeen gebracht als wij van meet af aan op de hoogte waren geweest van de opstelling van de Provincie. Het gevolg daarvan zou dan wel zijn geweest dat Vitesse niet te redden was geweest. Ik weet niet precies meer wanneer ik voor het eerst kennis heb genomen van het standpunt van de Provincie in deze. Ik was slechts gefocust op het nakomen van hetgeen wij in mijn visie hadden afgesproken met de Provincie. Ik wil er nog graag aan toevoegen dat mevrouw Jacobs tijdens de bespreking op 2 juli nog zei: "kunt u dan van de week wel laten zien dat u die 16 miljoen bij elkaar hebt". Dat dat geld er was hebben wij aan de KNVB laten zien; Daarna is de licentie verleend. Op vragen van mf. Wagemakers. Voor mijn gevoel het ik pas na het verkrijgen van de licentie het van de afspraken afwijkende standpunt van de Provincie vernomen. U vraagt mij. naar het belang dat de Provincie had bij-bet, verlenen van hiilp. Mijn antwoord daarop is: geen stadion zonder de voetbaiclub, en in mijn visie is het in eerste instantie een voetbalstadion. Vitesse heeft ook in de exploitatie van het Gelredomei stadion het grootste deel financieel bijdragen. Ik denk dat wij voor 100 a 125 wedstrijden in het stadion een bedrag van 60 miljoen gulden hebben bijdragen. Ik heb mij op 2 juli 2001 op het terras onvoorwaardelijk aan de deal met NUON verbonden. Er bestaat een getekende handgeschreven overeenkomst die zo nodig in het geding gebracht zou kunnen worden. Ik heb dat zo kunnen doen vanwege de toezegging van de Provincie. Zoals gezegd heeft de Provincie op 2 juli 2001 op geen enkele wijze enig voorbehoud gemaakt in de zin van dat ze het moesten bespreken met het college of dat ze politieke steun moesten verwerven. U vraagt mij of het feit dat de verhuurder van het stadion niet bij de bespreking op 2. juli 2001 aanwezig was geen complicatie opleverde. Mijn antwoord is dat dat niet het geval was. Gelredome NV had zelf financiele tekorten en de Provincie kon ons probleem door middel van cpmpensatie oplossen. De oplossing lag niet bij Gelredome, maar bij de Provincie en daarom hebben ze ons ook uitgenodigd voor de bespreldngpp 2 juH 2001. Op vragen van mr. Klostermann. In mijn beleving was de gedeputeerde Boxem tijdens de bespreking op 2 juli 2001 aanwezig. Ik weet het echter niet voor 100% zeker. De directeur van de N V Gelredome is de heer Sliedrecht. Hij was niet aanwezig op 2 juli 2001. Als u mij paragraaf 9d uit de dagvaarding voorleest en u vraagt mij of dat de juiste gang van zaken aangeeft, dan is mijn antwoord ja. U vraagt mij hoe er afspraken gemaakt kunnen worden over huurverlaging als de verhuurder er niet bij aanwezig is. Ik heb daar zojuistpp gezegd dat Gelredome NV zelf financiele problemen had en dat de Provincie de enige partij was die een oplossing in dit probleem kon aanreiken. Ik was er niet mee bekend dat de Provincie op 3 juli
Rekestnummer: 2003-40
-8-
2001 een besluit heeft genomen. Een persconferentie van diezelfde dag staat mij niet bij. Ik ken niet het persbericht van de Provincie. Daar ben ik. niet mee bezig geweest. Het zou kunnen datJk.helJbeb-gjekr£gen.,Jjsai,mij-de-tekstjy-an-het - persbericht voorleest dan zeg ik dat ik mij die tekst herinner. Die tekst zai ook uitgedeeld zijn tijdens een beStuursvergadering van Vitesse. Daar is toen nauwelijks over gesproken. Ik heb die tekst niet begrepen in de door de Provincie bedoelde zin, dat wil zeggen ik heb daaruit niet afgeleid dat de Provincie slechts een inspanningsverbintenis op zich nam. Ik heb de berichtgeving in de kranten niet gevolgd. Ik was in die tijd al 15 jaar bestuurslid van Vitesse. Wat de provincie heeft gedaan ter uitvoering van haar besluit weet ik niet. Als u mij vraagt op welk moment bij mij de gedachte rees dat de Provincie een ander standpunt had over hetgeen op 2 juli is besproken dan zeg ik dat dat maanden later het geval was. Ik sta met u stil bij de in het kort geding ingestelde vordering van Vitesse (verzoekers l . a en l.b.). Die ingestelde vorderingen zijn niet aan mij overgedragen en die zijn ook niet verpand. Er is natuurlijk wel gesproken over de wijze waarop onze vordering betaald zai moeten worden maar daar is nog geen concrete vorm aan gegeven^Tk weet verder dat er afspraken in concept liggen in de oplossing met de gemeente. Die komen erop neer dat wij als het ware een , . aantal speiers gecedeerd krijgen en de mogelijke opbrengst daarvan strekt ter afbetahng van de 21 miljoen gulden die wij erin hebben zitten. Tijdens de bespreking van 2 jtdi 2001 was niet aanwezig de heer Guijt. Ik heb niet aangegeven dat ik tevens handelde in mijn hoedanigheid van directeur/aandeelhouder vari De Hunnenschans BV. Op 2 jioli 2001. waren er wel De Vrienden van Vitesse maar de Stichting was nog niet opgericht. Ik weet niet of het besluit van de Provincie van 3 juH 2001 is toegezonden aan Vitesse. Ik ben sinds 1985/1986 bestuurslid technische zaken van Vitesse. Ik heb iri die hoedanigheid geen contacten gehad met overheden. Tijdens het dicteren voeg ik eraan toe dat ik in die hoedanigheid geen onderhandelingen heb gevoerd met wethouders en gedeputeerden. Dat heb ik als ondernemer wel gedaan. Ik heb als ondernemer (pr eject on twikkelaar) wel eens lets gekocht van een gemeente en in dat geval was goedkeuring nodig van de gemeenteraad. Volgens niij is er op 2 juli 2001 niet gesproken over een ontvlechting van de invloed van Vitesse in Gekedome NV. Taxe: nihil
(^aJcd
Productie 51
(
Rekestnummer: 2003-40
-6-
Jan Bos 56 jaar directeur bij NUON wonende te Mook belofte
Ik was ook op 2 juli 2001 al directeur bij NUON. Ik ben voor die bespreking op het provinciehuis uitgenodigd. Het belang van die bespreking was er in gelegen dat getracht moest worden stabUiteit te krijgen bij Vitesse. NUON had een grote Iening uitstaan aan Vitesse (omstreeks 72 miljoen gulden) en Vitesse kon aan de aflossingsverplichtingen niet voldoen. Gegeven de financiele problemen bij Vitesse dreigde door de KNVB geen licentie te" worden verleend voor het komende seizoen. Naast NUON zou ook de provincie kimnen zorgen voor een constructieve oplossing ter zake van de problemen bij Vitesse. Als u vraagt naar het belang van de provincie bij de bespreking dan zeg ik in wiliekeurige volgorde het volgende. De provincie was groot aandeelhouder van NUON. In de tweede plaats had de provincie belang bij het voorkomen van onrust. Tenslotte was mevrouw Jacobs in mijn herinnering nog commissaris bij NUON. Tevens was van belang dat de provincie de investeringen met gemeenschapsgeld wilde beschermen. Tijdens de bespreking waren aanwezig d? gedeputeerden die ten overstaan van de rfechter later een verklaring hebben aifgelegd; eeii afnbtenaar van wie mij de naam nu niet te binnen schiet, mrs. Grapperhaus en De Vlam en ik. De aanwezigheid van de heer Prins herinner ik mij niet. Ik heb de processenverbaal van getuigenverhoor voor mijn kpmst hier naar toe gelezen. Ik herinner mij niet van wie ik ze heb gekregen. Aan de bespreidng op 2 jxili 2001 ging vooraf een informele iDespreking van l jufl ' 2001, geinitieerd door mevrouw Jacobs. Dat vond plaats op het terrein van Champion Gelderland. Ter gelegenheid van die informele bespreking stelde ieder van de aanwezlgen zich voor met naam en toenaam en toen bleek dat er ook potentiele kopers voor Gelredome aanwezig waren. Wat de provincie niet wilde is betrokkenheid van de private personeh — de potentiele kopers van Gelredome - en dat heeft ertoe geleid dat mevrouw Jacobs die private personen niet heeft uitgenodigd voor de bespreking op 2 juli 2001 en de problemen bij Vitesse zonder die private personen wilde trachteh op te lossen. Tijdens die bespreking op 2 juli 2001, die voorgezeten werd door mevrouw Jacobs, heeft ieder der aanwezlgen zich yoorgesteld. Ik was gemachtigd te onderhaiidelen namens NUON en de positie van de Vrienden van Vitesse was dat zij ook een bijdrage wilde Ieveren tot het komen van een oplossing. Ter vergadering zat iedereen te wachten op de vraag wat de positie van de provincie was als het gaat om het creeren van een oplossing voor de problemen bij Vitesse. Als ik even vooruitloop naar het eind van die vergadering dan zeg ik dat het klip en klaar was dat gedeputeerden uitstraalden: dit is de afspraak.
Rekestnummer: 2003-40
^7-
Daarmee bedoel ik dat van de zijde van gedeputeerden is gezegd: wij maken voor elkaar dat Vitesse een eenmalige huurverlaging krijgt (van circa 6 miljoen), terwiji vervolgens gestreefd zai worden naar een marktconforme huurprijs voor de jaren daama. Ik heb dat opgevafaIs"^errFoezeggThg^ moet het ook zb zien dat het ging bm het redden van het seizoen, omdat als er geen oplossing bereikt zou worden de KNVB Vitesse geen licentie zou verlenen. U leest mij voor de brief van mr. Grapperhaus van 24 augustus 2001. Ik ben het met de brief eens maar ik zeg erbij dat ik de brief voor verzending onder ogen heb gekregen. Ik heb de verklaringen gelezen die de gedeputeerden ten overstaan van u hebben afgelegd. Ik ben door die verklaringen geschokt. Na het dicteren zeg ik er het volgende bij. Ik heb niet bedoeld te kwetsen, maar ik heb slechts aan willen geven dat ik hoogst verbaasd was over die verklaringen. De bespreking op 2 juli 2001 was een serieuze bespreking, die ingeleid was op zorgvuldige wijze bp de informatieve bespreking van 1 juli 2001. E r was van de zijde van de provincie een zware delegatie van vier gedeputeerden aanwezig en het was vooir een ieder duideHjk welke belangen er op het spel stonden. Wij zouden met een enkele inspanning van de zijde van de provincie onvoldoende hebben geyondeii. Gelet op de zwaarte van de delegatie van de provincie, de zorgvuldigheid waarmee de bespreking was voorbereid, de locatie waar de vergadering plaatsvond en de belangen die op het spel stonden, acht ik interpretatieverschillen over hetgeen van de zijde van gedeputeerden in mijn ogen is toegezegd, niet aannemelijk. Er kan in mijn visie geen misverstand over hebben bestaan dat we elkaar toen goed • begrepen hebbeh- Wishfullthiiiking van. onze zijde acht.ik_uitgeslQten, Na de bespreking op 2 juli 201 op het provinciehuis ben ik samen met de Vrienden van Vitesse en mrs. Grapperhaus en De Vlam naar een terras gegaan. De sfeer was zo dat wij bhj waren met de duidelijke uitspraak van de provincie. Die uitspraak was van belang als het gaat om de haalbaarheid van het geheel. Het gevoel was dat we het in de hand hadden op dat moment, mede in aanmerking genomen de stap die de provincie tijdens de bespreking had gedaan Als de toezegging door de provincie niet zou zijn gedaan dan zou er, zo derik ik, een impasse zijn ontstaan. De deal met de Vrienden van Vitesse zou in ieder geval op dat moment niet gesloten zijn. Die avond hebben we de afspraken die we gemaakt hebben op papier gezet en getekend. Noch tijdens de vergadering op 2 juli 2001, noch op het terras is gesproken over de rol van provinciale Staten. Ik heb mij daar destijds ook geen vragen over gesteid. Ik teken aan dat er bij de bespreking vier gedeputeerden aanwezig waren en, als ik nu reconstrueer, dan nam ik aan dat ze hun optreden met de nodige rugdekking kort gesloten hadden.
Rekestnummer: 2003-40
-8-
Op vragen van mr. Wagemakers. Ik heb in deze zaak zowel de producties bij het kort geding gelezen als de processen-verbaal van getuigenverhoor. U vraagt mij waarom ik ter gelegenheid ^ van het kort geding niet als getuige wilde verschijnen. Daar zeg ik het volgende •"'over. ; "'~ ^ -. -—: - -; NUON had al gehoeg negatleve publiciteit achter de rug en zij wilde niet opnieuw in de publiciteit komen in verband rnet Vitesse,als dat niet strikt noodzakelijk is. U vraagt mij nog eens uit een te zetten wat ik heb bedoeld met het drieluik waar ik over gesproken heb. Daar zeg ik het volgende over. Er dreigde geen hcentie aan Vitesse te worden verleend. Er waren drie partijen, drie speiers^ die gezamenlijk een oplossing zouden kunnen bereiken, te weten: NUON, de Vrienden van Vitesse en de provincie. Die drie partijen zouden gezamenlijk de mogelijkheid hebben om de verhuurder te dwingen de huur te verlagen. Met dwingen bedoel ik natuurlijk: toe te staan. Naar aanleiding van de correspondentie die zich in het dossier bevindt van mr Grapperhaus, zeg ik dat mr. Grapperhaus i n het aigemeen niets schreef zbnder dat wij dat wisten. Wat hij schreef ging in overleg met ons. Dat geldt ook voor de latere brieven van mr. Grapperhaus die zich in het dossier.bevinden. U vraagt mij wanneer ik op de hoogte ben gekomen met het feit dat er problemen ontstonden bij de uitvoering van de afspraken die op 2 juliwareii gemaakt. Mr. Grapperhaus heeft de afspraken bevestigd en toen was er een hele tijd windstilte. Dat vond ik vreemd want ik had gedacht dat als die weergave van de afspraken niet zou ... deugen.daar.wel direct een reactie _op zou k^^^ Het is juist dat een ieder van de aanwezlgen zich op 1 en 2 juli voorstelden en bovendien uitlegden wie hij vertegenwoordigde. Dat hebben gedeputeerden op 2 juli niet gedaan want dat was in mijn visie evident. Op vragen van mr. Klostermann. Ik herinner mij niet exact dat de brief van mr. Grapperhaus van 4 juli 2001 aan mij is voorgelegd maar gelet op de praktijk ga ik daar we! van uit. Op 2 juli 2001 waren in mijn herinnering vier gedeputeerden aanwezig, te weten mevrouw Jacobs en de heren De Bondt, Esmeijer en Boxem. Ik sluit evenwel niet uit dat ik mij vergis. Ik heb mevrouw Jacobs nooit als commissaris bij NUON in een vergadering meegemaakt want ik was bij de bijeenkomsten van de raad van comiiiissarissen nooit aanwezig. Mij staat wel bij dat de voorzitter van de raad van bestuur met haar altijd contact had. Ik heb geen recent contact gehad met mr. Grapperhaus over deze kwestie. Ik denk dat het laatste contact dat ik sowieso met hem gehad heb dateert van een half jaar geleden. U vraagt mij waarom de brieven van mr. Grapperhaus op initiatief van NUON zijn geschreven en daarop kan ik u geen concreet antwoord geven.
Rekestnummer: 2003-40
-9-
In de vergadering op 2 juli 2001 is door de voorzitter, mevrouw Jacobs, gezegd dat er een huurverlaging zou worden bewerksteUigd en de overige gedeputeerden --hebben-daa^4©en-rliet-afwijzen4--9p-gerea^eer-d-^-Baa^ dat die toezegging, verwoord door mevrouw Jacobs, ook hun instemming had. Ik zat namens NUON in de raad van toezicht van Vitesse en ik was hd van de raad van commissarissen/voorzitter bij Gelredome namens Vitesse tot het 'najaar 2000, dus in ieder geval op 2 juli 2001 niet meer. Er is in mijn herinnering correspondentie tussen mr. Grapperhaus en de provincie waarin de afspraken van 2 juli 2001 zijn vastgelegd door mr. Grapperhaus. Ik heb in zijn algemeenheid de krantenberichten na 2 juli 2001 bijgehouden en ik heb ook de berichtgeving in de pers gelezen van politici die lets over die gestelde toezeggirig zeggen. In mijn functie bij NUON.heb ik niet rechtstreeks contacten met de aandeelhouders,. Ik hou mij meer bezig met Internationale contacten. Ik ben niet exact op de hoogte van besluitvormingsprocedures bij de provincie, in het bijzonder de rol van provinciale staten en gedeputeerde staten. Als er toezeggingen worden gedaan door gedeputeerden ga Oc ervan uit dat ze voldoende ruggespraak hebben gehouden. Daarmee bedoel ik dat ze de nodige contacten hebbeii gehad met de achterban. • ' U staat met mij stiQ bij de brief van mr. Grapperhaus van 4 juli 2001. U leest mij voor onder punt 1 de tweede alinea. Mijn reactie is dat ik mij die afspraak zo inderdaad herinner. U vraagt mij of Gelredome'op de bespreking van 2 juli 2001 yertegenwoordigd was. Als de h^ aanwezig was, dan ga ik er van uit dat Gelredome via zijn' aaii'wezigheid VertegenAA^obrdigd "was. U haalt uit de brief van mr. Grapperhaus onder 1 aan "een toezegging zou komen". U vraagt mij hoe ik hetgeen daar is geschreven plaats in het licht van mijn eigen verklaring. Ik verwijs naar hetgeen ik zelf heb verklaard en voor het overige moet u op dit punt de vragen steUen aan mr. Grapperhaus. Ik kan niets herinneren over de uitwerking van de gemaakte afspraken. Als Grapperhaus dat schrijft in zijn brief dan denk ik dat hij bedoelt die afspraken nog eens precies op te schrijven. Op een nadere vraag van mr. Klostermann. Ik herinner mij niet datik aanwezig ben geweest bij de persconferentie op 3 juh 2001. Ik heb pas veel later kennis genomen van het besluit van gedeputeerden staten van 3 juli 2001. Taxe: € 30,Voorgelezen, volhard en ondertekend,
Rekestnummer: 2003-40
-9a-
De getuige Bos stelde het op prijs om zijn getuigenverklaring zelf te lezen in plaats van dat het aan hem werd voorgelezen. De rechter mr. Van der Pol ging hiermee akkoord. Mr. Klostermann had hiertegen bezwaar en verzocht vervolgens. om voorlezing; Dat werd door de rechter geweigerd.
Rekestnummer: 2003-40
-10-
De getuige Bos geeft na voorlezing aan slechts bereid te zijn de verklaring te ondertekenen als de rechter kan bevestigen dat die verklaring nooit tegen zijn wil tegen hem als bewijs gebruikt kan worden in een andere procedure. De rechter deelt mee dat hij dat niet kan bevestigen. Daarop ontspant zich een discussie. Vervolgens vraagt de getuige om twee minuteri overleg met mr. Wagemakers hetgeen wordt toegestaari. Daarop keert de getuige weer terug in de zittingszaal en ondertekent de" dobrlfem afgele^^ " De zaak wordt aangehouden tot 20 december 2003 pro forma voor het opgeven van verhinderdagen voor de voortzetting enquete aan de zijde van verzoekers voor het horen van mr. Grapperhaus, heren Van Sliedrecht en Van Amstel en voor beraad contra-eiiquete aan de zijde van vei-weerders. De beide raadslieden wordt verzocht de griffie tijdig schriftelijk te berichten omtrent de verhinderdagen en de mogelijk nog te horen getuigen in contra-enquete. Daarop zuUen twee verschillende zittingsdagen worden bepaald, te weten: een voor de voortzetting van de enquete en een voor de eventuele contra-enquete. Waarvai^wo ces - ve rb aal.
de grifl( I
<§^aJ
Productie 52
Rekestnummer: 2003-40
-3-
Roland Willem de Vlam 32 jaar advocaat, geen beroep op verschoningsrecht wonende te Amsterdam belofte Op 2 juli 2001 ben ik samen met mijn kantoorgenoot mr, Grapperhaus als adviseur van de NUON aanwezig geweest bij de bespreking op het provinciehuis. Daar waren verder onder meer bij aanwezig de heer Bos, de heren Snellenburg en Veenendaal namens de Stichting Vrienden van Vitesse, de heer Prins van de GOM en een afvaardiging van gedeputeerde staten van, ik dacht, vier personen en waarvan in ieder geval mevrouw Jacobs als woordvoerster en de heer De Bondt. Voor mijn komst hier naar toe heb ik gedeelteHjk verklaringen gelezen die ter gelegenheid van de eerdere getuigenverhoren zijn afgelegd. Over de bespreking van 2 juli 2001 kan ik het volgende zeggen. C g n t t j , d j t g n d j e j v ] ^ ^ hoe^de^chi^den]^^ Vrienden van Vitesse waren bereid om tegen eeh~bep"aaia bedrag de schulden over te nemen waama vervolgens NUON uit een lasdg parket zou zijn veriest. Vitesse kon bij de hoge huurlasteiLdle^zy^^^^ oglp^jgingjgeyon beiang van NUON bij die bespreking was erin gelegen dat de, vorderingen van haar op juiste wijze zouden worden overgedragen.. De vordering van NUON op Vitesse bedroeg circa mio 75.000,-. Met betrekking tot de bespreking zelf onderschrijf ik hetgeen mr. Grapperhaus daarover heeft geschreven in zijn brieven .De bespreking van 2 juli was een vervolg op een bespreking op 1 juli 2001, waar ik zelf niet bij aanwezig ben geweest. ^lp^2Ji^[i^^ onder meer ggsErokenover.^^aag wat er gedaan zou moet^n^^gnlnZHe^a^^ bettefthetjkom^ da^njuJPe huurlast voor het komende seizoen was urgent in verband met de licentieverlening door de KNVB. Er is — al weet ik de exacte bewbbrdingeii niet meer — afgesproken dat Vitesse niet meer dan 2 miljoen zou hoeven te betalen en dat het verschil door de provincie zou worden opgevangen. Ik heb dat laatste als een ongeclausuleerde toezegging van de provincie begrepen. ^toooEatbieatxeft dejarejtuiaariia zou er Vitesse:meer-reek,£uurpjij,§,,. Er staat mij niet bij dat er in die besprefing over voorwaarden is gesproken. U leest mij voor de brief van mr. Grapperhaus van 24 augustus 2001, de tweede alinea (tot en met zo is het gegaan en niet anders). Ik onderschrijf die brief geheel. Of er nou sprake zou zijn van een huurverlaging in de relatie Vitesse/Gelredome dan wel dat de huur boven 2 rmljoen gulden door de provincie als derde zou worden betaald, weet ik niet meer. Na afloop van de bespreking op het provinciehuis heb ik samen met mr. Grapperhaus, en de heren Bos, Snellenburg en Veenendaal op een terras verder gesproken. Op dat terras is de basis gelegd voor de afspraak tussen de Vrienden van Vitesse en NUON dat de Vrienden de schuld van Vitesse aan NUON zouden overnemen.
Rekestnummer: 2003-40
-4-
Het aigemeen gevoel op dat terras was inderdaad: we zijn er, we kunnen nu zaken doen. Tenslotte vraagt u mij of er tijdens de vergadering op 2 juli dan wel op het terras nog gesproken is over de vraag of provinciale staten nog zouden moeten iristemmen met de toezegging van gedeputeerden. Ik antwoord: niet dat - i k mij herinHereH4can. ~— —-— : Op vragen van mr. Klostermann. De processen-verbaal van het getuigenverhoor zijn mij toegezonden door mr. Wagemakers. Ik heb met mr. Wagemakers vooraf geen inhoudelijk overleg over deze zaak gehad. Dat heb ik wel gedaan met mijn kantoorgenoot mr. Grapperhaus. Wij hebben doorgenomen wat er die avond is gebeurd. Ik heb geen instructies van hem gekregen. Wij zijn op 2 juli 2001 inderdaad aangestuurd door de heer Bos, en door de heer Svyelheim (directeur van NUON). Het is juist dat NUON haar vorderingen op Vitesse heeft overgedragen op Gelreparc en wel voor 1 juli 2001: Ik trad op 2 juli 2001 dus bok op namens Gekeparc BV, welke vennootschap er eveneens een belang bij had dat de vorderingen van NUON op Vitesse op juiste wijze zouden worden overgedragen. Ik dacht dat mr. Grapperhaus gevolmachtigde was van Gelreparc BV. Het bestuur van Gelreparc BV werd gevormd door een Stichting die werd voorgezeten door de heer Vrakking. Wij hebben geen provisieafspraken gemaakt . met NUON of Gelreparc,' Het is inderdaad juist dat de toezegging van de • provincie een bestaansvoorwaarde was voor de deal tussen de Vrienden van " ' Vitesse en NUON. Ik ben ermee bekend dat rechtspersonen rechtsgeldig vertegenwoordigd moeten zijn. Bij grote transacties orienteer ik mij op de vertegenwoordigingsbevoegdheid. Ik weet ook dat er bevoegdheidsregels bestaan als het gaat om de vertegenwoordiging van pubhekrechtelijke rechtspersonen. Ik ben er niet mee bekend da.t er vertegenwoordigingsregels in de provinciewet zijn neergelegd. tijdens het dicteren voeg ik daaraan toe'dat het'imj bekerid" vobf komt. Ik ben er niet mee bekend dat provinciale staten de bevoegdheid hebben te beslissen over toezegging als de onderhavige. Ik heb geen aandacht gevraagd, noch ter vergadering van 2 juh iZOOl, noch bij de bespreidng op het terras, voor de bevoegdheidskwestie. Ik had geen aarzelingen bij de onderhavige transactie. Of Gekedome vertegenwoordigd was tijdens de bespreking op 2 juli 2001 weet ik niet meer. Ik weet wel dat de GOM als commissaris van Gekedome ter vergadering aanweizig was in de persoon van de heer Prins. Na mijn oordeel was Gekedome betrokken bij de bespreking op 2 juli 2001 waar de afspraken zijn gemaakt en de toezeggingen zijn gedaan waarover ik heb verklaard. Die afspraken zijn twee dagen later ook bevestigd in een brief van Gelredome. U houdt mij de brief van mr. Grapperhaus voor van 4 juli 2001 in het bijzonder sub 1 laatste alinea. Voor wat betreft de inhoud van die brief luidt mijn opvatting dat u daarover aan mr. Grappenhaus uw vragen moet stellen. Naar aanleiding van diezelfde brief pagina 2 vraagt u mij naar de accordering door de commissarissen, daarop luidt mijn antwoord: daar weet ik niks van. Zoals ik zojuist al heb verklaard, was, voorzover ik weet, GOM conunissaris van Gelredome.
Rekestnummer: 2003-40
-5-
Tenslotte vraagt u mij wat in mijn visie de betekenis is van "de uitwerking van de afspraken". Daaruit begrijp ik —maar dat moet u ook aan mr. Grapperhaus vragen — dat hij daarmee doelt op de afspraken die zijn gemaakt in de veifadefing^an^uil^^ later aan de orde zijn gesteid in de brief van Gelredome, waar mr. Grapperhaus overigens ook op heeft gereageerd. Er is aan de NUON een lumpsum betaald van naar ik dacht 5 miljoen gulden en verder een vergoeding die afhankelijk was van de inkomsten van Vitesse. Ik ben niet aangesproken op het feit dat de gestelde toezegging van de zijde van de provirlcie wordt betwist. Op vragen van mr. Wagemakers. Mr. Wagemakers vertelt mij dat hij mij geen processen-verbaal vah getuigenverhoor heeft toegezonden! U toont mij deze processen-verbaal en dan luidt mijn reactie: die heb ik niet gekregen. Aan de hand Van mijn eigen dossier zie ik dat ik de producties behorende bij de kort geding dagvaarding heb gekregen en ingezien. Voor mijn betrokkenheid bij de bespreking op 2 juli 2001 was mij al verteld wat er was besproken op 1 juli 2001. Of de bespreking van 2 juli 2001 aanslpot bij wat ik had gehoord over 1 juli 2001 kan ik aUeen zeggen dat ik mij geen verbazing ' herinner. Ik herinner mij geen teleursteUing bij de Vrienden van Vitesse na afloop van de vergadering van 2 j-uli 2001. Tijdens de vergadering heb ik van de zijde van Gelredome geen bezwaren horen maken. Tk ken de brief van Gekedome van 5 juli 2001 en ik heb er geen herinnering aan dat ik die brief heb gelezen destijds. - Ik herinner mij . dat- er. volgens. mr..,Grapperhaus. constematie was ontstaan. over twee aanvuUende voorwaarden. Op uw vraag wanneer ik precies op de hoogte ben gekomen van de problemen met betrekking tot hetgeen op 2 juk 2001 is besproken luidt mijn antwoord dat ik dat pas onlangs heb vernomen. Enige tijd na de bespreking op 2 juk 2001 ben ik overgegaan naar een andere sectie en is mijn bemoeienis in deze zaak gestaakt Op het terras op 2 juk 2001 is lets op papier gezet en ik herinner rnij dat er toen ook is getekend. Op een nadere vraag van mr. Klostermann. Als de toezegging door de provincie niet zou zijn gedaan, dan zou er geen deal tot stand zijn gekomen tussen de Vrienden van Vitesse en NUON. In dat geval zou de kans reeel zijn geweest dat Vitesse gefaiUeerd zou zijn in welk geval N U O N vorderingen op de boedel zou hebben. Er zou een zeer compUceerde toestand ontstaan. Taxe: € 4 1 , Voorgelezen, volhard en ondertekend, /?
/
/ A
^akd
Productie 53
I
Rekestnr.: HA RK 03-40
-3-
Ferdinand Bernhard Joseph Grapperhaus 44 jaar wonende te Amsterdam advocaat belofte
Voor mijn komst hier naar toe heb ik de stukken die ik i n mijn bezit had en die iDetrekkirrgniebhen^op "deze^^^ correspondentie. Ik heb geen processen-verbaal van getuigenverhoren gelezeii. Sedert januari 2001 ben ik door Nuon ingeschakeld om de Vitesse situatie — de schuldenlast van Vitesse en Gelredome in de richting van Nuon — te proberen op te lossen. De situatie rond Vitesse werd omstreeks juni 2001 spannend i.v.m. de Hcentieverlening door de KNVB. Ten aanzien van de schuldenpositie en van de schuldenlast van Vitesse stelde Nuon zich op het standpunt dat zij niet van plan was er nog langer geld in te steken en niet zouden, instemmen met betalingsuitstel. Op 30 juni 2001 heeft een bespreking plaatsgevonden van de top van Nuon waar ik bij aanwezig was. Besproken werd onder meer de vraag: wat te doen met Vitesse als de licentie niet zou worden verleend. Tijdens die bespreking vielen de namen van Snellenburg en Veenendaal als degenen die een po ging wilden wagen om de zaak weer op de rails te krijgen voor Vitesse. Op I juli 2001 ben ik gebeld door dhr. Swelheim met.het verzoek om aanwezig t^ .zijn op een hippisch evenement, zuJks i.v;m. een bespreking rriet'fiartij eh-die hadden aangegeven bereid te zijn Vitesse en/of Gelredome over te nemen. Ik heb in die bespreking bepleit: red nu eerst Vitesse i.v.m.. de kwestie rond de licentie. Ik ben er naar toe gegaan en daar trof ik ook mevrouw Jacobs en dhr. Esmeijer namens de Provincie, de Vrienden van Vitesse, verder waren daar dhr. Swelheim en dhr. Bos van Nuon en een aantal mensen uit het bedrijfsleven in het bijzonder mensen uit de projectontwikkeling. Op verzoek van mevr. Jacobs heeft eenieder van de aanwezigen zich voorgesteld en gezegd namens wie zij kwamen. Zij gaf aan dat de Provincie bereid was mee te doen aari een oplossing. Ik heb zelf op een gegeven moment het woord genomen en gezegd: "u zult birmen nu en 48 uur met een oplossing moeten komen voor Vitesse i.v.m. de licentieverlening". Mevrouw Jacobs gaf namens de Provincie aan daarover na te zullen gaan denken en op korte termijn verder overleg te voeren. Dat overleg vond plaats de dag daarna op 2 juli 2001 rond 18.00 uur. Onderweg naar die bespreking heb ik telefonisch doorgegeven dat Nuon alleen bij die bespreking aanwezig wilde zijn als er geld op tafel zou komen. E n verder dat de Vrienden van Vitesse mee zouden doen^ kort gezegd als Vitesse verlichting van de schulden zou krijgen in de richting van Gelredome. Dat laatste wist ik omdat dat mij tevoren door de Vrienden van Vitesse was aangegeven. Ik wilde niet voor niets naar de bespreking komen. Ik begreep dat er geen, wat ik maar noem "Volker Stevin-achtige partijen, waarmee ik bedoel projectontwikkelaars aanwezig zouden zijn. Ik had mijn kantoorgenoot De Vlam mee naar de bespreking genomen en verder was daarbij aanwezig namens Nuon dhr. Bos. Ik was daar in mijn hoedanigheid als advocaat van Nuon en van Gelreparc BV.
Rekestnr.: HA RK 03-40
-4-
Verder waren aanwezig de heren Snellenburg en Veenendaal, dhr. Prins van de GOM en commissaris van Gelredome NV. Namens de Provincie waren stellig aanwezig: mevrouw Jacobs, de heren De Bondt, Pardijs en Esmeijer. Mevrouw Jacobs leidde de bespreking. I.v.m. de kwestie waar het in deze zaak om gaat leest u mij voor de 2^ alinea uit mijn brief -van 24 augustus 2001. Die brief is juist. Bij de inhoud daarvan blijf ik. Mevrouw Jacobs en dhr. De Bondt hebben tijdens die bespreking stellig gezegd: "•mj^jnJbereM omJie^^^ 2-000.000^ en / B.000.000 als G.S. aan" te" vullen op Voorwaarde dat juUie (daarbij keek zij naar Nuon) een aanzlenlijk stuk van je schiilden kwijtschelden en dat juUie (daarbij keek zij naar De Vrienden) het geld ter beschikking stellen voor de sanering van Vitesse t.o.v. Nuon en daarnaast hetgeen overigens nodig was. De afspraak tijdens die bespreking was derhalve dat de Provincie het geld zou fourneren voor de eenmalige overbrugging i.v.m. de huur en„dat voor^w^J^ ,de_Jo^^stjoyereenst^^ conforme^huuL^Aan het eind van de bespreking heeft mevr. Jacobs dit een en anSernog eens geresumeerd en ze zei daarbij: "u zult vanavond tot een akkoord moeten komen". Tijdens het dicteren voeg ik daar het volgende aan toe: eerst heeft mevr. Jacobs dit zo naar voren gebracht, daarna heeft De Bondt dat nog eens gedaan en vervolgens heeft mevr. Jacobs dat nog eens geresumeerd. N.a.v. mijn brief van 4 juli 2001 merk ik het volgende op: die brief is een reactie geweest op het concept van de brief van Gelredome van 3 juli 2001. In reactie op dat concept heb ik toen mevrouw Jacobs geschreven in mijn brief van.4 juh 2001. Het was na de bespreking van 2 juli 2001 zo dat wij hadderi afgesproken op korte termijn een akkoord te zullen bereiken (d.w.z. Nuon en De Vrienden) dat volgens mevr. Jacobs een vergadering van G.S. zou plaatsvinden op 3 juli 2001, dat De Vrienden en de Nuon een brief aan de Provincie zouden richten waarin zou staan dat er witte rook was en voor dat geval zou de Proviiicie de huinvermindering garanderen. Nadat u mij deze passages voorleest voeg ik eraan toe dat Nuon aanzienlijke financiele concessies heeft gedaan in het kader van deze afspraak. Nog op 2 juli 2001 's avonds zijn tussen Nuon en De Vrienden afspraken gemaakt, neergelegd op het spreekwoordelijke bierviltje. De volgende dag heb ik een brief verzonden met de mededeling dat we emit waren. Eind augustus/begin September 2001 heeft er nog een bespreking plaatsgevonden op het Provinciehuis tussen dhr. Swelheim en ik enerzijds en mevr. Jacobs en de heren Esmeijer, De Bondt en Pardijs anderzijds. Ik had inmiddels gelezen dat Gelredome begon terug te krabbelen en het was met het oog daarop dat ik mijn brief van 24 augustus 2001 heb geschreven. Van de zijde van de Provincie kwam er tijdens die bespreking op die brief geen reactie. Ook voordien en nadien niet. Er is tijdens die bespreking van 24 augustus 2001 met geen woord over die brief gerept.
Rekestnr.: HA RK 03-40
Op vragen van mr. Wagemakers: , Er is van de zijde van de Provincie tijdens de bespreking van 2 juli 2001 niet iets gezegd in de.trant van: "wij moeten een slag om de arm houden". E r is wel gezegd: "wij zullen het op 3 juh als College afhameren als jullie ons laten weten dat jullie er zelf uit zijn". U vraagt mij of er een voorbehoud is gemaakt voor wat betreft de instemming voor Gelredome. Dat is niet het geval geweest. Tijdens de _bespr-eking-v^-24ulL20m-gaf_dhr.Jidns_jle_indruk.in^ het terras heb ik nog even gebeld met dhr. Elders, commissaris bij Gelredome. Zijn reactie was dat hij het een prima oplossing vond. Ik heb met Elders gebeld omdat ik hem persoonlijk ken. Ik heb op diezelfde avond ook nog met dhr. Prins gebeld, hetzij vanaf het terras, hetzij vanuit de auto met de vraag of hij hetgeen besproken was met dhr. Van Amstel wilde communiceren. Ik heb hern gezegd dat hij de logistiek in werking moest stellen. Ik herinner mij niet van wie ik het concept van de brief van Gekedome van 3 jtdi 2001 heb gekregen en ik heb ook geen idee wie dat concept heeft opgesteld. Dat zou uit mijri dossier kunnen blijken. Nadat ik het concept van 3 juli 2001 had gekregen heb ik telefonisch contact gehad met dhr. De Bondt. Hij verzekerde mij dat het allemaal in orde zou komen. Ik heb in dat overieg gedetailleerd met De Bondt gesproken over mijn kritiek op dat concept, zoals neergelegd i n mijn brief van 4 juh 2001. Als u mij vraagt waarom ik dhr. Elders niet gebeld heb dan zeg ik dat tk dat niet zuiver vond. Hij speelde ook geen enkele rol in het onderhandelingsproces. Ik heb de Provincie benaderd omdat de Provincie een toezegging had gedaan. Ik zag dat Gekedome die toezegging in eigen voordeel uit begoii te leggen. Ik vond dat de Provincie zich to.v. de Vrienden van Vitesse had gecomiriitteerd en daarom vond ik ook dat er druk op de Provincie moest worden uitgeoefend. U legt mij voor de als productie 15 door de Provincie overgelegde faxbrief> eveneens van 4 juk 2001. Die brief heb ik geschreven na mijn als productie 11 bij de stukken van De Vrienden overgelegde brief van 4 jtili 2001 en na mijn telefonisch overleg, dat ik naar ik veronderstel heb gehad, met dhr. Prins. U vraagt mij wanneer ik tot de conclusie kwam dat we emit waren. Materieel maandagavond op het terras en formeel op het moment dat ik de getekende brief van dhr. Van Skedrecht ontving, waarin werd vermeld dat G.S. hetgeen was besproken ook op 3 juk 2001, definitief hadden bekrachtigd. De brief van 5 juk 2001 heb ik ook gekregen. Ik vond die inhoud van die brief eigenkjk wel best. Bij mijn weten heeft mevr. Jacobs ook het concept van die brief van 5 juli 2001 van Gekedome gekregen en voorts heb ik in mijn faxbrief van 4 juli 2001 in haar richting op dat concept gereageerd. Ik wist dat het mis ging toen ik na temgkeer van mijn vakantie een brief van Gelredome aan de Vrienden van Vitesse ontving, waarin ik las dat Gekedome temgkrabbelde. Naar aanleiding daarvan heb ik mijn brief van 24 augustus 2001 geschreven, met afschrift aan de Provincie. Al mijn correspondentie ging vooraf naar de chent.
Rekestnr.: HA RK 03-40
-6-
Op vragen van mr. Klostermann: . . . . Voor mijn komst hier naar toe heb ik niet inhoudelijk met mr. Wagemakers gesproken over deze zaak. Ik heb uiteraard in het verleden met de heren Snellenburg, Veenendaal en Guijt over deze kwestie gesproken. N.a.v. het getuigenverhoor van mijn kantoorgenoot mr. De Vlam heb ik kort telefonisch contact met hem gehad. Hij vertelde mij enkel hoe het was geweest. Ik trad op 2~ juH 2001 op als advocaat voor Nuon en Gelreparc BV. Ik had inderdaad ook' de bevoegdheid om namens deze clienten als vertegenwoordiger te binden. Ik trad niet op als vereffenaar of als procuratiehouder. Ik ben aangestuurd door de Raad van Commissarissen en door de Raad van bestuur van Nuon, o.a. dhr. Swelheim en dhr. Visser. U vraagt mij naar het doel dat mijn opdrachtgevers hadden. In algemene zin k a n ik daarover zeggen, kort gezegd, dat ik de schulden moest sanereri en een bedrag moest zien te incasseren. Omstreeks juni/juli 2001 was het besluit dat Nuon zich zou terugtrekken al gevallen. U staat met mij stil bij de bespreking van 1 juli 2001. Die duurde ongeveer 1 a 1,5 uur. Zoals ik heb verteld was er een dubbel probleem: Vitesse/Gelredome. Zij zaten beide op zwart zaad. De projectontwikkelaars waren aanwezig, zo begreep ik, omdat zij de kans roken om op een goedkope manier het Gelredome over te nemen. Met betrekking tot de bespreking van 2 juh 2001 stelt u mij de vraag wat er gebeurd zou zijn als ik niet zou zijn gekomen in aansluiting op mijn eerdere opmerking dat ik niet voor niets naar die bespreking wilde komen. Daarbij legt u uit dat u doelt op het financiele debacle dat mogelijk zou hebben plaatsgevonden. Op dit punt deelt de rechter commissaris mee dat hij de vraag niet aan de getuige toestaat omdat in zijn visie de getuige niet iets kan verklaren omtrent iets dat niet heeft plaatsgevonden. Daartegen maakt mr. Klostermarm bezwaar. U spreekt met mij verder over de bespreking van 2 juh 2001. Tijdens die bespreking hebben de aanwezigen zich voorgesteld. Ik heb mijzelf aan Prins voorgesteld, want ik had hem nog nooit ontmoet. Ook mijn kantoorgenoot De Vlam heeft zich voorgesteld. Naar mijn mening was Prins aanwezig namens de GOM en verder wist ik dat hij commissaris was van Gelredome. Hij heeft dat bij gelegenheid bij de bespreking van 2 juli 2001 niet gezegd. U spreekt met mij over de toezegging. Zoals gezegd committeerde de Provincie zich naar mijn mening jegens de Vrienden van Vitesse. Namens de Provincie is gezegd: "wij gaan het tekort aanzuiveren". E n voorts: "wij zullen die f 6.000.000 op ons nemen". Kort samengevat komt het daar in ieder geval op neer. U vraagt mij door wie de indruk is gewekt dat Gelredome zou meegaan. Ik antwoord dat die indruk door Prins is gewekt, naar mijn herinnering zei hij dat Gelredome daar zeker mee zou kunnen leven. Over dhr. Elders verklaar ik dat hij door Nuon als commissaris bij Gelredome is benoemd. Kopieen van mijn correspondentie heb ik ook aan alle andere commissarissen verzonden. U vraagt mij waarom ik geen contact heb opgenomen met het bestuur van Gelredome.
Rekestnr.: HA RK 03-40
-7-
Daarop antwoord ik dat ik dat niet weet. Ik kan wel zeggen dat Bos en ik het voldoende vonden dat Prins er als commissaris van Gelredome bij zat en toen kwam ook nog de brief van Van Sliedrecht van 5 juli 2001. Ook overigens waren er de aanAAnijzingen tussen 2 en 5 juli 2001 dat Gelredome hierin meeging. Reeds omdat zij mij de volgende ochtend het concept (3 juli 2001) hebben doen toekomen. Niemand van de Provincie heeft mij na 2 juli 2001 gebeld om te zeggen: "stop, er is een kink in de kabel, Provinciale Staten moeten instemmen". Zoals ik al heb verteld heb ik op 4 juli 2001 telefonisch gesproken met De Bondt. In dat telefoongesprek vertelde hij mij niet, dat het niet goed was gegaan. In dat gesprek hebben De Bondt en ik gesproken over mijn kritiek op het concept van 3 juli 2001. De Bondt refereerde ook aan mijn brief van 4 juli 2001. Ik had die brief ook in kopie aan De Bondt gezonden. Ik heb n a 2 juli 2001 geen contact meer gehad met mevr. Jacobs, m.u.v. de bespreking, eind augustus 2001. U staat nog met mij stil bij de toezegging die de Provincie gedaan zou hebben. Ik kan zeggen dat de betaling van / 6.0OO.000 door de Provincie belangrijk is geweest voor het sluiten van de deal tussen Nuon en De Vrienden. Of er zonder mededeling van de Provincie dat die f 6.000.000 betaald zou worden, de deal gesloten zou zijn, zult u aan de Vrienden van Vitesse moeten vrageji. Ik w:eet zeker dat er geen voorbehouden van de zijde van de Provincie zijn geniaakt op 2 juli 2001. U houdt mij voor mijn brief van 4 juli 2001, pag. 2, ahnea 1, 1^ zin voor de komma. Daar kan ik van zeggen: dat dat mijn waarneming was en dat er geen verschil bestaat tussen die zin en hetgeen ik eerder had geschreven. En evenmin hetgeen ik later heb geschreven of verklaard.
t
U vraagt mij of ik bekend was met de bevoegdheid van de Provinciale Staten. Ik antwoord dat ik daarmee bekend ben, maar dat speelde geen rol op 2 juli 2001, omdat ik ervan uitging dat er bij de Provincie ruimte bestond om een dergehjke toezegging te doen. Ik heb erop vertrouwd dat die ruimte bestond, gelet op het feit dat het initiatief van die bespreking van de Provincie kwam, gelet op het feit dat bij beide besprekingen een grote delegatie van G.S. aanwezig was, dat mij was verteld voor de bespreking van 1 juh 2001 dat er al een paar vreken bij de Provincie over gesproken was en voorts dat er op geen enkel moment tijdens de bespreking van 2 juli 2001 een voorbehoud gemaakt was t.a.v. Provinciale Staten en tenslotte dat er een zeer aanzlenlijk bedrag door de Provincie geinvesteerd was in het Gelredome. Ik heb op 1 juli 2001 de vraag gesteid hoe de Provincie erbij kwam om die bespreidng te arirangeren en volgens dhr. Swelheim waren ze hier al een tijdje mee bezig bij de Provincie. Ik heb op 2 juli 2001 bij Nuon geen aandacht gevraagd voor de bevoegdheidskwestie. Ik heb dat evenmin bij De Vrienden gedaan. Als u mij vraagt waarom ik dat niet heb gedaan dan zeg ik dat ik optrad voor Nuon en voor Gelreparc en dat wij belang hadden bij een gunstige sanering. Voor het overige stond het los van ons. Het was iets tussen de Provincie en De Vrienden.
Rekestnr.: HA RK 03-40
-8-
U staat wederom met mij stil bij mijn brief van 4 juli 2001, pag. 1, alinea 1, 2^ zin na de komma. U .vraagt mij naar aanleiding daarvan of Gelredome op 2 juli 2001 daarmee nog niet had ingestemd. Mijn antwoord is: "nee", maar zoals gezegd op het terras op 2 juli 2001 heb ik Elders gebeld, die was. zeer positief. Bovendien heeft nog diezelfde avond Prins tegen mij gezegd dat de commissarissen zich daarin konden vinden. Ik voeg er tijdens het dicteren aan toe: bovendien was dhr. Guijt, een van iPe Vrienden, commissaris bij Gelredome. Naar aanleiding ^van de brief van "4 juli 2 0 0 1 , ^ alinea, pag. 2 staat u met mij stil bij de tefrh: "uitwerking". In reactie daarop zeg ik het volgende: ik heb dit geschreven omdat het concept van 3 juli 2001 niet deugde. Ik vond dat er een deugdelijke brief moest komen. Ik ben niet bij de persconferentie van Vitesse geweest. Ik heb geen krantenberichten naar aanleiding van die persconferentie over deze kwestie gelezen. Ik herinner mij niet dat ik een persbericht heb gelezen. U vraagt mij de onjui§theden uit de brief van 5 juli 2001 kort aan te geven. De punten 4 en 5 zijn niet besproken op 2 juli 2001. Evenmin is besproken dat de / 6.000.000 door Gelredome als vordering op Vitesse zou worden geboekt. Niettemin konden Nuon en ook ikzelf met de inhoud van die brief best leven. U vraagt mij naar het belang van' de Provincie bij de gestelde toezegging. Daar kan ik het volgende over zeggen: de Provincie had veel geld geleend aan Gekedome en ik kon me daarom voorsteUen dat een de confiture van Vitesse tot een deconfiture van het stadion kon leiden. Op 1 en op 2 juk 2001 heeft mevr. Jacobs aangegeven, kort samengevat, dat men bijeen was omdat er een gemeenschappelijk belang was om Vitesse overeind te houden. Ik weet niet of ze dat belang zo hardop heeft geconcretiseerd. Tegen deze achtergrond is er hard en goed en informeel samengewerkt tussen de verschillende partijen, omdat we Vitesse overeind wilden houden. De iirgentie zat hem in het al dan niet verlenen van de licentie door de KNVB. Ik heb het besluit van G.S. van 3 juli 2001 niet gezien. Ik heb de brief van Van Sliedrecht van 5 juli 2001 aan Vitesse gekregen en daaruit afgeleid dat het in orde was, Ik heb de brief van 4 juk 2001 niet namens De Vrienden geschreven. Ik heb dat geschreven omdat zowel Nuon als De Vrienden mij erop wezen, dat er een aantal dingen in de brief van 3 juk 2001 niet klopten. Ik heb de brief namens Nuon en Gekeparc geschreven.
Taxe: nihil.
Aldus voorgelezen, volhard en ondertekend,