Afwijking van of in de alvleesklier Deze folder geeft u informatie over afwijkingen in de alvleesklier. Het is goed u te realiseren dat voor u persoonlijk de situatie anders kan zijn dan beschreven. De alvleesklier (het pancreas) De alvleesklier (het pancreas) is een belangrijke klier in het lichaam. De alvleesklier produceert hormonen en enzymen die nodig zijn voor ons dagelijks functioneren. De alvleesklier ligt in de bovenbuik en is langwerpig van vorm (ongeveer 15 centimeter lang en 3 centimeter dik). De alvleesklier wordt anatomisch opgedeeld in drie delen: de kop; ligt onder de lever en tegen de twaalfvingerige darm (duodenum) het lichaam; ligt achter de maag de staart; ligt dicht bij de milt en soms de linker nier
De alvleesklier heeft specifieke cellen die hormonen produceren (eilandjes van Langerhans), waaronder insuline, die wordt afgegeven in het bloed en ervoor zorgt dat het bloedsuikergehalte binnen normale waarden blijft. Als de insulineproductie te laag is, ontstaat suikerziekte (diabetes). Alvleeskliercellen die enzymen produceren zijn van belang voor de spijsvertering. Deze enzymen komen via vele kleine kanaaltjes uiteindelijk in een grote afvoergang, samen met de galweg, uit in de twaalfvingerige darm bij de papil van Vater. Wanneer er te weinig enzymen worden geproduceerd ontstaan er stoornissen in de vertering van suikers, vetten en eiwitten. Dit leidt tot vettige ontlasting.
Afvoergangen van alvleesklier en galblaas a; galweg in de lever b; galblaas c; galweg naar de galblaas d; gemeenschappelijke galweg e; alvleesklier f; alvleeskliergang g; papil van Vater h; twaalfvingerige darm
Klachten bij een alvleesklier kanker Afhankelijk van de diagnose kunt u een verscheidenheid aan klachten hebben. Klachten die kunnen passen bij een tumor in de alvleesklier kunnen pas laat aan het licht komen. Soms geeft alvleesklier kanker helemaal geen klachten en is de afwijking per toeval gevonden. Verder hangen de klachten af
van de plek waar de tumor zit in de alvleesklier (kop, lichaam of staart). Klachten die u kunt hebben zijn verminderde eetlust, onbedoeld gewichtsverlies, misselijkheid, zeurende buikpijn, zeurende rugpijn, veranderd ontlastingspatroon, geelzucht (jeuk, stopverfkleurige ontlasting en donkere urine). Aanvullend onderzoek Als het vermoeden op alvleesklierkanker bestaat, zal er verder onderzoek aangevraagd worden. Allereerst zal er bloed geprikt worden. Daarnaast kan er voor verder aanvullend beeldvormend onderzoek gekozen worden. Echografie van de buik: mocht er een vermoeden bestaan op een afwijking van de lever, galwegen, galblaas of alvleesklier kan er in eerste instantie gekozen worden voor een oriënterend beeldvormend onderzoek zoals een echo. Echografie is een veilig en pijnloos onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van hoogfrequente geluidsgolven. Daarmee kan de radioloog de lever, galblaas, galwegen en meestal de alvleesklier in beeld brengen. Omdat de alvleesklier diep in de buik ligt, is het stellen van de diagnose alvleesklierkanker met behulp van echografie vaak niet mogelijk en zal aanvullend onderzoek gedaan worden. CT-scan van de buik: om de alvleesklier en alle omliggende organen goed in beeld te kunnen krijgen kan er gekozen worden voor een CT-scan van de buik. Hierop kan een eventuele tumor, doorgroei in omliggende organen of uitzaaiingen beoordeeld worden. Een CT-scan (Computer Tomografie) is een groot apparaat met een ronde opening, waar u tijdens het onderzoek door schuift. In de scanner zit een röntgenbuis welke röntgenstralen opwekt. De röntgenbuis draait rond uw lichaam en maakt 3dimensionale röntgenfoto's. Zo kunnen we van alle kanten naar de weefsels en organen kijken. U krijgt een bij dit onderzoek een infuus zodat er contrast kan worden gegeven. Daarnaast wordt bij dit onderzoek gebruik gemaakt van röntgenstraling. MRCP: een MRCP (Magnetische Resonantie Cholangio Pancreaticografie) is een MRI-scan van de galwegen en alvleesklier. MRCP kan de alvleesklier en alle omliggende organen goed in beeld brengen. MRI staat voor magnetic resonance imaging. Er wordt gebruik gemaakt van een sterke magneet, een antenne en radiopulsen. De scanner is een tunnel, met een verschuifbaar tafelblad. De MRI is een pijnloos beeldvormend onderzoek, met als groot voordeel dat het geen gebruik maakt van röntgenstralen. Wel krijgt u een infuus voor het toedienen van contrast. ERCP: (Endoscopisch Retrograde Cholangio- en Pancreaticografie): bij klachten rond de galwegen en/of de alvleesklier kunnen voor een arts reden zijn tot het uitvoeren van een ERCP. Dit is een onderzoeksmethode die de arts inzicht verschaft in de situatie rond de gal- en de alvleesklierwegen. Een ERCP kan worden uitgevoerd wanneer de arts vermoedt dat er galstenen aanwezig zijn, wanneer er sprake is van geelzucht, vermoeden van een ontsteking in de alvleesklier of een vernauwing in de galwegen kan reden zijn tot het uitvoeren van een ERCP. Voor meer informatie over radiologisch onderzoek zie ook https://www.mst.nl/radiologie/ Bioptie: Om de diagnose alvleesklierkanker te kunnen stellen, kan pathologisch onderzoek van het afwijkende weefsel nodig zijn. Pathologisch onderzoek is cel onderzoek onder de microscoop door de patholoog om onderscheidt te maken tussen goed en kwaadaardige cellen en dat neemt ongeveer 710 werkdagen in beslag. Voor het onderzoek worden biopten van het afwijkende weefsel genomen (hapjes). De Maag- Darm- en Leverarts kan via een maagspiegeling of ERCP (Endoscopisch Retrograde Cholangio- en Pancreaticografie) biopten nemen. Echter is dan de diagnose alvleesklierkanker nog niet altijd hard te maken. De uitslag van het pathologisch onderzoek wordt besproken in de oncologische werkgroep waarna u alle uitslagen en behandeling op de het spreekuur van uw behandelend arts krijgt. Alvleesklier kanker De meeste cellen in het lichaam kunnen zich delen. Dat is nodig voor bijvoorbeeld herstel en groei. Als deze deling niet goed gaat, kan een normale cel ongeremd gaan groeien. Vaak wordt zo'n cel tijdig door het lichaam opgeruimd, maar soms wordt een defect niet herkend en kan een ongeremd groeiende cel veranderen in een kwaadaardig woekerende cel, die doorgroeit tot in andere weefsels of zich via het bloed of de lymfe door uw lichaam verspreidt (uitzaaiing). Per jaar krijgen ongeveer 2000 patiënten per jaar de diagnose alvleesklierkanker. Alvleesklierkanker komt meestal voor bij patiënten boven de 60 jaar, echter soms ook op jongere leeftijd. Tweederde van de tumoren ontstaat in de kop van de alvleesklier, echter kan alvleesklierkanker ook in het lichaam of de staart van de alvleesklier ontstaan. Alvleesklierkanker in de kop van het orgaan veroorzaakt druk op het galbuisje waardoor geelzucht ontstaat (met jeuk, gele huidskleur en donkere urine en lichte ontlasting). Ook valt het gewichtsverlies op. Tumoren in de overige delen van het orgaan geven deze
klachten niet en worden vaak bij toeval ontdekt. Alvleesklierkanker is een agressieve kanker. Ten tijde van de diagnose is de kanker vaak al doorgegroeid in omliggende organen of uitgezaaid. Oorzaken voor het ontstaan van alvleesklierkanker zijn niet precies bekend, echter zijn er wel risicofactoren die het ontstaan verhogen. Risicofactoren zijn bijvoorbeeld overmatig gebruik van dierlijke vetten, alcohol gebruik, roken en chronische alvleesklierontsteking. In sommige gevallen is alvleesklierkanker erfelijk. Oncologische werkgroep alvleesklier kanker Wanneer alle uitslagen bekend zijn, zult u besproken worden in de oncologische werkgroep. Deze werkgroep bestaat uit meerdere medisch specialisten. Zij zullen bespreken welke behandeling voor u het beste is. Hierbij wordt gekeken naar uw leeftijd, conditie, medische voorgeschiedenis en eventuele andere ziekten. De voor- en nadelen van een behandeling worden dan tegen elkaar afgewogen. Behandelopties hangen geheel van uw uitslagen en situatie af. Zo kan er gekozen worden voor een operatie gevolgd door radio- en/of chemotherapie (zeer zelden andersom). Dit zal de internist, MDLarts of chirurg met u bespreken. De opzet van de behandeling kan curatief (genezend) of palliatief (levensverlengend) zijn. Dit is afhankelijk van de grootte van de tumor, de doorgroei van de tumor in omliggende organen en of er uitzaaiingen zijn. Van alle patiënten met alvleesklierkanker komt slechts 20% in aanmerking voor in opzet curatieve behandeling. Echter, bij een vermoeden op alvleesklierkanker, zelfs zonder 100% zekere diagnose, worden bijna alle patiënten geopereerd, waarbij dan achteraf 10 % geen echte kanker blijken te hebben. Operatie wordt gedaan omdat het enige middel is om tot genezing te komen in een vroeg stadium. Maar het doel van de operatie kan, soms pas achteraf gezien, palliatief zijn. Chirurgische behandeling Bij een vermoeden op alvleesklierkanker, zelfs zonder zekere diagnose, worden bijna alle patiënten geopereerd, waarbij dan achteraf 10% geen kanker blijken te hebben. Operatie wordt gedaan omdat het enige middel is om tot genezing te komen in een vroeg stadium. Helaas komt slechts 20% van de patiënten met alvleesklierkanker in aanmerking voor in opzet curatieve behandeling. Er zijn meerdere operatie mogelijkheden voor alvleesklierkanker, afhankelijk waar de kanker zit, in de kop, het lichaam of de staart. Ondanks verschillende operatie technieken, wordt de snede altijd dwars over de bovenbuik, onder de ribbenboog langs (motorkapincisie) gemaakt. Als de kanker zich in de kop bevindt wordt de zogenaamde Whipple procedure verricht, waarbij de alvleesklierkop met een deel van de galbuis, de hele twaalfvingerige darm en de galblaas worden verwijderd . De maag blijft meestal intact. Daarnaast worden de bij iedereen aanwezige lymfeklieren aldaar weggehaald. Voor het herstel worden drie verbindingen gemaakt tussen maag, resterende galbuis en dunnedarm (als alternatief voor de twaalfvingerige darm). De behandeling van kanker van de papil van Vater is dezelfde behandeling als kanker van de kop van de alvleesklier (Whipple procedure). Als de kanker zich in het middendeel of de staart bevindt volgt er een minder uitgebreide procedure. Het aangedane deel wordt dan volledig verwijderd vaak samen met de milt. Er zijn ook geen herstelverbindingen nodig. Meestal wordt er tijdens de operatie een of meerdere drains achtergelaten. Drain zorgen ervoor dat wondvocht, wat altijd geproduceerd wordt na een operatie, buiten het lichaam wordt afgevoerd. Afhankelijk van hoeveel vocht er uit de drains komt , worden deze enkele dagen na de operatie verwijderd. Na beide procedures worden de verwijderde organen door de patholoog onder microscoop nagekeken of het een goedaardige of kwaadaardige afwijking betreft. Na 10 dagen is daarvan de uitslag bekend, die u zal worden medegedeeld. Het is daarbij van belang of het alvleesklierkanker betreft, of het is doorgegroeid in andere organen en om te weten of de verwijderde lymfeklieren uitzaaiingen van kankercellen bevatten. De uiteindelijke levensverwachting al of niet met nabehandeling met chemotherapie hangt hiermee samen. Na de operatie Meestal komt u na de operatie op de Intensive Care (IC). De IC is een afdeling met relatief weinig patiënten en intensieve bewaking van onder andere de pols, bloeddruk, ademhaling en andere belangrijke parameters. Als uw situatie stabiel is, kunt u na een of enkele dagen, naar de gewone verpleegafdeling. Afhankelijk van hoe het gaat met bijvoorbeeld mobiliseren, eten, drinken en ontlasting kunt u naar huis. Gemiddelde opname duur na een alvleesklieroperatie is 14 dagen. De
uitslag van het pathologisch onderzoek en de daaraan verbonden nabehandeling is meestal tijdens de opname bekend en door het oncologisch team besproken en zal ook met u worden besproken. U krijgt een controle afspraak voor op de polikliniek mee. Niet chirurgische behandeling Radiotherapie Bij bestraling wordt getracht de tumor kleiner te maken. Echter wordt er vaker voor radiotherapie gekozen om de pijn, veroorzaakt door de tumor, te verminderen. Vaak is radiotherapie palliatief. Chemotherapie Als er na de operatie blijkt dat er bijvoorbeeld uitzaaiingen van de alvleesklierkanker in de lymfeklieren zitten kan er gekozen worden voor aanvullende chemotherapie. Doel van de chemotherapie is om eventueel achtergebleven tumorcellen als nog te vernietigen en de overleving te verlengen. Chemotherapie kan zowel curatief als palliatief zijn. ERCP met plaatsen stent Als alvleesklierkanker in de kop zit, of het kanker van de papil van Vater betreft, kan er gekozen worden om een ERCP met stentplaatsing te doen. Vaak drukt de tumor de afvoergang van gal en alvleeskliersappen af, waardoor geelzucht ontstaat (met klachten als jeuk, gele huid, stopverfkleurige ontlasting, donkere urine). De stent drukt de afvoergang weer open, waardoor de gal en alvleesklier enzymen weer afgevoerd kunnen worden naar de dunnedarm. Vaak is deze behandeling palliatief. Voor de operatie Als u bloedverdunnende middelen gebruikt zoals Sintromitis, Acenocoumarol, Ascal, Aspirine of Carbasalaatcalcium dient u dit vooraf aan de arts te melden, zelfs bij voorkeur bij het maken van de afspraak. Sommige patiënten hebben bij operaties antibiotica nodig i.v.m. een bepaalde hartafwijking. Als u een hartafwijking heeft dient u dit aan de arts te melden voordat de afspraak voor behandeling is gemaakt. Geef dan tevens aan of u een allergie heeft (jodium, rode pleister e.d.)! Voor de ingreep kan plaatsvinden gaat u eerst langs de PreOperatieve Screening (POS), alwaar de anesthesioloog u alles over de narcose zal uitleggen. Controle en Follow-up Uiteraard komt u ongeveer 14 dagen na de operatie bij de chirurg op het spreekuur. Dan zal worden beoordeeld of de hechtingen verwijderd kunnen worden. U komt regelmatig op de polikliniek terug ter controle. Voeding voor en na de operatie Soms kan er gekozen worden om u naar een diëtiste te verwijzen. Dit omdat de operatie en het genezingstraject, maar ook de chemotherapie nadien, veel van uw lichaam vragen. Daarvoor moet u in de beste voedingsstaat zijn. Daarnaast is de productie van alvleesklierenzymen soms verstoord na de operatie, waardoor alvleesklierenzymen gesuppleerd zullen worden voor een goede voedselvertering. Complicaties Zoals bij iedere operatie, kunnen ook bij deze operatie complicaties optreden. Mogelijke complicaties kunnen zijn een longontsteking, trombose of wondinfectie. Aangezien de Whipple procedure is een lastige, tijdrovende operatie is, bestaan er specifieke complicaties bij deze operatie. Ondanks ervaring, kan er tijdens de operatie een bloeding ontstaan. De bloeding zal tijdens de operatie gestelpt worden. Echter kan achtergebleven bloed, wondvocht of ander vocht in de buik geïnfecteerd raken met bacteriën, waardoor u ziek wordt. Vaak kan die vochtholte dan door de radioloog worden aangeprikt met een slang (drain), nadat de huid verdoofd is, om het geïnfecteerde vocht naar buiten te kunnen afvoeren. Soms is tweede een operatie nodig. Verder bestaat er de mogelijkheid dat een van de herstelverbindingen na de Whipple procedure gaat lekken (naadlekkage). Soms is dan een tweede operatie noodzakelijk. Ook kan er sprake zijn van tijdelijke maagontledigingsstoornissen, waardoor eten aanvankelijk lastig kan zijn. Vaak gaat dit na enkele weken vanzelf over, soms kunnen medicijnen helpen. Daarnaast zijn sommige patiënten suikerziek (diabeet) geworden doordat de insuline producerende cellen weggehaald zijn of te weinig produceren. Suikerziekte is goed te behandelen. Soms is ook de productie van alvleesklierenzymen verstoord na de operatie, waardoor alvleesklierenzymen gesuppleerd zullen worden voor een goede voedselvertering.
Bij 3 % van de patiënten zijn de gevolgen van de complicaties zo ernstig dat zij uiteindelijk komen te overlijden. Om de kans hierop te verkleinen mogen deze procedures, waarvan er in Nederland jaarlijks ruim 300 worden gedaan, uitsluitend in ziekenhuizen gebeuren met meer dan 20 procedures per jaar en bij voorkeur door slechts een paar chirurgen. In het MST worden per jaar 60 procedures verricht door slechts twee chirurgen, veelal gezamenlijk. De resultaten zijn dan ook goed te noemen en liggen in de lijn der verwachting. Problemen Heeft u symptomen als koorts of pijn, gaat de wond bloeden, ziet deze er rood uit of komt er pus uit de wond, of heeft u klachten als misselijkheid, braken of buikpijn, neem dan contact op met polikliniek heelkunde, huisarts of spoed eisende hulp. Vragen Heeft u nog vragen, stel ze gerust aan uw behandelend arts. Bij dringende vragen of problemen vóór uw behandeling kunt u zich het beste wenden tot de afdeling waar de behandeling plaats moet vinden. Tot slot Bent u van mening dat bepaalde informatie ontbreekt of onduidelijk is, dan vernemen wij dat graag van u. Voor andere vragen kunt u altijd contact opnemen met secretariaat heelkunde. Telefoonnummers Secretariaat heelkunde (bereikbaar op werkdagen van 8.00-16.30): 053-4872510 Spoed Eisende Hulp: 053-4873333 Huisartsenpost Enschede (spoedeisende huisartsenhulp 's avonds, 's nachts, in het weekend en tijdens feestdagen): 088-555 11 88)