Operatie aan de alvleesklier Whipple
Albert Schweitzer ziekenhuis november 2013 pavo 0009
Inleiding Uw arts heeft met u overlegd over de operatie aan uw alvleesklier. De operatie wordt ook wel een Whipple genoemd. Hierbij wordt het deel van de alvleesklier waar de tumor zit, weggehaald. Dit weefsel wordt na de operatie onderzocht, zodat duidelijk wordt of het om een goedaardige of kwaadaardige tumor gaat. In de folder geven we u informatie over de alvleesklier, de operatie en welke voorbereidingen nodig zijn. Ook gaan we in op uw verblijf in het ziekenhuis en de periode na uw operatie. Voor de operatie is meestal een opname van ongeveer twee weken to vier weken in het ziekenhuis nodig.
De alvleesklier De alvleesklier (pancreas) is een orgaan in uw buik. Het speelt een belangrijke rol bij de spijsvertering en de aanmaak van insuline. De alvleesklier heeft een langwerpige vorm en ligt bovenin uw buikholte achter de maag (zie afb. 1). De alvleesklier heeft drie delen (zie afb. 2): 1. De kop. Deze ligt tegen de twaalfvingerige darm (eerste deel van de dunne darm). 2. Het lichaam of middengedeelte. Dit ligt achter de maag. 3. De staart. Deze ligt tot dicht bij de milt. Door de alvleesklier loopt een afvoerkanaaltje. Via de kop van de alvleesklier mondt dat kanaaltje, samen met de galwegen, uit in de twaalfvingerige darm. Die plek heet de papil van Vater. De alvleesklier maakt enzymen en hormonen die helpen om het voedsel in de twaalfvingerige darm te verteren. Omdat bij de operatie een deel van uw alvleesklier wordt verwijderd, kan daardoor uw spijsvertering verstoord raken.
1 van 13
Afb. 1: Het kader (zie ook hieronder) geeft het operatiegebied aan.
Afb. 2: De alvleesklier met omliggende organen
2 van 13
Goedaardig of kwaadaardig? In de buurt van de alvleesklier en de papil van Vater kan het erg moeilijk zijn om te zien of het om een goedaardige of kwaadaardige tumor gaat. Als het om een goedaardige tumor gaat, is vaak geen operatie nodig. Als na uitgebreid onderzoek nog steeds niet duidelijk is of het om een goedaardige of kwaadaardige tumor gaat, is een operatie nodig. Bij een kwaadaardige tumor wordt er altijd geopereerd. Als de tumor kwaadaardig is, kan deze tot buiten de alvleesklier doorgroeien in aangrenzende organen, weefsels en bloedvaten. Zoals bij de meeste soorten kanker kunnen er ook bij alvleesklierkanker uitzaaiingen (metastasen) optreden. Uitzaaiing kan plaatsvinden via de lymfeklieren of het bloed naar bijvoorbeeld de lever en de longen.
De voorbereiding Pré-operatieve screening Om er zeker van te zijn dat u de operatie lichamelijk aan kunt, wordt u een aantal weken voor uw operatie onderzocht door de anesthesioloog. Dit is de zogenaamde pré-operatieve screening. De anesthesioloog bespreekt de mogelijkheden van anesthesie en pijnbestrijding met u. Verder krijgt u een beperkt lichamelijk onderzoek. Soms is aanvullend onderzoek nodig, zoals bloedonderzoek, ECG (hartfilmpje) en een longfoto. Soms kan het nodig zijn dat andere specialisten uw conditie beoordelen bijvoorbeeld een internist, cardioloog of longarts. Medicijngebruik Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt, bespreekt de anesthesioloog met u hoeveel dagen voor de operatie u tijdelijk moet stoppen met deze medicijnen. Soms is het nodig om tijdelijk andere medicijnen te gebruiken. Als de anesthesioloog dit niet met u heeft besproken, belt u dan met de pré-operatieve polikliniek om dit aan te geven.
3 van 13
Overgevoeligheid of allergie De chirurg, anesthesioloog en verpleegkundige vragen u of u overgevoelig bent voor bepaalde medicijnen, bijvoorbeeld antibiotica. Als u overgevoelig bent, probeert u dan te achterhalen om welk medicijn het gaat. Uw huisarts en apotheek kunnen u hier meestal over informeren. Stent plaatsen Als u geelzucht heeft, kan de chirurg besluiten om eerst een buisje in uw galwegen te plaatsen. Dit wordt een stent genoemd. De stent zorgt ervoor dat de galwegen niet langer dichtgedrukt worden door de tumor. Zodra de geelzucht verdwenen is, kunt u geopereerd worden. Het intakegesprek U heeft ook een gesprek met een verpleegkundige van de verpleegafdeling of een oncologieverpleegkundige. De (oncologie)verpleegkundige stelt u vragen over uw ziektevoorgeschiedenis, medicijngebruik etc. Verder hoort u van de verpleegkundige hoe uw opname in het ziekenhuis verloopt. Hoewel we dit proberen, is het helaas is het niet altijd mogelijk om uw afspraken bij de pré-operatieve screening en de intakeverpleegkundige op één dag te plannen. Diëtist Door de klachten die u heeft, kunt u ongewild afvallen. Het is voor de operatie en een voorspoedig herstel belangrijk dat u niet te veel afvalt. Om dit te voorkomen gaat u naar de diëtist in het ziekenhuis. Zij begeleidt u tot aan uw operatie. Huishoudelijke hulp Na de operatie mag u zes weken geen zwaar huishoudelijk werk doen. Als u geen partner of huisgenoten heeft die dit voor u kunnen doen, dan kunt u huishoudelijke hulp aanvragen. Deze aanvraag moet u zelf doen bij het WMO-loket van uw woonplaats. De WMO is een afkorting van de Wet Maatschappelijke ondersteuning.
4 van 13
Voor de regio Drechtsteden kunt u bellen naar tel. (078) 770 89 10. Woont u buiten de regio Drechtsteden, dan kunt u naar het gemeentehuis van uw woonplaats bellen. De aanvraag van huishoudelijke hulp kan een paar weken duren. We raden u daarom aan om dit al voor uw opname in het ziekenhuis aan te vragen. Voor huishoudelijke hulp moet u een inkomensafhankelijke eigen bijdrage betalen. Meer informatie leest u in de folder van het CAK. Deze kunt u aan de verpleegkundige vragen.
De dag voor de operatie U wordt één dag voor uw operatie opgenomen op de afdeling Algemene Chirurgie (A2), locatie Dordwijk. Als er nog bloed afgenomen moet worden, gaat u eerst langs de afdeling Bloedafname. Het formulier hiervoor heeft u tijdens de pré-operatieve screening gekregen. Na het bloedprikken gaat u naar de afdeling waar u wordt opgenomen. We vragen u alle medicijnen die u gebruikt, in originele verpakking, mee te nemen naar het ziekenhuis. De verpleegkundige scheert uw buik. Soms krijgt u al een infuusnaaldje om vocht en medicijnen te kunnen geven. Na de operatie gaat u minstens één dag naar de afdeling Intensive Care. Als u dat prettig vindt, kunt u op de dag voor uw operatie met de verpleegkundige en een familielid deze afdeling alvast bezoeken. Nuchter zijn Op de dag dat u wordt opgenomen in het ziekenhuis, mag u alleen dik vloeibaar eten gebruiken, zoals vla, yoghurt of appelmoes. In het ziekenhuis krijgt u de rest van die dag ook alleen vloeibaar eten. Op de dag van uw operatie, moet u nuchter zijn. In de folder ‘Anesthesie en pré-operatieve screening’ leest u hier meer over.
5 van 13
De dag van de operatie Op de dag van uw operatie kunt u ‘s morgens nog douchen. Tijdens de operatie mag u geen sieraden, piercings, make-up of nagellak dragen. Als u kunstnagels heeft die doorzichtig zijn gelakt, kunt u deze laten zitten. Zijn de kunstnagels met een gekleurde lak gelakt, dan moet u van iedere hand één kunstnagel verwijderen. Draagt u een gebitsprothese of contactlenzen, dan moet u die voor de operatie uit doen. Ongeveer een uur voor de operatie krijgt u een operatiejasje aan en krijgt u een medicijn waar u rustig of slaperig van wordt. Vlak voordat u naar de operatieafdeling gaat, vraagt de verpleegkundige u om te plassen. De verpleegkundige brengt u naar de operatiekamer. Pijnbestrijding Meestal wordt voor de operatie een slangetje tussen uw ruggenwervels ingebracht (epiduraal catheter). Via deze catheter wordt de plaats van de operatie verdoofd. De anesthesist laat deze catheter meestal een aantal dagen zitten, zodat u na uw operatie voortdurend pijnstilling krijgt. Ook krijgt u paracetamol tegen de pijn. Daarnaast krijgt u algehele anesthesie (narcose). De algehele anesthesie is zo afgestemd, dat u niets merkt van de operatie. De operatie Afhankelijk van de plaats van de tumor en welke andere organen zijn aangedaan, worden bij een Whipple-operatie mogelijk (deels) de volgende organen verwijderd: Het deel van de alvleesklier waarin de tumor zit. De twaalfvingerige darm De galblaas Een groot deel van de grote galbuis De omringende lymfklieren Meestal hoeft de maag niet verwijderd te worden. De operatie zelf duurt ongeveer 4-5 uur.
6 van 13
Bij uitzaaiingen buiten het alvleeskliergebied of ingroei in andere organen, wordt de tumor niet verwijderd. Er wordt dan een operatie gedaan om te voorkomen dat de galwegen of de twaalfvingerige darm worden afgesloten door de tumor.
Afbeelding 2: situatie voor (links) en na (rechts) de operatie Weefselonderzoek Het weefsel dat is verwijderd wordt onderzocht door de patholooganatoom. De uitslag van dit onderzoek is ongeveer tien dagen na de operatie bekend. De chirurg vertelt u en uw familie de uitslag. Ook bespreekt hij of er nog nabehandeling zoals chemotherapie nodig is. Als u nog in het ziekenhuis ligt, vindt dit gesprek op de verpleegafdeling plaats. Bent u al weer naar huis, dan bespreekt de arts de uitslag met u op de polikliniek.
7 van 13
Na de operatie Na de operatie gaat u naar de Intensive Care (IC). Op de IC vinden voortdurend controles plaats van onder andere uw hartslag en bloeddruk. U blijft hier ministens één nacht. Zodra uw situatie stabiel is, gaat u naar de verpleegafdeling. Na de operatie heeft u: Beademing: soms is het nodig dat u nog enkele uren wordt beademd. Door een beademingsbuis wordt u geholpen met ademhalen. De arts van de IC beslist wanneer de beademingsbuis wordt verwijderd. Een catheter (dun slangetje) onder uw sleutelbeen: tijdens de operatie krijgt u een infuus in een groot bloedvat onder uw sleutelbeen. Via dit infuus kunnen meerdere medicijnen, vocht of voeding tegelijkertijd worden gegeven. Een catheter in uw blaas: dit is een dun slangetje dat de urine afvoert naar een opvangzak. Een maagsonde: dit is een slangetje dat via uw neus naar uw maag gaat. Zo wordt u niet misselijk als uw maag na de operatie wat traag op gang komt. Een epiduraal catheter (ruggenprik) voor pijnstilling: de anesthesioloog spreekt af met de verpleegkundige wat u tegen de pijn mag krijgen. Meestal heeft u een epiduraal catheter waardoor u voortdurend pijnstilling krijgt. Daarnaast krijgt u nog paracetamol via de maagsonde of het infuus. Wonddrain: dit is een slang die via een aparte opening in uw buik wondvocht afvoert naar een opvangzak. De drain zit vast met een hechting. De drain wordt verwijderd zodra er niet meer zoveel wondvocht geproduceerd wordt. Zuurstof: soms kunt u na de beademing nog behoefte hebben aan extra zuurstof. Via een dun slangetje in de neus krijgt u zuurstof. Hechtingen: de wond is gehecht. Deze worden tien tot veertien dagen na de operatie verwijderd door de verpleegkundige.
8 van 13
Zolang u bent opgenomen in het ziekenhuis krijgt u dagelijks een injectie met een medicijn om te voorkomen dat er stolsels in uw bloed ontstaan (trombose). Eten en drinken De arts bespreekt met u wanneer u weer wat mag eten en drinken. Dit is bij iedereen anders en hangt onder andere af van welke organen (deels) bij de operatie zijn verwijderd. Meestal mag u wel wat slokjes water drinken. Eten mag pas na overleg met de arts (meestal na een week). Tot die tijd mag u wel uw mond spoelen met water en tanden poetsen. Diëtist De diëtist overlegt met de afdelingsverpleegkundige over uw gewicht en welke voeding (en hoeveel calorieën) u nodig heeft om goed te kunnen herstellen. Zodra u mag gaan eten en drinken komt de diëtist bij u langs voor tips en adviezen. Meer informatie hierover leest u in de folder ‘Voedingsadviezen na een Whipple-operatie’. Na de operatie kunnen problemen met de spijsvertering ontstaan. Zo moeten bijvoorbeeld uw darmen weer goed op gang komen en moet uw maag weer goed het voedsel kunnen verwerken. Deze problemen zijn meestal tijdelijk. Oncologieverpleegkundige Als u voor uw operatie gesproken heeft met de oncologieverpleegkundige, dan bezoekt zij u op de verpleegafdeling. Zij vraagt u hoe het met u gaat en of zij nog wat voor u (en eventueel uw gezin) kan betekenen. Fysiotherapeut Na een operatie in de buik kan ademhalen pijnlijk zijn. Daardoor bent u geneigd om oppervlakkig te ademen. Door oppervlakkig ademen ontstaat er een kans op longontsteking. Om een longontsteking te voorkomen, is een goede ademhaling belangrijk. Daarom komt de fysiotherapeut na de operatie bij u langs om instructies te geven voor een goede ademhaling. Ook begeleiden de fysiotherapeut en de verpleegkundige u bij uit bed komen en lopen.
9 van 13
Suikerziekte (diabetes mellitus) Na de operatie is uw alvleesklier kleiner. Daardoor kan een tekort aan insuline ontstaan, waardoor een vorm van suikerziekte kan optreden. Als dat gebeurt, is het belangrijk dat u naar een diëtist gaat voor een persoonlijk voedingsadvies. Als dat nodig is, schrijft uw arts medicijnen voor om uw bloedsuikergehalte te regelen. Om uw bloedsuikergehalte te kunnen controleren, wordt u na de operatie meerdere keren per dag in uw vinger geprikt (nuchter en om 10.00, 14.00 en eventueel 22.00 uur). Als uw bloedsuikergehalte niet goed is, moet u misschien beginnen met medicijnen (insuline of tabletten). Als u diabetes mellitus blijkt te hebben, zullen de diabetesverpleegkundige en diëtiste u gaan begeleiden en adviseren.
Mogelijke complicaties Zoals bij iedere operatie in de buik, kunnen complicaties optreden zoals: longontsteking, blaasontsteking, trombose, wondinfectie en nabloedingen. Naast deze algemene complicaties kunnen bij de Whipple de volgende specifieke complicaties optreden: Zogeheten naadlekkage. Dit is een lek op de plaats waar twee weefsels op elkaar zijn gehecht. Hierdoor kan alvleeskliervocht in de buik lopen. Meestal gaat het lek vanzelf dicht, maar soms is een operatie nodig om de lekkage te stoppen. Abcesvorming. Een abces is een holte gevuld met pus. De wond wordt dan geopend zodat het vuil eruit kan. Als het abces in de buik zit, dan brengt de radioloog onder röntgencontrole een slangetje in de buik, zodat de pus kan afvloeien en de buikholte gespoeld kan worden. Bij operaties via de buik, bestaat er een kleine kans dat de wond niet goed geneest. De hechtingen kunnen de wondranden dan niet meer bij elkaar houden en wond gaat uit zichzelf open. Dit wordt een platzbauch genoemd.
10 van 13
De chirurg bekijkt dan of het nodig is om de wond opnieuw te hechten. Met behulp van een speciaal ‘matje’ kan de wond worden gehecht. Dit gebeurt op de operatiekamer. Het matje wordt later weer verwijderd of blijft zitten. Soms is dit niet mogelijk en wordt de wond opengelaten. De wond geneest dan uit zichzelf. Meer informatie hierover leest u in de folder ‘Platzbauch’.
Naar huis Na ongeveer twee tot vier weken mag u meestal naar huis. Na de operatie zult u merken dat u niet helemaal fit bent. Het kan zelfs enkele maanden duren voordat uw conditie weer vergelijkbaar is met de periode voordat u ziek werd. Als u voor de operatie alle dagelijkse activiteiten nog zelf deed, heeft u na de operatie meestal geen thuiszorg nodig. Meer over huishoudelijke hulp leest u op pag. 4 en 5 van de folder. De verpleegkundige heeft met u en uw familie een gesprek zodra de datum bekend is waarop u naar huis mag. Er wordt samen bekeken of er iemand is die u thuis kan ondersteunen de eerste weken. De verpleegkundige kan afhankelijk van uw thuissituatie zorg aanvragen bij een thuiszorgorganisatie. Controle U blijft poliklinisch onder controle bij de chirurg. U krijgt bij uw ontslag uit het ziekenhuis hiervoor een eerste afspraak mee. Tijdens de controle op de polikliniek bekijkt de chirurg uw buikwond en informeert hoe het met u gaat en met uw eten. Eten en drinken Veel patiënten vallen de eerste weken na de operatie af. U moet misschien wel een ander eetpatroon aanleren, omdat uw alvleesklier door de operatie kleiner is geworden (zie ook het kopje ‘Suikerziekte’). De diëtist begeleidt u om dit nieuwe eetpatroon aan te leren en geeft tips en adviezen. Vaak is het een proces van ‘uitproberen’.
11 van 13
U breidt uw menu langzaam uit met de dingen die u wilt eten. Samen met de diëtist wordt er gekeken of u voldoende voedingsstoffen binnen krijgt.
Leefregels Om de kans op complicaties te verminderen, raden wij u aan om: De eerste twee weken na de operatie niet zwaar te tillen. Dit betekent dat u in deze periode maximaal één kilo mag tillen. De eerste zes weken geen zwaar huishoudelijk werk te doen, zoals ramen zemen en stofzuigen. Daarna mag u geleidelijk weer wat zwaarder huishoudelijk werk gaan doen. Niet in bad te gaan. U mag pas weer in bad als de hechtingen verwijderd zijn en de wond dicht is. Douchen mag wel. Alleen te fietsen en auto te rijden als dit niet teveel pijn doet. Pas weer te gaan werken na overleg met uw chirurg. Als er nog andere leefregels zijn waaraan u zich moet houden, bespreekt de chirurg dit met u voordat u naar huis gaat.
De chirurg waarschuwen Als u thuis last krijgt van een van onderstaande symptomen, moet u direct bellen: Aanhoudende koorts (boven de 38ºC) Geen ontlasting Aanhoudende diarree Toenemende buikpijn Braken Warme rode wond Tijdens kantooruren belt u naar de polikliniek Chirurgie, tel. (078) 652 32 50 . Buiten kantooruren belt u naar het algemene telefoonnummer van het ziekenhuis, tel (078) 654 11 11 en vraagt naar de dienstdoende chirurgische assistent.
12 van 13
Tot slot In deze folder hebben we u informatie gegeven over het algemene verloop van de operatie en de opname in ons ziekenhuis. Het kan zijn dat uw opname en uw herstel anders verloopt dan hier beschreven. Als u nog vragen heeft, kunt u op werkdagen tijdens kantooruren bellen met de polikliniek Chirurgie, tel. (078) 652 32 50.
Deze folder is in 2012 getest door een onafhankelijk patiëntenpanel
13 van 13