Afwegingskader vuurwerkevenementen in Noord-Holland en de Natuurbeschermingswet
R.R. Smits R. Lensink
Afwegingskader vuurwerkevenementen in Noord-Holland en de Natuurbeschermingswet
R.R. Smits R. Lensink
opdrachtgever: Provincie Noord-Holland 2 april 2014 rapport nr. 14-043
Status uitgave:
eindrapport
Rapport nr.:
14-043
Datum uitgave:
2 april 2014
Titel:
Beoordelingskader vuurwerkevenementen in Noord-Holland en de Natuurbeschermingswet
Samenstellers:
ir. R.R. Smits drs. ing. R. Lensink
Foto's omslag:
Naam/namen / Bureau Waardenburg bv
Aantal pagina’s inclusief bijlagen:
63
Project nr.:
13-754
Projectleider:
drs. ing. R. Lensink
Naam en adres opdrachtgever:
Provincie Noord-Holland, Directie Beleid, Sector Milieu Postbus 3007, 2001 DA Haarlem
Referentie opdrachtgever:
Brief 27 januari 2014, kenmerk 274143/308030
Akkoord voor uitgave:
Teamleider Bureau Waardenburg bv drs. T.J. Boudewijn
Paraaf:
Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv. Opdrachtgever hierboven aangegeven vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Bureau Waardenburg bv / Provincie Noord-Holland, Directie Beleid, Sector Milieu Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig ISO 9001:2008.
2
Voorwoord Binnen de provincie Noord-Holland bestaat behoefte aan een afwegingskader voor vergunningverlening voor vuurwerkevenementen in en nabij de in Noord-Holland gelegen Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurgebieden. Voor het toetsen van vuurwerkevenementen aan de Natuurbeschermingswet 1998 en het bepalen van afstanden tot een Beschermd Natuurmonument en Natura 2000-gebieden wordt nu gebruikt gemaakt van rapporten uit diverse provincies. In het geval van een afwijzende beschikking en bezwaar en beroep wordt de verdediging van het gevolgde beleid lastiger. Vanuit de Wet samenhangende besluiten is er de behoefte om beleidsmatig een koppeling te leggen tussen de Natura 2000-gebieden en/of Beschermde Natuurmonumenten en het gebied waar vuurwerk wordt afgestoken. Hiervoor is het wenselijk een rapport voor handen te hebben dat als onderbouwing kan dienen. Provincie Noord-Holland heeft Bureau Waardenburg verzocht een afwegingskader op te stellen voor vergunningverlening voor vuurwerkevenementen in en nabij NoordHollandse Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. Binnen Bureau Waardenburg is een projectteam samengesteld, dat bestond uit: R.R. Smits rapportage R. Lensink rapportage, projectleiding L.S.A. Anema kaartmateriaal T.J. Boudewijn collegiale toets Vanuit de opdrachtgever is deze opdracht begeleid door A. Busweiler, J. Bakker, C. Vrolijk en L. van der Geest. Wij danken hen voor de prettige samenwerking.
3
4
Inhoud Voorwoord .....................................................................................................................................3 0
Samenvatting .........................................................................................................................7
1
Inleiding ..................................................................................................................................9
2
3
4
5
6
1.1
Aanleiding en doel......................................................................................................9
1.2
Aanpak en leeswijzer ...............................................................................................10
Natura 2000 in Noord-Holland ............................................................................................13 2.1
Inleiding .....................................................................................................................13
2.2
Beschermde gebieden in Noord-Holland ...............................................................13
2.3
Instandhoudingsdoelen ...........................................................................................13
2.4
Beschermde Natuurmonumenten...........................................................................20
Vuurwerk ..............................................................................................................................23 3.1
Soorten vuurwerk .....................................................................................................23
3.2
Eigenschappen van vuurwerk .................................................................................23
3.3
Effecten geschaald...................................................................................................24
Verstoringsgevoeligheid ......................................................................................................25 4.1
Inleiding .....................................................................................................................25
4.2
Habitattypen en Bijlage 2 soorten ...........................................................................26
4.3
Vogels: vuurwerk versus andere vormen van verstoring ......................................28
4.4
Verstoringsgevoeligheid vogels ..............................................................................30
Naar veilige afstanden .........................................................................................................37 5.1
Veilige afstand ..........................................................................................................37
5.2
Evenementen binnen de veilige afstand ................................................................38
5.3
Veilige afstanden per Natura 2000-gebied .............................................................39
5.4
Afstanden geschaald naar type vuurwerk ..............................................................44
Nadere toetsing: drie voorbeelden......................................................................................49 6.1
Hoorn ........................................................................................................................49
6.2
Loosdrecht ................................................................................................................50
6.3
Kuststrook Kennemerland .......................................................................................51
6.4
Conclusie ..................................................................................................................52
7
Tot slot ..................................................................................................................................53
8
Literatuur...............................................................................................................................55
Bijlage 1a
Veilige afstanden Natura 2000-gebieden
Bijlage 1b
Veilige afstanden Beschermde Natuurmonumenten
5
6
0 Samenvatting In Noord-Holland worden vooral in het zomerhalfjaar op verschillende locaties eenmalige vuurwerkevenementen gehouden. Deze vormen de afsluiting van bijzondere dagen zoals Koningsdag, een braderie of een andere festiviteit. Er worden drie typen vuurwerk onderscheiden: consumentenvuurwerk, theatervuurwerk en professioneel vuurwerk. Laatstgenoemde type omvat het zwaarste vuurwerk. In Noord-Holland liggen een aantal Natura 2000-gebieden die onder de Natuurbeschermingswet 1998 zijn aangewezen voor habitattypen, soorten van Bijlage II van de Habitatrichtlijn, broedvogelsoorten en/of niet-broedvogelsoorten (hoofdstuk 2). Buiten deze gebieden herbergt de provincie ook een aantal Beschermde Natuurmonumenten die vanwege natuurwetenschappelijke en soms ook landschappelijke waarden zijn aangewezen. Vuurwerkevenementen kunnen een verstorende effect hebben op fauna (broedvogels, niet-broedvogels, zoogdieren, etc.) (hoofdstuk 3). Wanneer dit op het verkeerde moment op de verkeerde plaats geschied, kan dit er toe leiden dat doelen voor Natura 2000-gebieden of Beschermde Natuurmonumenten in het geding komen omdat reproductie en/of overleving van soorten zouden kunnen afnemen. In de onderhavige rapportage is een stelsel van veilige afstanden opgesteld. Deze afstanden zijn afgeleid van verstoringsgevoeligheid van vogelsoorten in combinatie met de fase in de jaarcyclus (broedseizoen versus buiten broedseizoen). Verstoringsgevoeligheid van soorten is een complex begrip waarin soortspecifieke eigenschappen een grote rol spelen (hoofdstuk 4). Deze eigenschappen zijn onafhankelijk van het gebied waarin een soort voorkomt. Waar het gaat om verstoring van organismen door vuurwerk zijn vooral de Natura 2000-gebieden van belang die zijn aangewezen voor broedvogelsoorten en/of nietbroedvogelsoorten (Vogelrichtlijn). De meeste Natura 2000-gebieden in NoordHolland zijn aangewezen voor één of meer vogelsoorten die zeer verstoringsgevoelig zijn. In gebieden die alleen voor habitattypen en/of Bijlage II-soorten zijn aangewezen (Habitatrichtlijn) speelt verstoring (vrijwel) geen rol. Iets vergelijkbaars geldt ook voor gebieden die maar een deel van het jaar van belang zijn voor (niet)-broedvogels. In dit rapport is voor alle beschermde gebieden, op basis van de vigerende doelen de afstand bepaald waarop negatieve effecten op met zekerheid zijn uitgesloten (hoofdstuk 5). Dit noemen we de ‘veilige afstand’. Tabel 5.4 (volgende pagina) geeft voor alle gebieden deze afstand. Hierin is onderscheid gemaakt in broedseizoen (15 mrt – 15 aug) en buiten broedseizoen (15 aug – 15 mrt). Wordt een vuurwerkevenement op grotere afstand gehouden dan de genoemde, dan kan het evenement zonder verdere toetsing in relatie tot de Natuurbeschermingswet plaatsvinden. Binnen deze afstand kan op basis van nadere informatie over het voorkomen van soorten, locatie en omstandigheden worden bepaald of het
7
evenement (met een vergunning Natuurbeschermingswet) kan plaatsvinden. In hoofdstuk 6 zijn hiervan enkele voorbeelden uitgewerkt. Tabel 5.4
1 2 7 72 73 77 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 162
Overzicht veilige afstanden (in meters) van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten; afstanden gelden voor de zwaarste categorie: professioneel vuurwerk.
Natura 2000-gebied met gebiedsnummer Waddenzee Duinen en Lage Land Texel Noordzeekustzone IJsselmeer Markermeer & IJmeer Eemmeer & Gooimeer Zuidoever Duinen Den Helder-Callantsoog Zwanenwater & Pettemerduinen Schoorlse Duinen Noordhollands Duinreservaat Kennemerland-Zuid Eilandspolder Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder Polder Westzaan Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske Polder Zeevang Naardermeer Oostelijke Vechtplassen Abtskolk & De Putten Beschermde Natuurmonumenten buiten Natura 2000 geen onderdeel van Natura 2000 Bussumer- en Westerheide Polder Ceres Franse Kampheide Gooise Noordflank Groeve Oostermeent Ham en Crommenije Heide achter Sportpark Heidebloem Hilversums Wasmeer Hoorneboegse Heide Limitische Heide Nieuw Bussumerheide/Vliegheide Oosteinderpoel Oude Dijk van Waal en Burg Postiljonheide Tafelberg-/Blaricummerheide Waterland Ae‘n en Die‘n Zuiderheide/Laarder Wasmeer
8
binnen buiten broedseizoen broedseizoen 15 aug - 15 mrt 15 mrt - 15 aug 700 250 700 50 700 250 700 250 700 250 700 250 175 50 700 250 175 50 350 50 175 50 700 250 700 250 50 50 700 250 250 250 700 250 700 250 50 250 binnen buiten broedseizoen broedseizoen 15 aug - 15 mrt 15 mrt - 15 aug 350 50 350 250 350 50 350 50 350 50 700 50 175 50 350 50 350 50 50 50 175 50 175 50 350 150 350 150 350 50 350 50 700 250 350 50
1 Inleiding 1.1
Aanleiding en doel In Noord-Holland worden, net als elders in Nederland, lokale festiviteiten in de avond afgesloten met een vuurwerk. Te denken valt aan Koningsdag, kermis, de braderie, het muziekfestival, etc. Vuurwerk aan het eind van een dag wordt verzorgd door een professioneel vuurwerkbedrijf en duurt 10-20 minuten. Voor een vuurwerk-evenement dient een aantal vergunningen te worden verkregen. In Noord-Holland worden jaarlijks ongeveer 120 vuurwerkevenementen gehouden. Conform het Vuurwerkbesluit toetsen Gedeputeerde Staten meldingen en aanvragen voor vuurwerkevenementen aan het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu. Een ander toetsingscriteria is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet). Een gebied kan in het kader van de Nb-wet zijn aangewezen als Natura 2000-gebied en/of Beschermd Natuurmonument. Bij toetsing en voor bepaling tot welke afstand ten opzichte van beschermde gebieden een vuurwerkevenement mogelijk is wordt tot op heden gebruik gemaakt van rapporten die zijn opgesteld voor de provincies Zeeland, Utrecht en Noord-Brabant (Apeldoorn & Smit 2006, Ottburg et al. 2008, 2012). Het specifieke karakter van de Noord-Hollandse Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten (broedgebied/-seizoen, foerageergebieden, rust- en slaapplaatsen), in relatie tot de mogelijke effecten van vuurwerk, ontbreekt in deze rapporten. Binnen de provincie Noord-Holland bestaat daarom behoefte aan een afwegingskader voor vergunningverlening voor vuurwerkevenementen in Noord-Holland. De provincie is voor gebieden die beschermd zijn onder de Natuurbeschermingswet het bevoegd gezag: Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurgebieden. Vanuit de Wet samenhangende besluiten komt de behoefte voort om beleidsmatig een koppeling te leggen tussen de Natura 2000-gebieden en/of Beschermde Natuurmonumenten en het gebied waar vuurwerk wordt afgestoken. Hiervoor is het wenselijk een rapport voor handen te hebben dat een kader geeft voor de beoordeling en kan dienen als onderbouwing. In Noord-Holland liggen 19 Natura 2000-gebieden. Deze zijn beschermd krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet). In deze wet zijn de Europese Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd. Natura 2000-gebieden zijn aangewezen vanwege hun belang voor één of meer habitats en/of soorten. Dit belang is voor ieder habitat of soort vertaald in een instandhoudingsdoel voor het betrokken gebied. Voorts kent de provincie Noord-Holland een groot aantal Beschermde Natuurmonumenten; 23 van deze gebieden liggen (gedeeltelijk) binnen Natura 2000-gebieden en 18 gebieden daarbuiten. De voorliggende rapportage is een beoordelingskader voor vergunningverlening voor vuurwerkevenementen in en nabij Noord-Hollandse Natura 2000-gebieden en
9
Beschermde Natuurmonumenten. Dit kader sluit aan op het kader dat voor NoordHolland is ontwikkeld voor starten en landen van helikopters in relatie tot beschermde gebieden (Smits & Lensink 2012). Het sleutelbegrip hierin is veilige afstand. Buiten de veilige afstand zijn effecten op voorhand uit te sluiten. Bij een aanvraag voor een vuurwerkevenement binnen de veilige afstand tot een Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument dient een nadere toetsing plaats te vinden. Hierin wordt bepaald of effecten alsnog zijn uit te sluiten of niet. Ook kunnen op basis van deze toetsing eventuele voorwaarden op beperkingen worden geformuleerd. Voor deze toetsing wordt in dit rapport gereedschap aangedragen.
1.2
Aanpak en leeswijzer Om tot belang: • • •
de bepaling van veilige afstanden te komen zijn de volgende facetten van Natura 2000-gebieden en hun instandhoudingsdoelen; eigenschappen van vuurwerk; verstoringsgevoeligheid van soorten (en habitats).
Natura 2000 (Hoofdstuk 2) In Noord-Holland liggen 19 Natura 2000-gebieden waarvan 2 gebieden uitsluitend zijn aangewezen onder de Habitatrichtlijn (HR), 2 gebieden uitsluitend onder de Vogelrichtlijn (VR) en 15 gebieden onder beide richtlijnen. De bijbehorende instandhoudingsdoelen hebben betrekking op habitats en/of soorten van Bijlage II HR en/of vogelsoorten. In de instandhoudingsdoelen wordt onderscheid gemaakt in doelen die zich richten op behoud en doelen die gericht zijn op herstel en/of uitbreiding. In het laatste geval luisteren de effecten van verstoring nauwer. Van Beschermde Natuurmonumenten zijn de relevante doelen ook in beeld gebracht. Vuurwerk (Hoofdstuk 3) Dit hoofdstuk gaat in op de verschillende typen vuurwerk die worden gebruikt. Ingegaan wordt op de eigenschappen van vuurwerk en de verschillende emissies die vrij komen. Verstoringsgevoeligheid (Hoofdstuk 4) Habitats zijn in het algemeen niet gevoelig voor verstoring; wel kent een aantal habitats een (grote) gevoeligheid voor externe belasting met verzurende en/of vermestende stoffen. Dit geldt met name voor habitats van (zeer) zwak gebufferde milieus en stikstof-gelimiteerde milieus. Onder diersoorten loopt de verstoringsgevoeligheid uiteen van weinig gevoelig en gevoelig tot zeer gevoelig (cf. Krijgsveld et al. 2008, Lensink et al. 2011). Het gebruik van verstoringsgevoeligheid in deze rapportage sluit aan bij de systematiek van deze twee rapporten. Naar een stelsel van veilige afstanden (Hoofdstuk 5) Op basis van de eigenschappen van vuurwerk en de verstoringsgevoeligheid van soorten en habitats zijn veilige afstanden afgeleid. Deze informatie is gebruikt om tot
10
een veilige afstand per Natura 2000-gebied en/of Beschermd Natuurmonument te komen. Kritische afstanden zijn bepaald: • voor de periode van het jaar dat een relevante soort aanwezig is in het gebied; • waarbij voor ieder gebied de meest verstoringsgevoelige soort (of groep soorten) leidend is. Praktijkvoorbeelden (Hoofdstuk 6) Ter illustratie hoe het afwegingskader in de praktijk werkt zijn drie gevallen uit de praktijk uitgewerkt en besproken: • een vuurwerkevenement in Hoorn (Hoornse Hop) nabij het Natura 2000gebied Markermeer & IJmeer; • een vuurwerkevenement in Loosdrecht nabij het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen; • het afsteken van consumentenvuurwerk in de kuststrook van ZuidKennemerland (tussen Zandvoort en IJmuiden).
11
12
2 Natura 2000 in Noord-Holland 2.1
Inleiding Aanwijzing als Natura 2000-gebied komt voort uit de Europese Habitatrichtlijn en/of de Vogelrichtlijn. Onder de Habitatrichtlijn gaat het om nader genoemde habitats en/of soorten van Bijlage II van deze richtlijn. Onder de Vogelrichtlijn gaat het uitsluitend om vogelsoorten, met de status van broedvogel (broedseizoen) en/of niet-broedvogel (buiten het broedseizoen). Voor alle Natura 2000-soorten (en habitats) zijn op landelijk niveau doelstellingen opgesteld voor de omvang en verspreiding van de landelijke populatie. Hierbij kan het gaan om behoudsdoelstellingen of herstel-/uitbreidingsopgaven. Ieder Natura 2000-gebied kent één of meer kernopgaven. Deze kernopgaven kunnen betrekking hebben op aspecten zoals rust en verstoring. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn voor één of meer habitats en/of diersoorten instandhoudingsdoelen geformuleerd. Binnen de instandhoudingsdoelen wordt onderscheid gemaakt in behoudsdoelstellingen en herstel- en/of uitbreidingsopgaven. Een klein aantal vogelsoorten met een behoudsdoelstelling kent op landelijke schaal een negatieve trend. De meeste soorten kennen een gelijkblijvend aantal dan wel nemen in aantal toe.
2.2
Beschermde gebieden in Noord-Holland De grootste oppervlakte van de 19 Natura 2000-gebieden in de provincie NoordHolland ligt in de duinstreek, het Waddenzeegebied en het IJsselmeergebied (tabel 2.1 en figuur 2.1). Daarnaast zijn verschillende laagveengebieden aangewezen als Natura 2000-gebied. Informatie over de Natura 2000-gebieden is beschikbaar op de website van het Ministerie van EL&I (http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase.aspx?subj=n2k), zoals aanwijzingsbesluiten, kaarten en achtergronddocumenten. Buiten de Natura 2000-gebieden is nog een klein aantal gebieden aangewezen als Beschermd Natuurmonument (tabel 2.7, figuur 2.2).
2.3
Instandhoudingsdoelen In het Natura 2000 Doelendocument zijn landelijke doelstellingen vastgelegd voor habitats, soorten van Bijlage II van de Habitatrichtlijn en vogels (LNV 2006). Deze doelstellingen zijn onderverdeeld in herstelopgaven en behoudsdoelstellingen. Voor ieder gebied zijn deze vertaald naar instandhoudingsdoelen. Afhankelijk van het soort gebied zijn er instandhoudingsdoelen opgesteld voor habitats, habitatrichtlijnsoorten Bijlage II, broedvogels en niet-broedvogels.
13
Figuur 2.1
14
Overzicht ligging Natura 2000-gebieden in Noord-Holland.
Tabel 2.1
Overzicht Natura 2000-gebieden in de provincie Noord-Holland. Weergegeven is onder welke richtlijn het gebied is aangewezen door middel van een 1 (aangewezen) of 0 (niet aangewezen). Bijlage II = soorten van Bijlage II, B = broedvogelsoorten, NB = niet-broedvogelsoorten.
Natura 2000-gebied
Habitatrichtlijn (HR)
Vogelrichtlijn
code
gebied
habitattype
Bijlage II
B
NB
001 002 007 072 073 077 084 085 086 087 088 089 090 091 092 093 094 095 162
Waddenzee Duinen en Lage Land Texel Noordzeekustzone IJsselmeer Markermeer & IJmeer Eemmeer & Gooimeer Zuidoever Duinen Den Helder-Callantsoog Zwanenwater & Pettemerduinen Schoorlse Duinen Noordhollands Duinreservaat Kennemerland-Zuid Eilandspolder Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder Polder Westzaan Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske Polder Zeevang Naardermeer Oostelijke Vechtplassen Abtskolk & De Putten
1 1 1 1 1 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 0 1 1 0
1 1 1 1 1 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 0 1 1 0
1 1 1 1 1 1 0 1 0 1 0 1 1 0 1 0 1 1 0
1 0 1 1 1 1 0 1 0 0 0 1 1 0 1 1 1 1 1
In de aanwijzingsbesluiten Natura 2000 zijn drie groepen van belang: • habitattypen; • soorten Bijlage II; • vogelsoorten. In deze rapportage wordt aangenomen dat habitattypen waarvoor een doel is opgesteld, geen effecten ondervinden van de incidentele emissies van vuurwerkevenementen (zie § 4.2). In deze studie speelt de verstoringsgevoeligheid van soorten een grote rol. De afstand waarop geen verstoring plaatsvindt door vuurwerk is voor veel vogelsoorten groter dan voor habitatrichtlijn-soorten (o.a. vissen en zoogdieren). Voor broedvogels geldt dat de verstoringsafstand vaak weer kleiner is dan voor niet-broedvogels (Krijgsveld et al. 2008). In hoofdstuk 4 wordt hier verder op ingegaan. Voor deze studie is daarom onderscheid gemaakt in gebieden met alleen opgaven voor habitatrichtlijn-soorten (Bijlage II-soorten), gebieden met alleen opgaven voor broedvogels en gebieden met alleen opgaven voor niet-broedvogels, of een combinatie van deze twee of drie groepen. Op basis van dit onderscheid is in het vervolg voor ieder gebied aangegeven voor welke soorten dit is aangewezen en of herstel- (H) dan wel behoudsopgaven (B) gelden (tabel 2.3, 2.5, 2.6 en 2.7). Habitats waarvoor deze gebieden zijn aangewezen, zijn niet weergegeven in de tabellen. Voor de volledigheid zijn Bijlage II-soorten van de gebieden waar verder alleen doelstellingen gelden voor broedvogels en/of nietbroedvogels weergegeven in tabel 2.4.
15
Tabel 2.2
Natura 2000-gebieden die buiten habitats alleen zijn aangewezen voor habitatrichtlijnsoorten (Bijlage II). Weergegeven zijn herstelopgaven (H) en behoudsdoelstellingen (B). Kennemerland-Zuid (088)
H1014
nauwe korfslak
H1134
bittervoorn
H1149
kleine modderkruiper
H1318
meervleermuis
H1340
noordse woelmuis
H1903
groenknolorchis
Tabel 2.3
B B B B
B B
H
Gebieden die zijn aangewezen voor Bijlage II-soorten en daarnaast doelstellingen hebben voor broedvogels en/of niet-broedvogels.
Bijlage 2 soorten H1014 nauwe korfslak H1042 gevlekte witsnuitlibel H1082 gestreepte waterroofkever H1095 zeeprik H1099 rivierprik H1103 fint H1134 bittervoorn H1149 kleine modderkruiper H1163 rivierdonderpad H1318 meervleermuis H1340 noordse woelmuis H1351 bruinvis H1364 grijze zeehond H1365 gewone zeehond H1903 groenknolorchis H4056 platte schijfhoorn
16
Polder Westzaan (091)
Waddenzee I Duinen en Lage Land Texel I I Noordzeekustzone I I I Ijsselmeer I I I I Markermeer & IJmeer I I I I I Noordhollands Duinreservaat I I I I I I Eilandspolder I I I I I I I Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder I I I I I I I I Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske I I I I I I I I I Naardermeer I I I I I I I I I I Oostelijke Vechtplassen 001 002 007 072 073 087 089 090 092 094 095 B B H H H H H H H H H H B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B H H B B B H H B B H B B B B B B B
Tabel 2.4
Natura 2000-gebieden die mede zijn aangewezen voor broedvogels. Onderscheid is gemaakt in herstelopgaven (H) en behoudsdoelstellingen (B). Duinen en Lage Land Texel Noord-Hollands Duinreservaat broedvogels
002
A021
roerdomp
B
A034
lepelaar
B
A063
eider
B
A081
bruine kiekendief
B
A082
blauwe kiekendief
B
A132
kluut
B
A137
bontbekplevier
H
A183
kleine mantelmeeuw
B
A195
dwergstern
H
A222
velduil
H
A276
roodborsttapuit
B
A275
paapje
A277
tapuit
Tabel 2.5
087
H H
H
Natura 2000-gebieden die mede zijn aangewezen voor niet-broedvogels. Onderscheid is gemaakt in herstelopgaven (H) en behoudsdoelstellingen (B). niet-broedvogels
Polder Zeevang
A037
kleine zwaan
B
A041
kolgans
B
A042
dwerggans
A043
grauwe gans
B
A045
brandgans
B
A050
smient
B
A140
goudplevier
B
A142
kievit
B
A156
grutto
B
A160
wulp
B
Abtskolk & De Putten
B
17
Tabel 2.6
Natura 2000-gebieden die mede zijn aangewezen voor broedvogels en nietbroedvogels. Onderscheid is gemaakt in herstelopgaven (H) en behoudsdoelstellingen (B).
broedvogels A017 aalscholver A021 roerdomp A022 woudaapje A029 purperreiger A034 lepelaar A063 eider A081 bruine kiekendief A082 blauwe kiekendief A119 porseleinhoen A132 kluut A137 bontbekplevier A138 strandplevier A151 kemphaan A153 watersnip A183 kleine mantelmeeuw A191 grote stern A193 visdief A194 noordse stern A195 dwergstern A197 zwarte stern A222 velduil A229 ijsvogel A277 tapuit A292 snor A295 rietzanger A298 grote karekiet
Waddenzee I Noordzeekustzone I I Ijsselmeer I I I Markermeer & IJmeer I I I I Eemmeer & Gooimeer Zuidoever I I I I I Zwanenwater & Pettemerduinen I I I I I I Eilandspolder I I I I I I I Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder I I I I I I I I Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske I I I I I I I I I Naardermeer I I I I I I I I I I Oostelijke Vechtplassen 001 007 072 073 077 085 089 090 092 094 095 B B B B H B B B H H B B B B B H B B B B H B H B B H H H H H H H B B B B B B B B H H H H B B H B B B B B B B B B H B
zie volgende bladzijde voor vervolg tabel
18
niet-broedvogels A001
roodkeelduiker
A002 A005 A017 A034 A037 A039b A040 A041 A042 A043 A045 A046 A048 A050 A051 A052 A053 A054 A056 A058 A059 A061 A062 A063 A065 A067 A068 A069 A070 A103 A125 A130 A132 A137 A140 A141 A142 A143 A144 A147 A149 A151 A156 A157 A160 A161 A162 A164 A169 A177 A190 A197
parelduiker fuut aalscholver lepelaar kleine zwaan toendrarietgans kleine rietgans kolgans dwerggans grauwe gans brandgans rotgans bergeend smient krakeend wintertaling wilde eend pijlstaart slobeend krooneend tafeleend kuifeend toppereend eider zwarte zee-eend brilduiker nonnetje middelste zaagbek grote zaagbek slechtvalk meerkoet scholekster kluut bontbekplevier goudplevier zilverplevier kievit kanoet drieteenstrandloper krombekstrandloper bonte strandloper kemphaan grutto rosse grutto wulp zwarte ruiter tureluur groenpootruiter steenloper dwergmeeuw reuzenstern zwarte Stern
Waddenzee I Noordzeekustzone I I Ijsselmeer I I I Markermeer & IJmeer I I I I Eemmeer & Gooimeer Zuidoever I I I I I Zwanenwater & Pettemerduinen I I I I I I Eilandspolder I I I I I I I Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder I I I I I I I I Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske I I I I I I I I I Naardermeer I I I I I I I I I I Oostelijke Vechtplassen 001 007 072 073 077 085 089 090 092 094 095 B B B B B B B
B
B B B B B B B
B B B
B B
B B
B
B
B
B
B
B B B B B B B B B B B
H H
B B B
B B B
B B B B H B B B B B H B B B B B B B B B H
B
B B B
B B B B B B B B B B
B B
B
B B
B B
B
B
B
B B
B B
B
B
B
B
B B B
B
B
B B
B
B
B
B
B B
B B
B
B
B
B
B
B
B
B B
B
B B B B B B B B B
B B
B
B
B
B
B B B
B B
19
2.4
Beschermde Natuurmonumenten In de provincie Noord-Holland liggen 41 Beschermde Natuurmonumenten, waarvan 18 buiten en 1 deels buiten Natura 2000-gebieden liggen en 22 onderdeel zijn van Natura 2000-gebieden (figuur 2.2 en tabel 2.7). De meeste Beschermde Natuurmonumenten zijn aangewezen op grond van botanische en ornithologische waarden (tabel 2.7). Met name in de duingebieden spelen ook andere soortgroepen een rol. Het onderdeel rust/stilte wordt in de aanwijsbesluiten voornamelijk genoemd als zijnde noodzakelijk voor de avifauna. Zoals genoemd in § 2.3 zijn met name vogels verstoringsgevoelig. Onderscheid wordt gemaakt in broedvogels en nietbroedvogels. Voor Beschermde Natuurmonumenten zijn de soorten die in de aangewezen gebieden voorkomen niet altijd gespecificeerd. In dat geval worden normaliter wel soortgroepen genoemd. Op basis van deze soortgroepen kunnen veilige afstanden worden afgeleid. Hier wordt in hoofdstuk 4 op ingegaan.
Figuur 2.2
20
Overzicht ligging Beschermde Natuurmonumenten (ook binnen Natura 2000 gebieden) in Noord-Holland en omstreken.
Tabel 2.7
Beschermde Natuurmonumenten en de kenmerken waarvoor deze gebieden zijn aangewezen. Ornithologisch: 1 = broedvogels, 2 = niet-broedvogels, 3 = broedvogels en niet-broedvogels. ? = geen oppervlakte vermeld in (deel van) het besluit zoals dit is terug te vinden op de website van Ministerie van EL&I. De nummers voor de gebiedsnamen verwijzen naar de gebiedscodes van de Natura 2000-gebieden (cf. tabel 2.1). oppervlakte in ha I botanisch I I ornithologisch I I I zoogdieren I I I I overige soortgroepen I I I I I rust/stilte I I I I I I landschap
Gebied
92 86 88 84 88 88 88 77 77 77 2 86 88 2 77 95 86 1 88 95 72 1 88
geen onderdeel van Natura 2000 Bussumer- en Westerheide Polder Ceres Franse Kampheide Gooise Noordflank Groeve Oostermeent Ham en Crommenije Heide achter Sportpark Heidebloem Hilversums Wasmeer Hoorneboegse Heide Limitische Heide Nieuw Bussumerheide/Vliegheide Oosteinderpoel Oude Dijk van Waal en Burg Postiljonheide Tafelberg-/Blaricummerheide Waterland Ae‘n en Die‘n Zuiderheide/Laarder Wasmeer Deels onderdeel van Natura 2000 Waterland Varkensland ** Onderdeel van Natura 2000 Duinen bij Bergen * Duinen bij Overveen * Duinen Den Helder-Callantsoog * Duinen Velsen * Duinen Vogelenzang * Duinen Zandvoort en Aerdenhout * Eemmeer * Gooikust Naarden * Gooimeer * Hanenplas * Hargergat * Huis te Manpad * Korverskooi * Kustzone Muiden * Moerasterreinen Loosdrecht * Schoorlse Duinen * Schorren van de Eendracht/Vlakte van Kerken * Slingerduin * Terra Nova * De Ven * Waddenzee I en II * Zuid-Kennemerland Zuid * *
? 6 35 35 ? 60 20 25 45 425 40 30 40 14 40 170 320 300
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 3 1 1 1 1 1 1 1
315
1
1
1.250 300 755 90 3.600 305 1.200 17 400 70 6,2 20 51 110 80 1.760 970 11 100 48 125.000 610
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1
1
1 1 1 3 3 1 1 3 1
1
1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1
1
1
3 1 3 3 3 3 3 1 3 3
1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1
1
1 3 3 3 3 3 1 3 3 3 3
1
1 1 1
1 1
1 1
1
1
1
1
1 1
1 1
1
1 1
1 1 1
1 1 1 1 1 1
1 1
1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1
Dit Beschermde Natuurmonument is/zal komen te vervallen als gevolg van een aanwijzing als (Vogelrichtlijngebied)/Natura 2000-gebied onder de Natuurbeschermingswet 1998.
**
Dit Beschermde Natuurmonument is/zal deels komen te vervallen als gevolg van een aanwijzing als (Vogelrichtlijngebied)/Natura 2000-gebied onder de Natuurbeschermingswet 1998.
21
22
3 Vuurwerk 3.1
Soorten vuurwerk Knalvuurwerk bestaat uit een omhulsel van voornamelijk papier en een vulling van buskruit. Na ontsteking volgt een schokgolf die hoorbaar is in de vorm van een knal. Siervuurwerk bevat nog andere stoffen en onderdelen om te zorgen voor licht-, rooken geluidseffecten. Conform het Vuurwerkbesluit mag vuurwerk buiten de jaarwisseling alleen worden afgestoken door speciaal daarvoor opgeleide professionals. Binnen vuurwerk wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën: • consumentenvuurwerk; • theatervuurwerk/pyrotechnische speciale effecten; • professioneel vuurwerk. Consumentenvuurwerk mag alleen tijdens de jaarwisseling worden afgestoken en is slechts drie dagen per jaar verkrijgbaar. Bij theatervuurwerk wordt onderscheid gemaakt tussen binnen- en buitenvuurwerk die beide alleen toepasbaar zijn door gecertificeerde personen. De laatste categorie, professioneel vuurwerk, is alleen verkrijgbaar voor gecertifieerde personen/bedrijven en alleen toepasbaar tijdens evenementen door een gecertificeerd persoon. De laatste twee categorieën vallen onder evenementenvuurwerk. Voorts bestaat er fop- en schertsvuurwerk (niveau van sterretjes). Dit is jaarrond verkrijgbaar en mag ook jaarrond worden gebruikt. Dit speelt geen rol in deze beoordeling.
3.2
Eigenschappen van vuurwerk Geluid Het geluidsniveau van vuurwerk kan op een afstand van 1,5 m oplopen tot boven de 150 dB(A). Het geluidsniveau van buitenvuurwerk met een kaliber van 2-2,5 inch (o.a. flowerbeds, mortieren, Romeinse kaarsen, mines) ligt boven de 85 dB(A) (Apeldoorn & Smit 2006). Het piekgeluidsniveau ligt vrijwel altijd boven de 130 dB(A) en worden vooral veroorzaakt door mortieren met name als daar titaan in is verwerkt. Het geluid van vuurwerk is een zogenoemde puntbron. De afname van geluid is afhankelijk van afstandsdemping, bodemdemping en luchtdemping. Bij een puntbron neemt geluid bij elke verdubbeling van de afstand (in 100den meters) af met 6 dB. Oftewel een zeer luide knal van een mortier kan op een afstand van een kilometer theoretisch nog steeds een geluidsniveau hebben van rond de 100 dB(A). Het werkelijke geluidniveau wordt beïnvloed door factoren zoals wind, vocht, luchtdruk, temperatuur en of de omgeving open of gesloten is.
23
Lichtemissie Naast geluid geeft vuurwerk ook korte of langere tijd licht, afhankelijk van het soort vuurwerk. In open gebieden is vuurwerk bij helder weer tot op vele tientallen kilometers zichtbaar. De hoeveelheid licht die vuurwerk uitstraalt is niet bekend. Van twee soorten fakkels, de noodseinfakkel en de militaire lichtfakkel, zijn de lichtemissies bekend. Deze liggen achtereenvolgens op 15.000 candela gedurende 60 seconden en 1,2 miljoen candela gedurende 60 seconden (candela is een maat voor de hoeveelheid licht). De laatste geeft licht op 1.200 m hoogte en verlicht een gebied met een radius van 1.000 m. Overige emissies Bij de ontbranding van vuurwerk komt fijnstof vrij en daarnaast ontbrandingsgassen, zoals SO2, CO, CO2 en NOx (Noordwijk 1994, Brouwer et al. 1995). De metalen die in vuurwerk verwerkt zijn komen vrij in de vorm van chloriden en oxides. Naar wordt aangenomen slaat een groot deel van de stofemissies binnen een afstand van enkele tientallen meters van de afsteekplaats neer op de grond (Brouwer et al. 1995). De belangrijkste elementen van het fijnstof zijn kalium (21 %) en zwavel (15 %) (zie Apeldoorn & Smit 2006). Tijdens de jaarwisseling loopt het gehalte fijnstof in de lucht als gevolg van het massaal afgestoken vuurwerk op met een factor 2 à 3. Binnen 24 uur zijn de gehaltes fijnstof weer terug op het niveau van de achtergrondconcentratie. In vergelijking tot de jaarwisseling is de uitstoot van fijnstof bij lokale vuurwerkevenementen dus zeer beperkt in omvang en duur.
3.3
Effecten geschaald Door de hoeveelheid en samenstelling van chemicaliën en de hoeveelheid kruit verschillen typen vuurwerk in hun effecten, zowel visueel als auditief. Professioneel vuurwerk is het zwaarste, gevolgd door het consumenten vuurwerk en het theatervuurwerk. Laatstgenoemde is het lichtste vuurwerk, vooral door het accent op het visuele effect. Op een schaal van 0-100 staat professioneel vuurwerk voor 100, het consumentvuurwerk voor 50 en het theatervuurwerk voor 30.
24
4 Verstoringsgevoeligheid Dit hoofdstuk geeft antwoord op de vraag wat verstoring is en wat de effecten van verstoring zijn op diersoorten. Hiervoor is gebruik gemaakt van eerdere studies van Bureau Waardenburg, zoals ‘Effecten op fauna door vliegverkeer’ (Lensink et al. 2005), ‘Effecten van militaire activiteiten’ (Heunks et al. 2007), ‘Verstoringsgevoeligheid van vogels’ (Krijgsveld et al. 2008) en ‘Bestaand gebruik kleine luchtvaart en beheerplannen Natura 2000’ (Lensink et al. 2011).
4.1
Inleiding Wat is verstoring? Verstoring heeft aangaande vogels een ruime betekenis door de grote variatie in mogelijke oorzaken en effecten van het verschijnsel. De gevolgen van verstoring lopen uiteen van een verhoogde hartslag tot een permanent vertrek uit het betrokken gebied. Directe effecten van verstoring zijn verlies van tijd en energie, mogelijk doorwerkend op reproductief succes of overleving (zie figuur 3.1). Indirecte effecten van verstoring hebben vooral betrekking op (kwaliteits-) verlies van leefgebied. Gevolgen van verstoring Verstoring induceert een stressreactie die zich kan uiten in een verandering in fysiologie of in gedrag. Veranderingen in fysiologie zijn bijvoorbeeld een verhoogde hartslag of wijzigingen in hormoonspiegels (Hüppop & Hagen 1990; Ely et al. 1999; Fowler 1999; Ikuta & Blumstein 2003). Aangezien er een positief verband bestaat tussen hartslag en energie-uitgave (Storch et al. 1999), resulteren deze niet-zichtbare effecten van verstoring dus wel in extra energie-uitgaven. Chronische stress, zoals bijvoorbeeld een langdurig (licht) verhoogde hartslag, kan op termijn leiden tot ziektes en verlaagde overlevingskansen (Gray 1971; Seyle 1988). Verstoring uit zich tevens in het gedrag van de vogels, met name in verhoogde alertheid of vluchten voor de verstoringsbron. Deze reacties zijn eenvoudiger vast te stellen dan fysiologische reacties, en het merendeel van de studies naar verstoring betreft dan ook waarnemingen aan vluchtgedrag. De consequenties van verstoring variëren van een tijdelijke onderbreking van het natuurlijke gedrag (bijvoorbeeld stoppen met foerageren) tot het definitief verlaten van een locatie of nestdesertie. Verstoring kan daarmee ook leiden tot een verhoogde energie-behoefte en daarmee in ernstige gevallen tot verlaagde overlevingskansen, vermindering van broedsucces, verlaagde dichtheid aan broed- of niet-broedvogels in een gebied. De reactie van een vogel op een verstoringsbron varieert afhankelijk van de omstandigheden. Een vogel die sterk gebonden is aan een habitat (nest of voedselterritorium) vertoont een kleinere verstoringsafstand. Deze kleinere verstoringsafstand betekent evenwel niet dat de vogel minder verstoringsgevoelig is. Als de vogel uiteindelijk toch vlucht, zijn de negatieve gevolgen vaak extra groot. Op
25
vergelijkbare wijze beïnvloeden voedselbehoefte en –beschikbaarheid de reactie van de vogel op een verstoringsbron, alsook de aanwezigheid van en afstand tot alternatieve voedsel- en broedgebieden, het risico van predatie en grootte van een groep vogels. De mate waarin verstoringsbronnen leiden tot verstoring hangt af van intensiteit, duur en frequentie, en voorspelbaarheid van de verstoringsbron. Ook het type verstoringsbron heeft effect op de ernst van de verstoring.
VERSTORING fysiologie gedrag verspreiding voedselbeschikbaarheid & voedselbehoefte energiehuishouding reproductie en overleving populatieomvang diversiteit Figuur 4.1
4.2
De verschillende niveaus waarop effecten van verstoring waarneembaar kunnen zijn. Verstoring op één niveau kan gevolgen hebben voor de rest van de keten. Dit wordt door middel van pijlen gevisualiseerd. Bron: Lensink et al. (2005).
Habitattypen en Bijlage 2 soorten Habitattypen Het merendeel van de neerslag van stoffen vindt binnen enkele tientallen meters afstand van de ontbranding van het vuurwerk plaats. Na het afsteken van vuurwerk zijn de waardes van stoffen in de lucht binnen maximaal 24 uur weer teruggekeerd naar de normale achtergrondwaarden. Het incidenteel houden van een vuurwerkshow van 20 minuten leidt niet tot meetbare veranderingen in de stikstofdepositie.
26
Veel Natura 2000-gebieden zijn aangewezen voor habitattypen. Habitattypen zijn logischerwijs niet gevoelig voor een eenmalige visuele of auditieve verstoring door vuurwerk. Veel habitattypen kennen een kritische depositiewaarde en kunnen gevoelig zijn voor een overload aan stikstofdeposities (Van Dobben et al. 2012). Achtergronddepositie van stikstof Voor gebieden in Nederland is goed bekend hoeveel stikstof ze ontvangen. Deze achtergronddepositie wordt uitgedrukt in mol N/ha/jr. De achtergronddepositie kent een onzekerheid van σ = 100%. (Velders 2010, zie ook 2 www.rivm.nl/nl/themasites/gcn/onzekerheden/) (variantie σ = (standaarddeviatie) ; Sokal & Rohlf 1995). Bij een achtergronddepositie van 1.500 mol/ha/jr moet dit gelezen worden als 1.500 ± 39 mol N/ha/jr (als volgt berekend: 1 * 1.500 = 1.500 = σ, std = √ 1.500 = 38,7). Het 95% betrouwbaarheidsinterval wordt dan bestreken door de uitersten 1.461 en 1.539 mol N/ha/jr). Bij een additionele depositie van 1 mol N/ha/jr komt het gemiddelde op 1.501 N/ha/jr. Deze waarde wijkt niet (statistisch) significant af van het gemiddelde van de achtergronddepositie. Bij gebrek aan inzicht in de omvang van de steekproef (n) kan niet verder op het betrouwbaarheidsinterval (95%) in relatie tot de precieze grens van statistische significantie worden ingegaan.
Bijlage II-soorten Op Bijlage II staan soorten uit verschillende soortgroepen, zoals libellen, vissen en weekdieren. Veel van deze soorten zijn over het algemeen weinig gevoelig voor een eenmalige of incidentele visuele of auditieve verstoring door licht en geluid veroorzaakt door vuurwerk. De soortgroepen zijn afhankelijk van habitattypen. Ook hier geldt dat veranderingen in habitat door additionele stikstofdepositie een veel groter en permanent karakter moet hebben voordat ze enig effect hebben op Bijlage 2 soorten. Zowel vissen als zoogdieren kunnen hinder ondervinden van geluiden en lichteffecten. Bij langdurige verstoringen bestaat de mogelijkheid dat dieren gebieden gaan mijden. Voor verschillende soorten zoogdieren, zoals bergschapen, is aangetoond dat een verstoring door laagvliegende vliegtuigen, een kortdurend effect heeft op het foerageren en de hartslag van de betrokken dieren (Krausman et al. 1998, Weisenberger et al. 1996). Er was in die gevallen een meetbaar effect. Deze was echter van korte duur. Dat geldt ook voor een vuurwerkevenement dat slecht eenmalig is of incidenteel en van korte duur is. Pas bij frequente verstoring treden negatieve effecten op, zoals ook is aangetoond bij kariboes, waar frequent laagvliegen met straaljagers resulteerde in lagere overleving van de jonge dieren (Harrington & Veitch 1991). Bij een eenmalige of incidentele verstoring in het geval van vuurwerk is het bijvoorbeeld mogelijk dat in het geval van vleermuizen hun vliegroute voor enkele tientallen minuten verstoord wordt door geluiden. Na het evenement valt de verstoring
27
weer weg en is de weg weer vrij. Een dergelijk kortdurende verstoring kan nooit tot permanente effecten leiden en daarmee zijn significante effecten uitgesloten.
4.3
Vogels: vuurwerk versus andere vormen van verstoring Vuurwerk De effecten van vuurwerk op natuur zijn nauwelijks onderzocht. Apeldoorn & Smit (2006) hebben studie gedaan naar de effecten op vogels van enkele vuurwerkevenementen in Zeeland en op Texel. Alerte reactie werden vastgesteld tot op meer dan 5 km. In totaal bevatte de studie drie evenementen: • Texel, afstand 3.200 m, geen paniek, alert gedrag 75% van de grauwe ganzen (van grasland af de rietkraag in). Enkele kemphanen vertoonden geen enkele reactie; • Bruinisse, 2.800 m, drooggevallen plaat, massaal wegvliegen van een groot deel van de wadvogels, ook van vogels op 3 km afstand. Vogels gingen zitten op 3-4 km afstand tot minimaal 45 min na evenement.; • Yerseke, afstand 5.700 m, enkele alerte reacties van eenden en steltlopers door de knallen. Uit deze studie komt naar voren dat in open gebieden tot op ruim 3 km afstand een deel van de foeragerende watervogels op (en weg) vloog. Dat reacties op deze afstand van vuurwerk merkbaar zijn, komt waarschijnlijk door de combinatie van lichteffecten en hoge piekniveaus van geluid. In Nederland vertonen vogels tijdens de jaarwisseling deze reacties ook. Net na middennacht vliegen in grote delen van Nederland ganzen massaal op van slaapplaatsen in reactie op het afgestoken vuurwerk. Radarbeelden laten dan zien dat de onderste luchtlagen gevuld zijn met vliegbewegingen van vogels (mededeling Kon. Luchtmacht). Vuurwerk is hiermee een activiteit die veel reactie onder vogels en andere dieren kan veroorzaken. Onderzoek naar de wijze op waarop deze reacties zich vertalen in effecten op de aanwezigheid van soorten en de populatieomvang ontbreekt. Daarom wordt een vergelijking gemaakt met effecten van vliegverkeer. Dit vertoont gelijkenis met vuurwerk. Daarmee kunnen we beter duiden wat de gevolgen van een vuurwerkevenement kunnen zijn. Over effecten van vuurwerk op natuur (in het bijzonder vogels en andere dieren) is weinig bekend. Daarom wordt hier voor zover verantwoord geleund op bestaande kennis van de effecten van verstoring door vliegverkeer op natuur. Vliegtuigen en helikopters zijn verstorend voor fauna, waaronder vogels (Lensink & Dirksen 2005, Krijgsveld et al. 2008). Afstanden waarop vogels reageren variëren tot maximaal 3.000-4.000 m met een gemiddelde van 2.150 m onder zeer gevoelige soorten nietbroedvogels. Onderstaand wordt hier verder op ingegaan. Vuurwerk versus vliegtuigen Vliegtuigen worden vaak genoemd als verstoringsbron met het grootste verstorende effect. Dat komt omdat ze zich in de lucht bevinden, waardoor ze over een grote
28
afstand zichtbaar zijn. Daarnaast hebben ze een grote snelheid en maken (veel) geluid. Beide factoren dragen in belangrijke mate bij aan verstoring. Vuurwerk is hiermee enigszins vergelijkbaar. Ook vuurwerk gaat gepaard met veel lawaai en daarnaast met (soms felle) lichteffecten. Een vliegtuig is door de snelheid slechts kort boven een gebied aanwezig. De verstoring door een vliegtuig kan intens zijn, maar is van korte duur. Bij overvlucht van een vliegtuig kunnen aantallen vogels opvliegen (bijvoorbeeld een groep foeragerende ganzen). Deze vogels vliegen slechts korte tijd rond en hervatten relatief snel hun oorspronkelijke gedrag (ordegrootte kwartier) (Lensink et al. 2007). Vuurwerkevenementen hebben een duur van 10-20 minuten en het gaat om een eenmalige activiteit. Verstoring door vaartuigen en wandelaars is vaak ernstiger, omdat ze langduriger een gebied en de vogels daarin verstoren (ordegrootte half uur of meer) en vaak met een hogere intensiteit of frequentie. Verstoring door vliegtuigen en dus ook vuurwerk wordt kritisch voor vogels en andere diersoorten wanneer de frequentie van verstoren hoog is (bijvoorbeeld nabij vliegvelden), of wanneer één verstoring op het verkeerde moment op de verkeerde locatie geschiedt (bijvoorbeeld een helikopter of vuurwerkshow in/boven een reigerkolonie in april). Geluid en zicht Verstoring van vogels door vliegverkeer kent een visuele en auditieve component. Ook voor evenementenvuurwerk geldt dat het zichtbaar en hoorbaar is, en beide tot op grote afstand. In de meeste studies die gewijd zijn aan de effecten van vliegverkeer op vogels wordt geen onderscheid gemaakt tussen deze visuele en auditieve aspecten (Busnel 1978). Studies die wel trachten onderscheid te maken (Ward & Stehn 1989, Loosjes 1984) leveren geen eenduidig beeld op van het belang van beide componenten. Vooralsnog is de conclusie dat reacties (verstoring) het gevolg zijn van beide. Geluid Het gehoorbereik van dieren is een venster van geluidsfrequentie en geluidssterkte waarbinnen dieren gevoelig zijn voor geluiden, en het verschilt tussen soorten. Geluid kan tot reacties (verstoring) leiden wanneer het binnen het gehoorbereik valt. In een onderzoek aan Mexicaanse gevlekte bosuilen is vastgesteld dat geluid met frequenties buiten het gehoorbereik vrijwel niet tot verstoringsreacties leidt (Delaney et al. 1999). Indien de frequentie (Hz) van de gebruikte geluidsbron binnen het gehoorbereik van de soort viel, werden bij lagere geluidssterktes (dB) juist sterkere verstoringsreacties gevonden (Delaney et al. 1999). Het gehoorbereik van vogels lijkt grotendeels overeen te komen met dat van zoogdieren (Biederman-Thorson 1970; Counter 1985). Informatie over het specifieke gehoorbereik van verschillende soorten vogels is echter maar heel beperkt beschikbaar (Dolinger 200?).
29
Lensink et al. (2005) heeft de toen bekende onderzoeken op rij gezet. Hieruit kwam naar voren dat voor broedende weidevogels vanaf een belasting van 48 dB de dichtheid omlaag gaat (Tulp et al. 2002). Voor bosvogels ligt de grens op 43 dB (Reijnen et al. 1995). Bij bonte strandlopers is vastgesteld dat vanaf een belasting van 60 dB de vogels wegvlogen. Geconcludeerd wordt dat ieder geluid dat boven de achtergrondruis uitkomt een reactie kan opleveren.
4.4
Verstoringsgevoeligheid vogels Factoren die gevoeligheid bepalen Verschillende factoren bepalen de afstand vanaf waar een soort verstoord wordt. Uit studies komt naar voren dat deze afstand, de zogenoemde verstoringsafstand, bepaalde fysieke wetmatigheden vertoont (Béchet et al. 2004; Bélanger & Bédard 1989; Bennett & Harvey 1987; Blumstein et al. 2003; Blumstein et al. 2004; Blumstein et al. 2005; Blumstein 2006a, b; Daan et al. 1989; Eason et al. 2006; FernándezJuricic et al. 2001; Fernández-Juricic 2004; Laursen et al. 2005; Madsen 1985; Newton 1998; Rodgers & Smith 1997; Owens 1977; Weimerskirch et al. 2002). De belangrijkste wetmatigheden uit deze studies zijn: • de verstoringsafstand is soortspecifiek; • de verstoringsafstand neemt toe met toenemende lichaamsgrootte (gewicht); • de verstoringsafstand is groter voor carnivore dan herbivore vogelsoorten; • de verstoringsafstand is groter voor sociaal levende vogels (koloniebroeders, in groepen foeragerende vogels); • de verstoringsafstand is groter naarmate de groep groter is. Een kleinere verstoringsafstand betekent niet per definitie dat de vogel minder verstoringsgevoelig is (Krijgsveld et al. 2008). De verstoringsafstand is voor bijvoorbeeld hongerige trekvogels met een hoge energie-uitgave kleiner dan voor niettrekkende vogels, omdat de motivatie om op een locatie te blijven groter is. Deze vogels zijn feitelijk gevoeliger voor de effecten van verstoring, omdat de negatieve consequenties van de verstoring groter zijn. Deze grotere verstoringsgevoeligheid moet verrekend worden in de afstand die aangehouden wordt tot een vogel om verstoring te voorkomen. De belangrijkste factoren die aan deze grotere verstoringsgevoeligheid bijdragen zijn: • het betreft een broedvogel; • het betreft een trekkende vogel; • het betreft een kwetsbare soort, qua voorkomen in Nederland; • het biotoop is beperkt beschikbaar; • de openheid van het habitat is zeer groot. Verstoringsgevoeligheid In het bovenstaande zijn de factoren genoemd die de verstoringsgevoeligheid van een soort bepalen. Krijgsveld et al. (2008) hebben deze parameters gebruikt om een inschatting te maken van de verstoringsafstand van die vogelsoorten waarvan de werkelijke verstoringsafstanden bekend waren uit de literatuur. Op deze manier kan
30
getoetst worden of de voorspelde afstand overeenkomt met de werkelijk gemeten afstand. Er bestaat een significant verband tussen de voorspelde verstoringsgevoeligheid en de gemeten vluchtafstand (figuur 4.2). Wanneer alle parameters worden gebruikt die naar verwachting van invloed zijn op de verstoringsgevoeligheid, dan wordt met de voorspelling bijna 50% van de variatie in verstoringsafstanden 2 0.2473x verklaard (r =0,47; afstand in m = 5,4771*e ). Dit betekent dat vluchtafstanden van vogels ruwweg ingeschat kunnen worden. Let wel; 50% van de variatie is hiermee niet verklaard. Deze kan toegeschreven worden aan bijvoorbeeld frequentie van verstoring, mate van gewenning, groepsgrootte, etc. Deze variatie impliceert dat een ruime marge gehanteerd moet worden wanneer verstoringsafstanden geschat worden. Voor meer informatie, inclusief de tabellen met alle gevonden afstanden wordt verwezen naar Krijgsveld et al. (2008). 10000
per soort
per soortgroep gemeten afstand gem. (m)
gemeten afstand gem. (m)
10000
R2 = 0,44
1000
100
10
R2 = 0,47 1000
100
10
1
1 0
Figuur 4.2
2 4 6 8 10 12 voorspelde verstoringsgevoeligheidsklasse
14
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
voorspelde verstoringsgevoeligheidsklasse
Verband tussen voorspelde verstoringsgevoeligheid en gemeten vluchtafstand. Verstoringsgevoeligheidsklasse is voor alle individuele soorten bepaald op basis van alleen grootte-, dieet-, en socialiteit (links); voor de soortgroepen op basis van grootte, dieet, socialiteit, broedend, kwetsbaar, trekkend, lage beschikbaarheid biotoop, openheid habitat (rechts). Y-as logaritmisch weergegeven. Bron: Krijgsveld et al. (2008).
De in de literatuur gevonden verstoringsafstanden betreffen veelal afstanden voor soorten die in Nederland niet voorkomen of niet kwetsbaar zijn. Van veel van de voor Nederland relevante soorten zijn verstoringsafstanden onbekend. De verstoringsgevoeligheid kan echter wel voorspeld worden, op basis van de hierboven beschreven relatie tussen gemeten vluchtafstanden en verstoringsgevoeligheidsklasse. Voor de relevante Nederlandse soorten zijn de waarden bepaald van de parameters weergegeven in onderstaande box (ingedeeld in klassen; voor meer informatie wordt verwezen naar Krijgsveld et al. 2008). Inschatting van deze waarden resulteert in een totale waarde die de verstoringsgevoeligheid van vogels reflecteert (figuur 4.3). De correlatie tussen verstoringsgevoeligheid en vluchtafstand is niet sterk genoeg om de eerste om te kunnen rekenen naar vluchtafstand voor de relevante Nederlandse soorten. Daarbij zou te veel informatie verloren gaan. Wel geeft deze waarde, samen met de vluchtafstanden (zie tabel 4.1), een indicatie van de verstoringsgevoeligheid.
31
De verstoringsgevoeligheid van een soort wordt o.a. bepaald door: -
grootte van de soort (5 klassen, waarde telt 2*) dieet (3 klassen: herbivoor, omnivoor, carnivoor) sociaal (2 klassen: koloniebroedend / sociaal foeragerend of niet) broedvogel (2 klassen: wel of niet) trekvogel (2 klassen: trekkend of niet; bv. broedende zangvogels gelden hier als niet-trekkend, foeragerende steltlopers als trekkend) biotoop beperkt beschikbaar (3 klassen: niet, enigszins of sterk) openheid van het habitat (4 klassen: gesloten, half-open, open of zeer open, waarde telt 2*)
kraanvogels duikers zwanen meeuwen reigers & ibissen sterns aalscholvers griel, scholekster, kluten & plevieren roofvogels zee-eenden & eiders hoenders uilen eenden ganzen steltlopers nachtzwaluwen ijsvogels futen rallen spechten kleine zangvogels meerkoeten lijsters koekoeken
broedvogel niet-broedvogel
kraaien duiven
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
verstoringsgevoeligheid (klasse)
Figuur 4.3
Verstoringsgevoeligheid van de verschillende soortsgroepen, (gemiddelden van relevante Nederlandse soorten). Waarden zijn weergegeven voor zowel broed- als niet-broedvogels. Onder niet-broedvogels vallen zowel foeragerende als rustende vogels. Bron: Krijgsveld et al. (2008).
De verstoringsgevoeligheid wordt mede bepaald door de grootte van de vogel en door factoren als de voedselvoorkeur, sociale of solitaire soort en habitatvoorkeur. Oftewel een soort van bos is minder gevoelig dan een soort van open moerasgebied, dus een houtduif is veel minder gevoelig dan een lepelaar. De verstoringsgevoeligheid kan worden uitgedrukt in een getal tussen de 6 en de 17, oplopend van weinig gevoelig tot zeer gevoelig (zie figuur 4.3). De afstand waarop weinig gevoelige tot gevoelige soorten worden verstoord door zowel visuele als auditieve verstoring ligt beneden de
32
afstand waarop effecten door geluid optreden (zie tabel 4.1) . Voor deze soorten is de verstoring door geluid maatgevend. Zeer gevoelige soorten zijn vooral vogels van open gebieden zoals ganzen. Hier speelt het visuele aspect een belangrijke rol. Voor veel gebieden in Noord-Holland spelen deze soorten een belangrijke rol, met name in de Waddenzee, polders, laagveengebieden en Texel. Het gaat dan met name om zwanen, ganzen, eenden en steltlopers. In tabel 4.2 wordt de verdeling van weinig gevoelig tot zeer gevoelige soorten weergegeven. Tabel 4.3 presenteert de verstoringsgevoeligheid van broedvogels en niet-broedvogels waarvoor de Natura 2000-gebieden in Noord-Holland zijn aangewezen. Tabel 4.1
Gemiddelde afstanden vanaf waar vogels respectievelijk vluchten en alert worden voor vliegverkeer. Weergegeven zijn soortgroepen waarvan veel soorten zeer gevoelige zijn voor verstoring. De vluchtafstand = gemiddelde gemeten afstand waarop vogels vluchten voor een verstoringsbron, weergegeven als gemiddelde van de opgegeven verstoringsafstanden; alertafstand = geschatte afstand tot de verstoringsbron waarop vogels alert worden, berekend als 2,3*vluchtafstand (zie tekst); n = aantal studies. Afstanden zijn afgerond naar honderd- of vijftigtal. De gegevens van deze tabel zijn afkomstig uit Krijgsveld et al. (2008). gemiddelde afstanden (m) foeragerend/rustend
soortgroep zwanen & ganzen eenden
broedend
vluchten
alert
n
vluchten
alert
n
2.150
4.900
17
1.000
2.300
1
950
2.200
4 500
1.125
21
1.000
2.300
5
roofvogels steltlopers
Verstoringsafstanden Krijgsveld et al. (2008) hebben alle door hen in de literatuur gevonden verstoringsafstanden in een tabel geplaatst, waarbij is aangegeven om wat voor reacties het gaat (alert, vluchten). De verstoringsafstanden zijn vervolgens per soortgroep gemiddeld. Voor deze studie hebben we ons beperkt tot de soortgroepen waarvoor veel soorten zeer verstoringsgevoelig zijn en waarvan studies gedaan zijn naar de effecten van vliegverkeer op deze soorten (tabel 4.1). De verstoringsafstanden ten gevolge van recreatievormen in de lucht waren vrijwel altijd groter dan die ten gevolge van verstoring door recreatie op land of water (variërend van twee tot meer dan drie keer zo groot). De verstoringsafstand van broedvogels was ongeveer tweederde van die van foeragerende of rustende vogels. De alertafstand is ca. 2,3* zo groot als de vluchtafstand (Whitfield et al. 2008). Op het moment dat de vogel wegvlucht, is de verstoring al een feit. De afstand waarop vogels alert worden is daarmee feitelijk een betere maat voor het optreden van verstoring dan de opvliegafstand. Bij alert gedrag nemen hartslagfrequentie en stresshormoonspiegels al licht toe, wat bij langdurige of frequente verstoring fitness-consequenties voor de vogels kan hebben (Ely et al. 1999; Ackerman et al. 2004). Wanneer verstoring voorkómen moet worden, is de alertafstand om bovengenoemde redenen een belangrijkere maat om te hanteren dan de vluchtafstand. Beide maten zijn aan elkaar gecorreleerd (Eason et al. 2006).
33
Tabel 4.2
Verdeling van de verstoringsgevoeligheid van soorten over drie klassen (cf. Krijgsveld et al. 2008).
gevoeligheid
klasse
voorbeelden
weinig gevoelig
1-6
duiven, mezen, boomkruiper
gevoelig
7-12
dodaars, koekoek, spechten, zwaluwen
zeer gevoelig
13-17
zwanen, ganzen, eenden, steltlopers
Conclusie Wanneer een drempelwaarde in afstand of omvang (geluid, licht) wordt overschreden vertoont een vogel of ander dier een reactie op de verstorende bron. De gevoeligheid verschilt van soort tot soort. Reacties omvatten alert, opvliegen, vluchten, etc. Pas bij herhaalde verstoring kunnen opvliegen, vluchten en andere reacties leiden tot het definitief verlaten van een gebied. Dan is sprake van een afname en kunnen de kaders van de Natuurbeschermingswet of Flora- en faunawet in het geding zijn. Een vuurwerkevenement op een locatie is op jaarbasis bezien een eenmalige gebeurtenis. Eventuele reacties van vogels en andere dieren zijn daarmee ook eenmalig. Dit zal in het algemeen niet leiden tot het definitief verlaten van een gebied als gevolg van licht en geluid van een vuurwerkevenement. Een combinatie van verkeerde tijd en verkeerde plaats kan evenwel leiden tot reacties van vogels of andere dieren die leiden tot het definitief verlaten van een gebied of mislukken van een broedseizoen. De vraag is dan op welke afstand van een gebied met relevante soorten dit risico met zekerheid volledig is uit te sluiten.
34
Tabel 4.3
broedvogels A017 A021 A022 A029 A034 A063 A081 A082 A119 A132 A137 A138 A151 A153 A183 A191 A193 A194 A195 A197 A222 A229 A276 A275 A277 A291 A295 A298
Overzicht verstoringsgevoeligheid van zowel broedvogels als niet-broedvogels uitgedrukt in een score (cf. Krijgsveld et al. 2008). Zie voor uitleg over gevoeligheidsscore de hoofdtekst en Krijgsveld et al. (2008). aalscholver roerdomp woudaapje purperreiger lepelaar eider bruine kiekendief blauwe kiekendief porseleinhoen kluut bontbekplevier strandplevier kemphaan watersnip kleine mantelmeeuw grote stern visdief noordse stern dwergstern zwarte stern velduil ijsvogel roodborsttapuit paapje tapuit snor rietzanger grote karekiet
gevoeligheid 13 14 10 17 17 18 13 16 7 15 14 14 12 11 17 16 16 17 15 13 17 11 8 11 12 9 8 10
niet-broedvogels A001 roodkeelduiker A002 parelduiker A005 fuut A017 aalscholver A034 lepelaar A037 kleine zwaan A039b toendrarietgans A040 kleine Rietgans A041 kolgans A042 dwerggans A043 grauwe gans A045 brandgans A046 rotgans A048 bergeend A050 smient A051 krakeend A052 wintertaling A053 wilde eend A054 pijlstaart A056 slobeend A058 krooneend A059 tafeleend A061 kuifeend A062 toppereend A063 eider A065 zwarte zee-eend A067 brilduiker A068 nonnetje A069 middelste zaagbek A070 grote zaagbek A103 slechtvalk A125 meerkoet A130 scholekster A132 kluut A137 bontbekplevier A140 goudplevier A141 zilverplevier A142 kievit A143 kanoet A144 drieteenstrandloper A147 krombekstrandloper A149 bonte strandloper A151 Kemphaan A156 grutto A157 rosse grutto A160 wulp A161 zwarte ruiter A162 tureluur A164 groenpootruiter A169 steenloper A177 dwergmeeuw A190 reuzenstern A197 zwarte Stern
gevoeligheid 17 16 13 15 17 16 14 14 14 15 14 14 14 15 12 9 12 14 14 14 12 14 12 15 15 13 13 13 13 15 13 12 15 15 13 15 15 15 15 13 13 13 14 15 15 15 15 15 15 15 14 17 10
35
36
5 Naar veilige afstanden In dit hoofdstuk wordt op basis van de gepresenteerde gegevens in de voorgaande hoofdstukken en expert judgement een stelsel van veilige afstanden gepresenteerd waarboven verstorende effecten zijn uitgesloten die kunnen leiden tot een aantasting van instandhoudingsdoelen. Vogels zijn de meest verstoringsgevoelige van de soorten waarvoor doelen zijn opgesteld voor Natura 2000-gebieden. De veilige afstand voor gebieden is dan ook gebaseerd op onderzoek naar de effecten op vogels; inzet van professioneel vuurwerk, het vuurwerk met de grootste impact, is daarbij leidend geweest. Aan het eind van hoofdstuk 5 zijn de resultaten samengevat in de figuren 5.1 t/m 5.4 en tabel 5.4. In paragraaf 5.3 wordt aangegeven hoe de veilige afstand voor professioneel vuurwerk zich verhoudt tot die van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk.
5.1
Veilige afstand Algemeen Vuurwerkevenementen hebben een duur kortdurende verstoringen hebben normaal effecten. De effecten beperken zich tot het ontvluchten van een gebied. Pas bij verstoringen zijn de effecten meetbaar. Pas effecten optreden.
van 10-20 minuten. Eenmalige en gesproken geen meetbare negatieve onderbreken van foerageren tot tijdelijk regelmatige, bijvoorbeeld dagelijkse, dan is er kans dat significant negatieve
De onderstaande afstanden zijn algemene richtlijnen voor Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten en gelden ook voor meer geïsoleerd liggende gebieden. Voor vuurwerkevenementen binnen de genoemde veilige afstanden wordt verwezen naar § 5.2. Broedvogels In het broedseizoen zijn vogels gebonden aan een locatie (nest) en gebied (foerageren). In deze periode zijn ze minder flexibel dan daarbuiten. Verhuizen betekent mogelijk het mislukken van een broedseizoen. Buiten het broedseizoen zijn zorgen om het nageslacht niet aan de orde en geldt foerageergebied als de belangrijkste drijfveer voor verblijf in een gebied. In het broedseizoen geldt dat de meeste gevoelige soorten bij regelmatige verstoring binnen 1.000 m van de nestlocatie een gebied kunnen verlaten (ref). De meest gevoelige soorten zijn grote soorten en kolonievogels. Een vuurwerkevenement is een eenmalige gebeurtenis met een eenmalige verstorend effect, zodat deze afstand kleiner zal zijn. Indien voor zeer gevoelige soorten 700 m (als veilige afstand tot de locatie voor het afsteken van vuurwerk) wordt aangehouden is dat aan de veilige kant. Onder gevoelige broedvogelsoorten zijn op afstanden kleiner dan 500 m bij geregelde verstoring negatieve effecten niet uit te sluiten. Voor deze groep wordt in relatie tot
37
eenmalige vuurwerkevenementen een afstand van 350 m aangehouden; op grotere afstand zijn effecten van een eenmalig evenement volledig uitgesloten. Voor de weinig gevoelige soorten is een afstand aangenomen van 175 m. Niet-broedvogels Deze groep bestaat binnen Noord-Holland en in relatie tot Natura 2000 vooral uit watervogels. Het merendeel van deze soorten behoort uit oogpunt van verstoring tot de zeer gevoelige soorten. Dat wil zeggen dat ze op relatief grote afstand tot de bron een reactie vertonen. Buiten het broedseizoen zijn vogels niet aan een locatie gebonden. Bij een eenmalige verstoring door een vuurwerkevenement zal geen sprake zijn van een blijvende afname in aantallen vogels. De vogels zullen opvliegen en tijdelijk naar alternatieven in de omgeving gaan, dan wel gedurende het evenement in de lucht blijven en na afloop terugkeren. Binnen een of twee dagen zal de oorspronkelijke situatie (verspreidingsbeeld) zijn hersteld. Ook voor niet broedvogels geldt dat de combinatie van een verkeerd tijdstip op de verkeerde locatie voorkomen dient te worden. Voor de zeer gevoelige soorten onder de niet-broedvogels wordt een afstand van 250 m aangehouden, voor de gevoelige soorten 150 m en voor de weinig gevoelige soorten 100 m. Tot slot Genoemde afstanden gelden als veilige afstand tot een gebied. Voor evenementen die op grotere afstand van een Natura 2000-gebied worden gehouden dan de veilige afstand, geldt dat significant negatieve effecten op voorhand kunnen worden uitgesloten. Buiten het broedseizoen geldt voor gebieden zonder doelen voor vogels een veilige afstand van 50 m; ofwel vuurwerk uitsluitend buiten het beschermde gebied.
5.2
Evenementen binnen de veilige afstand In § 5.1 zijn afstanden aangegeven waarbuiten significant negatieve effecten op beschermde natuurgebieden door eenmalige of incidentele vuurwerkevenementen op voorhand zijn uitgesloten. Dat wil zeggen dat vuurwerkevenementen buiten deze zone zonder nadere toetsing kunnen plaatsvinden. Voor evenementen binnen de veilige afstand tot een gebied zal een nadere toetsing moeten plaatsvinden. Afhankelijk van de situatie zijn binnen deze afstand wel mogelijkheden voor een vuurwerkevenement. Hiervoor moet bekeken worden waar vogelsoorten verblijven en in hoeverre bij verstoring alternatieve verblijfplaatsen voorhanden zijn. Voor niet-broedvogels zou dat in de praktijk kunnen betekenen dat zelfs binnen een Natura 2000-gebied een eenmalig vuurwerkevenement mogelijk is; bijvoorbeeld langs de rand van het IJsselmeer. Kleine, geïsoleerd gelegen gebieden zullen binnen korte afstand weinig tot geen uitwijkmogelijkheden hebben. De kans dat een nadere toetsing van een eenmalig vuurwerkevenement hier gunstig uitpakt is kleiner. Voor iedere nadere toetsing geldt dat de combinatie van soort, tijdstip in het seizoen en locatie de uitkomst bepaalt.
38
5.3
Veilige afstanden per Natura 2000-gebied
5.3.1
Gebieden uitsluitend aangewezen voor habitattypen In Noord-Holland zijn twee gebieden uitsluitend aangewezen voor habitattypen: Duinen Den Helder–Callantsoog (gebiedscode 084) en Schoorlse Duinen (gebiedscode 086). De eenmalige/incidentele verstoring door een vuurwerkevenement heeft geen effecten op de habitattypen. Beide gebieden zijn deels ook aangewezen als Beschermd Natuurmonument (zie tabel 2.8), mede op basis van ornithologische waarden van vooral weinig gevoelige broedvogels. De rust in deze terreinen dient gewaarborgd te blijven. Afstanden Voor beide gebieden geldt een afstand van 175 m gedurende het broedseizoen (15 februari – 31 augustus) en 50 m buiten het broedseizoen.
5.3.2
Gebieden uitsluitend aangewezen onder de Habitatrichtlijn In Noord-Holland zijn Kennermerland-Zuid en Polder Westzaan aangewezen voor zowel habitattypen als habitatrichtlijnsoorten (Bijlage 2 soorten). Voor Bijlage IIsoorten gaat het in Kennermeland-Zuid om nauwe korfslak, gevlekte witsnuitlibel en groenknolorchis (tabel 2.3) en in Polder Westzaan om bittervoorn, kleine modderkruiper, noordse woelmuis en meervleermuis. Kennemerland-Zuid is ten dele ook aangewezen als Beschermd Natuurmonument (zie tabel 2.8), mede op basis van ornithologische waarden (met name broedvogels (duingebieden) of niet-broedvogels (rivierlopen). De rust dient daarom gewaarborgd te zijn. Afstanden Voor de Kennemerland-Zuid (gebiedscode 088) geldt een afstand van 175 m gedurende het broedseizoen (15 februari – 31 augustus) en 50 m buiten het broedseizoen. Voor Polder Westzaan (gebiedscode 091) geldt veiligheidshalve jaarrond een kritische afstand van 50 m.
5.3.3
Gebieden aangewezen voor broedvogels Twee gebieden zijn onder de noemer van de Vogelrichtlijn aangewezen voor broedvogels (tabel 5.1). Duinen en Lage Land Texel is aangewezen voor een of meer soorten die in kolonies broeden. Deze soorten zijn zeer gevoelig voor verstoring. Het Noord-Hollands Duinreservaat is aangewezen voor één of meer gevoelige zangvogelsoorten van de duinen.
39
Alle gebieden zijn (ten dele) ook aangewezen als Beschermd Natuurmonument (zie tabel 2.8), mede op basis van ornithologische waarden (met name broedvogels). De rust dient in deze terreinen daarom gewaarborgd te zijn. Afstanden Voor Duinen en Lage Land Texel (gebiedscode 002) geldt een kritische afstand van 700 m gedurende het broedseizoen (15 februari – 31 augustus) en 50 m buiten het broedseizoen. Voor het Noord-Hollands Duinreservaat (gebiedscode 087) geldt een kritische afstand van 350 m gedurende het broedseizoen (15 februari – 31 augustus) en 50 m buiten het broedseizoen. Tabel 5.1
Gebieden mede aangewezen voor broedvogelsoorten; voor iedere soort is de verstoringsgevoeligheid (zie tabel 4.3) vermeld. B=doel behoud, H, doel herstel/verbeteren. verstoringsgevoeligheid Duinen en Lage Land Texel Noord-Hollands Duinreservaat broedvogels
5.3.4
002
A021
roerdomp
14
B
A034
lepelaar
17
B
A063
eider
18
B
A081
bruine kiekendief
13
B
A082
blauwe kiekendief
16
B
A132
kluut
15
B
A137
bontbekplevier
14
H
A183
kleine mantelmeeuw
17
B
A195
dwergstern
15
H
A222
velduil
17
H
A276
roodborsttapuit
8
B
A275
paapje
11
A277
tapuit
12
087
H H
H
Gebieden aangewezen voor niet-broedvogels Twee gebieden zijn onder de noemer van de Vogelrichtlijn aangewezen voor nietbroedvogels. Het gaat om Polder Zeevang en Abtskolk & De Putten. De soorten die op de aanwijzing zijn vermeld, behoren overwegend tot de groep soorten die zeer gevoelig zijn voor verstoring (tabel 5.2). Relevante soorten verblijven gedurende het winterhalfjaar in deze gebieden. In Abtskolk & De Putten gaat het niet alleen om een gevoelige soort maar ook om een soort die in Nederland gebruik maakt van slechts enkele gebieden. In Polder Zeevang ligt het accent naast overwinteren ook op doortrek in het late voorjaar en de tweede helft van de zomer (steltlopers). Dat wil zeggen dat alleen in juni de aangewezen soorten vrijwel volledig afwezig zijn.
40
Afstanden Rond Polder Zeevang (gebiedscode 093) geldt jaarrond een kritische afstand van 250 m. Rond Abtskolk & De Putten (gebiedscode 162) geldt in de periode 20 september – 10 April een kritische afstand van 250 m. Buiten deze periode geldt veiligheidshalve een veilige afstand van 50 m. Tabel 5.2
Gebieden mede aangewezen voor niet-broedvogelsoorten; voor iedere soort is de verstoringsgevoeligheid (tabel 4.3) vermeld. B=doel behoud, H, doel herstel/verbeteren. verstoringsgevoeligheid Polder Zeevang Abtskolk & De Putten
niet-broedvogels
5.3.5
093
A037
kleine zwaan
16
B
A041
kolgans
14
B
A042
dwerggans
15
A043
grauwe gans
14
B
A045
brandgans
14
B
A050
smient
12
B
A140
goudplevier
15
B
A142
kievit
15
B
A156
grutto
15
B
A160
wulp
15
B
162
B
Gebieden aangewezen voor broedvogels en niet-broedvogels Elf gebieden zijn onder de noemer van de Vogelrichtlijn aangewezen voor broedvogels en niet-broedvogels. Voor alle gebieden geldt dat er broedvogels en nietbroedvogels voorkomen die behoren tot de groep zeer gevoelige soorten, zoals soorten die in kolonies broeden als ook ganzen en steltlopers buiten het broedseizoen (zie tabel 5.3). Het broedseizoen voor de relevante soorten loopt van half februari tot eind augustus. Niet-broedvogelsoorten zijn in de poldergebieden aanwezig tussen half augustus en half april. Dit wil zeggen dat jaarrond soorten aanwezig zijn die zeer gevoelig zijn voor verstoring. Afstanden Voor het broedseizoen (15 februari – 31 augustus) geldt een kritische afstand van 700 m en buiten het broedseizoen een kritische afstand van 250 m.
41
Tabel 5.3
Gebieden mede aangewezen voor broedvogels (pagina 42) en niet-broedvogels (pagina 43); voor iedere soort is de verstoringsgevoeligheid vermeld. B=doel behoud, H, doel herstel/verbeteren.
broedvogels A017 aalscholver A021 roerdomp A022 woudaapje A029 purperreiger A034 lepelaar A063 eider A081 bruine kiekendief A082 blauwe Kiekendief A119 porseleinhoen A132 kluut A137 bontbekplevier A138 strandplevier A151 kemphaan A153 watersnip A183 kleine mantelmeeuw A191 grote stern A193 visdief A194 noordse stern A195 dwergstern A197 zwarte stern A222 velduil A229 ijsvogel A277 tapuit A292 snor A295 rietzanger A298 grote karekiet
verstoringsgevoeligheid I Waddenzee I I Noordzeekustzone I I I Ijsselmeer I I I I Markermeer & IJmeer I I I I I Eemmeer & Gooimeer Zuidoever I I I I I I Zwanenwater & Pettemerduinen I I I I I I I Eilandspolder I I I I I I I I Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder I I I I I I I I I Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske I I I I I I I I I I Naardermeer I I I I I I I I I I I Oostelijke Vechtplassen 001 007 072 073 077 085 089 090 092 094 095 13 B B B B 14 H B B B H 10 H 17 B B 17 B B B 18 H 13 B B B 16 B H 7 B 15 H 14 B B H 14 H H H 12 H H 11 17 16 16 17 15
B B B B H
13 17
B
11 12 9 8 10
zie volgende pagina.
42
H
B
B
B
B
H H
H B
H B B
B
B
B B
B H
B B B
verstoringsgevoeligheid I Waddenzee I I Noordzeekustzone I I I Ijsselmeer I I I I Markermeer & IJmeer I I I I I Eemmeer & Gooimeer Zuidoever I I I I I I Zwanenwater & Pettemerduinen I I I I I I I Eilandspolder I I I I I I I I Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder I I I I I I I I I Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske I I I I I I I I I I Naardermeer I I I I I I I I I I I Oostelijke Vechtplassen broedvogels A001 roodkeelduiker A002 parelduiker A005 fuut A017 aalscholver A034 lepelaar A037 kleine zwaan A039b toendrarietgans A040 kleine Rietgans A041 kolgans A042 dwerggans A043 grauwe gans A045 brandgans A046 rotgans A048 bergeend A050 smient A051 krakeend A052 wintertaling A053 wilde eend A054 pijlstaart A056 slobeend A058 krooneend A059 tafeleend A061 kuifeend A062 toppereend A063 eider A065 zwarte zee-eend A067 brilduiker A068 nonnetje A069 middelste zaagbek A070 grote zaagbek A103 slechtvalk A125 meerkoet A130 scholekster A132 kluut A137 bontbekplevier A140 goudplevier A141 zilverplevier A142 kievit A143 kanoet A144 drieteenstrandloper A147 krombekstrandloper A149 bonte strandloper A151 Kemphaan A156 grutto A157 rosse grutto A160 wulp A161 zwarte ruiter A162 tureluur A164 groenpootruiter A169 steenloper A177 dwergmeeuw A190 reuzenstern A197 zwarte Stern
17 16 13 15 17 16 14 14 14 15 14 14 14 15 12 9 12 14 14 14 12 14 12 15 15 13 13 13 13 15 13 12 15 15 13 15 15 15 15 13 13 13 14 15 15 15 15 15 15 15 14 17 10
001 007 072 073 077 085 089 090 092 094 095 B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B H B B B H B B B B B B B B H B B B B B H B B B B B B B B B H
B
B B B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B B
B
B B B B B B B B B
B B
B
B
B
B
B B B
B B
43
5.3.6
Beschermde Natuurmonumenten Buiten de Natura 2000-gebieden liggen in totaal 18 Beschermde Natuurmonumenten. Het merendeel van deze gebieden is mede aangewezen op basis van ornithologische waarden. Op basis van de beschrijving van deze ornithologische waarden is afgeleid welke veilige waarden van toepassing zijn. Voor een deel van de gebieden gelden veilige waarden voor zowel niet-broedvogels als broedvogels. Voor de meeste gebieden zijn alleen broedvogels relevant. Indien aanwijzing niet op basis van ornithologische waarden is gebeurt dan is een veilige afstand van 50 m gehanteerd. Voor gebieden die zijn aangewezen voor broedvogels geldt een veilige afstand van 175 m indien alleen zangvogels en weinig gevoelige soorten bepalend zijn geweest, 350 m bij meer gevoelige soorten zoals roofvogels en moerassoorten en 700 m als bijvoorbeeld weidevogels en andere zeer gevoelige soorten voorkomen. Voor gebieden die zijn aangewezen voor niet-broedvogels geldt een veilige afstand van 100 m indien alleen algemene en weinig gevoelige soorten bepalend zijn geweest (komt niet voor in de praktijk), 150 m bij meer gevoelige soorten als eenden en 250 m bij zeer gevoelige soorten zoals de grotere soorten watervogels. Voor een overzicht van de veilige afstand per gebied voor professioneel vuurwerk zie tabel 5.4 en bijlage 1.
5.4
Afstanden geschaald naar type vuurwerk Door de hoeveelheid en samenstelling van chemicaliën en de hoeveelheid kruit verschillen typen vuurwerk in hun effecten, zowel visueel als auditief. Professioneel vuurwerk is het zwaarste, gevolgd door het consumenten vuurwerk en het theatervuurwerk. Laatstgenoemde is het lichtste vuurwerk, vooral door het accent op het visuele effect. Op een schaal van 0-100 staat professioneel vuurwerk voor 100, het consumentvuurwerk voor 50 en het theatervuurwerk voor 30. In de voorgaande paragrafen is het zwaarste vuurwerk (professioneel vuurwerk) als uitgangspunt genomen. Voor evenementen met consumentenvuurwerk of theatervuurwerk kunnen minder stringente afstanden worden aangehouden. Daarnaast geldt dat indien een of meer vogelsoorten beschermd zijn (expliciet vermeld in besluiten), de minimum afstand altijd 100 m is. Indien geen vogels(oorten) in het besluit zijn vermeld maar alleen andere waarden, dan is de minimumafstand 50 m (tabel 5.5). Voor een overzicht van de veilige afstand per gebied voor consumentenvuurwerk en theatervuurwerk zie tabel 5.6, 5.7.
44
Tabel 5.4
1 2 7 72 73 77 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 162
Overzicht veilige afstanden (in meters) van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten; afstanden gelden voor de zwaarste categorie: professioneel vuurwerk.
Natura 2000-gebied met gebiedsnummer Waddenzee Duinen en Lage Land Texel Noordzeekustzone IJsselmeer Markermeer & IJmeer Eemmeer & Gooimeer Zuidoever Duinen Den Helder-Callantsoog Zwanenwater & Pettemerduinen Schoorlse Duinen Noordhollands Duinreservaat Kennemerland-Zuid Eilandspolder Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder Polder Westzaan Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske Polder Zeevang Naardermeer Oostelijke Vechtplassen Abtskolk & De Putten Beschermde Natuurmonumenten buiten Natura 2000 geen onderdeel van Natura 2000 Bussumer- en Westerheide Polder Ceres Franse Kampheide Gooise Noordflank Groeve Oostermeent Ham en Crommenije Heide achter Sportpark Heidebloem Hilversums Wasmeer Hoorneboegse Heide Limitische Heide Nieuw Bussumerheide/Vliegheide Oosteinderpoel Oude Dijk van Waal en Burg Postiljonheide Tafelberg-/Blaricummerheide Waterland Ae‘n en Die‘n Zuiderheide/Laarder Wasmeer
Tabel 5.5
binnen buiten broedseizoen broedseizoen 15 aug - 15 mrt 15 mrt - 15 aug 700 250 700 50 700 250 700 250 700 250 700 250 175 50 700 250 175 50 350 50 175 50 700 250 700 250 50 50 700 250 250 250 700 250 700 250 50 250 binnen buiten broedseizoen broedseizoen 15 aug - 15 mrt 15 mrt - 15 aug 350 50 350 250 350 50 350 50 350 50 700 50 175 50 350 50 350 50 50 50 175 50 175 50 350 150 350 150 350 50 350 50 700 250 350 50
Overzicht veilige afstanden (in meters) van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten; afstanden voor drie typen vuurwerk. professioneel
consumenten
theater
vuurwerk
vuurwerk
vuurwerk
zeer gevoelig
700
350
200
gevoelig
350
200
100
weinig gevoelig
175
100
100
zeer gevoelig
250
125
100
gevoelig
150
100
100
weinig gevoelig
100
100
100
50
50
50
broedseizoen
buiten broedseizoen
geen vogelsoorten geen
45
Tabel 5.6
1 2 7 72 73 77 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 162
Overzicht veilige afstanden (in meters) van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten; afstanden gelden voor consumentenvuurwerk.
Natura 2000-gebied met gebiedsnummer Waddenzee Duinen en Lage Land Texel Noordzeekustzone IJsselmeer Markermeer & IJmeer Eemmeer & Gooimeer Zuidoever Duinen Den Helder-Callantsoog Zwanenwater & Pettemerduinen Schoorlse Duinen Noordhollands Duinreservaat Kennemerland-Zuid Eilandspolder Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder Polder Westzaan Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske Polder Zeevang Naardermeer Oostelijke Vechtplassen Abtskolk & De Putten Beschermde Natuurmonumenten buiten Natura 2000 geen onderdeel van Natura 2000 Bussumer- en Westerheide Polder Ceres Franse Kampheide Gooise Noordflank Groeve Oostermeent Ham en Crommenije Heide achter Sportpark Heidebloem Hilversums Wasmeer Hoorneboegse Heide Limitische Heide Nieuw Bussumerheide/Vliegheide Oosteinderpoel Oude Dijk van Waal en Burg Postiljonheide Tafelberg-/Blaricummerheide Waterland Ae‘n en Die‘n Zuiderheide/Laarder Wasmeer
46
binnen buiten broedseizoen broedseizoen 15 aug - 15 mrt 15 mrt - 15 aug 350 125 350 50 350 125 350 125 350 125 350 125 100 50 350 125 100 50 200 50 100 50 350 125 350 125 50 50 350 125 125 125 350 125 350 125 50 125 binnen buiten broedseizoen broedseizoen 15 aug - 15 mrt 15 mrt - 15 aug 200 50 200 125 200 50 200 50 200 50 350 50 100 50 200 50 200 50 50 50 100 50 100 50 200 100 200 100 200 50 200 50 350 125 200 50
Tabel 5.7
1 2 7 72 73 77 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 162
Overzicht veilige afstanden (in meters) van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten; afstanden gelden voor theatervuurwerk.
Natura 2000-gebied met gebiedsnummer Waddenzee Duinen en Lage Land Texel Noordzeekustzone IJsselmeer Markermeer & IJmeer Eemmeer & Gooimeer Zuidoever Duinen Den Helder-Callantsoog Zwanenwater & Pettemerduinen Schoorlse Duinen Noordhollands Duinreservaat Kennemerland-Zuid Eilandspolder Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder Polder Westzaan Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske Polder Zeevang Naardermeer Oostelijke Vechtplassen Abtskolk & De Putten Beschermde Natuurmonumenten buiten Natura 2000 geen onderdeel van Natura 2000 Bussumer- en Westerheide Polder Ceres Franse Kampheide Gooise Noordflank Groeve Oostermeent Ham en Crommenije Heide achter Sportpark Heidebloem Hilversums Wasmeer Hoorneboegse Heide Limitische Heide Nieuw Bussumerheide/Vliegheide Oosteinderpoel Oude Dijk van Waal en Burg Postiljonheide Tafelberg-/Blaricummerheide Waterland Ae‘n en Die‘n Zuiderheide/Laarder Wasmeer
binnen buiten broedseizoen broedseizoen 15 aug - 15 mrt 15 mrt - 15 aug 200 100 200 50 200 100 200 100 200 100 200 100 100 50 200 100 100 50 200 50 100 50 200 100 200 100 50 50 200 100 100 100 200 100 200 100 50 100 binnen buiten broedseizoen broedseizoen 15 aug - 15 mrt 15 mrt - 15 aug 100 50 100 100 100 50 100 50 100 50 100 50 100 50 100 50 100 50 50 50 100 50 100 50 100 100 100 100 100 50 100 50 100 100 100 50
47
48
6 Nadere toetsing: drie voorbeelden Onderhavig hoofdstuk geeft drie voorbeelden van een nadere toetsing van vuurwerkevenementen en beschermde natuurgebieden. Per geval wordt het afwegingskader van de voorgaande hoofdstukken toegepast. Er wordt dus niet een complete natuurtoets met de meest recente gegevens uitgevoerd, maar uiteengezet welke stappen er bewandeld moeten worden.
6.1
Hoorn Geval Vuurwerkevenement om 22:00 uur vanaf pontons op de Hoornse Hop op 16 augustus. Soort vuurwerk Uiteenlopend van grondvuurwerk tot zware mortierbommen Natura 2000-gebied? De locatie is op de rand van en deels binnen Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer. Voor deze periode geldt een veilige afstand van 700 m. Het vuurwerkevenement wordt dus binnen de kritische afstand van het beschermde gebied gehouden. Dit vergt dus maatwerk om te bepalen of effecten op voorhand zijn uit te sluiten. Soorten met instandhoudingsdoelstellingen De begrenzing van Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer ligt voor de kustlijn van Hoorn en loopt deels door de ingang van de werkhaven. Het Markermeer & IJmeer is aangewezen voor de broedvogelsoorten aalscholver en visdief (tabel 5.3). Het Markermeer fungeert vooral als foerageergebied voor beide soorten; kolonies liggen niet nabij Hoorn. Daarnaast zijn een groot aantal doelstellingen opgesteld voor nietbroedvogels, waaronder meerkoet, eenden en sterns. Deze soorten foerageren op het water (visdief) en de overgang van land en water (eenden, meerkoet). Verder is het gebied aangewezen voor de meervleermuis. Doelsoorten in en nabij vuurwerkevenement Zowel de visdief als de aalscholver foerageren regelmatig voor de kust van Hoorn. Kolonies van beide soorten zijn niet aanwezig binnen het Natura 2000-gebied nabij Hoorn. Mogelijk broeden visdieven op daken in Hoorn. Deze maken geen deel uit van het instandhoudingsdoel voor Markermeer & IJmeer en vallen dus buiten de scope van deze beoordeling. In augustus is het broedseizoen van beide soorten afgelopen. In het gebied verblijven dan wel grote aantallen oude en jonge vogels. In augustus komen ook de eerste eenden binnen, zodat onder de kust van Hoorn kleine groepen eenden rusten en/of foerageren; bijvoorbeeld wilde eenden en krakeenden. Daarnaast kunnen foeragerende meervleermuizen voorkomen.
49
Effecten? Bij aanvang van het vuurwerkevenement is het donker. Op dat moment verblijven aalscholver en visdief op slaapplaatsen. In de omgeving van de voorwerklocatie zijn geen slaapplaatsen van beide soorten aanwezig. In de nabijheid van de locatie verblijven kleine aantallen rustende en/of foeragerende eenden en meerkoeten. Deze kunnen bij verstoring uitwijken naar alternatieven in de omgeving. Bovendien is de verstoring tijdelijk, zodat deze vogels op korte termijn weer kunnen terugkeren. Meervleermuizen die eventueel voor de kust van Hoorn foerageren zullen tijdelijk uitwijken. Voor deze soort zijn voldoende alternatieve gebieden aanwezig. Conclusie Effecten op zowel broedvogels als niet-broedvogels en meervleermuis zijn uitgesloten.
6.2
Loosdrecht Geval Een vuurwerkevenement nabij de Loosdrechtse Plassen op de avond tijdens het voorjaar (periode mei-juni). Soort vuurwerk Professioneel vuurwerk. Natura 2000-gebied? Loosdrecht ligt op minder dan 200 m van Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen. Afhankelijk van de locatie wordt de vuurwerkshow op de rand of binnen de Oostelijke Vechtplassen gehouden. Voor deze periode geldt een veilige afstand van 700 m. Dit vergt dus maatwerk om te bepalen of effecten op voorhand zijn uit te sluiten. Soorten met instandhoudingsdoelstellingen De begrenzing van het Natura 2000-gebied loopt langs de bebouwde kom van Loosdrecht. Er gelden doelstellingen voor verschillende soorten broedvogels, waaronder roerdomp, purperreiger en woudaapje (tabel 5.3). Doelsoorten in en nabij vuurwerkevenement Naast Loosdrecht ligt veenmoeras, moerasbos en petgaten. Verder liggen nabij dit dorp de recreatieplas Vuntus en de Loenderveense Plas. De Atlas Natura 2000 Oostelijke Vechtplassen en Naardermeer (Provincie Noord-Holland 2012) is gebruikt om te bepalen of doelsoorten in de omgeving van Loosdrecht voorkomen. Van de doelsoorten komen tot broeden in de omgeving van Loosdrecht: - porseleinhoen, op > 500 m ten noordoosten van Loosdrecht - zwarte stern, op > 500 m ten oosten van Loosdrecht - ijsvogel, op > 300 m ten oosten van Loosdrecht - snor en rietzanger, hoge dichtheden op > 150 m afstand van Loosdrecht
50
Effecten? Aan de oostelijke zijde van Loosdrecht komt de zwarte stern tot broeden (zeer gevoelige soort) en verschillende andere gevoelige soorten. Locaties voor het afsteken van vuurwerk moeten dus niet in het centrum of aan de oostzijde van Loosdrecht gezocht worden, aangezien dat gebied binnen de veilige grenzen ligt van zeer gevoelige en gevoelige soorten. Rond de grote plassen liggen nog enkele locaties met territoria van grote karekiet. Langs de waterleidingplas is een broedlocatie van purperreigers. Een vuurwerkevenement kan doorgang vinden indien het vanaf een ponton midden op de Loenderveense Plas, ten westen van Loosdrecht, wordt afgestoken. In mei en juni wordt deze plas nauwelijks door niet-broedvogels gebruikt; deze verblijven dan elders in Europa. De soorten niet-broedvogels die nog wel gebruik maken van de plas om te rusten of te foerageren hebben uitwijkmogelijkheden op de plas zelf of op de nabij gelegen plassen. Conclusie Effecten van een vuurwerkevenement bij Loosdrecht zijn niet op voorhand uit te sluiten en het al dan niet optreden ervan wordt sterk bepaald door de locatie. Een ponton midden op de Loenderveense Plas is een oplossing waarbij effecten zijn uitgesloten.
6.3
Kuststrook Kennemerland Geval Vuurwerk op de stranden tussen Zandvoort en IJmuiden. Gedurende het zomerhalfjaar verschillende evenementen waarbij drie typen vuurwerk zijn betrokken. De navolgende beoordeling gaat uit van de zwaarste categorie: professioneel vuurwerk. Soort vuurwerk Consumentenvuurwerk, theatervuurwerk, professioneel vuurwerk. Natura 2000-gebied? Een groot deel van het strand van Kennemerland ligt buiten Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. De grens ligt ongeveer op de overgang van zeereep naar strand. Een deel van het Natura 2000-gebied is tevens aangewezen als Beschermde Natuurmonument. Soorten met instandhoudingsdoelstellingen Kennemerland-Zuid is aangewezen voor een aantal habitattypen en twee soorten van Bijlage II. Zowel de habitattypen als de Bijlage II soorten zijn ongevoelig voor vuurwerk. Bovendien is in de winter slechts een van de twee soorten aanwezig (nauwe korfslak) terwijl de groenknolorchis beneden maaiveld de winter doorkomt. Als
51
Beschermd Natuurmonument is het gebied mede aangewezen voor ornithologische waarden; dit zijn vooral broedvogelsoorten van struweel en bos (weinig gevoelig). Op basis van de aanwijzing als Natura 2000 zou een veilige afstand gelden 50 m. Op grond van de aanwijzing van een groot deel van het gebied als Beschermd Natuurmonument geldt in het broedseizoen een veilige afstand van 175 m en daarbuiten van 50 m. Omdat de eerste duinenrij vrijwel geen (broed)vogels herbergt zijn genoemde afstanden toereikend, ook voor wat meer gevoelige soorten. Effecten? Wanneer het vuurwerk op het strand wordt afgestoken, op enige afstand van de eerste duinenrij, zijn effecten uitgesloten.
6.4
Conclusie Voor de bovenstaande drie voorbeelden is het afwegingskader gebruikt van de onderhavige rapportage. Voor eenmalige of incidentele vuurwerkevenementen op veilige afstand kunnen significant negatieve effecten op voorhand worden uitgesloten. Voor vuurwerkevenementen op minder dan de veilige afstand geldt dat niet. Hiervoor geldt dat eventuele effecten op het betreffende Natura 2000-gebied in een nadere toetsing in beeld moeten worden gebracht. Uit de drie voorbeelden volgt dat ook op korte afstand van beschermde gebieden vuurwerkevenementen gehouden kunnen worden en zelfs binnen de grenzen van een Natura 2000-gebied. De combinatie van soort, tijdstip in het seizoen en locatie is hierin steeds bepalend.
52
7 Tot slot De provincie wil inzicht hebben in de afstand tot beschermde gebieden waarop vuurwerkevenementen met zekerheid geen negatief effect hebben op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden. Deze rapportage is samengesteld op basis van bestaande kennis. In de onderhavige rapportage is een stelsel van veilige afstanden opgesteld. Deze afstanden zijn afgeleid van verstoringsgevoeligheid van vogelsoorten in combinatie met de fase in de jaarcyclus (broedseizoen versus buiten broedseizoen). Verstoringsgevoeligheid van soorten is een complex begrip waarin soort-specifieke eigenschappen een grote rol spelen. Deze eigenschappen zijn onafhankelijk van het gebied waarin een soort voorkomt. Waar het gaat om verstoring van organismen door vuurwerk zijn vooral de Natura 2000-gebieden van belang die zijn aangewezen voor broedvogelsoorten en/of nietbroedvogelsoorten (Vogelrichtlijn). De meeste Natura 2000-gebieden in NoordHolland zijn aangewezen voor één of meer vogelsoorten die zeer verstoringsgevoelig zijn. In gebieden die alleen voor habitattypen en/of Bijlage II-soorten zijn aangewezen (Habitatrichtlijn) speelt verstoring (vrijwel) geen rol. Iets vergelijkbaars geldt ook voor gebieden die maar een deel van het jaar van belang zijn voor (niet)-broedvogels. Bij gebruik van professioneel vuurwerk zijn veilige afstanden voor broedvogels 700 m voor zeer gevoelige soorten, 350 m voor gevoelige soorten en 175 m voor weinig gevoelige soorten. Voor niet-broedvogels gelden als veilige afstand 250 m voor zeer gevoelige soorten, 150 m voor gevoelige soorten en 100 m voor weinig gevoelige soorten. Op afstanden groter dan vermeld zijn significante effecten uitgesloten; op afstanden kleiner dan vermeld zal een nadere toetsing moeten plaatsvinden, waarbij de combinatie van tijd, plaats en soort bepalend is. Voor consumenten- en theatervuurwerk, met een minder grote impact, gelden kleiner afstanden (tabel 5.5). Buiten het broedseizoen geldt voor gebieden zonder doelen voor vogels een veilige afstand van 50 m; ofwel vuurwerk uitsluitend op enige afstand buiten het beschermde gebied.
53
54
8 Literatuur Ackerman, J.T., J.Y. Takekawa, K.L. Kruse, D.L. Orthmeyer, J.L. Yee, C.R. Ely, D.H. Ward, K.S. Bollinger & D.M. Mulcahy, 2004. Using radiotelemetry to monitor cardiac response of free-living Tule greater white-fronted geese (Anser albifrons elgasi) to human disturbance. Wilson Bulletin 116(2): 146-151. Apeldoorn, R.C. & C.J. Smit, 2006. Vuurwerk en natuur; effecten van evenementenvuurwerk op beschermde natuurwaarden in Zeeland. Alterra-rapport 1383. Alterra, Wageningen. Béchet, A., J.F. Giroux & G. Gauthier, 2004. The effects of disturbance on behaviour, habitat use and energy of spring staging snow geese. Journal of Applied Ecology 41: 689-700. Bélanger, L. & J. Bédard, 1989. Responses of staging greater snow geese to human disturbance. Journal of Wildlife Management 53(3): 713-719. Bennett, P.M. & P.H. Harvey, 1987. Active and resting metabolism in birds: allometry, phylogeny, and ecology. J. Zool. 213: 327-363. Biederman-Thorson, M.A., 1970. Auditory responses of units in the ovoid nucleus and cerebrum (Field L) of the ring dove. Brain Research 24: 247-256. Blumstein, D.T., 2006a. Developing an evolutionary ecology of fear: how life history and natural history traits affect disturbance tolerance in birds. Animal Behaviour 71: 389-399. Blumstein, D.T., 2006b. The multipredator hypothesis and the evolutionary persistence of antipredator behavior. Ethology 112: 209-217. Blumstein, D. T., L. L. Anthony, R. Harcourt & G. Ross, 2003. Testing a key assumption of wildlife buffer zones: is flight initiation distance a speciesspecific trait? Biological Conservation 110(1): 97-100. Blumstein, D.T., E. Fernández-Juricic, O. LeDee, E. Larsen, I. Rodriguez-Prieto & C. Zugmeyer, 2004. Avian risk assessment: Effects of perching height and detectability. Ethology 110(4): 273-285. Blumstein, D.T., E. Fernández-Juricic, P.A. Zollner & S.C. Garity, 2005. Inter-specific variation in avian responses to human disturbance. Journal of Applied Ecology 42: 943-953. Brouwer, J.G.H., J.H.J. Hulskotte & J.A. Annema, 1995. Afsteken van vuurwerk. RIVM-rapport 772414005. RIVM, Bilthoven. Busnel, R.G., 1978. Introduction. in: J.L. Fletcher & R.G. Busnel (eds.). Effects of noise on wildlife. Blz. 7-22. New York. Counter, S.A., 1985. Brain-stem evoked-potentials and noise effects in seagulls. Comparative Biochemistry and Physiology A-Physiology 81(4): 837-845. Daan, S., D. Masman, A. Strijkstra & S. Verhulst, 1989. Intraspecific allometry of basal metabolic rate: relations with body size, temperature, composition, and circadian phase in the kestrel. J. Biol. Rhythms 2: 267-283. Davis, R.A. & A.N. Wiseley, 1974. Normal behavior of snow geese on the YukonAlaska North Slope and the effects of aircraft-induced disturbance on this behavior. W.W.H. Gunn,W.J. Richardson,R.E. Schweinburg &T.D. Wright. Studies on snow geese and waterfowl in the Northwest Territories, Yukon Territory and Alaska, 1973. Arctic Gas Biological Report Service, Vol. 27.
55
Delaney, D.K., T.G. Grubb, P. Beier, L.L. Pater & M.H. Reiser, 1999. Effects of helicopter noise on Mexican spotted owls. Journal of Wildlife Management 63(1): 60-76. Dolinger Ely, C.R., D.H. Ward & Bollinger K.S., 1999. Behavioral correlates of heart rates of free-living greater white-fronted geese. Condor 1999(101): 390-395. Eason, P.K., P.T. Sherman, O. Rankin & B. Coleman, 2006. Factors affecting flight initiation distance in American robins. The Journal of Wildlife Management 70(6): 1796-1800. Fernández-Juricic, E., 2004. Spatial and temporal analysis of the distribution of forest specialists in an urban-fragmented landscape (Madrid, Spain) - Implications for local and regional bird conservation. Landscape and Urban Planning 69(1): 17-32. Fernández-Juricic, E. & J. Jokimaki, 2001. A habitat island approach to conserving birds in urban landscapes: case studies from southern and northern Europe. Biodiversity and Conservation 10(12): 2023-2043. Fowler, G.S., 1999. Behavioral and hormonal responses of Magellanic penguins (Spheniscus magellanicus) to tourism and nest site visitation. Biological Conservation 90(2): 143-149. Gray, J.A., 1971. Angst und Streß. Kindler, München. Harrington, F.H. & A.M. Veitch, 1991. Calving success of Woodland Karibou exposed to low-level jet overflights. Arctic 45: 213-218. Heunks, C., S.K. Lubbe, F. van Vliet & K.L. Krijgsveld, 2007. Effecten van militaire activiteiten in het Waddengebied op beschermde soorten en habitats. Overzicht van de literatuur en effectanalyse in het licht van de instandhoudingsdoeleinden. Rapport 07-073. Bureau Waardenburg, Culemborg. Hüppop, O. & K. Hagen, 1990. Der Einfluss von Störungen auf Wildtiere am Beispiel der Herzschlagrate brütender Austernfischer (Haematopus ostralegus). Vogelwarte 35: 301-310. Ikuta, L.A. & D.T. Blumstein, 2003. Do fences protect birds from human disturbance? Biological Conservation. Krausman, P.R., M.C. Wallace, C.L. Hayes & D.W. DeYoung, 1998. Effects op jet aircraft on Mountain Sheep. J. Wildl. Manag. 62: 1246-1251. Krijgsveld, K.L., R.R. Smits & J. van der Winden, 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels. Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Rapport 08-173. Bureau Waardenburg, Culemborg. Laursen, K., J. Kahlert & J. Frikke, 2005. Factors affecting escape distances of staging waterbirds. Wildlife Biology 11(1): 13-19. Lensink, R., B.G.W. Aarts & L.S.A. Anema, 2011. Bestaand gebruik kleine luchtvaart en beheerplannen Natura 2000. Naar een uniforme en transparante behandeling van dit onderwerp in alle beheerplannen. Rapport 10-163. Bureau Waardenburg, Culemborg. Lensink, R. & S. Dirksen, 2005. Effecten op fauna, in het bijzonder vogels, als gevolg van verstoring door vliegtuigen en helikopters. Rapport 05-190. Bureau Waardenburg, Culemborg. LNV 2006. Doelendocument Natura 2000. Ministerie LNV, Den Haag. Loosjes, M., 1974. Over terreingebruik, verstoringen en voedsel van grauwe ganzen (Anser anser) in een brak getijdengebied. Limosa 47: 121-143.
56
Madsen, J., 1985. Impact of disturbance on field utilization of pink-footed geese in West Jutland, Denmark. Biological Conservation 33: 53-64. Newton, I., 1998. Population Limitation in Birds. San Diego: Academic Press. Noordwijk, H., 1994. Luchtverontreiniging door vuurwerk tijdens de jaarwisselingvan 1993-1994. RIVM-rapport 722101007. RIVM, Bilthoven. Provincie Noord-Holland, 2012. Atlas Natura 2000 Oostelijke Vechtplassen en Naardermeer. Provincie Noord-Holland, Haarlem. Ottburg F.G.W.A., J.G. Molenaar & D.A. Jonkers, 2008. Vuurwerk & vogels provincie Utrecht. Afwegingskader voor vergunningverlening ten aanzien van vuurwerkevenementen in en nabij Brabantse Vogelrichtlijngebieden. Rapport 1694, Alterra, Wageningen. Ottburg F.G.W.A., J.G. Molenaar, D.A. Jonkers & R.J.H.G. Henkens, 2012. Vuurwerk & vogels provincie Utrecht. Afwegingskader voor vergunningverlening ten aanzien van vuurwerkevenementen in en nabij Utrechtse Vogelrichtlijngebieden inclusief twee casestudies. Rapport 2347, Alterra, Wageningen. Owens, N.W., 1977. Responses of wintering brent geese to human disturbance. Wildfowl 28: 5-14. Provincie Noord-Holland 2012. Reijnen, R., R. Foppen, C. ter Braak & J. Thissen, 1995. The effects of car traffic on breeding bird populations in woodland. III. The reduction of density in relation to the proximity of main roads. Journal of Applied Ecology 32: 187202. Riddington, R., M. Hassall, S.J. Lane, P.A. Turner & R. Walters, 1996. The impact of disturbance on the behaviour and energy budgets of brent geese Branta b. bernicla. Bird Study 43: 269-279. Rodgers, J.A. & H.T. Smith, 1997. Buffer zone distances to protect foraging and loafing waterbirds from human disturbance in Florida. Wildlife Society Bulletin 25: 139-145. Seyle, H., 1988. Stress in health and disease. Butterworth, Boston & London. Smits R.R. & R. Lensink 2012. Kritische afstanden voor starten en landen van helikopters nabij Natura 2000-gebieden in Noord-Holland. Rapport 12-108, Bureau Waardenburg, Culemborg. Smit, C.J., 2004. Vervolgonderzoek naar de gevolgen van de uitbreiding van het aantal vliegbewegingen van Den Helder Airport. Rapport 1025, Alterra, Wageningen. Sokal R.R. & F.J. Rohlf 1995. Biometry; the principles and practice of statistics in biological research; third edition. Freeman & Company, New York. Storch, S., D. Gremillet & B.M. Culik, 1999. The telltale heart: A non-invasive method to determine the energy expenditure of incubating great cormorants Phalacrocorax c. carbo. Ardea 87(2): 207-215. Tulp, I., R. Reijnen, C. ter Braak, E. Waterman, P.J.M. Bergers, S. Dirksen, R.P.H. Snep & W. Nieuwenhuizen, 2002. Effect van treinverkeer op dichtheden van weidevogels. Rapport 02-034. Bureau Waardenburg, Culemborg. Van der Meer, J., 1985. De verstoring van vogels op de slikken van de Oosterschelde. Nota 85.09. Deltadienst Milieu en Inrichting / Rijkswaterstaat, Middelburg. Van Dobben H.F., R. Bobbink, D. Bal & A. van Hinsberg 2012. Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000. Rapport 2397, Alterra, Wageningen.
57
Velders, G.J.M., J.M.M. Aben, J.A. van Jaarsveld, W.A.J. van Pul, W.J. de Vries& M.C. van Zanten 2010. Grootschalige stikstofdepositie in Nederland. Herkomst en ontwikkeling in de tijd. Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), Den Haag/Bilthoven. Ward, D.H. & R.A. Stehn, 1989. Response of brant and other geese to aircraft disturbance at Izembek Lagoon, Alaska. Final Report of U.S. Fish and Wildlife Service. Alaska Fish and Wildlife Research Center to the Minerals Management Service, Outer Continental Shelf Region, Anchorage, Alaska. Ward, D.H., R.A. Stehn & D.V. Derksen, 1994. Response of staging brant to disturbance at the Izembek Lagoon, Alaska. Wildlife Society Bulletin 22(2): 220-228. Weimerskirch, H., S.A. Shaffer, G. Mabille, J. Martin, O. Boutard & J.L. Rouanet, 2002. Heart rate and energy expenditure of incubating wandering albatrosses: basal levels, natural variation, and the effects of human disturbance. Journal of Experimental Biology 205(4): 475-483. Weisenberger, M.E., P.R. Krausman, M.C., D.W. DeYoung & O.E. Maughan, 1996 Whitfield, D.P., M. Ruddock & R. Bullman, 2008. Expert opinion as a tool for quantifying bird tolerance to human disturbance. Biological Conservation 141: 2708-2717.
websites: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase.aspx?subj=n2k
58
Bijlage 1a
Veilige afstanden rond Natura 2000-gebieden.
59
60
Bijlage 1b
Veilige afstanden rond Beschermde Natuurmonumenten.
61
62
63