.',
T :~c fiN I SCil E
HOGE:;;:: HOOL ftpr
. EINDHOVEN
8lektrott?chniek
, afstudeervecsla] van : M • T • M•
S E Gi': R S
nn
,J. c; • 11 •
ALl'l A•
redlisatle Vdn een processorJestuurde , verkeecsafhankelyke , verkeersreJelautomaHt.
Verslag van het afstudeerwerk uitgevoerd onder leidint van Prof. Ir. A. HEBTMAN en Ir. M.P.J. STEVENS • in de periode van august11s 1973 tot juli 1Y74.
1
!l!!!QY.!2
SUMMARY
2
AFSTUDEEROPDRACHT
]
TREFWOORDENLIST HOOFDSTUK 1
: VERKEERSTECHNISCHE BESCHOUWING
HOOFDSTUK 2
TERUGKOPPELING VAN HET VERREERSGEBEUREN
HOOFDSTUK 1
EEN UNIVERSELE VEBKERRSREGELAAR BEHULP VAN EEN MI:RO-PROCESSOR
HOOFDSTUK 4
:
HOOFDSTUK 5 HOOFDSTUK 6
~ET
REGELFILOSOFIE VAN DE SERIEREGELING
12
REGELFILOSOFIE VAN DE PARALLELREGELING
19
: KOPPELINGSMETHOORN
25
HOOFDSTUK 7
VEILIGHEIDS~AATREGBLEN
HOOFDSTUK A
EEN BETERE TOEP~SSIN; VAN DE INDUKTIEVE LUS-DETEKrOR
HOOFDSTUK
5
: REALISATIE VAN DE SP.RIEREGELIRG
~
HOOFDSTUK 10
GENERATIE VAN DE GP.;EVP.NS BY DE SERIEREGELING
HOOFDSTUK 11 : REALISATIE VAN OE PARALLELREGELING HOOFDSTUK 12 HOOFDSTUK 13
GENERATI~
VAN
D~
GE3EV~NS
JO
32 39
44
DY
DE PARALLELREGELING
53
REALISATIE VAN DE NOODRFGELING
57
HOOFDSTUK 1!i : GEREALISEERDE I!ARDWARE
58
LITEHATUURVERWYZINGEN
óO
FIGUREN : 1 T/M 59 BYLAGE 1 BYLII.GE 2
PROGFAMMA VOOR DE
SERIRR~GELING
GEGEVENSVOORDE~LD
VOOR DE SERIEREGELING
PROGRAMMA VOUH tE ?APALLELREGFLING GEGEVENSVOORUEELD VOOR DE PARALLELREGELING
2
This report wants to show tbat the application of a microprocessor in a trafic-cont~oller bas yreat adv~ntages above the ~onventional , completely hardwired , systems. One j f tbe advantages is that the controller vith the microprocessor , easely can be expanded. Two , completely different, realised algorithems will be expllined. The two algorithems will also be"tested by some methods of coupling of intersections-controllers , mentioned in the literature.
3
QMYEllK~llE
:
Realisatie van een processor gestuurde verkeersafhankelyke regelaar.
Uitgaande van een regelalgorithme in 360-assembler, waarmee een verkeerslichtenregelproces bestuurd kan worden , en een geïntegreerde processor , moet een universele verkeersregelaar opgezet worden die : a) "stand alone" kan werken~ b) gekoppeld kan verken; c) centraal bestuurd kan verken. De re~elaar moet uitgPrust worden met een noodregeling ,die, by een eventuele storing, het regelproces kan overnemen. Indien mogelyk moet het software-pakket uitgebreid worden voor het byhouden van statistische geyevens omtrent de verkeersatwikkeling. De elektronica ten behoeve van detektorscanning , lichtensturing en , eventueel, communicatie dient ook ontworpen te wor-den.
Verkeersdetektie. Fasediagram .. Hid.attyd. ~fhankelykheidsmatrix.
Sta rtma tri x. strydigheidsmatrix. Verkeersafhankelyke regelautomaat. Starre regelautomaat. Vari~bele standen. Koppeling. Koppel-signalen. Micro-processor.
5
Wanneer het plaatsen van verkeersb~rden (voorrangsborden,stopborden) op een kruispunt ontoP-reikend blykt te zyn ten aanzien van de verkeersveiligheid,en;of de verkeersarwikkeling niet optimaal blykt te funktioneren,z3l men in het algemeen over willen gaan tot een tydsafhankelyke verkeersregeling. Tydsafhankelyk regelen betekent d3n dat men de ruimte op een kruispunt beurtelings voor de vetschillende aanvoerwe~en beschikbaar stelt. Op onderlinge tydsintervallen wordt het verkeer uit bepaalde richtingen dan gedwongen te stoppen , en andere richtingen wordt gelegenheid gegeven te ryden. We kllnnen verschillende retJelmcthoden onderscheiden,waarby een eerste globale splitsing is: A)REGELING DOOR HANDBRDIENING. Hieronder verstaan we zowel de regeling met hand-,en ar~Je haren ,alsook die waarby de politieambtenaar een bestaande {eventueel verplaatsbare) lichteninstallatie met de hand bedient. B)REGELING MET VOLAUTOMATISCHE APPARATUUR. Alle verkeersregelingen welke in principe zonder direkte tussenkomst van de mens het verkeer op een kruispunt kunnen regelen , vallen hieronder. In de loop der tyd zyn steeds meer eisen gesteld aan zulke veckecrsreJelinst~llaties, waardoor een zeer groot scala van regelautomaten is ~ntwikkeld. ~e onderscheiden daarby : ·starre verkeersregelinJ. flexibele verkeersre~eli ng. 3) gecoordineerde verkeers['egeling. 14) centrale verkeers.t:egeli ng. 5) centrale verkeersregeling Met gedecentraliseerde intelli']entie. 1)
2)
6
By een starre verkeersregelinstallatie hebben ve in principe een volledig vaste afwikkeling van een bepaald programma. Elke verkeersstroom heeft vaste groen-,geel- en roodtyden. Ook de volgorde van de groenfasen van de verschillende verkeersstromen ligt vast , hetJ~en een vaste cyclustyd inpliceert. Een starre verkeersregeling wordt meestal toegepast in die gevallen waarin de intensiteit van het verkeer laag is , of de intensiteit gedurende een langere periode konstant is. In het algemeen zyn hierby 4 peri~den te onderscheiden : a)ochtendspits periode b)avondspits periode c)dag periode d)avond-nacht periode. Voor elk van deze periodes kan een vast regelprogramma gema~kt worden. Doormiddel van een inyebouwde klok zal dan uit de programma's gekozen worden (tydsafh!nkelyke starre regeling). Ook kan aan de hand van trendbepaling een verkeersafhankelyke programmakeuze gedaan worden.
In tegenstelling tot de starre installaties hebben de lichtstan1en van een flexibele installatie een variabele tydsduur. Inherent hieraan is een varierende cyclustyd. Afhankelyk van de v~rkeersbelasting, welke bepaald wordt door verkeersdetektoren, regelt de automaat de noodzakelyke groenduur voor een verkeersstroom. Ook is het mogelyk dat de fasevolJorde een (kleine) verandering ondergaat (~roen op aanvraag). By de flexibele installaties kan onderscheid gemaakt worden tussen de voertuigafhankelyke en de verkeersafhankelylte re<Jeling. Zie de schets in figuur 1.
Wanneer een aantal kruispunten zich op niet al te grote afstinden van elkaar bevinden bestaat de mogelykheid om de afzonderlyke kruispuntregelinJen te koppelen, eventueel m.b.v.een sturende regelautomaat. De m:">p~lykheid tot " groene golven" is hiermee aanwezig. Zie :le schets in fiJuur 2.
Hierby wordt een kompleet nt~twerk van krnispunten door- een centrale Jere~elrl. Continu moet ddn inform~tiP ova[' de verkee1safwiltkelinq aanwezig zyn (byvoorbeeld via detüktor-en). Hy een der-,Jelyke re•Jelin(J L:; de inzet van een computer nood-
7 zakelyk. Fventueel kan via T.V. de afwikkeliny bewaakt wo~den , waarby indien nodig met de hand ingegrepen kan worden. De cantrale computer kan hierl•y,uitgaande van momentane metin~en, kiezen uit een aantal vooraf vastgestelde regelprogramma•s. Een van de zwakke punten van een dergelyke regeling is de kwetsbaarheid in geval de centrale "down" gaat. Een ander facet is het nog te beperkt zyn van de huidige computers om on-line,voor een groot aantal kruispunten te optimaliseren in een korte tyd. Bovendien zou by een dergelyke opzet Jekwalificeerd personeel nodig zyn. Zie de schets in fi3uur 3. 2L-~~D1~~1~-!~~!~~!2!~g~1!n~-!~l-S~~g~~n!!!1!§~g~~~ in!g11!g~n!!g~
Door op elk kruispunt een met de centrale gekoppelde regelautomaat te plaatsen , worden de nadelen van het voorgaande punt grotendeels opgeheven, terwyl bovendien meer moJelykheden aanwezig zyn. Indien de centrale "down" gaat , kan de regelautomaat op een noodregeling overschakelen, welke eventueel flexibel zou kunnen zyn. Deze opzet houdt ook in dat de centrale in hoofdzaak ~e bruikt gaat worden voor onderlinge koppeling van de kruispunten, en voor optimalisdtie van het totale systeem. Zie 1e schets in figuur 4.
A
Voor het verkeersafhankelyk regelen van het verkeer wordt gebruik gemaakt van gegevens , welke de momentane toestand, of een zekere trend , weergeven. Daarby is een onderscheid te maken tussen een direkt en een indirekt inwerkende terugkoppeling. By de indirekt inwerkende terugkoppeling {dat wil zeggen met tussenkomst van de mens) wordt ve~lal gebruik Jemaakt van T.V. camera's, waarby dan in een centrale het verkeers~ebeuren gevolgi kan worden en eventueel inJrypen mogelyk is. Ry de direkte terugkoppeling wardt gebruik gemaakt van detektoren die , geplaatst op, onder, boven of naast het wegd~k, verkeer kunnen detekteren. Teuenwo3rdig heeft men de keuze uit verschillende typen detektoren zoals kwikkontakt-detaktoren (voornamelyk voor tellingen), optisChe detektoren, radardetektoren (ook voor snelheidsmetingen), infrarood-detektoren, ultrasonore-detektoren en induktieve lus-detektoren. Het laatste type wordt nu vry algemeen gebruikt. In het wegdek is ean lusvormige draad aangebracht. Wanneer een auto boven deze lus verschynt , verandert de magnetische induktie in de lus , hetgeen via een verwerkingseenheid resulteert in een elektrische puls of niveauverandering. Van de vele voordelen die ie lus-detaktoren kenmerken wordt genoemd IJoge kwaliteit en lange levensduur. Eenmalige instelproceduru. Geen onderhoud. Temperatuurafhankelykheid van -40 tot +100 (celcius). Puls-(aankomst-) en presantieuitgang. Uit het laatste punt blykt al dat de lus-detektor voor vele doeleinden bruikbaar is. Ren JOed voorbeeld daarvan geeft de schets in fi~uur 5. By de gerealiseerde verkeersregelingen (volgende hoofdstukken) is alleen gebruik gemaakt van de pulsuityanJ van de detektor. In hoofdstuk A zal echter nog eens teruggekomen worden op de lus-detektor , met een betere gebruikmaking van de mogelykheden.
De verkeersregelinstallaties, zoals besproken in de inleiding, worden nog steeds gerealiseerd met complexe hardware schakelingen. Slechts by de centrale verkeersregeling maakt men soms ~ebruiK van een computer (als centrale). Het genereren van een afwikkeling volgens een bepaald fasediagram komt by de hardware gerealiseerde installatie neer op het solderen van verbindingen of het steken van een stekermatrix. D~ tyden voor de verschillende fasen van de stromen worden bepaald door de instelling van pot-meters of tydstellers. Aan de hardware-realisatie zyn, mede door zyn starre complexheid, een aantal nadelen verbonden: 1) Uitbreiding van de mogelykheden betekent het uitbreiden van de complexe hardware. Indien by een automaat ~een rekening is gehouden met een eventuele uitbreiding, zal ook de bestaande hardware gewyzigd moeten worden.
2) Het realiseren van een andere afwikkeling betekent dat ter plaatse gesoldeerd moet worden, of dat de matrices opnieuw gestoken moeten worden en;of de pot-meters een andere stand moeten krygen. 3) By een defekt dienen testmetingen te worden verricht. Indien de automaat niet bestaat uit verwisselbare units dient ter plaatse gerepareerd te woroen. Het genereren van een afwikkeling volgens een bepaald fasediagram is in feite het testen van logische functies b.v. Testen op mi~imum groentyd: dit is het !~rgglr~gn van een getal, byv.lopende groentyd, met een ander getal,minimaal geeiste groentyd. Testzn op maximum groentyd; dit is het !~~g~lï~~~ van een getal, byv.lopende groentyd, met e3n ander getal, maximaal toegestlne groentyd. Bapall~e
Jeeltyd realiseren; dit is het !!~3!1I~!ll van een getal byv.lopende geeltyd, met een ander getal, gewenste geeltyd.
Groenfase verlen~cn; als aan hepaalde voorwaarde vold~an is, dan ~2ll~2i!QBgl~_YE~2ll1 (IF ••• T!iEN DO; IF THEN GO TO;). Test op mee mogen lopen met an~erc stromen; als aan bepaalde voldaan is ,dan f2ll~i!!Qng!~_§E~Qlli·
voor~aarde
Binnenhalen van
detektorge~evens;
dit is
!ll!Q~!
by een
Lichten aansturen; dit is Yii!Qgt by een computer.
comput~r.
10
Ververken van gegevens:
~~!~!g~!ng
by een computer.
Uit deze opsomming blykt dat regeling van het verkeer zeer goed door een computer kan geschieden. Vooralsnog is het echtec nog niet mogelyk gebleken om op een kruispunt het verkeer door een aldaar geplaatste computer te laten regelen (grote kosten, strenge omgevingseisen). Dankzy een nieuwe technologische ontwikkeling {op LSI, "os e.d.) waaruit micro-procesoren voortvloeien, is het nu mogelyk een special purpose controller op te zetten, die alle systemen zoals besproken in de inleiding realiseert en wel m.b.v.een enkel standaardconcept. Deze controller, die de uitgebreide complexe apparatuur kan vervangen, bestaat uit enkele LSI-bouwstenen en een aantal software-routines. F.lk 1ktietydstip (byv.1 sec) worden de relevante functies voor alle stromen onderzocht, waarna de processor moet wachten op een interrupt-signaal • Hierna kan de nieuw bepaalde toestand via de lichten uit~evoerd worden, en de volgende toastani kan weer bepaald gaan worden (zie figuur 6). De by de realisatie gebruikte micro-processor is de I-BOOS. De hiermee opgebouwde micro-computer heeft o.a.de volgende karakteristieken: 1) 48 verschillende instrnk t ü~s; logische, 1 ri thme tische, call, jump,input,output. 2) 7 1eneral purpose registers. 3) 16k byte geheugencapaciteit (PROM en RAM) 4) interrupt mogelykheid 5) D. M. A. mogel ykheid 6) 12,5 microseconde instructiecyclus De hieruit ontstane pro~esregelaar genereert de gewenste uitgangssignalen {lichtenaansturing) aan de hand van vaste, varilbele en inputgegevens (geometrie afhankelyke gegevens, tyden, detektorinpulsen) zoals geschetst in figuur 7. De procesregelaar is ~ebouwd aan de hand van een enkel controller-cQncept, dat bruikbaar is in zowel afzonderlyke als gekoppelde als centraal gestuurde regelsystemen. Uitbreiding naar hoven is mogelyk door een communicatieverbinding aan te brengen. Uitbreiding van bet aantal siJnaalJroepen kan gebeuren enkel door het toevoegen van lichtaansturingskaarten. Ten aanzien van de nadelen zoals die by de hardware realisatie naar voren kwamen, kan by de realisatie met een microprocessor het volJende worden opgemerkt: 1) Uitbreirling van de mogelykheden (byvoorbeeld voorang voor openbaar vervoer na een aanvrdag} betekent in de meeste gevallen eenvoudig het uitbreiden van het software-pakket. 2) Het redliseren van et~n ander:e afwik:k:elin,J, byv.r-elJ''lprincipe of tyden, houdt niet~ anders in dan het veranderen van gegevens in het geheugen.
3) n y (~en de f e k t v e r v J. n 'Jen den c d at u n i v ers Ph~ s c h a k. e 1 i n J gebruikt is, of eventueel kunnen e~n aantal testroutines, op ges 1 ei :1 en i n h ·~ t 'J l~ he u '.Jen , wn r d ~~u a <1 n <Je r o" l'en ten,., i n de (h~ fout
11
te localiseren (zie figuur 8). Voor de verkeersregelin~ zyn voor b3vengenoemde micro-computer twee algemeen toepasbare regelalgorithmen geschreven, terwyl tevens een noodregeling en een "knipper geel programma", beide in PROM,zyn gerealiseerd. De twee ,verkeersafhankelyke, regelalgorithmen zyn gebaseerd op de regelfilosofie zoals die nu , met complexe apparatuur, in de praktyk gebruikt worden: 1)
2)
Serie-regeling P!rallel-regeling
De twee regelingen zyn gerealiseerd voor maximaal 32 verschillende stromen, waarby de serieregeling ca. 2~00 bytes (woorden van B bit) geheugenruimte vraagt, te splitsen in : 10 22 10 22
bytes algemene vaste gegevens. bytes ~lgemene variabele gegevens. bytes vaste gegevens per stroom. bytes variabele gegevens per stroom.
De paralle lr egel.i ny heeft ca. 1700 bytes geheugen ruim te nodig, en wel te verdelen alsvolgt 11 bytes vaste gegevens per stroom. 3 bytes variabele gegevens per stroom. Ca. 150 bytes algemene vaste gegevens. Ca. 150 bytes algemene vaste gegevens.
De tyd welke beide regelingen nodig hebben voor het bepalen van de v3lgende toestand van een stroom is voor beide ongeveer gelyk: 5 msec voor het bepalen van de nieuwe toestand van een stroom. Dit houdt in dat 1 micro-computer, by een aktieinterv~l tyd van 1 sec, in principe dus 200 verkeersstromen (signaalgroepen) kan regelen. Dit betekent echter dat weer overJegaan wordt op een centrale regeling. Wordt uitgegaan van een gemiddelde van 20 stromen per kruispunt , dan betekent dit (tat daarvoor 100 milliseconde nodig is. De resterende tyd kan dan byvoorbeeld gebruikt word2n om tellingen te verrichten , trend te bepalen , optimale groentyden te berekenen enz. {zie fi9uur 9). Het inlezen van nieuwe 9eJevens kan ter plaatse geschieden ( hyv.door het vewissolen van PROM's), ma;.1r ook door een op dit moment in ontwerp zynd communicatie-systeem. Het wordt dan mo1elyk om vanuit een centrale elke kruispuntregeling een gewenste afwikkelin~ op te dringen.
12 !lQQfQf!IYK_~
ng~ELf!~Q2Qfi~-Y~~-Q~-2~~I~~g~g~I!~
Het principe van een serieregelin~ is dat de ene verkeersstroom na afloop van zyn ~roenfase een andere verkeersstroom de opdracht geeft met zyn Jroenfasa te beginnen. (startcommand)). Beschouw als voorbeeld de str~men 1 en 2 zoals geschetst in figuur 10 , waarby stroom 1 een startcommando geeft aan stroom 2 .. Het is duidelyk dat niet onmiddellyk stroom 2 kan beginnen daar eerst een zekere ontruiminJstyd (veiligheidsmargo), welke onder meer afhankelyk is van de kruispuntgeometrie, zal moeten verstryken. In het geheugen van de microcomputer zullen we voor het starten in het algemeen de volgende gegevens van een stroom moeten vermelden: De stromen die door 'n stroom gestart worden (starttabel); De veiligheidsmarge die voor de te starten stroom moet worden aangehouden. De g~realiseerde serie-reJeling heeft buiten de met het starten 9erealiseerde starre regeling de volgende •ogelykheden : A) B) C) D)
verlen•:1en mee verlengen meeverlengen en golven groen op aanvraay
Wanneer de intensiteit fluctuaties vertoont zal de regeling ~odanig aangepast moeten worden dat toch een optimale veilige doorstroming wordt verkregen. De stromen welke op een bepaald mom~nt een groot verkeersaanbod te zien geven, moeten dan een langere groenfase dan normaal toegekend krygen. Met behulp van een lus-detektor worden metingen verricht. Deze lusdetektoren geven indi~n een auto passeert een kortstondige puls df, die aan de microcomputer wordt toeyevoetd. Door nu de tyd tussen twee pulsen te meten(intervaltyd,hiaattytl) wordt een zekere indikatiP vc>:>r de drukte op een bepaalde· toev:>erweiJ verkregen. Door aan deze interv'lltyd of hiaattyd een maximumwaarde toe te kunnnn , kan tot een toejestane tyd verlengd worden. Blykt op t~en tn~paald rnomt~nt d(~ maxim,lal toe<Je.stant~ hiaattyd overschreden te worden , dan z,l) jeen verlcngin'J meer worden toegekend en het verkeerslicht zal op geel sprinJen. Ook progressie-verlenJiDJ is mogelyk, dat wil zegJen dat hoe langar de verlenginy duurt hoP kleiner de maximdal toPgestane hia'\ttyd wordt, m.a.w. hoe stn~n,Jer de eis voor verlenJinJ w:::n.:1t. Uiteraard zal aan de totale groentyd een maximum moet~n wnr-
13
den verbonden. In figuur 11 zyn een aantal mogelyke afwikkelingen geschetst. Voor verlenging van een verkeersstroom moeten de volgende gegevens in het geheugen worden opgeslagen: ~inimale groentyd (=vastgroen) "aximale groentyd; Maximaal toegestane hiaattyd; Progressie-eisen voor de maximale hiaattyd.
Beschouw figuur 12 met de stromen A,B,C en D waarby tengevol~e van het grote verkeersaanbod aan stroom A verlenging wordt toegekend. Stroom B zal dan toch groen mogen blyven daar stroom C en D niet kunnen beginnen omdat A nog groen is. Het gevolg is dit B meeverlenging krygt van A (B is afhankelyk van A ) en tegelyk met A op geel springt. Voor meeverlenging van een bepaalde verkeersstroom X moet in het geheugen worden vermeld van welke andere stromen stroom X afhankelyk is { dus met wie hy mee kan lopen) •
Op een kruispunt kan het voorkomen dat stromen weliswaar samen mogen lopen (afhankelyk van elkaar zyn ) ,maar dat de ene stroom toch enkele seconden later ~p moet houden dan de andere. Er m~et dan rekening gehouden worden ~et bepaalde toevoertyden , waardoor een "golfeffektu ;,p een kruispunt ontstaat. Dit golfeffekt is zeker dan noodzakelyk wanneer ter plaatse slechts een beperkte opstelruimte beschikbaar is. Figuur 13 Jeeft een mogelyke afwikkeling by het daar Jeschetste kruispunt. Voor de realisering van dit golfeffekt voor een bepaalde stroom moeten we in het geheu~en behalve de afhankelykheid ook opgeven hoelang het golfgroen interval moet worden volgehouden.
Soms komt het voor dat een bepdalde verkeersstroom zo weinig verkeer v,>e~rt, ~at het l'ÎJenl yk zonde van de tyct is om hem Jedurende elke cyclus groen te JRVen. Daarom is een faciliteit ingebouwd waardoor aan een bPpa~lde verkeersstroom slechts groen wordt toegekend ~ls dit werkelyk noodzakclyk is (op aanvraaJ). Een aanvraag kan worden ingediend zowel door een drukknop (voet]angcrs) als ook door aanwezigheil tu datektaren met behulp van een lusdetektor. Een eenvoudig voorbeeld Jeeft figuur 1q, waarby de aauvraJende stroom D byvoorbeeld een fabrieksuitgan~ zou kunnen zyn.
14
VoorJaande mogelykheden zyn ideaal voor regeling van het verkeer op een " stand-alone 11 kruispunt. Willen we echter de regelinJ gebruiken voor een heel netwerk van kruispunten met op elk kruispunt een microcomputer met regel~lgorithme en bybehorende gegevens, ontsta~n ur m~eilykheden • Stel dat de afwikkelingen op twee dicht by elkaar gele3en kruispunten op een gegeven moment synchroon lopen (groene golf). Dan zullen wanneer een verkeerssttoom verlenying Kry]t de regelinJen uit fase gaan lopen. Wordt echter de cyclustyd en de tydstippen waarop het vastgroen begint vastgenomen, dan is er voor en na dit vastgroen nog een zekere regelmoJelykheid verkregen (zie figuur 15). De verdeling tussen VERLENGGROEN voor de ene stroom(b.v A) en VOORSTARTGROEN (voor de andere stroom B) wordt zowel gedaan aan de hand van momentane verkeersdetekties ,alsook door een zakere verw~chting, aan de hand van voriJe cycli, uit te spreken ten aanzien van de eventuele grootte van-het VOORSTARTGROENinterval voor de te starten stroom u. Bovendien is het mo~elyk om op het moment d~t stroom A op groen over~aat een signaal te zenden naar kruispunt 2, waardoor de maximumqroentyd van D en E wordt aangep~st en zodoende stroom c een vaste tyd later wordt ge~tart waardoor e~n "groene golf" effekt wordt verkre~en (zie ook hoofdstuk 6).
15
Uit het voorgaande bleek dat een stroom in diverse verschillende toestanden kan verkeren. Deze toestanden worden by de afwikkeling van bet micro-computer pr~gramma steeds doo~ bepaalde "stat uscodes" onthouden. Aan de hand van het voorgaande kunnen dan de volqende statuscodes onderscheiden worden : (zie ook figuur 16) passief rood over3angs rood voorstart groen vast]roen verlengdgroen meeverlenJJroen golfgroen geel
roodinterval waarby de stroom wacht op een startcommando van een andere stroom roodinterval om.een zekere ontruimingstyd te verkrygen (vast ingesteld) groen,voor de start van het vastgroen, alleen gebruikt by regeling in een netwerk groen ,met een vast ingestelde tydsduur groen, toegekend op basis van deteKtieinforma tie groen, toegekend op bas~s van het aanwezig zyn van een niet-conflicterende groenfase groen, wangeer een (klein) golfeffect m~et worden Jecrceerd geel, met een vast ingestelde tydsduur.
Een stroom zal nu de statuscodes doorlopen. Of en wanneer hy al d~n niet een andere status(code) aan zal nemen is afhankelyk van een aantal booleaanse funkties die in b2t algorithme op de waarde 11 true" of "falseu worden 9ctest. De te testen funkties banJen af van de momentane toestand (status) van de verkeersstr-oom. Beschouw als voorbeeld dat een stroom X zich in het vastgr-oeninterval bevindt (status = vastrJ~ocn). Er zal dan een keuze gemaakt worden uit de volgende mogelykheden: A: A: C: D: E:
Pad = "tr:ue". verlenJdgroen; als geldt : Fab = "true". meeverlenggroen; als geldt : Fac = "true". golfgroen; als yeldt : Pad = "true". geel; als Jeldt : Fae = "true".
de status verandert niet; als geldt :
de status wordt de status·wordt de status wordt de status wordt
is dit in fi9uur 11 weergegeven. Het voorbeeld is uitgewerkt voAr een stroom , waarby ten hAhoeve van de duidelykheid rle indices ("i") zyn wegg•~laten. Sche~atisch
Hierna zullen de booleaanse funkties van het voorbeel(1 nader gespecificeerd worden. We Jebruiken daarby de vol~ende afK~rtinqen : ~nt = lopende groentyd mint = vaste minimumjroentyd (va;;t;roPII} maxt = vaste maximumJroentyd hiaatt = ty(l tussen het pas:>(~ren va.11 tweP ,u!lo's Jrhiaatt = maximale hiaattyd voor verlenying ~olft = lopende tyd ~eduronde het ~olfgrocnint~rv~l 'j I:<J 0
lf t
= mrUd md lf> J 0 1 f t y d
x afh.v.y= stroom x mag eventueel meelopen X-status= status(code) van stroom x.
m~t
y.
16
Verdar worden de volgende logische 3peraties gebruikt : C:>njunctie : a&b Disjunctie atb
= "true" = "t~ue"
als a en b beide "true" zyn als a of b of beide "true" zyn
A} W~nneer de minimale groentyd nog niet is bereikt, blyft de statuscode gehandhaafd (va~tg~oen). In formulevorm :
Faa
=
(gnt~mint)
Als de minimale groentyd verstLeken is en de gemeten hiaattyd kleiner blykt te zyn dan de op dat moment geldende maximaal toegestane hiaattyd, wordt verlenging toegekend (mits de m~ximale groentyd niet wordt ~verschreden}. In f:>rmulevorm : B)
Fab
=
(gnt>mint)&(gnt<maxt)~(hiaatt$g~hiaatt)
Winneer de verkeersstroom zelf geen verlenging (meer) krygt maar wel mee mag lopPn met een andere stroom , vord t overgegaan naar het meeverlenJgroeninterval. In f~rmulevorm : C)
Fa c
= ( g n t >mint) & ( g n t <ma x t) 0 p, i a at t > y r h i a at t) &
(x afh. v.y)
& (
(y-statust•plfgn) 1 (y-statusiiJeel))
Als geen verlenginJ en/of meeverlenging (meer) wordt toegekend, is het mogelyk dat de status overgaat in golfgroen. Daartoe moet in het yeheu·Jf~n een "grensgol ftyd" (on ge ly k û) gespecificeerd zyn. In formulevo~m : D)
Fad
= (gnt>mint}& (•Jnt<maxt)& (hiarttt>grhiaatt) r, ( ((x rlfh.v.y) &( (y-status=r;olfgn) 1 (y-status=geel))) J(x onafh.v.y)) &
(•Jrgolft>O)
E) Het ldatstc gevdl treedt op wanneer geen vecl(~nt_Jin; , meeverleng iny en;of golfJroen (met-~r) wordt toegekend , of wannRer ~e maximale grocntyd bereikt is. Dit betekent dan het einde van het <JI:oeninterval en do status van de verkeP~sstroom gilat ovPr op geel. In f::n·mu h~vor·m :
Fa e
= ( ('J n t >mi n t ) f, ( <J n t ~ ma x t ) )
17
1 ((gnt>mint)&(~nt<maxt)r.(hiaatt>grhiaatt) &(
((x afb. v. y)
& (
{y-status=!Jr>lfgn) 1 (y-status=geel)))
I (x onafh. v. y))
r. ( ( (grJolft>O) r, (golft>gr,Jolft)) I (yrgolft=O))) Het blykt dus dat we vanuit een bepaalde toestand naar verschillende andere toestanden gegaan kan worden. afhankelyk van het "true" of "false" zyn van booleaanse funkties. Het is ook mogelyk om via verschillende toestanden in een bepaalde toPstand terecht te komen. Zo kan van a (vastgroen) naar d (golfgroen) gegaan worden als Pad = "true". Het is echter ook mogelyk dat een verkeersstroom eerst verlenging krygt (Fab = "true" ) en dan na enige tyd overgaat naar het golfgroeninterval. Voor de overgang van b (verlenggroen) naar d (golfgroen) moet dan gelden : Fbd = "tr~e".waarby dan voor Fbd te schryven is : Fbd = (gnt<maxt) & ( ((x
I
(x
& (hiailtt>Cjrhiaatt)
afh. v. y) & ( (y-status=g.:>lfgn) 1 (y-status=geel))) onafh.v.y))
& (grgolft>O)
Er blykt dat Fbd nagenoeg identiek is aan Fad , slechts "(gnt>mint)" ontbreekt. Dit is niet zo verwonderlyk daar er voor een overgang naar d dezelfde funkties bekeken moeten worden , terwyl "(gnt>mint)" niet meer nodig is. Voor een stroom die zich in het verlen~yroeninterval bevindt moet immers in de eerste plaats gelden dat zyn minimumtyd verstreken is. Het zal duidelyk zyn dat, op deze manier doorgaande, de te beschouwen funkties steeds eenvoudiger worden. Zo zal byvoorbeeld voor Fde (overgang van golfgroen naar geel) gelden : Fde = (gnt>maxt) 1 ( (gnt<maxt) & (golft>grgolft)) In deze trant nu is het reJelalg~rithme opgebouwd : elke toestand heeft een aantal booleaanse funkties in zich, die op elk. 1ktietydstip op lwt 11 true" of "false 11 zyn worden •Jetest. By het testen van de ~iverse funkties wordt steeds een aantal vaste (byvoorb(!eld lJf'O!'fletrieafhank.elyke) en lopende (tyrtsafhankelyke) ge•Jevens •Jt~bruik.t. fiovendien wordt, indir>n nodig, yebruik ~omaakt van inqanJSVariabelen (byvoorbceld detoktorsignalen). Deze gegevens moeten op elk moment beschikbaar zyn eu w:Jrtlen OP!J'~sla':Jen in hot <j\~beu(jeiJ van de microcomputer. !Jet ;eheu,;en van de microcomputer~ lc'ln nu éllsvol:Jt in]Gdeeld woeden : (zie ook hoofdstuk Y) 1) PllOM : a) regelal]orith'lle b ) best u r i n J s rou t i n es ( 1 i c h t en st 11 r in ·j ) c) scanroutines (detektor- 0n li::htenscd.nninJ) 2) f!I\M d) alrjernene '](~<jeven~; (
18
b) speciale gegevens (tyden; afhankelykheids-, strydigheids- en starttabellen). De niet varidbele gegevens kunnen eventueel ook opgeslagen worden in het PROM.
19
De verschillende lichtbeelden van een verkeersstroom worden by de parallelregeling niet vastgelegd door minimum- en maximumtyden , startcommmando•s etc.,z~als by de serieregeling het geval was. De relatie tussen de stromen onderling ligt by de parallelregeling ,in tegenstelling tot by de ~erieregeling, volk:>men vast. Voor het afwikkelen van het programma (in zyn eenvoudigste vorm) z y n nu per ver keersstroom slechts 1 gegevens nodi :.J : Het "<Jroenbegintydstip 11 Het "geelhegintydstip" Het "roodbegintydstip"
=
het tydstip waarop de (_Jroenfase begint (GRBGT). = het tydstip waarop de geelf:tse begint (GLBGT) • het tydstip waat·op de roodf1.se = begint (RDBGT).
Deze tydstippen nu worden op elk dktietydstip vergeleken met een lopende tydvariabele, waardo~r gedurende een cyclus de rood- , geel- en groenfasen te bepalen zyn (zie figuur 18). Voor het bepalen van de nieuwe toestand moet rekening gebouden ~orden met drie mogelyke manieren waarop de fasen ten opzichte van de cyclustyd lig~en. Uit figuur 19 blykt dat voor de drie gevallen geldt : Geval 1 : GRBGTGLBGT;GRUGT>RDBGT; Geval 2 Geval 3 : GRBGTRDBGT: Door het uitvoeren van twee tPsts : HGRBGT > GLBGT ? 11 en "Gnnr,T > RDBGT ? 11 -. is lJepuald m.et welke van de drie (Jevallen te rekenen is. Daarna zyn nog drie tests nodig om de nieuwe toestand van een stro::>m te bepalen : (C = lopende tyd variabele) "C < GRFGT ? 11 en "C < GLBGT ?" en "C < RDRGT ?" Deze (in totaal) 5 tests worden voor elke stroom op elk aktietydstip opnieuw verricht, waa~door een nieuwe toestand wordt bepauld. Voor de schets in figuur 1R zotJden dan de vol•Jende tyllstippen dienen te worden opgegeven
"qroente•Jintydstip" -= 7 •_Jee 1 beyint yd stip 11 = 2Y "roodbejintydstip" = 37 "cyclustyd 11 11
Door der:<Jelyke gejevens vooL .dl~~ (byvoorbeplj 32) stromf'!n in het yeheu~en op te slaan is een erg eenvoudi9e starre regeliny ontstaan, welke te verJelyKen is mat de nu nOJ Je-
20 brui~elyke realisatie met schakelwalsen. Hierby kunnen de Kontakten op de wals vervan~en gedacht worden door de opgeslagen tydstippen in het geheuyen. ~cht2r , zoals uit de inleiding al bleek , is een volkomen starre regeling slechts bru~kbaaL in een beperkt aantal gevallan. Uitbreiding van de mogelykheden is derhalve noodzakei y k.
!~!i~~glg_§1~nQ~n-!22f_ggn_!!Yi§EYn1~
Beschouw als voorbeeld het kruisp~nt en de realisatie V5n het stromendiagram in fi~uur 20. In de eerste plaats kan van de volkomen starre regeling een tydsafhankelyke gemaakt worden. Dit betekent het inbouwen van een voorziening voor het opvangen van fluctuaties met lage frekwentles (zoals de ochtend- en avondspits). De werkwyze is nu zo dat byvoorbeeld op d~ tydstippen 10 en 30 (fig.20) een variabele stand ingelast wordt. Wanneer de lopende tydvariabele jelyk is geworden aan 10, zal niet naar het volgende aktietydstip worden overge]aan voordat een bepaalde tussentyd is verstreken. Deze wachttyd staat in het geheugen en kan afhankelyk van uur, dag of week door byvoorbeeld schakelklokken of via een verkeersafhankelyke programmaselektie veranderd worden. zo kunnen dus afhankelyk van de te verwachten drukte bepaalde wachtstanden worden ingebouwd (vergelyk dit met het stilzetten van de schakelwals) •
By een keten van kruispunten moeten de variabele standen zeer goe~ op elkaar afgestemd zyn, terwyl de afzonderlyke re~elinJen synchroon di~nen te lopen. Beschouw de twee kruispunten in fiJuur 21 met een aanJenomen ryty~ van 1 haar 2 en OmJekeerd van 22 seconden. Er treedt een "groene golfeffekt" 3p in twee richtingen tussen A,B ~~n F,B. voor het invoeren van de variabele standen zouden ~an voor kruispunt 1 de tydstippen 18 en 18, en voor kruispunt 2 1b en 40 J?nomen kunnen worden. Met dien verstande dat de som der tyden , doorgebracht in de variabele standen, voor heide kruispuntregelingen gelyk is. Vool:' llet behouden van het 'JCO<~ne JDlfeffekt moet dan noJ ~~1den dat de wachttyd voot kruispunt 1 op t=18 Jelyk is aan die van kruispttnt 2 op t=40. Door de invoering van dP varidbele 5tanden is nu een koppeling van twee tydsafhankclyke reJelinJen verkreg~n, waarby de afzonderlyke regelingen geheel zelfstandig werken. Het Zdl duidelyk zyn rlat deze vorm van tr;oppelinJ stn!nye eisen stelt aan het synchroe>n (blyven) Jopen van de automaten. Derhalve is het gewenst om de afzonderlyke automaten toch min of meer "hard" met elkaar te koppel€~n.
21 ~Q~Eg!=§igE~!~n_!QQ!_&!Yl2EYlli!ggg!!nggn.
Omdat de (fiktieve) koppeling zoals in het voorgaande besproken werd nogal wat moeilykheden opleverd, wordt voorlopig een koppel-automaat ingev~erd, welke de re~elaars zal gaan coordineren. · Deze koppel-automaat zendt op zekere tydstippen signalen uit, welke door de automaten op de kruispunten ontvan~en worden. (zie figuur 22). Wanneer de processor zich op een gegeven moment in een vachttoestand bevindt , zal hy pas ~vergaan naar het volgende aktietydstip als er een signaal (K-signaal genaamd) binnenkomt of gekomen is,mits de vo~r de variabele stand geldende maxi1umtyd niet overschreden is. By elke variabele stand kunnen we ons dan een bybehorend K-signaal denken. In het voorbeeld van figuur 21 geldt dan : Kruispunt 1 Kruispunt 2
op op op op
t=18 t=J8 t=16 t=40
.. K1 K2
.
K2 K1
Het binnenkomen van een K-signaal wordt door de regelaar onthouden. Dit K-signaal blyft aktief totdat de bybehorende variabele stand is bereikt. Het K-signaal wordt dan nog gewaardeerd en daarna gereset. Wanneer de lopende tydvariabele op een variabele stand aankomt , en er is al een K-signaal aanwezig ,dan wordt ~irekt over~egaan naar het volgende ~ktietydstip. Door deze verkwyze zullen de regelingen , ook al lopen zy op een gegeven moment asynchroon (byvoorbeeld voordat de koppelautomaat wordt in9eschakeld) , door de K-signalen synchroon worden getrokken. Immers de koppel-dutornaat zendt met "vaste" tydsintervallen zyn signalen uit, en trekt zich in feite niets aan van de regelingen op het kruispunt. wanneer een kruispuntautomaat een K-signaal ontvangt , zal zo snel mogelyk naar de hy het K-signaal behorende variabele stand gelopen worden. Dit betekent dan ddt de nog te doorlopen variabele standen overgeslagen worden. Fiyuur 23 geeft een voorbeeld van de door de koppel-automaat uit te zenden signalen. Met behulp van figuur 21 zyn ook de op deze manier verkreJen wachtstanden geschetst. Uit deze schetsen blykt derhalve dat de cyclustyd van de koppelauto-maat t.o.v. de kruispuntregelin~en in feit~ de medebepalende faktor is voor de wachttyden (naast de tydstippen van de K-si~nalen). Deze filosofie kan verder worden uitJebreid door de koordinator t~ voeden met detektorgeJeVen~ van de kruispunten, om zo een =entr~le verkeersregelin~ met Jadecentraliseerde intelli,Jentie op to bouwen (zh~ fiJUUr 24). liet nadeel van deze methode is dat er omslaebt ig •Jewerkt wordt. Immers er is een extra automaat noodzakelyk die dient om uit detektor!Je•Jevens K-sign.llen te ·Jenerer·en.
22
In tegenstelling tot het voor~aande , waar een automaat gebruikt werd om de koppel-(K-) signalen te realiseren, wordt daarvoor nu de regelautomaat op het kruispunt gebruikt. Beschouw als voorbeeld figuur 2~ , vaarby een koppeling geldt voor de stromen A,E en F,B. Op kruispunt 1 is een variabele stand op t~2o en op kruispunt 2 op t=2 ingelast. Wanneer de lopende tydvariabele van kruispunt 1 op t=20 aankomt wordt de verkaarsintensiteit van de stromen A en(of B bekeken. Dit gebeurt op dezelfde wyze als by de serieregeling het JeVal was : het vergelyken van de gemeten hiaattyd met een bepaalde yrenswaarrle. Als nu voor stroom A ~eldt : "hiaattyd < grenshiaattyd" dan zal de processor (tot een bepa~lde maximumtyd) in deze (wacht) stand blyven staan. Zodra de hiaattyd groter wordt dan de ~rP.n5hiaattyd , of als de maximale wachttyd wo~dt overschreden, zal overge]aan worden naar_ het volgende aktietydstip. Tevens wordt dan een aftelroutine gestart , die Z3rgt dat na (byv.) 21 seconden {=rytyd van A naar ~) naar kruispunt 2 het Kl-signaal wordt gezonden. Hierdoor treedt dan kruispuntregeling 2 min of meer als slave op van de regeling voor kruispunt 1. Het voordeel hiervan is dat de twee regelingen synchroon (gaan) lopen , terwyl voor stroom E geen detektor meer nodiy is. Hiermee is een gekoordineerde verkee~sregeling ontstaan welke zonder tussenkomst van een sturende regelautomaat een heel netwerk van kruispunten zou kunnen regelen (zie figuur 26).
Ook by de parallelregeling is bet mogelyk om bepaalde stromen slechts groen licht toe te kennen als er door die stromen een aanvraag is ingediend. Beschouw hiervoor het eenvoudige voorbeeld zoals geschetst in fi9uur 1Q , waarby stroom D als aanvragende stroom optreedt. Het blykt dat , als stroom D niet wordt aangevraa9d, stroom A op t=2 groen wordt {groenbegintydstip-1=2) , terwyl by een aanvraag voor D stroom A later begint , en wel op t=1] (gtoenbeyintyd-2=13). Er zyn derhalve twee groenbegintydstippen nodig , die ~fhanke lyk van het al of niet aanwezig zyn van een aanvraag afzonderlyk geblokkeerd worden. ~y de realisatie zyn nu twee groenbegintydstippen ingevoerd, zodat elke stroom als aanvrager of afhankelyke daarvan genomen kan worden. Is er in het voorbeeld v:tn firJUUr 10 qeen dar:vraa'J voor stroom D in'Jf~diend ddn worden beide groenbeJintyrlstippen ;eblokkeerd,hetJeen beh~kent dat ~>trooJA D r,-,od. licht blyft voeren.
23
Ook by de parallelregelin~ betekent het afwikkelen van het programma het doen van een aantal tests. Naast de tests die noodzakelyk zyn voor het bepalen van een nieuwe toestand zyn daarby tests voor de variabele standen noodzakelyk. In het algorithme zyn 4 variabele standen gerealiseerd zoals blykt uit figuur 27. Hierby heeft elke variabele stand een bepaalde code. ne funkties in de figuur kunnen "true" of "false" bevonden worden. Zy zullen hierna nader gespecificeerd worden worden. Daarby zyn de volyende afkortingen 1ebruikt
c
;:::
tydstip tydteller
lopende tydvariabele
= tydstip waarop een variabele stand optreedt
teller die de tyd, doorgebracht in een variabele stand, byhoudt max. tyd ::: de maximale tyd die in de variabele stand doorgebracht mag worden hiaat-x = de gemeten hiaattyd van stro~ x grhiaat-x = de grenswaarde aan de hiaattyd van stroom x K-sig na al :::: het aanwezig zyn van een K-signaal code = de voor een variabele stand geldende code ::::
Rovendien worden een aantal logische operaties gebruikt Conjunctie Disjunctie Ontkannin:J
a&b="true" als a en b beide "true" zyn. aJb="true" als a of bof beide "true" zyn. ~a="true" als a "false" is.
De funkties in figuur 27 kunnen dan alsvolgt omschreven worden Faa = -. (C=tydstip) als f'aa = "true" betekent dit dat er geen variabele stand is bereikt, m.a.w. het n~rmale afwikkelingsprogramma zal worden 'ervol gd. FalJ =
(C=tydstip)& (code=1)
als F ab = "trne 11 bt:~tckent dit à at de lopende tyd varia hele is geworden aan een variabele standen tydstip. Verder is de code gelyk aan 1 hetJeen inhoud dat over;egaan dient t~ worden op een routine waarin een bepaalde tyd gewacht wordt.
~elyk
Fba
=
(tydteller>max. tyd)
als Pb• = "true" betekent dit dat de wachttyd verstreken is, waardoor teruJyeJa~n wordt na~r het normale afwikkelingsprogramma.
24
Fac ::: (C=tydstip)
&
(code=])
als Fac = "true" betekent dit het overgaan naar een wachtstand waarby gewacht wordt op het aanwezig zyn van een K-signaal (er is een variabele standen tydstip bereikt met een code ~elyk aan 3). Fca ::: (K-signaal) 1 (tydteller>max. tyd} als Fca = "true" betekent dit het aanwezig zyn van een K-signaal. Hetgeen weer inhoud dat teruggegaan wordt naar het normale afwikkelingsprogramma. Fad
=
(C=tydstip)&(code=2)
als Fad = "true" betekent dit weer het bereiken van een vari1bele stand tydstip. Met een aanwezige code van 2 houdt dit in het overgaan naar een stand waarby hiaattydmetingen worden verricht en afhankelyK daarvan een maximale tyd wordt gewacht (mits geen K-siJnaal aanweziJ is). Fda = (hiaat-x>':Jrhiaat-x) 1 (K-siyna,ll) 1 (tydteller>111ax. tyd) als Fda = "true" betekent dit het overyaan naar het normale afwikkelinysproyramma. De oorzaak daarvan kan zyn : dat ie hiaattyd groter is geworden dan de grenshiaattyd; het aanwezig zyn van een K-siynaal; het overschryden van de maximale wachttyd. Fae ::: (C=t yd stip) f. (code=O) als Fae = "true" betekent dit dat de aanvraagroutine wordt aangeroepen (code = 0). Hierby worden dan afhankelyk van het al of niet ingediend zyn van een aanvraag, bepaalde groenbegintyden geblokkeerd en vrygegeven. Daarna wordt onmiddellyk teruJgesprongen naar het normale afwikkelingsp~ogramma.
25
De grootste moeilykheden by de ontwikkeling van verkeersinsttllaties treden op wan~eer een zekere koppeling tussen de onderlinge kruispunten wordt gewenst. Aanv~nkelyk was dit niet zo'n probleem daar men met starre installaties te maken had , waa[door koppeling een niet al te moeilyke opgave was ([1 ]). Maar naar gelang het aantal verkeersafhankelyke regelinstallaties steeg , werd ook steeds meer een verkeersafhankelyke koppeling van kruispuntre~elingen geeist. De verkeersafhankelyke koppeling heeft dan ook in bepaalde gevallen grote voordelen ten opzichte van een starre koppeling, dit is byvoorbeeld het Jeval daar waa[ : a) De verkeersintensitcit onre9elmatig en/of veranderlyk is; b) De (verkeers-) betrekkingen in de koppelin~s richtingen niet eenduidig vast liggen (byvoorbeeld druk verkeer vanuit de zyrichtingen) c) De afstanden tussen de kruispunten zo groot zyn, dat een starre koppeling geen enkele zin heeft. Teneinde verkeersafhankelyke ~egelingen te koppelen bestaan verschillende theorien en mogelykheden. In het nu volgende zullen vyf koppelingsmetboden , ontleend aan (2], besproken worden. By elke methode wordt dan bekeken welke van de twee ontworpen regelalJorithmen de betreffende koppelingsmetbode het beste kan realiseren. De belangrykste metboden ter realisering van een verkeersafhankelyke koppeling kunnen alsvolgt omschreven worden : 1) Koppeling door omschakeling op een starre re~elin~; 2) Kop~eling door gebruik te maken van een vast koordinatietydstip; 3) Koppeling door een vaste k~ordinatie van groentyden; 4) Koppeling door gebruik te maken van "wachtende" installaties; 5) Koppelin~ door "vooraanmelding".
26 1)
Koppeling door omschakeling
Deze methode is de eenvoudigste maar tegelyk ook de minst bruikbare. Het principe is , dat wanneer in een netwerk van kruispunten de verkoersafwikkeling op een bepaald moment niet naar wens verloopt, omgeschakeld w~rdt van afzonderlyke ,niet ~ekoppelde, verkeersafhankelyKe regelingen naar starre ,gekoppelde regelingen. Dit kan byvoorbeeld het geval zyn w~nneer de detektoren opstoppingen in de hoofdrichting detekteren. Deze methode is in feite '::Jee11 ve.rkeersafhankelyke koppeling, slechts het omschakelmoment kan do~r de momentane verkeersintensiteit bepaald worden. 2)
het vaste koordinatietydstip
Deze methode geeft goede resultaten wanneer in een netwerk de afstanden van de door verkeerslichten goregelde kruisponten groot is , en de verteersintensiteit van de zy- en hoofdrichtingen sterk veranderlyk is. ~ Als voorbeeld is in fijuur 28 een stratenketen met drie door verkeerslichten geregelde kruispunten geschetst. De verkeersintensiteit varieert, het aantal voertuigen op de hoofdrichting vermindert zich in elke richting en vanuit de zyrichtingen komen meerdere voertuiJen op de hoofdrichting. Daaruit volgt dat uit de file die voor de eerste kruising wacht , slechts enkele voertuigen by de tweede en zeer weinig by de derde kruising aankomen. Dit betekent dat een gebruikelyke lineaire koordinatle (gr~ene golf) slechts voor een klein aantal voertuigen opgaat. Verder volgt daaruit dat het aantal aankomende voertuigen op kruispunt 2 grote fluktuaties vertoont. De regelingen op KR1 en KR3 werken met een vaste cyclustyd , die tamelyk ~root is. De regeling op KR2 werkt verveersafhankelyk. Het principe van deze koppelingsmetbode is dat de installatie die verkeersafhankelyk werkt , slechts gedurende een bepaalde tyd·de groentyd voor de koppelingsrichtingen moet vastleggen. Dit betekent het invoeren van een soort koordinatietydstip, wat ten opzichte van de regelingen van KR1 en KR 3 vast moe t 1 i SH ~~ n {zie f i guur 2 8 ) • By deze methode van koppelin1 kan men zeer goed gebruik maken van de besproken seriere•Jeling. llierby wordt de regelini van KR2 eenzelfde cyclustyd toe~ekend als die van KR1 en KR3. Als kootdinatiepunt wordt dan het yroenbeyintydstip v~n de hoofdrichting gekozen {zie filosofie van de seriereJeling). De tegelinJ kan dan verder , ook by een in~ewikkelder kruispunt, een hoge matP van verket'[Sdfhdnkclykheid ver:kry Jen terwyl toch een koppelin<J met dnder:e kr:ui~;punten is bewerltstelli<Jd. 3)
koordinati~:c•
Vdll
Jr::Jentyden
Deze ntPthode is byzonner •Jnnsti'} by e(~n groter netwc~rJ<:: mHt meeriere door verkeerslichten geregelde kruispunten en met
27
korte onderlinge afstanden. Hier is een vaste koppeling moeilyk te gebruiken , ook hier moet de verteersintensiteit invloe1 kunnen hebben op de tydsintervallen • In figuur 29 zyn een aantal varianten van deze koppelin~s methode weergegeven (omwille van de duidelykheid slechts in een richting). Zoals uit de figuur blykt wordt de koppeling gereiliseerd door het uitzenden en ontvangen van een signaal. Dit signaal wordt door de installatie van KR1 aan het einde van het groen voor de zyrichting uitgezonden. Dit hoeft echter geen regel te zyn , er kan byvoorbeeld ook het begin van Je roodfase genomen worden. By de voorbeelden 1 en /, van fiJuur 2Y is dit si~naal onmiddellyk aktief, onder de voorwaarde dat de minimale groentyd voor de zyrichting voltooid is (voorbeeld 2). In voorbeeld 3 wordt het signaal voor de regeling van KR2 pas geldig na het verstryken van een zekere vertragingstyd, waarmee een zekere progressieviteit wordt bereikt. De parallelregeling is voor deze koppelinysmethode uitermate goed geschikt. Immers de uit te zenden signalen kunnen onmiddellyk geassocieerd worden met de K-signalen, terwyl de vertraging in voorbeeld 3 ook inuebouwd is by de parallelrealisatie. 4) "wachtende" installaties Deze methode wordt hoofdzakelyk voor de koppeling van twee dicht by elkaar gelegen kruispunten , met meerdere stromen, gebruikt. In de fi~uren 30 en 31 zyn voorbeelden van vier afwikkelin~en uit~cwerkt. De minimale groentyden zyn door de minimale belasting van het kruispunt bepaald, tervyl de stromenvol~orde vast ligt. Hiermee is een minimumprogramma vastgele~dr dat door invoer van detektorgegevens op verschillende variabele programmapunten (VPP) kan worden verlengd. Voor elk VPP moet een bepaalde maximale verlengtyd varden vastgelegd. Het minimum~rogramma is in voorbeeld 1 van fi9uur 30 weergegeven, terwyl de afwikkeliny by maximale bel~stiny in voorbeelj 2 is geschetst. De voorbeelden 3 en 4 in figuur 31 stellen afwikkelin~en voor met maximale verlenging in een richting. Voor beide regelin~en geldt een koordinatiepunt waarby beide regelingen elkaar koordineren, dit betekent dat als een automaat dit punt eerder bereikt als de ander r de eerste zal wachten tot de tweede dit punt ook bereikt heeft, daarna beginnen beide weer met een nieuwe cyclus. Ook hier is de parallelreJelin~ de aan1ewezen oplossinJ ter realisatie van deze kovpeling~methode. Het koordinatiepunt kan vergeleken worden met het w~chten op een K-si~naal, terwyl ie VPP's niets anders zyn dan de variabele standen in de parallelregeling , en wel die waarby detektorroutines worden 3. a ngeroe pen.
28 5) "vooraanmel ding" Deze methode geeft daar goede rP.sultaten waar het verkeer van en naar de zyrichtingen zwak is , en de fluktuaties op de hoofirichting groot zyn. Elke re1elinstallatie werkt volkomen verkeersafhankelyk en ~e koppelin~ tussen de kruispunten bestaat daarin dat de lokale detekt~rinformatie verder (ook:) beschikbaar is voor andere kruispunten. Deze detektoren zyn in figuur 32 met de index •v• weergegeven. Deze methode berust op het uitspreken van een zekere verwachting ten aanzien van de verkeersflow. Zo zal in figuur 32 gelden dat de meeste voertuigen op de hoof1richting , deze zullen blyv~n volgen. Daar waar tussen de afzonderlyke kruispunten de afst~nden groot zyn, of waar een zyrichting mogelyk ook een vry grote bydrage tot het verkeersaanbod op de hoofdrichting kan leveren, kan "vooraanmelding" geschieden door een detektor ,geplaatst tussen de kruispunten in (byvoorbeeld Dv achter KR2 in de richtin~ van KR3). By deze methode kan zowel van dP. serieregeling als van de parallelregeling worden gebruik gemaakt. Waarby de serieregeling mogelyk betere resultaten zal ~even , vanwege zyn grotere flexibiliteit.
29 tlQQEQ~IQ~-1 !~I1!~fi]!Q2~!!IS~~~1]!
Ten einde een veilige verkeersarwikkeling te verkrygen, zyn er een aantal veiligheidsmaatregelen genomen nl. een noodregeling, een test op strydigheid, een test op geldigheid van de strydigheidsmatrices, lampbewaking en een beveiliginj tegen spanningsuitval. De n~odregeling is een eenvoudig star afwikkelingsproyramma, waarnaar ten allen tyde overgeschakeld kan worden (hoofdstuk 13). In het normale afwikkelinqsprogramma vindt een test op geldigheid van de strydigheidsmatrices plaats, door vergelyken met de extra toegevoegde redundantie-byte. Wordt een matrix niet geldig bevonden, dan wordt direkt overgeschakeld op de noodregeling. Vlak voor het aansturen van de lichten worden de groene fasen vergeleken met de strydigheidsmatrices. Zyn er strydige fasen, dan wordt direkt op de noodregeling overgeschakeld. Er is een mogelykheid geschapen om de uitgevoerde lichtenstan~ teru; te voeren en te vergelyken met de bepaalde toestand. Na een spannin~suitval zyn alle ge~evens voor de verkeersafhankelyke regelaar ~ewist. Na ~pkomst van de spanning wordt auto~atisch de noodregelin~ ingeschakeld.
JO !!QQ.E!!~I!HL!l
By de in het voorgaande
be~andelde verkeersregellogen werd de lus-detektor slechts geLruikt als pulsgenerato~ (by het passeren van een voertuig). ~et behulp van deze pulsen konden tellingen verricht worden en kon aan de hanu van hiaattyden verlengd worden. Deze gegevens zyn in p~incipe natuurlyk hanteerbaar, maar er zyn meer faktoren die by de meti~g betrokken kunnen worden :
1) De snelheid van het voertuig. 2) De lengte van het voertuig.
Deze twee faktoren namelyk: bepalen , samen met de lengte van de detektorlus , de lengte van de puls van de niveau- of presentieui bJang van de aetektor (zie tabel. 1, uit [ 3 )) •
Lengte v.d. detektorlus 1
I
1
snelheid in km/uur
------------l
I
I 20 I 30 I 40 I 50 I 60 I 70 I BO I
1----1----l----l----l----1----l----1 1 METER
2 MP.TER
I
I
I
I
I
I
I
I
J1 1 08J0,7210,54J0,43J0,3610,31J0,27J I I I I I I I I 11,2610,A4J0,63J0,5010,4210,3610,31J I I I I I I I I
impulslengte in seconden by een voertuiglengte van vyf meter.
teneinde over deze Jegevens te kunnen beschikken kan aan de opd~acht worden gegeven om byvoorbeeld t~lke 100 msec.de detektoruitgangen te scannen. Dit impliceert echter een (tydelyke) onderbreking van de pro:;rammaaf wik:kelinJ. Daarom wordt een elegantere oplossing voorgestaan, welke geschetst is in figuur 11. Hierbf wordt met behulp van een bindire teller bepaald hoelan~ de detektorpuls in (in stapjes van byvoorLeeld 100 msec.). De stand van de teller wordt ~an elke seconde door de microcomputer opgeha.rtld en verwerkt. n~ puls-, of aankomstuibJdDJ van de detcktor wordt dan verder n:>] dlle(~n J~~bruikt voor tellinginformatie. Nadat de intoirnatie is hinnenJchaald wordt de tellerstand en de flip-flop yureset. In fi:1nur n i s et~n voorheeld 'JC;JHV~n van e~~n moJelyk siJntt:ll dia1ram. , met daaruit betrokken de teller- en flip-flop standen na ecorlt'leint(H-vlllr~n. De filosofie is nn rlat dn tellerstanden ':JCflun~n
31
meetinterval een gemiddelde tellerstand wordt bepaald. Afhankelyk van dit gemiddelde wordt beslist of al dan niet verlenging wordt toegekend , en zo ja hoe groot de verlenging zal zyn. Tydens deze verlenging wordt opnieuw een meetinterval gestart, er wordt weer een. gemiddelde bepaald en er wordt weer al dan niet verlengd. In figuur 3Q is een programmaflow Jeschetst , waarby drie mogelyke verlengingen kunnen w~rden toegekend, dit aan de hand van tabel 2 (figuur JQ) • Ry het voorbeeld is een scanfLekwentie van 10 Hz yekozen, maar deze kan natuurlyk ook ;rot~r zyn , waardoor de nauwkeurigheid zal toenemen. De binaire teller zal dan evenwel ook meer dan 4 hits dienen te bevatten. Ook ie belissingstabel (tabel 2 ) is slechts een ~oorbeeld, voor elke stroom van een kruispunt zou een aparte tabel kunnen Je lden. Verder kan met deze detektiemethode continu de bezettinsgraad bygehouden worden.
J2 tlQQfQ~TQ!$._2.
R~!1J~AI!~_Y!~_Qrr_~~Ri~R~~~1i~~
Het pro~ramma ter realiserinJ van het serie-re~elprincipe bestaat uit 1235 bytes (mcs-8 assembler; m~ximaal 32 stroman). De routines voor het displayen of printen vergen nog 270 bytes. De noodregelin~ omvat 26~ bytes voor 32 stromen. Buiten het programma zyn nog geheugenplaatsen nodig voor: 1)
Al9emene gegevens
(29
bytes).
2) Specifieke stromengegevens
(32 bytes per stroom).
De algemene gegevens zyn: "krsptn" -geeft kruispuntnummer weer;indien "O":stand-alona "cycldr" -geeft vaste cyclusduur by netwerkregelin9 "cyclt" -geeft momentane cyclnstyd "fasen" -geeft momentane stroomnummer "aantal" - <Jeeft totaal aantal stromen "len::~te 11 -geeft lengte stromenge;evenstabel "bnkvol" -geeft laatste stroomgejeven in bink aan "gegbnk" -bank waar tellin]S';p~rJeVens staan "bewbnk" -geheugenplaats ter reservering Vin momentane (_Jegevensbank "bewadr" -Jeheugenplaats ter reservering van momentane beginadres "tst tel" -test teller ( <Jebruik t in het h lok liltri x1) 11 anttel" -aantalteller (gebruikt in het blok mtrix1) 11 rytel" -ryteller (gebruikt in het blok mtrix1) 11 be wma t" -Jeheugenplaats om byte te reserveren (by mtrix1) 11 bewtel" -yeheuyenplaats om tellerstand te reserveren "bnkeen" -Jeheuryenplaats waar adre3 eerste stromengegevens staan "angrn" -geeft het momentaM~ a<1.ntal yroene fasen 11 \jln1" -ee~ste ry matrix van de stand van de groene lampen -tweede ry matrix van de stand van de groene lampen "::~rn2" -derde ry matrix van de stand van de groene lampen "Jrn3" -vierde ry matrix van de stand v~n de groen~ lampen ";rn4" -eerste ry matrix van de stand van de gele lampen ":;11" 11 <jl2" -tweede ry matrix van de stand van de gele lampen -derde ry matrix Vdn de stand van de gele lampen ":Jl3 11 11 1]14" -vierde ry mat.1.:ix van de st<-tnd van de yele laillpen 11 -eerste ry mattix van rle stand V
l3
De stromengegevens horen by een specifieke stroom en worden na elkaar opgeslagen. "et behulp van register D en reyister E wordt by]ehouden welke stroom op dat moment getest wordt. Elke stroom heeft 32 bytes tot zyn beschikking. De stroomgegevens zyn achtereenvolgens: 1"status"-geeft momentane toestand (welke fase) 2"klrcod"-geeft by de status behorende kleurcode weer ]"yrb~t~ -geeft by netwerkregeling groenbegintydstip weer 4"gewov" -geeft gewenste tyd~duur in overgangsroodfase 5"tyitel"-lopende tyd 6"gewgl" -geeft gewenste tydsduur. in geelfase 7"grglf" -geeft gewenste tydsduur in golfgroenfase 8''gnt" -geeft lopende tydsduur in groenfase Y"mint" -geeft minimale ~roentyd weer 10"v3mit"-geeft variabele minimale groentyd weer 11"maxt" -geeft maximale groentyd weer 12"v3mat"-geeft variabele maximale groentyd weer 13"bghla"-yeeft begingrenswaarde voor hiaattydmeting weer 14"grhia"-geeft variabele grenswaarde voor hiaattydmeting 15"hiaat"-gedetekteerde hiaattyd 16"varlt"-verlengtyd,rytyd van detektor tot stopstreep 17 -nog vry ter beschiKkin~ 18"aanafh"-geeft het aantal afhankelyke stromen 19 eerste ry afhankelykheidsmatrix 20 tweede ry afhankelykheidsmatrix 21 derd~ ry afhankelykheidsmatrix 22 vierde ry afhankelykheidsmatrix 23"anstu"-geeft het aantal te starten stromen aan 24 eerste ry startmatrix 25 tweede ry startmatrix 26 derde ry startmatrix 27 vierde ry st~rtmatrix 20"anstry"-yeeft het aantal strydiqe stromen aan 2Y Rerste ry strydigheidsmatrix JO tweede ry strydigheidsmatrix 31 derde ry strydigheidsmatrix 32 vierde ry strydigheidsmatrix
34
Het blok
2!~~!
(zie
fi~uur
35)
Het programma begint by het label start. Hier wordt de cyclustyd met 1 opgehoogd of op bet eind van de cyclus op 0 gezet en de telllnysyegevens gedisplayed. Rovendien wordt het stroomnummer op 0 gezet. Daarna wordt gesprongen naar bet blok next. Het blok !g!! (zie figuur 36) Er zyn twee manieren om in next te komen : vanuit het blok start na elke cyclus vanuit het blok wacht om bet adres van een volgende stroom te bepalen. In dit blok wordt het beginadre5 van de volgende stroom bepaald. Het beginadres van de te testen stroom wordt bygehouden met register E ,terwyl het banknummer wordt geplaatst in register D. Zodoende is op elke plaats in het programma bekend welke stroom op dat moment getest wordt. Door Ly het "referentieadres" een bepaald getal op te tellen , kan elk noodzakelyk stromen~eyeven opgehaald worden. Daarna kan dan de "status" van de stroom getest worden. zoals Jebleken is ,doorloopt een stroom gedurende een cyclus maximaal acht verschillende stati. Omdat altyd bekend moet zyn welke status een stroom op een gegeven moment heeft , worden statuscodes ingevoerd. De gebruikte codes zyn: afhrd stovrd ovrd
00000000 11 10000000 11 11 01000000" VOOCJil "001'00000 11 normgn "00010000 11 extr;,n "00001000" :JOl fg n "00000100 11 11 00000010" geel 11 11
afhankelyk rood set overgan<Jsrood over9anJsrood voorstart!:JToen vastgroen (mee)verlcnjgroen yolfgroen geel
De earste test wordt gedaan op het statuswoord. Dan wordt gesprongen naar een by de status behorend blok, waar eventueel een nieuwe status bepaald Jdat worden.
Hot blok
Q!Q!I~
(zie tijuur 37)
Een stroom kan slechts uit zyn passieve to85t,ind (afhrd) komen als c:~r een startcommando (stovrct) k:omt van een ander:p stroom. Daarna wor:dt nd<JBJ<:lan ')f met "aanvrdtf:'(~ff(~nde c;tt:ootn m0t "aanvraaJ" :;en. . Jeld,dan wordt als ~een aanvrdag is in1ediend de Jroenfase overJeSliiJCHl; mogelyk worden rlan direkt andei'1-~ stromen ge~;tart.
35
Het blok Q!!g (zie figuur 37) De ov~d-fase wordt gebruikt o~ een zekere ontruimingstyd te garanderen. Deze ontruimin9styd wordt aangegeven door de ~eheugenplaats gewov (gewenste ov~rgangsroodtyd). De stroom blyft derhalve zolang in het blok ovrd als ~ewov aangeeft. Is deze tyd op een gegeven ogenblik verstreken, dan wordt gesprongen naar het blok setgn het blok
~g!3D
(zie figuur 38)
In het blok setgn worden de voorbereidingen getroffen om over te gaan naar het normale of voorstartgroen. Het Jroene licht wordt ontstoken. Tevens worden in dit blok de vaste stroomgegevens , welke in de groenfase van belang zyn, uit het Jeheugen opgehaald. De 1e9evens worden opgeslagen op plaatsen waar ze qewyzigd kunnen worden , zonder de vaste geyevens te verliezen. Het blok !QQ!gn (zie figuur JR) Aangekomen in dit blok is de status voorgn (voorstartgroen) daar echter het voorgn alleen op kan treden by een kruispunt dat lpgenemen is in een netwerkregeling,wordt eerst getest op netwark of stand-alone re1eling. Blykt de stand-alone regeling te gelden, dan wordt direkt via het label nvrayn (niet vooraf groen) gespronJen naar het blok normgn. Is het kruispunt opgenomen in een netwerkreyeling, dan wordt getest of de grbgt (Jroanbegintydstip) al bereikt is. Is dit het geval , dan wordt de voorafgroenfase niet gehandhaaft en wordt ook gesprongen naar normgn (via nvr~gn) ; anders wordt ten behoeve van de administrati~ de Jroentydteller van deze stroom met 1 opgehoogd.
36
Het blok B2!!gn (zie figuur
3~)
Het blo.k. bevat zowel de minimale groenfase als de eventuele verlenging. De groentyd en de gr~entydteller en de hiaattJd worden met een opgehoogd. D~ verderop te behandelen routine voor het binnenhalen van de detektorgejevens zet by een gedetekteerde auto de hidattyd op 0 terug. De groentyd wordt telkens vergeleken met de maxt, de vamit en de vamat. Is de maximale Jroentyd overschreden, dan eindigt het normgn (sprong naar endngn). Is de variabele minimumtyd (vamit) nog niet bereikt, dan treedt een sprong naar wacht op; het norma~l groen (normgn) blyft behouden. Is deze wel bereikt wordt, nadat op de maximumtyd is Jetest , de hiaattyd vergeleken met de grenshiaattyd. De grensbiaattyd is de maximaal toegestane hiaattyd. flet is mogelyk een progressie in te bouwen,b.v. de grenshiaattyd wordt na elke verlengin~ met 1 verlaagd , waardoor een steeds stren9ere eis aan de hiaattyd wordt gesteld. Is de hiaattyd kleiner dan de grenshiaattyd, dan wordt de normaalgroenfase verlengd (sprong naar wacht). Treedt Jeen verlengging op dan wordt de duur van de normaalgroenfase nog verlengd met "verlt - hiaat". Nl. de tyd die de het laatst ov~r de detektor yekomen auto nodig he~ft om de stopstreep te bereiken. Er zyn derhalve twee manieren om uit het blok normgn te komen 1) Via wacht ; Hiervoor zyn twee mogelykheden : de minimumtyd is nog niet bereikt, er is verlenging toegekend na het vastyroeninterval. 2)
Via endngn. Ook hiervoor zyn twee mogelykheden
de maximumtyd is bereikt, er wordt na het vastgroen geen verlenging meer toegekend.
In endngn wordt de status verandert in extrayroen. De blokken
~11!~!
en
92l!~D
(zie figuur
40)
In deze blokken worden enkel de Jnt (groentyd) en de groentydteller opgehoogd. Of het extrgn resp. het JOlfgn gehandhaafd tlyven, wordt bekeken n3dat alle stromen voorlopig getc:>st zyn. Het blok §g!gl
(zi~
figuur 41)
In het blok set!)l worrlen d~~ voor!Jnr~idin(_Jen 'Jütrofft!n voor de geelfase, zoals stat11s Jeel mdken, kleur Jeel maken, tydteller op 0 zetten, aanvraaJ res0tten. Dan wordt het Hantal te starten stromen in rP,Jlster C 'Jt~Z\!t, waarna 'JP~>prnnJen woedt naar mtrix1. Hier wordf~n d<~ sttonwn Jr>Start (st,\tus :"' set:)vt-j), waarna gespronJen wordt naar ~nt bl~k Jeel.
31
Het blok
~~~1
(zie figuur 41)
Het blok Jeel wordt gebruikt om de verkeerslantaarn een aantal seconden op geel te houden indien dat gewenst i5. Indien echter de groenfase is 3Vergeslagen (gnt=O), wordt direkt overgegaan naar het roodinterval. Hiertoe wordt de status afhrd, en de kleurcorle roorl. Is de groenfase over~eslagen, dan wordt via uitpri (uitprinten van de statuscode) gespronJen naar het blok wacht , zonder een geelinterval te realiseren. Is echter het groeninterval niet overgeslagen,dan wordt een bit geset in de geelmatrix en worrit ~etest of de gewenste geeltyd al is bereikt. Is deze nog niet bereikt , dan wordt de tydteller mot 1 verhoogd. Wordt via setgl en mtrix1 naar geel gegaan, dan wordt via uitpri teruygespron~en naar wacht. Is de gewenste geeltyd bereikt , dan wordt de status afhrd gemaakt, de kleur rood gemaakt, oen bit geset in de roodmatrix en d3 tydt.eller op 0 ::~ezet, en teruggespron'Jen naar wacht. Het blok
~~~h1
(zie figuur 42)
Elke stroom komt na het bepalen van de nieuwe voorlopige toestand in het blok wacht terecht. Hier wordt de by deze str~lm behorende detektor 9escand en de strydigheidsmatrix op geldigheid gec0ntroleerd. Als nog niet alle stromen getest zyn, wordt naar next gesprongen, waarna de volgende stroom getest wordt. Zyn wel alle stromen getest, din moet van die stromen die extrgn of golfgn hebben vastgesteld worden of dit gehandhaafd kan blyven. Wordt het extrgn niet geh~ndhaafd, dan wordt de status golfgn gemaakt en getest of dit wel gehandhaafd kan worden. Is dit ook niet mo~elyk, dan wordt na1r setgl gesprongen waar eventue8l andere stromen gestuurd worden en de kleur geel gemaakt wordt. In alle gevallen wordt via uitpri de statuscode uitgeprint (of gedisplayed). Zyn alle stromen getest op handhaven van extr1n of golfgn , dan wordt overgegaan naar het blok licht. Het blok
li~h1
(zie figuur
40)
Eerst wordt het aantal groene fasen bepaald ( in stry1), daarna wordt in stry4 m.b.v. rle routine mtrix1 be~aald of zich binnen deze groep stromen strydige stromen bevinden. Is dit niet het geval, d~n W3tden de kleurcodes van de stromen natlr buiten gevoer-d. Voor dezt• arlnsturing wonlt 'Jebruik gemaakt van de outputpoorten ?0 t;m 27. Vier kleurcodes worden samen via een outputpoort nadr buiten JeVoerd. Dit komt verder ter sprake by de hctrdw1re [ealisering (hootdstuk 14). N,idat alle lichten zyn aanjestuuni, worilt Jespron•Jen naar opn1 , hetgeen het bepalen v~n de vol~ende toestand betekent.
38
Het blok !!!!!1 Deze routine wordt voor
~
doeleinden gebruikt:
Voor de startmatrix : Na afloop van de grnenfase moeten eventueel stromen gestart worden. Welke stromen dat zyn staat op9eslagcn in bet geheugen in de vorm van een 4-tal bytes ,elk van B bit breed. Stel byvoorbeeld dat de 1e byte van de st~rtmatrix van stroom 6 lu~dt 01100001. Dan betekent dit dat stroom 6 moet starten de stromen 2,3 en R. De volJen1a byte bevat dan de stromeu 9 t/m 16 enz. In het tlok mtrix1 nu worden de 4 bytes afgescand op enen. Wordt een 1 gevonden, dan wordt gesprongen naar het blok bepfay om te kyken welke stroom by de gevonden 1 hoort. Zyn alle te starten stromen gestart, dan wordt via tstend gesprongen naar het blok_geel. Voor de afhankelykheidsmatrix : Het toekennen van extragroen gebeurt via een afhankelykheidstest analooy aan het doorlopen van de startmatrix. Een 1 in de afhankelykheidsmatcix betekent afhankelykheid. Spronqen, zoniet dan wordt de status ~olfgn en tegelyk wordt getest op het behoud van het golfgn (via weer). Voor de strydigheidsrnatrix De strydigheidsmatrix is analoog met de voorgaande matrices opgebouwd. Een 1 in de strydigheidsmatrix betekent strydigheid. De tasts op sturen en extrayroen gebeuren steeds in het blok wacht, dus Als de voorlopige toestand van elke stroom is bepaald. De tast op strydigheid gebHurt in het blok licht, vlak voor de aansturing van de lichten.
19
!!QQ.E!2~!YJL1 Q
Uitgaande van een bekend fasendiagram wordt de bepaliny van de l~adgegevens toegelicht rl.m.v~ een voorbeeld. Het voorbeeld is geschetst in figuur 43 , bylage 1 geeft een listing van de gevraaJde JByevens. Bepaild moeten worden: de minimum en maximum groentyden de gewenste geeltyden de stromen die met aanvraag geregeld worden 4) de ~trydigheidsmatrix 5) de startmatrix 6) de afhankelykheidsmatrix 7) de ontruimingstyden 8) de groenbegintydstippen by netwerkregeling 9) de beginhiaattyden 10)de verlengtyden 11)de qolftyden 12)algemene gegevens 1)
2) 3)
Op grond van intensiteitsmetlogen of verwachtingen daarvan kunnen minimum en maximum groentyden bepaald worden. Deze zyn in het voorbeelil gesteld op: st.room stroom stroom stroom stroom stroop~
stroom stroom stroom stroom stroom
1: minimumtyd minimumtyd minimnmtyd minimumtyd minimumtyd minimumtyd minimumtyd minimumtyd minimumtyd minimumtyd minimumtyd
2: 3: 4: .5: 6: 7: 8: 9: 10: 11:
7 sec, maximumtyd 16 sec 7 sec, maximumtyd 23 sec 12 sec, ma xi mum t yd 2 1 sec 24 sec, maximumtyd 38 sec 7 sec, maximumtyd 15 sec 8 sec, maximumtyd 16 sec S sec, maximumtyd 5 sec
9 11 1J 5
sec, sec, .::>ec, sec,
maximumtyd 9 sec maximumtyd 11 sec maximumtyd 13 sec maximumtyd 5 S(~C
Deze worden bepaald door ~e aard van het verk0er (auto's, fietsen, voetJan~a~s enz.) en door de t~r plaatse t00'JI~stane snelh<>irt. De 'J(~wenste '::Jeeltyd~!n zyn hier jesteld op: ~:;troom
1:
.
st1:oo m ') stroom ] : stroom 4 : stroc11n 5: st.room 6 : L
•
)
sec
3 sec 3 sec 3 sec J sec J sec
40
stroom 7: 2 stroom 8: 0 stroom l.j: 0 stroom 10: 0 stroom 11 : 0
sec sec sec sec sec
Wordt een stroom met aanvraag geregeld, dan dient op de meest significante bit van de beginhiaattyd (bghia) een 1 te staan. In het voorbeeld wordt aangenomen dat het vanwege een geringe verkeersdrukte wenselyk is de stromen 5 en 6 met aanvraag te regelen. Wordt voor een stroom de groenfase niet aangevraagd, dan vervallen de groen- en geelfase.
de strydigheidsmatrix bestaat uit 32 woorden (by elke stroom een) van 32 bit. Rlk woord is opgesplitst in 4 bytes van R bit. By de stroomgegevens staat telkens een woord. 6eschouw als voorbeeld stroom 1. De strydigheidsmatrix hiervan ziet er als volgt uit: "00110110" "01000000" "00000000 1•
noooooooou
IJit betekent dat stroom 1 str.ydig is met v.l.n.r. de stromen 3, 4, 6, 7, en 10. Strydigheid van stromen is bepaald door de geografische ligging van deze stromen. In dit voorbeeld zien de strydigbeden er als volgt uit: stroom 1 strydig stroom 2 strydig stroom ) strydiJ stroom 4 strydig stroom 5 strydig stroom 6 strydig stroom 7 stryrlig r;troom A strydig stroom q strydig stroom 10 strydi9 stroom 11 strydi.J
.
met 3,4,6,7·en 10 met 6,7 en 11 met 1,5,6,en 8 met ~ met 3, 1', 0 en 10 met 1,2,3,7,<J,en 11 metl,2,5,6 en fl met 3,5 en 7 met 4 en b
,.
m~:>t
1 on 5
int~t
2
~~n
b
De startwatrix 1s analoo; met de strydigheidsmatrix opgebouwd. Een 1 in de matrix bet0kent d1t de stLoom aanlJeJeven rtoor die plaat~> IJE'Start moet worden. t<eschouw als voorbeeld stroom 2. re st~rtmatrix hiervdn is: "00000010 11 11
00100000 11 "000000(}01t
41
"00000000" Dit betekent dat st~oom 2 v.l.n.~ de st~omen 7 en 11 sta~t .. Een gunstige st~ategie voo~ het starten is een st~oom te laten sta~ten doo~ een voorafgaande strydige stroom. In dit voo~beeld is voor het starten gekozen: stroom st~oom
st~oom st~
oom
st~oom
st~oom
!:>troom stroom stroom stroom stroom 6)
1 start
st~oom
10
E~n 11 stroom 6 4 start stroom 1 5 start stroom 8 6 start st~oom 2 en 9 7 sta~t st~ oom 8 start stroom 3 9 sta~t stroom 4 10 sta.rt stroom 11 start stroom 5
2 start stroom 7
3
sta~t
g~_!fh!n!glY!h~!rr2!~!r!!
Ook deze matrix is analoog met de voorgaande opgebouwd. Een 1 in de matrix betekent, dat de stroom aan~egeven door die plaats afhankelyk is van de stroom waar het woord staat. Nemen we als voorbeeld stroom 3. De afhankelykheidsmatrix hie~van is: 11 00000010 11 "01100000" "00000000 11 "0C000000 11 Dit betekent dat v.l.n.~ stro~m 3 afhankelyk is van de stromen 7,10 en 11; dus stroom 3 m~g samenlopen met de stromen 7,10 en11. In het voorbeeld is de afhankelykheîd: stroom 1 afhan kely k stroom 2 afhankelyk. stroom 3 afhankelyk stroom 4 afhankelyk stL·oom 5 afhankelyk stroom 6 afhankelyk stroom 7 afhankelyk stroom fj afhankelyk stroom <J afhankelyk !Jttoom 10 afhankelyk. stroom 11 afhankelyk
.
7)
van van van van van van van van van van van
stroom 0 en 9 L., stroom 1 stroom 7, 10 en 1 l stro~m ~ en 6 stroom 4 en 6 StJ:'OOm 4 en 5 stroom 3, 10 en 1 1 stroom 1 en 9 stroom 1 en R stroom 1,7 Pn 11 stroom 3, 7 en 10 (,j
QQ_Qn!r~!~inJ~!YQfn
Leze zitten verwerKt in d~ )QWenste overgan~sroodtyden. De gewenstP overgangsroodtyd is de tydsduul:' van het Ij es t a r t wo r d e n v d n e ~'! n ,-; t r o o m t o t h e t b (~ J i n va n (] e groenfase. Deze tyden zyn dfhankelyk van de voljorde van cte groenfasen. In hPt voorl:er~ld zyn rleze tyrh"Jn: stroom
1: gewenste
oveLqanjsroodty~
7 sec
42 stroom 2: gewenste stroom 3: gewenste stroom IJ: gewenste stroom 5: gewenste stroom 6: 9ewenste stroom 7: gewenste stroom 8: gewenste stroom 9: gewenste stroom 10: gewenste stroom , 1 : gewenste 8)
overqanysroodtyd overga nysrood tyd overqangsroodtyd overqan9sroodtyd overJangsroodtyd overJa ng srood tyd overganJsroodtyd overyangsroodtyd overgangsroodtyd overgangsroodtyd
1 sec 3 sec 1 sec
5 sec 4 sec 6 sec 5 sec
3 sec 2 sec 6 sec
g~_grggD~gg1D!Ig§!!BE~n
In het voorbeeld is sprake van een enkel kruispunt, de groenbegintyden spelen dan geen rol. Was het kruispunt in een netwerk opgenomen, dan zou voor elke groenfase een zo gunstig mogelyk begintydstip gekozen moeten worden. Meestal betekent dit dat door het vastleggen van zo'n tydstip een groene golfeffekt moet worden verkregen (byvoorbeeld de stromen 1 en 2). Hebben de stromen 4,5 en 6 op een zeker moment een ~eringe drukte, dan zal weinig of geen verlengin~ in de hybehorende groenfase optreden en de stromen 1 en 2 zullan eerder gestart worden. Is het groenbegintydstip van deze stromen nog niet bereikt , dan komen deze stromen in het voorsta rtg roen. Hebben alle stromen een ~rote verkeersdrukte, dan valt het groenbegintydstip van de stromen 1 en 2 samen met het einde van de overgangsroodfase.
De beginhiaattyd is de eis die gesteld wordt aan de hiaattyd, om voor de eerste keer verlenging van het normale groen te krygen. Deze lijt in de grote-orde van 4 sec. De woordgrootte van de beginhiaattyd is beperkt tot b bit i.v.m. de aanvraagfaciliteiten. In het voorbeeld is j~ be~inhiaattyd voor alle stromen op 4 sec gesteld.
De verlengtyd is de tyd die een voertuij nodig heeft om de afst~nd van detektor tot stopstreep af te leggen. Deze verlengtyden zyn in het voorbeeld voor dlle stromen 9esteld op 5 sec.
Golftyden spelen in dit vry ~E>nvo•H1i!Je voorb,~eld Jeen rol. Golfgroen is aen so~rt afhankelykheid met tydsverschuivinj. Deze tyJsverschuivin1 is de JOlftyd.
!U
Naast de stromenJegevens
m~eten
nog opgeJeven worden:
krsptn: kruispuntnummer; dit is 0 by stand-alone regelin1 cycldr: cyclusduur by netwerkregeling aantal: het aantal stromen (11).
De gehengenruimte die door de parallel~egeling in beslag wordt genomen kan ~esplitst worden in twe~ gedeelten a) het PROM waarin het afwikkelin~sprogramma is op~e slagen (en indien qewen~t enige vaste geqevens); b) het RAM waarin de noodzakelyke geyevens , zowel geometrieafhankelyk als variahel , zich bevinden. Ad a)
Het afwikkelin(J.spro]ramrna beslaat 1055 bytes, dus ruim (inclusief de displayroutine van 100 bytes). Het programma zelf wo~dt behandeld in deel 2) van dit hoofdstuk. 1k PROM
Ad b) De opgeslagen gegevens beslaan 720 bytes , dus ongeveer 3/4 k RAM, voor maximaal 32 verschillende stromen of signa alg roepen. Deze yegevens zyn ruwweg onder te verdelen in drie gedeelten, "banken" genaamd, van elk 256 bytes : "gegbnk" "strbnk" "autot)" De drie "banken" zullen hierna nader gespecificeerd worden.
Hier zyn de specifieke gegevens voor maximaal 32 stromen opgeslagen • Per stroom zyn R gegevens noodzakelyk : "kleurcode"· "groenbegintyd-1 11 : "IJ roe n beg i n t yd- 2 11 : "geelbegintyd" 11 rooibe'Jintyd" "J~enshiaattyd"
"llial ttyd" "aanvraagcode"
variabel; vast: Vflst: vast; Vdst; vast; variabel; vast.
Deze banK is op zichzelf stukken , en wel :
we~r
160 byt.cs voor
Vit n ma ximc1a 1 32 stL'Om <~n opsLFtn va.n n~~Jister ._,... opsla,1n va.n r·e9ister r.' op~>l
"saV
voor voor voor voor voor
onderverdeeld in een
strydi~heidsmatrices
het het het het h;.~t
tydelyk tydelyk tydelyk t.ydelyk tyde]yk
L
a~ntdl
45
"savel" voor het tydelyk opslaan van register L "grn1" t/m "grn4" geeft aan welke stromen groen licht voeren "gl1" t/m "gl4" geeft aan welke stromen geel licht voeren "rd1" t/m "rd4" geeft aan welke str~men rood licht voeren "sgnbyt" voor het opslaan van binnengekomen K-signalen "masker" voor het gemaskeerd binnenhalen van K-signalen "aant fa" het aantal ':}(~realiseerde stromen in de regelin:J "fasen" het stroomnummer "cyclt" de cyclnstyd "ksuit" 21 bytes voor gegevens betreffende het uitzenden van (maximaal 4) K-si_Jnalen "anvrg" 50 bytes voor gegevens betreffende aanvraagroutines (~dressen van te blokker~n groenbegintyden}
Ook deze "bank" is onderverdeeld in een aantal stukken : "rdauto" 32 bytes voor het byhouden van ~et aantal auto's dat geduLende de roodfase de detektor gepasseerd is "gnauto" 32 bytes voor het byhouden van het aantal auto's dat gedurende de groenfase de detektor jepasseerd is "output" 2 bytes voor de outputroutine "wait*" ("waita","waitb" enz.) 55 bytes voor gegevens horend by maximaal 11 variabele standen.
46
Globaal zal in het nu volgende de proJramm3flow worden behandeld zoals die voor de parallelregeling is gerealiseerd. Hierby wordt vervezen naar een aantal (beknopte) flowdiagrammen (figuren 44 t;m 51) en. de programmalisting (bylage 2). De blokken
~§!ä!!~
en
~!§!fY!~
(zie figuur 44)
Het programma begint by het label "start"; telkens wanneer een hele cyclus is doorlopen, wordt weer by "start" met een nieuwe afwikkelin9 begonnen. Via· de subroutines "disgeg" en "wissen" worden de tellingsgegevens gedisplayed en daarna veer op nul gereset. De !~pende tydvariabele , weergegeven door register C, wordt op nul gezet , hetgeen het begin van een nieuwe cyclus impliceerd. Verdar woLdt de geheugenplaats "point" beschreven met het adres van het eerste variabele standen blok (WAITA). Op elk aktietydstip wordt dan in "::>pnw" , na het ophojen van de l~pende tydvariabele, bekeken of een variabele stand bereikt is. Is dit het geval dan wordt gesprongen naar "signal" (zie hiervoor figuur 47). Als ie variabele stand doorlopen is , of als geen variabele stand bereikt was, wordt via "go" naar "tstfas" gesprongen, waar de volgende toestand bepaald gaat worden (zie figuur 45). Is de nieuwe toestand voor alle stromen berekend dan wordt gesprongen naar "tstcyt" (zie figuur 46}. In "tstcyt" wordt het lopende stroomnummer gereset , de detektoren worden (Jescand (via "detekt ") , eventueel worden tellingsgegevens gemodificeerd, K-signalen binnen~ehaald en/of uitgezonden (via "detekt"). Daarna komt de processor in een "halt" toestand , dit betetent dat gewacht wordt op een interrupt-signaal dat in dit geval met een frekwentie van 1Hz binnenkomt, waardoor dus elke seconde een nieuwe toestand van de lichten op kan treden. Nadat dit inteLrupt-signaal is ontvangen , wordt de subroutine "licht" aan~eroepen, hetgeen inhoud dat er een redundantietest en een strydigheidstest wordt uitgevo?.rd, alvorens de lichten worden aangestuurd. Weer teruggekomen in "tstcyt" wordt na-;ega3n of reeds een volledige cyclus is doorlopen, is dit inderdaad het geval dan wordt 1esprongen naar "start", anders naar "opnw".
47
Het blok
~1.2!!.~§~
(zie fi'JUUr 45 en 46)
In "tstfas" wordt de nieuwe toestand van een fase bepaald door de lopende tydvariabele (reg.c) te vergelyken met de diverse in het geheu~en opgesla~en tydstippen. Eerst wordt bepaald welke van de twee groenbegintystippen moet worden genomen (dus niet is geblokkeerd) , zyn beide groenbegintydstippen geblokkeerd dan wordt de verkeersstroom rood licht toegekend. By een geldige groentyd wordt dan aan de hand van 5 tests bepaald wat de volgende toestand van een stroom zal zyn. Door het toekennen van de waarde 1 als een van deze vyf tests de waarde "true" opleverd , kan voor elke toestand een gewichtsfaktor berekent worden , eenvoudig door optelling van het aantal "enen" (dus bet aantal "true" tests) • Voor elke toestand blyken dan bepaalde waardes te gelden, zo wordt de geeltoestand voorgesteld door de gewichtstaktoren 4 of 1. Alle gewichtstaktoren kunnen ger~duceerd worden tot een eenduidige afbeelding op de drie mogelyke kleurfasen , zodat een Jereduceerde gewichtstabel verkregen-wordt, hetgeen duidelyk blykt uit de volgende tabel.
c I c IGRBGTJGRBGTI c lgereduI geval! > I > I < I < I < JtoestandJgewichtsJceerde IGLBGTJRDAGTJGRBGTJGLBGTIRDBGTI I faktor l~ewichtsI faktor I ? I ? I ? I ? I I ? J t t -t + 0 + + + 3 + 0 1 I I 0 I 1 I 1 I 1 I f!OOD I I 1 GROEN I 2 2 I 0 I 0 I 0 I 1 I 1 I I 1 1 1 I 0 I 0 I 0 I 1 I GEEL I I 0 I 1 0 0 I 0 I 0 I 0 I 0 I ROOD I I 0 I I I I I I I I I 2 5 2 I 1 I 1 I 1 I 1 I 1 I GROEN I I 1 1 4 2 1 I I 1 I 1 I 0 I I GEEL I I 1 1 1 2 ROOD 3 0 I I 0 I I I 0 I I I 1 1 2 I 2 2 I 0 I 0 I 0 I I GROEN I I I 1 I I I I I I 0 1 1 3 4 1 I 1 I 1 I ::;r.:EL I f I I I 1 1 3 3 0 I 0 l I I 1 I 0 I ROOD I I 3 0 2 2 I I 1 I 0 I 1 I 0 I GROEN I I J 1 1 I 0 I 1 I 0 I 0 I 0 I 3EEL I I I I I I I I I I Uit de tabel blykt nu dat ~oor dez~ 5 tests de nieuwe toestan~ stdnd volledig i~ vast~eleyd. Hierna wordt overgega~n naar ~setklr" , wa1r eerst de kleurcode in het <jeheugen wordt opjeslageu ("kleurcode"). Verder worden de kleurmatrices gemodificeerd , waarna gesprongen wordt nadr "vol~ta 11 • In "v o 1 y fa 11 wordt, nadat lt et 1 opende stroom nummer i:; op :1 ebooyl, ~etest of van dlle str~men de nieuwe toestdnd oepaald is. Is dit het geval dan kan deze toestand uit~evoerd worden en wordt ~espn.>n'Jl~n lldar ''tstcyt", L.tnd Vdn de vol':}~nde stroom te gaan bep<1l0n.
48 ~§!3n!l~
Het blok
(zie figuur 47)
Als een variabele stand is bereikt, wordt gespronjen naar "signal" • Hier zal eerst getest moeten worden welk soort van aanvraagstand is bereikt. Afhankelyk daarvan kan dan jesprongen worden naar vier mogelyke labels : asign" by een aanvraagroutine. k s i 'j n 1 " by een variabele tydroutine. "ksi']n2" by een detektorroutine. 4) "ksiqn3" by eE~n K-si~naalroutine.
1) 2) J)
1)
11
11
"asign"
In "asign" wordt Jetest op het aanwezig zyn van de desbetreffende aanvraagbit in "sgnbyt". Afhankelyk daarvan worden bepaalde 3roenbegintystippen al dan niet geblokkeerd. 2)
"ksign1"
In "ksign1" wordt een vast in~estelde tyd gewacht. Tervyl elke seconde de snhroutine "detekt" wor·dt doorlopen, daar de detektorgegevens ook tydens de wachtstand moeten worden verzameld. 3) "ksign2" In "ksign2" wordt afhankelyk van de verkeersintensiteit , gemeten hy een bepaalde stroom, gewacht. Dit gebeurd door telkens de gemeten hiaattyd te vergelyken met een grenswaarde. Gel~t dan dat : "hiaattyd < grenshiaattyd" , dan blyft de momentane toestand , tot een maximale tyd , gehandhaafd. Dit alles onder de voorwaarde dat er geen K-signaal aanwezig is , is dit wel het ~eval dan wordt overgegaan naar het volgende aktietydstip (via "Jo1"). Ook in "ksign2" dient elke seconde de ~ubroutine "detekt" doo~lopen te worden. 4) "ksign3" Hier wordt afhankelyk van het al of niet a3nvezig zyn Vin een K-signaal een bepaalde (maximum) tyd gewacht. Elke seconde wordt ooll: hiPr "detek.tn doorlopen. Alykt dan een K-siJnaal binnen te zyn gekomen, dan wordt via "go1" overgegaan naar het volyende aktietydstip (ook weer via 11 go1") ,ndOci t het by die v.::t.rièlbele stand behorende K-signaal is gereset.
Aan het einde van de variabele standen wordt JespronJen naèlr het blok "go1". Hier wordt eN."st het adres van het volgende varidbele strtnd tydstip in "point" ;eplutst. Daar-na wordt eventueel permissie gegeven tot het starten van een aftclroutine voor het uitzenden van een K-si1Dadl. Dit is het 1eval als de vyfde byte van het "WAIT•" blok een nummer on'Jelyl< nul (0} bevat (zie hoofdstuk. 12).
De aftelroutine wordt elke seconde doorlopen en bevindt zich in de subroutine ndetekt". Nadat (eventueel) de permissiebit fJeset is , dat wil zeJ~en de aftelroutine gestart is, wordt naar ngo" gesprongen , hetgeen betekent dat de variabele stand voorby is en dat een nieuwe toestand bepaald gaat worden. De subroutine
!!!çh!~
{zie figuur 48)
deze subroutine kan onderverdeeld worden in drie gedeelten a) 8)
C)
Een blok waarin de strydigheidsmatrices op hun geldigheid worden getest. Een blok waar getest wordt of mogelyk een strydige toestand is berekend. een blok waarin de berekende , en goedgekeurde , toestand via de lichten wordt uitgevoerd.
Ad a) De strydigheidsmatrix van een stroom bestaat uit 4 bytes waarin vermeld is met welke andere stromen een strydige toestand optreedt. De eerste byte geeft dan de stromen 1 t/m A de tweede 9 t/m 16, de derde 17 t/m 24 en de vierde byte ~eeft de stromen 2~ t;m 32 weer. De stromen worden in een byte van links naar rechts door een 1 {betekent strydiy) of een 0 weerJegeven. Geldt byvoorbeeld voor de matrix van een stroom : "10000110" = strydigheidsry 1 "10010101" = strydigheidsry 2 11 00000000" = strydigheidsry 3 "10001111 11 = strydigheidsry 4 dan betekent dit dat de stroom strydig is met de stromen : 1,~,7,q,12,14,1~,25,29,30,J1 en 32. Daar deze strydigheidsmatrices worden opgeslagen in het RAM dient er een zekere beveiliging te worden ingebouwd. Dit gebeurd door per stroom aan de bybehorende strydigheidsmatrix een redundantiebyte toe te voegen. Deze byte bevat het aantal enen uit de strydigheidsmatrix (dus het aantal strydige stromen). Voor bovenvermeld voorbeeld zou dan gelden dat in de redundantiebyte het getal 12 staat. In het eerste gedeelte van "licht" worden nu elke seconde het aantal enen Vdn de matrices geteld en vergeleken met de bytehorende redundantiebyte. ny een redundantiefout wordt ,naar keuze , overgegaan naar de noodregeling of naar een "knippergeel"toestand. Worden de strydiyheidsmatrices goed bevonden dan wordt overgeJaan naar hot volJende <Jedeelte van "licht" (11 tststr 11 ) . In het tweede <JL~df:!elte van het blok "lichtu, "tststr" worr1t ']f'test of de nieuw bep,l:tlrle toPst,Ind soms een strydiyheid opleven'!. Daartoe w:H:den Vm.Itr·ices ver·<JelPken m~?t de momentam~ (nit~llwe) tocsta.nd. Deze mom~~ntane toest.~nrl staat. opjesLttjen in de~ dri<~ m.ttr.ices GHOF:NMI\TRIX, GESLMATRtX, ROOD:1ATRJX ("•Jrn1 11 t/m 11 :;~rn4u, "·:Jl1" t/m u.;l~", "rd 1" t;m "r·;f4"). Ad b)
•Jenaamd~
so Elke matrix geeft dan de nieuw bepa~lde "kleurverdeling" weer, waarby de matrixopbouw hetzelfde is als by de strydi~heids matrices. De warkwyze is nu zo dat uit de GROENMATRIX de stromen worden bepaald die groen licht (gaan) voeren. De by deze stromen hehorende strydigheidsmatrix wordt dan vergeleken met de GROBNMATRIX. Wordt een strydi9e toestand Jedetokteerd, dan wordt, net als by de redund~ntietest, over~egaan naar de noodregeliny of naar een knippergeel toestand. wordt de nieuwe toestand in orde bevonden dan wordt overgegaan naar het laatste gedeelte van Hlicht" ("anstur"). Ad c) In het laatste gedeelte van "licht", "anstur" JDnaamd, kan de nieuwe toestand uitgevoerd worden. De aansturing van de verkeerslichten geschiedt op dezelfde wyze als by de serieregeling. Dit betekent het ophalen van de diverse kleurcodes en het uitvoeren daarvan in groepen van vier stromen • waarby de niet gebruikte stromen door het programma de "uitcode" kryyen toebedeeld (zie ook hoofdstuk 14). Nadat alle lichten zyn aangestuurd wordt via een return teruggesprongen naar "tstcyt". QE!~
In het programma is rekening gehouden met het inbouwen van een testroutine om de lichtenstand te vergelyken met de momentane "kleurverdeling" , zoals die is opgesla~en in de kleurmatrices. Hierby wordt dan voor elke verkeerslantaarn de lichtenstand teruggevoerd naar de microcomputer , waardoor een foutieve aansturing of een defekte lamp onmiddellyk gedetekteerd wordt. By het optreden van zo'n fout kan dan • nadat eventueel een bericht naar de centrale is gezonden, overgeschakeld worden op een knipp~rgeeltoestand.
51
De subroutine
~g~!~!!~
(zie figuur 49 en 50)
Deze subroutine is onrler te verdelen in drie gedeelten : a) b)
c)
een blok waarin de detektorgegevens worden binnengehaald en tellingsgegevens w~rden gemodificeerd een blok waarin de K-siJnalen worden binnen gehaald en (gemaskeerd) worden opgeslagen een blok w~arin de aftelroutine voor het uitzenden van K-signalen zich bevindt.
Ad a) Hier worden de flip-flop's welke door de detektoren al dan niet zyn geset achtereenvolgens geselekteerd, en uitgelezen. Is een flip-flop door een detektor qeset dan wordt hy , na het uitlezen, gereset (zie ook de hardwarerealisatie ). Is een flip-flop , behorende by een bepaalde stroom, Jeset dan zyn er twee mogelykheden : 1) De stroom voert yroen licht. In dit geval wordt de hiaattyd voor die stroom gereset en de 11 groenautot.eller" wordt met 1 opgehoogd.
2) De stroom voert rood licht. Nu wordt de "roodautoteller" met 1 opgehoogd en, als de stroom via aanvragen wordt geregeld, de aanvraagbit ~::~es et. Is aen flip-flop niet geset ,
dan wordt als de roodfase bezig
is niets ondernomen, by de groenfase echter wordt de by die stroom behorende hiaattyd met 1 opgehoogd. Zyn 1lle flip-flop•s op deze manier getest , en de daarby behorende routines doorlopen, dan wordt overgesprongen naar het volyende blok van 11 detekt". Ad b) In het. tweede gedeelte van 11 detek.t", "sigin" genaamd, worden de K-signalen welke op 8 flip-flop•s binnenkomen opgehalld en meteen daarna weer ge~eset (zie hoofdstuk 14). De binnengehaalde K-signalen worden dan gemaskeerd opgeslagen gen in "synbyt". Zy byvoorbeeld de F-F stand en staat in "masker" dan komt er in 11 S•Jnhyt"
tt11010100" 11 101 00000" "10000000"
(K1,1':2,K4 (K 1 f~n KJ)
l'D
K6),
(dus alleen f\1) ..
Nadat de signaalbits geplaatst zyn wordt overgegaan naar bet laatste gedc~üte van "detekt". Ad c) In het laatste ~edeclte vac "detekt" , "siguit" genaamd, bevindt zich de aftelroutine voor het uitzenden van de diVürse K-siJn<'tlen. Dit houdt in r1at in het geht~u;eublok "ksu i t", bekeken wordt w(~lke r\- si9 n:llen perm is::;L~ hebt ~n om te word(~n uit:JC>zonclen. DI~Zt' p(~rmissie werd ;eJeven in het blok "Jol" , door het setten van een permissiebit. Vanaf h8t moment dat dezr~ bit aanwezi•J is , wotdt r~lb~ secon-
52
de een bepaalde ingestelde vertragin~styd afgeteld (vermeldt in "ksui t"). Is de tyd verstreken dan wordt via outputpoort 1 het signaal uitgezonden, waarna de permissiebit en de stand van de lopenda teller worden gereset. Daarna wordt via een return terug~esprongen naar bet programma ("tstcyt", "ksign1", "ksign2" of "ksiJn3 11 ) . De subroutine!'i
~gisg_gg_~
en
~!ܧ§§!!l~
(zie figuur 51)
Deze subroutines voeren via een y~heugenscoop of via een teletype de tellingsgegevens van een cyclus uit ("disge~"). Dat betekent het displayen van het aantal auto's dat gedurende een vo !ledige cyclus de detek tor gepasseerd is , waarby dan het aantal in de roodfase en in de groenfase afzonderlyk wordt weergayeven • Bovendien is rekening gehouden met de mogelykheid van het displayen van de rood- en groentyàen van elke stroom gedurende een volledige cyclus. Nadat de tellingsgegevens •Jereset zyn (in "wissen") wordt terugyespronyen naar het programma (het blok "tstcyt").
53 !!QQI12~ .!!!!L1~
Uitgaande van een voorbewerkt stromendia~r~m worden de ~e~e vens voor het programma bepaald. Beschouw als voorbeeld de kruispuntkonfiguratie in figuur SJ , waarby voor kruispunt 1 het stromendiagram met bybehorende variabele standen is geIJeven. stroom 1' moet aansluiten op stroom 1 , str-oom 1 op 1 11 en stroom 4 op stroom 4' (het,Jeen het uitzenden en ontvan,Jen van K-si')nalen implic·~er-t). In de volgende paragrafen zullen de gegevens voor de regeling van kr-uispunt 1 successievelyk bepaald worden : 1)
bet stromendiagram de strydigheidsmatr-ices 3) de variabele standen
2)
voor de opbouw van het str-omendiagr-am moeten voor elke stroom de tyustippen waarop de groen-, geel- en roodfasen be•Jinnen bekend z:yn ("gegbnk"). Deze tydstippen worden voor elke stroom ingevuld op de respectievelyke geheugenplaatsen : "groenbegintyd-1 11 ,"~eelbeJin tydtt en "roodbegintyd". Moeten er by bepaalde stromen hiaattyden gemeten worden , dan dient er een grenswaarde voor de hiaattyd opgeqeven te worden. Deze dient geplaatst te worden in 11 grenshiaattydn. Wordt aan een verkeersstroom via een aanvraagsignaal ~roen licht toe9ekend , dan dient op "aanvraagcode" het desbetreff~nde aanvraagsignaal geplaatst te wor-den {keuze uit 7 of 8 : zie pagina ) • Wordt de verkeersstroom niet via een aanvraagsiJnaal ~eregeld, dan wo~dt "aanvraagcode" beschreven met 0 (nnl), Wor-dt een aanvraa1 voor een verkeer-sstroom gehonoreerd, Jan zal een deel van de g~oenfase van een andere stroom afgehaald worden. Dit betekent het opyeven van een tweeje grnenbegintyJ , welke in de Jeheugenplaats "JroenbeJintyd-2" JeZet vordt. D<~ geheu•J:}npla,'ltsen "kleurcode" en "hiaattyd" zyn lopende variabelen, die als beginwaarde respectievelyk 3 (:rood} 2n 0 dien~n te hebben. Voor de specifieke st~omengegevens van het voorbeeld in fiJUUr 51 wordt ver-wezen naar de Lybehorende listill'J (byl:~Je 2: aanJenomen Jr,~nstd.aattyd voor stroom 4 : 4 sec.}. Verder~ h~lan]ryke ~egevens voor het stromendia~ram zyn de cyclnstyd {in het voorbeeld : "cyclt" :=50) en ht.~t .'ldntal stt:omen {"dantfa":='J). De lopr~nde variab~~le "fasr•n 11 moet. als be;1inwaanle 0 {nul} hebben.
Het
van de strydijheidsmatrices gebeurt àezPlf(le wyzü als by de sPrier·(~g~:lincJ. D
~pstellcn
j(~nof~·J
op
na-
bPb~kent
54
ddtelke stroom vid een woord Vdn vier bytes (zynde 8 bits) weergeeft met welke stromen een strydige toestand optreedt. De eerste byte van het woord geeft de stromen 1 t/m B, de tweede byte de stromen 9 t/m 16, de derde byte de stromen 17 t/m 24 en de vierde byte de stromen 25 t/m 32 weer. Hierby geeft de eerste bit (meest significante) van de eerste byte stro~m 1 weer, terwyl de minst significante bit van de vierde byte stroom 32 aanduidt. Zo zal een 1 op de vierde plaats (van links) in de tweede byte van het woord by sroom 3 betekenen dat stroom 3 strydig is met stroom 12. Voor de betrouwbaarheid wordt aan het eigenlyke strydi~heids woord nog een extra redundantiebyte toegevoegd. Deze byte qeeft dan het aantal strydige stromen weer (dus het aantal en~n in de matrix). Terugkomend op het voorbeeld van fi~uur 53 blykt dat Stroom stroom Stroom Stroom Stroom
1 strydi'::J 2 strydig ] strydiy 4 strydig 5 strydig
is met de stromen
is is is is
met met met met
de de de de
3,4 en 5 stromen 3,4 en 5 stromen ' 1,2 en 5 stromen en 2 , ,2 en :i stromen
..
.,
Voor de strydiJheidsmatrix van str:>om 1 worden de bytes byte hyte l;yte byte byte
1 2 3
4 5
"00111000 11 11 00000000" 11 00000000" "00000000" 11 00000011 11
ofwel ofwel ofwel ofwel ofwel
oecimaal decimaal decimaal (leci maal decimaal
:48 :O
:o
:0 : 3.
De strydigheidsmatrices worden opgeslagen in "strbnk". Voor rle verdere realisatie van de strydigheidsmatrices van het voorbeeld wordt verwezen naar de bygevoegde listing (bylaJe 2). 3) 1g_!äiiä~!lQ_§1~~1Qll
Het inbouwe~ van een variabele stand kan vier din~en betekenen (zie ook hoofdstuk 11) a)
Een stand waarby een bepadlde , vooraf in:;estelde, tyd ~ewttcht wordt, onafhankelyk van het al of niet aanwezig zyn van een K-siJnaal (in het voorbeeld by stand D) ; b) ef~n stand waar-by , tot een maximumtyd, gewacht wordt op het aanwezig zyn Vdn een K-siynaal (in het voorbe(~ld by dt-~ standen A t•n B); c) een stilnd w.tarby afhankclyk Vün hiaattydmetinjen v:1n ec'!n bPpaald~~ ::_;troom, ;ewdcht wordt (rlus verlengin:J toe"k.Pnnen) , mil!'; er •Jeen K-si;nadl ;unwczig is (in het voorbe(~ld is dit de stand E); d) e •-' n s t a n à wa a r- b y (~ e n t1 .1 n v ra :1 'J v oor e P n s t I. oom n a 'J c !Jd
Bovendien kdn oan nog a.an ht?t e1wle v.1n elke variabc•lç! stand pormissie tJerJeven worden tot het uitzeu(hm van een K-~>iJnaal. liet si']na:1l wordt dan na ef>n va:c>j''5telde tyd , veJ:mrd<1t in
55
"ksuit"• uitgezonden (in het voorbeeld na afloop van de standen B en E) • De gegevens voor deze variabele standen worden vermeld in de "iAir•" blokken (WAITA, WAITB, etc.). De geheu~enblokken bestaan uit vyf bytes en zyn gerangschikt in volgorde van het tydstip waarop zy voorkomen in het stromendiagram. Deze tydstippen staan opgeslagen in de eerste byte van zo'n WAIT• blok (byvoorbeeld stand A treedt op op bat tydstip t=5 ; derhalve is de inhoud van de eerste byte van "WAITA" : 5). De tweede byte van een WAlT• blok geeft via een code het doel van de desbetreffende stand weer. De betekenis van de derde en vierde byte in het blok is afhankelyk van de eraan voorafgaande code : a)
byte 2 = 1 tydroutinecode; dan volgt : don•t care byte l - * : wachttyd byte 4 =
b)
byte 2 = 1 byte 3 = byte 4 =
K-signaalroutinecode dan volgt bybehorend K-signaal (1 t;m 6) maximale wachttyd
detektorroutinecode c) byte 2 = 2 byte 3 = : de te meten stroom byte 4 = maximale wachttyd d) byte 2 = 0 byte J = byte 4 =
dan volgt
aanvraagroutinecode ; dan volgt : bybehorend A-signaalbit (7 of 8) adres "ANVRG•" blok
Zie voor de realisatie van de wachtstanden van het voorbeeld de bybehorende listin::J (bylage 2). Ma hat laatste WAIT• blok dient een "eindebyte" toegevoegd t~ worden.
(8
enen)
De vierde byte by het WAlT• blok met een aanvraaJroutine (in het voorteeld WAITC) vervyst naar een geheugenblok waar de adressen van de te blokkerPn en de vry te geven groenbejintyden staan vermeld (het blok ANVRG1 in het voorbeeld). Dit blok ("ANVUG•'') bP.staat uit twee gedeelten. In het eerste gedealte staan de adressen van die g~oenbeyintyden welke by 9een aanvraa') Jeblok:keerd dienen te worden. In het tweede gedeelte staan de adressen van de gc~enbegintyden die moeten worden ueblok.k:eerd als er wel een aanvraa') is in']ediend. De twee Jadeelten dit~nen tP worden afgesloten door een "eindeb y t e 11 ( H enen) • Het "ANVRG•" hlok. kan naar keuze w:->rden opJeslaqen in "STRBNK" , en wel de plttil tsPn 204 t;m 25':> (in hGt voorbeeld hegint ANVRG1 op plaats 204). flet beginadre~; van het Ar.IVrlG l'lok diPnt dan veLm':?ld b: wenden in de vierde byte van het de~;bet~etfende WArT* blok. De aanvraayrealisatie van het voorbeeld hlykt uit de bygeVO(q:le listi ng (bylage 2).
56
De geheugenplaats "point" tenslotte wyst telkens naar het volgende variabele stand tystip ; De beginwaarde dient 0 te zyn (dus "point••:=O).
Maximaal kunnen zes externe K-signalen worden binnengehaald. Twee bits van "sgnbyt" 1 waar de externe signalen worden opgesla~en worden namelyk ~ebruikt voor de aanvraayroutine (dit is een beperking welke slechts by deze realisatie naar voren komt) • Een kruispuntregeling zal echter meestal niet alle siynalen gebruiken. Daarom worden de binnen te halen signalen gemaskeerj. Daartoe kan de geheugenplaats "masker" van een code worden voorzien , die aan~eeft welke signalen voor het desbetreffende kruispunt van belang zyn. De me~st significante bit van "masker" heeft betrekkin1 op het K1-signaal 1 de volgende op het K2-signaal enz •• In het voorbeeld van figuur Sl dient derhalve in "masker" te staan : "11 000000" (decimaal : 11J2) daar van kruispunt 1 de signalen Kl en K2 toegevoerd worden. De beginwaarde van "sgnbyt" , waar de signalen worden opgeslaJen1 moet 0 zyn .. Wil men aan het einde van een variabele stand een signaal naar een ander kruispunt zenden dan dient bet nummer van het K-signaal vermeld te worden in de vyfde byte van het desbetreffende WAIT* blok. Dit nummer m~et dan korresponderen met een ::Jf meerdere (sub) blokken in "KSUITu. De vyf bytes van zo•n subblok zyn alsvolgt opgezet : byte1 byte2
uit te zenden K-signaal (korrasponderend met het K-signaal vermeld in het WAIT* blok); de tyd die moet verstryken vanaf het einde van • de variabele stand tot aan hot moment waarop hot K-~iynaal dient te warden uitgezonden; tydteller om de te verstryken tyd af te tellen (beginwaarde = 0) Lestemming van hot K-signaal (kruispuntcode); bestemming van het K-si~Jnaal (kruispuntcode);
byte:l
..
byte4 byteS
.
De zes •JPheujenplaatsen "savec" ...... "savel" worden gobruik.t om raJisterinhouden tydelyk in op te slaan (beJinwaarde =0). De twaalf 'Jehea<Jenpldatsen 11 JLn1" ...... "I.rl4" zyn de kleurmatrices,welke de momentane "kleurverdelinJ" weerqeven. Ook deze dienen als heginw<1arde 0 te lt•.~bben.
57
De noodregeling ~ebruikt slechts 2 bytes v~n hGt HAM (voor de outputinstruktie} , maar deze geheugenplaatsen worden door het proJramma zelf beschreven en onmiddellyk daarna weer Op!Jehaald (zy bev.ltten du:; 9een specifieke informatie). Verder is de noodregelin~ gerealiseerd in 269 bytes {170 voor het ~fwikkelingsprogramma, en 99 voor de stromengegevens) PROM waar by de n genentl pn r pose r.q isters 'Jeb ruikt worden voor het byhoudcn van de variabele gegevens (re~ister C = lopende tydvaribele etc.). De opbouw van de noodregeling is in feite hetzelfde als de grondvorm van de parallelregeling (hoofdstuk 11} dat betekent dat voor elke stroom J tydstippen worden opge1even : "groenbegintydstip","geelbegintydstip","roodbeglntydstip". Verdere qeJevens zyn de starre cyclusduur ("stcyct"), het aant!l stromen ("aantfa") en het banknummer waar de stromen(Jejevens staan op·Jesl.lt.Jen ("geJbnk"). Voor een beknopte programmaflow wordt verwezen naar figuur 54. Verder is een voorzieninJ ingebouwd dat , wanneer de verkeersafhankelyke regeling weer gebruikt kan worden (na byvoorbeeld opnieuw laden van de stromenyegevens) weer teruggeschakeld kan worden , byvoorueeld via een restart (zie hiervoor hoofdstuk 14).
Naast de SIMA-01 ([4]) word~n nog bruikt, zoals schakelingen voor
eni~e
schakelinyen ge-
1) lichtaansturing; 2) àetektoren; 3) pro·Jramma-overschakelin,_:J; 4) K-signalen.
1}
!!S:h!lE!.!H~.tJ!!l:.!!!i
(zie figuur '>5 en 56)
By de lichtaansturing wordt 'Jf~bruik. gemaakt van de extra byyebouwde outputpoorten 20 t;m 27.
De in het proyramma gebruikte kleurcodes zyn: 11 11 11 = r:ood "01" = goel "00 11 = groen "10 11 = licht uit.
Deze kleurcodes worden in gro~pen van 4 via een outputpoort uitgezonden. De stromen 1 t/m 4 via outputpoort 20, de stromen 5 t;m n via outputpoort 21 enz. De inhoud van de output wordt weeryegeven op de bus low order address out (zie fiy. 10 in [4]).
A7 en Aó Je ven de A5 en A4 geven de A3 en A2 :Je ven de A1 en AO geven de waa :eb y hier geldt
kleurcodes van de stromen klet1rcodes van de stromen kleurcodes van de stromen kleurcodes van de stromen dat n = 1,2, ••• ,7.
l+n. q 2+n. 4 3+n .. 4 4+n .. 4
Deze informatie moet vastgehouden worden. Dit yebeurt in een A-bit latch; dit is de feitelyke nutputpoort. De sele~tie van de output poorten (Jebe urt door 2 bits van de bus high order address out en de bus i;o decode en out-invers. (zie schakelin::J in figuur 55). De 2 bits van boao selekte~cn de tientallen in het nummer van ie outputpoort. De A bits van i/o decode selekteren de eenhe~en in het nummQr van de outputpoort. Op het punt out-inver;::; staat het outputc:.Jm'lland:). Om ntl rl\? lichten .:tan te sturen, moeten de in de 8-bit latch opgeslaJen vier •JE>codeerde k.l~.Cntc~>des ·Jedecode,~rd worrien. Dit "'ot:dt JCdihln met vieL nen-uit-viet dHcoders. re uit:.~an:.~en Vdll ieZ(! 4 d(~codürs ~;turen vi,l eelt invcrt(:~r en vid een weerstanil een transistor aan. In dl'~ colL~ctoil(~icîin<J is dL> lamp opger~<>rnen (zie fiJUUr 56). Dit schema is op een eurotorma~t Ka~rt 2x bebouwd, op een kaart bevinden zich dus 2 o11tpulpocnt~!n. Voor th• r outputpoortPil zyn yjpr ;elyke lichLiansturirqsk,urten 'JPm:lrtkt. Op de print vnor :C>E>lektio van de Jutputpoort tevindt zich bovenriien een kloK van 1 liz. "'H:~c; sec start d(~z~ klok, di,~ op d~ intterrupt-lyn van rh-! Mt'S-!l is d<.lnj<':;loten,
het totale regelprogramma (vanuit een HLT).
Deze zyn 1esimuleerd d.m.v. S-R flip-plop's (fi~uur 57), die elke seconde yuscand en daarna door de MCS-R ~ereset worden. De set inyang kan op dit moment naar keuze op een drukknopschakelaar of op een random gcnerat3r aangesloten worden. De selektie voor afscannen zowel als het rasetten van de flip-flop's ga~t via outputpoort 12. Op het 7e t;m 3e bit van outputpoort 12 dient het geinvertéerde stroomnummer te staan (geinverteerd, omdat op de SIMB-Ol de outputpoorten ook inverteren) • Voorafscannen staat op het 2e ,.1e ,en Oe bit van outputpoort 12 de code 111. Vo3r resetten staat op het 2e,. 1e en Oe bit van outputpoort 12 de code 011. By het afscannen van de detektoren treedt selektie op d.m.v. multiplexers. By het resetten van de detektoren treedt selektie op d.m.v. een 5-input NAND-gate. De stand van de via multiplexers geseleKteerde detektor wordt via het 7e bit van inputpoort 0 ingelezen.
Het overschakelen van het ene programma naar het andece gebeurt door set of reset van 5 flipflops die het 7e t;m Je bit van de intterrupt input vormen. Het 2e ,.le en Oe bit liggen vast op 101 (figuur 50). Wordt niet overgeschakeld van het ene programma op het andere, dan staat op de intterrupt input 11101101. Dit is de instructie LHH ( no operation) • Overschakelen van pru~ramma geschiedt door een restart instructie 00xxx101, waarby xxx het sprong~dres aan~eeft. De lustructie 00001101 byvoorbeeld is een sprong naar bank U adres B. De Jebruikte nprongadressen zyn: rest~rt 8: boats-trap-loader restart 24: verkeersafhankalyKe regeling rest:trt 40: alle stromen knippett:m met geel licht restart 56: noodre9eling, via Jeel knipperen
Het ~pdrukken van een restdrt instructie kan met een schakelaar ~ebeuren of vanuit de MCS-9 zelf. Direkt na het aanschakelPn van de spannin<J worrlt een rest,u·t 5 6 op 'j id r 11k t waar·ctoor à i rekt de no:l dr e ]el in <J wordt i n9esch,l kel d.
Va n b u i te n d f t o (~ t e v o ~! r <' n k o rt) 1 ~ l - s i J n a 1 en wo r. d en Jes i mu leerd door 8 set-reset-flipflops rlie JPSet kunnen worden door een :1rukknop. Na hl~t binnenhdlE>n, via inputpoort 1, v.u1 d0 stand Vcl.H dt>ze flipflops w
6 {)
[ [ [ [ (
1] 2] 3] 4] 5]
..
strassenverkehrstechnik heft 3/1471 strassenverkehrstechnik heft 6/1471 "hasler" documentatie (detektnren) users manual mes-A traffic engineering september 1966