Afrika- en Bouwmeesterbuurt beschermd stadsbeeld: toelichting en beeldatlas
inhoudsopgave
2
inhoudsopgave
inleiding
4
complex 4
deel 1 cultuurhistorische achtergronden
7
deel 4 waardering
117
133
naoorlogse woningbouw woningnood woningbouwproductie centrale regie bouwtechniek en -typologie woningbouwvereniging “Nijmegen”
9 9 9 9 10 10
inleiding cultuurhistorische overwegingen architectuurhistorische overwegingen stedenbouwkundige overwegingen
naoorlogse verstedelijking Hees structuurplan wijk- en parochiegedachte uitbreidingsplan Nijmegen West Heseveld
10 10 11 11 12 13
bebouwingstypen straatnamenregister geraadpleegde bronnen criteria artikel bouwkundig weekblad,
138 139 140 141 142
Afrika- en Bouwmeesterbuurt bouwgeschiedenis typering architectenbureau A. Evers & G.J.M. Sarlemijn bouwstijl plastisch getal
13 13 14 15 15 16
colofon
148
deel 2 ruimtelijke analyse situering complexen buitenruimte groen verkeersstructuur bebouwing
19 20 22 24 28 32 36
deel 3 gevelbeeld
39
algemeen complex 1 complex 2 complex 3
40 45 67 103
bijlagen
134 134 134 135
137
3
inleiding
4
inleiding
context De wederopbouwarchitectuur is in het Nijmeegse stadsbeeld nadrukkelijk aanwezig. Nijmegen werd in de wederopbouwperiode (1940-1965) aanzienlijk vergroot met een aantal uitbreidingswijken aan de west-, zuid- en oostzijde van de vooroorlogse stad. Een enorme groeistuip die nog steeds getuigt van de toenmalige daadkracht en het optimisme over de toekomst. In de Kadernota Beeldkwaliteit Nijmegen over de brug (19 februari 2003) wordt de ‘wederopbouwstad’ daarom gepresenteerd als een van de dragers van de Nijmeegse identiteit. Nu, een halve eeuw later, staat de wederopbouwarchitectuur onder toenemende druk van stedelijke vernieuwingsopgaven. Niet verwonderlijk, want we leven en wonen nu niet meer zoals in de jaren vijftig en zestig. De stedelijke dynamiek en het continu veranderende gebruik van de stad leveren in Nijmegen een interessant en levendig stadsbeeld op, maar maken tegelijkertijd het cultureel erfgoed kwetsbaar. ‘ Bezint eer ge begint’ is daarom het adagium van de gemeente bij elke ingreep in de stad. Dat wil zeggen een bezinning vanuit cultuurhistorisch perspectief die recht doet aan de kwaliteiten van de historisch gelaagde stad. Alleen zo kan het specifiek waardevolle behouden blijven en zal de gewenste vernieuwing een duurzame toekomst krijgen. Inzicht in de betekenis en eventuele waarde van de gebouwde erfenis is daarbij een voorwaarde. aanleiding Om de naoorlogse woonwijken een toekomstperspectief te bieden, is herstructurering van de woningvoorraad, openbare ruimte en voorzieningen nodig. Omdat deze ingrepen onvermijdelijk gevolgen hebben voor de beeldkwaliteit, heeft de gemeente Nijmegen onderzoek laten verrichten naar de ontstaansgeschiedenis, de kenmerken en de waarden van de woonwijken uit de wederopbouwperiode (stoa, juni 2006). Uit dit onderzoek kwamen de Afrika- en Bouwmeesterbuurt naar voren als een gebied met uitzonderlijke cultuurhistorische kwaliteiten. Daarop zijn de Afrika- en Bouwmeesterbuurt aangewezen tot beschermd stadsbeeld. Dit rapport vormt de toelichting en de beeldatlas bij het beschermd stadsbeeld. Het vervaardigen van dit rapport heeft het Bureau Archeologie en Monumenten van de Afdeling Stadsontwikkeling opgedragen aan Van Meijel – adviseurs
in cultuurhistorie te Nijmegen. Het onderzoek is in de periode oktober 2007 – januari 2008 uitgevoerd door architectuurhistoricus Leon van Meijel en cultureel planoloog Freek Mulder. methodiek en leeswijzer Naar analogie van de rapporten bij de beschermde stadsbeelden van de vooroorlogse woonbuurten omvat deze toelichting en beeldatlas een gedetailleerde redengevende omschrijving in woord en beeld van de vroeg-naoorlogse Afrika- en Bouwmeesterbuurt in Heseveld. Het is een praktisch en rijk geïllustreerd handboek met een vierledige opzet. Het eerste deel van het rapport over de cultuurhistorische achtergronden is samengesteld op basis van beschikbaar onderzoeksmateriaal (zie bijlage met bronnen). In dit verhalende deel komen de naoorlogse woningbouw, de verstedelijking, de bouwgeschiedenis, het architectenbureau en de bouwstijl aan de orde. Het tweede en derde deel van het rapport over de ruimtelijke en architectonische analyses zijn tot stand gekomen op basis van uitvoerig veldwerk en gericht archiefonderzoek. In deze delen ligt de nadruk op het in beeld brengen van de huidige kenmerken en kwaliteiten op foto’s, kaarten en analysetekeningen. In deel twee komen de ruimtelijke aspecten van de complexen, de buitenruimte, het groen, de verkeersstructuur en de bebouwing aan de orde. In deel drie worden de aspecten van het gevelbeeld behandeld, gerangschikt per complex en type. In de bebouwing zijn hoofd- en subtypen onderscheiden. De hoofdtypen verschillen onderling wezenlijk van elkaar qua vormgeving en/of functie. Een subtype is een variant op een hoofdtype, dat wil zeggen voorzien van een kleine verbijzondering in de vorm van een erker, balkon, poort of deuromlijsting. Alle straatwanden die op de kaart hiernaast in rood zijn aangegeven, worden afgebeeld. Alleen bij de straatwanden van een hoofdtype zijn de bouwtekening en een analysetekening toegevoegd. De analysetekening heeft betrekking op
de bouwmassa, de gelaagdheid, de gevelopeningen, de articulaties en de variaties in de subtypen. De afbeeldingen worden toegelicht in korte teksten. In het vierde ‘samenvattende’ deel wordt – op basis van de eerdere delen - de waardering van het stadsbeeld bondig beschreven aan de hand van cultuurhistorische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige overwegingen (zie bijlage met criteria). De inhoudsopgave voorin, de overzichtskaart met de verschillende gebouwtypen en het straatnamenregister achterin de bijlagen maken het rapport eenvoudig toegankelijk.
5
7
deel 1
cultuurhistorische achtergronden
deel 1: cultuurhistorische achtergronden
8
deel 1: cultuurhistorische achtergronden
De Afrika- en Bouwmeesterbuurt zijn aangelegd op een voormalig agrarisch gebied en kwamen tot stand in een tijd van hoge woningnood. De buurt is gerealiseerd binnen de stedenbouwkundige kaders van het Structuurplan 1951 en het Uitbreidingsplan Nijmegen West 1950 en bestaat uit één samenhangend woningbouwcomplex met 763 woningen, 9 winkels en diverse garages. Het complex werd in 1952-1957 gefaseerd gebouwd in opdracht van Woningbouwvereniging Nijmegen (het huidige Portaal), naar ontwerp van het Amsterdamse architectenbureau A. Evers & G.J.M. Sarlemijn.
naoorlogse woningbouw woningnood Het zwaar geteisterde Nijmegen kwam in 1945 gehavend uit de strijd. Alleen al op het gebied van de woningbouw stond de gemeente voor een ongekende opgave. De oorlogsschade bestond onder andere uit ruim 2.200 verwoeste en 1.300 zwaar beschadigde woningen. Na de bouwstop van juni 1942 had de woningbouw bovendien drie jaar lang vrijwel stilgelegen. Tot overmaat van ramp bracht de Woning- en Gezinstelling van 1947 aan het licht dat de bouwopgave veel omvangrijker was dan alleen het herstellen van de oorlogsschade en het wegwerken van de achterstand. De vraag naar woningen nam in een sneller tempo toe dan verwacht door de explosieve toename van het aantal huwelijken, de geboortegolf, de daling van het sterftecijfer en de repatriëring van landgenoten uit voormalig Nederlands-Indië. In 1947 had Nijmegen een tekort van ruim vijfduizend woningen. Er moest kortom snel, veel en goedkoop gebouwd worden. Na de bevrijding duurde het enkele jaren voordat de bouwproductie goed op gang kwam. Wegens gebrek aan geld en materialen werd de woningnood aanvankelijk
bestreden met noodmaatregelen en tijdelijke voorzieningen. Uit het buitenland afkomstige noodwoningen brachten verlichting voor een kleine groep daklozen. Veel woningzoekenden moesten daarentegen jarenlang gedwongen inwonen bij familie of hospita. Mede dankzij de Marshallhulp richtte het rijksbeleid zich na 1948 op de bouw van permanente en volwaardige woningen. De optimistische productieprognoses ten spijt, werd de hardnekkige woningnood niet snel opgelost. Met recht stond de woningnood tijdens de jaren vijftig en zestig bekend als ‘volksvijand nummer één’. woningbouwproductie De gemeente hield zich als vanouds afzijdig in de bouw en het beheer van woningen. De woningbouwverenigingen Nijmegen (thans Portaal), Kolping (thans Talis), Eigen Haard, De Gezonde Woning (thans Standvast Wonen) en De Gemeenschap namen in de wederopbouwperiode bijna de helft van het totaal aantal gerealiseerde woningen voor hun rekening . De overige woningen kwamen tot stand in de particuliere sector. Na een aarzelende start van slechts zes permanente woningen in 1947, schommelde de Nijmeegse woningbouwproductie van 1948 tot 1952 tussen de vier- en negenhonderd woningen per jaar. Daarna stabiliseerde de productie enkele jaren rond de achthonderdvijftig woningen. In 1959 werden in Nijmegen voor het eerst meer dan duizend woningen gebouwd. Bij de Woning- en Gezinstelling van 1960 was het woningtekort ten opzichte van 1947 met tweeduizend stuks gedaald tot drieduizend woningen; nog altijd een aanzienlijk aantal. centrale regie Het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting had met het bouwprogramma een belangrijk instrument in handen. Het ministerie stelde hierin per provincie het jaarlijks aantal te bouwen woningen vast. Gedeputeerde Staten wees op haar beurt delen van dit bouwvolume toe aan de afzonderlijke gemeenten. Tot slot kon de gemeente pas daadwerkelijk een bouwvergunning verstrekken wanneer het plan goedkeuring van het ministerie had gekregen. Hiermee was de cirkel gesloten.
9
deel 1: cultuurhistorische achtergronden
Een onderdeel van het bouwvolume vormde het woningcontingent. Hieraan waren voorwaarden verbonden met betrekking tot de functie (bijvoorbeeld woningen in het kader van de krotopruiming), en/of het bouwsysteem (traditionele of industriële bouw). De voortgang van de volkshuisvestingsoperatie en de aard van de bebouwing in de gemeente was dus grotendeels afhankelijk van deze politieke werkwijze. Deze doelstellingen werden aanvankelijk echter bemoeilijkt door een tekort aan vakarbeiders, materialen en deviezen. Direct na de oorlog had daarom het herstel van de industrie prioriteit boven nieuwbouw van woningen, omdat zo het tekort aan bouwmaterialen kon worden aangepakt. Daarnaast werd rationalisatie van de woningbouw gestimuleerd, om zo de bouwkosten te drukken en het bouwproces te vereenvoudigen. Deze industrialisatie-politiek kreeg vanaf 1948 een extra impuls door de Marshall-hulp. Met uitzondering van de recessieperiode 1951-1952, toen de overheid zich onttrok aan financiering onder meer als gevolg van de Korea-oorlog, bleef de overheid de woningbouw (in het bijzonder de systeembouw) in toenemende mate stimuleren met een jaarlijks groeiend aantal woningen als resultaat.
10
Schematische weergaven van het Structuurplan 1951. Boven: de functiekaart met uitstralingsgebieden (rood), satellieten (geel), universiteit (grijs), industrie (roze) en recreatie (groen. Onder: de hoofdwegenkaart met radialen (oranje), ringewegen (blauw) en hartaders (grijs).
bouwtechniek en -typologie Nijmegen was tot de Tweede Wereldoorlog een stad met hoofdzakelijk grondgebonden woonhuizen van baksteen, merendeels uitgevoerd als rijtjes eengezinswoningen. In de laat negentiende en vroeg twintigste eeuwse schil bestond de woningvoorraad voor een groot deel uit beneden- en bovenwoningen. De stadsuitbreidingen in het interbellum waren opgezet als dorpse en groene tuinwijken (Waterkwartier, Wolfskuil, Willemskwartier, Hengstdal). Deze traditionele bouwtraditie was verankerd in de regionale bouwindustrie en verbonden met de plaatselijke bouwarbeiders en aannemers. Na de oorlog kon door de enorme woningnood en het dwingende rijksbeleid hieraan niet langer worden vasthouden. Het aandeel eengezinswoningen in de woningvoorraad nam af met 14%, ten gunste van etagewoningen in drie en vier woonlagen. Naast gestapelde woonvormen deed vooral de discussie over de vermeende voordelen van industriële systeem-
bouw en de invloed ervan op het Nijmeegse stadsbeeld het meeste stof opwaaien. Na enkele experimenten met de systemen Korrelbeton in het Waterkwartier en Airey in Heseveld (‘Jeruzalem’) hielden de corporaties in de jaren vijftig bij voorkeur vast aan de traditionele bouwtechniek. woningbouwvereniging “Nijmegen” Woningbouwvereniging “Nijmegen” (1906) hield zich aanvankelijk enkel bezig met het saneren van krotten in de binnenstad. Na een aantal jaren werd deze doelstelling bijgesteld en ging men zich ook bezighouden met vervangende nieuwbouw. Tot de Tweede Wereldoorlog bouwde “Nijmegen” vooral voor de lagere inkomensklassen. Deze arbeiderswoningen werden gerealiseerd in het westen van de stad. De woningbouwvereniging had een eigen architect in dienst die alle woningen ontwierp. De uitbreiding in Nijmegen-West en de uitbesteding van deze opgave aan één architectenbureau sluit naadloos aan bij deze vooroorlogse praktijk.
naoorlogse verstedelijking Hees Het dorp Hees is ontstaan in de middeleeuwen en was onderdeel van het Schependom Nijmegen. Dankzij vruchtbare gronden ontwikkelt het zich tot het landbouwgebied van Nijmegen. Vanaf de 17de eeuw is het gebied ontgonnen en vestigen stadsbewoners zich hier in verbouwde boerderijen of nieuwe buitenverblijven. In de negentiende eeuw was Hees een dorp met twee bevolkingsgroepen: tuinders en welgestelden op zoek naar rust. De meeste tuinders waren eigenaar van chique kwekerijen en bloemisterijen. Deze tuinders onderhielden ook de tuinen van de villa’s en buitens van oud-kolonialen uit Nederlands-Indië en renteniers, die zich vanaf het begin van de negentiende eeuw in het rustige Hees vestigden. Veel buitenplaatsen zijn verdwenen, slechts een klein aantal heeft zich gehandhaafd in de omgeving van de Kerkstraat, Kerkpad en Bredestraat. Andere landgoederen werden aangekocht door kloosterorden voor hun kloosters, pensions en scholen. Sinds 1889 verbond een stoomtram - sinds 1922 een elek-
deel 1: cultuurhistorische achtergronden
trische tram - Hees met het centrum van Nijmegen. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd deze lijn opgeheven. De aanleg van het Maas-Waalkanaal in 1927 betekende een kentering voor de ontwikkeling van het dorp. Door de aanleg steeg het grondwaterpeil, waardoor het gebied niet meer geschikt was voor de tuinbouw. Bovendien werden havens aangelegd en vestigde de industrie (PGEM) zich aan het kanaal. Het karakter van het gebied rond het dorp veranderde van dat van een agrarisch gebied aan de rand van de stad naar een arbeiderswijk in de stad. Het karakter van het oude dorp Hees bleef evenwel behouden. structuurplan De stijgende vraag naar woningen maakte de planning van nieuwe woongebieden in Nijmegen noodzakelijk. Onder leiding van ir. A. Siebers en ir. B. Fokkinga ontwierp de afdeling Stedebouw een Structuurplan voor de stad als geheel, en uitbreidingsplannen voor de afzonderlijke woonwijken. Het Structuurplan van 1951 was een lange termijnvisie voor de ontwikkeling van het gemeentelijk grondgebied waarvan verwacht werd dat het in 1975 geheel verstedelijkt zou zijn. Daarbij veronderstelde de gemeente dat de Nijmeegse bevolking zou doorgroeien tot 150.000 inwoners in 1975. De benodigde 20.000 nieuwe woningen werden in het Structuurplan ondergebracht in twee soorten woonwijken: stedelijke ‘uitstralingsgebieden’ tegen de bestaande stad en dorpse ‘satellieten’ aan de stadsrand. De uitstralingsgebieden Heseveld, Hatertse Hei, Grootstal, Galgenveld en Broersveld moesten vergroeien met de vooroorlogse stadsdelen en zouden een relatief hoge bebouwingsdichtheid moeten krijgen. De satellieten Neerbosch, Brakkenstein en Hatert waren gedacht als zelfstandige en groen omzoomde wijken met een lage bebouwingsdichtheid. Hiermee werd gestreefd naar een geleidelijke overgang van de stad naar het landschappelijk buitengebied. Een samenhangend netwerk van radiale invalswegen, ringwegen en hartaders (hoofdwegen door de wijken) verbond de wijken onderling. De gronden langs het Maas-Waalkanaal en de havens wa-
ren sinds de aanleg van het kanaal minder geschikt voor de landbouw. Het lag daardoor voor de hand dat Nijmegen zich in westelijke richting zou uitbreiden. De westflank van Nijmegen, nabij het Maas-Waalkanaal, moest de werkstad worden, de oostflank de woonstad. wijk- en parochiegedachte In het Structuurplan stond het stedenbouwkundige en sociaal-maatschappelijk concept van de wijkgedachte centraal. De wijkgedachte was tijdens de oorlog in Rotterdam ontwikkeld vanuit de overtuiging dat de ongestructureerd uitdijende stad een belemmering vormde voor een gezonde ontplooiing van het individu en het ontstaan van een hecht gemeenschapsleven. De wijkgedachte was daarom gebaseerd op een hiërarchische indeling van de stad in overzichtelijke buurten (2.000 à 4.000 inwoners), wijken (20.000 inwoners) en stadsdelen (variabel). Elke wijk zou uit diverse woningtypen voor de verschillende sociale klassen en leeftijdscategorieën moeten bestaan. Een dergelijke wijk had voldoende draagvlak voor een volledig voorzieningenpakket, dat wil zeggen een winkelcentrum, kleine bedrijfsruimten, parken, wasgelegenheden, wijkhuis, horeca, spel- en sportvoorzieningen, scholen, gemeenschapshuis en kerken. Deze voorzieningen boden de mogelijkheid om de sociale banden van het individu in het gezin, op school, op het werk en in het verenigingsleven binnen één wijk tot onderling verband te brengen, zo was de gedachte. De opzet en programmering van de Rotterdamse wijkgedachte was te grootschalig voor de relatief kleine uitstralingsgebieden in Nijmegen. Er was in West geen terrein meer voorhanden waar een wijk van ca. 20.000 inwoners geformeerd kon worden. Desalniettemin wilde men er naar streven het ideaal van de wijkgedachte zo volledig mogelijk te verwezenlijken, temeer omdat in de vooroorlogse wijken veel voorzieningen ontbraken. Daarom werd de wijkgedachte in het Structuurplan toegepast op het schaalniveau van de stadsdelen: • West (Oud-West, Hees en Heseveld) • Zuidwest (Hazenkamp, St. Anna, Hatertse Hei en Grootstal)
Schematische weergaven van de wijkgedachte (boven) en de parochiegedachte (onder).
11
deel 1: cultuurhistorische achtergronden
•
Zuidoost (Galgenveld, Heyendaal en Groenewoud) Oost (Altrade, Hunnerberg en Hengstdal). Op het schaalniveau van de wijk werd in het Structuurplan een parochie van circa vijfduizend gelovigen als maatstaf genomen. Immers, de parochie vervulde in het overwegend katholieke Nijmegen als sociaal-maatschappelijke en religieus-organisatorische eenheid van oudsher een belangrijke rol in het gemeenschapsleven. De parochie cq. wijk werd opgevat als een verzameling van vier of vijf duidelijk onderscheiden woonbuurten rondom een centraal parochiecomplex (kerk, scholen, verenigingsgebouwen). De hiërarchische systematiek van de parochiegedachte was kortom gelijk aan die van de wijkgedachte, alleen één schaalniveau lager.
12
Het Uitbreidingsplan Nijmegen-West, 1950.
Idem, uitsnede Heseveld, en Hees (midden boven).
uitbreidingsplan Nijmegen West Het Uitbreidingsplan ‘Nijmegen West’ uit 1950 maakte deel uit van het Structuurplan, dat een jaar later werd goedgekeurd. Het bestreek een volledig stadsdeel en had enerzijds betrekking op de voltooiing van de vooroorlogse uitbreidingen Waterkwartier en Wolfskuil (Oud West) en anderzijds op de aanleg van de nieuwe woonwijk Heseveld (Nieuw West). De belangrijkste uitgangspunten en kenmerken van het plan waren: • het stedenbouwkundige concept van de wijkgedachte als basis voor het stadsdeel Nijmegen West, met een onderverdeling in de wijken Biezen, Waterkwartier, Wolfskuil, Hees en Heseveld; • het sociaal-maatschappelijke concept van de parochiegedachte: een r.k. parochie ter grootte van zesduizend gelovigen als structurerende eenheid voor het nieuwe ‘uitstralingsgebied’ Heseveld; • het aanleggen van een samenhangend netwerk van radiaal-, ring- en hartwegen: de Graafseweg verbond de stad met de regio, drie ringwegen legden de verbinding met de overige woon- en werkgebieden in de stad (Rivierstraat-Distelstraat, Wolfskuilseweg en verlengde Slotemaker de Bruïneweg-Daniëlsweg) en de hartader Molenweg-Oude Heselaan liep via de geplande tunnel naar de binnenstad; • het respecteren van de oude dorpskern Hees;
•
•
•
•
tweedeling tussen Oud en Nieuw West met elk een eigen winkelcentrum aan de hartader (Molenweg), scheidende ringwegen met een tussenliggende groenstrook (Rivierstraat-Distelstraat, Wolfskuilseweg) en een stadsdeelcentrum met kerk op het knooppunt nabij de Wolfskuilseweg (nooit gerealiseerd); de geplande opzet van Heseveld ging uit van: een assenkruis van hoofdwegen met een centraal plein (voorzieningen, vier hoogbouwflats voor beter gesitueerden, winkelcentrum, parochiekerk), vier arbeidersbuurten in de kwadranten, enkele middenstandwoningen rond de dorpskern Hees en een fragmentarische spreiding van scholen; een indicatieve mix van laagbouw in gesloten blokverkaveling en (middel)hoogbouw in open strokenbouw, waarbij de verschillende opdrachtgevers / ontwerpers van de afzonderlijke buurten onafhankelijk van elkaar en in vrijheid de opzet en verschijningsvorm mochten bepalen; het compenseren van het tekort aan groen in de vooroorlogse buurten door de aanleg van een groenstrook tussen Oud en Nieuw West, een park ten zuiden van Hees en sportterreinen als groene buffer tussen de woon- en industriegebieden.
Het structuurbepalende assenkruis van wijkontsluitingen is weliswaar aangelegd, maar beide wegen hebben geen gelijkwaardige status gekregen: de Molenweg vormt zoals voorzien de hartader van de wijk met de winkels voor de dagelijkse levensbehoeften nabij het centrale plein; de Daniëlsweg daarentegen heeft wel het brede profiel maar niet de functie van ringweg gekregen omdat de verlenging richting kanaalhavens, de kruising met de Graafseweg en de aansluiting op de Slotemaker de Bruïneweg achterwege zijn gebleven (in de latere plannen voor Neerbosch Oost heeft de Neerbosscheweg de beoogde functie van de Daniëlsweg overgenomen). Ook het centrale plein op het kruispunt van de assen kreeg een ander aanzicht dan aanvankelijk was bedacht. De vier aansluitende flats zijn vier bouwlagen minder hoog uitgevoerd, de parochiekerk is door veranderde opvattingen over kerkbouw niet de beoogde blikvanger
deel 1: cultuurhistorische achtergronden
geworden en het wijkgebouw is later in een veel bescheidener vorm gerealiseerd (het idee om het hart van de wijk te markeren door een cluster van landmarks bleef onuitgevoerd). Heseveld De hoofdstructuur van Heseveld werd bepaald door een assenkruis van hoofdwegen. De vier `kwartieren' waren gedacht als woningcomplexen met een hoge dichtheid. Omwille van de variatie in het stadsbeeld werd elk ‘kwartier’ uitgegeven aan een andere partij. Aan de architecten van deze complexen werd de vrijheid gelaten een verkaveling te kiezen passend bij de ontworpen woningtypen. Wel diende elke woonbuurt een eenduidig gezicht te krijgen. Het geplande aantal woningen bedroeg 1400 eengezinswoningen, 1000 etagewoningen in drie bouwlagen en 280 woningen in acht bouwlagen nabij het park. Hiervan was ca. 80 % bestemd voor arbeiders. Slechts enkele woningen langs de hoofdwegen en de flats aan het park waren bestemd voor de middenstand. Het totaal aantal inwoners van Heseveld werd geschat op 11.500. Het parochiecentrum domineerde het midden van het plan. Een park was geprojecteerd in het noordelijk deel tegen het dorpje Hees. Aan de Molenweg was een winkelcentrum geprojecteerd nabij het centraal in de wijk ontworpen rooms katholieke parochiecentrum. Tegenover het winkelcentrum waren aan de rand van een wijkpark enkele flats voor middenstanders gedacht. Bij de bouw van Heseveld tussen 1950 en 1965 is het Uitbreidingsplan Nijmegen-West op hoofdlijnen gevolgd en op onderdelen sterk gewijzigd. Het beeld van de wijk wordt in hoge mate bepaald door vier woonbuurten (waarvan twee buurten één eenheid vormen), elk met een eigen identiteit: • Jeruzalem: laagbouw met flauw hellende kappen in half-gesloten blokverkaveling op geaccidenteerd terrein en portiek-etageblokken in open verkaveling, uitgevoerd op basis van industriële bouwsysteem Airey;
•
•
Planetenbuurt: configuratie van lage en middelhoge bebouwing die als stempelverkaveling enkele malen is herhaald en zich ruimtelijk verweeft met het aangrenzende park, uitgevoerd in een gematigd modernistische architectuur met een herhaling van eenvormige elementen; Afrika- en Bouwmeesterbuurt: middelhoge randbebouwing in carrévorm met rijen eengezinswoningen aan binnenstraten op groene binnenterreinen, uitgevoerd in de traditionalistische en vormrijke bouwstijl van de Bossche School.
Maquette van een deel van Heseveld. Middenonder de portiekflats van Jeruzalem. Rechtsboven de woningbouw van de Planetenbuurt en het Heespark. Links in het midden de geplande hoogbouw tegenover het winkelcentrum.
Afrika- en Bouwmeesterbuurt bouwgeschiedenis In januari 1951 besloot het College van B & W een gedeelte van Heseveld voor “Nijmegen” te bestemmen. Op aanraden van ir. B. Fokkinga (destijds hoofd van de afdeling Stedebouw), die zijn advies baseerde op een woningbouwcomplex te Roosendaal, gaf Woningvereniging “Nijmegen” het architectenbureau A. Evers & G.J.M. Sarlemijn opdracht tot het ontwerpen van een bebouwingsplan voor dit terrein. Het bureau tekende dus niet alleen de plattegronden en gevels van de woningen, maar bepaalde ook de stedenbouwkundige opzet van de wooncomplexen.
13
Airey-woningen in de buurt jeruzalem in laag- en middelhoogbouw.
In de zomer van 1951 presenteerde dit bureau een plan voor de Afrikabuurt, de eerste van uiteindelijk vier complexen. Het complex telde 252 woningen in gemengde laag- en etagebouw en een collectieve wasgelegenheid. Het werd gebouwd in 1952-1953. De Bouwmeestersbuurt, ten noorden van het eerste complex, had een omvang van 377 woningen met 6 winkels en voorzag wederom in een gemengde bebouwing van laag- en etagebouw. De bouw hiervan begon in 1953 en duurde tot 1955. Nog voordat het eerste complex voltooid en de bouw van het tweede complex begonnen was, werden plannen ontwikkeld voor een derde complex van 62 eengezins-
Woningen in de Planetenbuurt met laagbouw en middelhoogbouw op de achtergrond.
deel 1: cultuurhistorische achtergronden
woningen in het kader van de krotopruiming. Het eerste ontwerp van het derde complex werd afgekeurd vanwege de hofverkaveling, waarbij de woningen rondom een binnenhof lagen. Deze opzet werd afgewezen omdat de achtergevels en -tuinen naar de straat waren gericht en een rommelige aanblik zouden geven. Het plan werd daarom omgewerkt naar een traditionele verkaveling van half-gesloten blokken met geopende hoeken. De bouw duurde van 1954 tot 1955. In het voorjaar van 1955 presenteerden Evers en Sarlemijn voor het laatste stukje van het bouwterrein een plan met 79 woningen en 3 winkels in laagbouw. Vanwege financieringsmoeilijkheden liet de bouw ongeveer een jaar op zich wachten. In 1957 kwamen de laatste woningen van het vierde complex voor bewoning gereed.
14
Stedenbouwkundige schets van de Afrika- en Bouwmeesterbuurt van architect Sarlemijn, met de afgewezen opzet in hofjes voor het derde complex (Uit: Van Meijel 1992). De opzet is vergelijkbaar met het wel uitgevoerde St. Jorisplein in Gorinchem (zie foto rechter pagina).
Luchtfoto uit 1956 van de eerste twee complexen van de Afrika- en Bouwmeesterbuurt. Het derde complex is in aanbouw (Uit: Van Meijel 1992).
typering Het Bouwkundig Weekblad typeerde de complexen in Heseveld als apart en eigenzinnig: ‘Het is zoals men het van Evers en Sarlemijn kon verwachten: heel anders dan we gewoonlijk zien. Zij gaan rustig hun eigen weg, wars van wat de nieuwste mode wil, en zonder zich opvallend in hun werk te herhalen.’ Rondom een tuindorpachtig binnenterrein met eengezinswoningen verrees een wand van portiek etageflats in drie bouwlagen. Aan weerszijden van de twee binnenstraten, de Bothastraat en de De Wetstraat, staan witgekeimde eengezinswoningen. In het Bouwkundig Weekblad van 1955, waarin de Afrikabuurt en de Bouwmeesterbuurt werden besproken, wordt het witte schilderwerk als een ‘buitengewoon charmante’ vondst beschreven. ‘Met geringe middelen is hier een sterk karakter in de uiterlijke verschijning bereikt.’ Achter de woningen liggen diepe tuinen, toegankelijk via een stelsel van achterpaden. Haaks op de binnenstraten is een wandelpad dwars door het complex aangelegd. Dit pad is toegankelijk via poorten in de middelhoge wandbebouwing. Het tweede complex is ingewikkelder van opzet. Ook hier is het principe van een gesloten middelhoge wand
rondom een binnengebied gebruikt. Het binnengebied is niet alleen groen, maar heeft een stedelijker karakter, met het Pieter Postplein als centrale plek. Het plein wordt aan drie zijden omsloten door een tweede wand van portiek etageflats van drie lagen (met ‘torens’ op de hoeken). Aan één kant, waar het plein zich opent naar de Paul Krugerstraat, is de pleinwand veel transparanter door de drie lage blokjes bejaardenwoningen. Deze vormen een zachte overgang naar de doorgaande verkeersstraat met winkels. Het binnengebied tussen de twee hogere wanden is verder opgevuld met eengezinswoningen aan binnenstraten. Waar de portiek etageflats en de eengezinswoningen elkaar flankeren zijn achter de privétuinen van de eengezinswoningen collectieve groene binnengebieden gemaakt voor de kinderen van de flats. Ook in het derde en vierde complex is het principe van een bebouwde wand rond een binnenterrein gehanteerd. Door het geringere formaat van de complexen is hier echter een andere invulling aan gegeven en is de opzet eenvoudiger. Het bouwblok wordt, net als in de eerste twee complexen, doorsneden door binnenstraten. De bebouwing van de rand bestaat evenwel uit rijen eengezinswoningen en is gelijk aan die van de binnenstraten. De tuinen op de achterterreinen zijn in het derde complex enkel voor aanwonenden toegankelijk via afsluitbare collectieve poorten in de tuinmuren. Op het binnenterrein van het vierde complex is voor het eerst rekening gehouden met de parkerende automobilist. Hier is een binnenplein met garageboxen aangelegd, dat bereikt wordt door een tweetal poorten in de binnenstraat. De sterke samenhang in stedenbouwkundige opzet en architectonische verschijningsvorm per woonbuurt is na de bouw niet wezenlijk veranderd omdat het beheer ervan in dezelfde handen is gebleven en niet versnipperd is geraakt. Renovatiewerkzaamheden, met name aan de etagewoningen, hebben geleid tot bouw- en woontechnische verbeteringen maar ook tot een gewijzigd gevelbeeld (kunststof en aluminium kozijnen). De sterke toename van het autobezit zorgt voor overlast
deel 1: cultuurhistorische achtergronden
in een wijk die is aangelegd in een tijd dat de auto nog geen gemeengoed was: verkeersbelemmerende maatregelen en parkeervakken ter plaatse van groenstroken en voortuinen leiden tot een ‘verstening’ van de openbare ruimte. Wel is sprake van enige compensatie door de volgroeide bomen. Hoewel Evers en Sarlemijn worden gerekend tot de traditionalisten, waren de complexen programmatisch allerminst traditioneel. Nijmegen, een stad die nog nauwelijks etagebouw kende, ging de hoogte in. De situering van de bejaardenwoningen laat heel goed zien wat het achterliggende maatschappijbeeld van de zuidelijke variant van de Wijkgedachte inhield. Ouderen hoorden niet thuis in bejaardenhuizen aan de randen van een wijk, maar in het hart van de wijk, bij de winkels, bij het plein. In totaal telden de Afrika- en Bouwmeestersbuurt 763 woningen en 9 winkels, verdeeld over vier complexen. • Complex 1: 252 woningen, waarvan 72 eengezinswoningen en 180 etagewoningen. • Complex 2: 377 woningen, waarvan 64 eengezinswoningen, 8 bejaardenwoningen en 305 etagewoningen, 6 winkels. • Complex 3: 62 eengezinswoningen, 3 winkels. • Complex 4: 67 eengezinswoningen, 5 bejaardenwoningen. architectenbureau A. Evers & G.J.M. Sarlemijn A.Evers (1914-1997) werkte na het behalen van het MTSdiploma bouwkunde in 1933 als bouwkundig tekenaar achtereenvolgens bij ir. J.E. Wiersma, ir. H. Schelling (Amstelstation Amsterdam) en J.F. Berghoef (prijsvraag stadhuis Amsterdam). G.J.M. Sarlemijn (1909-1993) vestigde zich na het behalen van het diploma bouwkunde als zelfstandig architect, binnenhuisarchitect en grafisch ontwerper. Evers en Sarlemijn ontmoetten elkaar in 1940-1941 tijdens de colleges ‘ontwerpen’ van professor M.J. Granpré Molière aan de Technische Hogeschool te Delft. Samen richtten zij in 1941 een architectenbureau op en vestigden zich in Amsterdam. Gedurende de wederopbouwperiode groeide het bureau uit tot een middelgroot,
landelijk werkend bureau met diverse opdrachten. De katholieke architecten Evers en Sarlemijn waren lid van de Algemene Katholieke Kunstenaarsvereniging (AKKV) en werkten vooral in opdracht van gemeenten, woningbouwverenigingen, kerk- en schoolbesturen binnen de eigen katholieke ‘zuil’. In de jaren vijftig ontwierpen zij verschillende woningbouwcomplexen in o.a. Roosendaal, Amsterdam (Bos en Lommer), Nijmegen (Heseveld), Breda (Heuvelkwartier) en Gorinchem (Schutterswijk en Gildenwijk). Verder bouwden zij enkele bejaardentehuizen (o.a. Breda, Nijmegen) en diverse kerken en scholen (hoofdzakelijk in Amsterdam). Van 1946 tot 1956 was Evers (hoofd) redacteur van het Bouwkundig Weekblad, het tijdschrift van de BNA. Het bureau Evers & Sarlemijn heeft tot 1981 bestaan en werd toen voortgezet door de zoon van Sarlemijn. bouwstijl In de geschiedschrijving over de Nederlandse architectuur worden Evers en Sarlemijn veelal ingedeeld bij het traditionalisme. Het traditionalisme is beslist geen eenduidige stroming of eenvormige stijlrichting. Het naoorlogse traditionalisme kent vele ‘gezichten’ en kruisbestuivingen. Ook in het werk van Evers en Sarlemijn komen verschillende invloeden samen. Allereerst de Delftse School. Het begrip Delftse School is een naoorlogse aanduiding voor architecten die werkten vanuit `een ideeënwereld van traditionalistische waarden’ - evenwel gericht op sociaalmaatschappelijke vernieuwingen. Zij schoolden samen rondom de meest gedreven vertolker van deze waarden, M.J. Granpré Molière. Hij had een levensbeschouwende visie op het bouwen waarin ‘eeuwige waarden’ centraal stonden, dat wil zeggen een herleving van historische betekenissen, vormen en materialen. Het gedachtegoed van de Delftse School vond zijn weerslag bij Evers en Sarlemijn vooral in de toepassing van historische typologieën als de gesloten hof, hiërarchie en differentiatie in de inrichting van de (openbare) ruimte, archetypische hoofdvormen en traditionele materialen en –technieken. Ten tweede een meer ‘klassieke’ invloed. In de jaren veertig en vijftig waarde op de Amsterdamse thuisbasis
Woningbouw Bos en Lommer, Amsterdam (uit: B.W. (1953) p. 364-368).
15
Complex “Eerste Kremlin’, St. Jorisplein, Gorinchem (foto: fotocollectie gemeentearchief Gorinchem).
Het ‘Tweede Kremlin’, ca. 1962 (foto: fotocollectie gemeentearchief Gorinchem).
deel 1: cultuurhistorische achtergronden
het plastisch getal (uit: Van der Laan, 1977):
verzameling van groottes
16 grootte-typen met drempelmaten
grootte-orde
grootte-orde met acht maten
van Evers en Sarlemijn nog de geest rond van Groep ’32. De hierin vertegenwoordigde architecten, zoals Zanstra, Giessen, Sijmons en Boeken, zochten sinds 1932 naar een vrijer, kunstzinnig alternatief voor de dogmatische uitgangspunten van het functionalisme. Zij presenteerden in 1946 het boek Bouwen van woning tot stad met woningbouwplannen waarin ‘klassieke’ ontwerpprincipes als differentiatie en hiërarchie bepalend waren voor de inrichting van de openbare ruimte, de blokopbouw en de gevelcomposities in woonwijken als Bosch en Lommer. Evers en Sarlemijn hebben zich in die wijk en later ook elders in het land sterk laten inspireren door de studieontwerpen uit het boek van Groep ‘32. Tot slot de Bossche School. Van 1946 tot 1952 volgden Evers en Sarlemijn respectievelijk als toehoorder en cursist in Den Bosch de post-academische cursus voor Kerkelijke Architectuur. De cursus stond onder leiding van ir. N. van der Laan en ir. C. Pouderoyen en kreeg algemene naamsbekendheid onder de aanduiding Bossche School, die verwijst naar de plaats waar de opleiding tot 1973 was gevestigd. Dom. H. van der Laan verzorgde de theoretische onderbouwing van de cursus. Hij droeg in Den Bosch een zuiver architectonische visie uit, terwijl Molière in Delft eerder een levensbeschouwende visie over de architectuur doceerde. Het te rade gaan bij de traditie, waarin meestal de grote overeenkomst tussen beide scholen wordt gezien, had een geheel ander uitgangspunt bij de Delftse dan bij de Bossche School. Molière was het te doen om de herleving van de `symbolische en metafysische betekenissen’ van historische vormen en materialen , terwijl de Bossche cursisten in historische voorbeelden naar architectonische regels en types zochten. In zijn zoektocht naar de beginselen van de architectuur (regels, types, verhoudingen) bestudeerde en bezocht hij samen met de cursisten historische, veelal religieuze bouwwerken in o.a. Zuid-Frankrijk (1948) en Noord-Italië (1949). Van der Laan zocht in deze bouwwerken naar een op de architectuur afgestemd verhoudingenstelsel, dus betrokken op de drie-dimensionale ruimte met zijn lengte-, breedte- en dieptematen. Het ruimtelijke verhoudingenstelsel dat hij vond en verder ontwikkelde, noemde hij het plastisch getal.
plastisch getal De invloed van de Bossche cursus is in het werk van Evers en Sarlemijn herkenbaar in o.a. de flauw hellende schilddaken naar Zuidfrans voorbeeld, historiserende elementen als rondbogen, lijstwerk, raamstijlen, lateien en zuilen, de witte neggen om de dikte van de muur te tonen en de consequent doorgevoerde maatverhoudingen. In Heseveld hebben Evers en Sarlemijn het verhoudingenstelsel van het plastisch getal doorgevoerd, zo ver als de bindende Voorschriften en Wenken van de woningbouw dat toelieten. Het matenstelsel dat de architecten hier hebben toegepast is gebaseerd op een afgeleide van het authentieke matenstelsel. Het stelsel is met vijf vermenigvuldigd en gehanteerd in decimetermaten. De (standaard)dikte van een bakstenen buitenmuur heeft als basiseenheid gediend. Hieruit volgen de matenreeksen: 30, 40, 52½, 70, 90, 120, 160, 210 en 210, 280, 370, 490, 650, 860, 1140, 1510. Wanneer, volgens de theorie van het plastisch getal, deze maten worden gegeven aan de architectonische vormen, dan zijn alle maten van het gebouw met elkaar te vergelijken en vormt het een aaneenschakeling van typen van groottes en orden van groottes waardoor het gehele gebouw inzichtelijk wordt. Deze reeksen hebben drie belangrijke kenmerken. Ten eerste dat de som van twee opeenvolgende getallen altijd gelijk is aan een ander getal uit de reeks (omwille van onderlinge betrokkenheid). Ten tweede dat het kleinste en het grootste getal uit de reeks in een maximale verhouding van 1:7 staan (omwille van onderling vergelijk). Ten derde dat deze getallen op elkaar ondeelbaar zijn (omwille van de marges). De inzichtelijkheid wordt bewerkstelligd door de juiste maten te geven aan de massieve delen die gebouwd worden, niet aan de ruimte die we wensen. In Heseveld is dat gebeurd door maten uit de genoemde reeks te verbinden aan de gevels, verdiepinghoogte en openingen danwel dammen in de muur. Zo zijn bijvoorbeeld de gevelbreedtes van de eengezinswoningen bepaald op 650 en 860 cm.; de verdiepinghoogte op 280 cm.; de raamopeningen zijn naar weerszijden bepaald op 40 cm. en de totale hoogte van de etagegebouwen bedraagt 1140 cm. Kortom, het bepaalde van de massieven roept het onbepaalde van de ruimte op. De muurdikte als basiseenheid
deel 1: cultuurhistorische achtergronden
kan een zekere zichtbaarheid geven aan de ruimte, omdat de verhouding tussen de dikte en de afstand van de muren mede ruimtebepalend is. Vandaar dat de plasticiteit van de muren sterk wordt benadrukt. In Heseveld is dat overduidelijk gebeurd bij de ingangspartijen en de ramen. De ramen zijn achter in de muur geplaatst. De muurdikte als expressiemiddel springt des te meer in het oog door de wit geschilderde dagkanten. Een vergelijkbare kunstgreep is op grotere schaal toegepast in het eerste complex waar de eengezinswoningen op het binnenterrein helemaal wit zijn geschilderd.
Vredeman de Vriesstraat in de richting van de Simon Stevinstraat.
17
Paul Krugerstraat in de richting van het Pieter Postplein.
Bothastraat gezien vanuit het haaks kruisende voetpad.
19
deel 2
ruimtelijke analyse
deel 2: ruimtelijke analyse | situering
20
De Afrika- en Bouwmeesterbuurt zijn onderdeel van het stadsdeel Nijmegen-West. Het stadsdeel Nijmegen-West wordt begrensd door de Waal, het spoor, de Graafseweg en het Maas-Waalkanaal. Het stadsdeel valt uiteen in OudWest en Nieuw-West, met de Wolfskuilseweg als scheiding. Nadat de vooroorlogse woonbuurten in Oud-West omstreeks 1950 waren voltooid, werd in Nieuw-West een begin gemaakt met de eerste volledig nieuwe naoorlogse uitbreidingswijk in Nijmegen. Nieuw-West bestaat uit het dorp Hees en de wijken Heseveld (jaren vijftig) en Neerbosch Oost (jaren zestig en zeventig). De wijk Heseveld is samengesteld uit vier woonbuurten. De Planetenbuurt, Jeruzalem, de Afrikabuurt en de Bouwmeesterbuurt zijn gesitueerd in de kwadranten van het assenkruis Molenweg / Paul Krugerstraat en Daniëlsweg. In de oorspronkelijke opzet had de Daniëlsweg een wijkontsluitingsroute moeten worden, onderdeel van een ringweg in het verlengde van de Slotemaker de Bruïneweg. Het brede profiel van de Daniëlsweg en de locatie van de kerk herinneren aan deze gedachte. De Afrika- en Bouwmeesterbuurt liggen respectievelijk ten zuidwesten en noordwesten van het centrale Daniëlsplein, dat dienst doet als evenementen- en marktplein voor de wijk. Op het plein is ook het wijkcentrum ‘De Heseweide‘ gesitueerd.
deel 2: ruimtelijke analyse | situering
1. Planetenbuurt 2. buurt Jeruzalem 3. Afrikabuurt 4. Bouwmeesterbuurt
De Afrika- en Bouwmeesterbuurt omcirkeld in Nijmegen-West . (bron: Google Maps)
21
deel 2: ruimtelijke analyse | complexen
De Afrika- en Bouwmeesterbuurt bestaan uit vier zelfstandige maar in onderlinge samenhang ontworpen complexen met het volgende bouwprogramma. complex 1 (1952-1953): 252 woningen waarvan 72 eengezinswoningen en 180 etagewoningen (eerste fotokolom) complex 2 (1953-1955): 377 woningen waarvan 64 eengezinswoningen, 305 etagewoningen, en 8 bejaardenwoningen alsmede 6 winkels (tweede en derde fotokolom) complex 3 (1954-1955): 62 eengezinswoningen (vierde fotokolom boven)
22
complex 4 (1956-1957): 72 woningen waarvan 67 eengezinswoningen en5 bejaardenwoningen alsmede 3 winkels (vierde fotokolom onder) De complexen zijn nog volledig intact. Dat wil zeggen, er zijn geen woningen of winkels gesloopt en bijgebouwd.
deel 2: ruimtelijke analyse | complexen COMPLEX 1
Bothastraat
COMPLEX 2
Lieven de Keystraat
COMPLEX 2
bejaardenwoningen Pieter Postplein
COMPLEX 3 EN 4
complex 3: Daniëlsweg
23
Generaal Smutsstraat
Hendrik de Keyserstraat
winkels Paul Krugerstraat
complex 4: Joubertstraat
deel 2: ruimtelijke analyse | buitenruimte
De buitenruimte is onderverdeeld in openbare en private ruimtes. De openbare ruimte bestaat uit straten, pleinen en plantsoenen. De private buitenruimte bestaat uit vooren achtertuinen. De begrenzing tussen de openbare en private buitenruimte wordt gemarkeerd door: 1. gevelwanden; 2. bergingen, garages, tuinmuren, hagen; 3. ‘eigen‘ stoepen, stoeppalen, schampstenen; 4. poorten in relatie tot een stelsel van achterpaden.
24
Gevelwanden bakenen de openbare ruimte af en omsluiten private en groene binnenterreinen. Aan de schaduwzijden van de straat staan de gevelwanden meestal direct aan het trottoir. Aan de zonzijden is veelal ruimte voor voortuinen. Door de schuine projectie van de eengezinswoningen in het eerste en tweede complex ontstaan nauwe toegangen en een verbreding van de ruimte halverwege: erffunctie. (fotorij 1) De gevelwanden zijn niet aaneengesloten over de gehele straatlengte maar ze hebben intervallen en open hoeken. De openheid is echter beperkt omdat de intervallen en de hoeken ter hoogte van de eerste bouwlaag veelal zijn dichtgezet met bergingen, garages, tuinmuren en hagen. Kenmerkend voor de bergingen zijn de platte daken, de houten deuren met horizontale panelen en de ramen met houten roosters. De tuinmuren zijn gemetseld en voorzien van een betonnen afdeklijst of rij dakpannen. De tuinmuren in het derde complex vallen bovendien op door de spaarnissen met gaten in een ruitpatroon. De groene omheining van de tuinen bestaat uit ligusterhagen. De hagen zijn op diverse plaatsen verwijderd en/of vervangen door verschillende hekwerken. (fotorij 2) De openbare en private ruimtes zijn op een ‘zachte‘, dat wil zeggen geleidelijke wijze van elkaar gescheiden. Hierbij is gebruik gemaakt van verschillende overgangsmotieven, zoals de smalle ‘eigen‘ stoepen voorlangs de woningen en de markering hiervan door stoeppalen en schampstenen. (fotorij 3) De achtertuinen zijn vanaf de straat bereikbaar via poorten en collectieve achterpaden die ook evenwijdige straten met elkaar verbinden. In het derde en vierde complex zijn de poorten afgesloten door houten deuren. (fotorij 4)
deel 2: ruimtelijke analyse | buitenruimte COMPLEX 1
COMPLEX 2
COMPLEX 3
COMPLEX 4
1. Bothastraat
1. Pieter Postplein
1. Paul Krugerstraat
1. Generaal Smutsstraat
2. Joubertstraat
2. Jacob van Campenstraat
2. Cornelis Florisstraat
2. Kaaplandstraat
3. Cronjéstraat
3. Vredeman de Vriesstraat
3. Daniëlsweg
3. Daniëlsweg
4. Joubertstraat
4. Hendrik de Keyserstraat
4. Daniëlsweg
4. Joubertstraat
25
deel 2: ruimtelijke analyse | buitenruimte
Oorspronkelijk en huidig beeld Omdat sinds de bouw van de vier complexen geen sloop of ingrijpende verbouw heeft plaatsgevonden, zijn de oorspronkelijke gevelwanden met de intervallen nog steeds intact. Het beeld van een besloten, groene en meer private binnenwereld die wordt afgeschermd door randbebouwing is in hoofdzaak ongewijzigd. Hetzelfde geldt voor de afwisseling per straat in de aanwezigheid van voortuinen aan één, twee of geen zijde(n). Wel zijn de ruime groenstroken langs de lusvormige buurtonsluitingswegen en de voortuinen in enkele woonstraten verkleind, alsmede de stoeppalen in de smalle woonstraten verwijderd ten behoeve van meer ruimte voor het parkeren. Aan enkele tuinpaden zijn de oorspronkelijke forse stoeppalen vervangen door veel slankere exemplaren met een andere vorm, hetgeen de uniformiteit doorbreekt. (fotorij 1 en 2)
26
De complexmatige en uniforme vormgeving van de begrenzing tussen de openbare en de private buitenruimte - ligusterhagen en gemetselde tuinmuren - is in de loop der jaren op diverse plaatsen sterk gewijzigd. De hagen worden niet langer collectief onderhouden en een groot aantal bewoners heeft individueel gekozen voor afwijkende erfscheidingen, zoals hekwerken en schuttingen. Een pluriform beeld is het resultaat. Bovendien zijn in de meeste tuinmuren van het derde complex de kenmerkende gaten dichtgemetseld. (fotorij 2) Het plantsoen aan de Paul Krugerstraat is nog vrijwel ongewijzigd. Afgezien van enkele lage struiken is de oorspronkelijke openheid gebleven. De platanen zijn inmiddels volgroeid. (fotorij 3) De tuin- en voetpaden op de binnenterreinen zijn inmiddels verhard. en de hagen zijn volgroeid. De toegankelijkheid ervan is afgenomen doordat de toegangspoorten zijn afgesloten door deuren (complex 3 en 4) en hekwerken zijn geplaatst (complex 1 en 2). De geleidelijke overgang tussen de openbare en private buitenruimte is op onderdelen veranderd in een harde scheiding. (fotorij 4)
deel 2: ruimtelijke analyse | buitenruimte
1. Generaal Smutsstraat
1. Generaal Smutsstraat
2. Bothastraat
2. Bothastraat
3. Paul Krugerstraat
3. Paul Krugerstraat
4. voetpad Joubertstraat-De Wetstraat
4. voetpad Joubertstraat-De Wetstraat
27
deel 2: ruimtelijke analyse | groen
De groenvoorzieningen in de Afrika- en Bouwmeesterbuurt kennen een duidelijke differentiatie en bestaan hoofdzakelijk uit: 1. laanbeplanting; 2. groenstroken en plantsoenen; 3. (voor)tuinen en hagen; 4. gemeenschappelijk groen op pleinruimten. NB. De nummers corresponderen met de rijen op de fotopagina hiernaast.
28
De stevige laanbeplanting in de Paul Krugerstraat, Hendrik de Keyserstraat, Jacob van Campenstraat, Simon Stevinstraat, Daniëlsweg, Generaal Smutsstraat, Joubertstraat en Cronjéstraat benadrukt het belang van deze wijk- en buurtontsluitingswegen. De bomen staan overwegend in het trottoir of in het aangrenzende plantsoen. (fotorij 1) De groenstroken en plantsoenen vormen een asymmetrisch element in het straatprofiel van de evenwijdige Daniëlsweg, Simon Stevinstraat en Generaal Smutsstraat; alle drie buurtontsluitingswegen. Ze bakenen de afzonderlijke complexen af. Een deel hiervan is opgeofferd aan parkeerplaatsen. Twee van de vier verharde hoeken van het tweede complex zijn heringericht met een plantsoen aan de Jacob van Campenstraat. (fotorij 2) Het grootste deel van het groen bestaat uit private tuinen. De voortuinen aan de zonzijde van de straten en de achtertuinen op de binnenterreinen spelen door de vele zichtmogelijkheden en de overwegend uniforme ligusterhagen een belangrijke rol in het straatbeeld. (fotorij 3) Rond het Pieter Postplein is een concentratie van groenstroken en plantsoenen: collectieve gazons met perken aan de buitenzijden van de pleinbebouwing vormen een groene inleiding op het speelterrein midden op het plein (oorspronkelijk een vlak grasveld met dwarspad en zijplantsoen). Een deel is opgeofferd aan parkeerplaatsen. Van de twee kruisende wandelpaden over het plein is die in het verlengde van de Lieven de Keystraat opgebroken. De groenstrook aan de Paul Krugerstraat heeft het karakter van een voorplein: het verbindt de twee winkelblokken met elkaar en legt een visuele verbinding tussen het Pieter Postplein enerzijds en de Paul Krugerstraat en het eerste complex anderzijds. (fotorij 4)
deel 2: ruimtelijke analyse | groen COMPLEX 1
COMPLEX 2
COMPLEX 3
COMPLEX 4
1. Joubertstraat
1. Simon Stevinstraat
1. Paul Krugerstraat
1. Daniëlsweg
2. Joubertstraat
2. Paul Krugerstraat
2. Simon Stevinstraat
2. Daniëlsweg
3. Bothastraat
3. Vredeman de Vriesstraat
3. Jacob van Campenstraat
3. Kaaplandstraat
4. n.v.t.
4. Pieter Postplein
4. n.v.t.
4. n.v.t.
29
deel 2: ruimtelijke analyse | groen
Oorspronkelijk en huidig beeld De differentiatie in de groenvoorziening is in hoofdzaak nog steeds ongewijzigd. De laanbeplanting in de Paul Krugerstraat en de lusvormige buurtontsluitingswegen rond de complexen is gehandhaafd en en inmiddels volgroeid. De volwassen bomen in ononderbroken rijen dragen in hoge mate bij aan de herkenbaarheid van de hoofdstructuur en het onderscheid tussen hoofd- en woonstraten. (fotorij 1 en 2) Ook de groenstroken en plantsoenen aan de lusvormige buurtontsluitingswegen rond de complexen zijn gebleven, zij het in licht gewijzigde vorm. De lage omheiningen zijn verwijderd en de aanplant is op onderdelen vernieuwd. De groenstroken zijn op veel plaatsen verkleind ten behoeve van parkeerplaatsen en andersoortige verharding. Het struikgewas onttrekt op veel plaatsen de geparkeerde auto’s aan het zicht. (fotorij 2)
30
Ondanks de individuele wijzigingen in de erfscheidingen spelen de voor- en achtertuinen met de ligusterhagen nog steeds een cruciale rol in het beeld van de buitenruimte. Omdat de hagen niet langer collectief onderhouden worden, verschillen ze onderling sterk in hoogte en mate van onderhoud. Volgroeide bomen in de tuinen dragen eveneens bij aan de groene uitstraling van deze woonbuurten. (fotorij 3) De collectieve groenstroken aan de buitenzijde van het Pieter Postplein zijn - met uitzondering van het plantsoen aan de Paul Krugerstraat - onderhevig aan verloedering als gevolg van minder onderhoud, het achterlaten van rommel en de ingebruikname als parkeerplaats. De inrichting van het plantsoen op het plein is sterk gewijzigd. Het grasveld is heringericht als geaccidenteerd speelterrein en gedeeltelijk opgeofferd aan parkeerplaatsen. (fotorij 4)
deel 2: ruimtelijke analyse | groen
1. Paul Krugerstraat
1. Paul Krugerstraat
2. Simon Stevinstraat
2. Simon Stevinstraat
3. Bothastraat
3. Bothastraat
4. Pieter Postplein
4. Pieter Postplein
31
deel 2: ruimtelijke analyse | verkeersstructuur
De overwegend orthogonale verkeersstructuur is hiërarchisch opgezet en bestaat uit: 1. een wijkontsluitingsweg; 2. buurtontsluitingswegen; 3. woonstraten; 4. tuin- en voetpaden. NB. De nummers corresponderen met de fotopagina.
32
De wijkontsluiting bestaat uit de Paul Krugerstraat, onderdeel van het hartwegtracé Tweede Oude Heselaan - Molenweg - O.C. Huysmanstraat door Nijmegen West. Aan dit tracé zijn de meeste (winkel)voorzieningen gesitueerd. De Paul Krugerstraat heeft een symmetrisch profiel en maakt een bajonet ter plaatse van het Daniëlsplein, het centrale marktplein van Heseveld. Laanbeplanting benadrukt het belang van deze hoofdstraat. (fotorij 1) De buurtontsluitingswegen vormen lussen rond de vier complexen en sluiten aan op de Paul Krugerstraat. In de oorspronkelijke opzet had de Daniëlsweg een wijkontsluitingsroute moeten worden, onderdeel van een ringweg in het verlengde van de Slotemaker de Bruïneweg. Het brede profiel van de Daniëlsweg en de locatie van de kerk herinneren aan deze gedachte. Laanbeplanting, groenstroken en plantsoenen benadrukken het belang van de buurtontsluitingswegen, die overwegend een asymmetrisch profiel hebben. (fotorij 2) De smalle, rechte en besloten woonstraten vormen dwarsverbindingen tussen de lusvormige buurtontsluitingen en hebben een a- of symmetrisch profiel met voortuinen aan geen, één of twee zijden. Door de schuine projectie van de eengezinswoningen in het eerste en tweede complex ontstaan nauwe toegangen en een verbreding van de ruimte halverwege de straten. (fotorij 3) Een rechthoekig stelsel van semi-openbare tuinpaden doorsnijdt de bouwblokken. Vanwege de grote omvang van het eerste en tweede complex zijn deze voorzien van enkele voetpaden haaks op de woonstraten. Het voetpad in het eerste complex is geknikt en wordt aan de uiteinden ‘afgesloten‘ door poorten (intimiteit). De tuin- en voetpaden op de binnenterreinen waren oorspronkelijk onverhard en zijn inmiddels bestraat met betonnen stoeptegels. (fotorij 4)
deel 2: ruimtelijke analyse | verkeersstructuur COMPLEX 1
COMPLEX 2
COMPLEX 3
COMPLEX 4
1. Paul Krugerstraat
1. Paul Krugerstraat
1. Paul Krugerstraat
1. Paul Krugerstraat
2. Cronjéstraat
2. Hendrik de Keyserstraat
2. Simon Stevinstraat
2. Generaal Smutsstraat
3. De Wetstraat
3. Lieven de Keystraat
3. Steven Vennecoolstraat
3. Joubertstraat
4. Daniëlsweg
4. Kaaplandstraat
4. voetpad complex 1
33
deel 2: ruimtelijke analyse | verkeersstructuur
Oorspronkelijk en huidig beeld De oorspronkelijke hiërarchie in de orthogonale verkeersstructuur van wijkontsluitingsweg, buurtontsluitingswegen, woonstraten en achterpaden is nog steeds duidelijk herkenbaar. De profilering, uitstraling en stoffering van de Paul Krugerstraat als wijkontsluitingsweg zijn in hoofdzaak ongewijzigd. Toegevoegd zijn bushaltes en parkeervakken (langsparkeren). De volgroeide laanbeplanting draagt bij aan de voorname uitstraling die past bij het functionele belang van deze weg. (fotorij 1)
34
De lusvormige buurtontsluitingswegen rond de vier complexen zijn nog steeds als zodanig in gebruik. Het beeld is ook hier in hoofdzaak ongewijzigd. Wel is het aandeel verharding toegenomen door de aanleg van parkeerplaatsen (overwegend dwarsparkeren). De volgroeide bomen dragen bij aan de uitstraling die past bij het functionele belang van deze wegen. De ruim opgezette Daniëlsweg heeft nooit de beoogde status van wijkontsluitingsroute in het verlengde van de Slotemaker de Bruïneweg gekregen. (fotorij 2) De woonstraten in de dwarsrichting van de complexen hebben overwegend hun rustige en besloten karakter behouden. Wel zijn er wijzigingen doorgevoerd in de straatprofielen in verband met de bereikbaarheid van hulpdiensten (complex 1) en het zoeken naar ruimte voor parkeerplaatsen. Daarvoor zijn stoeppalen verwijderd en voortuinen ingekort. Een asymmetrisch profiel met voortuinen aan de zonzijde van de straat heeft plaats gemaakt voor een vrijwel symmetrisch profiel. (fotorij 3) Het stelsel van semi-openbare tuin- en voetpaden op de binnenterreinen is in hoofdzaak ongewijzigd, maar op onderdelen wel minder toegankelijk geworden (afgesloten poorten en hekwerken). Bovendien zijn de paden verhard en voorzien van nieuwe stoeppalen met een andere, minder kloeke vorm. Het beeld is groen dankzij de volgroeide hagen en rommelig dankzij de toegevoegde hekwerken en schuttingen. (fotorij 4)
deel 2: ruimtelijke analyse | verkeersstructuur
1. Paul Krugerstraat
1. Paul Krugerstraat
2. Cronjéstraat
2. Cronjéstraat
3. De Wetstraat
3. De Wetstraat
4. voetpad Joubertstraat-De Wetstraat
4. voetpad Joubertstraat-De Wetstraat
35
deel 2: ruimtelijke analyse | bebouwing De bebouwing bestaat in hoofdzaak uit een combinatie van lage en middelhoge woongebouwen. De verkaveling betreft een modificatie van het gesloten bouwblok, zowel in laagbouw als in etagebouw. In het eerste en het tweede complex vormen etagewoningen een middelhoge wand, enerzijds rond besloten binnenterreinen met eengezinswoningen aan woonstraten en anderzijds rond het Pieter Postplein. De intervallen en de hoeken van de bouwblokken zijn ‘open’ en opgevuld met bergingen, tuinmuren en poorten. Het derde en vierde complex bestaan uitsluitend uit laagbouw in half-gesloten blokverkaveling met privétuinen op het binnenterrein.
36
De bebouwing bestaat in hoofdzaak uit: 1. eengezinswoningen; 2. portiek-etageflats; 3. bejaardenwoningen; 4. buurtwinkels. NB. De nummers corresponderen met de fotopagina. De verschillende hoofdtypen en varianten worden in het volgende deel van dit rapport geanalyseerd. De aaneengeschakelde eengezinswoningen vormen rijtjes van wisselende lengte. De tweelaags woningen met langgerekt zadel- of schilddak staan (vrijwel) evenwijdig aan de straat. (fotorij 1) De gestapelde etagewoningen vormen blokjes van wisselende lengte en worden ontsloten via portieken. De drie en vierlaags portiekflats met schilddak staan (vrijwel) evenwijdig aan de straat. De flats in het tweede complex hebben souterrains en hogere ‘hoekpaviljoens‘. (fotorij 2) Op beperkte schaal zijn bejaardenwoningen tussen de ‘gewone’ woningen gevoegd. Deze eenlaags woningen onder zadeldak staan als een rijtje tussen de Paul Krugerstraat en het Pieter Postplein en verspreid tussen de eengezinswoningen van het vierde complex. (fotorij 3) In aanvulling op de wijkwinkelcentra aan de Molenweg zijn er twee concentraties met buurtwinkels. De winkels aan de Paul Krugerstraat zijn opgenomen in twee portieketageflats. Deze blokken hebben houten louvreluiken als verbijzondering. De winkels aan de Gen. Smutsstraat zijn opgenomen in de eengezinswoningen en voorzien van betonnen uitbouwen. (fotorij 4)
deel 2: ruimtelijke analyse | bebouwing COMPLEX 1
COMPLEX 2
COMPLEX 3
COMPLEX 4
1. Bothastraat
1. Vredeman de Vriesstraat
1. Cornelis Florisstraat
1. Joubertstraat
2. Generaal Smutsstraat
2. Pieter Postplein
2. n.v.t.
2. n.v.t.
3. n.v.t.
3. Paul Krugerstraat
3. n.v.t.
3. Joubertstraat
4. n.v.t.
4. Paul Krugerstraat
4. n.v.t.
4. Generaal Smutsstraat
37
39
deel 3
gevelbeeld
deel 3: gevelbeeld | algemeen
Het beeld van de architectuur wordt in hoge mate bepaald door enkele algemene en consequent toegepaste ontwerp- en vormgevingsprincipes met betrekking tot: 1 en 2. de gebruikte materialen en kleuren; 3. de geleding en vensterassen; 4. de articulaties en verbijzonderingen. NB. De nummers corresponderen met de rijen op de fotopagina hiernaast. In dit hoofdstuk worden de algemene architectonische kenmerken beschreven. De meer specifieke kenmerken en verbijzonderingen in de architectuur komen in de volgende hoofdstukken per straatwand aan bod.
40
Het ruwe en sobere metselwerk is uitgevoerd in lichtrode, genuanceerde en bezande bakstenen en gemetseld in wildverband en platvolle voegen met afgestreken baarden (‘vol en zat voegwerk’). Verbijzonderingen komen sporadisch voor, zoals siermetselwerk bij enkele entrees en tuinmuren en wit schilderwerk bij de eengezinswoningen in het eerste complex. De kozijnen, deuren, ramen en roosters zijn van oorsprong uitgevoerd in hout en geschilderd (wit, donker groen en bruin). De deuren hebben meerdere smalle panelen (verticaal of horizontaal). De oorspronkelijke hoge openslaande ramen hadden halverwege een dwarsroede. Het merendeel van de ramen en een deel van de deuren is vervangen door nieuwe exemplaren met een gewijzigde indeling, materiaal (aluminium, kunststof ) en kleur. De kozijnen, deuren, ramen en roosters liggen verdiept in de gevel. De dagkanten zijn wit geschilderd en zorgen voor een plastisch gevelbeeld. De lateien, tussenkolommen, deuromlijstingen, schampstenen, stoepen, traptreden en balkonvloeren zijn uitgevoerd in glad afgewerkt schoon beton. De betonnen gevelonderdelen contrasteren met het ruwe metselwerk en het geschilderde houtwerk. De schuine lekdorpels onder de ramen bestaan uit rode tegels met een afgeronde wel. In het verlengde zet de wel zich op enkele plaatsen voort in de vorm van een cordonlijst. De overwegend flauw hellende en volledig gesloten schilden van de zadel- en schilddaken zijn gedekt met ge-
smoorde Hollandse pannen. Dakkapellen en dakramen ontbreken. De dakschilden wateren af via zinken goten. De gemetselde schoorstenen staan op de nok of in de dakvoet van de zijschilden. (fotorijen 1 en 2) In de compositie van de gevels houden de horizontale opbouw en de verticale geleding elkaar in een rustig evenwicht. De horizontale opbouw bestaat veelal uit een ‘klassieke‘ driedeling met een dak aan de bovenzijde, woonlagen in het midden en een plint, trasraam, souterrain of winkels aan de onderzijde. Deze gelaagde opbouw wordt veelal benadrukt door een lijst of band. De verticale geleding bestaat uit vensterassen. De vensters hebben overwegend een rechthoekig staand formaat en zijn als ‘gaten‘ in de gevels uitgespaard. Meestal zitten de openingen recht onder elkaar, soms verspringen ze iets. Bij de eengezinswoningen bestaat een duidelijk onderscheid tussen de optisch hoge begane grond met de woonvertrekken en de optisch lage verdieping met de slaapvertrekken (hooggeplaatste ramen onder de dakrand). (fotorij 3) De belangrijkste verbijzonderingen in het gevelbeeld zijn geconcentreerd rond de ingangen en de ramen van de woonkamers. De ingangen worden benadrukt door een gemetselde boog, een uitgebouwd portiek, een (bordes)trap of een omlijsting van baksteen of schoon beton. De ramen van de woonkamers zijn samengesteld met tussenkolommen, voorzien van een houten raamwerk of uitgevoerd als Frans balkon of houten erker. (fotorij 4)
deel 3: gevelbeeld | algemeen COMPLEX 1
COMPLEX 2
COMPLEX 3
COMPLEX 4
1. metselwerk
1. lekdorpels en cordonlijst
1. witte dagkanten
1. paneeldeuren
2. witgeschilderde gevels
2. daken en schoorstenen
2. traptreden en schampstenen
2. lateien en kolommen
3. opbouw en vensterassen
3. opbouw en vensterassen
3. opbouw en vensterassen
3. opbouw en vensterassen
4. variant: erkers
4. variant: souterrain en bordestrap
4. variant: erker
4. variant: buurtwinkel
41
deel 3: gevelbeeld | algemeen
Oorspronkelijk en huidig beeld Ondanks de wijzigingen op onderdelen zijn de algemene en consequent toegepaste ontwerp- en vormgevingsprincipes nog steeds duidelijk herkenbaar. De oorspronkelijke hoofdvormen, de gebruikte materialen en kleuren, de geleding en vensterassen, de articulaties en de verbijzonderingen zijn grotendeels intact, zelfs bij de winkels die vaak als eerste aan wijzigingen ten prooi vallen. Ze houden het geheel bij elkaar. (fotorij 1 t/m 4)
42
Niettemin is als gevolg van renovatiewerkzaamheden in de loop der jaren een aantal originele elementen uit het gevelbeeld verdwenen. De meest ingrijpende is het vervangen van alle oorspronkelijke houten draairamen door kunstof en aluminium exemplaren. Door het wegvallen van de houten roeden wordt de lineaire onderverdeling node gemist en ogen de ramen als grote gaten. (fotorij 1) Ook de oorspronkelijke houten deuren met de smalle verticale of horizontale panelen zijn in enkele straten vervangen door totaal afwijkende exemplaren (eengezinswoningen complex 1) of exemplaren met bredere panelen (complex 3). In of vlak naast de ingangspartijen van de etagewoningen zijn detonerende postbussen aangebracht. (fotorij 2 en 3) De Franse balkons in de gevels van de portiek-etageflats aan de Cronjéstraat zijn vervangen door ‘gewone’ vensters met nieuw gemetselde borstweringen. Het nieuwe metselwerk wijkt af van het oorspronkelijke. De Franse balkons in de portiek-etageflats van het tweede complex zijn weliswaar gehandhaafd maar ook vervangen door kunststof en aluminium exemplaren. De hoge schoorstenen in de dakvoet van de schilddaken zijn ingekort. Enkele zijn later weer hoger opgemetseld, wat duidelijk zichtbaar is aan het afwijkende metselwerk. (fotorij 2) Een eigentijdse toevoeging aan het gevelbeeld vormen de schotelantennes, de rolluiken, de kunstwerken op de kopgevels van de etageblokken van complex 2 en het veelkleurige schilderwerk in de poorten aan het Pieter Postplein. (fotorij 3)
deel 3: gevelbeeld | algemeen
1. Lieven de Keystraat
1. Lieven de Keystraat
Franse balkons en vensters
2. Paul Krugerstraat
2. Paul Krugerstraat
afwijkende voordeuren
3. Pieter Postplein
3. Pieter Postplein
brievenbussen
4. Paul Krugerstraat
4. Paul Krugerstraat
schotelantennes
43
deel 3: gevelbeeld | complex 1
Bothastraat 1-35 oneven, 2-36 even Cronjéstraat 2-102 even De Wetstraat 1-35 oneven, 2-36 even Generaal Smutsstraat 23-123 oneven Joubertstraat 34-136 even Paul Krugerstraat 5-107 oneven De bebouwing van complex 1 bestaat uit twee hoofdtypen met verschillende varianten. Hoofdtype a (portiekflats, oranje) heeft drie varianten en komt binnen het complex voor op 4 plaatsen: aan de Joubertstraat, Paul Krugerstraat, Cronjéstraat en Generaal Smutsstraat. De wanden aan de Joubertstraat en Paul Krugerstraat zijn identiek. Hoofdtype b (eengezinswoningen, blauw) heeft twee varianten en komt binnen het complex voor op 4 plaatsen (Bothastraat en De Wetstraat). De noordwanden van de Bothastraat en de De Wetstraat zijn qua gevelbeeld identiek maar verschillen op het aantal woningen. Hetzelfde geldt voor de zuidwand van deze straten.
45
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type a
KENMERKEN TYPE A algemeen portiek-etagewoningen bouwmassa rechthoekig bouwblok met drie bouwlagen en flauw hellend schilddak, nokrichting evenwijdig aan de straat geleding horizontale driedeling: trasraam onder, middeldeel met drie woonlagen, beëindiging middels schilddak met overstek benadrukking gelaagdheid door cordonlijsten gevelopeningen regelmatige geleding door verticale vensterassen verdiept liggende kozijnen, ramen en deuren wit geschilderde dagkanten
46
articulatie betonnen lateien en kolommen rond vensters bakstenen omlijstingen entrees betonnen trappen en dorpels entrees bakstenen schoorstenen op de nok en in de dakvoet van de zijschilden (hoge exemplaren) variaties Franse balkons en houten erkers op de tweede en derde bouwlaag De Franse balkons zijn vervangen door dubbele vensters met bakstenen borstwering materiaal en kleur zie inleidende paragraaf ‘algemeen‘
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type a
47
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type a1: Joubertstraat 34-136
48
bouwmassa
geleding
gevelopeningen
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type a1: Joubertstraat 34-136
49
articulatie
variaties
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type a2: Paul Krugerstraat 5-107
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type a op pagina 46-47 en type a1 op pagina 48-49.
50
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type a2: Paul Krugerstraat 5-107
51
deel 3: gevelbeeld| complex 1 type a3: Generaal Smutsstraat 23-123
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type a op pagina 46-47 en type a1 op pagina 48-49.
52
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type a3: Generaal Smutsstraat 23-123
53
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type a4: Cronjéstraat 2-102
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type a op pagina 46-47 en type a1 op pagina 48-49.
54
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type a4: Cronjéstraat 2-102
55
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type b
KENMERKEN TYPE B algemeen eengezinswoningen bouwmassa langgerekte rij van twee bouwlagen met flauw hellend zadeldak, nokrichting vrijwel evenwijdig aan de straat geleding horizontale vierdeling: plint, begane grond, verdieping en beëindiging middels zadeldak benadrukking gelaagdheid door afwijkende kleur van de plint en de cordonlijst onder de ramen op de verdieping
56
gevelopeningen onregelmatige geleding van de gevel door verspringende vensterassen de grootte van de vensters verwijst naar de achterliggende functie het ‘bandvenster‘ op de verdieping vormt een regelmatige reeks met gelijke afstanden tussen de ramen verdiept liggende kozijnen, ramen en deuren de oorspronkelijke deuren zijn vervangen door nieuwe en sterk afwijkende exemplaren articulatie betonnen entree-omlijsting met ‘puntgevel‘ betonnen dorpels bij entrees en halfronde kelderramen bakstenen schoorstenen op de nok variaties entree zonder omlijsting maar met een gemetselde rondboog materiaal en kleur zie inleidende paragraaf ‘algemeen‘
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type b
57
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type b1: Bothastraat 1-35
58
bouwmassa
geleding
gevelopeningen
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type b1: Bothastraat 1-35
59
articulatie
variaties
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type b2: Bothastraat 2-36
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type b op pagina 56-57 en type b1 op pagina 58-59.
60
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type b2: Bothastraat 2-36
61
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type b3: De Wetstraat 1-35
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type b op pagina 56-57 en type b1 op pagina 58-59.
62
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type b3: De Wetstraat 1-35
63
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type b4: De Wetstraat 2-36
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type b op pagina 56-57 en type b1 op pagina 58-59.
64
deel 3: gevelbeeld | complex 1 type b4: De Wetstraat 2-36
65
deel 3: gevelbeeld | complex 2
Hendrik de Keyserstraat 4-108 even Jacob van Campenstraat 13-191 oneven Kapiteelpad 2-12 even Keldermansstraat 1-7 oneven, 2-8 even Lieven de Keystraat 1-21 oneven, 2-22 even Paul Krugerstraat 14-60 even, 62-84 even Pieter Postplein 1-2, 3-20, 21-52, 53-64, 65-70, 71-76 Simon Stevinstraat 1-115 oneven Vredeman de Vriesstraat 1-25 oneven, 2-42 even De bebouwing van complex 2 bestaat uit vier hoofdtypen met verschillende varianten. Hoofdtype c (portiekflats, paars) heeft drie varianten en komt binnen het complex voor op zes plaatsen (aan de Paul Krugerstraat, Hendrik de Keyserstraat, Jacob van Campenstraat, Simon Stevinstraat, Pieter Postplein en Vredeman de Vriesstraat). Hoofdtype d (eengezinswoningen, geel) heeft twee varianten en komt binnen het complex voor op negen plaatsen (aan de Vredeman de Vriesstraat, Keldermansstraat en Lieven de Keyserstraat). Hoofdtype e (winkels, bruin) komt voor op twee plaatsen aan de Paul Krugerstraat. Hoofdtype f (bejaardenwoningen, oranje) komt op één plaats voor (Pieter Postplein) en vormt met de achtergevels een deel van de straatwand aan de Paul Krugerstraat.
67
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type c
KENMERKEN TYPE C algemeen portiek-etagewoningen bouwmassa rechthoekig bouwblok met souterrain, drie bouwlagen en flauw hellend schilddak, nokrichting evenwijdig aan de straat geleding horizontale driedeling: souterrain, drie woonlagen en een beëindiging middels schilddak met overstek
68
gevelopeningen regelmatige geleding door verticale vensterassen vensters bovenste woonlaag benadrukken de horizontale gelaagdheid verdiept liggende kozijnen, ramen en deuren m.u.v. erkers wit geschilderde dagkanten articulatie betonnen omlijsting en dorpel bij entree betonnen lateien boven de vensters houten omlijsting rond de vensters op de eerste en tweede bouwlaag bakstenen schoorstenen op de nok en in de dakvoet van de zijschilden (hoge exemplaren) variaties uitgebouwd portiek met pannen zadeldak (P. Postplein) dubbele rondboogpoort op zuilen (P. Postplein) hoekpaviljoens met verhoogd souterrain, bordestrap, Franse balkons en cordonlijst op bovenste verdieping (op de hoeken van het complex en aan het P. Postplein) uitkragende balkons (straatwand Vredeman de Vriesstraat en zijgevels oostwand Pieter Postplein) materiaal en kleur zie inleidende paragraaf ‘algemeen‘
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type c
69
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type c1: Paul Krugerstraat 14-60
70
bouwmassa
geleding
gevelopeningen
articulatie
variaties
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type c1: Paul Krugerstraat 14-60
71
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type c2: Hendrik de Keyserstraat 2-108
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type c op pagina 68-69 en type c1 op pagina 70-71.
72
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type c2: Hendrik de Keyserstraat 2-108
73
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type c3: Jacob van Campenstraat 13-191
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type c op pagina 68-69 en type c1 op pagina 70-71.
74
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type c3: Jacob van Campenstraat 13-191
75
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type c4: Simon Stevinstraat 1-115
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type c op pagina 68-69 en type c1 op pagina 70-71.
76
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type c4: Simon Stevinstraat 1-115
77
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type c5: Pieter Postplein 2-20, 3-19
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type c op pagina 68-69 en type c1 op pagina 70-71.
78
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type c6: Pieter Postplein 53-63, 54-64, 65-69, 66-70
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type c op pagina 68-69 en type c1 op pagina 70-71.
79
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type c7: Pieter Postplein 21-51, 22-52
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type c op pagina 68-69 en type c1 op pagina 70-71.
80
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type c8: Vredeman de Vriesstraat ongenummerd
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type c op pagina 68-69 en type c1 op pagina 70-71.
81
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type d
KENMERKEN TYPE D algemeen eengezinswoningen bouwmassa langgerekte rij van twee bouwlagen met flauw hellend schilddak, nokrichting (vrijwel) evenwijdig aan de straat geleding horizontale driedeling: begane grond met trasraam, verdieping met cordonlijst en beëindiging middels schilddak met overstek benadrukking horizontale gelaagdheid door cordonlijst in het verlangde van de vensterdorpels op de verdieping
82
gevelopeningen regelmatige geleding van de gevel met een geringe ‘afwijking‘ in de verticale vensterassen het ‘bandvenster‘ op de verdieping vormt een regelmatige reeks met gelijke afstanden tussen de ramen verdiept liggende kozijnen, ramen en deuren wit geschilderde dagkanten articulatie blinde gemetselde rondboog boven de entree betonnen dorpel bij entree betonnen lateien boven de vensters gemetselde schoorstenen op de nok variaties driezijdige houten erker met openslaande deuren, balkon met smeedijzeren hek en twee balkondeuren materiaal en kleur zie inleidende paragraaf ‘algemeen‘
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type d
83
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type d1: Vredeman de Vriesstraat 20-34
84
bouwmassa
geleding
gevelopeningen
articulatie
variaties
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type d1: Vredeman de Vriesstraat 20-34
85
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type d2: Vredeman de Vriesstraat 2-18
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type d op pagina 82-83 en type d1 op pagina 84-85.
86
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type d3: Vredeman de Vriesstraat 36-42
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type d op pagina 82-83 en type d1 op pagina 84-85.
87
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type d4: Vredeman de Vriesstraat 1-21
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type d op pagina 82-83 en type d1 op pagina 84-85.
88
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type d3: Vredeman de Vriesstraat 23-25
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type d op pagina 82-83 en type d1 op pagina 84-85.
89
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type d6: Keldermansstraat 1-7
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type d op pagina 82-83 en type d1 op pagina 84-85.
90
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type d7: Keldermansstraat 2-8
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type d op pagina 82-83 en type d1 op pagina 84-85.
91
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type d8: Lieven de Keystraat 1-21
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type d op pagina 82-83 en type d1 op pagina 84-85.
92
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type d9: Lieven de Keystraat 2-22
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type d op pagina 82-83 en type d1 op pagina 84-85.
93
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type e
KENMERKEN TYPE E algemeen winkels met portiek-etagewoningen bouwmassa rechthoekig bouwblok met drie bouwlagen en flauw hellend zadel- of schilddak, nokrichting evenwijdig aan de voorgevel geleding horizontale driedeling: begane grond met winkels, verdiepingen met woningen en beëindiging middels een zadelof schilddak benadrukking horizontale gelaagdheid door een betonnen band tussen de eerste en tweede bouwlaag
94
gevelopeningen regelmatige geleding door verticale vensterassen (m.u.v. de winkeletalages) verdiept liggende kozijnen, ramen en deuren wit geschilderde dagkanten articulatie betonnen lateien en louvreluiken bij de vensters gemetselde rondbogen boven het portiek en bovenlicht betonnen band tussen winkels en vensters verdieping betonnen band en puibalken boven de winkels bakstenen schoorstenen op de nok en in de dakvoet van de zijschilden (hoge exemplaren) variaties geen materiaal en kleur zie inleidende paragraaf ‘algemeen‘
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type e
95
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type e1: Kapiteelpad 2-12
96
bouwmassa
geleding
gevelopeningen
articulatie
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type e2: Paul Krugerstraat 62-84
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type e op pagina 94-95 en type e1 op pagina 96.
97
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type f
KENMERKEN TYPE F algemeen twee-onder-een-kap-bejaardenwoningen bouwmassa rechthoekig bouwblokje van één bouwlaag met zadeldak, nokrichting evenwijdig aan de straat geleding horizontale tweedeling: begane grond met trasraam en beëindiging middels zadeldak
98
gevelopeningen regelmatige geleding van de gevel door verticale vensterassen (deur/raam/raam/deur of raam/deur/deur/ raam) de grootte van de vensters verwijst naar de achterliggende functie verdiept liggende kozijnen, ramen en deuren wit geschilderde dagkanten articulatie betonnen omlijsting entree betonnen lateien boven vensters bakstenen schoorsteen op de nok variaties samengesteld venster met een houten omlijsting materiaal en kleur zie inleidende paragraaf ‘algemeen‘
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type f
99
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type f1: Pieter Postplein 1-2, 71-76
100
bouwmassa
geleding
gevelopeningen
articulatie
deel 3: gevelbeeld | complex 2 type f2: Paul Krugerstraat ongenummerd
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type f op pagina 98-99 en type f1 op pagina 100.
101
deel 3: gevelbeeld | complex 3
Cornelis Florisstraat 1-11 oneven, 2-12 even Daniëlsweg 99-123 oneven Jacob van Campenstraat 1-11 oneven Paul Krugerstraat 2-12 even Simon Stevinstraat 2-26 even Steven Vennecoolstraat 1-11 oneven, 2-12 even De bebouwing van complex 3 bestaat uit één hoofdtype. Dit hoofdtype g (eengezinswoningen, groen) komt binnen het complex voor aan de Daniëlsweg, Jacob van Campenstraat, Steven Vennecoolstraat, Cornelis Florisstraat en Paul Krugerstraat. Een variant van deze gevelwand, met op sommige plaatsen erkers in plaats van dubbele ramen.
103
deel 3: gevelbeeld | complex 3 type g
KENMERKEN TYPE G algemeen eengezinswoningen bouwmassa rij van twee bouwlagen met zadeldak nokrichting evenwijdig aan de straat geleding horizontale tweedeling: begane grond en verdieping met woonfuncties en een beëindiging middels een zadeldak benadrukking van de horizontale gelaagdheid door een betonnen band ter hoogte van de verdieping
104
gevelopeningen regelmatige geleding van de gevel door verticale vensterassen de grootte van de vensters verwijst naar de achterliggende functie verdiept liggende kozijnen, ramen en deuren wit geschilderde dagkanten entrees aan straatzijde voorzien van vlakke betonnen omlijsting entrees in korte zijgevels voorzien van gemetselde rondboog en halfrond bovenlicht articulatie betonnen omlijsting en stoepen entrees betonnen lateien boven vensters en poorten tuinmuren gemetselde rondbogen entrees zijgevels gemetselde schoorsten op de nok variaties driezijdige houten erkers met ‘attiek‘ op een gemetselde plint (Simon Stevinstraat) materiaal en kleur zie inleidende paragraaf ‘algemeen‘
deel 3: gevelbeeld | complex 3 type g
105
deel 3: gevelbeeld | complex 3 type g1: Daniëlsweg 99-123
106
bouwmassa
geleding
gevelopeningen
deel 3: gevelbeeld | complex 3 type g1: Daniëlsweg 99-123
107
articulatie
variaties
deel 3: gevelbeeld | complex 3 type g2: Simon Stevinstraat 2-26
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type g op pagina 104-105 en type g1 op pagina 106-107.
108
deel 3: gevelbeeld | complex 3 type g2: Simon Stevinstraat 2-26
109
deel 3: gevelbeeld | complex 3 type g3: Jacob van Campenstraat 1-11
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type g op pagina 104-105 en type g1 op pagina 106-107.
110
deel 3: gevelbeeld | complex 3 type g4: Steven Vennecoolstraat 1-11
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type g op pagina 104-105 en type g1 op pagina 106-107.
111
deel 3: gevelbeeld | complex 3 type g5: Steven Vennecoolstraat 2-12
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type g op pagina 104-105 en type g1 op pagina 106-107.
112
deel 3: gevelbeeld | complex 3 type g6: Cornelis Florisstraat 1-11
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type g op pagina 104-105 en type g1 op pagina 106-107.
113
deel 3: gevelbeeld | complex 3 type g7: Cornelis Florisstraat 2-12
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type g op pagina 104-105 en type g1 op pagina 106-107.
114
deel 3: gevelbeeld | complex 3 type g8: Paul Krugerstraat 2-12
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type g op pagina 104-105 en type g1 op pagina 106-107.
115
deel 3: gevelbeeld | complex 4
Daniëlsweg 35-69 oneven De La Reystraat 1-21 oneven Generaal Smutsstraat 2-40 even Joubertstraat 1-23 oneven, 2-32 even Kaaplandstraat 2-22 even De bebouwing van complex 4 bestaat uit één hoofdtype. Dit hoofdtype h (eengezinswoningen, paars) komt binnen het complex voor aan alle straten. De te onderscheiden varianten onderscheiden zich op het punt van de koppelingen tussen de woningen, waarin in het hoofdtype garages zijn ondergebracht. Aan de Daniëlsweg en het noordelijke deel van de Generaal Smutsstraat bieden deze koppelingen plaats aan bejaardenwoningen. Aan de Joubertstraat zijn in deze koppelingen poorten gerealiseerd waardoor het parkeerplein op het achterterrein kan worden bereikt. Een andere variant betreft de winkels in de vorm van een aanbouw, aan het zuidelijke deel van de Generaal Smutsstraat.
117
deel 3: gevelbeeld | complex 4 type h
KENMERKEN TYPE H algemeen eengezinswoningen bouwmassa rij van twee bouwlagen met zadeldak, afgewisseld met een kort tussenlid van één bouwlaag met zadeldak (garage), nokrichtingen evenwijdig aan de straat geleding horizontale tweedeling: beganegrond en verdieping met woonvertrekken en beëindiging middels zadeldak benadrukking van de horizontale gelaagdheid door een betonnen band op de verdieping
118
gevelopeningen regelmatige geleding van de gevel door verticale vensterassen verdiept liggende kozijnen, ramen en deuren wit geschilderde dagkanten articulatie betonnen deuromlijsting en stoep halfrond bovenlicht met spijlen betonnen lateien en kolommen rond vensters en poorten bakstenen schoorstenen op de nok variaties in plaats van een garage ook een bejaardenwoning of een poort in het tussenlid uitgebouwde winkels met bovenwoningen materiaal en kleur zie inleidende paragraaf ‘algemeen‘
deel 3: gevelbeeld | complex 4 type h
119
deel 3: gevelbeeld | complex 4 type h1: De la Reystraat 1-21
120
bouwmassa
geleding
gevelopeningen
deel 3: gevelbeeld | complex 4 type h1: De la Reystraat 1-21
121
articulatie
variaties
deel 3: gevelbeeld | complex 4 type h2: Kaaplandstraat 2-22
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type h op pagina 118-119 en type h1 op pagina 120-121.
122
deel 3: gevelbeeld | complex 4 type h2: Kaaplandstraat 2-22
123
deel 3: gevelbeeld | complex 4 type h3: Daniëlsweg 35-69
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type h op pagina 118-119 en type h1 op pagina 120-121.
124
deel 3: gevelbeeld | complex 4 type h3: Daniëlsweg 35-69
125
deel 3: gevelbeeld | complex 4 type h4: Generaal Smutsstraat 2-40
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type h op pagina 118-119 en type h1 op pagina 120-121.
126
deel 3: gevelbeeld | complex 4 type h4: Generaal Smutsstraat 2-40
127
deel 3: gevelbeeld | complex 4 type h5: Joubertstraat 1-23
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type h op pagina 118-119 en type h1 op pagina 120-121.
128
deel 3: gevelbeeld | complex 4 type h5: Joubertstraat 1-23
129
deel 3: gevelbeeld | complex 4 type h6: Joubertstraat 2-32
voor een overzicht van algemene principes en analyse zie de beschrijving van type h op pagina 118-119 en type h1 op pagina 120-121.
130
deel 3: gevelbeeld | complex 4 type h6: Joubertstraat 2-32
131
133
deel 4
waardering
deel 4: waardering
134
inleiding De Afrika- en Bouwmeesterbuurt zijn samengesteld uit vier woningbouwcomplexen die bij elkaar één samenhangend geheel vormen. De woonbuurten zijn in 1952-1957 – ten tijde van de grote woningnood gedurende de wederopbouwperiode - gefaseerd gebouwd in opdracht van Woningvereniging Nijmegen (het huidige Portaal) en naar ontwerp van het Amsterdamse architectenbureau A. Evers & G.J.M. Sarlemijn. Het geheel bestaat uit 763 woningen, 9 winkels en diverse garages. Alles is met grote zorgvuldigheid en variatie ontworpen en vormgegeven, van de grote ruimtelijke structuur tot het kleinste architectonische detail is. Bij de formulering van de waardering zijn - ter waarborging van de objectiviteit - de criteria gehanteerd die de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten heeft opgesteld ten behoeve van het Monumenten Selectie Project (zie bijlage). Deze criteria zijn uitgesplitst in de categorieën cultuurhistorische waarden, architectuurhistorische waarden en ensemblewaarden. De overwegingen inzake gaafheid, herkenbaarheid en zeldzaamheid zijn verwerkt in de beschrijvingen van de hiervoor genoemde categorieën. cultuurhistorische overwegingen De Afrika- en Bouwmeesterbuurt hebben grote cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van de bestrijding van de naoorlogse woningnood in het algemeen, en de bijdrage daarin van ‘Woningbouwvereniging Nijmegen’ in het bijzonder. Dit historische feit is zichtbaar vastgelegd in de gevelsteen op de hoek van de Paul Krugerstraat en de Generaal Smutsstraat. Ongekend voor het toenmalige Nijmegen was het grootschalige, grootsteedse, typologisch innovatieve en unieke bouwprogramma, namelijk: middelhoogbouw met portiekontsluitingen in half-gesloten superblokken met een hoge bebouwingsdichtheid rondom rijen eengezinswoningen op groene binnenterreinen. De traditionele bouwtechniek in hout en baksteen met pannen daken sloot echter - na enkele experimenten
met industriële bouwtechnieken in o.a. de Airey-woningen in de buurt Jeruzalem – juist weer goed aan bij de locale bouwtraditie. Na de geringe bouwproductie in de jaren veertig gaven de beschikbaarheid van traditionele bouwmaterialen en vakbekwame bouwvakkers, alsmede het comfort, de duurzaamheid, de bouwkosten en de bouwsnelheid de doorslag om op de gebruikelijke wijze in baksteen en hout te bouwen. Niet saai en eentonig zoals je wellicht tijdens de economisch magere en sobere jaren vijftig zou verwachten, maar de architecten wisten met beperkte middelen een maximum aan variatie in het straat- en gevelbeeld te bereiken. Daarnaast kennen de Afrika- en Bouwmeesterbuurt een grote functionele en typologische diversiteit. Beide buurten zijn namelijk samengesteld uit buurtvoorzieningen en een groot aantal woningtypen voor verschillende gezinssamenstellingen gedurende de hele levenscyclus (van baby tot bejaarde), zoals de destijds populaire wijk- en parochiegedachte dat propageerden: een overzichtelijke en complete levenskring binnen een buurt als basis voor een hecht gemeenschapsleven. In cultuurhistorisch opzicht vormen de Afrika- en Bouwmeesterbuurt tot slot een essentiële schakel in een ononderbroken reeks van complexmatige woonbuurten van ‘Woningbouwvereniging Nijmegen’ in Nijmegen-West: van de Weurtseweg via de Biezen, Wolfskuil en Heseveld tot aan de Dennenstraat. In dit gebied is vijftig jaar sociale woningbouwgeschiedenis te volgen aan de hand van voorbeeldige woningbouwcomplexen voor overwegend arbeiders die werkzaam waren in de aangrenzende industrieterreinen langs de Waal en het Maas-Waalkanaal. architectuurhistorische overwegingen De Afrika- en Bouwmeesterbuurt hebben hoge architectuurhistorische waarde als herkenbaar, betrekkelijk gaaf en representatief voorbeeld van het werk uit de jaren vijftig van het gerenommeerde Amsterdamse architectenbureau A. Evers & G.J.M. Sarlemijn. In hun oeuvre nemen de Nijmeegse buurten een belangrijke plaats in. Dit spraakmakende en gepubliceerde project gaf aanleiding tot nieuwe opdrachten voor het bureau elders in het land. In hun ontwerp verenigden zij traditionalistische stijlin-
vloeden van Groep ’32, de Delftse School en de Bossche School harmonieus en op geheel eigen wijze met elkaar. De uitzonderlijke ontwerpkwaliteiten komen allereerst tot uitdrukking in de consequent doorgevoerde algemene architectonische kenmerken die de gevelbeelden van de verschillende complexen bij elkaar houden. Daarbij gaat het primair om: • traditioneel en ambachtelijk materiaalgebruik (baksteen, hout, keramische pannen) aangevuld met zichtbare betonelementen op constructief belangrijke plekken; • materiaaleigen kleurgebruik, met uitzondering van de eengezinswoningen van het eerste complex en al het houtwerk (wit, donker groen of bruin geschilderd); • ‘klassieke’ twee- of drieledige gevelopbouw, waarvan de horizontale geleding benadrukt wordt door o.a. een plint, trasraam, cordonlijst, band en/of dakoverstek; • overwegend regelmatige geleding van de gevels in vensterassen, waarbij een staand verticaal formaat en wit geschilderde dagkanten in het beeld overheersen; • maatverhoudingen van het zogenaamde Plastisch Getal, waarbij een vaste reeks oplopende maten ten grondslag ligt aan de afmetingen van o.a. de muurdammen, raamopeningen, gevels en verdiepingshoogtes. De architectonische ontwerpkwaliteiten komen verder tot uitdrukking in de creatieve manier waarop met slechts een beperkt aantal variaties op alle schaalniveau een gedifferentieerd en rijk geschakeerd beeld is verkregen met eigen sferen per straatgevel. Ondanks de aantastingen op onderdelen hiervan handelt het vooral om: • gemetselde bogen, (uitgebouwde) portieken, (bordes)trappen, schoon betonnen stoep- en schamppalen, bakstenen en schoon betonnen omlijstingen en diverse soorten paneeldeuren bij de entrees; • schoon betonnen raamstijlen, houten raamwerken, erkers en Franse balkons bij de ramen van de woonkamers. Zowel in de algemene architectonische kenmerken als in
deel 4: waardering
de specifieke verbijzonderingen is het handschrift van de architecten Evers en Sarlemijn duidelijk herkenbaar. Hetzelfde idioom hebben zij in vereenvoudigde vorm later toegepast bij het bejaardencentrum Doddendaal in de binnenstad. Beide projecten zijn vanwege hun architectonische kwaliteit, gaafheid en uniciteit van groot belang voor de (lokale) architectuurgeschiedenis. stedenbouwkundige overwegingen De Afrika- en Bouwmeesterbuurt hebben hoge stedenbouwkundige waarde als meest waardevolle en karakteristieke onderdeel van een schil vroeg-naoorlogse woonwijken in traditionalistische stijl rond de vooroorlogse stad (Hengstdal, Hatertse Hei, Kolpingbuurt en Heseveld). In de jaren vijftig hanteerde Nijmegen het uitgangspunt dat elke nieuwe wijk opgebouwd moest worden uit verschillende woonbuurten met elk een eigen architectonische karakteristiek en verschijningsvorm, omwille van de gewenste verscheidenheid, de menselijke maat en de eigen identiteit. In de wijk Heseveld kwam dit uitgangspunt tot uiting in de bouw van de industriële buurt Jeruzalem, de modernistische Planetenbuurt en de traditionalistische Afrika- en Bouwmeesterbuurt. Deze buurten liggen gegroepeerd rond het centrale Daniëlsplein en aan weerszijden van de wijkontsluitingsroute (tracé Molenweg – Paul Krugerstraat), waaraan de winkels en - op geringe afstand - ook de voormalige kerk zijn gelegen. Door deze opzet is de wijk Heseveld een vrijwel letterlijke ‘in steen gegoten’ vertaling van de stedenbouwkundige uitgangspunten van de destijds populaire wijk- en parochiegedachte. De Afrika- en Bouwmeesterbuurt vormen als geheel een essentieel onderdeel van deze herkenbare opzet. De Afrika- en Bouwmeesterbuurt hebben ook op zichzelf een hoge stedenbouwkundige waarde als uniek en betrekkelijk gaaf voorbeeld van een woonbuurt uit de jaren vijftig waarin dorpse landelijkheid en stadse monumentaliteit zijn samengebracht. De uitzonderlijke ontwerpkwaliteiten komen allereerst tot uitdrukking in de bijzondere en sterk samenhangende verkaveling van het eerste en tweede complex. Daarbij gaat het primair om: • de blokjes portiek-etageflats van wisselende lengte
(vrijwel) evenwijdig aan de straat, als middelhoge randen rond twee besloten groene binnenterreinen en een pleintje; • de ‘open’ intervallen en hoeken in de randen, opgevuld met bergingen, tuinmuren en poorten; • de rijtjes eengezinswoningen van wisselende lengte (vrijwel) evenwijdig aan de dwarsstraten op het binnenterrein, met voor- en/of achtertuinen; • het Pieter Postplein met de lage bebouwingswand en de groenstrook aan de Paul Krugerstraat als visueelruimtelijke verbinding tussen het eerste en tweede complex; • de omvang van het plein is conform de maatverhoudingen van het Plastisch Getal betrokken op de omvang van het eerste en tweede complex: het plein, complex 1 en complex 2 vormen een klimmende reeks van ruimtelijke groottes. De uitzonderlijke ontwerpkwaliteiten komen bovendien tot uitdrukking in de consequent doorgevoerde algemene stedenbouwkundige principes die het ruimtebeeld van de verschillende complexen bij elkaar houden. Daarbij gaat het vooral om: • de strikte scheiding tussen de openbare (straten, pleinen, plantsoenen) en de private buitenruimte (voor- en achtertuinen); • de gemetselde tuinmuren en (deels vervangen) groene hagen als erfscheidingen; • de hiërarchie in de verkeersstructuur met een herkenbare en praktische onderverdeling in een langgerekte wijkontsluitingsweg met bajonet, lusvormige buurtontsluitingswegen, rechte woonstraten en rechte of licht geknikte voet- en tuinpaden (vooral in de woonstraten van het eerste en tweede complex wringt zich het feit dat hier destijds geen rekening is gehouden met geparkeerde auto’s); • de laanbeplanting, groenstroken en plantsoenen die het belang van de wijk- en buurtontsluitingswegen benadrukken. • De uitzonderlijke ontwerpkwaliteiten komen tot slot tot uiting in de creatieve manier waarop met slechts een beperkt aantal variaties op alle schaalniveau een gedifferentieerd en rijk geschakeerd beeld is verkre-
•
• •
gen met eigen sferen per straatruimte. Ondanks de aantastingen op onderdelen hiervan handelt het vooral om: de schuine projectie van de rijtjes eengezinswoningen in het eerste en tweede complex (vernauwing aan de uiteinden en verbreding halverwege de straten); de afwisseling van symmetrische en asymmetrische straatprofielen met voortuinen overwegend aan de zonzijde van de straten; de ruimtelijke overgangsmotieven op de begrenzing tussen de openbare en de private ruimte, zoals de diverse poorten en de smalle ‘eigen’ stoepen met stoeppalen en schampstenen voorlangs de gevels.
135
137
bijlagen
bijlage: bebouwingstypen
138
bijlage: straatnamenregister
straat en nummers
pagina
straat en nummers
pagina
Bothastraat 1-35 Bothastraat 2-36 Cornelis Florisstraat 1-11 Cornelis Florisstraat 2-12 Cronjéstraat 2-102 Daniëlsweg 35-69 Daniëlsweg 99-123 De la Reystraat 1-21 De Wetstraat 1-35 De Wetstraat 2-36 Generaal Smutsstraat 2-40 Generaal Smutsstraat 23-123 Hendrik de Keyserstraat 2-108 Jacob van Campenstraat 1-11 Jacob van Campenstraat 13-191 Joubertstraat 1-23 Joubertstraat 2-32 Joubertstraat 34-136 Kaaplandstraat 2-22 Kapiteelpad 2-12 96 Keldermansstraat 1-7 Keldermansstraat 2-8 Lieven de Keystraat 1-21 Lieven de Keystraat 2-22 Paul Krugerstraat 5-107 Paul Krugerstraat 2-12 Paul Krugerstraat 14-60 Paul Krugerstraat 62-84 Paul Krugerstraat ongen. Pieter Postplein 1-2 Pieter Postplein 2-20, 3-19 Pieter Postplein 21-51, 22-52 Pieter Postplein 53-63, 54-64 Pieter Postplein 65-69, 66-70 Pieter Postplein 71-76 Simon Stevinstraat 1-115 Simon Stevinstraat 2-26 Steven Vennecoolstraat 1-11 Steven Vennecoolstraat 2-12 Vredeman de Vriesstraat 1-21
58 59 113 114 54-55 124-125 106-107 120-121 62-63 64-65 126-127 52-53 72-73 110 74-75 128-129 130-131 48-49 122-123
Vredeman de Vriesstraat 2-18 Vredeman de Vriesstraat 20-34 Vredeman de Vriesstraat 23-25 Vredeman de Vriesstraat 36-42 Vredeman de Vriesstraat ongen.
86 84-85 89 87 81
90 91 92 93 50-51 115 70-71 97 101 100 78 80 79 79 100 76-77 108-109 111 112 88
139
bijlage: bronnen
literatuur Barbieri, U. (red.), Honderd jaar Nederlandse architectuur, 1901-2000: tendensen, hoogtepunten, Nijmegen 1999, p.206-215. Boeken, A., e.a., Bouwen van woning tot stad, Amsterdam 1946 Brabers, J. (red), Nijmegen, Geschiedenis van de oudste stad van Nederland, Negentiende en twintigste eeuw, Wormer 2005. Dekkers, Een sociale doorlichting van Hees-Heseveld, Nijmegen 1969. Dienst Publieke Werken, ‘Wegen- en tuinaanleg’, in: De Bouwrevue 1959, Themanummer Nijmegen, p 15.
140
Dongelmans, M.J., Stadsplatteland op de schop, Verstedelijking van Lent en Hees, Nijmegen 2003. Evers, A., en G.J.M. Sarlemijn, ‘Woningbouw in het Heseveld te Nijmegen’, in: Bouwkundig Weekblad, (1955) 46, p.505-513. Fokkinga, B., ‘De stedebouwkundige ontwikkeling van Nijmegen na de oorlog’, in: Publieke Werken 21 (1953) nr 6, pp 77-83. Gerretsen, W.J., ‘Het ontwikkelings- en wederopbouwplan van Nijmegen’, in: Bouw 4 (1949), nr 29, pp 511-513. Haan, H. de, Haagsma, I., Plastisch lexicon: een beknopte encyclopedie van de ‘Bossche School’, Haarlem 1996. Kuipers, M., Toonbeelden van de wederopbouw. Architectuur, stedenbouw en landinrichting van herrijzend Nederland, Zwolle 2002 Laan, H. van der, De architectonische ruimte. Vijftien
lessen over de dispositie van het menselijk verblijf, Leiden 1977
Nederlands Architectuurinstituut Rotterdam • Archief Evers en Sarlemijn
Lemmens, G., en W. Uitterhoeve, Nijmegen binnen en buiten de singels. Een rondgang door stad en buitengebied, Amsterdam 2005
Regionaal Archief Nijmegen • Archief Stadsbestuur 1815-1946 • Archief Dienst Stedebouw, Publieke Werken en Volkshuisvesting • Fotocollectie
Meijel, L. van, Architectuur en stedebouw van Nijmegen-Heseveld. Over spanningsvelden tussen traditie en vernieuwing in de naoorlogse woningbouw, Nijmegen 1992. Doctoraalsciptie Kunstgeschiedenis, Katholieke Universiteit Nijmegen. NB. Hierin is een uitgebreid bronnenoverzicht opgenomen. Meijel, L. van, ‘interview met A. Evers en G.J.M. Sarlemijn’, in: Over wederopbouw gesproken, Zeist oktober 2000 (uitgave RdMz) Meijel, L. van, Architectuurhistorische waardestelling ‘Tweede Kremlin‘, Ede 2007 (i.o.v. Palissade) Mulder, S., Schilt, J., Jonge architecten in de wederopbouw 1940-1960, Bussum 1993, pp 32-33. Siebers, A., Toelichting Uitbreidingsplan 1933, Nijmegen 1933 Siebers, A., ‘Wanneer wordt Nijmegen opgebouwd?’, in: Bouw 4 (1949), nr 29, pp 506-510. Steenhuis stedebouw/landschap, Nijmegen Heseveld, cultuurhistorische verkenning, Schiedam maart 2007 Umberto Barbieri, S., L. van Duin (red.), Honderd jaar Nederlandse architectuur, 1901-2000: tendensen, hoogtepunten, Nijmegen 1999, p.206-215. archieven Website gemeente Nijmegen http://www.nijmegen.nl • Digitale balie / Bouwarchief
internet bonas.nl nijmegen.nl
bijlage: criteria
cultuurhistorische waarden • belang van het object/complex als bijzondere uitdrukking van (een) culturele, sociaal-economische en/of geestelijke ontwikkeling(en); • belang van het object/complex als bijzondere uitdrukking van (een) geografische, landschappelijke en/of bestuurlijke ontwikkeling; • belang van het object/complex als bijzondere uitdrukking van (een) technische en/of typologische ontwikkeling(en); • belang van het object/complex wegens innovatieve waarde of pionierskarakter; architectuurhistorische waarden • bijzonder belang van het object/complex voor de geschiedenis van de architectuur en/of bouwtechniek; • bijzonder belang van het object/complex voor het oeuvre van een bouwmeester of architect; • belang van het object/complex wegens de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp; • belang van het object/complex wegens het bijzondere materiaalgebruik en/of de ornamentiek; • belang van het object/complex wegens de bijzondere samenhang tussen exterieur en interieur(onderdelen); ensemblewaarden • betekenis van het object/complex als essentieel onderdeel van een groter geheel, dat cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig van (inter)nationaal belang is; • bijzondere betekenis van het object/complex wegens de situering, verbonden met de ontwikkeling/ uitbreiding van een streek, stad, dorp of wijk; • bijzondere betekenis van het complex wegens de wijze van verkaveling, inrichting, voorzieningen; • bijzondere betekenis van het object/complex voor het aanzien van een streek, stad, dorp of wijk; • belang van het object/complex wegens de hoogwaardige kwaliteit van de bebouwing en de historisch-ruimtelijke relatie met groenvoorzieningen, wegen, wateren en/of bodemgesteldheid;
gaafheid / herkenbaarheid • belang van het object/complex wegens de architectonische gaafheid van ex- en/of interieur; • belang van het complex wegens de hoogwaardige architectonische kwaliteit van de samenstellende onderdelen (hoofd- en bijgebouwen, hekwerken, tuinaanleg e.d.); • belang van het object/complex in relatie tot de structurele en/of visuele gaafheid van de stedelijke, dorpse of landschappelijke omgeving; zeldzaamheid • belang van het object/complex wegens architectuurhistorische, bouwtechnische, typologische en functionele zeldzaamheid; • uitzonderlijk belang van het object/complex wegens één of meer van de hiervoor genoemde kwaliteiten. De criteria zijn overgenomen uit: Handleiding. Selectie en registratie jongere stedebouw en bouwkunst, Rijksdienst voor de Monumentenzorg, oktober 1991.
141
bijlage: artikel bouwkundig weekblad
142
bijlage: artikel bouwkundig weekblad
143
bijlage: artikel bouwkundig weekblad
144
bijlage: artikel bouwkundig weekblad
145
bijlage: artikel bouwkundig weekblad
146
colofon
Gemeentelijk Beschermd Stadsbeeld vastgesteld op 22 oktober 2008 | besluitnummer 186/2008 titel datum
Afrika- en Bouwmeesterbuurt: beschermd stadsbeeld - toelichting en beeldatlas. 19 maart 2008
in opdracht van
gemeente Nijmegen, bureau Archeologie en Monumenten
onderzoek en tekst afbeeldingen
Leon van Meijel, Freek Mulder historische zwart-witfoto’s: Gemeentearchief Nijmegen en Bouwkundig Weekblad bouwtekeningen: bouwarchief gemeente Nijmegen voorblad en titelbladen: Thea van den Heuvel, Nijmegen analysekaarten en -tekeningen: Van Meijel - adviseurs in cultuurhistorie overige foto’s: Van Meijel - adviseurs in cultuurhistorie
productie en ©
Gemeente Nijmegen Van Meijel - adviseurs in cultuurhistorie