Afdeling Speciale Onderwijszorg
(Complexe) onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van jonge leerlingen in beeld gebracht Onderzoek naar de toename van het aantal aanmeldingen bij de Kleine Karekiet en de mogelijkheden deze in de toekomst te voorkomen
Afdeling Speciale Onderwijszorg
(Complexe) onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van jonge leerlingen in beeld gebracht Onderzoek naar de toename van het aantal aanmeldingen bij de Kleine Karekiet en de mogelijkheden deze in de toekomst te voorkomen
Colofon Duivendrecht, augustus 2013 Dit rapport is te bestellen bij: De Bascule afdeling SOz Bezoekadres Biesbosch 67 1115 HG Duivendrecht Postadres Postbus 303 1115 ZG Duivendrecht Telefoon (020) 890 16 78 Opdrachtgever: Samenwerkingsverband Waterland Dhr. A. Loer, directeur Met dank aan: Alle intern begeleiders, directeuren, leerkrachten, orthopedagoog van het MKD, voorzitter van het ZAT en de coördinator van het ZPF voor de medewerking aan het onderzoek. Overname, openbaarmaking en/of verspreiding van (gedeelten van) deze uitgave is niet toegestaan zonder toestemming van de auteurs. © 2013 De Bascule SOz , auteursrecht voorbehouden.
Inhoudsopgave
1.Inleiding .................................................................................................................................. 1 2.Onderzoeksopzet ..................................................................................................................... 3 3.Doelgroep ................................................................................................................................ 5 4.Omschrijving problematiek ..................................................................................................... 7 5.Redenen van aanmelding, doorverwijzing en plaatsing DKK ................................................ 9 6.Toename van aanmeldingen .................................................................................................. 13 7.Geboden ondersteuning op school ........................................................................................ 17 8.Benodigde ondersteuning op school ..................................................................................... 21 9.Conclusies ............................................................................................................................. 23 10. Aanbevelingen .................................................................................................................... 27
De Bascule, afdeling SOZ, auteursrecht voorbehouden 2013
i
1.Inleiding In de afgelopen twee jaar zijn aanzienlijk meer kinderen aangemeld bij de Kleine Karekiet (DKK) in Purmerend, een voorziening voor jonge risico kinderen, dan in de jaren daarvoor. Het samenwerkingsverband Waterland wil weten hoe deze toename te verklaren is en wat reguliere basisscholen nodig hebben om kinderen met extra onderwijsbehoeften ‘binnen boord te houden’. Zij heeft in het voorjaar van 2013 de Bascule, afdeling Speciale Onderwijszorg (SOz), gevraagd onderzoek uit te voeren en hier in de zomer van 2013 over te rapporteren. Na vermelding van de onderzoeksvragen volgt in hoofdstuk 2 de onderzoeksopzet. Hoofdstuk 3 heeft betrekking op de doelgroep. In hoofdstuk 4 wordt de problematiek omschreven waarna in hoofdstuk 5 nader ingegaan wordt op de redenen die een rol spelen bij het doorverwijzen en overplaatsen van leerlingen naar DKK. Hoofdstuk 6 heeft betrekking op de toename van het aanmeldingen. In hoofdstuk 7 wordt de ondersteuning beschreven die door reguliere basisscholen doorgaans geboden wordt aan leerlingen met extra onderwijsbehoeften. Hoofdstuk 8 gaat in op de benodigde ondersteuning in de toekomst. In hoofdstuk 9 worden de conclusies beschreven waarna het rapport in hoofdstuk 10 afgerond wordt met een aantal aanbevelingen. In de hoofdstukken 3 tot en met 8 staat telkens één onderzoeksvraag centraal. De informatie die wij hebben gevonden in de dossiers en de informatie die wij tijdens de interviews verzameld hebben staan apart in een box vermeld. Belangrijk om te vermelden is dat alle verzamelde informatie in de boxen bijeengevoegd is en genoemde punten dus niet voor alle scholen/dossiers gelden. Onder elke box volgt een nadere toelichting of duiding van de verzamelde informatie.
Onderzoeksvragen Het hoofddoel van het onderzoek naar JRK –aanmeldingen, is het zicht krijgen op de toename van de aanmeldingen en het schetsen van een beeld van hetgeen basisscholen kunnen bieden aan ondersteuning ter voorkoming van doorverwijzing. Om dit doel te bereiken zijn de volgende subvragen geformuleerd: Vraag 1a Vraag 1b Vraag 1c Vraag 1d Vraag 2a Vraag 2b
Welke school/voorziening bezochten de leerlingen die op DKK ingestroomd zijn? Welke problemen speelden een rol op moment van aanmelding? Wat zijn de redenen dat leerlingen op DKK terecht komen? Waardoor is het aantal aanmeldingen voor DKK toegenomen? Wat hebben scholen gedaan om de leerlingen binnen boord te houden? Wat is in de toekomst nodig om leerlingen met extra onderwijsbehoeften binnen het regulier onderwijs te houden?
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
1
2.Onderzoeksopzet Om zicht te krijgen op de toename van het aantal JRK –aanmeldingen en de manier waarop reguliere scholen in kunnen spelen op kinderen met extra onderwijsbehoeften, is dossieronderzoek uitgevoerd en zijn face -to face interviews gehouden. In totaal zijn 30 dossiers geanalyseerd van leerlingen die ten tijde van het onderzoek op DKK verblijven en via verschillende routes op DKK terecht zijn gekomen. Er is gesproken met vier intern begeleiders, twee directeuren en één leerkracht van vijf reguliere basisscholen in de regio. Daarnaast is een orthopedagoog geïnterviewd van een medisch kleuterdagverblijf (MKD) en is gesproken met de voorzitter van het Zorgadviesteam (ZAT) en de coördinator van het Zorgplatform (ZPF). Voorafgaand aan de dossieranalyse zijn een aantal specifieke vragen geformuleerd. Ten behoeve van de interviews met de verschillende sleutelfiguren zijn, met instemming van de opdrachtgever, interviewschema’s opgesteld. Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen zijn, zoals gezegd, dossiers van leerlingen van DKK geanalyseerd en zijn interviews gehouden met een aantal sleutelfiguren van scholen, een MKD, het ZAT en het ZPF. Uit de dossiers hebben wij informatie kunnen halen over (a) de kenmerken van de geplaatste kinderen en (b), de problemen die voorafgaand aan plaatsing op DKK een rol speelden. Wij hebben tevens getracht informatie te verzamelen over (c), de ondersteuning die vanwege de onderwijsbehoefte van het kind ingezet is vanaf het moment dat er problemen gesignaleerd werden, en (d), de specifieke redenen waarom besloten is het kind naar DKK door te verwijzen. De informatie over de twee laatst genoemde punten bleek bij een groot deel van de casussen summier gedocumenteerd. Slechts in een klein deel van de dossiers staat de ingezette ondersteuning beschreven en reden van doorverwijzing. De interviews hebben veel informatie opgeleverd met betrekking tot redenen die een rol spelen bij doorverwijzing, de zaken die scholen bieden om kinderen ‘binnen boord te houden’ en hetgeen nodig is ter voorkoming van uitstroom naar DKK in de toekomst. Belangrijk om te vermelden is tevens dat het om een kleine steekproef gaat. Het trekken van harde conclusies is niet mogelijk maar op basis van de zeven interviews en de dossieranalyse is het wel mogelijk een beeld te schetsen van de doelgroep, mogelijke verklaringen te geven voor de toename en nader in te gaan op hetgeen nodig is om doorverwijzing in de toekomst te voorkomen/doen afnemen. Op verschillende plaatsen in het rapport wordt gemakshalve gesproken over zorgleerlingen. Hiermee worden leerlingen bedoeld die specifieke onderwijsbehoeften hebben en derhalve extra aandacht, hulp en begeleiding van de leerkracht nodig hebben. Tot slot is het belangrijk om te vermelden dat uit het scholenoverzicht, zoals opgesteld door het Samenwerkingsverband over het aantal aanmeldingen van de afgelopen jaren, er vanuit geen enkele basisschool méér leerlingen dan voorheen uitstromen naar DKK. Uit het overzicht blijkt enkel dat leerlingen afkomstig zijn van meer verschillende basisscholen en er vanuit het MKD in de afgelopen jaren wel meer kinderen uitgestroomd zijn naar DKK.
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
3
3.Doelgroep
Welke school/voorziening bezochten de leerlingen die op DKK ingestroomd zijn? 13 van de 30 leerlingen zaten voorafgaand aan DKK op een MKD 12 van de 30 leerlingen waren afkomstig van een reguliere basisschool 3 leerlingen bezochten een kinderdagverblijf voordat hij/zij naar DKK ging 1 leerling bezocht geen school of opvang voorafgaand aan DKK 1 leerling zat voorafgaand aan DKK op een school voor speciaal onderwijs Box 1. Informatie afkomstig uit de 30 onderzochte dossiers over de school/voorziening waar de leerling voorafgaand aan DKK naar toe ging
Uit box 1 blijkt dat relatief veel leerlingen instromen vanuit het MKD. Leerlingen die direct van het MKD komen hebben (nog) geen reguliere vorm van onderwijs genoten. Na de observatie/onderzoeksperiode op een MKD blijkt regelmatig dat de verwachting is dat deze jonge kinderen het (nog) niet zullen redden in het regulier onderwijs. De 12 van de 30 leerlingen afkomstig van een reguliere basisschool zijn interessant in het kader van de onderzoeksvragen. De leerlingen die ten tijde van het onderzoek op DKK verblijven zijn gemiddeld 5 jaar en 11 maanden. Zij zijn op verschillende momenten in het jaar ingestroomd. Opvallend is dat uit de dossiers blijkt dat in zeven van de 30 gevallen, voorafgaand aan plaatsing op DKK, overwogen is de leerling door te verwijzen naar een cluster 2, 3 of 4 school. In vier gevallen betrof het een leerling die op een reguliere basisschool zat, één leerling zat op een reguliere kinderopvang, één leerling zat op een speciale kinderopvang en één leerling bezocht de Bets Frijlingschool (school voor speciaal onderwijs). Dit zegt iets over de aard en ernst van de problematiek van de leerlingen die naar DKK gaan.
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
5
4.Omschrijving problematiek Welke problemen speelden een rol op moment van aanmelding bij de 30 leerlingen? Ontwikkelingsachterstand op diverse gebieden (4x) Ontwikkelingsachterstanden met op de voorgrond spraak-taalachterstand (4x) Ontwikkelingsachterstanden met op de voorgrond spraak-taalachterstand en motorische achterstand (3x) Ontwikkelingsachterstanden met op de voorgrond spraak-taalachterstand / moeilijk lerend (3x) Ontwikkelingsachterstanden met op de voorgrond spraak-taalachterstand / moeilijk lerend / disharmonisch profiel (2x) Ontwikkelingsachterstanden met op de voorgrond autisme spectrum stoorniskenmerken(2x) In de overige gevallen werd een leerling aangemeld omdat er sprake was van: Spraak-taalachterstand Spraak-taalachterstand / aandacht- en concentratieproblemen Spraak-taalachterstand / aandacht- en concentratieproblemen / motorische achterstand Autisme spectrum stoornis kenmerken / problematiek Moeilijk lerend niveau ADHD en spraak-taalachterstand ADHD en een verstoorde ouder –kind relatie Sociaal emotionele ontwikkelingsachterstand / gedragsproblematiek Box 2. Informatie afkomstig uit de 30 onderzochte dossiers over de problemen die speelden bij de leerlingen op moment van aanmelding DKK
In box 2 wordt de informatie over de problematiek van de leerling bij aanmelding op DKK weergegeven zoals die gevonden is in de verslagen van het ZPF en/of het MKD. Wat opvalt is dat er sprake is van diverse problematiek en er vaak achterstanden zijn op meer dan één ontwikkelingsgebied. In 17 van de 30 gevallen werd de problematiek van de leerling zoals beschreven door school/dagverblijf, herkend door de ouders thuis. Ouders herkennen met name de weerstand tegen autoriteit, het moeite hebben met wisselingen en veranderingen en het opstandige, koppige gedrag van hun kind. De spraak-taalproblematiek wordt thuis eveneens herkend. Cognitieve beperkingen van het kind worden in mindere mate herkend. In een enkel geval werd er in het dossier gerapporteerd dat de problematische thuissituatie de problemen van de leerling op school/dagopvang in stand hield. In vier dossiers wordt expliciet genoemd dat ouders in de thuissituatie geen problemen ervaren. Omdat een deel van het onderzoek gericht is op zaken die reguliere basisscholen idealiter moeten kunnen bieden om te voorkomen dat kinderen uitstromen naar DKK, zal in box 3. de problematiek van de groep leerlingen beschreven worden die voorafgaand aan DKK een reguliere school bezochten. De informatie is afkomstig uit de integratieve verslagen van het ZPF.
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
7
Omschrijving problematiek
Welke problemen speelden een rol op moment van aanmelding bij de 11 leerlingen die voorafgaand aan DKK op een reguliere school zaten? 4x Spraak-taalachterstand + moeilijk lerend niveau + motorische achterstand + externaliserend gedrag in de klas 1x Spraak-taalachterstand + moeilijk lerend niveau + motorische achterstand + ernstige werkhoudingproblemen 1x Autisme spectrum stoornis + ADHD + spraak taal achterstand + externaliserend gedrag in de klas 2x Moeilijk lerend niveau + Autisme spectrum stoornis kenmerken + externaliserend gedrag in de klas 1x Spraak-taalachterstand + moeilijk lerend niveau + externaliserend gedrag in de klas 1x Externaliserend gedrag + spraak-taalachterstand 1x Gedragsstoornis Niet Anderszins Omschreven Moeilijkafkomstig lerend niveau ernstige werkhoudingproblemen Box 3.1xInformatie uit de 11+onderzochte dossiers van leerlingen die voorafgaand aan DKK een reguliere basisschool bezochten.
Wanneer alleen naar de leerlingen wordt gekeken die vanuit het reguliere onderwijs naar DKK zijn verwezen (box 3) dient men rekening te houden met het feit dat deze groep leerlingen ouder is. Vergeleken met box 2 valt op dat de problematiek, zoals omschreven in de verslagen van het ZPF, in geval van leerlingen afkomstig uit het regulier onderwijs niet zo veel verschilt van de gehele groep leerlingen op DKK. Vergeleken met de groep leerlingen afkomstig van het MKD, is in te denken dat wanneer een leerling eenmaal reguliere basisonderwijs gestart is, het lastiger aan te tonen is dat de leerling beter af is op een intensievere onderwijssetting. De beschreven problematiek van leerlingen die van het reguliere basisonderwijs komen kan daardoor complexer en ernstiger lijken. De basisschool heeft in de meeste gevallen een aantal maanden geprobeerd aan de problematiek te werken, zonder resultaat. Daardoor kan ook het welbevinden van de leerling beïnvloed zijn. Scholen geven aan handelingsverlegen te zijn wanneer de zorgleerling externaliserend gedrag in de klas vertoont (leerling is snel gefrustreerd, loopt weg, is dwars , koppig, kan niet omgaan met uitstelde aandacht). Daarnaast is er handelingsverlegenheid wanneer de leerling niet aan de schoolse basisvoorwaarden voldoet (leerling komt alleen tot werken tijdens één op één begeleiding, heeft moeite met concentratie en is gemakkelijk afleidbaar, is snel moe of weigert aan activiteiten mee te doen). In alle 11 dossiers werd één van de twee scenario’s beschreven bij een leerling in combinatie met spraak-taalproblemen, moeilijk lerend niveau en/of een autisme spectrum stoornis. Het welbevinden van de leerling speelt volgens de meeste scholen hierbij een hele belangrijke rol. Zo lang de leerling het naar zijn zin heeft op school, is er volgens de school een kans van slagen.
8
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
5.Redenen van aanmelding, doorverwijzing en plaatsing DKK Om welke redenen zijn de 30 leerlingen doorverwezen naar DKK? Doorverwijzing is nodig omdat verschillende vormen van extra begeleiding onvoldoende heeft opgeleverd. Doorverwijzing is nodig omdat het gaat om kwetsbare, drukke, ongeremde, gevaarlijke en/of makkelijk afleidbare kinderen die naast de behoefte aan extra ondersteuning, behoefte hebben aan onderwijs in een omgeving met weinig prikkels. Plaatsing op DKK biedt tijd voor nadere observatie waarna bepaald kan worden welke vervolgplek het meest geschikt is. DKK is in staat om meer structuur, duidelijkheid en veiligheid te bieden dan reguliere basisscholen waardoor beter ingespeeld kan worden op de onderwijsbehoeften van de zorgleerlingen. Op DKK is specialistische kennis en deskundigheid aanwezig omtrent het stimuleren van verschillende ontwikkelingsgebieden. Box 4. Redenen waarom kinderen naar DKK zijn doorverwezen, afkomstig uit de 30 onderzochte dossiers
Vooraf moet worden opgemerkt dat het advies van het ZPF over waar de leerling het beste op zijn plaats is bepalend is. In box 4 is alle informatie samengevoegd die gevonden is in de dossiers over waarom de leerling nu juist naar DKK is verwezen. In vrijwel alle 30 dossiers wordt door het ZPF gesproken over de behoefte van de leerling aan structuur, duidelijkheid en veiligheid. In zes van de 11 dossiers van leerlingen die van het reguliere basisonderwijs kwamen, werd gesproken over het voordeel van kleinere groepen voor de ontwikkeling van de leerling. Extra aandacht en ondersteuning, herhaling en inoefening kan de leerling geboden worden. Sterke begrenzing van het probleemgedrag wordt expliciet genoemd als reden voor verwijzing naar DKK en de wens voor een school die minder gericht is op didactische prestaties maar meer oog heeft voor sociaal emotionele ontwikkeling. Vanuit de aanmelders wordt verondersteld dat DKK meer structuur, duidelijkheid en veiligheid biedt. Ten opzichte van een groep in het reguliere basisonderwijs kan worden gedacht aan minder prikkels in de leeromgeving (aankleding van de klas en aangepast lesmateriaal), meer tijd en aandacht voor het inoefenen en herhalen van regels en lesstof. Een duidelijke dagstructuur, met elke dag min of meer dezelfde opbouw, wat zorgt voor overzicht en een gevoel van veiligheid bij de leerlingen. Op DKK zitten leerlingen in een kleinere groep waardoor er meer aandacht van de leerkracht per leerling is. Daarnaast is er veel meer onderwijsondersteunend personeel (te weten een psycholoog/orthopedagoog, schoolmaatschappelijk werker, sociotherapeut, preventieve ambulante begeleiding en een klassenassistent) beschikbaar binnen de JRK afdeling. Door de expertise die op diverse terreinen aanwezig is kunnen de problemen vanuit meerdere disciplines worden aangepakt. Medewerkers van DKK hebben vaak bewust gekozen voor deze populatie leerlingen en hebben (naast meer tijd) de motivatie om extra ondersteuning te bieden aan deze groep leerlingen. Dit is ook terug te zien in het pedagogische klimaat van de school.
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
9
Redenen van aanmelding, doorverwijzing en plaatsing DKK
In sommige gevallen wordt een leerling ter observatie op DKK geplaatst. Er kan nader onderzoek worden gedaan of het dossier kan in orde worden gemaakt voor de aanvraag van een indicatie voor het speciaal onderwijs. Hoewel uit onderzoeksverslagen naar voren komt dat er behoefte is aan structuur, duidelijkheid en veiligheid, lijkt het in andere gevallen een opsomming van algemene begrippen om de leerling te kwalificeren voor het SBO. Er is weinig concrete informatie in de dossiers waaruit blijkt wat er is gedaan en waarom de leerling het meeste gebaat is bij onderwijs verzorgd door DKK. Redenen waarom leerlingen vanuit het MKD regelmatig uitstromen naar DKK DKK is het beste alternatief wanneer het dossier van de leerling niet volledig is voor een cluster 2 indicatie, maar de leerling wel ondersteuning nodig heeft vanwege taal –spraakproblemen. (geldt ook voor cluster 3 en 4) Op DKK is ruimte om nader uit te zoeken waar de leerling het best op zijn plek is. Langer op het MKD blijven is geen optie meer en het kind/gezin heeft behoefte aan een onderwijsplek gecombineerd met extra zorg vanuit SPIRIT vanwege opvoedingsvragen. Ouders staan minder open voor een reguliere school omdat zij bang zijn dat hun kind hier zal ondersneeuwen. (zij hebben veelal op het MKD ervaren hoe prettig een kleinschalige specialistische setting kan zijn voor hun kind) Box 5 . Redenen waarom vanuit het MKD leerlingen zijn uitgestroomd naar DKK, informatie afkomstig uit het interview
Uit de informatie van box 5 komt naar voren dat leerlingen die op een MKD hebben gezeten en waarvan de hulpverlening is afgerond in de meeste gevallen uitstromen naar DKK. Dit gebeurt in de meeste gevallen omdat DKK de enige voorziening in de regio is die kwetsbare leerlingen zonder onderwijservaring kan opvangen en ondersteunen. Redenen waarom reguliere basisscholen leerlingen aanmelden bij het ZPF Als leerlingen in het algemeen disfunctioneren in het onderwijs. Als het gaat om leerlingen die onvoorspelbaar, gevaarlijk gedrag vertonen waardoor de veiligheid in het geding is. Wanneer leerlingen dermate ernstige gedragsproblemen vertonen en ze zich duidelijk niet prettig meer voelen op school. (welbevinden speelt dan een belangrijke rol) Als het gaat om leerlingen die geen verbetering in gedrag laten zien en waar de school alle mogelijke hulp voor heeft ingezet. Box 6. Redenen waarom vanuit de vijf geïnterviewde reguliere basisscholen leerlingen bij het ZPF worden aangemeld, afkomstig uit de interviews.
10
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
(Complexe) onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van jonge leerlingen in beeld gebracht
Redenen waarom leerlingen vanuit een reguliere school uitgestroomd zijn naar DKK Gedragsproblemen. (moeite om zich aan regels te houden, agressief gedrag, driftbuien, gillen, weglopen) Geen verbetering in externaliserend gedrag na gesprekken met ouders, werken met beloningssysteem, extra ondersteuning, welbevinden leerling stagneert. Laag IQ waardoor lesstof onvoldoende beklijft. Box 7. Redenen waarom vanuit de vijf geïnterviewde reguliere basisscholen leerlingen de laatste keer zijn uitgestroomd naar DKK, afkomstig uit de interviews.
In box 6 en 7 is te zien dat de redenen die een rol spelen bij aanmelding bij het ZPF grotendeels overeen komen met de redenen die een rol speelden bij de leerlingen die zijn uitgestroomd naar DKK. Wanneer je box 6 en 7 naast box 2 en 3 legt valt op dat scholen een andere taal spreken dan het ZPF en/of het MKD waar het gaat om het omschrijven van aanmeld- en uitstroomredenen. Het ZPF en het MKD zijn gewend te spreken over achterstanden die zich op verschillende ontwikkelingsgebieden kunnen voordoen (zie box 2 en 3). Hierbij is het gebruikelijk termen uit de DSM-4 te hanteren (Diagnostic and Statistical manual of mental disorders, een classificatiesysteem voor het vaststellen van psychiatrische stoornissen). Scholen spreken eerder over ‘een leerling dat zich niet aan de regels houdt’. Zij zijn gewend om voorbeelden te geven van situaties waarin de leerling lastig gedrag vertoont waarmee zij een verklaring geven voor het aanmelden of overplaatsen van de leerling. Opvallend is tevens dat tijdens de interviews niet/nauwelijks gesproken is over de aanwezigheid van spraak -taalachterstanden terwijl deze veelvuldig voor komen zoals blijkt uit de dossiers.
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
11
6.Toename van aanmeldingen
Waardoor is het aantal aanmeldingen voor DKK in de afgelopen twee jaar toegenomen? Volgens de scholen Toenemende focus op vroegtijdige signalering waardoor doorverwijzing al op kleuterleeftijd plaatsvindt. Het voortraject is geprofessionaliseerd, de lijnen zijn korter geworden en er wordt beter samengewerkt wat leidt tot vroegere doorverwijzing. Vanwege minder autoritaire opvoedingsstijl is het voor leerlingen moeilijker zich te voegen naar de grote groep en te voldoen aan de eisen van de school, dit werkt gedragsproblemen in de hand. Bezuinigingen in het onderwijs leiden o.a. tot groepsvergroting, toename van de werkdruk en afname van de draagkracht van leerkrachten waardoor probleemgedrag bij leerlingen eerder opvalt en leerkrachten eerder aan de bel trekken. Volgens het MKD Ouders lijken sneller te kiezen voor een S(B)O setting wanneer zij hebben gemerkt dat het met hun kind op een kleinschalige specialistische setting als het MKD goed gaat. Door de aanscherping van de criteria van cluster 2, 3 en 4 scholen, wordt een leerling eerder doorverwezen naar een JRK setting. Vanwege verkorting van de behandelduur van de MKD’s worden leerlingen eerder doorverwezen. Voorheen ‘mocht’ een kind langer blijven waardoor ook langer nagedacht kon worden over een vervolgplek. Volgens het ZPF Leerkrachten voelen zich vaker overvraagd. Dit komt mede vanwege de bezuinigingen, groepsvergroting en de naderende komst van passend onderwijs. De maatschappij stelt hoge eisen aan kinderen en het lijkt ouders minder te lukken adequaat in te spelen op de opvoedingsbehoeften. De aansluiting thuis en school is minder gunstig waardoor leerlingen in de groep eerder opvallen. De nadruk is meer komen te liggen op vroegsignalering.
Box 8. Redenen waardoor het aantal aanmeldingen voor DKK is toegenomen, afkomstig uit de interviews.
Allereerst is het belangrijk om, nogmaals te vermelden, dat uit het overzicht van aanmeldende scholen (op één uitzondering na) niet blijkt dat er meer kinderen vanuit een reguliere basisschool in de afgelopen jaren zijn uitgestroomd naar DKK. Slechts één van de geïnterviewde scholen herkent de toename van verwijzing van jonge risico kinderen bij zichzelf. Aan alle sleutelfiguren is desalniettemin gevraagd wat volgens hen verklaringen kunnen zijn voor de toename van het aantal doorverwijzingen in het algemeen en de toename van het aantal aanmeldingen op DKK in het bijzonder.
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
13
Toename van aanmeldingen
Uit box 8 blijkt dat scholen naast economische en maatschappelijke omstandigheden als reden noemen dat hen uitdrukkelijk is gevraagd vroeger te verwijzen. Hier is op ingezet door de scholen voor speciaal (basis)onderwijs, maar ook door kinderdagverblijven, de GGD en het VTO team. Scholen voor speciaal (basis)onderwijs krijgen volgens hun idee kinderen vaak te laat binnen. Er is dan al tevergeefs van alles gedaan om de leerling te helpen, met tot gevolg dat de leerling kind een negatief zelfbeeld ontwikkelt. Hierdoor slaat de hulp van het S(B)O ook minder snel aan. Daarbij was het de bedoeling dat die leerlingen na een korte periode weer naar het regulier onderwijs terug konden gaan. Uit interviews komt naar voren dat sommige scholen wel het idee hebben dat ze over de hele linie (groep 1 t/m 8) genomen meer verwijzen maar niet per se meer kleuters. De geïnterviewden benoemen allen dat het gezag van de leerkracht niet langer, zoals vroeger het geval was, een vanzelfsprekendheid is. Een deel van de leerlingen heeft tegenwoordig bij aanvang op school meer moeite dan voorheen om de leerkracht als autoriteit te accepteren. Het moderne Nederlandse gezin wordt vaak getypeerd als een onderhandelingshuishouding, waarbij in de opvoeding de nadruk op de autonomie van het kind komt te liggen. Doel van de opvoeding is niet langer dat het kind bepaalde gedragsregels overneemt en er zich aan houdt, maar dat het zichzelf grenzen leert stellen. De rol van ouders is daarbij verschoven van toezichthouders naar die van mental coaches. Deze ontwikkeling is ook zichtbaar in het onderwijs. Daarnaast lijken ouders minder beschikbaar voor het kind en de school. Steeds vaker zijn kinderen alleen thuis en vermaken ze zich met de pc/tv. Omdat beide ouders werken, of omdat er sprake is van een één -ouder gezin. Werkloosheid, scheidingen en psychische problemen bij ouders vergroten de kans op problemen bij kinderen. Een succesvolle instroming vanuit het MKD naar het reguliere onderwijs wordt medebepaald door de motivatie en inzet van ouders. Wanneer er minder tijd is om hun kind hierin te begeleiden lukt dit vaak minder goed. Bezuinigingen in het onderwijs en de (bureaucratische) toename van werk voor de leerkracht zijn tevens zaken die tijdens de interviews genoemd zijn. Leerkrachten klagen dat er per leerling minder tijd en aandacht beschikbaar is. Daarbij is het aantal mensen dat extra ondersteuning kan bieden, sterk verminderd. Leerlingen kunnen minder makkelijk in kleine groepjes op de gang werken en (preventieve) time-outs zijn niet altijd met toezicht. Het gevoel van overvraging van leerkrachten wordt versterkt door de naderende invoering van het passend onderwijs. Per 2014 komt het zorgbudget dat eerst de leerling gebonden financiering vormde rechtstreeks bij de samenwerkingsverbanden (SWV). Het SWV bekijkt per zorgleerling welk de school het beste aan zijn/haar onderwijsbehoeften kan voldoen. De meeste geïnterviewde scholen deden mee aan ‘kind op de gang’ om te kijken hoe de school zich kwalificeert voor welk type onderwijsbehoeften. Scholen achten zich echter nog niet allemaal capabel (genoeg) om zorgleerlingen op te nemen. Met name didactische zorg wordt genoemd als een punt waar scholen nog aan zouden moeten werken. Het is onduidelijk welke zorgleerlingen scholen straks zelf moeten kunnen opvangen en hierdoor krijgen leerkrachten het gevoel ‘het straks alleen te moeten doen’. Dit kan verwijzing van zorgleerlingen voorafgaand aan de invoering van passend onderwijs in de hand werken. Het MKD geeft als reden voor de toename van het aantal verwijzingen naar DKK dat vanuit de overheid de criteria om te voldoen aan een cluster indicatie zijn aangescherpt. Kinderen komen minder snel in aanmerking voor een indicatie cluster 2, 3 of 4. De problemen doen
14
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
(Complexe) onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van jonge leerlingen in beeld gebracht
zich wel voor en daarom wordt vaak gekozen voor DKK. Wanneer het dossier van het kind ter aanvraag van een cluster indicatie nog niet rond is, kan er tijdens de plaatsing op DKK (of een andere voorziening voor jonge risico kinderen in de regio) nadere diagnostiek worden gedaan, of de looptijd van handelingsplannen worden verlengd, zodat er alsnog een cluster indicatie kan worden aangevraagd. De vraag is dan of deze kinderen later ook daadwerkelijk uitstromen naar een reguliere basisschool, of dat zij doorstromen naar een school voor speciaal (basis) onderwijs. Voorheen konden kinderen tot maximaal twee jaar op het MKD blijven, dit verblijf is enorm verkort. Kinderen moeten vlugger worden verwezen waardoor er minder tijd is hen voor te bereiden op een reguliere basisschool. Het MKD merkt in toenemende mate dat ouders die voorheen wel gemotiveerd waren hun kind bij de overstap naar een reguliere basisschool te begeleiden tegenwoordig liever een kleine groep met meer tijd voor ondersteuning en begeleiding in het onderwijs gehandhaafd zien. Kinderen worden ook om deze reden vaker naar DKK (of andere JRK-groep) verwezen. Recent is een samenwerking opgestart tussen jeugdzorgaanbieder Spirit en de JRK- voorzieningen om kinderen die voorheen van het reguliere basisonderwijs naar het MKD werden verwezen (omdat er een hulpvraag is) naar een JRK- voorziening te verwijzen met extra ondersteuning in de thuissituatie (verzorgd door Spirit). Het ZPF deelt globaal de mening van de scholen en noemt daarbij als reden dat leerlingen tegenwoordig moeten slagen op alle ontwikkelingsgebieden. In het verleden hadden leerlingen langer de tijd om niets te hoeven en bijvoorbeeld een goede werkhouding te ontwikkelen. De toenemende nadruk op opbrengstgericht werken is een mogelijke verklaring. Vanuit de overheid wordt het opbrengstgericht onderwijs gestimuleerd. Onder opbrengstgericht werken verstaat de onderwijsinspectie het systematisch en doelgericht werken met als doel de leerlingenprestaties te maximaliseren. Scholen worden op meetbare prestaties beoordeeld. Waar de kleutergroepen voorheen met name gericht waren op spel en ontdekking, zie je nu een toename van scholen die hun leerlingen al op vierjarige leeftijd een eerste toets voorleggen. Scholen worden hierdoor geprikkeld zorgleerlingen sneller te verwijzen. Als reden voor de toename van het aantal DKK- leerlingen wordt door verschillende sleutelfiguren genoemd dat de focus meer is komen te liggen op vroegtijdige signalering. Hiernaast is het traject voor het verwijzen van zorgleerlingen geprofessionaliseerd. Dat doet de vraag rijzen of het per saldo om een toename van het aantal zorgleerlingen of dat het aantal doorverwezen kinderen gelijk blijft maar de leeftijd waarop zij worden verwezen lager is komen te liggen.
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
15
7.Geboden ondersteuning op school
Wat hebben scholen gedaan ter voorkoming van uitstroom naar DKK? Uit de dossiers blijkt dat een leerling tijdelijk in een inloopgroep geplaatst is omdat deze groep kleiner was extra taalbegeleiding heeft gekregen is gekoppeld aan een oudere leerling (tutor) kleuterverlenging heeft gekregen een plekje vlak bij de leerkracht heeft gekregen. Uit de dossiers blijkt dat de leerkracht de door de intern begeleider (IB’er) aangedragen gedragsinstructies heeft ingezet meer met pictogrammen is gaan werken extra instructie en preteaching heeft geboden extra positieve aandacht aan de leerling is gaan geven meer materiaal aan is gaan bieden ter bevordering van de motoriek pedagogische hulpmiddelen is gaan gebruiken. (bijv. de kleurenklok) Een enkele school heeft samen met ouders een aangepast programma opgesteld en doelen geformuleerd. Ook is er een keer een ambulant begeleider in de klas komen observeren om mee te denken over de meest geëigende aanpak.
Box 9. Zaken die de scholen hebben gedaan/ingezet ter voorkoming van uitstroom naar DKK, afkomstig uit de dossiers
Zoals terug te lezen in box 9 bleek in de dossiers erg weinig (concrete) informatie te vinden over zaken die scholen hebben gedaan/ingezet om zorgleerlingen ‘binnen boord te houden’. Daar waar iets beschreven is over bijvoorbeeld ingezette hulp of hulpmiddelen is veelal onduidelijk met welk doel dit is gedaan, wat er precies mee beoogd werd en wat het heeft opgeleverd. Navraag bij het ZPF maakte duidelijk dat momenteel onderzocht wordt op welke wijze scholen in de toekomst, op uniforme wijze, informatie omtrent de ingezette hulp en begeleiding zullen moeten verzamelen en rapporteren. Dit verklaart de summiere informatie die op dit moment in de dossiers te vinden is. Het feit dat er zo weinig te vinden was over dit onderwerp hoeft overigens niet te betekenen dat er in geval van de individuele onderzochte casussen ook daadwerkelijk weinig gedaan is om uitstroom naar DKK te voorkomen.
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
17
Geboden ondersteuning op school
Wat doen scholen om doorverwijzing te voorkomen? Extra ondersteuning aan de leerling bieden. (kan betrekking hebben op lesstof en/of gedrag) Ouders (meer) betrekken, hen zien als serieuze gesprekspartner en gebruik maken van hun expertise. Meer nadruk op positieve benadering, complimenteren. Zorgen voor minder prikkels in omgeving. Terugtoetsen/preteaching. Schoolmaatschappelijk werk inzetten voor ondersteuning in de thuissituatie. Onderzoeken aanvragen op basis waarvan de best passende aanpak kan worden vastgesteld. (bijv. IQ bepaling) De specifieke onderwijsbehoeften tijdig inbrengen en bespreken in het multidisciplinaire ondersteuningsteam. (de ouder, de leerkracht, de intern begeleider, de directeur, schoolmaatschappelijk werker en schoolpsycholoog zijn hier standaard bij aanwezig) Ondersteuning van IB/PAB/AB inzetten of de leerkrachtbegeleider (werkzaam bij schoolbegeleidingsdienst) voor in de klas.
Box 10. Zaken die scholen doen/ inzetten ter voorkoming van doorverwijzing, afkomstig uit de interviews.
Uit box 10 blijkt dat scholen duidelijk kunnen verwoorden wat zij zoal doen om uitstroom naar DKK te voorkomen. Deze informatie is, zoals gezegd, niet of nauwelijks in de dossiers terug te vinden. Scholen proberen allen op eigen wijze zorgleerlingen op de beste manier te bedienen. Te denken valt aan; de leerkracht die middels observatie achterhaalt wanneer het gedrag zich voordoet en wellicht wat hieraan ten grondslag ligt, het koppelen van de zorgleerling aan een oudere leerling (tutor), voorstructureren van lastige situaties of een plekje naast de leerkracht geven om zo aandachtvragend gedrag voor te zijn. Ook het visueel maken van de dagindeling, regels en afspraken in de klas en de duur van een opdracht (met inzet van pictogrammen, een time-timer of kleurenklok), kan een bijdrage leveren aan het creëren overzicht en voorspelbaarheid. Daarnaast kan het gaan om het een inrichten van een prikkelarme werkplek, of het wegnemen van de verplichting op deel te namen aan bijvoorbeeld de gesprekskring. Tot slot kan het gaan om de inzet van hulpmiddelen. Wanneer een leerling als gevolg van een achterstand in de fijne motoriek bijvoorbeeld erg gefrustreerd raakt tijdens opdrachtjes met pen en papier kan de leerkracht zorgen voor pennen/kleurpotloden met een betere grip. Waar de ene school een uitgebreid scala aan vroege interventiemogelijkheden in de klas heeft, heeft de andere school een breed netwerk dat kan worden ingezet buiten de klas. Hierbij kan gedacht worden aan het inzetten van een (preventief) ambulante begeleider. Deze bezit specifiekere kennis omtrent bepaalde problemen omdat deze begeleider verbonden is aan een cluster 2, 3 of 4 school. Ook kan een leerling worden ingebracht in het groot ondersteuningsoverleg, waaraan een gedragsdeskundige van de schoolbegeleidingsdienst (tevens de contactpersoon van het ZPF), een schoolmaatschappelijk werker, een leerkracht, ib’er en directie deelnemen en in een aantal gevallen de ouders. 18
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
(Complexe) onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van jonge leerlingen in beeld gebracht
Er zijn interventies benoemd als de leerling plaatsen in een inloop (kleinere) groep, kleuterverlenging bieden of de leerling overplaatsen naar een andere groep met een (op dat probleemgebied) vaardigere leerkracht. De gedragsdeskundige van de schoolbegeleidingsdienst kan de leerkracht ondersteunen met handelingsadviezen naar aanleiding van psychologisch onderzoek. De schoolmaatschappelijk werker kan met ouders onderzoeken welke hulpvragen er liggen en deze oppakken. In andere gevallen kan een verwijzing aanvragen naar een intensievere vorm van onderwijs en zorg de beste manier zijn om de leerling te helpen omdat de school handelingsverlegen is. Wanneer de problematiek blijft bestaan en/of tijdens het groot ondersteuningsoverleg wordt geconcludeerd dat de hulpvraag buiten de mogelijkheden van de school ligt, dan wordt met toestemming van de ouders de leerling ingebracht bij het ZPF. Het ZPF kijkt of de schoolbegeleidingsdienst (voor zover deze nog niet betrokken was) wordt ingeschakeld. Ook kan gekeken worden naar de mogelijkheden van school en/of een verdiepend psychologisch onderzoek bij de leerling. Afhankelijk van de ruimte die school nog ziet in de begeleiding van de leerling, de zwaarte en complexiteit van de problematiek en de volledigheid van het dossier, gaat het ZPF over tot verwijzing.
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
19
8.Benodigde ondersteuning op school
Wat is nodig om leerlingen met extra onderwijsbehoeften binnen het regulier onderwijs te houden? Volgens scholen: Leerkrachten zijn in staat om handelingsgericht te observeren en de centrale vraag te stellen ‘wat heeft deze leerling nodig en wat vraagt dat van de leerling, leerkracht en ouders?’ Leerkrachten kunnen kijken naar uiteenlopende aspecten die van invloed kunnen zijn op het gedrag van de leerling. Zelfreflectie is hierbij een belangrijke peiler. Aanvullende ondersteuning wordt indien nodig geboden door school maatschappelijk werk, leerkrachtbegeleider of schoolbegeleidingsdienst. Het gehele team staat open voor leerlingen met extra onderwijsbehoeften. (en is bijvoorbeeld niet bang voor de start van passend onderwijs) Er is interne ondersteuning van collega’s en ib’er. Volgens het MKD: Er is voldoende extra ondersteuning binnen de klas. (bijv. onderwijsassistent) Professionalisering van het regulier basisonderwijs. Scholen en leerkrachten staan open voor leerlingen met extra onderwijsbehoeften. Overbruggingstraject van MKD naar regulier onderwijs. Volgens het ZPF: Scholen krijgen een positieve prikkel wanneer het hen lukt om leerlingen met extra onderwijsbehoeften binnen boord te houden. (nu lijkt het soms alsof scholen beloond worden om een leerling door te verwijzen) Schoolteams zijn in staat te kijken naar wat zij kunnen bieden om de leerling te ondersteunen. (en denken niet te snel ‘deze leerling is ergens anders beter af’) Leerkrachtenteams bestaan uit mannen én vrouwen, er wordt humor ingezet en het is de gewoonte mét leerlingen te praten. (en niet alleen óver hen) Scholen in de regio voelen zich gezamenlijk verantwoordelijk voor het welbevinden van een leerling. (het is in ieders belang dat scholen in kunnen spelen op de onderwijsbehoeften van zorgleerlingen)
Box 11. Zaken die nodig zijn om leerlingen met extra onderwijsbehoeften binnen het regulier onderwijs te houden, afkomst uit de interviews.
Zoals te lezen in box 11 zijn er volgens de geïnterviewden verschillende zaken nodig om zorgleerlingen binnen het regulier onderwijs te houden. Overigens geldt dat sommige scholen de genoemde zaken al inzetten. Uit de interviews lijken een aantal scholen gewend te zijn aan het werken volgens een gelaagde ondersteuningsstructuur, waarbij stap voor stap gekeken wordt welke hulp en ondersteuning nodig is. Andere scholen hebben tijdens de interviews aangegeven nog veel nodig te hebben willen zij in staat zijn leerlingen ‘binnen boord te houden’. Met behulp van meer tijd per zorgleerling of meer ‘hands on’. De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
21
Benodigde ondersteuning op school
Bijvoorbeeld de inzet van een onderwijsassistente in de klas of meer personeel dat beschikbaar is om leerlingen op te vangen voor verwerking, time-out of remedial teaching. Wanneer de groepen kleiner zijn, leerkrachten minder tijd kwijt zijn aan het schrijven van verslagen en voldoen aan protocollen, blijft er meer tijd over per leerling (waardoor leerlingen met extra onderwijsbehoeften beter bediend kunnen worden op een reguliere basisschool. Een enkele school gaf aan dat het nodig is eerst de randvoorwaarden voor het bieden van zorg op orde te hebben. (denk hierbij aan het neerzetten van een basisarrangement zoals geëist door de schoolinspectie) Uit de interviews kwam tevens de tendens naar voren dat de neiging te praten over ‘wat er met het kind aan de hand is’, verschuift naar praten over ‘wat een kind van jou als leerkracht, team of school nodig heeft’. Professionalisering van het team wordt eveneens genoemd. Niet specifiek in de vorm van meer kennis van ontwikkelingsstadia bij kleuters, maar meer kennis van ontwikkelingsproblemen/gedragsproblemen en de wijze waarop je hier het beste binnen de klas mee om kunt gaan. Er zijn scholen die daarnaast graag meer inspraak hebben op wat zij aan bijscholing krijgen. Dit wordt nu nog vaak van hoger af bepaald wat als gevolg heeft dat leerkrachten het niet als ondersteuning van hun taken/werk ziet maar als taakverzwaring. Het MKD onderschrijft de wens van de basisschool om meer tijd en menskracht in te kunnen zetten voor een zorgleerling. Daarnaast noemt zij de professionaliseringsslag van leerkrachten van het regulier basisonderwijs. Zij noemt het voorbeeld van een leerling met problemen in het autistisch spectrum, die verplicht mee moet doen aan het dagelijkse kringgesprek. Leerkrachten moeten de problemen herkennen en begrijpen en hier hun aanpak op afstemmen. Het MKD heeft tijdens het interview aangegeven dat het lastig is wanneer, in geval van verwijzing naar regulier basisonderwijs, sommige scholen bij voorbaat al sceptisch zijn over de kans van slagen. De leerling krijgt zo weinig kans om zich te bewijzen. Tot slot biedt het MKD graag de mogelijkheid om zorgleerlingen te begeleiden tijdens een overgangstraject van het MKD naar de reguliere vorm van basisonderwijs. De overgang is nu erg groot waardoor (te) veel zorgleerlingen aan het begin al uitvallen. Wanneer er bij aanvang intensieve begeleiding wordt geboden, zal de kans van slagen worden vergroot. Het ZPF ziet tot slot de creativiteit van scholen in het opvangen van zorgleerlingen toenemen wanneer zij hiervoor beloond worden. Het is daarnaast van groot belang dat de leerkracht het gevoel heeft er niet alleen voor te staan, maar dat het een teambrede verantwoordelijkheid is om leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften een passend onderwijsaanbod te bieden binnen school.
22
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
9.Conclusies In dit voorlaatste hoofdstuk worden de onderzoeksvragen - en bijbehorende deelvragen beantwoord. Na omschrijving van de school /voorziening die de leerlingen voorafgaand aan DKK bezochten, zullen de problemen/specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen die op DKK zijn ingestroomd, worden beschreven. Tevens zal ingegaan worden op de redenen die bij de verwijzing een rol hebben gespeeld. Hierna volgen de redenen die de toename van aanmeldingen (deels) kunnen verklaren. Vervolgens zal nader stilgestaan worden bij hetgeen scholen nu al doen om doorverwijzing te voorkomen. Centraal staan hier de leerkrachtvaardigheden die nodig zijn om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van de zorgleerlingen in de kleutergroepen. Tot slot volgt een overzicht van zaken die volgens de geïnterviewden nog nodig zijn om doorverwijzing naar DKK te voorkomen. 1a. Welke school/voorziening bezochten de leerlingen die op DKK ingestroomd zijn? De kinderen die in de afgelopen jaren ingestroomd zijn op DKK, zijn voornamelijk afkomstig van reguliere basisscholen (11 van de 30) uit de regio én het MKD (13 van de 30). Een enkeling bezocht een kinderdagverblijf of een speciaal dagverblijf. 1b. Welke problemen speelden een rol op moment van aanmelding? Op basis van de verslagen in de dossiers kan geconcludeerd worden dat het overgrote deel van de kinderen is doorverwezen omdat er sprake was van een (algehele) ontwikkelingsachterstand, in veel gevallen wordt op de voorgrond een spraaktaalachterstand en/of moeilijk lerend niveau genoemd. Voor de scholen geldt dat zij zich handelingsverlegen achten wanneer een leerling in combinatie met ontwikkelingsproblematiek, externaliserend gedrag in de klas laat zien of ernstige werkhoudingproblemen heeft. Wanneer een leerling in staat is om aan tafel aan de slag te gaan met materiaal is het voor de school niet lastig om specialistische kennis in te zetten (met behulp van externe partijen als bijvoorbeeld (preventief) ambulante begeleiders, logopedist/fysiotherapeuten die de school voorzien van kennis en kunde die in de klas kan worden toegepast). Voor een klein deel van de kinderen is overwogen hen door te verwijzen naar een cluster 2, 3 of 4 school. Omdat het jonge kinderen betreft met geen of weinig logopedische begeleiding, het IQ nog niet onderzocht is of net te hoog, of geen of te weinig onderwijservaring, was het dossier niet in orde voor een, respectievelijk cluster 2, 3, of 4 indicatie. In andere gevallen was het te vroeg om te kunnen constateren op welk type speciaal onderwijs de leerling het beste op zijn plaats is. Op DKK worden deze leerlingen nader geobserveerd en bekeken of alsnog een indicatie voor speciaal onderwijs kan worden aangevraagd. Op basis van de dossiers lijkt er geen groot verschil in problematiek te bestaan tussen de groep leerlingen die voorafgaand aan DKK een reguliere basisschool bezochten en de totale groep ingestroomde leerlingen. 1c. Wat zijn de redenen dat leerlingen op DKK terecht komen? Het dossieronderzoek heeft minder specifieke informatie opgeleverd omtrent de reden van doorverwijzing dan verwacht. Tijdens de interviews is hier derhalve expliciet naar gevraagd. Kinderen worden doorverwezen omdat de reguliere basisschool over onvoldoende specialistische deskundigheid, middelen en tijd beschikt om in te kunnen gaan op de
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
23
Conclusies
specifieke onderwijsbehoeften van een zorgleerling. In het merendeel van de gevallen wordt gesproken over de behoefte van de zorgleerling aan kleine groepen, structuur, een veilige prikkelarme omgeving en duidelijkheid over o.a. de dagindeling, het werk en de omgangsregels. Wanneer de reguliere basisschool van mening is dat zij binnen de groep en schoolbreed alles gedaan heeft wat in hun macht ligt en er geen of onvoldoende vooruitgang geboekt wordt en het welbevinden van de leerling in het geding is, wordt geconcludeerd dat onvoldoende aan de specifieke onderwijsbehoeften tegemoet gekomen kan worden. Wanneer een school voor speciaal onderwijs overwogen is, staat vermeld waarom hiervan af gezien is. Echter uit de dossiers is niet altijd op te maken waarom uiteindelijk wel voor DKK gekozen is. Hierdoor wordt de indruk gewekt dat leerlingen uit groep 1 en 2 die niet langer op hun plek lijken te zijn op een reguliere school én niet voldoen aan de criteria voor een plaatsing binnen het speciaal onderwijs, automatisch doorverwezen worden naar DKK. 1d. Waardoor is het aantal aanmeldingen voor DKK toegenomen? De toename van het aantal aanmeldingen voor DKK lijkt voor het merendeel te liggen bij het MKD en veroorzaakt te worden door de nadruk die is komen te liggen op vroegsignalering. Door verkorting van de behandelduur van het MKD is het eerder dan voorheen nodig een vervolgplek te vinden. Omdat de leerlingen vanwege hun specifieke onderwijsbehoeften veelal onvoldoende in staat zijn uit te stromen naar een reguliere basisschool (en ouders hier ook geen voorstander van lijken te zijn) en het sinds enige tijd mogelijk is te kiezen voor een zogeheten pilotplaatsing, wordt vaker voor DKK gekozen. Reguliere basisscholen, maar ook kinderdagverblijven, zijn in de afgelopen jaren gestimuleerd om signalen omtrent zorgelijk gedrag eerder op te merken en serieus te nemen. Mogelijk dat hierdoor leerlingen op een jongere leeftijd zijn doorverwezen. Overigens is het hierbij belangrijk te vermelden dat dit niet per definitie een nadelige ontwikkeling hoeft te zijn. Mogelijk werden deze leerlingen in het verleden alsnog doorverwezen maar dan op latere leeftijd. Er is slechts één school waarvan uit, volgens het overzicht van aanmeldende scholen, in de afgelopen jaren daadwerkelijk meer leerlingen zijn uitgestroomd naar DKK. Volgens de geïnterviewden kan de toename mogelijk ook verklaard worden door verschillende maatschappelijke ontwikkelingen. Hierbij kan gedacht worden aan ouders die vanwege toenemende financiële problemen en/of eigen problematiek minder goed in staat zijn aan de opvoedingsbehoeften van hun kind te voldoen. Daarnaast worden kinderen op een minder autoritaire wijze opgevoed waardoor zij meer moeite lijken te hebben met gezag en het functioneren in een grote groep. Er is ook meer nadruk komen te liggen op prestaties en er wordt door scholen meer van jonge leerlingen verwacht. (waardoor zij sneller opvallen en ‘buiten de boot vallen’) 2a. Wat hebben scholen gedaan om de leerlingen ‘binnen boord te houden’? Met name uit de interviews komt naar voren dat reguliere scholen uiteenlopende zaken doen om zorgleerlingen ‘binnen boord te houden’. Daar waar de ene school het tijdens de interviews vooral heeft over wat de leerkracht zoal gedaan heeft, spreekt de andere school meer over de verschillende overleggen die zij, al dan niet in het bijzijn van ouders en externe deskundigen, gevoerd hebben om te bepalen welke hulp op welk moment ingezet moest worden. In de dossiers bleek nauwelijks informatie te vinden over wat scholen hebben gedaan om uitstroom van zorgleerlingen te voorkomen.
24
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
(Complexe) onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van jonge leerlingen in beeld gebracht
Er lijkt een verschil te bestaan tussen scholen die handelingsgericht werken, hun ondersteuningsstructuur op orde hebben en externe expertise weten te vinden en scholen waar dit (nog) niet het geval is. De eerst genoemde scholen lijken meer gewend om objectief naar probleemgedrag te kijken, planmatig en handelingsgericht hieraan te werken, ouders en externe deskundigen en hulpverleners te betrekken en te weten hoe zij leerkrachten het beste kunnen ondersteunen. Andere scholen lijken meer ad hoc te reageren op leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en in beslag genomen te worden door het creëren van de juiste randvoorwaarden (zoals het neerzetten van het basisarrangement). Belangrijk om hierbij aan te geven is dat op basis van dit onderzoek niet geconcludeerd kan worden dat scholen die al werken volgens de gelaagde ondersteuningsstructuur per definitie minder leerlingen zullen aanmelden bij het ZPF. 2b. Wat is in de toekomst nodig om leerlingen met extra onderwijsbehoeften binnen het regulier onderwijs te houden? Volgens de geïnterviewden is het met name nodig te investeren in de vergroting van leerkrachtvaardigheden, hun kennis over bijvoorbeeld ontwikkelingsproblemen/ gedragsproblemen en de specifieke aanpak hiervan. Veel vragen liggen er op de manier waarop je het beste om kunt gaan met deze zorgleerlingen. Keuzevrijheid omtrent bijscholing op maat is essentieel. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid om extra ondersteunend personeel in te zetten. De nadruk zal moeten blijven (of komen te) liggen op aanpak waarbij het uitgangspunt is ‘wat heeft deze leerling van ons nodig?’. Scholen moeten op een laagdrempelige wijze hulp en ondersteuning van buitenaf in kunnen roepen (niet alle scholen lijken bekend met de mogelijkheden die op dit gebied bestaan). Om leerlingen met extra onderwijsbehoeften binnen boord te houden is het nodig dat ‘het hele team de handen ineen slaat’ en als team de verantwoordelijkheid draagt voor het begeleiden van een zorgleerling. Om de overstap van het MKD naar het reguliere onderwijs te laten slagen, is een overgangstraject wenselijk waarbij de leerling en leerkracht intensief wordt begeleid in de eerste paar maanden.
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
25
10. Aanbevelingen In dit laatste hoofdstuk zijn de aanbevelingen terug te vinden. Er is voor gekozen de aanbevelingen onder te verdelen naar thema, waarbij de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek het uitgangspunt zijn. Gelaagde ondersteuningsstructuur Aanbevolen wordt om alle reguliere basisscholen in de regio ondersteuning te bieden bij het werken volgens de gelaagde ondersteuningsstructuur. Dit houdt in dat de ondersteuningsstructuur van de school zelf op orde is, scholen objectief, handelingsgericht en planmatig met de zorgleerling aan het werk gaan en weten welke externe expertise kan worden ingezet. Zodoende kan uitstroom naar DKK mogelijk voorkomen worden. Hierbij is het van belang dat ouders (en de leerlingen zelf) zo veel als mogelijk betrokken worden bij de aanpak van problemen en het organsieren van specifieke onderwijsondersteuning en als serieuze gesprekspartner worden gezien. Wanneer op deze wijze gewerkt wordt, zal inzichtelijker worden welke hulp geboden is, wat effectief is en waar iets anders nodig is. Het wordt dan ook makkelijker om hierover te rapporteren. Dit zal resulteren in dossiers waarin de aangeboden ondersteuning en de effecten hiervan navolgbaar zijn. Ondersteuning in de thuissituatie Scholen zijn, zoals ook uit dit onderzoek blijkt, niet de enige partij die zich soms handelingsverlegen voelen in de omgang met zorgleerlingen. Ook ouders hebben moeite om te gaan met de problemen van hun kind, of dat nu grillig, ongrijpbaar gedrag is of dat zij niet weten hoe zijn de spraak-taalontwikkeling kunnen stimuleren. De cruciale spil tussen zorgleerling, school en ouders is de schoolmaatschappelijk werker. Tijdens deze tijden van maatschappelijke veranderingen is het noodzakelijk bij zorgleerlingen korte lijnen te onderhouden met de thuissituatie en ouders waar nodig te ondersteunen. Door de inzet van de schoolmaatschappelijk werk kan worden geïnventariseerd wat ouders nodig hebben bij de begeleiding van hun kind. Inzicht in doelgroep, vroegsignalering, verwijzing en toename aanmeldingen Uit het overzicht van aanmelders blijkt dat er slechts vanuit één reguliere basisschool in de afgelopen jaren meer leerlingen zijn uitgestroomd naar DKK. Aanbevolen wordt om over een langere periode gedetailleerdere informatie te verzamelen met betrekking tot aanmeldredenen waarbij tevens gekeken wordt naar de uitstroom van leerlingen vanaf groep 3. Alleen op deze wijze is het mogelijk meer zicht te krijgen op de invloed van vroegsignalering en de specifieke redenen die een rol spelen bij doorverwijzing naar DKK. Daarnaast is het interessant nader in kaart te brengen waar jonge zorgleerlingen, buiten DKK, terecht komen en hoe/of de problemen zich onderscheiden van de leerlingen die naar DKK zijn uitgestroomd. Deskundigheidsbevordering leerkrachten Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat scholen behoefte hebben aan het professionalisering van het team ten aanzien van het omgaan met ontwikkelings en/of gedragsproblemen bij leerlingen. Er is zowel behoefte aan meer specifieke kennis als behoefte aan het vaardiger worden in de aanpak van leerlingen met deze specifieke onderwijsbehoeften. De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013
27
Aanbevelingen
Deskundigheidsbevordering op het gebied van beter leren omgaan met externaliserende problematiek in de klas en het vergroten van de werkhouding van de leerling of het aanleren van de schoolse basisvoorwaarden, zorgt ervoor dat kan worden gewerkt aan de werkelijke problematiek die het probleemgedrag in stand houdt. De verwachting is tevens dat wanneer het kennisniveau van leerkrachten vergroot wordt, zij meer openstaan voor leerlingen met ondersteuningsbehoeften van uiteenlopende aard. Cultuur / klimaat school Met de invoering van het Passend Onderwijs zal het SWV een grote rol spelen in de verdeling van de zorgleerlingen over scholen. Welke onderwijsbehoeften van een leerling straks binnen, en welke buiten de grenzen, van de ondersteuningsmogelijkheden van de school liggen wordt vastgelegd in een ondersteuningsprofiel van de school. Dit profiel dient te worden gedragen door het schoolteam. Wanneer het schoolteam en in het bijzonder de leerkracht het gevoel heeft de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling aan te kunnen, omdat zij daar voldoende voor is uitgerust met kennis en kunde, zal de motivatie toenemen. Dat de zorgleerling gezien wordt als de verantwoordelijkheid van alle scholen binnen het SWV zal zorgen dat de school zich gesterkt voelt. Het is belangrijk dat er geïnvesteerd wordt in een positief schoolklimaat waarbij leerkrachten transparant werken, elkaar kunnen consulteren en van elkaar kunnen leren. Uniformiteit in aanpak en overeenstemming over het beleid binnen de school dragen bij aan het klimaat. Een positief klimaat zal leiden tot het (durven) openstaan voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
28
De Bascule, afdeling SOz, auteursrecht voorbehouden 2013