25
.
11¡
¡r
1o¿q
EIBLIOIHEEK
CENrR^LE ORGA\ISATII
T. N. O.
'¡-GRAVENHAGE
AFDELING I{OUT
.#Ãrún^t¡nq tÆtt
g1¿4r"n
hrluf, d"oorL ínteßtnn u't,lwe
dryt tp uowtßotnat
* Circulaire 9 SERIE
ll.
AANIASTING No.
I
*
nanhrllinq tÆn h$uf
!4ctua-utouitn en' m'Mþ.42l2tu Aeuth¡idin? sunn d'oa¡u
tþ\,
Circulaire 10 SERIE
¡1. AANTASTING No. 2
door Dr. T. HOF.
DECEMBER 1948
PRIJS
Nijverheidsorganisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek.
TNO
4408'rl 4¡ma!'
TNO
79g3
Í 2.50
BIBLIOTI-IÉEK Cq{: È'\IîSATIE
CENTRALE
T. N, O, ,5.GRAVENHAG
CIRCULAIRE 9 SERIE
ll.
AANTASIING No.
1
Aantasting yan groen hout door ¡nsecten en hoe deze te voorkomen door
Dr. T. HOF Bij ,,Porvder-post" beschadigingen wordt het hout in een ver gevorderd stadium van de aantasting geheel tot poeder. Deze soort van aantasting komt voor in geheel ol
INHOUD
l. lnleiding. ll. Aantasting door Platypodidae. Scolytidae. lll. Bostrychidae. lV. Cerambycidae. V. Bnprestidae. Vl. Lymexylonidae. Vll. Curculionidae. Vlll. Siricidae. lX. X. Maatregelen te nemen ter voorkoming van
gedeelteli¡k gedroogd hout.
ln Engeland (F ¡ s h e r 20) worden de beschadigingen, die door insecten aan hout worden veroorzaakt verdeeld in: ,,Pinworm-holes", gangen met een diameter kleiner dan
inch
,,Shotworm-holus;i, gangen met een diameter variërende van
1lt-1 l" inch (: 1.ó-3.2 de
aa ntasti ng.
Xl.
I.
Summary
in
English.
INLEIDING.
De aantasting van hout door insecten kan in vele gevallen tot zeer grote schade aanleiding geven. Het is voor de houlhandel en de houtindustrie dan ook van het grootste belang deze zo grondig mogelijk te bestrijden. Hìervoor is het in'de allereerste plaats nodig te weten welke insecten hout kunnen aantasten en onder welke omstandigheden dit gebeurt. Eerst dan zal men kunnen beoordelen, welke maatregelen genomen moeten worden om de aantasting te bestrijden. Uit practisch oogpunt kunnen de houtaantastende insecten in twee groepen worden verdeeld, n.l.: nathoutboorders en drooghoutboorders. De nathoutboorders tasten pas geveld hout o{ houi op stam (vooral de ziekelijke bomen hiervan) aan. De drooghoutboorders tasten droog hout aan. De aan aangebrachte beschadigingen worden in Amerika (Snvder (43)) onderscheiden in. 1) Pin-holes 2) Grub-holes 3) Powder-posl. ,,Pin-holes" zijn holten in het hout met een diameter van * 0,3 - ó mm. Ze worden zo genoemd omdat de
het hout
openingen, als het hout nog voor gebruik geschikt is, bij het verwerken met houten pennen, ,,pins , worden dichtgemaakt. De insecten, die ,,pin-holes" veroorzaken behoren tot de natho utboorders.
s" zijn grotere gangen in het hout met een ronde, ovale ol onregelmatige doorsnede, variërende van + 1-2,5 cm. De ,,grub-holes" worden eveneens door nat-
,,G r u b-h o I e
houtboorders veroorzaakt.
1/16
(: 1.ó mm).
mm).
,,Large wormholes", gangen met een diameter groter dan ]/s inch (: 3.2 mm)' De insecten, die groen (nog nat) hout aantasten, behoren voornamelijk tot de volgende families.
1) Platypodidae. 2) Scolytidae. 3) Bostrychidae. 4) Cerambycidae. 5) Buprestidae. ó) Lymexylonidae. 7) Curculionidae. B) Siriiidae. De Sir¡cidae (houtwespen) behoren tot de Hymenoptera o{ Vliesvleugeligen. De zeven andere families o{ Kevers. De worden ondergebracht bij de Coleoptera vier eerst genoemde {amilies veroorzaken de grootste schade. ln de volgende hoofdstukken zal iets over de systematiek, de verspreiding en de levenswijze van de verschillende lamilies worden medegedeeld. Daarna worden de maatregelen besproken, die genomen moeten worden ter voorkoming en bestrijding van de aantasting van groen hout door insecten. Eén zellde maatregel zal in de regel tegen meerdere groepen van insecten ellectief zijn. Daarom is de bestrijding van alle groepen tegelijk behandeld.
II.
AANTASIING DOOR PLATYPODIDAE.
zijn kleine (3-ó mm lange) zwarte De Platypodidae of bruine, meestal cylindervormige kevers. De kop is enigszins breder dan het halsschild. De antennen zijn aan het einde knotsvormig verdikt. De tarsus bestaat uit vij{ leden' Het eerste lid is even Iang ol langer dan de vier volgende leden tezamen. De mannelijke kevers bezitten o.a. bij het geslacht P I a t yp u s dorens aan de einden van de dekschilden. (zie lig. 1)
I I
I
t
CIMO Afd. Hout
2
C¡rc. 9
De larven zijn cylindervormig en geelachtig wit van kleur. Ze bezitten geen poten. De mandibels zijn sterk ontwikkeld,
948)
Platypus schaumi Chap. en Platypus perpull u s Chap.l) werden door ons in baboen (V i r o la spec.)
si
gevonden, alkomstig uit Suriname.
Verspreiding:
De Platypodidae
(1
komen voornamelijk in de tropen
voor. ln Europa komen slechts een drietal Platypus-soor-
Levenswijze:
De volwassen kevers boren gangen door de schors in
het
hout van op stam staande o{ pas gevelde bomen. De op stam staande aangetaste bomen zijn in de regel ziekelijk. De aantasting van gevelde bomen kan reeds binnen 24 uur na het vellen plaats vinden. Bij de Platypodidae zwermen de mannetjes het eerst. Ze beginnen met gangen in het hout te boren. De wijfjes beginnen 1 à 2 daqen later te zwermen. Nadat de paring heelt plaats gevonden, graven de wij{jes verder aan de gangen. De mannetjes helpen bij het verwijderen van het boormeel. De gangen liggen in een vlak loodrecht op de houtvezel. Ze bevatten geen boorme.el. De wijfjes leggen eieren in de gangen. Na enkele dagen komen de jonge larven uit de eieren. De larven boren niet in het hout. Ze zijn niet in staat zich met houf te voeden. Ze leven van een zich in de gangen ontwikkelende schirnmel, die door de moederkever
irr de gangen ìs uitgezaaid. Aan deze schimmel is door Schmidberger
in
183ó de
naam,,Ambrosia" (godenspijs) gegeven.
Fig. 1. Platypus schaumiChap,, (Virola spec,)
ten voor, waarvan Platypus
aantaster van Baboen Tekening C.|.M.O.
cylindrus
F. de
be-
kendste is. Deze soort tast op stam staande ol pas gevelde eiken aan. ln Engeland is deze soort ook in essenhout aangetroflen. ln ons land is P. cylindrus F., voor zoyer ons bekend, niet voorgekomen. ln de tropen zijn talrijke soorten aanwezig. De voornaamste geslachten zijn: Platypus, Crossotarsus, Diapus,
Stenoplatypus, MesoplatyCyl¡ndropalpus, pus en Symmerus. Op Malakka veroorzaken Diapus q uinquespinatus Chap., Platypus cupulaius Chap., Platypus lepidus Chap., Chap., Platypus westwoodi Crossotarsus saundersi Chap. en Crossotarsus lragmentus Smps, veel schade. (Browne 10, 11,13).
y (44) vond als aantasters van groen hout van mora (Mora excelsa Baill et Bth) in Trinidad Platypus Chap. alternans en Platypus ratzeburgi serraVolgens Vrij dagh (48) zijn Crossotarsus tus Strohm en Crossotarsus {alsi{icus Schedl Sw abe
veel voorkomende aantasters van groen hout in de Congo,
Op Ceylon werd door Holmes (28) Crossotarsus minax Wlk als aantaster van Malaboda (Myristica da cty I o i d es Gaerth) gevonden. ln de zuìdelijke staten van de U.S.A. komen volgens H u bbard (32) drie Platypus soorten veelvuldig voor n.l. Fabr. Platypus compositus Say, P. flavicornis Ol. en P. quadridentatus
Fig.2.
Aantasting van Baboen door
Platypus
species.
Folo C'lM O'
De Platypodidae (en ook de houtbroedende Scolytid a e) worden daarom wel met de naam ,,ambrosiakevers" aangeduid. Volgens Hubbard (32) vormt de ambrosiaschimmel van het geslacht Platypus rechtopgaande tak-
r) Dr. H. C. BlOte, Onder-Direcleur van het Rijks Museum voor Natuurlijke Historie te Leiden, was zo vriendelijk deze voor ons te determineren¡ waarvoor wij hem hier onze erkentelijkheid betuigen.
T I
CIMO A{d. Hout, Circ. 9 (1948)
3
ken, aan welker uiteinden zich conidiën vormen, De wanden van de gangen en het hout eromheen zijn meestal zwart gekleurd als gevolg van de ontwikkeling van de schimmel (zie fig.2). De schimmel tast de celwanden van het hout niet aan, maar voedt zich met in de cellen aanwezige stol{en. V e rrall(49) stelde vast, dat de ambrosiaschimmel van Platy-
pus compositus
door van boven a{ niet zichtbaar. De antennen zijn aan het einde evenals bij de Platypodidae knotsvormig verdikt, De tarsus bestaat eveneens uit vijl leden. Het eerste lid is echter niet zo lang als alle volgende leden tezamen, zoals (zie liq.3). bi.i de Platypodidae
Suy een nieuwe Endomyces-
soort (Endomyces bispora Verrall) is. Als de larven zich enige t¡jd (t¡jdsduur afhankelijk van de soort en de omstandigheden) met de schimmel gevoed hebben, graven ze een popkamer en verpoppen. De popkamers liggen bij het geslacht Platypus parallel aan de houtvezel, meestal in groepen van B à 12. Uit de poppen komen tenslotte de volwassen kevers, die het hout verlaten en opnieuw pas geveld hout aantasten. De duur van de gehele cyclus van ei tot volwassen kever variëert bij de Platypodidae van twee weken tot een jaar. ln de lropen duurt de cyclus in de regel kort. Op Malakka variëert de duur van de cyclus tussen 2-8 weken. Het zwermen vindt daar gedurende het gehele jaar plaats. Sommige ambrosiakevers kunnen hier meer dan 2410 nakomeIingen per jaar hebben. ln de koudere sìreken duurt de cyclus meestal een jaar. Het zwermen vindt daar in het vooriaar en de zomer plaats,
Aangetaste houtsoorten. Zorvel loof- als naaldhoutsoorten worden door de
id
P I a t y-
e
aangetast. Opvallend is de zeer grote polyphagie, die bij sornmige soorten voorkomt. Ook houtsoorten met harsen melkvaten worden aangetast. Het spinthout wordt het meest aangetast. Er zijn echter enkele soorten, die gangen in de kern boren. Zowel hout met, als zonder schors kan worden aanpod
a
Browne (11) narn bij meranti tembaga (Shorea leprosula) waar, dat ontschorst hout sterker werd aangetast dan niet ontschorst hout. Swabey (44) constateerde hetzel{de voor mora (Mora excelsa).
getast.
Alleen groen hout wordt aangetast. Gedroogd hout wordt niet aangetast, omdat zich hierin de als voedsel benodigde (1ó) vermeldt, schimmel niet kan ontwikkelen. Christian dat het watergehalte van het hout minstens 48 "/o mget bedragen. De aanlasting vindt in de regel in het bos plaats, maar kan ook op de stapelplaats geschieden. Verzaagd hout kan indien het nog voldoende vocht bevai, wel geïnlecteerd worden. De cyclus wordt hierin echter in de regel niet beëindigd. Als het hout uitdroogt, sterven de larven.
Aangertchte schade.
Fig,
3. Xyloterus lineatus Ol., (+10
X),
naar Mahlke Troschel.
De larven gelijken op die van de Platypodidae.
Ze
hebben geen po¡ren, zijn geelachtig wit van kleur en ventraalwaarts gekromd. De Scolytidae bevatten in schors broedende en in hout broedende soorten. ln verband met de aanlasting van hout zijn alleen de houtbroeders van belang. De schorsbroedende soorten zijn echter in vele gevallen een ernstige bedreiging
van levende bomen.
Verspreiding.
De Scolytidae komen zowel in gematigde als in tropische streken voor, De meeste van de in gematigde streken voorkomende Scolytida e zijn schorsbroeders (vandaar de,naam schors- o{ bastkevers voor deze gehele familie). Slechts drie geslachlen Xyleborus, Xyloterus en Anisandrus broeden in Midden-Europa in hout. ln de tropen zijn de houtbroedende Scolytidae veel talrijker. Naast soorten van de drie bovengenoemde geslachten komen hier ook soorten voor van o.a. Webbia, Tomicus, Ec-
coptoterus,
Trypodendron,
Pterocyclon.
Leelwijze. De ieefwijze van de in hout broedende sc¡crten komt in grote trekken overeen met die van de Platypodidae. Als voedsel dient eveneens een schimmel. Bij Xyleborus zwermen de mannetjes niet. Ze bezitten geen vleugels. De paring vindt plaats in de gangen, waarin
De mechanische sterkte van het hout wordt door de aantasting in de regel niet verminderd. Alleen bij zeer zwaar aangetast houi kan dit het geval zijn. Het aangetaste hout kan echter slechts gebruikt worden voor doeleinden, waarbij het uiterlijk van geen of weinig betekenis is. Het verlíest hierdoor aanzienlijk aan waarde.
ze als larven geleefd hebben, Na de paring vliegen de wijljes uit om nieuw sappig hout te inlecteren. De mannetjes blijven achter. Volgens Hubbard (32) vormen de mannetjes u[t verschillende kolonies, tezamen weer een nieuwe kolonie, een zogenaamde ,,bachelor" kolonie. Met elkaar kunnen ze zich dan nog enige tijd handhaven, hetgeen in kleine getale niet mogelijk ís, daar ze dan door de ambrosiaschimmel worden
III. AANTASTING DOOR
overwoekerd Bij sommige geslachten o.a. het geslacht Monarthrum, bewegen de larven zich niet vrij in de gangen, maar worden in nissen groot gebracht. De nissen bevinden zich boven ol beneden de moedergang, evenwijdig aan de houtvezel. De
De Scolytidae
SCOLYIIDAE.
zijn evenals de platypodidae
kleine, zwarte of bruine kevers. De bouw is meer gedrongen dan bij de Platypodidae. De kop is geneigd en daar-
CIMO A{d. Hout' C¡rc. 9 (1 948)
4
mindering van mechanische sterkte van het hout onbetekenend. De schade is ook hier meer van aesthetische aard.
larven worden door de moederkever voortdurend verzorgd' Het voedsel is eveneens een schimmel, die door de moederkever in de gangen wordt gekweekt. De larven vergroten zelf de nis, naarmate ze ouder worden. De verpopping vindt
IV.
in de nis
De Bostrychidae
plaats.
voeden zich met in de gal in gangen groeiende ,,ambrosia" schimmels. Hartig 1844 aan de schimmel, voorkomende in de gangen van Xyleborus dispar Fabr. de naam Monilia candida, wegens het sneeuwwitte uiterlijk ervan. Verrall (49) isoleerde en beschreef in 1940 de ambrosiaschimmels van
Alle houtbroedende Scolytidae
AANTASTING DOOR BOSTRYCH¡DAE. zijn kleine tot middelmatig grote (0,3-2,5 cm lange), meestal donkerbruine tot zwarte kevers' Ze zijn verwant met de Lyctidae, die door sommigen tot worden gerekend. Het voornaamste de Bostrychidae verschil tussen beide groepen is, dat bij
de Bostrychidae
Xyleborus alfinis Erich., X. pecanis Hopkins, Pterocyclon mali (Fitch) en P. {asciatum (Sav)' Het bieken alle nieuwe soorten te zijn. De schimmel
geasso-
cieerd met Xy,l eborus a'f ll inis werd Cephalo' sporium pallidum, die met Xyleborus pecanis luteum en die met Pterocy' Cephalosporium clon mali en P. {asciatus Monilia brunnea genoemd.
De schimmel behorende bij Xyleborus lornicatus Eich. is in 1947 als nieuwe soort: Monacrosporium ambrosium door Gadd en Loos (24) beschreven Mona crospori u m a m brosi u m behoort tot de lungi
I
imperlecti Het is G
a d d (23) gelukt om met een reincultuur van bovengenoemde schimmel de volledige cyclus van X y I e-
te verkrijgen. Xyleborus {orborus lornicatus n i c a t u s tast levende theestrtriken aan. Ze werd op Ma' lakka door B r o w n e ook in pas gevelde, niet nader gedetermineerde bomen gevonden. Monacrosporium ambrosium vormt in reincultuur een donkerrode kleursto{. De purperrode verkleuring van het hout rondom de gangen van de kever zal door deze kleursto{vorming worden veroorzaa kt,
Scolytidae variëert de duur van de ontwikkelingsln tropische streken cyclus evenals bij de Platypodidae. is ook gedurende he! gehele iaar aantasting mogelijk. Bij de
Fis. 4
Apate terebrans Pall, (- 3ti, X) overgenomen van Vrijdagh
de drie laatste leden en bij de Lyctidae de twee laatste leden van de antennen verdikt zijn (zie lig. 4). zijn geelachtig wit en De larven van de Boslrychidae gekromd. Ze bezitten drie paar korte, uit vier leden bestaande
Bij kweekproeven werd waargenomen dat de cyclus van Xyleborus fornicatus 40 à 50 dagen duurde (23). De duur van de cyclus is a{hankelijk van de temperatuur (23).
Aangetaste houtsoorten. Zowel loof- als naaldhout kan worden aangetast. De meeste soorten ziln polyphaag. Sommige soorten tasten gezonde, levende bomen aan. Over één van deze soorten n.l. X y leborus morstatti Hagedorn, de zwarte takkenboeboek, een aantaster van jonge kofliebomen, deed Betrem (7, B, 9)) op Java uitgebreide onderzoekingen. De meeste soorten komen echter in ziekelijke op stam staande ol in pas gevelde bomen voor. Droog hout wordt niet aan' getast.
(P'terocyclon) Enkele soorten, o.a. Monarthrum (Pterocyclon) fasciatum S"y, Monarthrum mali Fitch en Xyleborus perlorans Woll. tasten bier- en wijnvaten aan. De aantasting hiervan kan tot lekkage leiden. Hoogstwaarschijnlijk broeden ze in de vaten niet (Hubbard (32)).
Aangerichte schade. Evenals
bij de Platypodidae
is de
schade door ver-
Fìg,5.
Volwassen va
larve
van Apate terebrans
Pall.
n terzijde gezien, (+ 3 X), naar Lesne
poten. De mandibels zijn bruin gekleurd en goed onìwikkeld (zie Iig. 5).
5
CIMO A{d. Hout,
Circ. 9
(1948)
Verspreiding.
De Bostrychidae komen voornamelijk in de voor. ln gematigde streken zijn slechts enkele soorten aanrvezig. ln Europa komt Apate capucina L. als aan' taster van kastanje- en eikenhout voor Deze kever vali op door zijn rode dekvleugels. Volgens Beeson en Bhatia (5), die een uitvoerige maakten, studie van de biologie van de Bostrychidae (inclusief zìjn in Brits-lndië 87 soorten Bostrychidae tropen
Lyctidae)
bekend.
De volgende soorten richten hier de meeste schade
aan:
aequalis Waterhouse, Sino' Heterobostrychus flavipes llliger, xylon anale Lesne, Xylothrips Sinoxylon crassum Lesne. V r ij d a g h (a8) vermeldt, dat in de Congo negen soorten Apate worden aangetrolfen. Hiervan komen A. terebrans Pall. en A. monachus Fabr. het meest voor. S w a b e y (44) vond als aantaster van Mora (Mora excelsa) in Brits West lndie (Trinidad), Xylopsocus cap ucin us tridens F. F. en Tetrapriocera ln het Oosten van Amerika tast Xylobiops basiliare Say speciaal hickory en persimmon aan (2ó).
Levenswijze. tasten in het algemeen groen hout, dat enige tijd geleden is geveld, aan. Ook zijn er soorten, die levende bomen aantasten. Luchtdroog hout wordt door sommige soorten eveneens aangetast. De hieronder volgende korte beschrijving van de leelwijze is ontleend aan Lesne (35), van de Bostrychidae
De Bostrychidae
komen, zijn bij sommige soorten zeer bewegelijk. Ze begeven zich naar buiten en zoeken zel{ een plaats, waar ze in het
hout gaan boren. De larvengangen lopen evenwijdig aan de vezel en zijn gevuld met boormeel. (zie {ig. ó). Als de larve enige tijd in het hout heeft geboord, verpopt ze in de nabijheid van het oppervlak. Het popstadium duurt kort. Het kan echter nog maanden duren voordat de uitgekomen kevers het dunne laagje hout, dat hen van de buitenwereld scheidt doorknagen en zich naar buiten in de vrije lucht begeven. Voor een aantal geslachten nl. Dinoderus, Heteroboslrychus en Sinoxylon is vastgesteld, dat de larven de eigenlijke houtsubstantie niet kunnen verteren, maar dat ze zich, evenals de Lyctus-soorten, voeden met het in het hout aanwezige zetmeel. Waarschijnlijk geldt dit voor alle geslachten van de Bostrychidae De duur van de levenscyclus varieert naar gelang van de soort. De meeste soorten hebben één generatie per jaar De kortste cyclus is door Beeson en Bhatia (5) in Britslndië waargenomen bij Sinoxylon anale Lesne en Sinoxylon crassum Lesne. Bij deze soorten duurt de ontwikkeling van ei tot volvvassen kever 11 à 12 weken. Gedurende het -gehele jaar kan aantasting van hout door deze soorlen plaats vinden S. a n a I e is een van de meest gewone Bostrychidae soorten in Brits-lndië. Ze komt in het bos, in opslagplaatsen, in zagerijen en in werkplaatsen soorten, voor. Bij hel merendeel van de Bostrychidae aanwezig in Brits-lndië, komen de volwassen kevers in het voorjaar, in de zomer ol in de herÍst uit.
Aangetaste houtsoorten.
De Bostrychidae
zijn
uitgesproken polyphaag. Zowel
loo{- als naaldhout kan worden aangetast. De meeste aantasting wordt bij loofhout gevonden en wel bij ringporige houisoorten. Hooldzakelijk wordt alleen het spint aangetast. ln sommige gevallen worden ook korte gangen in het kernhout geboord. Aangezien de eieren niet in de vaten, maar in natuurlijke spleten
of in door de kevers geboorde
gangen
worden gelegd, zijn de Bostrychidae
niet zoals de Lyctus-soorten aangewezen op houtsoorten met wìjde
vaten.
ln verband met het feit, dat zetmeel het voornaamste
voedsel
van cje larven van vele zo niet alle Bostrychidae-soorten is, wordt zetmeelrijk hout het sterkst aangetast. Het spinthout van duurzame houtsoorten, zoals teak kan worden aan-
getast. Sinoxylon
kaniense
crassum
Lesne, subspecies dek-
Lesne en Trogoxylon
spini{rons
Lesne tasten o.a. spinthout van teak aan.
Fig.
ó,
Aantasting van Obeche (Triplochiton spec,) door een
Bost rych ida e (natuurlilke grootte) Overgenomen uit Lea{let No. 17, van hel ,,Forest Products Research Laboratory", Princes Risborough, Aylesbury Bucks.
Het mannetje en het wijlje graven samen een gang ¡n het hout loodrecht op de as van de boom evenwijdig aan de jaarrringen. Soms beschrij{t de gang bijna een gehele cirkel. Vanaf deze gang worden in de regel zijgangen gemaakt eveneens loodrecht op de as van de boom. Het boormeel wordt zorgvuldig uit de gangen verwijderd. De eieren worden in de hoofd- en zijgangen gelegd. De larven, die uit de eieren
Aangerichte schade,
De door Bostrychidae aangerichte schade kan zeer aanzienlijk zijn. B¡j voortgezette aantasting wordt het hout geheel iot poeder, evenals bij die door de L y c t u s-soorten.
V.
AANTASTING DOOR CERAMBYCIDAE.
De Cera
m
bycidae zijn over het algemeen grote kevers. Xixuthrus heros Heer voor-
Eén der groolste soorten:
komend op de Vidzji-eilanden, kan 15 cm lang worden (18). Het opvallendste kenmerk van deze {amilie zijn de zeer lange
CIMO Ald. Hout, C¡rc. 9 (1 948)
6
antennen (zie lig. 7). Bij sommige soorten zijn de antennen veel langer dan het eigenlijke lichaam. Vele soorten zijn
prachtig gekleurd.
Fig,7. Cerambyx cerdo L,, (+ De larven zijn cylindervormig en geelachtig-wit van
kleur.
De kop is voorzien van krachtíge kaken. De poten ontbreken ol zijn zeer klein (zie fig. 8). ln Amerika worden ze vanwege de ronde kop,,roundheaded" boorders genoemd, in tegenstelling tot de ,,{latheaded" boorders (larven van B u p r e s-
(in populieren); Lamia textor L. (in wilgen); Saperda carcharias L (in populieren) ln Brits-lndië komen 1182 soorten voor (ó). De meest schade-
natuurlijke grootte) naar Calwer.
lijke soorten voor groen hout hiervan zijn Aeolesthes holosericea Fabr, Macrotoma crenaia Fabr., Margites modicus Gahan, Monochamus bimaculatus Gahan, Nyphasia apicalis Gahan, Remphan hopei Waterhouse, Xylotrechus smei Laporte et Gory.
ln de U.S.A. komen het meeste voor: Monochamus (in Pinus-soorten), Neoclytus capraea S"y en Neoclytus erythrocephalus Fabr. (ín essen), Cyllene pictus Drury (in hickory), Callidium antennatum Newm. (in ceder) en Trachykele spec. spec.
Fig,
B.
Larve van Ce ra m byx ce
rdo L,, (+ 1t/, X)
naar Mahlke Troschel.
Leefwijze,
e). De lengte van de volwassen larven bedraagt a{hankelijk van de soort 0,8-10 crn. De Cerambycidae is één van de omvangrijkste keverfamilies. Er zijn * 17000 soorten van bekend. tida
Verspreiding.
De Cerambycidae
worden zowel in de tropen als in
de gematigde luchtstreken aangetrollen. Escherich (19) vermeldt 21 soorten als aantasfers
(in cypres, ,,western redwoods" en ceder).
van
naaldhout en 31 soorten als aantasters van loofhout. Bekende aantasters van staand ol pas geveld saprijk hout zijn o.a, Monochamus sartor F. (in grenen- en vuren-
hout), Cerambyx cerdo L., (¡n eiken), Clytus arcuatus L. (ín eiken en beuken); Clytus rusticus
De eieren worden a{zonderlijk of in groepjes buiten op de schors ol in door het wij{je geknaagde holten tussen spint en schors gelegci. Enkele soo¡ten leggen de eieren in verwerkt
hout zonder schors in natuuriijke o{ kunstmatige spleten (Hylotrupes bajulus L., Stromatium barba. t u m Fabr.). De larven, die zich uit de eieren oniwikkelen, voeden zich in de regel eerst enige tijd met de bast en pas
later met het hout. De gangen zijn verschillend van vorm en grootte. De larvengangen van Cerambyx cerdo L., de heldenbok hebben een doorsnede van 1.5 X 4.5 cm. (zie fig. 9). De doorsnede van de gangen van R e m p h a n h o p e i Waterhouse, een Brits-lndische soort zijn nog enigszins groter (1 .5-25 X 7-10 cm). Bij de kleinere soorten zijn de gangen aanzienlijk kleiner. Bij Clytus minutus Gardner, eveneens een Brits-lndische soort, is de diameter
7
CIMO A{d. Hout,
Cìrc, 9
(1948)
ervan slechts 0.3-0.4 cm, De gangen zijn zo goed als altijd gevuld met boormeel. Er zijn echter enkele soorten, die het boormèel uit de gangen verwijderen. De larven van sommige soorten kunnen cellulose verteren.
den door de buizen van Malpighi
(in de einddarm
uit-
mondende blindzakken). De dr.rur van de levenscyclus kan onder normale omstandigheden variëren van 212 maand tot enkele iaren. ln bijzondere omstandigheden kan de cyclus langer duren. Er zijn gevallen waargenomen, waarbij de cyclus 21 iaar duurde. Twee à drie generaties per jaar hebben o.a. de volgende in Brits-lndiê
voorkomende soorten: Olenoc amptus anogeissi smei Laporte et Gory. De Gardner en Xylotrechus eveneens in Brits-lndië voorkomende soorten Dihammus spinielongatus Breuning en Hoplocerambyx c o r n i s Newman hebben één generatie per jaar. Bij de Europese soorten duurt de cyclus meestal langer dan een jaar. Bij Cerambyx cerdo L. is de normale ontwikkelings' tijd van ei tot volwassen kever drie iaar (22). Ðe lengte van de cyclus ìs o.a. afhankelijk van het vochtgehalte van hel hout. Het hout wordt geïnfecteerd wanneer het nog groen is. Droogt het uit, dan sterven de larven niet, zoals maar de en de Scolytidae, bij de Platypodidae ontwikkeling wordt aanzienlijk vertraagd.
Aangetaste hot¡tsoorten. Zowel loof- als naaldhout wordt door de Cera m bycidae aangetast. De meeste soorten zijn polyphaag. Voor S t r omatium barbatum Fabr, is de aantasting van 311 verschillende houtsoorten vastgesteld. Een dergelijke polyphagie komt echter bij de andere soorten niet voor. Zowel spint- als kernhout kan wordet' aangetast. De meeste aantasling v¡ordt echter in het spint gevonden' R e m p h a n
hopei (Siam, Malakka, Borneo) tast kernhout van Dipterocarpus turbinatus aan. ln hickory en Amerikaans eiken, waar kern- en spinthout niet duídelijk van elkaar zijn
te onderscheiden, kan de aantasting tot in het centrum doordringen. De meeste soorten tasten alleen hout met schors aan.
Aangerichte schade. De aangerichte schade kan in vele gevallen zeer aanzienlijk zijn. De aanlasting is aan de buitenkant in de regel pas te zien als het hout van binnen al geheel met gangen doorkruist
VI.
is.
AANTASIING DOOR BUPRESTIDAE.
B u prestid a e zijn grote tot middelmatig grote kevers. gekenmerkt door een prachtige metaalglans en worzi)n Ze den daarom prachtkevers genoemd. De larven zijn cylindervormig met karakteristieke platte kop (zie fig. 10). Vanwege deze algeplatte kop worden ze in de U.S.A. ,,{lat headed
De
Fig.
L
¡ Larvengangen van Cerambyx cerdo L t/, de heldenbok, in eikenhout (l X) overgenomen uit Mahlke Troschel
'
De volwassen larven verpoppen tenslotte. De popkamers kunnen op verschillende manieren gevormd zijn, De plaats en vorm van de popkamers is karakteristiek voor de soort. Sommige soorten sluiten de popkamers a{ met een operculum, bestaande uit calciumcarbonaat. Dit wordt algeschei-
borers" genoemd. Er zijn
t
8000 soorten
Buprestidae
bekenci.
VerspreidinE. komen zowel in de tropen als in de gematigde luchtstreken voor. De meeste soorten worden in de tropen aangetrof{en.
De Buprestidae
CIMO Afd. Hout,
I
C¡rc. 9
(1
948)
Leelwijze.
40-tal soorten, die over vier geslachten zijn verdeeld: L y -
De wij{jes leggen de eieren alzonderlijk ol in groepies op de schors ol in spleten van de schors. De larve mineert in de
t o c e r u s.
mexylon, M'elittomma, Hylecoetus
en Atrac-
Verspreiding.
De Lymexylonidae spreid. Lymexylon
zijn over de gehele wereld
navale L. en Lymexylon
ver-
der-
mestoi des L. komen in Europa als aantasters van op stam seristaande en pas gevelde eiken voor. Me littomma c e u m, die op stam staande en pas gevelde kastanjes aanlug utast, wordt in Amerika aangetro{{en. Hylecoetus b r i s Say komt voor in Amerika in groen verzaagd hout. Talrijke loo{houtsoorten worden aangetast. Levenswijze. Fig,
10.
De eieren worden in spleten van de schors o{ op zaagsneden gelegd. De larven boren radiaal in het hout Bij L y m e x y -
Larve van een Buprestìdae, naar Döderlein
bast of in hei hout, een min o{ meer gewonden gang, die in een verpoppingskamer eindigt De gangen worden meestal niet diep in het hout geboord. De diameter ervan variëert
lon dermestoides
zijn de gangen vrij van boormeel. De larven van deze soort zouden zich evenals die van de Platypodidae en Scolytidae met een schimmel
vantl-*2,5cm.
voeden. Bij Lymexylon boormeel geVìrld.
Aangetaste houtsoorten.
Aangetaste houtsoorten.
Zowel lool- als naaldhout kan worden aangetast. De gangen worden in de regel alleen in het spint aangetroflen. B u -
Loo{- en naaldhout kan worden aangetast De aantasting komI zowel irr spint- als in kernhout voor.
prestis
apricans Herbst, die levende bomen (naaldhout ,vooral grenen) aantast, boort ook gangen in het kernhout. De aantasting vindt plaats in het bos, in levende, afstervencle' ol dode bomen. Aangerichte schade. De door de Buprestidae
regel
aangerichte schade is
in
de
gering.
met
Aangerichte schade.
De Lymexylonidae komen meestal niet zo talrijk voor, dat ze grote schade aanbrengen Lymexylon navale is wel een ernstige bedreiging van hout op scheepswerven geweest Volgens Mahlke
Troschel (3ó) is de aan-
tasting echter als gevolg van het verminderd gebruik van
hout voor schepen algenomen.
VII. AANTASTING DOOR
LYMEXYLONIDAE.
De Lymexylonidae zijn slanke, cylindervormige kevers met geneigde kop De antennen zijn relatiel kort gezaagd en iets verbreed. De maxillar palpen zijh in de regel geveerd. De tarsus is 5-ledig. Het basaallid is niet gereduceerd. (zie
lis.
navale zijn de gangen
11)
VIII. AANTASTING DOOR
CURCULIONIDAE.
(snuitkevers) is de kop snuitBij de Curculionidae vormig verlengd. De la;'ven van enkele soorten van deze
zeer omvangrijke lamilie (+ 40000 soorten) worden ìn groen hout aangetroffen, De larven zìjn pootloos. De schade, die ze aan hout aanrichten is gering. Enkele soorten zijn schadelijk voor de Ievende boom
IX.
AANTASTING DOOR SIRICIDAE.
De Sir¡cidae
in tegenstelling tot de vorige (Kevers) zijn, tot de ol Vliesvleugeligen. De Siricidae
behoren,
lamilies, die alle Coleoptera
Hymenoptera
Fig l1
Lymexylon dermestoides L. (+ óX) naat Mahlke Troschel.
De Iarven zijn cylindervormig en wit van kleur. Ze bezilten bevatten een
drie paar poten. De Lymexylonidae
hebben een betrekkelijk kleine kop, die achter de ogen veelal sterk verbreed is. De vleugels zijn lang en smal en zwaar geaderd. (zie fig. 12) De larven bezitten drie paar rudimentaire borstpoten en een hoornachtig staartschild.
Verspreiding,
De Siricidae
komen voornamelijk in de
streken van het noordelijk hallrond voor.
gematigde
9
CIMO Afd. Hout, Circ. 9 (1948)
Aangerichte schade. De mechanische sterkte van het hout wordt in de regel door de aantasting van houtwespen niet beïnvloed. Het uitkomen van de wespen uit verwerkt hout brengt vaak enige verontrusting te weeg. Deze kunnen de aaniasting echter niet op gedroogd hout overbrengen en zijn dus alleen gevaarlijk, wanneer zich pas geveld, saprijk hout in de omgeving bevi ndt.
Fig,
12 Sirex gigas L, de gele sparrenhoutwesp, + natuurlijke grootte, naar Mahlke Troschel'
Levenswiize. De wij{jes leggen de eieren in Juni, Juli en September door de schors en de bast heen in het spinthout, van op stam staande ziekelijke ol pas gevelde bomen. De zich uit de eieren ontwikkelende larven boren gangen in het hout Het larvestadium duurt minstens twee iaar. ln droog hout kan het veel langer duren eer het popstadium wordt bereikt' De gangen worden wijder naarmate de larven ouder en groter worden. De gangen zijn gevuld met vraatmeel' De popkamer bevindt zich dicht bij het oppervlak' De pas uit de pop gekomen kever knaagt een gang naar buiten en verlaat het hout. De grootte van de uitvliegopeningen wisselt naar gelang van de soort. Bij Sirex gigas hebben ze een diameter van t 7 mm' De larven zijn niet in staat om cellulose te verteren Ze leven in symbiose met een houtaantastende schimmel' De wijlles bezitten speciale zakvormige organen, die gevuld zijn met oidien (een speciale soort sporen) van deze schímmel' Deze organen staan in verbinding met de ovipositor' Tegelijkert¡jd met het leggen van de eieren worden oidien van Ce schimmel in het hout gebracht. De schimmel gaat in het hout groeien. Als de larve uit het ei komt, vindt deze het door de schimmel aangetaste hout als voedsel. Onderzoekingen hebben aangetoond, dat de schimmels in symbiose tot de Basidiomyceten levend met de Siricidae isoleerde uìt vrouwelijke exembehoren. Cartwright plaren van Sirex gigas L' en S. cyaneus F Ste(4. et S.) Fr. reum sanguinolerrtum
De onderzoekers op dit gebied hielden zich mel de vraag bezig op welke manier de zakvormige organen van de vrouwelijke kevers met schimmel worden besmet. ln dit verband werd onderzocht ol de schimmel zich reeds in de larven bevorrd. Múller
en Franck
Grosmann
konden
geen schimmel in de larven vinden. P a r k in (38) vond bij een gedeelte van de larven speciale huidplooien, waarin zich schimmel bevond. Hij acht het waarschijnlijk, dat alleen de vrouwelijke larven huidplooien met schimmel bezitten, maar kon dit nog niet met zekerheid aantonen. De zakvormige organen van de vrouwelijke kevers zouden met schimmel a{komstig uit de huidplooi van de larven worden besmet.
Aangetaste houtsoorten. De S ir ic id a e tasten voornamelijk naaldhoutsoorten aan. Alleen pas geveld, saprijk hout met of zonder schors wordt aangetast. De cyclus wordt in gedroogd hout wel voltooid.
X.
MAATREGELEN TE NEMEN TER VOORKOMING
VAN DE AANTASTING. 1. Algemene
hygi,ëne
in bos en
opslagplaats.
Door er voor te zorlen, dat er zich geen houtresten in bos en opslagplaats ophopen, die als broedplaats voor de schade!ijke insecten kunnen dienen, kan er reeds veel toe worden bijgedragen, de aantasting van groen hout door insecten te voorkomen. Aangetast houtafval moet worden verbrand, teneinde de erin aanwezige insecten te vernietigen.
2, He{ plaafsen van ,,vangbomen"' Het idee hìervan is om bepaalde bomen voor de in het bos aanwezige insecten zo aantrekkelijk te maken, dat ze hier na¿r toe worden gelokt en het pas gevelde hout niet aantasten Browne (14) geelt de rnogelijkheid aan, hiervoor met arsenicum verbindingen vergiftigde bomen te gebruiken. Deze worden n.l. door ambrosiakevers veel sterker aangetast dan niet vergi{tigde bomen. Voordat de volwassen insecten uitkomen moet de boom vernietigd worden. Deze maatregel is voorzover ons bekend nog niet in de prakti¡k toegepast.
3, Hel kappen van de bomen in een bepaald
seizoen.
ln de gematigde streken kan door het kappen van de bomen in het najaar ol in de winter de aantasting door insecten worden voorkomen. Êr moet gezorgd worden, dat het hout in het voorjaar reeds zover gedroogd is, dat aantasting ervan door nathoutboorders niet meer kan plaats vinden. ln tropische streken kan door vele houtaantastende insecten gedurende het gehele jaar aantasting plaats vinden. Hier kan door kappen in een bepaald seizoen de aantasting van nathoutboorders dus niet worden voorkomen.
4.
Ontscåorsen.
Door ontschorsen kan de aantasting door o.a. Cerambycidae (uitgezonderd enkele soorten o.a, Stromatium
barbatum)
en Buprestidae
De aantasting door Scolytidae
worden voorkomen. en Platypodidae
wordt er echter juist door bevorderd. Op plaatsen, waar het gevaar voor aantasting door deze beide laatste groepen zeer groot is, is ontschorsen dus niet aan te bevelen.
5. Zo spoedìg mogelijk verwerken van hel houl. Het hout behoort zo spoedig mogelijk uit het bos te worden verwijderd, omdat hier de kansen voor aantasting door nathoutboorders het grootst zijn. Daar echter ambrosiakevers het hout reeds binnen 24 uur na het vellen aantasten, is het in
10
CIMO Ald. Hout. C¡rc. 9 (1 948)
de regel niet mogelijk de aantasting hiervan, zonder toepassing van insecticiden (zie onder 10) geheel te voorkomen. Nadat het hout yerzaagd is, hetgeen zo spoedig mogelijk dient geschieden, behoort er voor gezorgd te worden, dat het zo snel mogelijk droogt. Dit is één van de belangrijkste maatregelen bij de bestrijding van nathoutboorders. Het kunstmatig drogen zal hierbij goede diensten kunnen bewijzen.
te
6. Bewaren onder water, ln gevallen, dat het niet mogelijk is het hout direct te verzagen en le drogen, kan de aantasting ervan door insecten worden voorkomen door het zo ipoedig mogelijk na het vellen onder water te plaatsen. Was het hout reeds geïnfecteerd en bevonden zich levende larven in het hout, dan zullen deze na plaatsing van het hout onder water a{sterven. lndíen de stammen niet geheel zijn ondergedompeld, moeten ze van tijd tot tijd worden omgedraaíd, zodat de gehele stam nat blijít.
7, Plaalsìng van de stammen in åe{ direc{e zonlicht. lndien het noodzakelijk is de gevelde stammen enige tijd in het bos te laten liggen, verdient het aanbeveling deze in de zon ie plaatsen. De meeste insecten schuwen het sterke zonlicht. .B r o w n e (11) stelde vast, dat merantistammen geplaatst in het directe zonlicht veel minder door boorders werden aangetast dan in de schaduw geplaatste. Door sommige insecten worden gevelde bomen geplaatst in de zon, echter meer aangetast dan gevelde bomen, geplaatst in de schaduw. Beeson en Bhatia (ó) vermelden dit o.a.
voor Margites
modicus
Gahan,
8. Hel zetmeel vrijmaken van hel Lyctidae).
houl.
Bostrychidae
Tegen aantasting door andere boorders, zoals
didae, de Scolytidae
(en
de Platypo-
en de Cerambycidae
helpt het zetmeelvrij maken niet.
Er zijn verschillende methoden, waarop hout zetmeelvrij gemaakt kan worden (zie hiervoor circulaire 10 over aantasting van hout door Lyctus-soorten). Volgens V r ij d a g h zou één van deze methoden, nl. het ringen van op stam staande bomen, enige tijd voordat ze geveld worden, in de tropen niet kunnen worden toegepast, daar de geringde bomen reeds voordat ze geveld worden sterk door ambrosiakevers zouden worden aangetast. B r o w n e (14) vond op Malakka, waar veel ambrosiakevers voorkomen, dat bij geringde bomen van Styrax benzoin de aantasting zich beperkte tot een smalle gordel vlak onder en boven de ring. S w a b e y (44) stelde in Trinidad voor
mora (Mora excelsa)
op hun vermogen de aantasting door insecten van pas gevelde bomen teEen te gaan. De proeven werden in de jaren 191ó1920 uitgevoerd op het ,,Eastern Field Station of the Bureau ol Entomology", East Falls Church, Va. Als houtsoorten werden hooldzakelijk grenen (pine) en essen gebruikt. Enkele keren werden hickory, juniperus en eiken behandeld. De bomen werden geveld op een tijd, dat de kans op aantasting het grootst was. Het rondhout werd gedurende korte tijd ín de middelen ondergedompeld ol ermee besproeid. Van de bij het onderzoek betrokken middelen gaven creosootolie en pyridine de beste resultaten. C h ri sti a n (1ó) deed in 1939 proeven over het verhinderen van de aantasting door ambrosiakevers. H¡j behandelde planken van spinthout van,,gummiholz" met verschillende middelen. De wateroplosbare middelen hadden geen succes. De beste resultaten werden verkregen met de in olie oplosbare middelen ,,Monsanto X" (mengsel van diphenyl, toluol
en kerosine), 25lo dichlorodiphenyloxyde + 75% kerosine, 25 /o parachlorophenoxyethoxyethylchloride + 75 % kerosine
en 25o/o orthonitrodiphenyl * 75/o benzol. Bij het onderzoek over de bestrijding. van blauwschimmels werd tevens vastgesteld of er aantasting door insecten plaats vond. Hierbij kwam vast te staan dat de behandelingen, die de ontwikkeling van blauwschimmels konden voorkomen nl. gedurende korte tijd onderdompelen in waterige oplossingen van t 0,015 o/o ethylmercuriphosphaat o{ ethylmercurichloride (,,lignasan"), 0,85-0,9ó o/o oplossing van natriumpentachloor-
phenolaat (,,Santobrite",,,Dowicide G") o{ natriumtetrachloorphenolaat (,,Dowicide H") of een mengsel van gelijke
Door zetmeelvrij maken van het hout kan het immuun gemaakt worden tegen aantasting door
10. Behandelen me{ insecficiden. Er is reeds lange tijd gezocht naar een middel, dat pas gevelde bomen onaantastbaar voor insecten zou maken. Craighead (17) onderzocht een groot aantal míddelen
hetzel{de vast.
9. Verkolen aan het oppervlak. Het verkolen aan het oppervlak met een blaaspijp teneinde de aãntasting door insecten van pas gevelde bomen tegen te gaan, bleek op Malakka een mislukking (44).
delen natriumtetrachloorphenolaat en 2-chloor-orthophenylphenolaat, de aantasting door insecten niet verhinderen
(Scheff er en Lindsren (39); Verrall (50)). Het in de handel gebrachte middel ,,ambrocide" (Sth
Lum-
berman, 1941 (2)) zou aantasting door ambrosiakevers voorkomen. Het wordt als oplossing in olíe of als waterige emulsie toegepast. De samenstelling ervan is ons niet bekend. Volgens V r ij d a gh (47; 48) zijn in Amerika verschillende producten, ambrociden genoemd, in de handel voor de bestrijding van de ambrosiakevers. Ze worden door verstuiven toegepast. De werking ervan duurt 1 à 2 maanden. De prijs ervan is zeer hoog en V r ij d a g h betwijlelt dan ook of het ooit mogelijk zal zijn ze in de Congo toe te passen. Volgens een schriftelijke mededeling van Vrijdagh (brie{ van 19-11147) zou een nieuw product door Chapman (New Orleans) in de handel gebracht en eveneens ,,ambrocide,,
genoemd,,,óóó" (hexachloorcyclohexaan),
1 l" pentachloorphenol en andere producten bevatten, Het zou eveneens door verstuiven worden toegepast. Hol mes (28) kon in verzaagd hout van Malboda (Myristica dactyloides) aantasting van insecten voorkomen door onderdompelen in oI bestrijken met:
1) witkalk (,,lime wash") 2) 10 % hete waterige oplossíng van borax 3) koude waterige oplossing van ,,Ascu" (/a lb. per gallon)
CIMO Ald. Hout, Circ. 9 (1948)
11
4) 5% koude waterige oplossing van natriumsilicofluoride 5) 1% waterige oplossing van ,,Gammexane P. C. 1147" 6) 2% oplossing van ,,Gammexane P.C. 982" in petroleum 7) 1 % oplossing van D.D.T. in petroleum. Bij rondhout met ol zonder schors gelukte het niet de aantasting te voorkomen.
SUMMARY IN ENGLISHlhe need has been felt to bring under the attention of the public some more knowledge about the importance of insect attack on timber and the prevention thereof. ln the {oregoing publication the attack ol green wood by insects is discussed. A description of the main groups ol insect enemies o{ green
timber and their life-cycle is briefly dealt with. Measures to prevent the attack are summarised. TITERATUUR. lurniture.
For. Prod. Res. Bull. no. 19, London,1941.
2)- ANONYM, New treatment lor Lyctus and ambrosia beetle control. Sth. Lumbermanló3, Nr. 2047, p. 58, 1941. Rel. Jahresbericht über Holzschutz von Willy Kinberg, Stockholm,
9, 28,
1944.
BECKER, G., Zur Oekologie und Physiologie holzzerstörender Käler. Z. angw. Ent 30, 104, 1943. 4) BEESON, C. F. C., New Crossotarsus (Platypodidae, Col.). lndian Forest Records 3, 45, 1937. 5) BEESON, C. F. C. and BHATIA, B. M., On the Biology ol the Bostrychidae (Coleopt.). lndian Forest Records,
3)
2, ó)
7-23, 1936.
BEESON,
C. F. C. and BHATIA, B. M., On the
BÌo-
logy ol the CerambycÌdae (Coleopt.). lndian Forest Records, 5, 1, 1938. 7) BETREM, J. G., Takkenster{te en boeboek. De Bergcultures ô, no. 3, 57,1932. 8) BETREM, J. G., Enkele opmerkingen over de takkenboeboek en zijn schade. De Bergcultures 5, no. 40, 1100, 1931. 9) BETREM, J. G., Ambrosiakevers. Handelingen van het zesde Ned. lnd. natuurwetenschappelijk congres, p. 440, 1931. 10) BROWNE, F. G., Biological notes on some Malayan Ambrosia beetles. Malayan Forester 4, 18, 1935. 11) BROWNE, F. G., Borer attack on logs of meranti tembaga. Malayan Forester, 4, 182, 1935.
12) BROWNE, F. G., Applications of lorest zoology in 6,26, 1937. 13) BROWNE, F. G., Biological notes on Malayan ScolyMalaya. Malayan Forester,
tidae. Malayan Forester,T, 23, 1938. 14) BROWNE, F. G., The incidence of ambrosia beetle attack on poisoned and girdled trees. Malayan Forester, 7,
77, 1938.
15) CHRYSTAL, R. N., The Sirex wood-wasps and their importance in forestry. Bull. Ent. Res. 19, 219, 1929. 1ó). CHRISTIAN, M. 8., Experiments on the prevention of ambrosia beetle damage in hartwoods. Sth. Lumberman, 159 Nr.2009, 110,
1939.
CRAIGHEAD, F. C., Experiments with spray solutions preventing insect injury to green logs. U.S. Dep. ol Agriculture, Bull. 1079, 1922. 18) DöDERLEIN, L., Bestimmungsbuch lür deutsche Landund Süszwassertiere. lnsekten, 1. Ieil,1932. 19) ESCHERICH, K., Die Forstinsekten Mitteleuropas. Ber-
lin
1914.
20)
XI.
1) ANONYM, Beetles injurious to timber and
17)
lor
FISHER, R, C., The need for {orest entomologists wíth speciai reference to the pinhole borer problem. Empire For. Journ. I 5. (2), 201, 1936. 21) FISHER, R. C., lnsect attack in japanese bamboo poles. Empire For. Journ. 21 , 48, 1942, 22) FRANSSEN, J. J., De Heldenbok. Tijdschr. Ned. Heide-
mij. 53, 14, 1941.
23)
GADD, C. H., Observations of the life cycle of X y I eEicholl in artificial culture. Ann. ol Appl. Biolosy 34, (2), 197, 1947. 24) GADD, C. H. and LOOSS, C. 4., The ambrosia {unsus ol Xyleborus {ornicatus Eich. Trans. Brit. Mycol. Soc., 3l , 13, 1947. 25) GARDNER, J. C. M., New lndian Cerambycidae. lndian For. Rec. l, 127,1936 26) ST. GEORGE, R. 4., Protection of log cabins, rustic wo¡k and unseasoned wood from injurious insects. U.S. Dep. ol Agriculture, Farmers Bull, no. 1582, 1929. 27) GRAHAM, S. 4., The {elled tree trunk as an ecological unit. Ecolgy, ó, 397, 1925. 28) HOLMES, C. H., Prevention and/or control ol insect borers and {ungal stains and decay on Malaboda M y r i s tica dactyloides Gaertn. lnd. For.73, (3), 107,1947. 29) HOPKINS, A. D., The locust borer, U.S. Dep. o{ Asric. Bureau o{ Entomology Bull. No. 58, Part l, 190ó. 30) HOPKINS, A. D., lnsect depredations in Northamerican {orcsts and practical methods ol prevention and control. U.S. Dep. ol Agric., Bureau ol Entomology. Bull. No. 58,
borus lornicatus
Part
V,
31)
HOPKINS,
1909.
A. D., Additional data in the locust borer. U.S. Dept. of Agric. Bureau ol Entomology. Bull. No. 58, Part lll. 32) 'HUBBARD, H. G., The ambrosia beetles of the United States. Bull. no. 7, New Series, U.S. Dep. o{ Agric., division o{ entomology, 1897. 33) KROGH, P. M. D., Die bedreiging van houtwurmaanval in Bouhout en die voorkoming daarvan. 1¡s J6u¡¡. s{ the South. Alric. Forestry Ass. No. 9, 1942, p. 51. 34) LEACH, J. c., HODSON, A. C., CHTLTON, ST. J. P. and CHRISTENSEN, C. M., Observations on two ambrosia beetles and their associated lungi. Phytopath. 30,227, 1940. 35) LESNE, P., Les Coleoptères Bostrychides de l'Alrique tropicale lrançaise. Encyclopédie Entomologique
3ó)
lll,
Paris 1924.
MAHLKE-TROSCHEL, Handbuch der Holzkonservierung. Zweite Auflage, Berlin 1928. 37) NEGER, F. W., Zur Ueberträgung des Ambrosiapilzes von Xyleborus dispar, Naturw. Zeitschr. l. Forst. und Landwirtsch. 9, 223, 1911. 38) PARKIN, E. 4., Symbiosis and Siricid wood wasps. Annappl. biol. 29, 268, 1942.
CIMO Afd. Hout,
12
Circ. 9
T. C. and LINDGREN, R. M., Stains ol products and their control. U'S. Dep' and sapwood sapwood Agr. Tech. Bull.714, 1940. 40) SCHMIDT, H., Ueber Bostrychiden in A{rika (Coleoptera Apatidae). Kolonial{orstl. Mitt. 5, 336, 1942' 41) SCHNEIDER-ORELLI, O', Die Uebertrãsung und Keimung des Ambrosiapilzes von Xyleborus (Anisandra) d i s p a r F. Naturw. Zeitschr. l. Forst und Landw. 9, 18ó,
39)
SCHEFFER,
1911.
42) SCHRODER, C., Handbuch der Entomologie. Jena, 1925' 43) SNYDER, TH. E,, De{ects in timber caused bv insects' U.S. Dep. ol Agriculture. Dep. Bull. No. 1490, Washington, July 1927.
44) SWABEY, C., Notes on insect attack on Mora
(Mora
excelsa Benth) in Trinidad. Lea{let No. ó, For. Dep. Trinidad
and Tobago, British West lndies,
45) TOOKE, F. G. C.,
Progress
1935.
o{ lorest entomology
in
South Africa. Journ. o{ the South A{rica Forestry Ass., No' 10, 4, 1943.
(1948')
46) VRIJDAGH, J. M., L'exportation des Bois du Congo Belge. Précautions à prendre. Bull. du Comptoir de vente des bois congolais, 2, (13), 5, 1947 47) VRIJDAGH, J. M., Les pinhole borers ou Scolvtes Ambroisie. Bull. du Comptoir de Vente des bois congolais, Nr' 10, 16, Mai 1947.
48)
VRIJDAGH, J. M., Les Bostrychides du genre Apate'
Bull. du Comptoir de Vente des bois congolais. No.
5, Sept.
14,
1947.
49)
VERRALL, A. F., Fungi associated with certain ambrosiabeetles. Journ. Agric. Res ô6, 135, 1943' 50) VERRALL, A. F., The control ol fungi in lumber during airseasoning. The Bot. Review, 11, (7), 398, 1945. 51) WEBB, J. C,, The southern pine sawver. U.S. Dep' ol
Agriculture, Bur. o{ Ent. Bull. No. 58, Part lV, 1909.
De van kend.
* voorziene
publicaties zijn alleen
uit releraten
be-
CIRCULAIRES VAN HET CENTRAAL
INSTITUUT
VOOR MATERIAALONDERZOEK
AFDELING HOUÏ Clrculalre 7,
Clrculalre 1. Dr. W. W. V a r o
ssIe
au
:
Het ont¡laan van hout. Serle I
.
indrukken
aangaande het bosbouwkundig en technisch houtonderzoek in vijl landen van Europa en enkele opmerklngen
Structuuronderzoek No. 1 (Jul¡ 1947).
Clrcul¡lre 2. Dr. W. W. Varossieau: De bouw van hout. Serie Structuuronderzoek No. 2 (lull 19471'
Varossieau: Vergelijking yån
Dr. W. W.
over de betekenis van d¡t onderzoek voor
Surlnamc.
Serie Vl. Documentatie en voorllchtlng No, 1 (Jull 1948).
1.
L lr. J, L, Blenlalt en Dr. T, Hol: Clrculaire
Clrculalre 3.
Dr. W, W,
BultenproeYen mel geconserveerde palen. lste mededeling. Serie lll. Con¡er' vering en veredellng No. 3 (December 1948).
Varossieau:
De techniek van het structuuronderzoek, Serie 1. Structuuronderzoek No. 3 (Jull 1947).
Clrculaire 4,
Dr. W, W,
Clrculaire 9.
Varossleau :
De betekenis van hetstructuuronderzoek voor de loepassing van hout ln de Praktijk. Serle 1. Structuuronderzoek No, 4 (Jull 1947).
Clrculalre 5.
Dr. W. W.
Varossieau:
Beschouwlngen over de duur'
zaamheid van verl op hout,
Algemeen overzlcht van lactoren, dle de duurzaamheld van vel op hout kunnen beînvloeden' Serle lll' Conserverlng en veredellng No. 1 (Mel 1948). Clrculalre ó.
Varossieau: Beschouwlngen over de duur' zaamheid van verl op hout, Eigenschappen van hout, die de duurzaamheld van verl op dit materlaal kunnen beÎnvloeden' Serle lll' Conser'
Dr. W, W,
verlng en veredeling No.
2 (Mel
1948)'
Dr.
T,
Ho
I
:
Aantasting van groen hout door insecten on ll. Aantastlng No, 1
hoe deze te voorkomen. $erle (December 1948).
Circulalre 10.
Dr,
H o I : Aantasting van hout door Lyctus'soorten cR mðôtregelen ter bestrijding ervan, Serie ll. Aantastlng No. 2 (December 1948).
T,