gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening zeehavengebied Antwerpen
Bijlage VIb: onderzoek tot milieueffectrapportage deelgebied Ettenhovense polder
Provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen - gemeenten Antwerpen, Stabroek, Zwijndrecht, Beveren en Sint-Gillis-Waas
1 De Ettenhovense polder Het deelgebied Ettenhovense polder ligt ten oosten van de Havenweg A12, omvat de open ruimte tussen de haven en de woonkernen van Hoevenen en Stabroek, en is van nature een gedeelte van de Scheldepolders. Hij maakt deel uit van het Vogelrichtlijngebied ‘Schorren en polders van de BenedenSchelde’. Deze polders zijn overwegend gelegen op zware bodem (zware klei, lichte klei of klei en lichte zandleem). Het poldergebied Stabroek – Hoevenen behoort tot de open ruimte verbindingen rond Antwerpen. Het is gelegen nabij de Zeehaven van Antwerpen welke als een nieuw landschap beschouwd wordt. Het gebied is een traditioneel polderlandschap met een rijke geschiedenis, waarvan de ’s Hertogendijk en het wegenpatroon en afwateringsstelsel beeldbepalende elementen zijn. De landschapsstructuur en topografie van het poldergebied zijn sinds de 18de eeuw stabiel gebleven. Het plangebied van voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan is gelegen in een voorlopig goedgekeurde ankerplaats (14/06/2011), zoals bedoeld in het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, gewijzigd bij decreet van 13 februari 2004, hoofdstuk IV – Behoud van erfgoedlandschappen. Het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 tot bepaling van nadere regels voor de zorgplicht betreffende definitief aangeduide ankerplaatsen en erfgoedlandschappen, dat uitvoering geeft aan artikel 26 en 29, §2 van genoemd decreet, wordt van toepassing na definitieve goedkeuring. Een opvallend element of baken in het landschap is de ’s Hertogendijk. Zeer typerend voor de ligging van deze ‘overgangspolders’ is dat men over een relatief korte afstand de overgang van polders naar Kempen kan ervaren. Deze overgang komt duidelijk tot uiting in de perceelsstructuur: in het eigenlijke poldergebied zijn de percelen blokvormig, terwijl op de overgang naar de Kempen (gedeelte op gemeente Kapellen) de percelering eerder langwerpig is. In het noordoosten aansluitend op de Antitankgracht met de Schans van Smoutakker, is dit poldergebied in en om Stabroek deel van een cluster van waardevolle landschappen in het noordwesten van de provincie Antwerpen. Het gebruik is intensief in functie van de landbouw en kent een zeer hoge waardering. De invulling wordt gedomineerd door akkerland en in mindere mate (intensief) grasland. De landbouwbedrijven op de poldergronden rond Stabroek) kennen een sterk profiel en er is een beperkte afname van het aantal bedrijven. Het Land van Stabroek krijgt op de landbouwtyperingskaart een hoge tot zeer hoge landbouwkundige waardering. Van het agrobusinesscomplex zijn de volgende ontwikkelingssturende elementen van belang :
afzet- en toeleveringsfaciliteiten: zuivelbedrijf ‘De Polder’, vleesverwerkingsbedrijf, voedingsdistributeur voor de havenbedrijven, (invries)kruidenbedrijf.
thuisverkoop (hoevezuivelaars);
landbouwschool in Stabroek.
Op het niveau van de afbakeningsregio vormt het Land van Stabroek globaal één samenhangend agrarisch gebied. Op lokaal niveau onderscheiden we in het Land van Stabroek drie ruimtelijk gescheiden gebieden (het agrarisch gebied ten noorden van Zandvliet, te Stabroek en te Berendrecht), waarvan dat in Stabroek het grootste en meest waardevolle is voor de landbouw.
2 Doelstelling van het voorgenomen plan De doelstelling van het deelplan ‘Ettenhovense polder’ van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening zeehavengebied Antwerpen’ is het herbevestigen van het ‘agrarisch gebied’ in de Ettenhovense polder en het instellen van een ‘bouwvrij agrarisch gebied’. Daarnaast heeft het deelplan tot doel om het bestaande en vergunde vliegveld voor recreatie- en scholingsvliegen te bevestigen op de plaats waar het gesitueerd is. Hiertoe wijzigt het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan de bestemming ‘recreatiegebied’ naar ‘gebied voor recreatievliegen’, welke het huidige gebruik is. Het betreft een kleinschalig recreatief vliegveld met momenteel een vloot van 6 eenmotorige vliegtuigen en ULM’s. Het is in principe alle dagen geopend bij gunstige weersomstandigheden, de meeste
Ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00202_00001 afbakening zeehavengebied Antwerpen
Bijlage VI Milieueffectenrapportage 1
Provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen - gemeenten Antwerpen, Stabroek, Zwijndrecht, Beveren en Sint-Gillis-Waas
activiteiten vinden plaats tijdens het weekend. Er worden opleidingen gegeven, en het terrein is eveneens voorzien voor para-drops. Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening zeehavengebied Antwerpen’ zal bestemmingswijzigingen van gebieden omvatten die aan deze doelstelling voldoen.
3 Reikwijdte van het voorgenomen plan De reikwijdte van het voorgenomen plandeel strekt zich uit tot de nodige bestemmingswijzigingen om de in de toelichtingsnota van het rup beschreven visie uitvoerbaar te maken: zie toelichtingsnota pp. 30 en verder, hoofdstuk 3.2.3. Positionering van het deelplan in de ruimtelijke visie voor landbouw natuur en bos in de buitengebiedregio Antwperse Gordel – Klein-Brabant. In hoofdlijnen zal het voorgenomen plandeel agrarische gebieden differentiëren in agrarisch gebied en bouwvrij agrarisch gebied. Het plandeel zal ook bestemmingsvoorschriften bevatten voor het bestendigen van de bestaande vergunde activiteiten inzake recreatievliegen.
4 Beschrijving en inschatting van de mogelijke milieueffecten van het voorgenomen plan Plannen die volgens het plan-MER-decreet van 27 april 2007 van rechtswege onderwerpen moeten worden aan een planmilieueffectenrapportage zijn: -
plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is ten aanzien van speciale beschermingszones (art. 36ter natuurdecreet);
-
plannen die tegelijkertijd (1) een kader vormen voor de toekenning van vergunningen voor projectmerplichtige activiteiten (volgens bijlage I en II BVR 10.12.2004), (2) niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau of geen kleine wijziging inhouden en (3) betrekking hebben op landbouw, bosbouw, (…) en ruimtelijke ordening.
Het voorgenomen plan is in hoofdzaak gericht op het behoud van de onbebouwde open ruimte voor landbouw en het bestendigen van de bestaande activiteiten inzake luchtrecreatie. Aangezien een alternatievenonderzoek uitgevoerd werd in de Achtergrondnota natuur voor het Strategisch Plan voor de Haven van Antwerpen, is het niet noodzakelijk dit proces hier te herhalen. Uit dit alternatievenonderzoek bleek dat voor het plangebied van de Ettenhovense Polder slechts beperkte instandhoudingsdoelstellingen voor het bereiken van de gunstige staat van instandhouding van de vogelsoorten in dit Vogelrichtlijngebied geformuleerd worden (5 koppels Blauwborst). Het bevestigen van de agrarische bestemming in dit plangebied is bijgevolg zowel op vlak van locatie als inrichting het meest redelijk en meest realistisch. In de plan-Mer voor het Strategisch plan voor de Haven van Antwerpen en in de Achtergrondnota Natuur werd reeds een wetenschappelijk verantwoorde analyse en evaluatie van de te verwachten gevolgen voor mens en milieu gemaakt. De herbestemming van de Ettenhovense polder betreft een bevestiging van de bestaande bestemming: - aangezien het bouwvrij agrarisch gebied betreft, worden geen nieuwe stedenbouwkundige activiteiten vergunbaar gemaakt; - er wordt geen wijziging van de totale bodemafdekking voorzien; - het voorgenomen GRUP heeft enkel tot doel de bestaande stedenbouwkundige toestand te bevestigen. Voor wat het Vogelrichtlijngebied ‘Schorren en Polders van de Beneden-Schelde’ betreft, wordt verwezen naar de ‘passende beoordeling’. Gelet op de doelstelling van het plan kan gesteld worden dat geplande bestemmingswijzigingen worden doorgevoerd om een aangepast beheer in de zin van de speciale beschermingszone mogelijk te maken en dat dus bijgevolg gesteld kan worden dat er geen betekenisvolle aantasting van de soorten en habitats van deze speciale beschermingszones kan zijn. Er kan gesteld worden dat het om een ‘kleine wijziging’ gaat in de zin van art. 4.2.3 § 2 van het plan-MERdecreet. Het gaat om die gebieden waarvan de huidige bestemming in de plannen van aanleg hernomen
Ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00202_00001 afbakening zeehavengebied Antwerpen
Bijlage VI Milieueffectenrapportage 2
Provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen - gemeenten Antwerpen, Stabroek, Zwijndrecht, Beveren en Sint-Gillis-Waas
wordt of om gebieden waarvan de herbestemming activiteiten zal toelaten die reeds vergunbaar waren bij de bestemming in huidige de plannen van aanleg: -
De agrarische gebieden die in het ruimtelijk uitvoeringsplan opgenomen worden, hebben thans deze bestemming reeds in de bestaande plannen van aanleg.
-
Het gebied voor recreatievliegen heeft een algemene recreatiebestemming in de bestaande plannen van aanleg. Deze activiteiten vinden plaats binnen de randvoorwaarden van de afgeleverde milieu- en stedenbouwkundige vergunningen.
Voor deze gebieden wijzigt de bestemming niet en zijn er bijgevolg geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten ten opzichte van het niet uitvoeren van het plan (het zgn. 0-alternatief). In onderstaande screening zullen de mer-disciplines ‘bodem’, ‘water’, ‘fauna en flora’, ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’, ‘lucht’, ‘geluid’ en ‘mens’ besproken worden. Voor de overige disciplines geldt: -
‘energie- en grondstoffenvoorraden’, ‘licht’ en ‘stoffelijke goederen’: Deze disciplines zijn niet relevant binnen voorliggend plan en voorgenomen doelstellingen
-
‘biodiversiteit’, ‘atmosfeer’ en ‘klimatologische factoren’: Gezien de doelstellingen van voorliggend plan kunnen geen significant negatieve milieueffecten voor deze disciplines verwacht worden. Hier wordt ook verwezen naar de ‘passende beoordeling’.
Om aan te tonen dat voor het voorgenomen plan verder geen significante negatieve milieueffecten heeft voor de disciplines ‘fauna en flora’, ‘landschap’ en ‘mens-ruimtelijke ordening’ en derhalve geen plan-MER behoeft in de zin van artikel 4.2.3 § 3 van het plan-MER-decreet wordt voor de verschillende planonderdelen een antwoord op drie vragen gegeven: 1. In welke mate verschilt het voorgenomen plan van het huidig geldend plan, is het voorgenomen plan kader voor bijlage I/II projecten of is een passende beoordeling vereist? 2. Hoe gaat het voorgenomen plan om met de bestaande (referentie-) toestand? 3. Kan het voorgenomen plan aanleiding geven tot significante milieueffecten in de mer-disciplines ‘fauna en flora’, ‘landschap’, ‘mens-ruimtelijke ordening’, ‘mens-gezondheid en veiligheid’ en ‘geluid en trillingen’? A.
Wijziging van agrarisch gebied naar bouwvrij agrarisch gebied
A.1 De agrarische gebieden worden gedifferentieerd in functie van de bebouwingsmogelijkheden. De bebouwingsmogelijkheden worden beperkt omwille van de landschappelijke kwaliteit van de gebieden. Bestaande gebouwen en landbouwzetels zullen niet worden opgenomen in dit bouwvrij gebied en rond de bestaande landbouwzetels zullen uitbreidingsperimeters worden gelaten (die niet worden omgezet naar bouwvrij gebied) rekening houdend met de gebiedsspecifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ecologische waarde…), de bouwfysische geschiktheid en de landbouweconomische haalbaarheid. De doelstelling van deze wijzigingen is dus om de bestaande ruimtelijke kenmerken te bestendigen zonder het economisch gebruik van het landbouwgebied in het gedrang te brengen. Deze onderdelen van het voorgenomen plan vormen dus geen kader voor bijlage I/II-projecten. Voor de passende beoordeling wordt verwezen naar hoofdstuk 6 van voorliggende nota. A.2 Voor de wijziging naar bouwvrij agrarisch gebied wordt uitgegaan van de bestaande toestand. Het is de bedoeling om de bestaande onbebouwde ruimte te beschermen, zonder het huidig ruimtelijk functioneren van aanwezige landbouwers aan te tasten. A.3 Het plan voorziet dat een belangrijk deel van het gebied niet bebouwd kan worden. Daarmee wordt en positief effect beoogd ten aanzien van de disciplines ‘fauna en flora’ en ‘landschap’. Gezien rekening gehouden wordt met het economisch gebruik van het landbouwgebied kan gesteld worden dat er ook geen significante effecten zullen zijn binnen de discipline ‘mens-ruimtelijke ordening’. Behoud van het bouwvrij karakter is ook in overeenstemming met de veiligheidsregels rond luchthavens en kan beschouwd worden als een milderende maatregel ten aanzien van mogelijke geluidshinder in de omgeving van de luchthaven.
Ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00202_00001 afbakening zeehavengebied Antwerpen
Bijlage VI Milieueffectenrapportage 3
Provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen - gemeenten Antwerpen, Stabroek, Zwijndrecht, Beveren en Sint-Gillis-Waas
B.
Wijziging van KMO-zone naar bouwvrij agrarisch gebied
B.1 Het centraal in het gebied gelegen “gebied voor ambachtelijke bedrijven en gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen” wordt omgezet in bouwvrij agrarisch gebied. Het gebied wordt momenteel niet ingevuld volgens de bestemming. De doelstelling van deze wijzigingen is om de bestaande toestand te bestendigen en het gebied niet effectief te ontwikkelen als KMO-gebied. Dit onderdeel van het voorgenomen plan vormt dus geen kader voor bijlage I/II-projecten. B.2 Voor de wijziging naar bouwvrij agrarisch gebied wordt uitgegaan van de bestaande toestand. Achtereenvolgende aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen werden geweigerd omwille van de ligging in de open polder en de moeilijke ontsluiting. B.3 Het plan voorziet dat het gebied niet meer ingevuld kan worden als KMO-zone en tevens bouwvrij wordt. Daarmee wordt en positief effect beoogd ten aanzien van de disciplines ‘fauna en flora’ en ‘landschap’. Het niet opnieuw ontwikkelen van de KMO-zone is ondersteunend voor een meer kerngericht ruimtelijke ordeningsbeleid. De bescherming van de open ruimte wordt positief beoordeeld ten aanzien van de discipline ‘mens-ruimtelijke ordening’. Ten aanzien van ‘mens-gezondheid en veiligheid’ en ‘geluid en trillingen’ worden positieve effecten verwacht. Aanvullend Het GRUP beoogt door het bouwvrij houden van het grootste deel van het plangebied. Dit is een verbetering t.a.v. de milieueffecten t.o.v. de bestaande toestand. Volgende aandachtspunten werder verder vanuit de huidige toestand van het milieu onderzocht; - bodem: het plangebied situeert zich niet in een gebied met kwetsbare bodems. Er is geen wijziging t.a.v. vergunbaarheid van activiteiten met een negatieve impact op de aard, omvang en diepte van de mogelijke werken in en op de bodem (afdekking, vergraving, aandrukking, …) of op het bodemgebruik. - water: Conform het decreet betreffende het integraal waterbeleid dd. 18/7/2003 dient een toets gedaan te worden op het risico tot overstroming (ligging al dan niet in MOG/ROG-gebieden) en waterproblemen als gevolg van de nabijheid van waterlopen. In het kader van het plan-MER ‘over het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen in haar omgeving’ vormde water een van de te onderzoeken toetsen milieudisciplines en werd een watertoets opgesteld. Hieronder worden de conclusies van deze watertoets meegegeven. Het GRUP situeert zich in effectief overstromingsgevoelig gebied, risicozone voor overstromingen, natuurlijk overstromingsgebied en recent overstroomd gebied. Er is geen wijziging t.a.v. vergunbaarheid van activiteiten met een negatieve impact op het watersysteem (waterlopen, oppervlaktewater, grondwater, infiltratie in bodem, overstromingsgebieden,…). Bovendien wordt door de bevestiging van het agrarisch gebied de opvangcapaciteit van het gebied niet gewijzigd. Het betreft namelijk een ingedijkt gebied (polder) waardoor de waterafvoer en opvangcapaciteit gecontroleerd kan verlopen door de waterbeheerder. In de voorschriften van het GRUP worden tenslotte maatregelen vastgelegd die nodig of nuttig zijn voor het waterbeheer mogelijk gemaakt en wordt het grootste deel van het plangebied bouwvrij gehouden; er is dus geen bijkomende impact t.a.v. het watersysteem. - Fauna en flora: Binnen het GRUP is de voornaamste waardering volgens de BWK; complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen. De waardevolle elementen betreft vooral bermen, perceelsranden, stroken ... met elementen van rietkragen. Daarnaast is het een belangrijk pleistergebied voor eenden en steltlopers. Het instellen van het bouwvrij karakter van het open gebied is in dat opzicht een gunstige maatregel Er zal t.a.v. de natuurwaarden ten minste een stand-still bereikt worden. De beoordeling met betrekking tot Natura-2000: zie ‘passende beoordeling’. - Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: volgens de landschapsatlas is het gebied waardevol vanwege zijn natuurwetenschappelijke waarde, historische waarde, esthetische waarde en ruimtelijkstructurerende waarden. Aandachtspunten zijn: a) Het behoud van het open agrarisch ontginningslandschap met langgerekte tot blokvormige percelen b) Het behoud van het historisch wegenpatroon en afwateringsstelsel c) Het passend beheer van de zandwegen met bijhorende bermen
Ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00202_00001 afbakening zeehavengebied Antwerpen
Bijlage VI Milieueffectenrapportage 4
Provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen - gemeenten Antwerpen, Stabroek, Zwijndrecht, Beveren en Sint-Gillis-Waas
-
d) Het natuurvriendelijk beheer van de afwateringsgrachten en waterlopen (Kleine Watergang, Sint Jacobsloop, ’s Hertogendijkse Beek, Bunderbeek, Ettenhovense Beek) met bijhorende oeverkanten e) Het behoud van oude dijkstructuren : ’s Hertogendijk en Bunderdijk f) Het beheer van de plaatselijke KLE’s (houtkanten, bomenrijen, rietkragen), met waar mogelijk een herstel van afgetakelde eenheden g) Het onderhoud en beheer van het bouwkundig erfgoed uit Inventaris Bouwkundig erfgoed h) In de potentiële archeologische zones, in het bijzonder bij de plaggenbodems aan de noordoostzijde ter hoogte van dorpskern van Stabroek en bij de oude hoevesites dient bij elke beheersingreep in de bodem een archeologische controle uitgevoerd te worden. Aangezien dit open karakter bewaard blijft in het GRUP, worden er geen effecten t.a.v. het landschap verwacht. Herbevestigen van de bestaande agrarische bestemming naar ‘bouwvrij agrarisch gebied’ geen bijkomende effecten m.b.t. de landschapswaarden maar heeft zelfs een versterkend effect. Lucht: het herbevestigen van de bestaande agrarische bestemming heeft geen bijkomende effecten m.b.t. de luchtkwaliteit in en in de omgeving van het gebied. Geluid: het herbevestigen van de bestaande agrarische bestemming heeft geen bijkomende effecten m.b.t. de geluidsgevoelige receptoren in en in de omgeving van het gebied. Mens: het herbevestigen van de bestaande agrarische en recreatieve bestemming heeft geen bijkomende effecten m.b.t. de ruimtelijk functionele aspecten, de mobiliteit of op nabijgelegen Sevesoinrichtingen. C.
Wijziging van recreatiegebied naar gebied voor recreatievliegen
C.1 Het in het gebied voorziene recreatiegebied wordt uitsluitend voorbehouden voor de uitbating van recreatievliegen. Het wordt bovendien gedifferentieerd naar bebouwingsmogelijkheden. De bebouwingsmogelijkheden worden beperkt omwille van de landschappelijke kwaliteiten. De start- en landingsbaan kan binnen het plangebied niet uitgebreid worden tot meer dan 800m zodat het plan geen kader vormt voor bijlage I/II projecten. Voor de passende beoordeling wordt verwezen naar hoofdstuk 6 van voorliggende nota. C.2 Voor de differentiatie van het recreatiegebied naar bebouwing en verfijndere functie wordt uitgegaan van de bestaande toestand. Een recente afgeleverde stedenbouwkundige vergunning heeft een actuele situatie van de mogelijkheden bepaald. Er wordt hierbij met het plan zoveel mogelijk bij aangesloten. Parkeren en ontsluiting zijn gericht op de Dijkstraat. C.3 Het plan voorziet dat het recreatiegebied beperkt kan ingevuld worden. Het behoud van de bestaande toestand is het uitgangspunt. De bestaande activiteiten vinden plaats binnen de randvoorwaarden van de voor deze activiteiten afgeleverde milieuvergunning (05/10/2009). Hierin worden voorwaarden opgelegd in relatie tot waterkwaliteit en afvalwaterlozing, opslag van brandstoffen, en maatregelen om hinder te voorkomen voor de omgeving. Door geen extra ontwikkelingsmogelijkheden te bieden is er geen bijkomend ruimtebeslag en wordt een positief effect beoogd ten aanzien van de disciplines ‘fauna en flora’ en ‘landschap’. Behoud van het vliegveld voor recreatie, zonder mogelijkheid om te evolueren naar burgerluchtvaart wordt positief beoordeeld ten aanzien van de discipline ‘mensruimtelijke ordening’. Afwikkeling van het verkeer kan via de A12 die een afrit heeft ter hoogte van de Dijkstraat en richting hoofdwegennet N114 zonder de woonkernen te belasten. De verkeersstroom verbonden aan de uitbating van het vliegveld situeert zich maximaal rond de 50 voertuigen (tijdens de weekends in de zomer), waarvoor ruimte beschikbaar is binnen de zone voor gebouwen en verharde parkeerplaatsen. De veiligheid van de inrichting van het vliegveld is naar aanleiding van de stedenbouwkundige vergunning beoordeeld door de federale Overheidsdienst Mobiliteit, Vervoer en luchtvaart die in functie daarvan mede de hoogte van de gebouwen beoordeelt. In functie van geluid worden binnen de milieuvergunning randvoorwaarden opgelegd ten aanzien van de vlieghoogte boven de kernen van Stabroek en Hoevenen en ten aanzien van vlieguren. Aanvullend Volgende aandachtspunten vanuit de huidige toestand van het milieu werden onderzocht; - bodem: het plangebied situeert zich niet in een gebied met kwetsbare bodems. Er is geen wijziging t.a.v. vergunbaarheid van activiteiten met een negatieve impact op de aard, omvang en diepte van de Ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00202_00001 afbakening zeehavengebied Antwerpen
Bijlage VI Milieueffectenrapportage 5
Provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen - gemeenten Antwerpen, Stabroek, Zwijndrecht, Beveren en Sint-Gillis-Waas
-
-
-
-
-
mogelijke werken in en op de bodem (afdekking, vergraving, aandrukking, …) of op het bodemgebruik. Via de lopende milieuvergunning zijn voorwaarden opgenomen om bodemverontreiniging te voorkomen door opslag van brandstoffen (gebruik dubbelwandige tanks). water: waterbeheersing is een ondergeschikte functie in dit gebied. De bestemming bestendigt het grotendeels onverharde karakter van dit gebied. Er worden geen wijzigingen in de lokale waterhuishouding of bijkomende afvalwaterstromen verwacht. Het GRUP wijzigt niets aan het beoordelingskader voor de milieuvergunning wat dit aspect betreft. Via de lopende milieuvergunning zijn voorwaarden opgenomen voor de lozing van afvalwater (maximumdebiet en kwaliteit gekoppeld aan doelstellingen van het ontvangend oppervlaktewater). Fauna en flora: Binnen het GRUP is de voornaamste waardering volgens de BWK. : biologisch minder waardevol zeer soortenarm grasland gelegen in een complex van minder waardevolle en waardevolle elementen (bermen, perceelsranden en stroken met elementen van rietkragen). De bestemming brengt hier geen wijzigingen in aan. Aansluitend op andere poldergebieden in de Scheldevallei, vertegenwoordigen de polders van Stabroek ook een belangrijke functie als broed- en overwinteringsgebied voor talrijke vogelsoorten. Deze problematiek wordt behandeld in de ‘passende beoordeling’. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: volgens de landschapsatlas is het gebied waardevol vanwege zijn open karakter. Aangezien dit open karakter bewaard blijft in het GRUP, worden er geen effecten t.a.v. het landschap verwacht. Herbevestigen van de bestaande functie heeft door het bouwvrij karakter geen bijkomende effecten m.b.t. de landschapswaarden. Hier is het van essentieel belang dat de landingsbaan in gras blijft en dat de gebouwen aan de Dijkstraat geconcentreerd blijven. Lucht: het opnemen van het gebied voor recreatievliegen heeft geen bijkomende effecten m.b.t. de luchtkwaliteit in en in de omgeving van het gebied, gelet op het kleinschalige karakter. Geluid: Het starten en landen van vliegtuigen en helikopters kan geluidshinder veroorzaken. Volgende maatregelen gelden om hinder naar omwonenden te voorkomen : in de vliegcircuits opgenomen in het Vliegveldhandboek zijn de woonkernen van Stabroek, Hoevenen en Kapellen opgenomen als te mijden zones. Het aspect fauna wordt behandeld bij de ‘passende beoordeling’. Mens: het herbevestigen van de bestaande recreatieve bestemming heeft geen bijkomende effecten m.b.t. de ruimtelijk functionele aspecten, de mobiliteit of op nabijgelegen Seveso-inrichtingen. De beperkte verkeersstroom die verbonden is aan de uitbating van het vliegveld wordt opgevangen door enerzijds de A12, anderzijds de N 114.
Ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00202_00001 afbakening zeehavengebied Antwerpen
Bijlage VI Milieueffectenrapportage 6
Provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen - gemeenten Antwerpen, Stabroek, Zwijndrecht, Beveren en Sint-Gillis-Waas
Figuur 01: Ettenhovense Polder: aanduiding ankerplaats volgens de landschapsatlas (AGIV februari 2011)
Figuur 02: Ettenhovense Polder: biologische waarderingskaart (AGIV februari 2011)
Figuur 03: Ettenhovense Polder: ecosysteemkwetsbaarheidskaart (AGIV februari 2011)
Ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00202_00001 afbakening zeehavengebied Antwerpen
Bijlage VI Milieueffectenrapportage 7
Provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen - gemeenten Antwerpen, Stabroek, Zwijndrecht, Beveren en Sint-Gillis-Waas
Figuur 04: Ettenhovense Polder: bodemkaart (AGIV februari 2011)
Figuur 05: Ettenhovense Polder: recent overstromingsgebied en risicozones voor overstroming (versie 2006) (AGIV februari 2011)
Figuur 06: Ettenhovense Polder: waterkwaliteit (AGIV februari 2011)
Ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00202_00001 afbakening zeehavengebied Antwerpen
Bijlage VI Milieueffectenrapportage 8
Provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen - gemeenten Antwerpen, Stabroek, Zwijndrecht, Beveren en Sint-Gillis-Waas
5 Passende beoordeling 5.1
Passende beoordeling voor de herbevestiging van het ‘agrarisch gebied’ en het instellen van ‘bouwvrij agrarisch gebied’ in de Ettenhovense polder
Het gebied ‘Ettenhovense Polder’ (403 ha) maakt deel uit van het Vogelrichtlijngebied ‘Schorren en Polders van de Beneden-Schelde’ (5.600 ha). Dit planonderdeel bevestigt de agrarische bestemming van dit deelgebied. In functie van de ‘Achtergrondnata Natuur’ werden specifieke doelstellingen opgesteld voor dit deelgebied (Van Hove et al, 2004), die samen met deze voor de overige deelgebieden’ de goede staat van instandhouding voor dit Vogelrichtlijngebied moeten garanderen. Gelet op de beperkte omvang van dit deelgebied en de geïsoleerde ligging ten opzichte van de rest werden beperkte doelstellingen vooropgesteld. Voorwaarde voor het behalen van een goede staat van instandhouding van dit SBZ is de integrale uitvoering van de natuurinrichtingsmaatregelen zoals opgenomen in de achtergrondnota Natuur, die deel uitmaken van het GRUP van het strategisch plan voor de haven. Voor de broedvogels is beroep gedaan op de kartering van de broedvogelatlas (INBO, Vermeersch et al, 2004). Voor de bepaling van de IHD worden enkel aandachtssoorten meegenomen. Dit zijn alle bijlage I soorten, bijzondere broedvogels voor Vlaanderen, winter-watervogels en rode lijstsoorten (zie Van Hove et al 2004). Voor de Ettenhovense polder houdt dit in dat een kwalitatieve analyse gebaseerd wordt op blauwborst, boompieper, graspieper, patrijs, roodborsttapuit en veldleeuwerik. De kwantitatieve analyse wordt enkel uitgevoerd op bijlage I soorten en de soorten die de 5% norm overschrijden. Dit is enkel de blauwborst. Samenvattend werden volgende kwantitatieve doelstellingen voor vogels berekend in deze nota. Tabel II.4.2.1. Ettenhovense polder: kwantitatieve instandhoudingsdoelstellingen voor broedende soorten Soort Prioriteit In stand te houden populatie (broedparen) Blauwborst nv 5 Deze soort is gebonden aan moerassige gebieden en halfopen landschappen, maar zwermt in gebieden met hoge densiteiten uit naar open zones waar waterlopen met ruigtes en opgaande vegetatie aanwezig zijn. Dit is het geval in de Ettenhovense polder, die doorsneden wordt door verschillende waterlopen en sloten, en die nabij één van de Vlaamse kerngebieden voor deze soort ligt (Kuifeend). De bevestiging als agrarisch gebied voor sterk grondgebonden landbouw, waarbij het open landschap behouden en versterkt wordt door het bouwvrij karakter, met aandacht voor het natuurtechnisch beheer van de sloten, waterlopen, rietkragen, ruigtes, … legt naar verwachting geen hypotheek op de verdere instandhouding van de beperkte populatie blauwborst die als doel gesteld werd, noch op de rol die het gebied vervult als pleisterplaats van regionaal belang voor eenden en steltlopers. Bovendien stellen we vast dat de bebouwing momenteel geconcentreerd is aan de rand van het gebied langs de noordoostelijke straat Ettenhoven en het plan toekomstige bebouwing weert, wat zal bijdragen aan een goede staat van instandhouding van de akker- en weidevogels. Onder voorwaarde van opname van onderstaande beperkingen in de verordenende stedenbouwkundige voorschriften voor Rechteroever voor het deelgebied Ettenhovense polder I. het behoud het open karakter van het landschap in de Ettenhovense polder in functie van grondgebonden landbouw; II. het behoud van het hydrologisch patroon en de hiervan afhankelijke kleine landschapselementen (sloten, rietkragen, ruigtes, … ) en het natuurtechnisch beheer ervan; III. inachtname van de algemene beschermingsmaatregelen uit het natuurdecreet en i.h.b. art 36 ter van dit decreet voor alle activiteiten in het volledige plangebied; zal een bevestiging van de agrarische bestemming geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van dit deelgebied van de speciale beschermingszone veroorzaken. besluit
Er worden geen effecten verwacht van de herbevestiging als agrarisch gebied op de andere Natura-2000 gebieden die in de nabijheid liggen zoals de Kuifeend, vanwege de ruimtelijk geïsoleerde ligging van beide gebieden ten opzichte van mekaar. De landbouwactiviteiten hebben geen verstorende impact op de doelen voor de nabijgelegen Natura-2000 gebieden.
Ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00202_00001 afbakening zeehavengebied Antwerpen
Bijlage VI Milieueffectenrapportage 9
Provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen - gemeenten Antwerpen, Stabroek, Zwijndrecht, Beveren en Sint-Gillis-Waas
5.2
Passende beoordeling voor de wijziging van recreatiegebied naar gebied voor recreatievliegen
A Vogelrichtlijngebieden en soorten van bijlage I van de Vogelrichtlijn
De uitbating van het vliegveld brengt activiteiten met zich mee, die verstorend kunnen werken wanneer vogelrijke gebieden op lage hoogte overvlogen worden. De ‘circuit runways’ van het vliegveld gaat over de A12 nabij het Vogelrichtlijngebied de Kuifeend, net ten westen van de Grote Kreek en de binnenweilanden van de Kuifeend. Hier is interferentie mogelijk. Ook de polder zelf, met zijn functie als pleisterplaats van regionaal belang voor eenden en steltlopers kan invloed van verstoring ondervinden. Toets Ettenhovense Polder : naar de doelstellingen voor broedparen van Blauwborst is geen verstoring door vliegverkeer bekend in het gebied of te verwachten. De functie die het gebied uitoefent als pleisterplaats voor eenden en steltlopers kan lokaal verstoord worden door het uitoefenen van vliegactiviteiten. Voor de broedplaats voor zwartkopmeeuwen zijn effecten mogelijk. Toets Kuifeend : De kwantitatieve doelstellingen voor broedparen voor de Kuifeend gelden voor volgende soorten :
Bruine Kiekendief
Rietzanger
Blauwborst
Roerdomp
Bergeend
Krakeend
Voor niet-broedende soorten werden er goedgekeurd voor de volgende :
Krakeend
Slobeend
Kleine zwaan
Wilde zwaan
De eenden, zwanen, reigers en roofvogels zijn gevoelig voor verstoring door laagvliegend luchtverkeer (ref Bestaand gebruik kleine luchtvaart en beheerplannen Natura 2000, Bureau Waardenburg bv, 07/02/2011). Om conflicten met de doelstellingen in het kader van Natura-2000 te vermijden worden volgende maatregelen genomen : 1. Opname van volgende bijkomende bepalingen vanaf 01/11/2011 in het ‘vliegveldhandboek’ dat van toepassing is voor Hoevenen : a. aanduiding van de gebieden Kuifeend en binnenmoeras, Grote Kreek, wachtboezems verlegde Schijns en Zwartkopmeeuwenbroedplaats, als te vermijden zone’s., zowel voor vliegtuigen als voor helikopteroefeningen. b. Opname van een aanbevolen vlieghoogte van 1000 ft boven deze zone’s bij landen en opstijgen vanop het vliegveld. 2. Opname van deze zone’s in de ‘Aeronautical Information Publication’ van Belgocontrol (datum opgevraagd bij DG Luchtvaart), van toepassing voor alle vliegverkeer, onder punt 5.6 ‘Bird migration and areas with sensitive fauna’;
Ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00202_00001 afbakening zeehavengebied Antwerpen
Bijlage VI Milieueffectenrapportage 10
Provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen - gemeenten Antwerpen, Stabroek, Zwijndrecht, Beveren en Sint-Gillis-Waas
Bij het opstijgen en landen van vliegtuigen of helikopters kan er nog een verstoring optreden van pleisterende vogels in de polder. Op basis van de huidig beschikbare informatie leidt dit vanwege het tijdelijke en lokale karakter ervan niet tot betekenisvolle effecten, aangezien er in die gevallen voldoende ruimte tot uitwijken beschikbaar is. Onder deze voorwaarden worden door de bestemming van recreatiegebied naar gebied voor recreatievliegen geen negatieve effecten op het vlak van fauna en flora verwacht. Er is geen wijziging t.a.v. vergunbaarheid van activiteiten met een negatieve impact op de fauna en flora in het gebied. Er zal t.a.v. de natuurwaarden ten minste een stand-still bereikt worden. B soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn
Het betreft een aantal soorten vleermuizen die mogelijk in het gebied fourageren. Aangezien vleermuizen nachtactief zijn, en er enkel overdag gevlogen wordt, is er door de aanduiding van het gebied voor recreatievliegen geen verstoringsimpact of habitatverlies te verwachten voor deze groep. besluit
Uit de herbestemming van het gebied voor recreatievliegen art R21 is fysisch geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszone te verwachten indien bij de verordenende bepalingen opgenomen wordt dat niet enkel het overwegend onbebouwde maar ook het onverharde karakter behouden blijft . Er worden dan geen habitats ingenomen of omgezet die van belang zijn voor de soorten waarvoor doelstellingen vooropgesteld werden.
6 Conclusie onderzoek tot milieueffectenrapportage De bestaande agrarische gebieden worden gedifferentieerd in functie van bebouwingsmogelijkheden. Het samengaan van al deze planonderdelen levert geen cumulatieve effecten op, aangezien deze allen dezelfde doelstelling hebben, namelijk het vrijwaren van de open ruimte voor landbouw, het in uitvoering brengen van de beheersmaatregelen voor deze speciale beschermingszone. Het hoger beschreven kader voor vergunningen van het voorgenomen plan wijzigt niet door het samengaan van de verschillende planonderdelen. De planonderdelen grenzen niet aan andere gewesten of landen. Er kan dus vanuit gegaan worden dat er geen grensoverschrijdende significante negatieve milieueffecten verwacht worden.
Ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00202_00001 afbakening zeehavengebied Antwerpen
Bijlage VI Milieueffectenrapportage 11
Provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen - gemeenten Antwerpen, Stabroek, Zwijndrecht, Beveren en Sint-Gillis-Waas
Dit planonderdeel is gericht op het behouden en versterken van de bestaande ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten. Het samengaan van de verschillende planonderdelen veroorzaakt geen ruimtelijke conflicten of bijkomende milieueffecten. Uit de doelstelling van het voorgenomen deelplan (herbestemming van de Ettenhovense Polder) en de beschrijving van de mogelijke activiteiten blijkt dat er geen wijzigingen optreden t.a.v. de vergunbaarheid van projecten uit de bijlagen I of II van het ‘besluit van de Vlaamse Regering houdende de vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage van 10 december 2004’. Het planonderdeel voor de Ettenhovense polder vormt geen kader voor een project van Bijlage I of Bijlage II. Daarom is, in uitvoering van artikel 4.2.5 van het decreet van 27 april 2007 houdende de wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM), voorafgaand aan de opmaak van dit deel van het ruimtelijk uitvoeringsplan geen plan-MER opgemaakt, maar een onderzoek tot milieueffectenrapportage gevoerd. Het onderzoek tot milieueffectrapportage concludeert dat bij de geplande inrichting van de Ettenhovense Polder geen aanzienlijke negatieve milieueffecten verwacht worden. Specifiek voor de herbestemming van het ‘recreatiegebied’ naar ‘gebied voor recreatievliegen’ ter hoogte van het bestaande vliegveld stelt het onderzoek dat: - het van essentieel belang is dat de landingsbaan in gras blijft en dat de gebouwen aan de Dijkstraat geconcentreerd blijven; - de woonkernen van Stabroek, Hoevenen en Kapellen in de vliegcircuits (opgenomen in het Vliegveldhandboek) zijn opgenomen als te mijden zones. Op 8/12/2011 keurde de dienst MER de bevindingen en de conclusie van dit onderzoek goed, zodat bijgevolg geen plan-MER moet opgemaakt worden. De resultaten van het onderzoek tot milieueffectrapportage kunnen geraadpleegd worden op www.mervlaanderen.be (nummer screeningsdossier OHPL1035).
Ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00202_00001 afbakening zeehavengebied Antwerpen
Bijlage VI Milieueffectenrapportage 12
Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL www.mervlaanderen.be
AANGETEKEND
Departement RWO Ruimtelijke Planning Koning Albert II-laan 19 bus 11 1210 BRUSSEL uw bericht van 14 november 2011
uw kenmerk email
ons kenmerk LNE/MER/OHPL1209/ 11/
vragen naar / e-mail Pascal Van Ghelue
[email protected]
telefoonnummer 02 553 80 76
Datum 8/12/2011
Betreft :
Bijlagen /
Onderzoek tot milieueffectrapportage: Gewestelijk RUP ‘Afbakening Zeehavengebied Antwerpen, deelgebied Ettenhovense Polder’ te Stabroek (OHPL1035). Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (D.A.B.M.), zoals aangepast door het decreet van 27 april 2007 (“plan-MER-decreet) en Besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s (“Plan-m.e.r.-besluit”) Beslissing
Geachte,
Met uw e-mail van 14 november 2011 (aangevuld met deze van 7 december 2011 van ANBAntwerpen) heeft u voor bovenvermeld plan overeenkomstig artikel 4.2.6.§1 van het plan-MERdecreet het screeningsdossier ingediend teneinde de dienst Mer te vragen een beslissing te nemen over de opmaak van een plan-MER. In de e-mail werd verwezen naar de relevante documenten welke downloadbaar zijn van de website grup.ruimtelijkeordening.be. Met de hierboven vermelde mail van 7/12/2011 werd ons een aangepaste en verbeterde versie van de screening voor dit deelplan bezorgd. Het dossier is onder het nummer OHPL1035 bij de administratie behandeld. Zoals in uw dossier aangegeven komt dit deelplan van het GRUP in aanmerking voor een onderzoek tot de milieueffectrapportage. Het screeningsdossier, opgenomen als bijlage VIb van de toelichtingsnota (i.e. het “verzoek tot raadpleging”), bevat de nodige informatie m.b.t. de relevante milieudisciplines. Het voorgenomen plan werd uiteraard besproken in de toelichtingsnota zelf. De screeningsnota werd samen met de stukken voor de plenaire vergadering ter advies verstuurd naar een door de initiatiefnemer opgemaakte selectie van adviesinstanties, incl. deze welke uitgenodigd werden voor de plenaire vergadering. De ontvangen adviezen werden toegevoegd aan het verslag van de plenaire vergadering dd. 28/10/2011. Deze uitgebrachte adviezen en de ons bezorgde aangepaste screeningsnota/reactienota n.a.v. deze adviezen bevatten geen elementen die ertoe strekken te kunnen concluderen dat het uitgevoerde onderzoek naar de aanzienlijkheid van de milieugevolgen onvolledig of onjuist zou zijn. Gezien het bovenvermelde kunnen wij concluderen dat het voorgenomen plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke milieugevolgen en dat de opmaak van een planMER niet nodig is.
1
Volgend aandachtspunt blijft relevant voor de verdere besluitvorming: •
In het screeningsdossier is aangegeven dat de lozing van afvalwater van de vliegveldinfrastructuur via de afgeleverde milieuvergunning (lozingsvoorwaarde) geregeld is. De initiatiefnemer van het plan maakt dan de redenering dat de effecten op waterkwaliteit daardoor niet aanzienlijk zouden zijn. Uit de beschrijving van de huidige toestand kan ook niet afgeleid worden of dit ook het geval is. Uitgaande van de gegevens van het maximaal aantal bezoekers (via de mobiliteitsgegevens: max. 50 pae per dag) schat de dienst Mer, alhoewel dat haar taak niet is, de vuilvracht op ongeveer 20 IE per dag (een advies van de VMM nav. de plenaire vergadering om dit te bevestigen ontbrak). De dienst Mer gaat er van uit dat de lozing gebeurt ofwel in de riolering, en dan is er geen effect, ofwel gedeeltelijk gezuiverd wordt zodat de waterlopen waarin dit water wordt geloosd minstens voldoet aan de basiswaterkwaliteit. Indien er niet geloosd wordt op de riolering of niet gezuiverd wordt dient er op aangedrongen te worden dat deze infrastructuur, gezien de bestendiging door dit RUP, zijn afvalwater behandelt in een individuele afvalwaterbehandeling alvorens het effluent geloosd wordt op het oppervlaktewater. We nemen wel aan dat een uitzonderlijke maximale lozing van 20 IE per dag op het oppervlaktewater hier niet voor aanzienlijke effecten zorgt.
De administratie zorgt ervoor dat de screeningsnota en deze beslissing voor het publiek raadpleegbaar is. De initiatiefnemer van dit RUP dient het screeningsdossier samen met deze beslissing te voegen bij het (voor)ontwerp van RUP. Wij vragen dit te doen uiterlijk voor de voorlopige vaststelling van het plan. De betrokken gemeentebesturen dienen via aanplakking op de aanplakplaatsen van de gemeente en via publicatie in het gemeentelijk infoblad te laten melden dat de screeningsnota en de beslissing geraadpleegd kunnen worden op de webstek van de dienst Mer: www.mervlaanderen.be en op het gemeentehuis. Deze beslissing van de dienst Mer doet enkel een uitspraak over de noodzaak tot opmaak van een plan-MER. Met de huidige beslissing wordt op geen enkele wijze afbreuk gedaan aan de beoordelingsruimte die het departement LNE heeft in het kader van de RUP-procedure, waarbij zij optreedt als adviserende instantie op het voorontwerp van RUP.
Hoogachtend,
Ann Theunissen Diensthoofd dienst Mer
2