Adviesrapport Het plattelandshuis op de kaart! Communiceren van nieuw beleid
Esther Dingerdis Studentnummer: 286772 Hanzehogeschool Groningen Instituut voor Communicatie en Media Groningen, 2 juni 2009
Het plattelandshuis op de kaart! Communiceren van nieuw beleid
Esther Dingerdis Hanzehogeschool Groningen Instituut voor Communicatie en Media Opdrachtgever Provincie Groningen Stagebegeleider Ryan Schepers Praktijkbegeleider Susanne Lemstra Groningen, 2 juni 2009
Het plattelandshuis op de kaart!
Samenvatting Ik heb de afgelopen maanden aan dit onderzoek gewerkt in opdracht van de provincie Groningen voor het plattelandshuis in Ten Boer. Het plattelandshuis Hoogeland wordt omschreven als een loket voor advies en begeleiding waar ideeën van mensen omgezet kunnen worden in projecten op het gebied van plattelandsontwikkeling. Zoals natuur en landbouw, maatschappelijke ontwikkelingen, ondernemerschap, cultuur, toerisme of recreatie. Het is de bedoeling dat het plattelandshuis een plek wordt van ontmoeting, uitwisseling en inspiratie om samen te gaan werken aan een levendig en vitaal platteland. Aanleiding van het onderzoek Vanuit de provincie is aangegeven dat de plattelandshuizen nauwelijks bezocht worden. Voor dit onderzoek is het daarom van belang dat duidelijk wordt welke communicatie ingezet kan worden om het plattelandshuis Hoogeland op de kaart te zetten. Het plattelandshuis Hoogeland is op 29 januari 2009 geopend en staat daarom nog in zijn kinderschoenen. In de provincie Groningen zijn nog twee andere plattelandshuizen, deze zijn gevestigd in Winschoten (Oost-Groningen) en in Grootegast (West-Groningen) en officieel geopend in november 2008. Het plattelandshuis is opgezet als project van LEADER, dit is een Europese subsidie voor specifieke gebieden in Europa en Noord-Groningen is een LEADER-gebied. Voor een goede afstemming van de regionale initiatieven en het vergroten van de betrokkenheid van lokale actoren bij de uitvoering (versterken bottom-up inbreng), speelt het plattelandshuis een belangrijke rol. Het plattelandshuis heeft bezoekers en gebruikers. Bezoekers zijn initiatiefnemers van projecten en kunnen bij het plattelandshuis terecht voor: • advisering en kennisuitwisseling. • een eerste indicatie over de haalbaarheid van een idee. • ondersteuning bij het ontwikkelen van projecten. • financiering van kleine initiatieven. • verwijzing naar experts en andere financieringsbronnen. Gebruikers van het plattelandshuis kunnen de volgende organisaties of projecten zijn: • LEADER Actiegroep Hoogeland. (LAG) • Provincie en gemeenten. • Vereniging Groninger Dorpen. • Stichting Hoogeland op de Kaart. • Diverse projecten. De probleemstelling die centraal staat tijdens dit onderzoek is als volgt geformuleerd: Welke communicatie kan worden ingezet om plattelandshuizen als nieuw beleid te communiceren, zodat het bekend raakt onder de burgers en zij weten wat een plattelandshuis voor hen kan betekenen? Aan de hand van de probleemstelling en verschillende onderzoeksvragen die zijn opgesteld, is een algemene doelstelling geformuleerd: De provincie binnen een tijdsbestek van vijf maanden voorzien van concrete adviezen over de manier waarop plattelandshuizen als nieuw beleid gecommuniceerd kunnen worden naar de burger, zodat het een plek wordt van ontmoeting, uitwisseling en inspiratie om samen te gaan werken aan een levendig en vitaal platteland. Methode van het onderzoek Een deel van het onderzoek wordt gedaan aan de hand van een steekproef. Er is een aselecte steekproef gehouden onder mensen woonachtig in het LEADER-gebied Hoogeland. Dit gebied bestaat uit de volgende gemeenten: De Marne, Bedum, Winsum, Eemsmond Loppersum, Appingedam, Ten Boer en Delfzijl.
Het plattelandshuis op de kaart! Deze resultaten worden gebruikt als een kapstok voor het onderzoek, want op deze manier wordt duidelijk hoe bekend of onbekend het plattelandshuis is onder deze mensen. Het onderzoek is grotendeels beschrijvend, maar gaat ook richting exploratief onderzoek, daarnaast bevat het onderzoek zowel desk- als fieldresearch. Naast het kwantitatief onderzoek is er ook kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Bij kwalitatief onderzoek wordt op basis van diepgaande gesprekken meningen onderzocht. Aan dit onderzoek hebben negen mensen meegewerkt. Er zijn tien mensen benaderd, maar één moest afvallen wegens ziekte. Dit deel van het onderzoek is uitgevoerd met behulp van diepte-interviews. Ik heb voor deze methode gekozen omdat er dan een tweezijdig gesprek wordt gevoerd en er dus ook doorgevraagd kan worden of om betekenis kan worden gevraagd als dingen onduidelijk zijn. Er zijn in totaal negen mensen geïnterviewd, maar wel allen met een verschillende functie. Zo zijn er drie programmamanagers geïnterviewd, twee gebruikers van het plattelandshuis Hoogeland, een gebruiker van het plattelandshuis in Oost-Groningen en het Westerkwartier en twee leden van de LEADER Actie Groep (LAG). Resultaten In het adviesrapport wordt in dit hoofdstuk eerst de resultaten van het kwantitatieve onderzoek gepresenteerd. Hieruit komt naar voren dat het plattelandshuis onder een groot deel van de ondervraagden onbekend is. Twee van de dertig ondervraagden kenden het plattelandshuis of had er wel eens van gehoord. Beide personen zijn via een artikel in de krant over de opening van het plattelandshuis, geïnformeerd over het bestaan ervan. Geen van deze ondervraagde mensen wist waarvoor ze terecht konden in het plattelandshuis. De resultaten van de diepte-interviews zijn met behulp van de deelvragen weergegeven. In het adviesrapport zijn de belangrijkste resultaten weergegeven. Wat naar voren komt in de resultaten is de betrokkenheid en draagvlak van het plattelandshuis en verwachtingen van de programmamanagers en gebruikers. Daarbij speelt de huidige en gewenste interne en externe communicatie ook een rol. Alle programmamanagers zijn vanaf het begin betrokken geweest bij de opzet van het plattelandshuis en hebben ook zelf geïnitieerd om een plattelandshuis in de regio te plaatsen. De synergie tussen gebruikers en kwaliteit bieden aan bezoekers vinden zij belangrijke punten om draagvlak te creëren. Voor het eerste jaar verwacht de programmamanager van Noord-Groningen dat er een aantal vaste gebruikers zijn, daarna hoopt hij dat mensen langzamerhand de weg weten te vinden en weten waarvoor ze terecht kunnen in het plattelandshuis om er uiteindelijk gebruik van te gaan maken. Hierbij vinden de programmamanagers van alle drie de plattelandshuizen naamsbekendheid genereren door algemene en gerichte publiciteit erg belangrijk. De LAG Hoogeland is volop in ontwikkeling. De kleine initiatieven lopen, dat heeft zich in voorgaande perioden al bewezen. De LAG is nu bezig om, als het gaat over plattelandsontwikkeling, vanuit een samenhangender beeld initiatieven te ondersteunen, zodat er meer lijn en structuur in komt. Daarnaast hebben de LAG-leden onderling contact met elkaar en vergaderen één keer per twee maanden, dan worden projecten die voor advies liggen en potentiële projecten besproken. De LAG vergadert nu nog op verschillende locaties, maar willen dit in de toekomst in het plattelandshuis gaan doen. In elk plattelandshuis hebben gebruikers een werkplek en hier zijn geen kosten aan verbonden. Elke gebruiker vertegenwoordigt een organisatie of project binnen het plattelandshuis. Alle gebruikers zijn het erover eens dat iedereen welkom is in het plattelandshuis, die iets wil op het gebied van plattelandsontwikkeling. Wel geven ze hierbij aan dat er een initiatiefnemer nodig is voor het project. De interne communicatie in de plattelandshuizen verloopt informeel: persoonlijk, via de telefoon of e-mail. Wel vinden alle gebruikers het belangrijk elkaar regelmatig te treffen, maar dit is moeilijk, doordat iedereen op verschillende dagen aanwezig is. Daarom zien de gebruikers in het
Het plattelandshuis op de kaart! plattelandshuis Hoogeland wel regelmatig overleg voor zich in de toekomst, wat in de andere twee plattelandshuizen al geregeld is. Daarnaast geven alle gebruikers aan dat er bij alle drie de plattelandshuizen nog weinig tot geen sprake is van externe communicatie. Wat mij het meest verbaasde naar aanleiding van de interviews is dat er geen communicatieplannen en doelstellingen zijn opgesteld voordat het plattelandshuis geopend werd. Conclusies Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten zijn de belangrijkste conclusies weergegeven. Hierin komt naar voren dat er bij de opzet van het plattelandshuis geen sprake is geweest van interactieve beleidsvorming, terwijl vanuit LEADER de bottom-up benadering centraal staat. Daarnaast is uit het onderzoek gebleken dat er bij de opzet van het plattelandshuis geen doelstellingen of communicatieplannen zijn opgesteld. Het blijkt dat het wel nodig is, want het plattelandshuis is nauwelijks bekend onder potentiële bezoekers en gebruikers. Daarnaast is de rol van de programmamanager onduidelijk voor de gebruikers en hierdoor weten ze niet waarvoor ze bij de programmamanager terecht kunnen. Van interne communicatie kan nog niet gesproken worden binnen de plattelandshuizen, want er zijn geen plannen ontwikkeld voor de communicatie met en tussen gebruikers en daarnaast is er ook niet over nagedacht hoe potentiële gebruikers naar het plattelandshuis getrokken kunnen worden en wie hiervoor dan verantwoordelijk is. Om draagvlak te creëren voor het plattelandshuis is het belangrijk eerst de interne communicatie op orde te hebben. Daarnaast is er weinig tot geen uitwisseling tussen de drie plattelandshuizen, maar de gebruikers geven aan dat zij hier wel behoefte aan hebben. Verder hebben zij aangegeven dat elke regio verschillend functioneert en een eigen dynamiek heeft. De gebruikers hebben ook aangegeven dat iedereen welkom is in het plattelandshuis, maar het is verstandig om een aantal doelgroepen te onderscheiden, zodat er gerichter gecommuniceerd kan worden. Voor de toekomst is het belangrijk een missie en visie te formuleren om eenduidigheid en richting te creëren. Aanbevelingen Naar aanleiding van de resultaten en conclusies zijn er acht aanbevelingen geformuleerd. Onder deze aanbevelingen zijn kort de implementatiemogelijkheden weergegeven. De aanbevelingen zijn als volgt geformuleerd: • Een missie en visie formuleren, dit is belangrijk om eenduidigheid en richting voor de toekomst van het plattelandshuis te creëren. • In kaart brengen van verschillende doelgroepen. Uit de interviews is naar voren gekomen dat iedereen welkom is in het plattelandshuis, maar voor de communicatie is het verstandig doelgroepen te onderscheiden, zodat er gericht gecommuniceerd kan worden. • Aandacht voor communicatie. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er nog weinig aandacht is voor zowel interne als externe communicatie. • Aandacht voor interne communicatie, want intern beginnen is buiten winnen! • Uitwisseling tussen de drie plattelandshuizen. Het doel van deze aanbeveling is het uitwisselen van relevante informatie en ervaringen tussen gebruikers van de drie plattelandshuizen. • LAG meer betrekken bij het plattelandshuis. De LAG is op dit moment niet erg betrokken bij het plattelandshuis, ze staan er nog ver vanaf. Het is wel van belang dat dit anders wordt, omdat de ideeën waar mensen mee komen in het plattelandshuis goed- of afgekeurd worden door de LAG. • Communicatiemiddelen verwerken in communicatieplan. • Aandacht voor effectmeting. Het is belangrijk hier aandacht aan te besteden, omdat communicatie belangrijk is voor de goede naam en het bestaan van het plattelandshuis.
Het plattelandshuis op de kaart!
Voorwoord Na vier jaar is het is dan zover, afstuderen. Dit is de laatste opdracht die ik heb uitgevoerd in het kader van mijn opleiding Communicatie aan het Instituut voor Communicatie en Media aan de Hanzehogeschool te Groningen. Een leerzame en leuke tijd die ik heb afgesloten met een stage bij de provincie Groningen. Voor u ligt een adviesrapport welke ik in opdracht van de provincie Groningen heb geschreven voor het Plattelandshuis in Ten Boer. Het rapport bevat adviezen over welke communicatie ingezet kan worden om het plattelandshuis op de kaart te zetten. Het onderzoek heb ik met veel enthousiasme uitgevoerd, maar het was niet altijd even makkelijk. Ik heb moeilijke, maar ook leuke en leerzame momenten gekend. Ik ben er trots op dat ik dit onderzoek heb mogen uitvoeren en ik hoop dat ik er een zinvolle bijdrage mee heb kunnen leveren. Dan wil ik een aantal mensen bedanken die mij geholpen hebben in deze periode. In het bijzonder mijn praktijkbegeleider Susanne Lemstra, omdat zij mij die moeilijke momenten doorhielp met haar kritische blik op het communicatieaspect in dit rapport. Ook wil ik Jan Beekman als opdrachtgever vanuit de provincie bedanken. Daarnaast wil ik mijn stagebegeleider Ryan Schepers bedanken. Ook wil ik de mensen bedanken die de moeite hebben genomen om mee te werken aan de interviews. Ten slotte wil ik alle andere mensen bedanken voor hun steun tijdens mijn afstudeerperiode. Esther Dingerdis Groningen, 1 juni 2009
Het plattelandshuis op de kaart!
Inhoudsopgave Inleiding............................................................................................................. 1 Hoofdstuk 1: Globale opdrachtomschrijving ....................................................... 2 Hoofdstuk 2: Beschrijving van de organisatie..................................................... 3 2.1 Geschiedenis ................................................................................................ 3 2.2 De organisatie .............................................................................................. 4 2.3 Middenbestuur .............................................................................................. 4 2.4 Provinciebestuur…………………………………………………………………………………………………………..5 2.5 Organisatiebestuur……………………………………………………………………………………………………….5 2.5.1 Programma’s en projecten ........................................................................ 6 2.6 LEADER........................................................................................................ 6 Hoofdstuk 3: Theoretisch kader.......................................................................... 9 3.1 Functie communicatie voor een organisatie ...................................................... 9 3.1.1 Missie en visie ......................................................................................... 9 3.2 'Het communicatiegebeuren'..........................................................................10 3.2.1 Definitie van communicatie ......................................................................10 3.2.2 Communicatie- en informatieproces ..........................................................10 3.3 Interne communicatie ...................................................................................11 3.3.1 Intern beginnen is buiten winnen..............................................................12 3.4 Communicatiestructuur .................................................................................12 3.4.1 Top-down ..............................................................................................12 3.4.2 Bottum-up .............................................................................................13 3.4.3 Horizontaal ............................................................................................13 3.5 Overheidscommunicatie ................................................................................13 3.5.1 De overheid ...........................................................................................14 3.5.2 Beleid ...................................................................................................14 3.5.3 Communiceren van beleid........................................................................14 3.6 Interactieve beleidsvorming...........................................................................14 3.6.1 Definitie interactieve beleidsvorming .........................................................15 3.6.2 Begripsverklaring....................................................................................15 3.6.3 Participatieladder....................................................................................15 3.6.4 Motieven van overheden voor interactieve beleidsvorming ...........................16 3.6.5 Het vergroten van draagvlak voor beleid ...................................................16 Hoofdstuk 4: Onderzoeksopzet ......................................................................... 18 4.1 Doel van het onderzoek ................................................................................18 4.2 Onderzoekspopulatie ....................................................................................18 4.3 Probleemstelling...........................................................................................18 4.4 Onderzoeksvragen .......................................................................................19 4.5 Algemene doelstelling ...................................................................................19 4.6 Onderzoekstype ...........................................................................................20 4.7 Deskresearch...............................................................................................20 4.7.1 Literatuuronderzoek ................................................................................20 4.8 Fieldresearch ...............................................................................................20 4.8.1 Kwalitatief en/of kwantitatief onderzoek ....................................................21 4.8.2 Enquête.................................................................................................21 4.8.3 interviews..............................................................................................21 4.8.3.1 Interviews met betrokken ambtenaren van de provincie ...........................22 4.8.3.2 Interviews met leden van de LAG ..........................................................22 4.8.3.3 Interviews met gebruikers van de plattelandshuizen ................................22
Het plattelandshuis op de kaart! Hoofdstuk 5: Onderzoeksresultaten ................................................................. 24 5.1 Resultaten van het onderzoek……………………………………………………………………………………24 5.1.1 Resultaten kwantitatief onderzoek ............................................................24 5.1.2 Resultaten kwalitatief onderzoek ..............................................................24 5.1.2.1 Programmamanagers en het plattelandshuis ...........................................24 5.1.2.2 LAG Hoogeland en het plattelandshuis Hoogeland....................................25 5.1.2.3 gebruikers van de plattelandshuizen ......................................................26 5.2 Opvallende resultaten ...................................................................................27 Hoofdstuk 6: Conclusies ................................................................................... 28 6.1 Opzet plattelandshuis ...................................................................................28 6.2 Positie Plattelandshuis ..................................................................................28 6.3 Rol programmamanagers ..............................................................................28 6.4 Interne communicatie gebruikers ...................................................................28 6.5 Draagvlak ...................................................................................................29 6.6 Uitwisseling van informatie tussen de drie plattelandshuizen .............................29 6.7 De LAG .......................................................................................................29 6.8 Externe communicatie ..................................................................................29 6.9 Doelgroep ...................................................................................................30 6.10 Toekomst ..................................................................................................30 Hoofdstuk 7: Aanbevelingen en implementatie ................................................ 31 7.1 Aanbeveling 1: Missie en visie formuleren .......................................................31 7.2 Aanbeveling 2: In kaart brengen van de verschillende doelgroepen ....................31 7.3 Aanbeveling 3: Aandacht voor communicatie ...................................................31 7.4 Aanbeveling 4: Aandacht voor interne communicatie (bestaande gebruikers) ......32 7.5 Aanbeveling 5: Uitwisseling tussen de drie plattelandshuizen.............................32 7.6 Aanbeveling 6: LAG meer betrekken bij het plattelandshuis...............................33 7.7 Aanbeveling 7: Communicatiemiddelen verwerken in communicatieplan .............34 7.8 Aanbeveling 8: Aandacht voor effectmeting .....................................................35 7.9 afsluiting.....................................................................................................35 Literatuurlijst ................................................................................................... 36 Bijlagen
Het plattelandshuis op de kaart!
Inleiding Dit adviesrapport is het resultaat van een onderzoek dat ik, student van de opleiding Communicatie aan de Hanzehogeschool heb uitgevoerd in opdracht van de provincie Groningen voor het plattelandshuis in Ten Boer. De aanleiding voor het onderzoek was de onbekendheid van het plattelandshuis Hoogeland onder potentiële bezoekers en gebruikers. Het plattelandshuis is opgezet als project van LEADER, dit is een Europese subsidie voor specifieke gebieden in Europa en Noord-Groningen is een LEADER-gebied. Voor een goede afstemming van de regionale initiatieven en het vergroten van de betrokkenheid van lokale actoren bij de uitvoering (versterken bottom-up inbreng), speelt het plattelandshuis een belangrijke rol. Het plattelandshuis wordt omschreven als een loket voor advies en begeleiding waar ideeën van mensen omgezet kunnen worden in projecten op het gebied van plattelandsontwikkeling. Zoals natuur en landbouw, maatschappelijke ontwikkelingen, ondernemerschap, cultuur, toerisme of recreatie. Het is de bedoeling dat het plattelandshuis een plek wordt van ontmoeting, uitwisseling en inspiratie om samen te gaan werken aan een levendig en vitaal platteland. De probleemstelling die centraal staat tijdens dit onderzoek is als volgt geformuleerd: Welke communicatie kan worden ingezet om plattelandshuizen als nieuw beleid te communiceren, zodat het bekend raakt onder de burgers en zij weten wat een plattelandshuis voor hen kan betekenen? Aan de hand van de probleemstelling en verschillende onderzoeksvragen die zijn opgesteld, is een algemene doelstelling geformuleerd: De provincie binnen een tijdsbestek van vijf maanden voorzien van concrete adviezen over de manier waarop plattelandshuizen als nieuw beleid gecommuniceerd kunnen worden naar de burger, zodat het een plek wordt van ontmoeting, uitwisseling en inspiratie om samen te gaan werken aan een levendig en vitaal platteland. In hoofdstuk 1 wordt een globale opdrachtomschrijving gegeven. Hierin komt onder andere naar voren wat de aanleiding van de opdracht is en het uiteindelijke doel. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de provincie Groningen. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan de geschiedenis van de Provincie Groningen en de organisatiestructuur. Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk ook aandacht besteed aan het Programma Landelijk Gebied en LEADER. Hoofdstuk 3 beschrijft het theoretische kader van dit rapport. Deze theorieën vormen de theoretische basis voor het onderzoek. Na het theoretische kader volgt in hoofdstuk 4 het onderzoeksplan. In het onderzoeksplan worden de onderzoeksvragen besproken en er wordt aangeduid hoe de onderzoekspopulatie eruit ziet. Daarnaast wordt er onderscheid gemaakt in verschillende typen onderzoek. Ook wordt er aangegeven of er deskresearch of fieldresearch wordt toegepast en daarna worden de onderzoeksmethoden besproken. In hoofdstuk 5 worden de onderzoeksresultaten gepresenteerd. Zowel van het kleinschalige kwantitatieve onderzoek als van het kwalitatieve onderzoek, de diepteinterviews. In hoofdstuk 6 worden de belangrijkste conclusies gepresenteerd naar aanleiding van de onderzoeksresultaten. Aan de hand van de conclusies zijn er aanbevelingen geformuleerd. Hoofdstuk 7 beschrijft de aanbevelingen naar aanleiding van het onderzoek.
-1-
Het plattelandshuis op de kaart!
Hoofdstuk 1: Globale opdrachtomschrijving “ Het Hoogeland is een uniek en open landschap dat door de eeuwen heen sterk gevormd is door water en waarbij voornamelijk de landbouw het landschap heeft gevormd en beheerd. Het LEADER gebied Noord-Groningen beslaat het noordelijkste deel van de provincie Groningen en wordt begrensd door de Noordzee, de Waddenzee, de EemsDollard en het Lauwersmeer. Het Hoogeland is bij uitstek een economisch sterke landbouwregio en drijft verder op het economisch kerngebied van de Eemsdelta en de stad Groningen. Het Hoogeland is dun bevolkt en mede daardoor is het historische cultuurlandschap intact gebleven.” (LEADER Actieplan, p.11) Het Programma Landelijk Gebied (PLG) is in 2007 door de provincie vastgesteld. Het PLG richt zich op het realiseren van integrale projecten met betrekking tot natuur, recreatie en toerisme, landschap, landbouw, bodem en water. Overheden, maatschappelijke organisaties, ondernemers en inwoners vullen het programma samen verder in en voeren het samen uit. Voor een goede afstemming van de regionale initiatieven en het vergroten van de betrokkenheid van lokale actoren bij de uitvoering (versterken bottom-up inbreng), speelt het plattelandshuis Hoogeland een belangrijke rol. Het plattelandshuis Hoogeland is op 29 januari 2009 geopend en staat daarom nog in zijn kinderschoenen. In de provincie Groningen zijn nog twee andere plattelandshuizen, deze zijn gevestigd in Winschoten (Oost-Groningen) en in Grootegast (West-Groningen). Het plattelandshuis in Winschoten is op 13 november 2008 officieel geopend en het plattelandshuis in Grootegast op 25 november 2008. Het grootste probleem is dat de plattelandshuizen nog niet bekend zijn bij potentiële gebruikers en bezoekers. Terwijl het is opgezet voor mensen uit de regio die ideeën hebben voor plattelandsontwikkeling. De provincie denkt dat deze mensen minder snel naar de provincie zullen stappen, omdat de drempel te hoog is. Het plattelandshuis is in de regio geplaatst en hierdoor hoopt de provincie dat de drempel om het plattelandshuis te bezoeken lager zal zijn. Het plattelandshuis in Ten Boer neem ik als uitgangspunt van mijn opdracht, want hier is mijn opdrachtgever. Alle drie de plattelandshuizen zijn nieuw in Groningen en zullen daarom vaak voor dezelfde problemen staan. De uitkomsten van het onderzoek zullen daarom ook bruikbaar zijn voor de andere twee plattelandshuizen. Het uiteindelijke doel van deze opdracht is het in kaart te brengen middels welke communicatie het plattelandshuis Hoogeland op de kaart gezet kan worden, zodat het een plek wordt van ontmoeting, uitwisseling en inspiratie om samen te gaan werken aan een levendig en vitaal platteland. Door inzicht te geven in de verwachtingen van gebruikers van het plattelandshuis, het doel van de provincie met het plattelandshuis Hoogeland en de inzet van communicatie in plattelandshuizen elders in het land kan er een advies gegeven worden. Daarnaast is het belangrijk dat de bekendheid van het plattelandshuis Hoogeland onderzocht wordt onder de acht gemeenten die het Hoogeland vormen: De Marne, Bedum, Winsum, Eemsmond Loppersum, Appingedam, Ten Boer en Delfzijl. De hoofdvraag voor dit onderzoek is als volgt geformuleerd: Welke communicatie kan worden ingezet om plattelandshuizen als nieuw beleid te communiceren, zodat het bekend raakt onder de burgers en zij weten wat een plattelandshuis voor hen kan betekenen? De algemene doelstelling voor dit onderzoek ziet er als volgt uit: De provincie binnen een tijdsbestek van vijf maanden voorzien van concrete adviezen over de manier waarop plattelandshuizen als nieuw beleid gecommuniceerd kunnen worden naar de burger, zodat het plattelandshuis een plek wordt van ontmoeting, uitwisseling en inspiratie om samen te gaan werken aan een levendig en vitaal platteland.
-2-
Het plattelandshuis op de kaart!
Hoofdstuk 2: Beschrijving van de organisatie De provincie Groningen is de opdrachtgever voor deze afstudeeropdracht. In dit hoofdstuk wordt er inzicht gegeven in de organisatie. 2.1 Geschiedenis De provincie Groningen werd in 1814 ingesteld. Voorheen deelde de stad Groningen niet alleen haar naam met de provincie Groningen, maar zijn in de loop der jaren ook nauw met elkaar verbonden geweest. De oorspronkelijke naam van de stad Groningen is ‘villa Cruoninga’. In de dertiende eeuw was Groningen uitgegroeid tot een sterke handelsstad, die een bestuur had met eigen vastgelegde rechtsregels en rechtspraak. De stad begon verdragen te sluiten met omliggende gebieden om haar centrumpositie voor de handel veilig te stellen. Deze omliggende gebieden werden wel de ‘Ommelanden’ genoemd. De groei van invloed van de stad op de Ommelanden leidde tot conflicten. Deze conflicten gingen niet alleen over de rechtspraak, maar vooral over de handel. De stad had zich namelijk het stapelrecht voorbehouden. Dat wil zeggen dat alle goederen die in de stad en Ommelanden waren geproduceerd, zoals graan en bier, eerst in de stad moesten worden verhandeld. In 1594, tijdens de tachtigjarige oorlog werden de stad Groningen en Ommelanden gedwongen zich aan te sluiten als zevende gewest bij de Republiek der Verenigde Nederlanden. Hieruit ontstond de Nederlandse staat, zoals we die nu kennen. De Staten stonden aan het hoofd van dit gewest. De Staten gingen over de wetgeving en het algemeen bestuur. Tijdens de Franse bezetting werden de gewestelijke besturen ondergeschikt gemaakt aan het centrale gezag in Den Haag. Het bestuur voor de gehele provincie werd veel uniformer opgezet. In de eerste plaats waren in het gehele gebied 62 gemeenten. In 1850 werd de nieuwe provinciewet ingevoerd en dit gaf de provincie meer verantwoordelijkheid. De invloed van het centrale Haagse bestuur was hierbij niet meer van toepassing, want de provincie mocht voortaan een eigen begroting opstellen en zelf belasting heffen. Provinciale Staten werden voortaan direct gekozen door de burgers. In het begin mochten alleen mannen met een hogere status kiezen, maar nu mag iedereen stemmen. Sinds 2007 telt Provinciale Staten 43 leden. Het aantal leden van Gedeputeerde Staten werd in 1850 op zes vastgesteld, dit aantal is tot nu toe ongewijzigd. De taken van de provincie lagen na 1850 vooral op het gebied van de waterstaat en wegenaanleg, maar ook op het toezicht op de gemeenten en waterschappen. In de twintigste eeuw kwamen hier ondermeer de coördinatie van en toezicht op de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting bij. Tegenwoordig bestaat Groningen uit 25 gemeenten, dit zijn de volgende: De Marne, Zuidhorn, Grootegast, Marum, Leek, Groningen, Bedum, Winsum, Eemsmond, Loppersum, Appingedam, Ten Boer, Slochteren, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde, Scheemda, Delfzijl, Reiderland, Bellingwedde, Winschoten, Veendam, Pekela, Stadskanaal en Vlagtwedde. (Provincie Groningen, 2009) Het figuur op de volgende pagina laat de Provincie Groningen zien. De rode lijn in het figuur markeert het Hoogeland, dat tevens LEADER gebied is. In hoofdstuk 2.6 staat meer over LEADER beschreven.
-3-
Het plattelandshuis op de kaart!
Figuur 1: LEADER gebied Hoogeland (LEADER Actieplan)
2.2 De organisatie De provincie is een sturende, coördinerende en plannende instantie, die tussen het rijk en gemeenten in zit. De provincie Groningen houdt zich bezig met alle onderwerpen die van belang zijn voor de inwoners van de provincie om prettig te kunnen leven, werken en wonen. Dit zijn ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, waterbeheer, verkeer en vervoer, economische zaken, landbouw, openbare orde en veiligheid, welzijn, sport en onderwijs, toerisme en cultuur. De provincies vormen met gemeenten en waterschappen de lagere overheden, die in de Grondwet worden genoemd. De Grondwet bepaalt dat provincies en gemeenten hun eigen 'huishouding' mogen regelen, maar ook dat de wetgever (regering en parlement) bij wet aan provincies (en gemeenten) taken kunnen opdragen. Op veel beleidsterreinen zijn daarvoor dan ook wettelijke regelingen getroffen. (Provincie Groningen, 2009)
2.3 Middenbestuur Vaak wordt gezegd dat de provincie 'middenbestuur' is. Met die uitdrukking geeft men aan dat de provincie een schakel is tussen het Rijk en de gemeenten. Door de wet zijn aan de provincie taken opgedragen en zo zijn er door de wet ook taken opgedragen aan gemeenten. Voor veel van die aan de gemeenten opgedragen taken heeft de provincie een toetsende en soms goedkeurende rol. De provincie is ook op een andere manier middenbestuur. Maatschappelijke vraagstukken zijn niet altijd op te lossen door een individuele gemeente, omdat het vraagstuk de schaal van de gemeente te boven kan gaan. Gemeenten zullen in zo'n situatie soms in onderling overleg tot een oplossing komen. Er kunnen situaties voorkomen waarin dat niet voor de hand ligt of niet mogelijk blijkt, dan kan een initiatief van de provincie uitkomst bieden. De provincie kan daarbij dan gebruik maken van haar wettelijke bevoegdheden. Soms zijn er geen specifieke wettelijke bevoegdheden aanwezig. Overleg is dan het aangewezen instrument. De provincie kan naast het functioneren als middenbestuur ook zelf op grond van haar
-4-
Het plattelandshuis op de kaart! takenpakket zaken aan burgers opleggen. Een voorbeeld hiervan is het vaststellen van een provinciale verordening. Daarnaast kan de provincie ook een zogeheten concrete beleidsbeslissing nemen die onderdeel is van een plan, zoals het Provinciaal Omgevingsplan (POP). (Provincie Groningen, 2009) Missie De provincie heeft de volgende missie geformuleerd: “ Wij staan vanuit onze eigen verantwoordelijkheid voor een leefbare omgeving en een gezonde economische ontwikkeling in onze provincie door in- en extern samen te werken, door klantgericht en betrouwbaar te zijn en te zorgen voor een stimulerende en open werkomgeving voor alle medewerkers." (Provincie Groningen, 2009) 2.4 Het provinciebestuur De Statenleden, Gedeputeerden en de Commissaris van de Koningin vormen het provinciebestuur. Provinciale Staten staan aan het hoofd van de provincie en vormen het algemeen bestuur van een provincie. De leden van Provinciale Staten worden een keer in de vier jaar gekozen en behoren allemaal tot politieke partijen. Hoofdtaken van Provinciale Staten zijn het vaststellen van het beleid en het toezien op de uitvoering daarvan. In Provinciale Staten heeft ieder Statenlid een even zware stem. Besluiten worden genomen met een meerderheid van de aanwezige Statenleden. Het college van Gedeputeerde Staten (GS) vormt het dagelijks bestuur van de provincie. De gedeputeerden worden gekozen door en uit Provinciale Staten voor een periode van vier jaar. In het college heeft iedere gedeputeerde zijn eigen taakgebied of portefeuille, zoals ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, natuur en milieu en welzijn en cultuur. Gedeputeerden hebben als voornaamste taak het voorbereiden en vervolgens uitvoeren van besluiten van Provinciale Staten. Gedeputeerde Staten voeren een groot aantal regelingen van de rijksoverheid uit, de zogenaamde medebewindstaak. Daarnaast hebben zij een coördinerende en plannende functie en taken als het toezicht op de gemeentebesturen. Een Commissaris van de Koningin wordt niet gekozen door de inwoners van de provincie, maar benoemd door de Kroon (Koningin en ministers). De benoeming geldt voor een periode van zes jaar, met de mogelijkheid tot herbenoeming. De Commissaris kan alleen door de Kroon worden ontslagen. De Commissaris van de Koningin maakt deel uit van het provinciaal bestuur en heeft tevens een taak als vertegenwoordiger van de landsregering, rijksorgaan wordt dat genoemd, in de provincie. Daarnaast heeft de Commissaris het toezicht over de ambtelijke organisatie en eventuele provinciale bedrijven en vertegenwoordigt hij de provincie in tal van zaken. (De overheid, 2009) 2.5 De organisatiestructuur Het provinciaal bestuur maakt gebruik van een ambtelijk apparaat en heeft op dit moment ongeveer 950 medewerkers. Het ambtelijk apparaat vormt sinds 2002 één concern waarin vier verschillende typen afdelingen zijn ondergebracht. • • • •
Stafafdelingen, zoals Facilitaire Zaken of Personeel en Organisatie Beheer/uitvoeringsafdelingen, bijvoorbeeld voor het onderhoud van wegen en kanalen Beleidsafdelingen, zoals Verkeer en Vervoer en Ruimtelijke Plannen Matrixeenheden die door de hele organisatie heen lopen, zoals Programma's en Projecten.
De provincie heeft een redelijk platte organisatiestructuur. Hierin zijn twee managementlagen aangebracht: het managementteam (MT) en de afdelingshoofden. Het MT stuurt aan op concernniveau. De afdelingshoofden geven sturing aan de afdelingen op basis van 'integraal management'. Dat betekent dat zij verantwoordelijk zijn voor de 'producten' van hun afdeling en een effectieve inzet van personeel en
-5-
Het plattelandshuis op de kaart! middelen. (Provincie Groningen, 2009)
Figuur 2: organogram provincie Groningen
2.5.1 Programma’s en projecten De afdeling Programma’s en Projecten neemt het initiatief tot een aantal belangrijke ontwikkelingsprogramma’s, dat ze vervolgens beheert en uitvoert. Voorbeelden hiervan zijn de volgende: • •
De drie LEADER programma's: Hoogeland, Westerkwartier en Oost-Groningen. Het Programma Landelijk Gebied.
De afdeling is verantwoordelijk voor de inzet van circa €25 à €30 miljoen per jaar. De tweede taak is de verwerving en ontwikkeling van projecten, evenals het adviseren over de financiering en opzet van die projecten. Daarnaast adviseert deze afdeling het provinciaal bestuur over de strategische zaken die spelen binnen het zogeheten Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). “De provincies Groningen, Fryslân en Drenthe hebben hun bestuurlijke krachten sinds 1992 gebundeld in het SNN. In SNNverband ontwikkelt het Noorden gezamenlijk beleid. Het SNN onderhandelt met het kabinet over zaken die het hele Noorden aangaan.” (Provincie Groningen, 2009) Jan Beekman (initiatiefnemer plattelandshuis Hoogeland) is werkzaam op de afdeling Programma en Projecten en tevens programmamanager van het Programma Landelijk Gebied (PLG) Noord-Groningen. 2.6 LEADER LEADER is een Europese subsidie voor specifieke gebieden in Europa. Noord-Groningen is zo’n LEADER-gebied. Dat betekent dat dit gebied extra geld krijgt vanuit Europa om projecten op te zetten die ondermeer de leefbaarheid op het platteland in stand houden en/of vergroten. Het LEADER-gebied Noord-Groningen omvat de volgende gemeenten: Appingedam, Bedum, Delfzijl, De Marne, Eemsmond, Loppersum, Ten Boer en Winsum. Bij LEADER moet het altijd gaan om projecten die “van onderop” komen, dus initiatieven van bewoners of ondernemers uit het gebied. LEADER is de afkorting van ‘Liaison Entre Actions de Développement de l’Economic Rural’. Dit betekent dat gestreefd wordt naar het leggen van verbindingen tussen de diverse activiteiten ter versterking van de
-6-
Het plattelandshuis op de kaart! economische ontwikkeling van het platteland. LEADER wordt gefinancierd uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). LEADER is een programma waarvan het experimentele en innovatieve karakter het meest in het oog springt. Het richt zich op het ondersteunen van processen die bijdragen aan zelforganiserend vermogen van een gebied. LEADER betekent maatwerk: slechts steun die noodzakelijk is wordt gegeven, niet meer, niet minder en niet langer dan nodig. Samenwerking en afstemming tussen verschillende actoren, projecten en sectoren staat centraal in het LEADER programma. (LEADER Actieplan) Ieder LEADER-gebied heeft ook een LEADER Actie Groep (LAG) die alle plannen bekijkt en van een advies voorziet. De LAG stimuleert de sociaaleconomische vitalisering. De LAG Hoogeland bestaat uit vertegenwoordigers van betrokken gemeenten, de provincie en burgers. De burgers houden zich bezig met de volgende onderwerpen: bedrijfsleven, landbouw, toerisme, kunst en cultuur, natuur en milieu, welzijn en leefbaarheid. Het is de bedoeling dat de LAG veel energie steekt in het stimuleren van samenwerking tussen betrokkenen en een bijdrage levert aan structurele verbetering van de leefbaarheid en versterking van de economie van Noord-Groningen. Initiatieven en projectvoorstellen worden getoetst aan het Actieplan en daarna wordt gekeken welke ondersteuning het meest geschikt is.
Figuur 3: zeven karakteristieken van LEADER
Noord-Groningen werkt dus via diverse wegen aan regionale ontwikkeling, maar de afgelopen jaren zijn er zowel op Rijks als op Europees niveau een aantal zaken gewijzigd. Om in te spelen op deze verhoudingen is het PLG opgesteld. 2.6.1 Programma Landelijk Gebied (PLG) Het PLG is gericht op het realiseren van integrale projecten met betrekking tot natuur, recreatie en toerisme, landschap, landbouw, bodem en water. Overheden, maatschappelijke organisaties, ondernemers en inwoners vullen het programma samen verder in en voeren het samen uit. De programmamanager Landelijk Gebied (voor regio Noord-Groningen is dit Jan Beekman) zorgt voor optimale organisatie van activiteiten gericht op verwerving, besluitvorming en de uitvoering van projecten. Het PLG en het LEADER Actieplan staan garant voor de basisfinanciering van de regionale ontwikkeling. Er is een LEADER Actieplan opgesteld voor de periode 2007-2013 waarin ook het project plattelandshuis staat beschreven. 2.6.2 Het plattelandshuis Voor een goede afstemming van de regionale initiatieven en het vergroten van de betrokkenheid van lokale actoren bij de uitvoering (versterken bottom-up inbreng), speelt het plattelandshuis Hoogeland een belangrijke rol. Het plattelandshuis wordt omschreven als een loket voor advies en begeleiding waar ideeën van mensen omgezet kunnen worden in projecten op het gebied van plattelandsontwikkeling. Zoals natuur en landbouw, maatschappelijke ontwikkelingen, ondernemerschap, cultuur, toerisme of
-7-
Het plattelandshuis op de kaart! recreatie. Het is de bedoeling dat het plattelandshuis een plek wordt van ontmoeting, uitwisseling en inspiratie om samen te gaan werken aan een levendig en vitaal platteland. Het plattelandshuis heeft bezoekers en gebruikers. Bezoekers zijn initiatiefnemers van projecten en kunnen bij het plattelandshuis terecht voor: • advisering en kennisuitwisseling. • een eerste indicatie over de haalbaarheid van een idee. • ondersteuning bij het ontwikkelen van projecten. • financiering van kleine initiatieven. • verwijzing naar experts en andere financieringsbronnen. Gebruikers van het plattelandshuis kunnen de volgende organisaties zijn: • LEADER Actiegroep Hoogeland. • Provincie en gemeenten. • Vereniging Groninger Dorpen. • Stichting Hoogeland op de Kaart. • Diverse projecten. Het plattelandshuis wil klantgericht, resultaatgericht en samenwerkingsgericht werken. De LAG Hoogeland is verantwoordelijk voor de selectie en goedkeuring van projecten. De programmamanager Landelijk Gebied zorgt voor optimale organisatie van activiteiten gericht op verwerving, besluitvorming en de uitvoering van projecten. “ Bij het selecteren van projecten worden de volgende criteria en randvoorwaarden gehanteerd: • Het initiatief past binnen het Actieplan. • Het initiatief kan niet via een beter geschikt programma worden gerealiseerd. De volgende criteria gelden voor elk project: • Het heeft een innovatief karakter. Innovatief wil zeggen dat de aanpak of het resultaat van het project nieuw is voor de regio. • Het project wordt aangepakt middels coproductie, degenen op wie het project is gericht zijn bij de ontwikkeling en uitvoering betrokken. • Het project heeft een voorbeeldfunctie voor andere gebieden of groepen. • De gevolgde werkwijze is overdraagbaar. • De ondersteuning van personen of ondernemingen voldoet aan de EUregelgeving. • Er dient helderheid te bestaan over de wijze van monitoren: bepalen van de nulsituatie, van de taakstelling en indicatoren en de wijze van meting en afrekening. Het kan zo zijn dat projecten voorrang krijgen, dit kan indien: • Ze bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van het LEADER gebied. Hieronder wordt een situatie verstaan die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarmee de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Daarbij heeft de duurzaamheid zowel betrekking op economische, sociale als ecologische aspecten. Het voornaamste doel is deze drie invalshoeken met elkaar in verband te brengen, zodat deze elkaar onderling versterken. • Het integrale projecten betreft waarbij samenwerken voorop staat. Essentieel is dat vanaf het initiatief voor een project wordt gestreefd naar win-win situaties.” (LEADER Actieplan, p.30)
-8-
Het plattelandshuis op de kaart!
Hoofdstuk 3: Theoretisch kader In dit hoofdstuk wordt theoretisch ingegaan op communicatie. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de provincie. Daarbij wordt onderzocht welke communicatie ingezet kan worden om de burger te informeren over het plattelandshuis. Voor de start van het eigenlijke onderzoek is gezocht naar geschikte literatuur om tot een goede analyse te komen van het probleem. De theorieën vormen hiermee de theoretische basis van het onderzoek. Voordat de theorie gepresenteerd wordt wil ik een belangrijke definiëring bespreken, die noodzakelijk is voor het theoretische kader en de voortgang van het onderzoek. In dit adviesrapport wordt onder interne communicatie de communicatie verstaan die binnen het plattelandshuis plaatsvindt. Deze worden als volgt onderscheiden: - Communicatie tussen gebruikers onderling. - Communicatie tussen een gebruiker(s) en een bezoeker(s). Onder externe communicatie wordt de communicatie vanuit het plattelandshuis naar potentiële gebruikers of bezoekers verstaan. 3.1 Functie communicatie voor een organisatie Een organisatie is een doelrealiserend samenwerkingsverband. Er zijn verschillende activiteiten belangrijk in het functioneren van een organisatie. Deze activiteiten verschillen per organisatie, maar in het algemeen kan gedacht worden aan de activiteiten gericht op research & development, markten, producten, logistiek, input en technologie. De verbinding tussen al deze activiteiten wordt door mensen gelegd. Communicatie speelt een belangrijke rol in het bevorderen van de samenwerking binnen een organisatie, maar in dit geval is daar ook sprake van bij de interactie met groeperingen in de externe omgeving. De verbinding tussen alle activiteiten wordt gelegd door mensen. Communicatie speelt een belangrijke rol in het bevorderen van de samenwerking binnen een organisatie. Dit is ook het geval in de interactie met groeperingen in de externe omgeving. (Vos en Schoemaker, 1998) Na het onderzoek kan aangegeven worden aan welke activiteiten communicatie in dit geval kan bijdragen. 3.1.1 Missie en visie De missie vormt de kern van het organisatiebeleid. Hieronder wordt de functie van een missie en een visie toegelicht. Een missie is het gemeenschappelijke vertrekpunt. Deze uitspraak heeft betrekking op het doel van de organisatie en de belofte aan de doelgroep. Het is de taak die de organisatie zichzelf heeft opgelegd. In de missie worden vragen beantwoord als: wie zijn we? Wat is onze business en wat willen we betekenen voor onze klanten? De missie kan beschouwd worden als een kernachtige omschrijving van de identiteit van de organisatie en geeft betekenis en richting aan de activiteiten van de organisatie. (Floor en van Raaij, 2006)
Een visie is belangrijk om te formuleren, omdat je zo een duidelijk beeld kunt vormen van wat je wilt dat er in de toekomst gaat gebeuren. Bij een visie is het belangrijk dat er een kort en helder antwoord wordt gegeven op de vraag: hoe je de organisatie ziet in de wereld van morgen, dus waar hoop je naar op weg te zijn? (Carrieretijger, 2009) Het plattelandshuis is een project van LEADER en op dit moment afhankelijk van subsidies. Als het plattelandshuis op zichzelf wil blijven bestaan is het belangrijk om een missie en visie te formuleren.
-9-
Het plattelandshuis op de kaart! 3.2 'Het communicatiegebeuren' Er bestaan veel verschillende visies op communicatie en er zijn talloze theorieën om communicatie te beschrijven. Ik heb ervoor gekozen om hiervoor gebruik te maken van de theorieën van Stappers (1988), Nillesen (2000) en Reijnders. 3.2.1 Definitie van communicatie Er zijn verschillende definities voor communicatie te vinden. Reijnders geeft de volgende definitie voor communicatie: “de productie, uitwisseling en betekenisgeving van boodschappen tussen mensen, die plaatsvinden binnen een context van informationele, relationele en situationele factoren, met als doel elkaar te beïnvloeden.”(Reijnders, 2006, p.106)
3.2.2 Communicatie- en informatieproces Stappers (1988) beschrijft communicatie aan de hand van een basismodel voor communicatie.
Figuur 5: Basismodel Stappers (1988)
Hij zegt dat er bij communicatie sprake is van twee processen, namelijk het informatieproces en het communicatieproces, tezamen worden deze processen het 'communicatiegebeuren' genoemd. Het informatieproces omschrijft Stappers als volgt: het informatieproces is het proces van de boodschap naar de ontvanger. Bij het informatieproces neemt de ontvanger iets waar en komt daardoor iets te weten. Uit het waarnemen van de informatiebron wint de ontvanger een zekere kennis, namelijk informatie. Het communicatieproces is het proces van de zender die een ontvanger een informatiebron aanbiedt, dit is de boodschap. De zender hoopt dat de ontvanger iets zal doen met deze informatie.(Stappers, 1988) Daarnaast is bij het communicatieproces sprake van een persoon of machine in de rol van zender. Deze persoon of machine doet een mededeling en dit zijn de gedachten, gevoelens en kennis van de zender. Deze mededeling biedt de zender aan in de vorm van een boodschap en deze boodschap bestaat uit tekens en symbolen. De zender heeft een bepaalde bedoeling en intentie met de boodschap. Hij hoopt dat de ontvanger kennis neemt van de boodschap en er uiteindelijk betekenis aan geeft. Maar de informatie, die door de zender aangeboden wordt middels een boodschap, heeft voor iedere ontvanger een andere betekenis. "De aangeboden informatie van de zender is niet hetzelfde als de informatie die de ontvanger daaruit heeft gehaald." (Nillesen, 2000) Knowledge gap Dervin beschrijft in haar artikel de sense-making approach. In deze aanpak staat de volgende vraag centraal: hoe geeft iemand betekenis aan informatie die hij/zij krijgt? De ontvanger verleent allereerst altijd zelf betekenis aan informatie die hij/zij belangrijk vindt. Daarnaast is het tijdstip waarop iemand informatie nodig heeft belangrijk. De ontvanger neemt niet in één brok informatie op, maar gaat op bepaalde tijdstippen op zoek naar stukjes informatie. Wanneer de ontvanger bijvoorbeeld een knowledge gap ervaart zal hij/zij op zoek gaan naar informatie om deze ‘gap’ op te vullen. (Dervin, 1989) In het kader van het onderzoek is het van belang inzicht te krijgen in hoe burgers geïnformeerd zijn of kunnen worden over het bestaan van het plattelandshuis. Hierbij
- 10 -
Het plattelandshuis op de kaart! zijn informatie en communicatie dus van belang. Daarnaast is informatie en communicatie ook van belang voor de interne communicatie. 3.2 Beoogde ontvangers Het begrip ‘doelgroep’ wordt in de communicatiewetenschap en in de praktijk vaak gebruikt. Communicatie is geen instrument, maar een proces. Dit proces valt niet te sturen door alleen de zender. Het woord ‘doel’ in doelgroep verwijst naar de intenties van de zender. Met het woord ‘groep’ wordt enkel een groep bedoeld die de zender poogt te bereiken met zijn boodschap. De term doelgroep maakt dus geen duidelijke scheiding tussen het informatie- en communicatieproces. Volgens Nillesen (2000) is het beter te spreken van potentiële, feitelijke, bereikbare, waarschijnlijke en beoogde ontvangers. Potentiële en feitelijke ontvangers behoren tot het informatieproces. Bereikbare, waarschijnlijke en beoogde ontvangers behoren tot het communicatieproces. Zie onderstaande tabel voor verduidelijking van deze termen. Potentiële ontvangers
Feitelijke ontvangers
Bereikbare ontvangers Waarschijnlijke ontvangers Beoogde ontvangers
Iedereen kan een potentiële ontvanger zijn. Na openbaarmaking is een boodschap voor iedereen beschikbaar. Niemand wordt voor ontvangst uitgesloten. Iedereen die, via directe of indirecte communicatie kennis hebben genomen van de boodschap, ongeacht de betekenis die zij daaraan hebben toegekend. Dit zijn ontvangers waarvoor het kanaal beschikbaar is en de code begrijpbaar. Dit zijn ontvangers waarvan de zender verwacht dat ze zich openstellen voor een boodschap. Dit zijn de ontvangers die de zender probeert te bereiken met zijn boodschap
Vijf categorieën van ontvangers (Nillesen, 2000, p.68 – 69)
De beoogde ontvangers zijn niet altijd de feitelijk ontvangers. Ontvangers die de zender niet beoogde te bereiken kunnen kennis nemen van de boodschap. Natuurlijk nemen sommige beoogde ontvangers geen kennis van de boodschap. Feitelijke ontvangers vormen een publiek en een publiek verzameld zich rond een boodschap. Nillesen zegt het volgende hierover: “deze verzameling van personen die uiteindelijk, via wie of welk kanaal dan ook, op een bepaald tijdstip kennis hebben genomen van de boodschap, kan beter een publiek worden genoemd.” (p.69) De categorie beoogde ontvangers biedt een alternatief voor het begrip ‘doelgroep’. Voor het onderzoek is het onderscheid van ontvangers belangrijk, omdat iedereen terecht kan in het plattelandshuis en er niemand uitgesloten wordt. Daardoor is er geen overzicht van een bepaald publiek, dit is wel noodzakelijk, zodat er gericht gecommuniceerd kan worden. 3.3 Interne communicatie Voor het functioneren van een organisatie is interne communicatie noodzakelijk. Om inzicht te krijgen in wat er precies met interne communicatie wordt bedoeld is de definitie gehanteerd van Reijnders (2006). Hij beschrijft interne communicatie als volgt: “Een proces van continue uitwisseling van boodschappen en de betekenisgeving daarvan tussen personen die beroepshalve betrokken zijn bij de organisatie”. (Reijnders 2006) Hieronder volgt een beschrijving van de aspecten die in deze definitie beschreven worden: • ‘continue uitwisseling van boodschappen’: dit aspect heeft betrekking op de overdracht en doorstroming van informatie binnen de organisatie.
- 11 -
Het plattelandshuis op de kaart! •
‘en de betekenis daarvan’: de boodschapuitwisseling heeft een betekenis. De zender geeft een duiding, een betekenis aan zijn boodschap door deze op een bepaalde manier te formuleren. Die betekenis weerspiegelt zijn gedachte hoe de werkelijkheid eruit ziet. De ontvanger doet hetzelfde. Bij het horen of lezen van de boodschap geeft ook hij zijn eigen betekenis eraan. • ‘een proces (…) tussen personen’: dit verwijst naar de samenwerking en interactie tussen mensen. Het communicatieve gedrag staat hierbij centraal. • ‘die beroepshalve betrokken zijn bij de organisatie’: naast mensen die deel uitmaken van de organisatie, zijn er ook onderdelen die er toe doen die ‘buiten de oorspronkelijke organisatie’ worden geplaatst. Er is vaak een grijs gebied waar men in zekere zin een grens moet trekken. • ‘de organisatie’: de organisatie bestaat uit zes variabelen van de Leidse octaëder: - de organisatiedoelen; - de organisatiestructuur; - de technologie; - de organisatiecultuur; - de mensen in de organisatie; - de organisatiestrategie (Reijnders, 2006) Voor het onderzoek is het van belang dat er onderzocht wordt hoe de interne communicatie in het plattelandshuis er op dit moment uitziet, omdat de interne communicatie eerst goed moet functioneren voordat er extern gecommuniceerd kan worden. 3.3.1 Intern beginnen is buiten winnen Voordat er vanuit het plattelandshuis extern gecommuniceerd kan worden is het belangrijk dat de interne communicatie loopt. Boomsma en Bordendam zeggen hier het volgende over. Iedere onderneming heeft klanten nodig en het verwerven en behouden van die klanten is alleen mogelijk als zij op een goede manier marketing toepassen. Alleen de monopolist die een ‘noodzakelijk product’ verkoopt kan zonder. Marketing moet een brug slaan tussen markt en bedrijf en op die wijze klant en medewerker dichter tot elkaar te brengen. Interne marketing moet als het ware een fundament leggen voor de externe opdracht. Binnen beginnen is de start om buiten te winnen. (Boomsma en Borendam, 2000) 3.4 Communicatiestructuur Koeleman (1997) verstaat onder een interne communicatiestructuur: het geheel van communicatienetwerken,-kanalen,-middelen, en mensen dat gebruikt wordt om de interne communicatie van een organisatie vorm te geven. Het gaat hierbij zowel om de formele als de informele communicatie. Het verbeteren heeft betrekking op de doorstroom van informatie en de kwaliteit van de samenwerking tussen mensen. Informatie-uitwisseling kan via verschillende kanalen plaatsvinden. Het bekendste kanaal is de persoonlijke communicatie die via de hiërarchische lijn verloopt. Het gaat dan meestal om taakinformatie en beleidsinformatie die verspreid wordt. In veel organisaties wordt er ook informatie verspreid middels schriftelijke, audiovisuele en digitale media. Informatie kan in organisaties in verschillende richtingen stromen: top-down, bottum-up, horizontaal en diagonaal. (Koeleman 1997) 3.4.1 Top-down De top-down informatiestroom is meestal het sterkst ontwikkeld in de organisatie. Topdown communicatie zijn de mededelingen die het topmanagement via het middenkader aan medewerkers doorgeeft. Top-down informatie bevat taak- en beleidsinformatie. Deze informatie loopt meestal langs de formele organisatielijnen, ondersteunt door interne media. De P&O- informatie die door stafafdelingen verspreid wordt, kan men ook als top- 12 -
Het plattelandshuis op de kaart! down communicatie beschouwen. Deze informatie wordt via de interne media verspreid. De kanalen voor de topdown informatiestroom zijn te verdelen in persoonlijke communicatie en interne media. Geschikte kanalen voor de interne media op het gebied van top-down communicatie zijn: e-mail, publicatieborden, intranet, themaochtenden, rapporten en een opinieonderzoek. Geschikte kanalen voor persoonlijke top-down communicatie zijn: teamvergaderingen, gesprekken met leidinggevende, intervisie, werkoverleg. (Koeleman 1997) 3.4.2 Bottum-up Het is van belang dat de leiding in organisaties niet alleen spreekt, maar ook luistert naar haar medewerkers. De kans of effectieve communicatie wordt op deze manier vergroot. In de bottum-up communicatie zijn drie belangrijke groepen informatie te onderscheiden. Dit zijn de beheerinformatie over het primaire proces van de organisatie zelf, de ideeën van medewerkers over het werk en het beleid en als laatste de feedback op top-down informatie. Kanalen die geschikt zijn voor persoonlijke bottum-up communicatie zijn: ondernemingsraad, werkoverleg, teamoverleg, intervisie en gesprekken met leidinggevende. Geschikte interne media op het gebied van bottum-up communicatie zijn: e-mail, publicatieborden, ideeënbus, themaochtend, opinieonderzoek en intranet. (Koeleman 1997) 3.4.3 Horizontaal Er zijn twee verschillende niveaus op het gebied van horizontale communicatie: op individueel niveau en op afdelingsniveau. Er is sprake van horizontale communicatie op individueel niveau als twee medewerkers in het bedrijf van dezelfde afdeling informatie uitwisselen. De horizontale informatie-uitwisseling is vaak informeel van aard. Er worden vier functies van horizontale informatie-uitwisseling genoemd: • “het vergemakkelijkt de coördinatie van de werkzaamheden, doordat het medewerkers de mogelijkheid verschaft met elkaar (impliciete) afspraken te maken en interpersoonlijke relaties op te bouwen; • Het voorziet in de mogelijkheid om relevante informatie over de organisatie uit te wisselen; • Het is een formele manier om problemen en conflicten uit te kunnen praten; • Het maakt het mogelijk dat medewerkers elkaar helpen en ondersteunen.” (Koeleman 1997) Horizontale informatie-uitwisseling is noodzakelijk om relevante informatie uit te wisselen, werkzaamheden op elkaar af te stemmen, problemen en conflicten op te lossen en elkaar te helpen. Geschikte middelen die men kan toepassen voor horizontale informatie-uitwisseling zijn: werkoverleg, kwaliteitscirkels, workshops, brainstormsessies, tweegesprek, teamdagen en lezingen. Geschikte interne media zijn: e-mail, memo’s en rapporten. (Koeleman 1997) In het kader van het onderzoek is het van belang om meer inzicht te krijgen over de verschillende richtingen waarin communicatie stroomt. 3.5 Overheidscommunicatie "Overheidscommunicatie is mondelinge en schriftelijke informatie van de overheid naar de burger, die informatie is feitelijk en zakelijk van aard. Advertenties, folders en publieksversies van overheidsdocumenten helpen de burgers te begrijpen wat de overheid bezighoudt en hoe regels in elkaar zitten. Over het algemeen gaat het bij overheidscommunicatie om maatschappelijk verantwoorde voorlichtingscampagnes". (Deze definitie is samengesteld aan de hand van diverse definities uit de boeken: De Overheid communiceert en de binnenkant van het vak door Chiel Galjaard)
Uit voorgaande definitie blijkt wel hoe breed het begrip overheidscommunicatie is. Ik gebruik het onderwerp overheidscommunicatie voor dit onderzoek, omdat de provincie een overheidsorganisatie is en ik mijn onderzoek uitvoer in opdracht van de provincie. Ik
- 13 -
Het plattelandshuis op de kaart! vind het daarom belangrijk aandacht te besteden aan wat overheidscommunicatie is en hoe de overheid communiceert naar de burger. 3.5.1 De overheid “De overheid zorgt voor orde en veiligheid, bevordert de welvaart en het welzijn van de samenleving.” (Galjaard, 2002, p.20) Nederland is een democratische rechtsstaat en de macht van de overheid is omschreven en beperkt. Een bestuur wordt op democratische wijze tot stand gebracht, daardoor zijn de persoonlijke rechten van het individu ook nauwkeurig omschreven. De persoonlijke vrijheid wordt door de gezamenlijke cultuur binnen een bevolking bepaald, evenals wat men vind dat een overheid zich op het gebied van uitoefening van macht kan veroorloven. De cultuur verandert en vernieuwt keer op keer. (Galjaard, 2002) De provincie vormt de bestuurslaag tussen het Rijk en de gemeenten. Ze doen het werk waarvoor het Rijk 'te groot' en de gemeente 'te klein' is. De provincie is vaak een 'gebiedsgerichte regisseur' en werkt nauw samen met andere overheden (Rijk, gemeenten, waterschappen), het bedrijfsleven, organisaties en instellingen. Het provinciaal bestuur is actief op een breed terrein: ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, economie, agrarische zaken, milieu, recreatie, natuur en landschap, welzijn, cultuur, bestuurlijke organisatie, toezicht op de waterschappen en op de financiën van de gemeenten. (De overheid, 2009) 3.5.2 Beleid Beleid is het stellen van doelen, middelen en een tijdpad in onderlinge samenhang. Liefst zijn plaats en tijd omschreven. Beleid wordt zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven gemaakt. Overheidsbeleid staat vaker dan bij bedrijven op papier en is bijna altijd openbaar. Dit komt omdat overheidsbeleid met openbare financiën betaald wordt en onder democratische controle moet kunnen staan. Onder beleid wordt verstaan: het aangeven van de richting en de middelen waarmee het management de gestelde organisatiedoelen wil gaan realiseren. (Klein & Rorink, 2005) 3.5.3 Communiceren van beleid Vanouds is de communicatie van de overheid gericht op het verklaren en toelichten van beslissingen. Zodra een besluit genomen was, moesten belanghebbenden daarover worden geïnformeerd teneinde het beleid uitgevoerd te kunnen krijgen. Dit is een belangrijke functie van communicatie, maar er is in dit participatietijdperk een nieuwe functie onderkend. Communicatie wordt steeds vaker niet alleen als product van beleid gezien, maar beleid wordt als product van communicatie gezien. In de afgelopen jaren is wel duidelijk geworden dat er niet bestuurd kan worden vanuit een ivoren toren. Een overheidsbestuurder pleegt regelmatig overleg met belangenorganisaties, probeert belanghebbenden en belangstellenden bij het beleid te betrekken en hen te raadplegen. Dit wordt wel 'het vergroten van draagvlak genoemd'. Ideaal is dat de overheid op een zo vroeg mogelijk moment anderen probeert te betrekken bij beleidsvorming. De overheid probeert dit al te doen in een zo'n vroeg mogelijk stadium. De overheid kan op verschillende manieren met een beleidsprobleem omgaan. Deze theorie moet helpen om een algemeen beeld te schetsen van de werkwijze van de provincie als overheidsinstelling op het gebied van communiceren van nieuw beleid. 3.6 Interactieve beleidsvorming “ Elke burger heeft een stukje overheid in zijn hoofd. Hij kan denken en praten over publieke zaken, zelfs als die wat verder van hem afstaan en dat doet de burger dan ook. In talloze gesprekken, in kantines, bij verjaardagsfeestje, verenigingen of in het café wordt Nederland ‘ doorgenomen’, worden er problemen geduid en oplossingen bedacht. Feit is wel dat dit politieke discours ver afstaat van wat er in de overheidsburelen plaatsvindt. Ook daar worden problemen geanalyseerd en oplossingen bedacht, maar kennelijk niet dezelfde.” (Woerkem, 2000)
- 14 -
Het plattelandshuis op de kaart! 3.6.1 Definitie interactieve beleidsvorming Veel overheden op lokaal-, regionaal- en rijksniveau zijn tegenwoordig wel op de een of andere wijze bezig met interactieve beleidsvorming, maar de vorm van het proces verschilt per overheid. Ook bestaat er veel verschil in de terminologie van het proces. Hieronder een tweetal definities: "Het vroegtijdig betrekken van burgers en andere belanghebbenden bij de vorming van beleid, waarbij in openheid en op basis van gelijkwaardigheid en onderling debat problemen in kaart worden gebracht en oplossingen worden verkend die van invloed zijn op het uiteindelijke politieke debat." (Edelenbos, 2000, p.39) "Een wijze van beleid voeren waarbij een overheid in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven en/of andere overheden bij het beleid betrekt om in open wisselwerking en/of samenwerking met hen tot voorbereiding, bepaling, de uitvoering en/of de evaluatie van beleid te komen. (Pröpper, 1999, p.17) Onder interactieve beleidsvorming kan in het kort het volgende worden verstaan: het proces waarin door de overheid de ontwikkeling van nieuw beleid wordt georganiseerd in samenwerking met betrokken burgers. 3.6.2 Begripsverklaring Vaak wordt gedacht dat interactief beleid alleen betrekking heeft op het ontwikkelen van plannen of op de voorbereiding van beleid, daarnaast kan interactief beleid ook plaatsvinden in andere deelprocessen van het beleid. Bijvoorbeeld door samenwerking met verschillende bedrijven of burgers waarvan de mening over een bepaalde kwestie wordt gevraagd. Op deze manier worden ze betrokken bij de beleidsevaluatie. Veel van wat sommigen interactief beleid noemen is eigenlijk een vorm van inspraak. Inspraak kan worden omschreven als een door het bestuur georganiseerde gelegenheid voor burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven om hun mening te uiten over beleid. Dit kan net als bij interactief beleid in openheid en in een zo vroeg mogelijk stadium Woerkum (2000) zegt dat interactie de meest voor de hand liggende activiteit is om tot een meer geaccepteerd beleidsproduct te komen en om het imago van overheidsorganisaties te versterken. Door interactie ontstaat beter afgestemd beleid en groeit bij burgers het inzicht in problemen en oplossingen. Door interactie worden burgers staatsburgers die leren meedenken. Maar wat zijn nu de voorwaarden voor interactieve beleidsvorming?Het klinkt allemaal mooi, maar om het in de praktijk te brengen is toch altijd moeilijk. Voorwaarden voor interactieve beleidsvorming zijn er, want het is een mooi ideaal en het is ook nodig, maar er zijn ook motieven om er niet aan te beginnen. Interactie heeft vele aspecten, onder andere een ruimtelijk cultureel aspect, dit betekent dat er door ambtenaren en bestuurders meer contacten moeten worden gelegd met personen buiten het politiek-bestuurlijke circuit. De overheid moet doordrongen worden van andere rationaliteiten dan die ze zelf koestert en ze moet groepen burgers in beweging zien te krijgen om op een politiek hoger niveau mee te kunnen denken. Uit onderzoek moet duidelijk worden of er interactieve beleidsvorming heeft plaatsgevonden bij de ontwikkeling van het plattelandshuis, omdat de bottom-up benadering één van de karakteristieken van LEADER is. 3.6.3 Participatieladder Interactieve beleidsvorming is geen eenduidig proces. Het kan op veel manieren worden uitgevoerd. De rollen die de burger en de overheid daarbij innemen verschillen iedere keer. Igno Pröpper hanteert een participatieladder om de rol van de burger en overheid weer te geven. De participatieladder is weergegeven in de tabel op de volgende pagina.
- 15 -
Het plattelandshuis op de kaart! Bestuursstijl / Rol van het bestuur Wel interactief Faciliterende stijl Het bestuur biedt ondersteuning (tijd, geld, deskundigheid en materiele hulpmiddelen) Samenwerkende stijl Het bestuur werkt op basis van gelijkwaardigheid met andere partijen samen. Delegerende stijl Het bestuur geeft aan de participant de bevoegdheid om binnen randvoorwaarden zelf beslissingen te nemen of uitvoering aan beleid te geven. Participatieve stijl Het bestuur vraagt een open advies waarbij er veel ruimte voor discussie en inbreng is. Dit betekent onder meer dat de participant een eigen probleemdefinitie en oplossingsrichting kan aangeven. Niet interactief Consultatieve stijl Het bestuur raadpleegt de participant over een gesloten vraagstelling. De participant kan zich uitspreken over een gegeven beleidsaanpak binnen een gegeven probleemomschrijving Open autoritaire stijl Het bestuur voert geheel zelfstandig beleid. Om het beleid bekend te maken, verschaft zij hierover informatie. Om het beleid te laten slagen. tracht zij doelgroepen zo nodig te overtuigen of te overreden. Gesloten autoritaire stijl Het bestuur voert geheel zelfstandig beleid.
Rol van de participant Initiatiefnemer
Samenwerkingspartner
Medebeslisser
Adviseur
Consultor (geconsulteerde)
Doelgroep van onderzoek of voorlichting
Geen
Tabel 3.4: de participatieladder van Pröpper (1999, p 22-23)
Voor het onderzoek is van belang welke rol is weggelegd voor de provincie en eventueel de participant(en) bij de ontwikkeling van het plattelandshuis. 3.6.4 Motieven van overheden voor interactieve beleidsvorming Er zijn tal van motieven te noemen voor interactieve beleidsvorming. Edelenbos (2000) noemt zeven motieven: het verhogen van democratische legitimiteit, het dichten van de kloof tussen burger en bestuur, het vergroten van probleemoplossend vermogen, het versnellen van het beleidsproces, het verhogen van kwaliteit van beleid en vergroten van draagvlak voor beleid. Ik zal nu verder ingaan op het motief vergroten van draagvlak voor beleid. 3.6.5 Het vergroten van draagvlak voor beleid Draagvlak is nodig voor acceptatie van beleid bij burgers en interactieve beleidsvorming kan daarbij een rol spelen. Vaak wordt er verondersteld dat het proces van interactieve beleidsvorming genoeg is om meer draagvlak te creëren. Mensen leven echter in een dynamische wereld en hoe mensen beleid beoordelen ligt daarom niet alleen aan het feit
- 16 -
Het plattelandshuis op de kaart! of ze wel of niet betrokken zijn geweest bij de ontwikkeling van het beleid, maar welke informatiebronnen ze aanwenden in zowel het formele als informele circuit van communicatie. (Pröpper, 1999) Een definitie van draagvlak wordt vaak achterwege gelaten. Bartels en Ruelle (1998) beschrijven draagvalk op basis van attitude, betrokkenheid en actiegeneigdheid van personen. "Attitudes zijn evaluaties en ze komen op enig moment tot uiting in het hebben van een afkeer of voorkeur ten aanzien van een beleid, een object, een instelling, een gebeurtenis of een persoon en kunnen zich tenslotte manifesteren in de vorm van een actiegeneigdheid" (p.304) Bij betrokkenheid gaat het volgens de auteurs om het persoonlijke belang dat men aan iets hecht. "Een sterkere attitude zal een hogere betrokkenheid opleveren" (p.404) Volgens de auteurs zijn er vijf varianten van maatschappelijk draagvlak te beschrijven. Zie hiervoor onderstaande tabel. Sterk draagvlak Ambivalent draagvlak Nuloptie Zwak draagvlak Ontbrekend draagvlak
Er is sprake van een hoge betrokkenheid dat gepaard gaat met een positieve houding ten opzichte van beleid. Er is wel sprake van een positieve houding ten opzichte van beleid, maar de betrokkenheid is laag. Er is geen sprake van betrokkenheid of enige belangstelling Er is sprake van een lage betrokkenheid dat gepaard gaat met een negatieve houding. Er is sprake van een hoge betrokkenheid dat gepaard gaat met een negatieve houding.
Tabel 3.6: vijf varianten van draagvlak (Bartels & Ruelle, 1998)
Door middel van het onderzoek kan gekeken worden of er draagvlak is voor het plattelandshuis en welke variant dan van toepassing is geweest.
- 17 -
Het plattelandshuis op de kaart!
Hoofdstuk 4: Onderzoeksopzet Het onderzoeksplan bevat een globale opzet van het onderzoek. In het onderzoeksplan staat het doel van het onderzoek beschreven en is helder welke probleemstelling centraal staat. De onderzoeksvragen worden besproken en er wordt aangeduid hoe de onderzoekspopulatie eruit ziet. Daarnaast wordt er onderscheid gemaakt in verschillende typen onderzoek, hierbij wordt overwogen of er kwantitatief of kwalitatief onderzoek wordt toegepast en wordt beschreven of het om beschrijvend, exploratief of toetsend onderzoek gaat. Ook wordt er aangegeven of er deskresearch of fieldresearch wordt toegepast en daarnaast worden de onderzoeksmethoden besproken. 4.1 Doel van het onderzoek Het plattelandshuis Hoogeland wordt omschreven als een loket voor advies en begeleiding waar ideeën van mensen omgezet kunnen worden in projecten op het gebied van plattelandsontwikkeling. Vanuit de provincie is aangegeven dat de plattelandshuizen nauwelijks bezocht worden. Daarom is het uiteindelijke doel van deze opdracht dat duidelijk wordt welke communicatie ingezet kan worden om het plattelandshuis Hoogeland op de kaart te zetten. Door inzicht te geven in de verwachtingen van gebruikers van het plattelandshuis, het doel van de provincie met het plattelandshuis Hoogeland en hoe de communicatie bij plattelandshuizen elders in het land is geregeld, kan er een advies gegeven worden. Daarnaast is het belangrijk dat de bekendheid van het plattelandshuis Hoogeland onderzocht wordt onder de volgende acht gemeenten, die het Hoogeland vormen: De Marne, Bedum, Winsum, Eemsmond Loppersum, Appingedam, Ten Boer en Delfzijl 4.2 Onderzoekspopulatie Een deel van het onderzoek wordt gedaan aan de hand van een steekproef. Bij een steekproef komt slechts een deel van de te onderzoeken groep aan bod. Er kan gekozen worden voor een aselecte steekproef of een selecte steekproef. Bij een aselecte steekproef worden mensen geselecteerd op basis van toeval. De kans dat iemand geselecteerd wordt om mee te doen aan het onderzoek is voor iedereen gelijk. Een aselecte steekproef wordt vaak getrokken met behulp van een computer die willekeurig een aantal personen uit een bestand kiest. Bij een selecte steekproef worden mensen ondervraagd die voldoen aan bepaalde criteria. De populatie wordt dan niet door toeval bepaald. (Michels, 2006) In dit onderzoek wordt een aselecte steekproef gehouden onder mensen woonachtig in het LEADER-gebied Hoogeland. Deze resultaten zal ik gaan gebruiken als een kapstok voor mijn onderzoek, want op deze manier wordt duidelijk hoe bekend of onbekend het plattelandshuis is onder deze mensen. 4.3 Probleemstelling De probleemstelling die centraal staat gedurende dit onderzoek is de volgende: Welke communicatie kan worden ingezet om plattelandshuizen als nieuw beleid te communiceren, zodat het bekend raakt onder de burgers en zij weten wat een plattelandshuis voor hen kan betekenen?
- 18 -
Het plattelandshuis op de kaart! 4.4 Onderzoeksvragen Om een advies te kunnen geven moet uiteindelijk de probleemstelling beantwoord worden. Dit wordt gedaan aan de hand van een aantal deelvragen en deze bestaan weer uit een aantal onderzoeksvragen. Deelvraag 1: • Hoe wordt nieuw beleid door de provincie gecommuniceerd naar de burger? - Wat houdt beleid in? - Wat houdt overheidscommunicatie in? - Wat houdt interactieve beleidsvorming in? - Wat zijn aandachtspunten met betrekking tot communiceren van (nieuw) beleid? Deelvraag 2: • Wat wil de provincie (programmamanagers) uiteindelijk bereiken met de plattelandshuizen? - Wat zijn de communicatiedoelstellingen van de provincie? - Waarom zet de provincie een plattelandshuis in om die communicatiedoelstellingen te behalen? - Worden er op dit moment al middelen ingezet om aandacht te krijgen voor het plattelandshuis? - Wat is de verwachting van het plattelandshuis voor het eerste jaar? Deelvraag 3: • Wat wil de LEADER Actie Groep (LAG) Hoogeland uiteindelijk bereiken met het plattelandshuis Hoogeland? - Wat doet de LAG? - Wie maken deel uit van de LAG Hoogeland? - Welke rol vervult de LAG met betrekking tot het plattelandshuis? - Wat is de verwachting van het plattelandshuis voor het eerste jaar? Deelvraag 4: • Wat zijn de verwachtingen gebruikers van het plattelandshuis? - Wie zijn huidige gebruikers van het plattelandshuis? - Wat verwachten huidige gebruikers van het plattelandshuis? - Hoe ziet de interne communicatie eruit binnen het plattelandshuis volgens huidige gebruikers? - Hoe ziet de externe communicatie eruit van het plattelandshuis volgens huidige gebruikers? - Hoe ziet de gewenste interne en externe communicatie eruit volgens huidige gebruikers? - Hoe ziet de potentiële doelgroep eruit volgens huidige gebruikers? 4.5 Algemene doelstelling Aan de hand van de probleemstelling en verschillende onderzoeksvragen die zijn opgesteld, is een algemene doelstelling geformuleerd. De doelstelling is als volgt geformuleerd: De provincie binnen een tijdsbestek van vijf maanden voorzien van concrete adviezen over de manier waarop plattelandshuizen als nieuw beleid gecommuniceerd kunnen worden naar de burger, zodat het een plek wordt van ontmoeting, uitwisseling en inspiratie om samen te gaan werken aan een levendig en vitaal platteland.
- 19 -
Het plattelandshuis op de kaart! 4.6 Onderzoekstype Er zijn verschillende onderzoekstypes te onderscheiden, dit zijn beschrijvend, explorerend en toetsend onderzoek. Dit onderzoek zal grotendeels beschrijvend zijn, omdat er sprake is van beschrijvend onderzoek als het erom gaat een nauwkeurige opsomming te geven zonder nadere aanduiding van verbanden tussen kenmerken of verklaringen daarvoor. Er wordt meestal niet verder gegaan dan het beschrijven van een verschijnsel. Het ontwikkelen van een nieuwe theorie of het formuleren van hypothesen is niet aan de orde. In dit onderzoek zal worden beschreven hoeveel mensen woonachtig in het Hoogeland het plattelandshuis kennen en wat de verwachtingen zijn van de gebruikers van het plattelandshuis. Daarnaast zal aan de orde komen wat de provincie wil bereiken met het plattelandshuis. Het onderzoek zal ook richting exploratief onderzoek gaan, omdat er zal worden vergeleken of de verwachtingen van gebruikers en bezoekers overeenkomen met wat de provincie voor ogen heeft met het plattelandshuis. Een exploratief onderzoek wordt meestal geplaatst tussen een beschrijvend en toetsingsonderzoek. Het doel van dit type onderzoek is het ontwikkelen van nieuwe theorieën en hypothesen, omdat deze nog niet voor handen zijn. Het gaat dan niet alleen meer om het registreren en beschrijven van verschijnselen. Door een exploratief onderzoek in te stellen kan er antwoord worden verkregen op verschil- en/of samenhangonderzoeksvragen. (Baarda & de Goede, 2006) 4.7 Deskresearch Dit onderzoek zal zowel desk- als fieldresearch bevatten. Deskresearch is het verzamelen en bewerken van bestaande gegevens, dit zijn secundaire gegevens. (Een goed onderzoek, 2006)
Deskresearch zal uitgevoerd worden om relevante informatie te verzamelen voor de opdracht. Met deskresearch kan er informatie verzameld worden over de opdrachtgevende organisatie en over de inzet van communicatie van plattelandshuizen elders in het land. Deze bestaan al langer en hierdoor kunnen gedane zaken als vergelijkingsmateriaal voor het onderzoek gebruikt worden. Communicatietheorieën en literatuur aangaande het onderwerp kunnen gebruikt worden als ondersteuning en verantwoording. 4.7.1 Literatuuronderzoek Bij het verzamelen van literatuur is vooral gelet op bruikbaarheid en recentheid van de boeken. Om tot een zo solide mogelijke basis te komen voor het onderzoek zijn verschillende publicaties geraadpleegd. De titels zijn in de literatuurlijst te vinden. Onderzoeksvragen Door middel van het literatuuronderzoek moeten verschillende vragen beantwoord worden: • Wat houdt beleid in? • Wat houdt overheidscommunicatie in? • Wat houdt interactieve beleidsvorming in? • Wat zijn aandachtspunten met betrekking tot communiceren van (nieuw) beleid? 4.8 Fieldresearch
Fieldresearch is het zoeken naar nieuwe informatie. Er is nog niemand geweest die dit heeft onderzocht. (Een goed onderzoek, 2006) Fieldresearch wordt ingezet om meer informatie te verkrijgen van gebruikers van de plattelandshuizen. Op deze manier kan er inzicht worden verkregen in de verwachtingen van de huidige gebruikers van het plattelandshuis. Daarnaast kan er door middel van field research meer informatie worden verkregen over het doel dat de provincie met het plattelandshuis voor ogen heeft.
- 20 -
Het plattelandshuis op de kaart! 4.8.1 Kwalitatief en/of kwantitatief onderzoek Er wordt voor dit onderzoek ook onderscheid gemaakt in kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Bij kwalitatief onderzoek wordt er op basis van diepgaande gesprekken meningen onderzocht. Kwalitatief onderzoek is vooral gericht op meningen, oordelen en gedrag. Meestal worden er vragen gesteld aan een beperkt aantal mensen of organisaties. De methodes die gebruikt worden bij kwalitatief onderzoek zijn onder andere: observaties, diepte interviews en discussies. Bij kwantitatief onderzoek worden er door waarnemingen gegevens verzameld en dit kan eventueel door middel van een steekproef. Kwantitatief onderzoek is vooral gericht op feiten en cijfers. Hierbij gaat het om het verzamelen van informatie bij een groot aantal mensen of organisaties. Vaak wordt hierbij een schriftelijke enquête gebruikt en de gegevens kunnen verwerkt worden met computerprogramma’s als SPSS. (Michels, 2006) Bij dit onderzoek zal gebruikt gemaakt worden van beide typen onderzoeken. Om er achter te komen of het plattelandshuis Hoogeland bekend is bij mensen zal er een aselecte steekproef uit worden gevoerd. Ik ga in alle acht gemeenten, die het LEADER gebied Hoogeland vormen een telefonische enquête afnemen om op deze manier helderheid te krijgen over de bekendheid van het plattelandshuis onder deze mensen. De steekproef is aselect en daarom kies ik willekeurig mensen uit het telefoonboek om de enquête af te nemen. Op deze manier worden er kwantitatieve gegevens verzameld. Kwalitatieve gegevens zullen worden verkregen door diepte-interviews met verschillende mensen. Deze interviews kunnen inzicht geven in het doel dat mensen die werkzaam zijn bij de provincie voor ogen hebben met het plattelandshuis en wat gebruikers van het plattelandshuis verwachten. 4.8.2 Enquête Een enquête is een uiterst geschikt middel om een aantal mensen te ondervragen. Met behulp van deze gegevens wordt duidelijk of het plattelandshuis bekend is. De enquête zal telefonisch worden afgenomen onder een aantal mensen woonachtig in het LEADER gebied Noord-Groningen. Verantwoording enquêtevragen De enquête bestaat uit een zestal vragen. Er is begonnen met drie algemene vragen, namelijk het geslacht, de leeftijd en woonplaats van de persoon. Hier is voor gekozen, omdat achteraf eventueel kan worden gekeken of men in dezelfde leeftijdscategorie bekend of onbekend is met het plattelandshuis en of dit in bepaalde gemeenten verschilt. Daarna wordt er gevraagd of de ondervraagde persoon het plattelandshuis kent. Dit is gedaan om gelijk duidelijkheid te krijgen over het wel of niet kennen van het plattelandshuis. Als de ondervraagde persoon het plattelandshuis niet kent wordt de enquête beëindigd, omdat hierna niet inhoudelijk over het plattelandshuis doorgevraagd kan worden. Hierna zijn twee inhoudelijke vragen over het plattelandshuis geformuleerd. De eerste vraag gaat over hoe ze zijn geïnformeerd over het bestaan van het plattelandshuis en de tweede en tevens laatste vraag over of ze weten waar het plattelandshuis voor bedoeld is. Op deze manier moet er duidelijkheid worden verkregen over de kennis van de mensen over het plattelandshuis. Als ze wel eens van het plattelandshuis gehoord hebben hoeft het niet zo te zijn dat ze weten waarvoor het dient. De enquête is opgenomen in bijlage 1. 4.8.3 interviews Een interview is een flexibel middel om inzicht te verkrijgen in een probleem en eventuele oplossingen. Het is vooral gericht op meningen, oordelen en gedrag. Het houden van interviews is daarom uitermate geschikt voor dit onderzoek. Het doel van een interview is het verzamelen van informatie uit mededelingen van ondervraagde personen, om zo een vooraf geformuleerde vraagstelling te beantwoorden.
- 21 -
Het plattelandshuis op de kaart! Deze informatie kan meer of minder gestructureerd verzameld worden. Dit kan verschillen doordat het interview volledig vrij of open is, waarbij alleen de beginvraag vaststaat of dat juist de vragen en antwoorden vastliggen. Bij kwalitatief onderzoek kan de formulering van vraagstelling vastliggen, maar de antwoordmogelijkheden staan altijd open. Dan is er sprake van een half- of gedeeltelijk gestructureerd interview, hierbij liggen niet alleen de onderwerpen vast, maar ook de belangrijkste vragen in de juiste volgorde. De 'doorvragen' liggen meestal niet vast. Dit soort interviews zullen gebruikt worden in dit onderzoek. Er zullen individuele interviews plaatsvinden, omdat iedere geïnterviewde zijn eigen mening moet kunnen geven. De interviews worden mondeling afgenomen face-to-face. 4.8.3.1 Interviews met betrokken ambtenaren van de provincie Er zullen een aantal mensen worden geïnterviewd voor het onderzoek. De volgende drie programmamanagers zullen geïnterviewd worden over wat zij voor ogen hebben met de plattelandshuizen. Dit zijn de programmamanager voor Noord-Groningen, OostGroningen en het Westerkwartier. Het is van belang deze drie programmamanagers te interviewen, omdat zij vanaf het begin betrokken zijn geweest bij de ontwikkeling van de plattelandshuizen. Onderzoeksvragen Het doel van deze interviews is het beantwoorden van de volgende onderzoeksvragen: • Wat zijn de communicatiedoelstellingen van de provincie? • Waarom zet de Provincie een plattelandshuis in om die communicatiedoelstellingen te behalen? • Worden er op dit moment al middelen ingezet om aandacht te krijgen voor het plattelandshuis? • Wat is de verwachting van het plattelandshuis voor het eerste jaar? 4.8.3.2 Interviews met leden van de LAG Daarnaast worden er twee personen van de LEADER actie groep (LAG) geïnterviewd. Dit zijn de voorzitter van de LAG en een themalid leefbaarheid en onderwijs voor de LAG. Hierdoor moet duidelijk worden hoe de LAG het plattelandshuis in de toekomst voor zich ziet. Er is voor gekozen om de voorzitter van de LAG te interviewen, omdat zij bij alle processen is betrokken. Daarnaast is ervoor gekozen om een themalid te interviewen, omdat een themalid vanuit een ander perspectief kijkt. Onderzoeksvragen Het doel van deze interviews in het beantwoorden van de volgende onderzoeksvragen: • Wat doet de LAG? • Wie maken deel uit van de LAG? • Welke rol vervult de LAG met betrekking tot het plattelandshuis? • Wat wil de LAG uiteindelijk bereiken met het plattelandshuis Hoogeland? 4.8.3.3 Interviews met gebruikers van de plattelandshuizen Gebruikers van de drie plattelandshuizen zullen geïnterviewd worden om inzicht te krijgen in hun verwachtingen. Voor het plattelandshuis Hoogeland zullen twee personen worden geïnterviewd en er zal één persoon van het plattelandshuis in Oost- Groningen en één persoon van het plattelandshuis in Westerkwartier geïnterviewd worden. Onderzoeksvragen Het doel van deze interviews is het beantwoorden van de volgende onderzoeksvragen: • Wie zijn huidige gebruikers van het plattelandshuis? • Wat verwachten huidige gebruikers van het plattelandshuis? • Hoe ziet de interne communicatie eruit binnen het plattelandshuis volgens huidige gebruikers? • Hoe ziet de externe communicatie eruit van het plattelandshuis volgens huidige
- 22 -
Het plattelandshuis op de kaart! gebruikers • Hoe ziet de gewenste interne- en externe communicatie eruit volgens huidige gebruikers • Hoe ziet de potentiële doelgroep eruit volgens huidige gebruikers? De uitwerking van de interviews zijn terug te vinden in bijlage vier, vijf en zes.
- 23 -
Het plattelandshuis op de kaart!
Hoofdstuk 5: Onderzoeksresultaten 5.1 Resultaten van het onderzoek In dit hoofdstuk worden de resultaten van zowel het kwantitatieve als kwalitatieve onderzoek weergegeven. 5.1.1 Resultaten kwantitatief onderzoek Bij de start van het onderzoek is er eerst gekeken naar de bekendheid van het plattelandshuis onder mensen woonachtig in het LEADER-gebied Noord-Groningen. Om een beeld te krijgen van de bekendheid van het plattelandshuis zijn er willekeurig een aantal mensen gebeld met de vraag of ze het plattelandshuis in ten Boer kennen. Twee van de dertig ondervraagden kenden het plattelandshuis of had er wel eens van gehoord. Beide personen zijn via een artikel in de krant over de opening van het plattelandshuis geïnformeerd over het bestaan ervan. Geen van deze ondervraagde mensen wist waarvoor ze terecht konden in het plattelandshuis. Met deze informatie kon er verder worden gegaan met het kwalitatieve onderzoek, de diepte-interviews. 5.1.2 Resultaten kwalitatief onderzoek In deze paragraaf worden de resultaten van de diepte-interviews weergegeven. De resultaten worden gepresenteerd met behulp van de deelvragen die te vinden zijn in hoofdstuk 4.4. In de bijlagen zijn de uitwerkingen van de interviews geplaatst. Communicatie en Kabinet Voor er is begonnen met het uitvoeren van de diepte interviews zijn er oriënterende interviews gehouden met een bestuursadviseur van de afdeling Communicatie en Kabinet en een communicatiemedewerker van het Programma Landelijk Gebied. Zie ook bijlage twee en drie. Op deze manier kon er een beeld gevormd worden van de werkwijze op het gebied van communicatie bij de Provincie Groningen. Uit de interviews is naar voren gekomen dat de afdeling communicatie is onderverdeeld in een soort clusters, namelijk bestuursadvisering en perscoördinatie, communicatie, openbare orde en veiligheid en kabinet. De afdeling Communicatie en Kabinet bestaat uit verschillende functies en voor een gehele organisatiebeschrijving is in bijlage zeven het organogram geplaatst. Daarnaast heeft iedere afdeling binnen de provincie Groningen een ondersteuner op het gebied van communicatie. De interne communicatie verloopt informeel, bijvoorbeeld bij elkaar binnenlopen om advies te vragen, daarnaast vinden er maandelijks een aantal overleggen en vergaderingen plaats en komt er tweemaandelijks een nieuwsbrief uit. De functies die centraal staan bij interne en externe communicatie van de provincie Groningen zijn de volgende: • Representatie en promotie • Dienstverlening en publieksvoorlichting • Openbaarmaking en verantwoording • Beleidsvoorlichting • Burgerparticipatie in de beleidsvorming • Profilering als bestuurslaag • Antennefunctie • Interne communicatie 5.1.2.1 Programmamanagers en het plattelandshuis Drie programmamanagers die werkzaam zijn bij de provincie Groningen zijn geïnterviewd voor het onderzoek 'het plattelandshuis op de kaart'.
- 24 -
Het plattelandshuis op de kaart! Betrokkenheid bij en draagvlak voor het plattelandshuis Alle programmamanagers zijn vanaf het begin betrokken geweest bij de ontwikkeling van het plattelandshuis en hebben ook zelf geïnitieerd om een plattelandshuis in hun regio te plaatsen. Dit is niet gedaan aan de hand van beleids- of communicatiedoelstellingen. Het doel is een loketfunctie in het gebied te creëren en daarmee synergie te bereiken. Zij vinden dat het plattelandshuis een plek moet zijn waar mensen terecht kunnen met hun ideeën en vragen op het gebied van plattelandsontwikkeling. De synergie tussen de gebruikers van het plattelandshuis vinden zij ook belangrijk, want op deze manier kunnen de gebruikers elkaar beïnvloeden en uiteindelijk samenwerken, wat kan leiden tot nieuwe projecten op het gebied van plattelandsontwikkeling. Om draagvlak te creëren voor het plattelandshuis vinden zij dat er kwaliteit geboden moet worden aan de bezoekers, zodat bezoekers met een goed gevoel weer weggaan. Ondersteuning, advies en kwaliteit moet zorgen voor draagvlak van het plattelandshuis onder potentiële bezoekers. Op dit moment hebben de potentiële bezoekers nog geen verwachting denken de programmamanagers, omdat nog weinig mensen van het bestaan van het plattelandshuis afweten. Daarbij geven ze aan dat dit waarschijnlijk komt, doordat de plattelandshuizen nog maar kort geopend zijn. De programmamanager in Noord-Groningen weet wel dat mensen die wonen in dat gebied veel ideeën hebben en er daarom een grote behoefte is aan informatie. Verwachtingen van de programmamanagers De verwachtingen van de ontwikkeling van het plattelandshuis voor het eerste jaar lopen uiteen. De programmamanager van Noord-Groningen verwacht voor het eerste jaar dat er een aantal vaste gebruikers zijn, daarna hoopt hij dat mensen langzamerhand de weg weten te vinden en weten waarvoor ze terecht kunnen in het plattelandshuis om er uiteindelijk gebruik van te gaan maken. Naamsbekendheid genereren door algemene en gerichte publiciteit vinden de programmamanagers voor alle drie de plattelandshuizen belangrijk. Daarnaast wordt de synergie, het elkaar beïnvloeden met ideeën in de plattelandshuizen Oost- en West-Groningen voor het eerste jaar ook verwacht. Het plattelandshuis ontvangt, als een project van LEADER, subsidie tot 2013. Hierna wordt de subsidie stop gezet. Alle drie de programmamanagers vinden het belangrijk dat het plattelandshuis een vaste vorm aan zal nemen, bijvoorbeeld een stichting, zodat het kan blijven bestaan. Zij geven wel aan dat het plattelandshuis alleen kan blijven bestaan als het belang ervan wordt ingezien door de mensen in de regio. 5.1.2.2 LAG Hoogeland en het plattelandshuis Hoogeland Voor het onderzoek ‘plattelandshuis op de kaart’ zijn ook twee leden van de LAG Hoogeland geïnterviewd, namelijk de voorzitter en een themalid. Ontwikkeling De LAG Hoogeland is volop in ontwikkeling. De kleine initiatieven lopen, dat heeft zich in voorgaande perioden al bewezen vertelt de voorzitter van de LAG Hoogeland. Dit zijn subsidieaanvragen voor projecten tot €10.000,-. De LAG Hoogeland is nu bezig om, als het gaat over plattelandsontwikkeling, vanuit een samenhangender beeld initiatieven te ondersteunen, zodat er wat meer lijn en structuur in komt. Daarbij is er in het Noorden de komende jaren sprake van vergrijzing en een krimp van de inwoners. De LAG wil hierin een rol spelen. Ze onderzoeken hoe het platteland toch vitaal en actief kan blijven. Daarnaast staan het versterken van de toeristische aantrekkelijkheid en culturele mogelijkheden in het gebied centraal. Draagvlak De LAG-leden zijn het erover eens dat de LAG een plek moet krijgen in het plattelandshuis als dat mogelijk is, maar ze willen in ieder geval hun vergaderingen daar gaan houden, zodat er ook meegedacht kan worden over de ontwikkeling van het plattelandshuis. De LAG-leden moeten een soort ambassadeurs worden van het plattelandshuis. Zij geven ook aan dat zij mensen, organisaties of dorpen meer willen stimuleren om initiatieven van onderop in te brengen, zodat er daarna draagvlak
- 25 -
Het plattelandshuis op de kaart! gecreëerd kan worden voor het plattelandshuis. Zij weten nog niet hoe zij dit willen gaan doen. Communicatie De LAG-leden hebben contact met elkaar onderling en vergaderen één keer per twee maanden. Hier worden projecten die voor advies liggen en potentiële projecten besproken. Daarnaast kunnen de LAG-leden vorens een vergadering bekijken wat voor initiatieven er zijn ingediend via een website. Op dit moment wordt er niet gecommuniceerd met de LAG in Oost-Groningen of Westerkwartier, maar de geïnterviewden geven aan hier wel behoefte aan te hebben. 5.1.2.3 gebruikers van de plattelandshuizen Om een beeld te krijgen van wat de verwachtingen van gebruikers zijn van het plattelandshuis zijn vier gebruikers van de drie plattelandshuizen geïnterviewd. In elk plattelandshuis hebben gebruikers een werkplek en hier zijn geen kosten aan verbonden. Elke gebruiker vertegenwoordigt een organisatie of project binnen het plattelandshuis. In het plattelandshuis Hoogeland zijn tot nu toe twee gebruikers gevestigd. Één persoon vertegenwoordigt een project genaamd 'Hoogeland op de Kaart', dit is een project voor de bevordering van de recreatie en het toerisme op het Hoogeland en het opzetten van een netwerk en samenwerking tussen die ondernemers. De andere gebruiker is iemand die communicatietaken uitvoert voor LEADER Hoogeland. Beide personen runnen verder het plattelandshuis als zij daar aanwezig zijn. De personen die geïnterviewd zijn voor de andere twee plattelandshuizen runnen ook voor een groot deel het plattelandshuis. In deze plattelandshuizen zijn al meerdere partijen vertegenwoordigd. Onder andere de Vereniging Groninger Dorpen, Dienst Landelijk Gebied en de agrarische natuurvereniging. Verwachting Alle gebruikers zijn het erover eens dat het plattelandshuis een plek moet zijn waar mensen terecht kunnen met hun ideeën en vragen en dat het een laagdrempelig ‘iets’ is. De geïnterviewden van het plattelandshuis Hoogeland hopen in eerste instantie dat het plattelandshuis dit jaar iedere dag bezet is en er dus meerdere partijen vertegenwoordigt zijn in het plattelandshuis. Ze zijn het erover eens dat het nog erg moet groeien, dat het plattelandshuis zich nog in de pioniersfase bevind. De stap die hierna volgt is het focussen op de bekendheid van het plattelandshuis onder de burgers, zodat er draagvlak gecreëerd kan worden en het plattelandshuis neergezet wordt en mensen weten waar ze er terecht kunnen. Dit willen ze waarmaken door communicatiemiddelen in te zetten en beide geïnterviewden geven aan dat ze het belangrijk vinden om ‘de boer op’ te gaan. Dus bijvoorbeeld naar scholen en dorpshuizen gaan om daar uit te leggen wat het plattelandshuis is en waarvoor ze er terecht kunnen. Dit is ook wat de gebruikers in de andere twee plattelandshuizen voor zich zien. Potentiële doelgroep Alle gebruikers zijn het erover eens dat eigenlijk iedereen in aanmerking komt die een goed idee heeft op het gebied van plattelandsontwikkeling. Het criterium hierbij is wel dat dit een organisatie of particulier is die zelf een project kan opzetten. Dit kunnen gebruikers zijn en mensen dorpen, wijken of verenigingen met ideeën. Interne communicatie De interne communicatie met de gebruikers van elk plattelandshuis onderling verloopt informeel via de mail, per telefoon of als je elkaar persoonlijk spreekt. Wel vinden alle gebruikers het belangrijk elkaar regelmatig te treffen, maar doordat iedereen op verschillende dagen aanwezig is, omdat het plattelandshuis dan iedere dag bezet is, is dit niet altijd mogelijk, maar wel gewenst. De plattelandshuizen in Oost- en West Groningen hebben in ieder geval elke maand overleg. Op het Hoogeland is dit nog niet het geval en dit komt door de weinige gebruikers die er tot nu toe zijn. Elke dinsdag is de
- 26 -
Het plattelandshuis op de kaart! programmamanager wel aanwezig en dan wordt er informeel overlegd. De gebruikers zien wel een maandelijks overleg voor zich in de toekomst. Externe communicatie Alle gebruikers geven aan dat er in alle drie de plattelandshuizen nog weinig tot geen sprake is van externe communicatie. Om meer bekendheid voor de plattelandshuizen te genereren is dit een onderdeel waarover door de gebruikers nagedacht wordt. In het Hoogeland denken ze dat er veel lawaai gemaakt moet worden om het plattelandshuis bekend te maken onder mensen in de regio. Hierbij wordt gedacht aan het inzetten van communicatiemiddelen en door ‘de boer op’ te gaan. De gebruikers vinden het wel belangrijk dat erop wordt gelet hoe er gecommuniceerd wordt naar de burger, zodat de kwaliteit gewaarborgd wordt en er bijvoorbeeld geen dingen worden beloofd die niet waargemaakt worden. 5.2 Opvallende resultaten Naast de resultaten die zijn weergegeven aan de hand van de deelvragen zijn er in mijn perceptie een aantal opmerkelijke resultaten. -
-
Geen van de drie plattelandshuizen is hetzelfde. Dit komt doordat elke regio zijn eigen dynamiek heeft en hierdoor zijn de werkzaamheden, werkwijze en gebruikers verschillend in elk plattelandshuis. De verwachting van de programmamanagers verschillen met de verwachtingen van de gebruikers. De programmamanagers denken dat het plattelandshuis een vaste vorm aan moet nemen in de toekomst, terwijl de gebruikers denken dat het afhangt van de ‘waan van de dag’. In elke regio gaat de programmamanager verschillend te werk, ze hebben hun eigen werkwijze. Er vindt geen uitwisseling plaats tussen de drie plattelandshuizen in Groningen. Er zijn geen communicatieplannen en doelstellingen opgesteld voordat het plattelandshuis geopend werd.
- 27 -
Het plattelandshuis op de kaart!
Hoofdstuk 6: Conclusies In dit hoofdstuk worden naar aanleiding van de onderzoeksresultaten de belangrijkste conclusies weergegeven. 6.1 Opzet plattelandshuis Bij de opzet van het plattelandshuis zijn geen burgers betrokken. Er was geen sprake van interactieve beleidsvorming. Terwijl vanuit LEADER de bottom-up benadering centraal staat. Interactieve beleidsvorming is geen eenduidig proces, want de rollen van de burger en overheid verschillen iedere keer. De rol die de overheid heeft gehanteerd bij de opzet van het plattelandshuis is de gesloten autoritaire stijl en hierbij voert het bestuur geheel zelfstandig beleid. De burger heeft geen rol, geen inspraak en is in deze situatie geen participant. (Pröpper, 1999) 6.2 Positie Plattelandshuis Het plattelandshuis is een mooi initiatief, maar uit het onderzoek is gebleken dat er bij de opzet van het plattelandshuis geen doelstellingen of communicatieplannen zijn opgesteld. Het blijkt nu dat dat wel nodig is, want het plattelandshuis is nauwelijks bekend onder potentiële bezoekers en gebruikers. 6.3 Rol programmamanagers Uit de resultaten is naar voren gekomen dat de programmamanagers allemaal betrokken zijn geweest bij de opzet van het plattelandshuis. Het officiële initiatief komt van de LAG, maar de programmamanagers hebben het idee voor een plattelandshuis ingediend in de LAG en de LAG heeft dit goedgekeurd. Zij wilden dit in de provincie Groningen opzetten, omdat elders in Nederland plattelandshuizen bestaan die bestaansrecht hebben en niet meer zijn weg te denken. Dit wilden de programmamanagers ook in Groningen creëren. In Oost-Groningen was al een plattelandshuis gevestigd en dit liep goed. Op grond van de ervaringen in Oost-Groningen en elders in Nederland is er besloten drie plattelandshuizen in de provincie Groningen op te zetten. Bij de opzet van het plattelandshuis speelden de programmamanagers een grote rol. Voor de gebruikers moet het duidelijk zijn waarvoor ze terecht kunnen bij de programmamanager, omdat ze dan weten wat zijn rol is met betrekking tot het plattelandshuis. 6.4 Interne communicatie gebruikers Reijnders (2006) zegt dat voor het functioneren van een organisatie interne communicatie noodzakelijk is. Voordat de plattelandshuizen zijn opgezet is niet nagedacht over de interne communicatie. Er zijn ten eerste geen plannen ontwikkeld voor de communicatie met en tussen de gebruikers. Daarnaast is het voor de gebruikers niet helder wat er van hun verwacht wordt. Verder is er ook niet over nagedacht hoe potentiële gebruikers naar het plattelandshuis getrokken kunnen worden en wie hier dan verantwoordelijk voor is. Voordat er dus extern gecommuniceerd kan worden vanuit het plattelandshuis naar potentiële bezoekers en gebruikers moet de interne communicatie en bezetting op orde zijn, want ‘intern beginnen is buiten winnen’. Koeleman (1997) zegt dat informatie-uitwisseling via verschillende kanalen kan plaatsvinden. Het bekendste kanaal is de persoonlijke communicatie die via de hiërarchische lijn verloopt. Het gaat dan meestal om taakinformatie en beleidsinformatie die verspreid wordt. In veel organisaties wordt er ook informatie verspreid middels schriftelijke, audiovisuele en digitale media. Daarnaast kan informatie in organisaties in verschillende richtingen stromen: top-down, bottum-up, horizontaal en diagonaal. Het plattelandshuis is geen normale organisatie, dus informatie-uitwisseling zal op een andere manier plaatsvinden. Het is wel belangrijk dat er afspraken worden gemaakt over de invulling hiervan.
- 28 -
Het plattelandshuis op de kaart!
6.5 Draagvlak "Draagvlak creëren betekent ervoor zorgen dat je van tevoren ondersteuning en goedkeuring verwerft voor plannen die je wilt gaan uitvoeren of beslissingen die je wilt gaan nemen." (carieretijger, 2009) Uit het onderzoek is gebleken dat er nog geen draagvlak is voor het plattelandshuis. Bartels & Ruelle beschrijven vijf varianten van maatschappelijk draagvlak. In dit geval is er sprake van de variant ‘nuloptie’, want er is geen sprake van betrokkenheid of enige belangstelling vanuit de burger. De plattelandshuizen staan nog in hun kinderschoenen en daarom is draagvlak creëren erg belangrijk. Als er geen ondersteuning is van de mensen uit de regio blijft het plattelandshuis niet bestaan. Daarom is de eerste stap een goede bezetting te hebben binnen het plattelandshuis, zodat mensen niet voor een dichte deur komen te staan. Als dit voor elkaar is, is de volgende stap kwaliteit bieden. Bezoekers die langskomen moeten met een goed gevoel weer weg gaan. Dan kan er een sterk draagvlak gecreëerd worden en kan er gesproken worden van een hoge betrokkenheid dat gepaard gaat met een positieve houding ten opzichte van beleid. (Bartels & Ruelle, 1998)
6.6 Uitwisseling van informatie tussen de drie plattelandshuizen Op dit moment vindt er weinig tot geen uitwisseling plaats tussen (de gebruikers van) de drie plattelandshuizen. De gebruikers die zijn geïnterviewd geven wel aan dat hier behoefte aan is. Daarbij geven zij ook aan dat alle regio’s verschillend functioneren en elke regio zijn eigen dynamiek heeft. Het ene plattelandshuis bestaat langer als het andere plattelandshuis en daardoor zijn sommigen al wat verder in ontwikkeling. In het plattelandshuis op het Hoogeland geven de gebruikers aan dat het goed is af en toe contact te hebben met elkaar, zodat je op de hoogte blijft van elkaars bezigheden en ontwikkelingen om op deze manier van elkaar te leren. Kort geleden is er een uitwisselingsbijeenkomst georganiseerd voor mensen uit het hele land die iets met plattelandsontwikkeling te maken hebben. Één van de geïnterviewden geeft aan dat dit ook heel nuttig kan zijn, omdat je dan ook een beeld krijgt van de plattelandshuizen die al verder ontwikkeld zijn en bestaansrecht hebben. 6.7 De LAG De LAG vergadert één keer per twee maanden. Dit gebeurt steeds op verschillende locaties waarbij projecten die zijn gerealiseerd centraal staan. De LAG keurt initiatieven die ingediend worden goed of af, dus ook de initiatieven die bij het plattelandshuis binnenkomen. Het is daarom belangrijk dat de vergaderingen van de LAG plaatsvinden in het plattelandshuis, zodat de LAG ook een gezicht krijgt binnen het plattelandshuis en gebruikers weten wie die mensen zijn die de initiatieven af- of goedkeuren. De LAG-leden moeten een soort ambassadeurs worden van het plattelandshuis. 6.8 Externe communicatie Gebruikers binnen de plattelandshuizen geven allemaal aan dat er weinig tot geen sprake is van communicatie naar de burger. De enige externe communicatie waaraan aandacht besteedt wordt is de communicatie vanuit het plattelandshuis over LEADER. Om de plattelandshuizen meer bekendheid te geven is het van belang aandacht te besteden aan communicatie naar en met de burger over het plattelandshuis. Op deze manier lezen burgers over het plattelandshuis en dan kan het gaan leven in de regio. De programmamanager voor Noord-Groningen gaf aan dat mensen in het gebied veel ideeën hebben en daardoor behoefte aan informatie. Voor deze mensen kan het plattelandshuis uitkomst bieden. Dus door te communiceren naar de burger over het bestaan van het plattelandshuis kan de eerste bekendheid ontstaan. Welke communicatie ingezet kan worden leest u in hoofdstuk zeven.
- 29 -
Het plattelandshuis op de kaart!
6.9 Doelgroep Alle geïnterviewden zijn het erover eens dat iedereen welkom is in het plattelandshuis als ze een idee hebben op het gebied van plattelandsontwikkeling. Het is wel belangrijk dat er een initiatiefnemer is voor het idee of project, dus een organisatie of particulier die zelf een project kan opzetten. 'Iedereen' is een grote doelgroep en daarom is het verstandig om een aantal doelgroepen te onderscheiden, omdat er dan gericht gecommuniceerd kan worden. 6.10 Toekomst Na 2013 wordt er geen subsidie meer gegeven vanuit LEADER. De plattelandshuizen zijn afhankelijk van de subsidies en daarom is het belangrijk nu al na te denken over hoe er verder kan worden gegaan na 2013. De programmamanagers hebben aangegeven dat het plattelandshuis een rechtsvorm aan moet nemen, zodat het op zichzelf kan bestaan. Één iemand denkt dat het dan een virtueel loket kan gaan worden en andere geïnterviewden denken dat het aan 'de waan van de dag' ligt. Het is hierbij belangrijk dat er wordt gepraat over deze opties, zodat iedereen op één lijn komt. Daarom is het belangrijk een visie en missie te formuleren voor eenduidigheid en richting voor de toekomst.
- 30 -
Het plattelandshuis op de kaart!
Hoofdstuk 7: Aanbevelingen en implementatie In dit hoofdstuk worden de aanbevelingen weergegeven. Naar aanleiding van de resultaten en conclusies zijn deze aanbevelingen geformuleerd. Mijn aanbevelingen zijn opgesteld voor het plattelandshuis Hoogeland, omdat ik dit plattelandshuis als uitgangspunt heb genomen voor mijn afstudeeropdracht. De aanbevelingen zullen ook bruikbaar zijn voor de andere twee plattelandshuizen. Deze aanbevelingen richten zich op de interne communicatie, de uitwisseling tussen de drie plattelandshuizen, de LEADER Actie Groep en de communicatiemiddelen die kunnen worden ingezet om de bekendheid van het plattelandshuis te vergroten. Onder deze acht aanbevelingen worden de implementatiemogelijkheden weergegeven. 7.1 Aanbeveling 1: Missie en visie formuleren Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat iedereen erg verschillend tegen de toekomst van het plattelandshuis aankijkt. Om eenduidigheid en richting voor de toekomst te creëren is het belangrijk een missie en visie te formuleren voor het plattelandshuis. Op deze manier wordt er een doel gevormd en is voor iedereen duidelijk waarvoor het plattelandshuis staat en wat het betekent voor de potentiële bezoekers en gebruikers. Om de missie en visie vanuit een gezamenlijk oogpunt te formuleren beveel ik aan om dit samen met de gebruikers, LAG-leden en programmamanager te doen. • • •
Verantwoordelijkheid implementatie: Programmamanager Tijdsplanning: Per direct Doelstelling: Betekenis en richting geven aan de activiteiten van het plattelandshuis
7.2 Aanbeveling 2: In kaart brengen van de verschillende doelgroepen Uit de interviews met gebruikers is naar voren gekomen dat iedereen welkom is in het plattelandshuis. Voor de communicatie is het verstandig doelgroepen te onderscheiden, zodat er gerichter gecommuniceerd kan worden. Nillesen (2000) spreekt over soorten ontvangers. Ik denk dat het goed is om hiervan te spreken, omdat er zo niemand wordt uitgesloten van de aangeboden boodschap. Daarom zou ik aanbevelen te spreken van beoogde ontvangers in plaats van doelgroepen. De beoogde ontvangers die onderscheiden moeten worden bij externe communicatie zijn potentiële gebruikers en potentiële bezoekers, omdat de boodschap die aangeboden kan worden aan deze ontvangers verschillend is. Het in kaart brengen van de beoogde ontvangers moet meegenomen worden in het communicatieplan (zie 7.3). 7.3 Aanbeveling 3: Aandacht voor communicatie Bij de vorige aanbeveling werd aangegeven dat het belangrijk is twee soorten ontvangers van communicatie te onderscheiden, zodat er gerichter gecommuniceerd kan worden. Uit de onderzoeksresultaten is naar voren gekomen dat er nog weinig aandacht is voor zowel interne als externe communicatie. Allereerst is het daarom belangrijk dat er een communicatieplan geschreven wordt voor potentiële bezoekers en daarnaast moet er ook een communicatieplan geschreven worden voor potentiële gebruikers. In de communicatieplannen moet in ieder geval aandacht besteed worden aan het communicatiebudget, communicatiemiddelen en openingstijden van het plattelandshuis.
- 31 -
Het plattelandshuis op de kaart!
• • •
Verantwoordelijkheid implementatie: Programmamanager (communicatieplan ‘laten’ schrijven en ‘laten’ uitvoeren) Tijdsplanning: Per direct Doelstelling: Communicatie afstemmen op verschillende ontvangers
7.4 Aanbeveling 4: Aandacht voor interne communicatie (bestaande gebruikers) In de vorige aanbeveling kwam al naar voren dat uit de onderzoeksresultaten is gebleken dat er nog weinig tot geen aandacht is voor interne communicatie binnen het plattelandshuis. Hieronder kunt u een aantal ideeën lezen voor de verbetering van de interne communicatie. Regelmatig vergaderen In het plattelandshuis Hoogeland zijn op dit moment twee partijen vertegenwoordigd. Nu komen de programmamanager en zijn ondersteuner elke dinsdag in het plattelandshuis en dan kan er informatie worden uitgewisseld. In de toekomst, als er meerdere partijen zijn vertegenwoordigd in het plattelandshuis is het goed om regelmatig te vergaderen. Ik beveel aan om op vaste dagen te gaan vergaderen. Het is van belang om maandelijks een gebruikersoverleg in te voeren waar de werkzaamheden besproken kunnen worden, zodat iedereen op de hoogte blijft van elkaars bezigheden en ontwikkelingen op het gebied van projecten. Daarnaast is het belangrijk elk jaar een evaluatie te houden onder de gebruikers, zodat duidelijk wordt hoe het dat jaar is gegaan en wat verbeterpunten zijn voor het volgende jaar. Formulier opstellen voor afhandeling Doordat niet alle gebruikers tegelijk aanwezig zijn is het belangrijk dat de ideeën van bezoekers die binnenkomen worden bijgehouden, zodat iedereen weet wat er speelt. Hiervoor kan een formulier worden opgesteld waar het gesprek op wordt vastgelegd. Op deze manier kan de bezoeker goed geholpen worden. Zo kan ook gelijk worden bijgehouden met welke initiatieven mensen komen bij het plattelandshuis. Intranet opzetten of een gedeelde schijf De geïnterviewden hebben aangegeven dat het belangrijk is dat het plattelandshuis iedere dag bezet is. Hierdoor zit er meestal elke dag een andere partij en kan er minder snel persoonlijk worden gecommuniceerd. Het opzetten van intranet kan uitkomst bieden. Op het intranet kunnen documenten geplaatst worden over projecten die zijn gerealiseerd, vragen of problemen, mededelingen, leuke weetjes, maar natuurlijk kunnen hier ook vergaderdata en notulen op geplaatst worden. Op deze manier kan iedereen snel en gericht met elkaar communiceren over waar ze mee bezig zijn. • • •
Verantwoordelijkheid implementatie: Gebruikers Tijdsplanning: Per direct Doelstelling: Binnen beginnen, is buiten winnen!
7.5 Aanbeveling 5: Uitwisseling tussen de drie plattelandshuizen Het doel hiervan is het uitwisselen van relevante informatie en ervaringen tussen gebruikers van de drie plattelandshuizen. Dit kan door middel van een aantal bijeenkomsten en overleggen worden gerealiseerd. Hieronder volgen de bijeenkomsten en overleggen die kunnen worden georganiseerd.
- 32 -
Het plattelandshuis op de kaart! Gezamenlijk intranet introduceren op dit moment is er weinig uitwisseling tussen de drie plattelandshuizen. Door een gezamenlijk intranet te creëren kan er makkelijk informatie uitgewisseld worden. Onderwerpen die eventueel geplaatst kunnen worden op het intranet zijn: gerealiseerde projecten, vragen of problemen, mededelingen, notulen etcetera. Dit intranet kan gekoppeld worden aan het intranet binnen elk plattelandshuis. Intervisiebijeenkomsten Tijdens deze bijeenkomsten kunnen ervaringen worden uitgewisseld om vervolgens gezamenlijk tot een oplossing te komen voor het probleem. Het is goed om vier keer per jaar een intervisiebijeenkomst te houden, omdat het anders te laat kan zijn om ontstane problemen op te lossen. Ik beveel ook aan om de intervisiebijeenkomsten iedere keer in een ander plattelandshuis te organiseren. Jaarlijkse landelijke uitwisselingsbijeenkomst organiseren Op 26 maart 2009 is de eerste uitwisselingsbijeenkomst georganiseerd in Winschoten. Verschillende organisaties, die bezig waren met dingen op het gebied van plattelandsontwikkeling, waren hierbij aanwezig. Ook mensen van plattelandshuizen elders in Nederland. Mijn aanbeveling is om één keer per jaar bij elkaar te komen en informatie uit te wisselen over bijvoorbeeld de ontwikkelingen en werkwijzen in de plattelandshuizen. Zo kan er van elkaar geleerd worden en wie weet ontstaan er nieuwe samenwerkingsverbanden. Het is wel van belang elke bijeenkomst in een ander plattelandshuis in Nederland te organiseren, zodat ook een beeld kan worden gevormd van die locaties. • • •
Verantwoordelijkheid implementatie: Gebruikers Tijdsplanning: Per direct Doelstelling: Synergie creëren tussen de drie plattelandshuizen
7.6 Aanbeveling 6: LAG meer betrekken bij het plattelandshuis De LEADER Actie Groep is op dit moment niet erg betrokken bij het plattelandshuis, ze staan er nog ver vanaf. Het is wel van belang dat dit anders wordt, omdat de ideeën waar mensen mee komen in het plattelandshuis goed- of afgekeurd worden door de LAG. Het is dus belangrijk dat ze meer betrokken zijn bij het plattelandshuis. Ten eerste is het belangrijk dat de vergaderingen van de LAG plaatsvinden in het plattelandshuis, omdat de LAG-leden op deze manier de gebruikers leren kennen. Als zij een beeld hebben gevormd van de werkwijze en bezigheden binnen het plattelandshuis kunnen ze hun enthousiasme hierover naar buiten brengen. Op deze manier worden de LAG-leden een soort ambassadeurs van het plattelandshuis. Daarnaast zitten ze dan ook in de regio en op de plek waar de ideeën en projecten binnenkomen. Dus dichtbij waar het gebeurt. Een maandelijkse borrel kan helpen een gezicht te geven aan de LAG-leden. Deze borrel kan dan ook weer plaatsvinden in het plattelandshuis. De gebruikers van het plattelandshuis, programmamanagers en andere mensen voor wie dit informatief is kunnen hierbij aanwezig zijn. Themaleden vertegenwoordigen in de LAG een thema, welke thema’s dat zijn kan bekeken worden in paragraaf 2.6. Bij iedere bijeenkomst kan een thema centraal staan, zodat deze thema’s ook gaan leven onder de gebruikers. • •
Verantwoordelijkheid implementatie: Voorzitter van de LAG Tijdsplanning: Per direct
- 33 -
Het plattelandshuis op de kaart! •
Doelstelling: Een gezicht geven aan de LAG-leden
7.7 Aanbeveling 7: Communicatiemiddelen verwerken in communicatieplan In de voorgaande aanbevelingen is naar voren gekomen dat er nog weinig gedaan wordt aan externe communicatie. Er is aangegeven dat het belangrijk is eerst intern alles op orde te hebben, hierbij valt te denken aan de bezetting en onderlinge communicatie, voordat er extern gecommuniceerd gaat worden. Want nog een keer ‘binnen beginnen is buiten winnen’! In aanbeveling drie is aangegeven dat het goed is twee communicatieplannen te maken, namelijk één gericht op de potentiële gebruikers en één gericht op de potentiële bezoekers. In deze communicatieplannen moet ook aandacht worden besteed aan communicatiemiddelen die ingezet gaan worden om het plattelandshuis bekend te maken onder deze twee groepen. Om een idee te geven van welke communicatiemiddelen ingezet kunnen worden, zijn in onderstaande tabel een aantal voorbeelden geplaatst. Ik heb het onderverdeeld in persoonlijke communicatie, schriftelijke communicatie en digitale communicatie. Persoonlijke communicatie Informatiebijeenkomsten Klankbordgroep Gadget
Schriftelijke communicatie Maandelijkse advertorial in lokale media Flyer
Digitale communicatie Website Maandelijkse themanieuwsbrief
Visitekaartje voor gebruikers
Persoonlijke communicatie • Informatiebijeenkomsten: dit kunnen bijeenkomsten zijn waarbij mensen geïnformeerd worden over het doel van het plattelandshuis en de werkwijze. Hiervoor kunnen bijvoorbeeld dorpshuizen of scholen worden benaderd. Het is verstandig om de bijeenkomsten te organiseren in het plattelandshuis, zodat gelijk kennis gemaakt kan worden met het plattelandshuis. • Klankbordgroep: deze klankbordgroep kan bestaan uit mensen die via het plattelandshuis een project gerealiseerd hebben en zich betrokken voelen. Zo kunnen zij ook participeren binnen het plattelandshuis en verbeterpunten aangeven in bijvoorbeeld de werkwijze. • Gadget: dit kan aan bezoekers meegegeven worden of op informatiebijeenkomsten gegeven worden. Dit kan bijvoorbeeld een pen zijn met het logo erop of een tas. Schriftelijke communicatie • Maandelijkse advertorial in lokale media: In deze advertorial kan iedere maand iets nieuws staan. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld gerealiseerde projecten. • Flyer: Op deze flyer kunnen onder andere openingstijden, doel en werkwijze worden vermeld. De flyer kan per regio bijvoorbeeld worden neergelegd in supermarkten, dorpshuizen of bij scholen. • Visitekaartje gebruikers: dit visitekaartje is voor elke gebruiker verschillend. Het visitekaartje is geplaatst in een kaartje waarop het plattelandshuis staat. Deze kan meegegeven worden aan bezoekers. Digitale communicatie • Website: het plattelandshuis heeft nu een website die onder de website van LEADER hangt. Het is belangrijk om een eigen domeinnaam te hebben, daarnaast kan de website wel achter de LEADER website geplaatst blijven. Daarnaast moet
- 34 -
Het plattelandshuis op de kaart!
•
• • •
er een mogelijkheid gecreëerd worden om via de website ideeën in te brengen of vragen te stellen. Dus een virtueel loket creëren. Maandelijkse themanieuwsbrief: deze themanieuwsbrief gaat in op gerealiseerde projecten of ontwikkelingen binnen het plattelandshuis. Elke maand heeft deze nieuwsbrief een nieuw thema. Verantwoordelijkheid implementatie: Degene die het communicatieplan gaat schrijven Tijdsplanning: Per direct Doelstelling: Het plattelandshuis op de kaart zetten
7.8 Aanbeveling 8: Aandacht voor effectmeting Als er communicatiemiddelen worden ingezet is het goed om een effectmeting te doen, maar dit betekent wel een forse kostenpost. Daarom is het belangrijk om dit in het communicatieplan mee te nemen als kostenpost, zodat hier rekening mee gehouden kan worden in de begroting. Het is belangrijk hier aandacht aan te besteden, omdat communicatie belangrijk is voor het bestaan en goede naam van het plattelandshuis. Om daarnaast goed te blijven profileren is het ook belangrijk dat de volgende twee vragen worden beantwoord: - Weet de klant wat hij van het plattelandshuis kan verwachten? - Is de klant tevreden? Dit kan op de volgende manier gemeten worden: - Bij een telefoongesprek of een e-mail moet bij iemand die nog nooit eerder contact heeft gezocht met het plattelandshuis gevraagd worden hoe ze terecht zijn gekomen bij het plattelandshuis. Daarnaast moet ook de vraag worden genoteerd, zodat er geconcludeerd kan worden of diegene daadwerkelijk weet waarvoor hij of zij terecht kan in het plattelandshuis. - Initiatiefnemers bij de laatste correspondentie een enquêteformulier meegeven, zodat kan worden onderzocht of de klant tevreden is. - Instellen van een klankbordgroep uit verschillende geledingen van de doelgroepen. • • •
Verantwoordelijkheid implementatie: Programmamanager Tijdsplanning: Na een jaar Doelstelling: Functioneren van het plattelandshuis te optimaliseren
7.9 afsluiting Na de voorgaande aanbevelingen is ook een korte implementatie weergegeven. Het is belangrijk dat deze aanbevelingen per direct worden geïmplementeerd, omdat het belangrijk is dat het plattelandshuis op de kaart wordt gezet voor 2013. Door middel van het implementeren van deze aanbevelingen kan een levendig plattelandshuis gecreëerd worden waar gewerkt wordt aan plattelandsontwikkeling. Hierbij zijn de interne en externe communicatie urgent, hier moet als eerste aandacht aan worden besteedt, want nog één keer: intern beginnen is buiten winnen!
- 35 -
Het plattelandshuis op de kaart!
Literatuurlijst Artikelen Bauer R.A. (1964). The obstinate audience: the influence process from the point of view of social communication. American Psychologist. Dervin B. (1989). Audience as listener and learner, teacher and confidante: the sensemaking approach. Nillesen, A.B. (2000) Voorlichting c: Een bijzondere vorm van openbare communicatie. B. van Gent & J. Katus (Red), Voorlichting in een risicovolle informatiemaatschappij: Theorieen, werkwijzen en perspectieven, (pp. 57-71). Alpen aan den Rijn: Samsom. Stappers, J.G. & Nillesen, A.B. (1985). Voorlichters in informatieverschaffers onderzocht: Voorlichters doorgelicht. Massacommunicatie, 13(5), 186-199. Boeken Baarda, D.B. & Goede, M.P.M., de. (2006). Basisboek Methoden en Technieken: handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff. Baarda, De Goede en Teunissen. (2005). Basisboek Kwalitatief onderzoek: handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: WoltersNoordhoff. Bartels, G.C. & Ruelle (1998). Draagvlak en de wisselwerking tussen zender en ontvanger. J. Edelenbos & R. Monnikenhof(red). Lokale interactieve beleidsvorming: Een vergelijkend onderzoek naar de consequenties van interactieve beleidsvorming voor het functioneren van de lokale democratie, (p. 403 - 410). Utrecht: Lemma Boomsma, S. & Borendam, A. van (2000). Kwaliteit van dienstverlening: de integratie van dienstenmarketing, kwaliteit en management. Kluwer. Edelenbos, J. (2000). Proces in vorm: Procesbegeleiding van interactieve beleidsvorming over lokale ruimtelijke projecten. Utrecht: Lemma Elshof, M, Pieters, I. (2006). Een Goed Onderzoek. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff Floor, J.M.G., Raaij van W.F. Marketingcommunicatiestrategie. Groningen: WoltersNoordhoff Galjaard, C. (2002). Overheidscommunicatie: de binnenkant van het vak. Utrecht: Lemma Klein, H. & Rorink, F. (2005) Verandermanagement: een plan van aanpak voor integrale organisatieverandering en innovatie. Amsterdam: Pearson Education Michels, W.J. (2006). Communicatie handboek. Groningen: Wolters-Noordhoff Pröpper, I. (1999) Interactieve beleidsvorming: de binnenkant van het proces. Den
Haag: VNG uitgeverij Reijnders, E. (2006). Basisboek Interne Communicatie: aanpak en achtergronden. Assen: van Gorcum.
- 36 -
Het plattelandshuis op de kaart!
Vos, M & Schoemaker, H (1998). Geïntegreerde communicatie: concern-, interne en marketingcommunicatie. Utrecht: LEMMA BV
Woerkum, C de. (2000). Communicatieve en interactieve beleidsvorming. Wageningen: AlphaZet prepress. Brochures Leader Actieplan. (2007 - 2013). Samenwerken! De kracht van het Hoogeland De statenzaal. Vier eeuwen middelpunt van het provinciaal bestuur. Websites Carieretijger. Retrieved mei 11 2009, from: http://www.carrieretijger.nl/functioneren/management/draagvlak Communicatieplein – Uitgangspunten overheidscommunicatie. Retrieved maart 17 2009, from: http://www.communicatieplein.nl/Onderwerpen/Communicatiebeleid_van_de_overheid/ Wet_en_regelgeving/Uitgangspunten_overheidscommunicatie De overheid. Retrieved maart 16 2009, from: http://www.overheid.nl/home/zowerktdeoverheid/wievormendeoverheid/deprovincie/ Overheidscommunicatie. Retrieved maart 19 2009, form: http://www.communicatieplein.nl/Onderwerpen/Communicatiebeleid_van_de_overheid/ Wet_en_regelgeving/Wet_openbaarheid_van_bestuur_Wob Start met onderzoek. Retrieved maart 10 2009, from: http://www.startmetonderzoek.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=30&Ite mid=73 Provincie Groningen. Retrieved februari 25 2009, from: www.provinciegroningen.nl
- 37 -