Brussel, 10 september 2008 Advies besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen
Advies Besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen
Advies besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen
Inhoud 1.
Situering ...................................................................................................................... 3
2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
Advies .......................................................................................................................... 4 Neem maatregelen om de certificatieverplichting snel operationeel te maken ............... 4 Stroomlijn de regelgeving voor de diverse soorten energieprestatiecertificaten ............. 4 Stem de uitwerking van de regeling af met de omliggende regio’s................................. 7 Vereenvoudig de regelgeving inzake energiedeskundigen ............................................ 7
3.
Referentielijst .............................................................................................................. 8
2
Advies besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen
1. Situering De SERV werd op 23 juli 2008 door de Vlaamse minister van openbare werken, energie, leefmilieu en natuur om advies gevraagd over een voorontwerp van besluit houdende de invoering van het energieprestatiecertificaat niet-residentiële gebouwen bij verkoop en verhuur. De invoering van energieprestatiecertificaten gebeurt in uitvoering van de Europese richtlijn 2002/91/EG. De richtlijn verplicht lidstaten ervoor te zorgen dat bij bouw, verkoop of verhuur van een gebouw de toekomstige koper of huurder van de eigenaar een energieprestatiecertificaat krijgt. Dat certificaat vermeldt de energieprestatie van het gebouw. De Vlaamse regering heeft er voor gekozen het energieprestatiecertificaat stapsgewijs in te voeren. Het stappenplan dat de Vlaamse regering goedgekeurde op 22 juli 2005 omvat: • op 1 januari 2006, de invoering van het energieprestatiecertificaat bij bouw vanaf 1 januari 2006 • vanaf 2007, het bijhouden door de gebruikers van gebouwen voor publieke dienstverlening van hun werkelijk gemeten energieverbruik • vanaf 2008 – in twee fasen, namelijk januari en oktober – de invoering van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen • vanaf 2008, invoering van het energieprestatiecertificaat bij de verkoop van residentiële gebouwen • vanaf 2009, invoering van het energieprestatiecertificaat bij verkoop van niet-residentiële gebouwen en bij verhuur van gebouwen. Op 2 december 2005 lanceerde de Vlaamse regering de eerste stap met de goedkeuring van het besluit voor de invoering van het energieprestatiecertificaat bij bouw vanaf 1 januari 2006. Op 20 april 2007 keurde de Vlaamse Regering het besluit goed betreffende de invoering van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen. Op 11 januari 2008 keurde de Vlaamse Regering het besluit goed houdende de invoering van het energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen bij verkoop en verhuur en de uitvoering van de energieaudit. Het voorliggende ontwerpbesluit behandelt de invoering van het energieprestatiecertificaat voor niet-residentiële gebouwen bij verkoop en verhuur.
3
Advies besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen
2. Advies 2.1. Neem maatregelen om de certificatieverplichting snel operationeel te maken Tegen 4 januari 2006 moest de Europese Richtlijn 2002/91/EG door de lidstaten omgezet zijn in nationale of regionale wetgeving. Vlaanderen maakte gebruik van de uitstelmogelijkheid van drie jaar voorzien in de richtlijn. Het ziet er evenwel naar uit dat die datum van 4 januari 2009 niet zal worden gehaald voor niet-residentiële gebouwen, ondanks het voorliggende ontwerpbesluit. Er werd immers een aanbestedingsprocedure ingezet voor het verwerven van een licentie op het gebruik van een bestaand softwarepakket dat door de energiedeskundigen moet worden gebruikt voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat (art. 2 §3 van het ontwerpbesluit). Volgens de nota aan de Vlaamse regering zou het bestek in de loop van de maand juli (2008) worden gelanceerd en zouden de ingediende offertes in de loop van de maand oktober (2008) worden beoordeeld. Pas in het najaar zou er duidelijkheid zijn over de nog vereiste ontwikkelingstijd voor deze certificatiesoftware. Daarom werd de startdatum van de certificatieverplichting van niet-residentiële gebouwen niet in het besluit opgenomen, maar wordt die later door de Vlaamse minister bevoegd voor het energiebeleid vastgelegd. De invoering van de certificatieverplichting voor niet-residentiële gebouwen zal pas gebeuren nadat de certificatiesoftware beschikbaar is en voldoende energiedeskundigen de opleiding hebben gevolgd om met deze software te kunnen werken. Bovendien is het nu al duidelijk dat de aangekochte certificatiesoftware niet voor alle types van niet-residentiële gebouwen geschikt zal zijn. Dat betekent dat nog grotere vertragingen mogelijk zijn. De raad vraagt dan ook dat de nodige inspanningen gebeuren om de certificatieverplichting voor niet-residentiële gebouwen waarvoor dit volgens de richtlijn verplicht is, zo spoedig mogelijk operationeel te maken. Daarvoor is het nodig dat, naast geschikte certificatiesoftware en het regelen van de erkennings- en opleidingsvereisten voor de energiedeskundigen, werk wordt gemaakt van een vereenvoudiging van de wetgeving inzake energieprestatiecertificaten (zie hierna).
2.2. Stroomlijn de regelgeving voor de diverse soorten energieprestatiecertificaten Met het voorliggende ontwerpbesluit is de wetgeving inzake energieprestatiecertificaten volledig. Tegelijk is het duidelijk dat die wetgeving complex is en in de praktijk voor problemen zal
4
Advies besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen
zorgen door onnodige verschillen tussen de verschillende soorten energieprestatiecertificaten die in omloop zullen komen. Deze vaststelling is niet nieuw. De SERV heeft dit ook in vorige adviezen opgemerkt, maar de Vlaamse regering heeft de ontworpen regelgeving zonder al te veel wijzigingen goedgekeurd. Het probleem zit vooral maar niet uitsluitend in de afwijkende regeling voor publieke gebouwen1 (besluit van de Vlaamse regering van 20 april 2007 – zie het SERV advies van 21 juni 2006). Met name zijn er belangrijke verschillen op het vlak van de berekeningsmethode (zie kader), de benodigde energiedeskundige, de referentiewaarden en de geldigheid van de certificaten. Die afzonderlijke regimes naargelang het soort gebouw hebben het nadeel dat ze de complexiteit van de wetgeving vergroten en de administratieve formaliteiten bij overdrachten of functiewijzigingen verzwaren: wat vandaag een “publiek gebouw” is, kan morgen immers een “niet-residentieel” gebouw zijn en omgekeerd, maar de certificaten kunnen niet worden overgedragen2. Hoewel het dus om hetzelfde (type) gebouw kan gaan, geldt een ander regime en een ander type certificaat afhankelijk van de instantie die het gebouw betrekt (“zitten er ambtenaren of niet?”) en (zo ja) de vraag of dat gebouw vaak door het publiek wordt bezocht (als dat het geval is, valt het onder de regeling voor publieke gebouwen; als dat niet het geval is onder niet-residentieel). Dit zijn geen relevante criteria die een afwijkende regeling op het vlak van energieprestaties rechtvaardigen. Bovendien zijn er ook andere gebouwen die vaak door het publiek worden bezocht en waar geen publieke organisatie in is gevestigd: banken, winkels... De SERV heeft daarom eerder al gesteld dat er geen redenen zijn die motiveren waarom de regeling van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen, behalve de verplichte affichering, zou moeten verschillen van de regeling voor niet-publieke gebouwen. Nadelen van een verschillende berekeningsmethode 3 De berekeningsmethode voor de bepaling van de energieprestaties in publieke gebouwen op op basis van het gemeten en/of gefactureerde energieverbruik, verschilt van deze voor andere gebouwen, waar de energieprestaties gebaseerd zijn op het berekende verbruik en dus afhangen van de fysische karakteristieken van het gebouwen. Dit verschil heeft volgende nadelen:
1
2
3
Publieke gebouwen zijn gebouwen met een bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 1 000 m2 dat vaak door het publiek wordt bezocht omdat er een publieke organisatie in is gevestigd; publieke organisaties zijn: de federale overheid, inclusief de parastatalen, de Vlaamse overheid, inclusief de intern en extern verzelfstandigde agentschappen, de provinciale overheden, de gemeentelijke overheden, inclusief de OCMW's, overheidsbedrijven en onderwijsinstellingen, welzijns- of gezondheidsvoorzieningen. Overigens geldt dat zelfs als zowel de oude als de nieuwe gebruiker een publieke organisatie zijn, het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen niet overdraagbaar is: volgens de huidige regelgeving vervalt dan het energieprestatiecertificaat in kwestie en heeft de nieuwe gebruiker vijftien maanden tijd om een energieprestatiecertificaat te laten opmaken. SERV-advies van 21.06.2006.
5
Advies besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen
De vaststelling op basis van het gemeten en eventueel genormaliseerde verbruik lijkt niet evenwaardig met het berekende verbruik op basis van de technische karakteristieken van het gebouw. De methode op basis van het gemeten verbruik heeft overigens geen verband met de berekeningen inzake conformiteit met de normen inzake energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen (EPB-normen). De voorbeeldfunctie van de energieprestatiecertificaten voor publieke gebouwen is beperkt als de informatie op deze certificaten niet vergelijkbaar is met de inhoud van andere certificaten waarmee de bezoekers van deze gebouwen vertrouwd zijn, zijnde de certificaten bij bouw en eventueel de certificaten bij verkoop en verhuur. Door de verschillen in berekeningsmethoden moet er voor publieke gebouwen een afzonderlijke berekeningssoftware ontwikkeld worden. De gebruikte berekeningsmethode op basis van het gemeten energieverbruik heeft als nadeel dat er meetgegevens van minstens een jaar beschikbaar moeten zijn, alvorens een certificaat kan worden opgemaakt. Gebouwen die na 4/01/2008 in gebruik worden genomen zullen op 4/01/2009 dus niet over een certificaat kunnen beschikken, zoals de Europese richtlijn vereist.
De verschillen zijn minder groot, maar soortgelijke problemen doen zich ook voor tussen de regelgeving voor residentiële en niet-residentiële gebouwen. Het gaat ook hier om verschillende types energieprestatiecertificaten waarvan de berekeningswijze (software) en benodigde energiedeskundige (zie verder) verschillen, terwijl het kan gaan om dezelfde of sterk vergelijkbare gebouwen (bv. apotheker, buurtwinkel, kapperszaak enz.). De regeling van art. 2 §2 van het ontwerpbesluit - “Voor elk niet-residentieel gebouw mogen gebouwdelen met een residentiële bestemming waarvan het beschermde volume kleiner is dan 800 m3, worden opgenomen in het energieprestatiecertificaat niet-residentiële gebouwen, voor zover het aandeel nietresidentiële gebouwdelen van het gebouw groter is dan het aandeel residentiële gebouwdelen” - volstaat niet om die problemen en nadelen verbonden aan de uiteenlopende regels voor nietresidentiële gebouwen die sterk vergelijkbaar zijn met residentiële panden op te lossen. Overigens staat er een spiegelbepaling in art. 2 §2 van het besluit van de Vlaamse regering van 11 januari 2008 houdende de invoering van het energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen bij verkoop en verhuur en de uitvoering van de energieaudit - “Voor elke wooneenheid mogen gebouwdelen met een niet-residentiële bestemming ander dan industrie en met een beschermd volume van minder dan 800 m3, worden opgenomen in het energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen, voor zover het aandeel van de residentiële gebouwdelen van de wooneenheid groter is dan het aandeel van de niet-residentiële gebouwdelen” - en is er dus een hiaat in de wetgeving voor gebouwen met gelijke aandelen (in m2, in m3 ?) residentieel / niet-residentieel.
6
Advies besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen
2.3. Stem de uitwerking van de regeling af met de omliggende regio’s De raad vindt het een heel goede zaak dat er wordt gestreefd naar een uniforme software voor de opmaak van de energieprestatiecertificaten voor niet-residentiële gebouwen in alle gewesten. Volgens de nota aan de Vlaamse regering zal de certificatiesoftware in eerste instantie echter niet voor alle types van niet-residentiële gebouwen geschikt zijn. De raad vraagt daarom om ook bij de nadere uitwerking voor de types gebouwen waarvoor de software niet geschikt zal zijn, de nodige afstemming met de andere gewesten te garanderen. Verder vraagt de raad om, naar analogie met de Nederlandse regeling, toe te staan dat energieprestatiecertificaten op basis van representativiteit kunnen worden opgemaakt. Dat impliceert dat voor gebouwen die bouwfysisch zeer sterk vergelijkbaar zijn geen afzonderlijke certificaten moeten worden opgemaakt.
2.4. Vereenvoudig de regelgeving inzake energiedeskundigen Met het voorliggende besluit zou de energieprestatieregelgeving vijf verschillende types energiedeskundigen tellen: • Energiedeskundige type A (energiedeskundige voor residentiële gebouwen) • Energiedeskundige type B (energiedeskundige voor energieaudits van residentiële gebouwen) • Energiedeskundige type C (externe energiedeskundige voor publieke gebouwen) • Energiedeskundige type D (energiedeskundige voor niet-residentiële gebouwen) • Interne energiedeskundige voor publieke gebouwen De in het ontwerpbesluit voorgestelde regeling voor energiedeskundigen type D is volledig analoog aan de regeling voor energiedeskundige type A, maar dit belet niet dat er ten eerste toch andere opleidingsvereisten zullen zijn. Dit lijkt niet steeds nodig of verantwoord. Ten tweede zijn er niet alleen qua opleiding maar ook qua procedure meerdere verschillen tussen de energiedeskundige type A of D en energiedeskundige type C. Zo beschikt de minister of zijn gemachtigde over een termijn van dertig kalenderdagen om in beroep tegen een beslissing van het Vlaams Energie Agentschap een beslissing te nemen in geval van een energiedeskundige type A of D, en over zestig kalenderdagen ingeval van een energiedeskundige type C.
7
Advies besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen
Verder zijn de voorwaarden die worden opgelegd aan interne energiedeskundigen voor publieke gebouwen duidelijk minder zwaar dan de voorwaarden opgelegd aan andere energiedeskundigen, in het bijzonder in vergelijking met energiedeskundigen voor niet-residentiële gebouwen. Volgens de SERV is dat niet wenselijk en moeten voor publieke gebouwen dezelfde kwalificatievereisten voor energiedeskundigen gelden als voor andere niet-residentiële gebouwen. Tot slot blijkt uit de praktijk dat – zoals de SERV in eerdere adviezen al stelde – het onderscheid tussen een energiedeskundige type A en een energiedeskundige type B niet functioneel is. Het zou beter zijn de energieaudits van residentiële gebouwen te integreren in de procedure voor een energieprestatiecertificaat. De SERV dringt dan ook aan op een betere stroomlijning van de regelgeving en herhaalt dat de wetgeving inzake energiedeskundigen meer geïntegreerd zou moeten worden uitgewerkt zodat fragmentering van de regelgeving en versnippering van de markt voor energiedeskundigen wordt vermeden4.
3. Referentielijst SERV, 06.02.2008, Advies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering houdende afwijkingen en vrijstellingen op de energieprestatieregelgeving, Brussel : SERV SERV, 05.09.2007, Advies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering inzake het energieprestatiecertificaat verkoop en verhuur residentiële gebouwen, Brussel:SERV. SERV, 21.06.2006, Advies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering tot regeling van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen, Brussel : SERV SERV, 03.05.2006, Advies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 2005 houdende de erkenning als energiedeskundige voor woningen en houdende de uitvoeringsvoorwaarden van de energieaudit voor woningen, Brussel : SERV SERV, 12.04.2006, Advies over het voorontwerp van decreet en het ontwerp wijzigingsbesluit inzake energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen, Brussel: SERV. SERV, 14.09.2005, Advies over het ontwerpbesluit energieprestatiecertificaat voor bouw. Stappenplan invoering energieprestatiecertificaat, Brussel: SERV. 4
zie het SERV-advies van 14/09/2005.
8
Advies besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen
SERV, 06.10.2004, Advies over het ontwerpbesluit onderhoud stookinstallaties, Brussel: SERV. SERV, 05.05.2004, Advies over het voorontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen, Brussel : SERV SERV, 15.01.2003, Advies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering inzake de erkenning van energie-auditors voor woningen en houdende bepaling van de uitvoeringsvoorwaarden van de energie-audit, Brussel : SERV
9