Ademtocht bisdom Antwerpen, 21 mei 2013
1
MET LIEFDE VOOR HET WOORD – KRIS GELAUDE ‘In het begin was het woord’. We kennen allemaal die eerste regel uit het Johannesevangelie. Een vers dat we altijd in een liturgische context te horen kregen. Maar het is ook een zin die heel wat denkers en kunstenaars geïnspireerd heeft. Ooit heb ik er zelf een klein vers rond geschreven. ‘In het begin was het woord. Wees stil. Hoort hoe het ruist in de bomen. Hoe de wind het meedraagt als stuifmeel en hoe het overal ogen, stemmen, handen, voeten krijgt. Langs alle wegen wacht het op antwoord.’ (Kr. G.) Ik wil mijn eigen teksten niet analyseren. Maar eigenlijk probeer ik hierin een beetje samen te vatten hoe ongrijpbaar en aanstekelijk het woord is. Hoe fascinerend ook. En hoe het woord, datgene is wat ons tot leven wekt, wat ons doet afstemmen op elkaar. Wat ons kan verbinden of integendeel kan scheiden. Dat ik door het woord aangestoken ben, hoeft wellicht niet meer gezegd. En van waar komt dat? Hoe krijgt een mens zoiets mee? Er zal altijd wel iets in de genen zitten. Maar ook de weg die je gaat, de situaties waarin je terecht komt, de vragen die aan je gesteld worden, kunnen ervoor zorgen dat je vermogens gaat ontwikkelen. Of juist niet. Maar die liefde voor het woord was er al voor ik geboren werd. Mijn grootvader van moeders kant, heb ik amper gekend. Ik was vijf toen hij stierf. Maar wat mij over hem verteld werd, is wel blijven hangen. Hij was een boer, maar blijkbaar een belezen man. En in de lange winteravonden, terwijl zijn dochters aan het haken of het breien waren, las hij luidop verhalen of hij droeg gedichten voor. Moeder heeft mij daarover vaak verteld. En dat heeft ongetwijfeld al heel vroeg bij mij een gevoeligheid gewekt voor poëzie. Iets wat ook heel sterk tot mijn verbeelding sprak, was hoe hij tal van fragmenten uit de bijbel van buiten kende, in een tijd dat mensen die bijbel zogezegd niet in huis hadden. En wanneer er onweer in de lucht hing, liep hij over zijn erf en hij declameerde dan met luide stem de hele proloog van het Johannesevangelie. Zoals kinderen doen, heb ik mij daar allerlei voorstellingen van gemaakt. En die beelden zorgden er misschien wel voor dat die bijbelse woorden voor mij hoe dan ook geladen werden met kracht en betekenis. LITURGISCHE TEKSTEN Zo heb ik in elk geval de liefde voor het woord van kleins af aan een beetje meegekregen. Een taalkundige vorming heb ik later echter niet genoten. Ik ben in veel zaken een autodidact. Ook grotendeels door de omstandigheden. Ik was de oudste van het gezin en moeder stierf toen ik 18 was. Het was evident dat ik als oudste dan de zorg over het gezin op mij nam. Het is pas later, toen ik halfweg de twintig was dat ik toch nog wat heb kunnen studeren, door mijn verblijf bij de zusters van De Jacht geweest. Dat was tegen het einde van de jaren zestig. En wij kregen toen een vrij degelijke religieuze opleiding. Het was ook die bewogen tijd na het Concilie, waarin zeker op vlak van liturgische taal, een grote vernieuwing aan de gang was. Daar is het voor mij begonnen, met het schrijven van liturgische teksten. De vraag werd constant gesteld naar nieuwe gebeden en naar een nieuwe
Ademtocht bisdom Antwerpen, 21 mei 2013
2
liturgische taal. In 1964 al was dat boekje ‘Bid om vrede’ (Oosterhuis) verschenen. Dat waren toen woorden die adem en inzicht gaven. En die mij tegelijk begeesterden en inspireerden. De honger naar een levende taal was toen zo groot, dat ik voortdurend werd gevraagd en aangemoedigd om te schrijven. En daarbij mogen ondervinden dat er mensen achter je staan, die zeggen: ‘Doe maar, je kan dat’, dat is soms genoeg om gaven en talenten in mensen tot leven te wekken. Zonder dat zou ik wellicht nooit gedaan hebben wat ik nu doe. Maar met dat schrijven in die tijd, ging ook een kritisch denken gepaard. En ik ondervond al heel snel dat het zoeken naar een taal om over God te spreken, je ook leert dat alle beelden tekort schieten. De bijbel zegt het zelf. Alle beelden die wij ons voor de geest halen, zijn eigen ontwerpen. Alles wat wij aan God toeschrijven komt voort uit ons eigen tasten en zoeken. Maar evenzeer is het een uitdrukking van ons onze diepste hoop. God zelf echter blijft mysterie. Altijd kom je uit bij het onuitsprekelijke. Toch zijn die verheven woorden, symbolen en rituelen belangrijk, want enerzijds spreken ze over wat ons overstijgt. En anderzijds geven ze ook weer dat er altijd meer is in een mens. Dat mensen ook iets goddelijks in zich dragen. Als we iedere verheven manier van spreken en daarbij horende symboliek laten wegvallen, verschraalt ons binnenste. Maar een voorwaarde aan de liturgische taal is, dat onze hoop en onze wanhoop, onze vreugde en verdriet erin te horen is. Met woorden van 2000 jaar oud kunnen wij niet zeggen wat ons ter harte gaat. Als je woorden in de mond neemt, moet je daar helemaal kunnen achter staan. Anders zijn ze alleen maar vorm en leeg van binnen. In de gebeden die we uitspreken moeten we ons eigen verhaal kunnen herkennen. En dat is voor mij reeds jaren de grote uitdaging. Jargon doorbreken. Steeds opnieuw proberen om woorden te vinden, die mensen kunnen raken en begeesteren, omdat er hoop in klinkt en ze er tegelijk iets van zichzelf in herkennen. Ik werd ooit uitgenodigd op een parochie in St. Niklaas om met een groep mensen de geloofsbelijdenis uit te diepen. Ik heb toen aan iedereen één zin gegeven, met de opdracht om te zeggen wat dat voor hen betekent. Maar verder dan een theoretische omschrijving is niemand gekomen. Dat illustreert hoeveel woorden gebruikt worden, die ons vreemd zijn. Later heb ik zelf eens een tekst geschreven die ik achteraf de titel ‘credo’ heb gegeven. Niet ter vervanging van dat oude credo (gebruike wie het wil gebruiken). Maar om in een frisse, lichtende en bijna speelse taal, aan te geven hoe die inhoud toch nog aan ons leven kan raken. Lezing: Credo (Wie verstilling zoekt, p. 44) In mijn boekje ‘Voor wie verstilling zoekt’ zijn zo een aantal teksten te vinden, in het hoofdstuk ‘Met andere woorden’. Dit zegt letterlijk wat ik probeer: andere, eigentijdse woorden zoeken, vaak bij een eeuwenoud thema. En als je woorden vindt die mensen aanspreken, dan ontdek je dat daar verrassende dingen kunnen mee gebeuren. Want woorden kunnen iets in beweging zetten. LIEDTEKSTEN Sinds halfweg de jaren negentig ben ik betrokken bij de gemeenschap van Filosofenfontein. Een gemeenschap van zoekende mensen, waar veel zorg en aandacht besteed wordt aan liturgie. Waar ook altijd meerstemmig gezongen wordt. En mooie klanken, een goed lied, dat verheft ons altijd een beetje boven het alledaagse en het kan adem geven. In 2006 hielden wij een open kerkdag, gekoppeld aan meerdere activiteiten. O.a. een tentoonstelling. Op het
Ademtocht bisdom Antwerpen, 21 mei 2013
3
altaar stond toen een beeld, genoemd ‘De hemeldragers’. Ik schreef daarbij een gedicht, dat begint met de woorden: ‘Wie anders zou de hemel dragen/ dan zij die van de aarde houden/ in een zachtmoedige omarming’. Enkele weken later kwam de organist en koorleider mij vragen of hij die tekst op muziek mocht zetten. Dat is het eerste lied geworden van een hele reeks. Vorig jaar werden er 24 liederen gebundeld, op cd gezet en uitgegeven. Mijn inspiratie bij het schrijven van die liedteksten komt meestal vanuit iets dat mij getroffen heeft, vanuit een gebeurtenis, vanuit een ontroering, een woord van iemand, een vraag die op mij afkomt en die ik probeer te koppelen aan een religieus thema. Soms welt ze ook op uit mijn persoonlijke ervaring, uit mijn eigen verhaal, mijn eigen onmacht, mijn hoop of verwachting. Het gaat er mij om te schrijven vanuit het leven zelf, op zo’n manier dat de woorden kunnen aangrijpen, ontroeren, helen en troosten. Dat is dan ook zeker mijn bedoeling geweest toen ik heb meegewerkt aan de uitvaartwerkboeken. Ze waren bestemd voor parochies, maar met de intentie om families zoveel mogelijk de kans te bieden om zelf mee te werken aan de uitvaart van een geliefd iemand. En met die werkboeken wilden we inzicht en ideeën aanbieden. POËZIE Mijn allereerste uitgegeven werk was een verzenbundel. En daarna nog een. In die tijd (jaren 70-80) waren mijn toen nog jonge kinderen mijn eerste en grootste bron van inspiratie. Lezing: Elke (Met bedaagde handen, p. 27) Maar vaak gebruikte ik ook natuurbeelden die het kader schiepen voor diepere ervaringen. Lezing: Wat ons gaande houdt (Met bedaagde handen, p. 22) Eigenlijk schetst het onze zoektocht naar geluk. Geluk dat altijd even ongrijpbaar blijft. Niettegenstaande deze verzenbundels zou ik mezelf niet echt een dichter noemen. Ik schrijf wel poëzie. Maar een gedicht en poëzie is niet helemaal hetzelfde. Zoals Francis Verdoodt zegt is een gedicht een bouwwerk van zoveel verzen en woorden, met rijm en toon en klank en metrum… Maar poëzie is veel ruimer, is ook veel meer dan vorm. In heel veel dingen kan je poëzie ontdekken. In een landschap, een beeld, in een ontmoeting, in stromend water of zelf in steen. En ik heb iets met stenen. Dat is oermaterie, waar eeuwen in opgeslagen liggen. Iets wat altijd tot de verbeelding spreekt. Lezing: Steen (Voor wie woorden zoekt, p. 110) Die poëzie zoek ik uiteindelijk overal, in alles, in ieder moment en ik tracht dat gegeven telkens weer in beelden te vatten. Maar dat kan dan evengoed gebeuren in een column als in een vers. Lezing: Een glanzend steentje (Voor wie verstilling zoekt, p. 25) De poëzie is nooit ver weg. Wat niet betekent dat ik voortdurend in hogere sferen leef. Juist integendeel. Ik blijf zeer aards. En om te kunnen schrijven, moet ik ook genoeg kunnen werken met mijn handen. Liefst in de aarde en met materie, m.a.w. tuin, huis, enz… Bovendien is het zo, dat wanneer je werkt in opdracht, je niet kan zitten wachten tot de muze komt. Een tekst schrijven is werken. Of dat nu om bezinnings- of gelegenheidsteksten gaat, of om de voorbereiding van een voordracht, van een viering of van iets thematisch, daar gaat heel wat denkwerk, inleving en verinnerlijking aan vooraf. Vb. Kerstteksten in de zomer schrijven. Vb. Nummer TGL, met thema’s als ‘Kerk en seksualiteit’
Ademtocht bisdom Antwerpen, 21 mei 2013
4
Lezing: Oevers (TGL, maart-april 2013) Ik ben reeds jaren bezig met het schrijven voor Muurkranten en Symposion. Dat gebeurt omzeggens altijd in antwoord op een concrete vraag van hen, niet andersom. De ene keer gaat dat vlotter dan de andere keer. Het gaat zowel om korte als langere teksten. En sommige teksten zijn lichtvoetig, andere geladen en ernstig, al naargelang de context waarvoor geschreven wordt en mijn eigen belevingswereld. Lezing: Zoveel jaren van trouw (Voor wie woorden zoekt, p. 35) VOOR WIE WOORDEN ZOEKT In 2010 kreeg ik de vraag om de gelegenheidteksten die ik in de laatste 10 jaar geschreven had te bundelen. Die werden in 2011 dan uitgegeven in de bundel ‘Voor wie woorden zoekt’. Dat zijn 13 hoofdstukken geworden, rond alle gelegenheden in een mensenleven. De feestelijke, de mooie, de grootse, maar evenzeer de droevige en moeilijke. Als je daarin bladert zal je merken dat het hoofdstuk over rouw en afscheid een van de meest uitgebreide is. ‘Verlies en verdriet’ is een thema waar ik mij altijd in verdiept heb en waarover ik evenveel geschreven heb, maar waar ik ongevraagd ook keer op keer weer mee in aanraking kom. Na ‘Voor wie woorden zoekt’, kwam ‘Voor wie verstilling zoekt’ en tegen het najaar verschijnt er ook een bundeling van gebeden en religieuze poëzie, onder de titel ‘Voor wie bidden wil’. TEDER ASIEL Zo kwam er in 2000 het boek Teder Asiel. Toen onze oudste dochter 22 was – zij was studente verpleegkunde, een intelligent iemand, met een kritische geest en een beetje rebels van karakter – bleek na heel wat gesukkel dat zij een ver gevorderde kanker had (preterminaal). Dat zijn meteoren die inslaan in je bestaan. Ik was reeds meerdere jaren aan het werk als vrijwillig vormingswerkster en was net aan het overwegen om een opleiding tot ziekenhuispastor te volgen. Maar plots werd ik heel radicaal met mijn neus op de realiteit van ziekte geduwd, maar dan wel in de rol van moeder en meteen ook mantelzorger. Gezien het stadium van de ziekte, konden wij niet weten of wij nog op een positieve evolutie mochten hopen. Van bij het begin besloot ik om met die ervaringen iets te doen. Niet alleen voor mezelf, het moest ook van betekenis zijn voor anderen. Dan denk je in eerste instantie aan mensen die zelf ook door een moeilijke periode moeten. Maar er waren eveneens zaken die ik bespreekbaar wou maken bij dokters en verpleegkundigen. Op vraag van Lannoo, heb ik dan het boek geschreven en het verscheen in 2000, 6 jaar na het begin van het verhaal. Lezing enkele pagina’s uit Teder Asiel, p. 16-22 In het boek werd bij ieder hoofdstuk een gedicht of poëtische tekst opgenomen, o.a. ‘Leef maar’. Ik had dat in een heel andere context geschreven. Na een wat moeilijke tijd, een beetje een ontvoogdingsstrijd, die iedere ouder wel meemaakt. Wat ik daar geschreven had kan ik een beetje samenvatten als: ‘Ga maar, zoek je weg nu maar. En weet dat ik er altijd zal zijn’. Maar toen kwam die ziekte en wij zaten in een volkomen andere situatie. En als je van daaruit die tekst gaat beluisteren, dan krijgen de woorden een veel ingrijpender betekenis. Niet voor niets wordt deze tekst soms ook gelezen als een afscheidstekst. Ik heb toen in elk geval a.h.w. aan de lijve ondervonden dat het idee dat je met woorden vat krijgt op de
Ademtocht bisdom Antwerpen, 21 mei 2013
5
dingen een heel beperkte visie is. Soms zijn het de woorden die op je afkomen, die ingrijpen en aangrijpen. De impact en de betekenis ervan verschilt, al naar gelang de plaats, het moment, de context. Lezing: Leef maar (Teder Asiel, p. 139-140) Toen ik het later eens met de kinderen had over mijn werk, maakten ze op een grappige manier de opmerking, dat ik nu al zoveel teksten had geschreven voor anderen, maar dat ik er toch moest voor zorgen dat er nog iets zou overblijven voor de dag dat ze van mij afscheid moeten nemen. En dan heb ik maar een tekst geschreven die ik voor mezelf passend genoeg vond, verknocht als ik ben aan de aarde. Maar ook met een opvatting over de dood als iets bevrijdend. Lezing: Geef me die vleugels (Voor wie woorden zoekt, p. 165) Ik vind het nog altijd een tekst die bij me past. Maar toen mijn lievelingsbroer stierf door zelfdoding, vond ik geen betere woorden dan die om hem in de mond te leggen. ROUWTEKSTEN In moeilijke momenten, nog meer dan in andere, heeft een mens behoefte aan schoonheid. Aan de troost van schoonheid. Want schoonheid is een vorm van heelheid, waarnaar je verlangt. Schoonheid zorgt voor zuurstof. Ik kan dat vinden in veel dingen, maar zeker in poëzie. Twee jaar geleden is mijn echtgenoot gestorven, na 3 zware jaren van ziekte. Het was opnieuw een tijd dat ik veel van mijn activiteiten heb opgeschort, om er te zijn voor hem. In die omstandigheden snak je soms naar een verlichtende gedachte. Maar zelf poëzie schrijven is dan niet altijd even evident, alleen al omdat er zo weinig tijd overbleef. Toch heb ik het heel af en toe wel gedaan. Maar wat je op dat moment beleeft, schemert daar onvermijdelijk in door. Je kan veel opschorten, maar de werkelijkheid niet. Zo heb ik toen enkele liedteksten geschreven. Uiteindelijk zijn het omzeggens allemaal uitvaartliederen of paasliederen geworden. Maar als je dat dan samen met anderen kan zingen, biedt het toch wel kracht en troost. (Vb. Als een levende) Kort na het overlijden van mijn echtgenoot ben ik wel opnieuw aan het schrijven gegaan. Tegen de zomer was er het boekje ‘Waarom? En waarom jij?’. Daarin schreef ik wat je aan mensen niet gezegd krijgt. Want voor hen gaat alles gewoon verder, terwijl voor jou het leven toch een tijd lang stil staat. En er is niet alleen het verlies van de geliefde. Je moet ook zoeken naar een nieuwe wijze van bestaan. Lezing: Jou zoeken (Waarom? En waarom jij?) In de gemeenschap van Filosofenfontein ben ik sinds jaren mede-voorganger. En precies op de eerste verjaardag van zijn overlijden, was ik van dienst. Ik ben toen de viering begonnen met een gedicht. Het was het eerste van een reeks die ik nadien geschreven heb over leegte, over gemis en verdriet. Want dat blijft, ook al neem je de draad terug op. Je leeft ermee, ook al merkt niemand het nog. Want dat is het enige wat je ermee kan doen: het proberen te integreren in je leven. Lezing: Als zacht wit licht (Sinds jij er niet meer bent). Die teksten werden gebundeld in het boekje ‘Sinds jij er niet meer bent’.
Ademtocht bisdom Antwerpen, 21 mei 2013
6
ILLUSTRATIES Tenslotte nog dit: in ieder boek van mij, zelfs in de verzenbundels, staan illustraties. Niet alleen om het boek op te fleuren. Maar de illustraties geven voor mij een meerwaarde aan de teksten. Ze leggen soms een eigen accent en ze verrijken de teksten. Ik heb de luxe om daarvoor beroep te kunnen doen op onze jongste dochter, die werkt als illustrator. Concreet gaat het zo in zijn werk. Eens het manuscript er is, krijgt zij dat. Zij zoekt dan een eigen invalshoek bij de hoofdstukken en bij enkele specifieke teksten, zonder enige inmenging van mijn kant. En wat haar aanspreekt belicht zij met een beeld. De resultaten zijn verrassend. Ik beschik over een pp van de beelden die zij maakte voor het boekje ‘Voor wie verstilling zoekt’ . Ik wil daarmee afsluiten. Eerst krijg je het volledige beeld en daarna een detail eruit, telkens met een stukje tekst. Ik zou jullie willen uitnodigen om niet alleen te blijven hangen bij de tekst, maar vooral de beelden hun eigen taal te laten spreken.
Niets uit deze tekst mag worden overgenomen zonder verwijzing naar de auteur.