Adam geeft de dieren namen
Adam geeft de dieren namen, alle dieren groot en klein. Help je mee, heb jij een idee wat al die namen zijn?
Spelidee: Zing de raadsels. De kinderen noemen de namen van de dieren. Over welk dier gaat het liedje? Als je het weet wijs je het goede dier aan op de tekening(en) Alle kinderen krijgen een kaartje met de afbeelding van een dier. Als je hoort dat het raadsel over jouw dier gaat, houd je het dier omhoog. I.p.v. kaartjes kun je ook (plastic of houten) dieren gebruiken. Als jouw dier aan de beurt is, plaats je het bij (de figuur) van Adam.
1
Kijk, dit dier heeft scherpe tanden, waarmee hij je bijten wil. Een grote bek, een lange staart. Ik noem hem (krokodil.)
Maak een bek van je handen. Open en sluit de ‘bek’.
Kijk, hij kronkelt op de grond rond, en dit dier is meters lang! Dit dier dat echt geen poten heeft, dit dier noem ik een (slang.)
Teken een Spreid je armen wijd.
Kijk, met dunne lange poten, loopt dit dier snel in een draf. Hij heeft een hele lange hals. Dit dier noem ik (giraf.) Hoor, dit kleine dier heeft vleugels. Zoemend vliegt hij jou voorbij. Verzamelt honing uit de bloem, Dit dier noem ik een (bij.)
in de lucht.
Beweeg je hand vanaf je nek omhoog. Teken golvende lijnen in de lucht.
Hoor, dit dier kan heel hard grommen: Grrr… zo gaat hij soms te keer. Hij heeft een dikke bruine vacht. Dit dier noem ik een (beer.)
2
Kijk, dit dier draagt steeds zijn huisje, en hij kruipt op zijn gemak. Dit dier heeft nooit een keertje haast. Dit dier noem ik een (slak.)
Je duim is de kop van de slak, je vuist is het huisje. Beweeg je hand langzaam van links naar rechts.
Kijk, dit dier heeft lange manen, en een lange wiebel staart. Klik, klak*, zo rent hij in galop. Dit dier noem ik een (paard.)
Strijk over je haren.
Kijk, dit dier dat kun je melken, en zij loeit van: “boe, boe boe.” Ze eet graag grassen in de wei. Dit dier noem ik een (koe.)
Maak de beweging van het melken van de uier.
Beweeg je hand bij je billen als een staart heen en weer.
*Klak met je tong.
Hoor, dit dier kan goed miauwen, en ook spinnen, wist je dat? Hij heeft een mooie zachte vacht. Dit dier noem ik een (kat.) Kijk, dit dier zwemt in het water. Zeg, weet jij wel wie het is? En hij heeft vinnen en een staart. Dit dier noem ik een (vis.)
Maak een vis, doe je handen op elkaar. Beweeg je handen zwemmend heen en weer.
Kijk, dit dier woont in de aarde, en zijn huisje heet een hol. Hij graaft graag gangen in de grond. Dit dier noem ik een (mol.) Kijk, dit dier is maar een kleintje. Nee, dit dier is niet zo groot. Maar duizend poten heeft hij wel. Ik noem hem (duizendpoot.)
Maak kriebelbewegingen met je 10 vingers.
3
Kijk, dit dier heeft mooie strepen, en een kwastje aan de staart. Zijn vel lijkt op een zebrapad. Ik noem hem (zebrapaard.) Kijk, hij heeft een slurf van voren. Hier en daar een grote tand. Twee wapperoren op zijn kop. Ik noem hem (olifant.)
Maak van je arm een slurf. Wijs je linker- en rechterwang aan. Wapper met 2 handen bij je oren.
Kijk, dit dier spint zelf zijn huisje, en daar zit hij middenin, Acht kriebelpootjes heeft hij ook. Dit dier noem ik een (spin.)
Teken draden, rechte lijnen, in de lucht.
Hoor, dit dier met mooie vleugels, maakt een heleboel lawaai: “Hallo, hallo,” en “koppie krauw!” Ik noem hem (papegaai.)
Beweeg je armen op en neer als vleugels. Maak een snavel van je duim en wijsvinger.
Kijk, dit dier heeft lange oren, en zijn staartje is maar klein. Een snuffelsnuitje is zijn neus, Dit dier noem ik (konijn.)
Houd 2 vingers boven je hoofd. Laat met je vingers zien hoe klein het staartje is. Beweeg je neus.
Kijk, dit dier kan heel ver springen. Maar haar baby wordt niet moe, want hij zit lekker op haar buik. Ik noem hem (kangoeroe.)
Maak een springbeweging met je hand.
Beweeg je vingers één voor één als pootjes heen en weer.
www.bijbelidee.nl
4
Adam geeft de dieren namen, alle dieren, groot en klein. Help je mee, heb jij een idee wat al die namen zijn?
www.bijbelidee.nl
5
www.bijbelidee.nl
6
www.bijbelidee.nl
7
www.bijbelidee.nl
8