bsl - neuro 08 03.a.binnenwerk
27-05-2008
08:20
Pagina 86
Activiteit in het brein als men gevraagd wordt niets te doen Het functionele basisnetwerk van de hersenen Koene van Dijk
De ontwikkeling van beeldvormende technieken zoals positron emission tomography (PET) en magnetic resonance imaging (MRI) heeft in de afgelopen decennia een grote impuls gegeven aan de vermeerdering van kennis over het functioneren van het brein. Talloze hersenfuncties zijn inmiddels onderzocht. In experimenten wordt vaak activiteit in het brein tijdens het uitvoeren van een bepaalde taak vergeleken met activiteit tijdens rust. De laatste jaren is er echter een groeiende belangstelling voor een netwerk van hersengebieden dat juist actief blijkt tijdens rust. Als een proefpersoon de opdracht krijgt om in de scanner te liggen en niets te doen, is een netwerk van gebieden actief dat default mode network of brain function wordt genoemd, het functionele basisnetwerk van de hersenen. Dit netwerk blijkt onder andere een rol te spelen bij het denken aan gebeurtenissen in het verleden, het zich voorstellen van de mentale staat van anderen en het zich inbeelden van toekomstige handelingen. De klassieke fMRI-studie In een klassieke fMRI-studie wordt een proefpersoon gevraagd in de scanner een taak uit te voeren. Tijdens het uitvoeren van de taak en tijdens perioden van rust wordt de doorbloeding van het brein gemeten, wat een indicator is voor hersenactiviteit gedurende taak en rust. Door het verschil te bekijken in de hersenactiviteit tijdens het Dr. K.R.A. van Dijk, psycholoog, postdoc onderzoeker, Department of Psychology, Harvard University, 33 Kirkland Street, Cambridge MA 02138, Verenigde Staten,
[email protected] en Faculteit der Psychologie, Universiteit Maastricht.
86
uitvoeren van de taak en tijdens rust worden hersengebieden geïdentificeerd die specifiek tijdens de desbetreffende taak verhoogde activiteit tonen die vervolgens aan de taak worden toegeschreven (zie de doorgetrokken lijn in figuur 1). Zo kunnen proefpersonen gevraagd worden om liggend in de MRI-scanner woorden te onthouden die kort op een scherm geprojecteerd worden, terwijl tijdens de rustperiode de proefpersonen passief naar betekenisloze combinaties van letters kijken. De juiste keuze van de rustperiode – de controleconditie – is van belang omdat deze bij voorkeur
neuropraxis 3 | 2008 – www.neuropraxis.bsl.nl
identiek is aan de taak (fixatie op het scherm, visuele informatieverwerking, omgevingsgeluid) behalve het onderwerp van onderzoek (onthouden van woorden). Alleen bij een goed gekozen controleconditie kan het verschil in activiteit, na subtractie van taak en rust, aan de taak worden toegeschreven (zie voor een uitgebreidere beschrijving Rombouts en Veltman, Neuropraxis 6, 2003). Ondanks een sterke vooruitgang in beeldvormende technieken en ontwikkeling van nieuwe experimentele designs (zoals snelle event-related fMRI-studies) worden de bovengenoemde principes nog veelvuldig toegepast. Negatieve activiteit Hersengebieden die in fMRI-studies gedurende de taak hogere activiteit tonen dan tijdens rust worden in afbeeldingen van het brein gewoonlijk weergegeven in de warme kleuren geel, oranje en rood. Echter, er worden in analyses ook gebieden gevonden die tijdens de taak verminderd actief zijn en deze gebieden worden in afbeeldingen meestal weergeven in de koele kleuren lichtblauw en donkerblauw. Men verwijst vaak naar deze gebieden als ‘de-activiteit’ of ‘negatieve activiteit’. Deze termen hebben een ambigu karakter maar zijn logischerwijs ontstaan doordat men vrijwel altijd hersenactiviteit tijdens rust
bsl - neuro 08 03.a.binnenwerk
27-05-2008
08:20
Pagina 87
Figuur 1 Het model van een klassieke fmri studie Aan de proefpersoon worden afwisselend blokken rust en blokken taak aangeboden. Met de doorgetrokken lijn wordt schematisch de hoogte van de activiteit in een bepaald hersengebied weergegeven. Omdat activiteit in dit gebied de taak ‘volgt’ kan dit hersengebied aan deze taak worden toegeschreven. Met de gestippelde lijn wordt schematisch de activiteit in een hersengebied weergegeven dat tijdens de taak minder actief is dan tijdens rust. Opmerking: de eenheid van de verticale as van de figuur is arbitrair.
aftrok van hersenactiviteit tijdens taakuitvoering. Onderzoekers verwezen naar hersengebieden die na deze subtractie een positief teken hadden als ‘activiteit’ en naar gebieden met een negatief teken als ‘de-activiteit’ of ‘negatieve activiteit’. Men kan de negatieve gebieden beschouwen als minder actief tijdens de taak dan tijdens rust of, in andere woorden, meer actief tijdens rust dan tijdens de taak (zie gestippelde lijn in figuur 1). Er zijn grofweg twee verklaringen voor verminderde activiteit tijdens taken – die elkaar overigens niet uitsluiten. Enerzijds kan verminderde activiteit veroorzaakt worden door een actief proces op een andere locatie in het brein dat gerelateerd is aan de taak. Bijvoorbeeld als tijdens het uitvoeren van een visuele taak ook verstorende auditieve informatie wordt aangeboden, kan men een verlaging van activiteit in de auditieve gebieden zien, dat duidt op inhibitie van de verstorende auditieve informatie (Haxby et al., 1994). Anderzijds kan vermin-
derde activiteit duiden op een netwerk van hersengebieden dat actief is op momenten dat men niet een specifieke opdracht uitvoert. Als proefpersonen een expliciete opdracht uitvoeren zoals tijdens een geheugentaak, wordt de activiteit in dit netwerk tijdelijk verlaagt, wat de negatieve uitslag verklaart (Shulman et al., 1997). Default mode network of brain function In een artikel van Shulman en colle-
ga’s (1997) werd melding gemaakt van taakonafhankelijke verminderde activiteit in een netwerk van hersengebieden. Tijdens verschillende visuele taken vonden zij verminderde hersenactiviteit in eenzelfde netwerk met centra in de posterieure gyrus singularis en de precuneus (BA1 31 en 7), de mediale prefrontale cortex (BA 8, 9 en 10) en de linker en rechter laterale pariëtale cortex (BA 39/40). Deze hersengebieden werden pas jaren later door Raichle en collega’s (2001) bestempeld als default mode network of brain function, wat vertaald zou kunnen worden als ‘het functionele basisnetwerk van de hersenen’. Dit netwerk is dus niet alleen verminderd actief tijdens taken maar vooral specifiek actief als een proefpersoon wordt gevraagd rustig in de scanner te liggen zonder een gerichte taak uit te voeren. Sinds de publicatie van het artikel van Raichle en collega’s is er een groeiende interesse in de functies van dit basisnetwerk, wat te zien is aan een exponentiële groei van het aantal wetenschappelijke artikelen op dit gebied (zie figuur 2).
Figuur 2 Aantal artikelen in de bibliografische database PubMed (www.pubmed.org) over het onderwerp default mode of brain function sinds het verschijnen van de publicatie waarin dit fenomeen voor het eerst werd benoemd (Raichle et al., 2001) * Opmerking: het aantal artikelen voor het jaar 2008 is geschat als vier maal het aantal publicaties in het eerste kwartaal van 2008.
Activiteit in het brein als men gevraagd wordt niets te doen
87
bsl - neuro 08 03.a.binnenwerk
27-05-2008
Intrinsieke hersenactiviteit In het klassieke fMRI-experiment wordt activiteit aan het brein ontlokt door een beroep te doen op een specifieke hersenfunctie; men spreekt ook wel van evoked activity. Als men echter het basisnetwerk wil meten, is men geïnteresseerd in de activiteit van het brein die continu plaats vindt, juist zonder invloed van buitenaf; dit wordt intrinsieke activiteit of spontane activiteit genoemd. Als twee of meer verschillende hersengebieden synchroon intrinsieke activiteit vertonen, neemt men aan dat er een onderlinge functionele samenhang bestaat tussen deze gebieden. Men spreekt dan van hoge intrinsieke correlaties of hoge spontane correlaties tussen hersengebieden. Een functionele samenhang suggereert ook directe of indirecte fysieke verbindingen tussen deze gebieden in de vorm van bundels zenuwuiteinden (de witte stof) onder de buitenste laag van de hersenen (de grijze stof). Integriteit van de witte stof lijkt dan ook van belang voor het goed functioneren van het basisnetwerk (zie ook de paragraaf ‘Klinische implicaties’). Het basisnetwerk wordt typisch gemeten tijdens een resting-state scan met een duur die kan variëren van enkele minuten tot meer dan tien minuten. De enige opdracht die de proefpersoon krijgt is om stil te blijven liggen, om niet aan iets te denken in het bijzonder en, als men dat wil, de gedachten de vrije loop te laten. Verzamelde fMRI-data ondergaan een aantal specifieke bewerkingsstappen en door middel van independent component analyses worden één of meerdere netwerken van gebieden gelokaliseerd die hoog met elkaar correleren (zie voor een voorbeeld Damoiseaux et al., 2006) of correlaties berekend tussen a priori gekozen kernen van een netwerk (zie voor een voorbeeld Vincent
88
08:20
Pagina 88
Figuur 3 Data van zes proefpersonen verzameld tijdens een twaalf minuten durende resting-state fmri sessie zijn weergegeven op een structurele mri-scan van één van de proefpersonen. Een regio in de posterieure gyrus cingularis (pgc) is gekozen als bron-regio. Na een aantal bewerkingsstappen (identiek aan de methode van Biswal et al., 1995 en Vincent et al., 2006) is een kaart gemaakt van gebieden in het brein die een hoge correlatie vertonen met de bron regio. De laagst weergegeven correlatie in deze figuur is 0.4 (rood) en de hoogste 1.0 (geel). De grafiek rechtsonder geeft het verloop weer van het gemeten fmri-signaal in drie verschillende hersengebieden van één de proefpersonen. Activiteit in de pgc (de gele lijn) en de rechter laterale pariëtale cortex (LatPar_R; de rode lijn), beide onderdeel van het basisnetwerk, vertonen een hoge intrinsieke correlatie. De linker visuele cortex (VisC_L; de blauwe lijn), een gebied dat typisch geen onderdeel is van het basisnetwerk, vertoont een lage intrinsieke correlatie met de pgc en LatPar_R. (data afkomstig van een studie van het Cognitive Neuroscience Laboratory - www.nmr.mgh.harvard.edu/nexus/)
et al., 2006). Deze laatste methode is gebruikt voor figuur 3 waarin de kernpunten van het basisnetwerk te zien zijn alsook een illustratie van hoe intrinsieke activiteit tussen hersengebieden een hoge of een lage correlatie kan vertonen gedurende enkele minuten van een resting-state scan. Hoewel sommige auteurs het woord resting-state network als synoniem gebruiken voor default mode network
neuropraxis 3 | 2008 – www.neuropraxis.bsl.nl
spitsen de definities zich momenteel toe op de gedachte dat tijdens rust niet alleen het basisnetwerk – zoals hiervoor omschreven – synchroon activiteit laat zien maar dat ook andere netwerken spontane correlaties laten zien tussen gebieden die onderdeel zijn van een functioneel samenhangend netwerk. Ter verduidelijking: tijdens een resting-state scan kunnen verschillende resting-state networks wor-
bsl - neuro 08 03.a.binnenwerk
27-05-2008
den geïdentificeerd waarvan één het default mode network wordt genoemd. Functies van het basisnetwerk Waarschijnlijk speelt het basisnetwerk een rol in een veelheid van cognitieve functies en gedragingen. Een mogelijkheid is dat verwerken van gebeurtenissen uit het verleden en het voorstellen van toekomstige scenario’s functies zijn die worden verzorgd door het basisnetwerk (Schacter et al., 2007). Het is niet verwonderlijk dat dit precies het gedrag is wat men vertoont als men in een scanner ligt en gevraagd wordt niets te doen. Ook het zich inbeelden van de mentale staat van andere personen, gebruik makend van kennis en ervaringen uit het verleden, lijken een beroep te doen op onderdelen van het basisnetwerk (Mitchell, Macrae & Banaji, 2006). Een andere mogelijkheid is dat het basisnetwerk functioneert als antenne voor gebeurtenissen in de omgeving. Op momenten dat men rustig zit te mijmeren wordt tegelijkertijd onbewust de omgeving in de gaten gehouden (Hahn, Ross & Stein, 2007). Deze gedachte veronderstelt dat proefpersonen tijdens een specifieke cognitieve taak aandacht op de stimuli richten, wat ten koste gaat van waakzaamheid voor gebeurtenissen uit de omgeving, en verklaart tevens dat een taak-positief gebied (gerichte aandacht voor taken) en een taak-negatief gebied (het basisnetwerk) tegenpolen lijken te zijn (Fox et al., 2005). Sommigen zien in het basisnetwerk de zetel van menselijk bewustzijn (Cavanna, 2007), maar recente bevindingen tonen dat het basisnetwerk ook spontane correlaties laat zien bij apen onder algehele anesthesie (Vincent et al., 2007) en bij mensen tijdens slaap (Horovitz et al., 2007) en ook onder lichte sedatie (Greicius et al., 2008).
08:20
Pagina 89
De herhaalde waarnemingen van het netwerk bij verschillende typen experimenten en gedragingen geeft enerzijds de complexheid van dit netwerk aan, maar toont anderzijds de robuustheid van het fenomeen. Klinische implicaties Door gebruik te maken van informatie uit het verleden en door het zich inbeelden van wat anderen denken en wat mogelijke consequenties kunnen zijn van gedrag, lijkt het basisnetwerk een rol te spelen bij veel alledaagse handelingen. Cognitieve- en gedragssymptomen van verschillende ziektebeelden waren reeds in verband gebracht met een of meerdere van de hersengebieden behorende tot het basisnetwerk, maar uit recente studies blijkt bij deze aandoeningen ook het basisnetwerk als geheel verstoord. Zo zijn onder andere veranderingen in het basisnetwerk aangetoond bij patiënten met autisme (Cherkassky et al., 2006), schizofrenie (Zhou et al., 2007), depressie (Anand et al., 2005), ADHD (Uddin et al., 2008b) en de ziekte van Alzheimer (Buckner et al., 2005; Rombouts et al., 2005; 2007). Een verstoord basisnetwerk als overeenkomstig fenomeen versterkt het vermoeden van disconnectie van hersengebieden door middel van wittestofabnormaliteiten in bovengenoemde ziektebeelden. Echter, ondanks de overeenkomst van een verstoord basisnetwerk zal manifestatie van symptomen verschillend zijn, afhankelijk van welke onderdelen van het basisnetwerk (het meest) zijn aangedaan en met welke andere hersengebieden deze onderdelen van het basisnetwerk in verbinding staan. Verder onderzoek naar spontane correlaties, met name van associaties tussen onderdelen van het basisnetwerk en ander gebieden binnen en buiten het
basisnetwerk (Uddin et al., 2008a), kan helpen bij het verder in-vivo onderscheiden van de neuropathologie van deze ziektebeelden. Normale veroudering gaat gepaard met geleidelijke vermindering van cognitieve vermogens, met name van de executieve functies. Het is reeds bekend dat bij normale veroudering de frontale cortex relatief het meest is aangedaan en de primaire sensorische gebieden het minst (Raz & Rodrigue, 2006). Maar waarom vooral de frontale corticale gebieden het meest zijn aangedaan is niet bekend. De disconnectie-hypothese van veroudering suggereert dat schade aan de witte stof een rol speelt (O’Sullivan et al., 2001). Recente bevindingen dat ook spontane correlaties in het basisnetwerk – en met name frontaal gelegen onderdelen – verminderd zijn bij normale veroudering (Andrews-Hanna et al., 2007; Damoiseaux et al., 2007) komen overeen met deze theorie. Het ontwikkelen en evalueren van interventies die de cognitieve achteruitgang bij normale veroudering of de ziekte van Alzheimer mogelijk kunnen voorkomen of afremmen vormt een van de grootste uitdagingen voor de huidige wetenschap en het meten van spontane correlaties zou een methode kunnen zijn om effecten van interventies vast te stellen. Tijdens een resting-state scan kunnen naast het basisnetwerk ook een aantal andere functioneel betekenisvolle netwerken worden geïdentificeerd, zoals een netwerk voor aandacht, visueel functioneren en motoriek (Biswal et al., 1995; Damoiseaux et al., 2006). Het blijkt bijvoorbeeld dat motorische gebieden zonder lichamelijke beweging toch synchroon activiteit vertonen en als samenhangend netwerk geïdentificeerd kunnen worden. Dit geeft mogelijk een praktische toepassing
Activiteit in het brein als men gevraagd wordt niets te doen
89
bsl - neuro 08 03.a.binnenwerk
27-05-2008
van deze techniek tijdens pre-chirurgische planning van verwijdering van hersentumoren. Momenteel wordt fMRI gebruikt om een functioneel gebied in kaart te brengen dat vervolgens zo veel mogelijk wordt gespaard tijdens de chirurgische ingreep. Als bijvoorbeeld de tumor dicht bij de motorische schors ligt wordt aan een proefpersoon gevraagd om in de MRIscanner een aantal motorische taken uit te voeren waarna het motorische gebied wordt geïdentificeerd door een subtractie van taak en rust. Bij patiënten die door neurologische uitval ten gevolge van de tumor een degelijke taak niet kunnen uitvoeren, omdat bijvoorbeeld de instructies niet worden
08:20
Pagina 90
begrepen of onthouden, kan mogelijk in de toekomst het netwerk toch in kaart worden gebracht door het meten van spontane correlaties zonder dat de patiënt actief een taak uitvoert. Conclusie Recent beeldvormend onderzoek wijst op het bestaan van een netwerk van hersengebieden dat synchroon actief is tijdens rust. Dit functionele basisnetwerk van de hersenen blijkt onder andere een rol te spelen bij verwerking van gebeurtenissen uit het verleden en het voorbereiden van toekomstige handelingen. Veranderingen van dit basisnetwerk lijken relevant voor een beter begrip van ziektebeelden
Literatuur Anand, A., Li, Y., Wang, Y., Wu, J., Gao, S., Bukhari, L., Mathews, V.P., Kalnin, A. & Lowe, M.J. (2005). Activity and connectivity of brain mood regulating circuit in depression: a functional magnetic resonance study. Biological Psychiatry, 57, 1079-1088. Andrews-Hanna, J.R., Snyder, A.Z., Vincent, J.L., Lustig, C., Head, D., Raichle, M.E. & Buckner, R.L. (2007). Disruption of large-scale brain systems in advanced aging. Neuron, 56, 924-935. Biswal, B., Yetkin, F.Z., Haughton, V.M. & Hyde, J.S. (1995). Functional connectivity in the motor cortex of resting human brain using echoplanar MRI. Magnetic Resonance in Medical Sciences, 34, 537-541. Buckner, R.L., Snyder, A.Z., Shannon, B.J., LaRossa, G., Sachs, R., Fotenos, A.F., Sheline, Y.I., Klunk, W.E., Mathis, C.A., Morris, J.C. & Mintun, M.A. (2005). Molecular, structural, and functional characterization of Alzheimer’s disease: evidence for a relationship between default activity, amyloid, and memory. The Journal of Neuroscience, 25, 7709-7717. Cavanna, A,E, (2007). The precuneuos and consciousness. CNS Spectr, 12, 545-552. Cherkassky, V.L., Kana, R.K., Keller, T.A., Just, M.A. (2006). Functional connectivity in a baseline resting-state network in autism. Neuroreport, 17, 1687-1690. Damoiseaux, J.S., Beckmann, C.F., Arigita, E.J., Barkhof, F., Scheltens, P., Stam, C.J., Smith, S.M., Rombouts, S.A. (2007) Reduced restingstate brain activity in the ‘default network’ in normal aging. Cerebal Cortex. E-publication, ahead of print. Damoiseaux, J.S., Rombouts, S.A., Barkhof, F., Scheltens, P., Stam, C.J., Smith, S.M. & Beckmann, C.F. (2006). Consistent resting-state networks across healthy subjects. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, 103, 13848-13853. Fox, M.D., Snyder, A.Z., Vincent, J.L., Corbetta, M., Van Essen, D.C. & Raichle, M.E. (2005). The human brain is intrinsically organized into dynamic, anticorrelated functional networks. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, 102, 9673-9678. Greicius, M.D., Kiviniemi, V., Tervonen, O., Vainionpaa, V., Alahuhta, S., Reiss, A.L. & Menon, V. (2008). Persistent default-mode network
90
neuropraxis 3 | 2008 – www.neuropraxis.bsl.nl
zoals de ziekte van Alzheimer maar ook van normale cognitieve veroudering. Het meten van netwerken die functioneel samenhangen biedt mogelijkheden voor lokalisatie van functies, en evaluatie van behandeling met een standaard MRI-scanner en zonder complex experiment. Het onderzoek van de auteur wordt financieel ondersteund door een Rubicon-beurs van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (nwo). Noot 1 BA = Brodman area (zie o.a.: H.C. Elliott (1963) Textbook of Neuroanatomy, Philadelphia: Lippincott)
connectivity during light sedation. Human Brain Mapping. E-publication, ahead of print. Hahn, B., Ross, T.J. & Stein, E.A. (2007). Cingulate activation increases dynamically with response speed under stimulus unpredictability. Cerebral Cortex, 17, 1664-1671. Haxby, J.V., Horwitz, B., Ungerleider, L.G., Maisog, J.M., Pietrini, P. & Grady, C.L. (1994). The functional organization of human extrastriate cortex: a PET-rCBF study of selective attention to faces and locations. The Journal of Neuroscience, 14, 6336-6353. Horovitz, S.G., Fukunaga, M., Zwart, J.A. de, Gelderen, P. van, Fulton, S.C., Balkin, T.J. & Duyn, J.H. (2007). Low frequency BOLD fluctuations during resting wakefulness and light sleep: A simultaneous EEG-fMRI study. Human Brain Mapping. E-publication, ahead of print. Mitchell, J.P., Macrae, C.N. & Banaji, M.R. (2006). Dissociable medial prefrontal contributions to judgments of similar and dissimilar others. Neuron, 50, 655-663. O’Sullivan, M., Jones, D.K., Summers, P.E., Morris, R.G., Williams, S.C. & Markus, H.S. (2001). Evidence for cortical ‘disconnection’ as a mechanism of age-related cognitive decline. Neurology, 57, 632-638. Raichle, M.E., MacLeod, A.M., Snyder, A.Z., Powers, W.J., Gusnard, D.A. & Shulman, G.L. (2001). A default mode of brain function. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, 98, 676-682. Raz, N. & Rodrigue, K.M. (2006). Differential aging of the brain: patterns, cognitive correlates and modifiers. Neuroscience and Biobehavioral Reviews, 30, 730-748. Rombouts, S.A. & Veltman, D.J. (2003). Functionele MRI (fMRI) – Inleiding en technische achtergrond. Neuropraxis, 6, 168-172. Rombouts, S.A., Barkhof, F., Goekoop, R., Stam, C.J. & Scheltens, P. (2005). Altered resting state networks in mild cognitive impairment and mild Alzheimer’s disease: an fMRI study. Human Brain Mapping, 26, 231-239. Rombouts, S.A., Damoiseaux, J.S., Goekoop, R., Barkhof, F., Scheltens, P., Smith, S.M. & Beckmann, C.F. (2007). Model-free group analysis shows altered BOLD FMRI networks in dementia. Human Brain Mapping. E-publication, ahead of print.
bsl - neuro 08 03.a.binnenwerk
27-05-2008
08:20
Pagina 91
Schacter, D.L., Addis, D.R., Buckner, R.L. (2007) Remembering the past to imagine the future: the prospective brain. National Review of Neuroscience, 8, 657-661. Shulman, G.L., Fiez, J.A., Corbetta, M., Buckner, R.L., Miezin, F.M., Raichle, M.E., Petersen, S.E. (1997) Common blood flow changes across visual tasks: II. Decreases in cerebral cortex. Journal of Cognitive Neuroscience, 9, 648-663. Uddin, L.Q., Kelly, A.M., Biswal, B.B., Xavier Castellanos, F. & Milham, M.P. (2008a). Functional connectivity of default mode network components: Correlation, anticorrelation, and causality. Human Brain Mapping. E-publication, ahead of print. Uddin, L.Q., Kelly, A.M., Biswal, B.B., Margulies, D.S., Shehzad, Z., Shaw, D., Ghaffari, M., Rotrosen, J., Adler, L.A., Castellanos, F.X. & Milham, M.P. (2008b). Network homogeneity reveals decreased
integrity of default-mode network in ADHD. The Journal of Neuroscience Methods, 169, 249-254. Vincent, J.L., Snyder, A.Z., Fox, M.D., Shannon, B.J., Andrews, J.R., Raichle, M.E. & Buckner, R.L. (2006). Coherent spontaneous activity identifies a hippocampal-parietal memory network. Journal of Neurophysiology, 96, 3517-3531. Vincent, J.L., Patel, G.H., Fox, M.D., Snyder, A.Z., Baker, J.T., Essen, D.C. van , Zempel, J.M., Snyder, L.H., Corbetta, M. & Raichle, M.E. (2007). Intrinsic functional architecture in the anaesthetized monkey brain. Nature, 447, 83-86. Zhou, Y., Liang, M., Tian, L., Wang, K., Hao, Y., Liu, H., Liu, Z. & Jiang, T, (2007). Functional disintegration in paranoid schizophrenia using resting-state fMRI. Schizophrenia Research, 97, 194-205.
Activiteit in het brein als men gevraagd wordt niets te doen
91