Actieprogramma beheersing drugsproblematiek Breda 2012 - 2015
1
Inhoudopgave
Pagina
1. Aanleiding
4
2. Beschrijving ontwikkelingen en Bredase situatie
4
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10
Inleiding Landelijke drugsbrief Stads- en regioscan B5 Taskforce B5 Regionale commissie Fränzel COT onderzoek in Breda Monitor drugstoerisme in Breda Stadsscan Breda Stedelijk Kompas Herijking drugsaanpak Breda
4 4 5 6 7 7 7 8 10 10
3. Doelstellingen
11
4. Interventies
12
4.1
Uitgaansdrugs 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5
Opleggen gebiedsverboden bij drugshandel en –overlast Bestrijden drugsgebruik rondom voetbalwedstrijden Vergunningvoorschriften en voorlichting bij evenementen Detentie (problematische) GHB gebruikers Preventieve aanpak drugsgebruik algemeen
4.1.5.1 4.1.5.2 4.2
Aanscherping coffeeshopbeleid Invoering exploitatievergunning coffeeshops Handhaving coffeeshopbeleid
15 15 15 16 17 17 17 18
18 19 20 20
Ontmantelen hennepkwekerijen Periodieke voorlichting over risico’s hennepteelt Sluiten panden waarin bij herhaling hennep is geteeld Handhaving exploitatievergunningplicht growshops
Aanpak (illegale) drugshandel in panden 4.5.1 4.5.2
12 13 14 14 14
18
Bestrijding hennepteelt 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4
4.5
Beheersen overlast rondom nacht- en opvanglocatie(s) Aanpak ongebruikelijk drugsbezit (ontnemen status) Opsporing en vervolging straathandelaren en drugsrunners Preventie en zorg Veelplegersteam
Gedoogde verkooppunten softdrugs 4.3.1 4.3.2 4.3.3
4.4
Ontwikkelen format voor drugsinformatie monitoring Ontwikkeling aanpak nieuwe verdovende middelen
Aanpak drugsgebruik en -handel op straat 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5
4.3
12
Handhaving exploitatievergunningplicht (droge) horeca Handhaving exploitatievergunningplicht smart-/headshops
2
21 21 22 22 23 23 23
Pagina 4.5.3 4.6
24
Controles op drugstoeristen Communicatiecampagne
25 25
Informatiehuishouding 4.7.1 4.7.2 4.7.3
4.8
24
Ontmoedigen drugstoerisme 4.6.1 4.6.2
4.7
Handhaven Opiumwet
25
Versterken informatiepositie gemeente Instellen van een integrale informatiedesk Verbeteren gebruik meldpunt voor drugsoverlast
Opsporing criminele netwerken
26 26 26 26
5. Organisatie
27
6. Monitoring en evaluatie
28
6.1 6.2 6.3
Bewaken voortgang in uitvoering maatregelen Monitoren ontwikkeling neveneffecten clubkaart Evaluatie effecten beleid
3
28 28 28
1. Aanleiding In de lokale driehoek van 25 mei 2011 is verzocht om actiepunten voor een voortzetting van de aangescherpte drugsaanpak in Breda. Dit actieprogramma geeft allereerst een korte beschrijving van de situatie in de drugsscenes in de gemeente Breda en de bovenlokale ontwikkelingen met een verwijzing naar de onderliggende documenten. Deze documenten vormen de basis voor de in dit actieprogramma beschreven herijkte aanpak van de drugsproblematiek voor de komende vier jaar. Het actieprogramma geeft een overzicht van de lopende en nieuwe acties die in samenhang moeten leiden tot het beheersen van de drugsproblematiek in Breda. In die zin is het een kapstok aan de hand waarvan de in het actieprogramma opgesomde interventies in de periode tot en met 2015 een verdere uitwerking en uitvoering krijgen.
2. Beschrijving ontwikkelingen en Bredase situatie 2.1
Inleiding
De aanpak van de drugsoverlast en –criminaliteit heeft al jaren een hoge prioriteit in het veiligheidsbeleid. Als gevolg van landelijke en bovenregionale ontwikkelingen is de aandacht voor dit dossier nog groter geworden. Als gevolg hiervan zijn er inmiddels verschillende onderzoeken uitgevoerd en initiatieven genomen om tot beleidswijzigingen te komen. Om zicht te houden op al deze ontwikkelingen worden deze, voor zover van toepassing op Breda, hieronder toegelicht. Voor de overzichtelijkheid is er niet voor gekozen om in dit actieprogramma een cijfermatig beeld te schetsen van de drugsproblematiek in Breda. Deze staan al vermeld in de verschillende hierna genoemde onderzoeksrapporten en voor een deel ook in de lokale veiligheidsmonitor. Wel wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de conclusies en aanbevelingen die op grond van de cijfers en de straatkennis in deze documenten door onderzoekers zijn getrokken c.q. gedaan.
2.2
Landelijke drugsbrief
Bij brief van 27 mei 2011 aan de Tweede Kamer heeft het kabinet de plannen gepresenteerd rondom het drugsbeleid. Deze sluiten aan bij wat in het regeerakkoord staat over het terugdringen van de overlast en criminaliteit die verband houden met de handel in verdovende middelen. In deze brief wordt ook ingegaan op de wijziging van het justitieel gedoogbeleid (AHOJ-G criteria) aangaande de coffeeshops. Ook komen er zwaardere straffen op de (voorbereiding van) in- en uitvoer, teelt en (georganiseerde) handel van drugs en komt er een aanpassing van het onderscheid tussen harddrugs en softdrugs. In vervolg op deze drugsbrief heeft de minister van Veiligheid en Justitie bij brief van 22 december 2011 aan de burgemeesters aangegeven hoe deze aanscherping van het landelijk gedoogbeleid vorm wordt gegeven. Aan de AHOJ-G criteria worden toegevoegd: • het besloten clubcriterium (B criterium): Er mag uitsluitend toegang worden verleend en worden verkocht aan leden van een coffeeshop, waarbij een coffeeshop per kalenderjaar maximaal tweeduizend lidmaatschappen mag uitgeven. • een ingezetenencriterium (I criterium): Alleen ingezetenen van Nederland van achttien jaar of ouder kunnen lid zijn van een coffeeshop. • een afstandscriterium (A criterium): De minimale afstand tussen coffeeshop en scholen van voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs moet 350 meter loopafstand zijn. Het aangescherpte gedoogbeleid is in werking getreden op 1 januari 2012. Het B-criterium en het I-criterium worden gehandhaafd met ingang van 1 mei 2012 in de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland en landelijk op 1 januari 2013. De eis van het maximale aantal clubleden gaat, tezamen met de I en B criteria, landelijk in op 1 januari 2013. Het A criterium gaat in op 1 januari 2014. Van de burgemeesters wordt verwacht dat zij het coffeeshopbeleid binnen dit landelijk kader vaststellen. Weliswaar heeft de gemeenteraad bij behandeling van de voorjaarsnota tijdens de vergadering van 30 juni 2011 aangegeven aan de invoering van het aangescherpte gedoogbeleid door de landelijke overheid geen beleidsprioriteit te willen geven. Breda zal, omdat het bestuurlijk gedoogbeleid moet blijven binnen de kaders van het landelijk (justitieel) gedoogbeleid, er wel rekening mee moeten houden. Als Breda een coffeeshopbeleid wil blijven voeren moet dit worden aangepast aan het landelijke kader. Anders is het wat betreft de inzet van beschikbare handhavingcapaciteit. Daarin zal binnen het lokaal driehoeksoverleg met politie en justitie afspraken moeten worden gemaakt.
4
In de vergadering van 10 februari 2011 heeft de gemeenteraad de zorg geuit over de te verwachten effecten van de invoering van het aangescherpte landelijk gedoogbeleid. Daarbij is aangegeven dat de invoering van een ‘clubpas’ een goed flankerend beleid vraagt om eventuele ongewenste effecten tegen te gaan. Zo zal de komst van de buitenlandse klanten moeten worden ontmoedigd met behulp van communicatie en handhaving. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat de illegale handel de buitenlandse klanten naar zich toe gaat trekken. Dit vraagt, voor zover dat al mogelijk is met de beschikbare middelen, een (voor zover mogelijk) nog intensieve aanpak van de illegale handel middels opsporing. In de brief van 22 december 2011 geeft de minister van Veiligheid en Justitie ook aan dat om de neveneffecten te bestrijden van de lokale driehoek wordt verwacht zich op de aanscherping van het gedoogbeleid voor te bereiden door het opstellen van een operationeel handhavingsplan. Uitgangspunt is dat geen afbreuk mag worden gedaan aan de lokale prioriteiten en wordt aangesloten bij de landelijke prioriteiten van politie en openbaar ministerie. In dit operationeel plan moet inzicht worden gegeven in de benodigde handhavingscapaciteit zodat de minister kan bepalen of extra middelen beschikbaar moeten worden gesteld. Dit operationeel handhavingsplan moest uiterlijk 29 februari 2012 in bezit van de minister zijn. Flankerend aan de aanscherping van het gedoogbeleid en de handhaving op de neveneffecten wordt landelijk, zoals ook door de gemeenteraad gevraagd, voorzien in een landelijke monitoring en een communicatiecampagne naar eigen bevolking en buitenlandse bezoekers. Ook daarbij is aan de gemeenten medewerking gevraagd. Door de aanscherping van het landelijk gedoogbeleid dreigt de focus in het debat over het drugsbeleid vooral erg gericht te worden op de coffeeshops. Zoals uit alle onderzoeken mag blijken moet niet vergeten worden dat de drugsaanpak meer omvat dan alleen het coffeeshopbeleid. Zo vraagt in het Bredase, zoals uit het onderzoek van het COT blijkt en de bevindingen vanuit de Taskforce, de harddrugsproblematiek en de hennepteelt nadrukkelijk aandacht. De problematiek met GHB mag daarbij niet worden vergeten. De Veiligheidsmonitor 2011 wijst er op dat Breda vooral een cannabisproblematiek heeft onder jeugdige cliënten van Novadic-Kentron en Breda relatief veel aanmeldingen heeft vanwege ‘GHB’ afhankelijkheid. De landelijke overheid heeft daarnaast besloten GHB en wiet met een hoog THC gehalte onder de werking te brengen van lijst I van de Opiumwet (harddrugs). De minister heeft aangegeven dit laatste te willen handhaven door steekproefsgewijs hennepmonsters uit coffeeshops te laten testen op het THC gehalte. Ook is een wetsvoorstel in de maak waarbij de verkoop van kwekerijbenodigdheden voor de hennepteelt strafbaar wordt. Feitelijk betekent dit het einde van de exploitatie van growshops.
2.3
Stads- en regioscan B5
In 2010 is een regioscan uitgevoerd door de commissie ‘Vlek’ van Politie en Wetenschap (stads- en regioscan Brabantse gemeenten). Dit naar aanleiding van de hoge scores van de gemeenten Eindhoven, ’s-Hertogenbosch, Tilburg, Breda en Helmond op de Gemeentelijke Veiligheidsindex (GVI). De belangrijkste conclusie van het onderzoek was dat de aanwezigheid van goed georganiseerde criminele netwerken een grote invloed heeft op de relatief hoge criminaliteitsscores van de Brabanste gemeenten. Er is verwevenheid tussen (een deel van) de ‘regulier zichtbare probleemgroepen’ (zoals jeugdgroepen, straatdealers, veelplegers) en de minder zichtbare criminele samenwerkingsverbanden – georganiseerde criminaliteit. Het veiligheidsbeleid moet aldus zich niet uitsluitend richten op de aanpak van de regulier zichtbare probleemgroepen, maar wil het effectief zijn, ook de onderliggende criminele infrastructuur en daarin actieve criminele groepen aanpakken. Er moet meer aandacht komen in het veiligheidsbeleid voor de aanpak van de meer georganiseerde vormen van criminaliteit. Daarbij wordt nadrukkelijk gewezen op de drugshandel en -productie zoals de georganiseerde hennepteelt. Wat dit laatste betreft werd ook in 2008 naar aanleiding van het onderzoek van het COT al geconstateerd dat de drugsproblematiek bovenal een bovenlokaal karakter heeft. De drugshandel is goed georganiseerd en in handen van bovenlokale criminele netwerken. In dit verband werd gewezen op de hennepteelt en amfetaminehandel. Het is een landelijk en zelfs grensoverschrijdend probleem. Waar de lokale overheden geconfronteerd worden met de zichtbare uitwassen hiervan, zoals hennepkwekerijen, illegale drugsverkooppunten en drugsmisbruik in het uitgaanscentrum, zit er een wereld achter die het lokale niveau te boven gaat. De lokale aanpak in de sfeer van preventie en handhaving moet daarom gepaard gaan met de opsporing en vervolging van de criminele motor achter de drugshandel. Door de gemeente Breda werd bij brief van 30 juni 2009 bij de betrokken minister daar al op aangedrongen. Overigens werd daarbij ook aandacht gevraagd voor het probleem met de beschikbare capaciteit bij politie en justitie.
5
2.4
Taskforce B5
Het onderzoek van Politie en Wetenschap en een reeks ernstige incidenten in de regio Zuidoost Brabant waren aanleiding tot het instellen van een zogenoemde ‘Taskforce’ die in coördinerende zin actief is bij het bovenregionaal bestrijden van de georganiseerde criminaliteit. In deze Taskforce hebben zitting vertegenwoordigers van het ministerie van veiligheid en Justitie, de Brabantse steden, nationale recherche, politie, belastingdienst en Openbaar Ministerie. Ook de burgemeester van Breda participeert hierin. De gemeenteraad werd daarover geïnformeerd bij brief van 3 december 2010. Vanuit de Taskforce worden alle bestuurlijke en justitiële maatregelen gecoördineerd die nodig zijn om de georganiseerde misdaad in Brabant terug te dringen. Vanuit deze Taskforce zijn inmiddels meerdere documenten geproduceerd die ook relevant zijn voor de herijking van het Bredase drugsbeleid. Het betreft de documenten ‘Criminele processen en de bestuurlijke weerbaarheid’ (mei 2011), Actielijn 2 Deelproject ‘Versterking bestuurlijke kracht’, ‘Streefbeeld bestuurlijke informatiepositie’ (mei 2011) en‘Quickscan Breda: Informatiepositie en bestuurlijke weerbaarheid’ (juli 2011). ‘ Tussen deze documenten zit veel overlap. Belangrijkste document in deze is de ‘quickscan’ waarin specifiek op de Bredase situatie wordt ingezoomd en aanbevelingen worden gedaan voor het versterken van de bestuurlijke weerbaarheid. Uitgangspunten daarbij zijn dat er zicht is op de omgeving (informatie), zicht op de toepassing van alle bestuurlijke mogelijkheden en toepassing van de informatie en bestuurlijke instrumenten binnen een geïntegreerde multidisciplinaire aanpak. De ‘quickscan’ is aangeboden aan de gemeente met als doel dat de gegeven aanbevelingen zoveel als mogelijk door de gemeente wordt geïmplementeerd in het veiligheidsbeleid. Doordat de ‘quickscan’ is gebaseerd op de stads- en regioscan heeft deze een beperkte focus op slechts enkele delicten, te weten hennepteelt en –handel, woninginbraken, voertuigcriminaliteit, straatroof - overvallen en witwassen - vastgoed. Verder wordt aandacht geschonken aan het fenomeen criminele structuren. De aanbevelingen in de ‘quickscan’ gericht op de hennepteelt en –handel zijn (deels) in deze herijking meegenomen, te weten: • Het bestuur moet de eigen informatiepositie zodanig inrichten dat zij zelf veiligheidsproblemen kan signaleren. Om dit te verwezenlijken wordt een systeem dat in Tilburg wordt gebruikt – dashboard Veiligheid - als voorbeeld gesteld en aanbevolen over te nemen. Het gaat hier om een sturings- en monitorinstrument. Als alle gemeenten dit doen wordt tevens uniformiteit bereikt. • Realiseer aanvullend daarop een ‘integrale informatiedesk’. Doel is alle informatie (verwijsindex, verdiepende analyses, operationele informatie) bijeen te brengen en in samenhang te veredelen en te analyseren. Ketenpartners daarbij zijn gemeente, politie en OM. De informatiedesk moet als knooppunt fungeren tussen driehoek, BIT, RIEC, veiligheidshuis en gebiedsgericht werken. • Werk naast de input van bewoners en partners voor de te controleren objecten en subjecten in het Bredaas Integraal Toezichtteam (BIT) ook met risicoanalyses. Vooral genoemd worden vastgoedfraude. Ook wordt gewezen op het benutten van risico-indicatoren om op een efficiënte wijze een branche of postcodegebied te screenen. • Rechercheer consequent door en werk bij het verzamelen van de data aan de informatiepositie met betrekking tot de ‘bovenwereld’. Dit om de verwevenheid tussen onder- en bovenwereld in kaart te brengen. Werk daarbij met de beschrijvingen van criminele processen om controlelijsten te maken en aan te geven welke informatie per onderzoeksgebied door de partners moet worden aangeleverd. • Automatiseer de gegevensverzameling en zet de data om in relaties. • Gebruik ook ‘lichte opsporingsvarianten’ (niet altijd handhavingacties maar kies ook voor observatie en lichte opsporingsmiddelen) en check of de gegevensverwerkingen privacyproof zijn. • Omdat het succes in hoge mate afhankelijk is van de ambtenaar die werkzaam is in de uitvoering moeten deze ambtenaren voldoende bagage hebben en voldoende gefaciliteerd en beschermd worden. Ook zijn nodig ‘out of the box’ denken en lef van bestuurders. • Voor het delict hennep wordt aanbevolen om naast ontruimen henneppanden ook te sluiten op basis van artikel 13b Opiumwet en te zorgen voor uitgebreide publiciteit bij de sluitingen. Ook wordt aanbevolen de sluitingstermijn voor hennephandel te verruimen naar een jaar en de exploitatievergunningplicht in te voeren voor alle horecavrije inrichtingen. De integriteittoets ‘bibob’ moet daarbij ruim en consequent worden toegepast, vergunningen moeten niet voor onbepaalde tijd worden vergund en bezie alle drugsdelicten in relatie tot het delict witwassen en vastgoed.
6
2.5
Regionale commissie Fränzel
Als gevolg van het beëindigen van het gedoogbeleid door Roosendaal en Bergen op Zoom is, mede op verzoek van het district Breda, vanuit de politieregio op 29 maart 2009 een adviescommissie ingesteld onder voorzitterschap van de heer Fränzel (burgemeester van Woensdrecht). Doel van de commissie was te adviseren aan het Regionaal College over een gezamenlijke aanpak op het gebied van drugs in de regio. Wat betreft het coffeeshopbeleid bleek dit echter niet haalbaar. Op basis van het eindrapport van de commissie (‘Daadkrachtig drugsbeleid’, 2010) heeft het Regionaal College wel een aantal besluiten genomen. Deze hadden grotendeels betrekking op zaken die tot de competentie van de lokale gemeentebesturen behoorden. Niet bekend is of deze ‘besluiten’ zijn overgenomen door gemeentebesturen. Deze op de lokale overheid gerichte ‘besluiten’ waren al wel in uitvoering in Breda. De Bredase aanpak van de drugsproblematiek is overigens niet afhankelijk van het wel of niet oppakken door andere besturen van de ‘besluiten’ (lees: aanbevelingen) van het Regionaal College. De commissie werd verzocht een aantal onderdelen verder uit te werken. Onder andere een regionale aanpak van de hennepteelt, de aanpak van de illegaliteit ten aanzien van drugs, een regionale aanpak van het toegenomen gebruik van harddrugs, het vergroten van de politiële slagkracht van de politie en de implementatie van een expertisecentrum. Enkele van deze regionale voorstellen zijn in voorbereiding, anderen zijn ingehaald door landelijke ontwikkelingen. Zo is het ‘besluit’ niet te experimenteren met een pasjessysteem voor coffeeshops bijvoorbeeld inmiddels achterhaald door de nieuwe kabinetsplannen. Ook de suggestie vanuit de commissie om tot een regionale spreiding van coffeeshops te komen heeft geen navolging gekregen. Verschillende gemeenten houden vast aan het gekozen 0-beleid (geen coffeeshops). Recent heeft de commissie Fränzel op zich genomen om een overleg te organiseren met de grensgemeenten om uitleg te geven over het nieuwe aangescherpte gedoogbeleid in Nederland en wat in het verlengde hiervan aan deze zijde van de grens wordt ondernomen. Dit omdat de grensgemeenten in Belgié mogelijk ook met de gevolgen kunnen worden geconfronteerd nu Belgische en Franse coffeeshopbezoekers met ingang van 1 mei 2012 niet meer in de Nederlandse coffeeshops terecht kunnen.
2.6
COT onderzoek in Breda
In 2009 heeft het COT uitgebreid onderzoek gedaan naar de hard- en softdrugsscenes in Breda en omgeving (‘Drugsscenes in de regio: Met het oog op de toekomst’, juni 2009). Het COT wijst in dit onderroek er op dat het drugsdossier een materie is die voornamelijk buiten de openbaarheid plaatsvindt. Bij drugsdelicten gaat het vaak om aangifteloze criminaliteit. Het is een dossier waar om die reden moeilijk zicht op te krijgen is. Desondanks is daartoe een poging ondernomen. Zowel wat betreft de hard- als de softdrugsscenes. De conclusie van het COT was dat Breda niet negatief opvalt wat betreft de drugsscenes. De zichtbare negatieve invloed op het stadsleven was – zoals in andere grensgemeenten wel het geval is – hier beperkt. De drugsproblematiek is in Breda, zo het COT, niet groter dan mag worden verwacht bij de omvang van de stad. Ingezoomd op de specifieke kenmerken van de Bredase drugsscenes constateerden de onderzoekers dat in Breda wat betreft de zichtbare en ‘voelbare’ overlast de harddrugs een groter probleem vormen dan de softdrugs. In het bijzonder werd, wat betreft de harddrugsscene, toen gewezen op de aantrekkingskracht van opvangvoorziening ‘t IJ op (pushende) dealers, de toename van (uitgaan)drugs (veelal in combinatie met alcohol) door jongeren en harddrugdealers in Breda Noord-Oost. Voor de toekomst werd, wat betreft de softdrugsscene, gewezen op het risico van een toename van het softdrugtoerisme als gevolg van de beëindiging van het gedoogbeleid door de gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom. Wat betreft het drugbeleid in Breda werd geconstateerd dat bepaald geen paleisrevolutie nodig was maar wel enkele aanscherpingen. Daartoe werd door de onderzoekers van het COT een aantal aanbevelingen gedaan. De aanbevelingen uit het rapport werden in 2009 vertaald naar een actieprogramma dat de afgelopen jaren de leidraad is geweest in de uitvoering van het drugsaanpak. Periodiek (halfjaarlijks) is aan het college en de raadscommissie Bestuur gerapporteerd over de uitvoering van het actieprogramma.
2.7
Monitor drugstoerisme Breda
Onderdeel van het actieprogramma was het monitoren van het coffeeshopbezoek in Breda. Het beëindigen van het gedoogbeleid door de gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom in 2009 was aanleiding voor de gemeente Breda om gedurende een jaar de ontwikkeling van het coffeeshopbezoek in de gemeente te volgen. De tellingen
7
werden afgesloten in september 2010 (Monitor drugstoerisme in Breda, 2009-2010: eindrapportage, oktober 2010). Uit deze monitor bleek dat kort na het beëindigen van het gedoogbeleid door betrokken gemeenten het aantal buitenlandse bezoekers aan de Bredase coffeeshops fors toenam. Na deze initiële stijging bleef het aandeel buitenlandse bezoekers ongeveer rond de 40% van het totale aantal bezoekers bedragen. Voornamelijk Belgen. Ook bleek het aantal bezoekers uit de gemeenten van West-Brabant groter te zijn geworden. De overlast bleek echter niet toe te nemen. Na de laatste telling is op verzoek van de driehoek de uitkomst geanalyseerd door het COT op 6 december 2010. Deze analyse gaf geen reden tot wijziging van de gekozen interventiestrategie ten aanzien van het drugstoerisme. Bij aanvang van de tellingen waren door de politie, als onderdeel van de bredere aanpak, drie scenario’s beschreven voor mogelijke interventies. Bij aanvang werd door de driehoek gekozen voor het laagste interventiescenario (scenario 1) wat inhield dat de interventie plaatsvond binnen de reguliere inzet. In 2010 zijn in Breda 305 incidenten geregistreerd van drugsoverlast. Ten opzichte van 2009 was dit een daling met 12%. De incidenten vinden vooral plaats in de binnenstad en dan vooral in de City. De hotspots buiten de City zijn de buurten Station, Valkenberg (inclusief park) en Tuinzigt (opvanglocatie ’t IJ). Opgemerkt wordt dat, zoals aangegeven in het COT onderzoek, Breda er voor heeft gekozen de dag- en nachtopvang te concentreren op één locatie in de stad. Dit is een bewuste keuze geweest met voor- en nadelen. Het ontlast de woonwijken van (drugs)overlast, maar de opvanglocatie heeft door deze concentratie wel een aantrekkende werking op pushende dealers. Naast drugsoverlast wordt ook drugshandel geregistreerd. In 2010 waren er in Breda 500 incidenten van drugshandel. Dit was een daling met -18% ten opzichte van 2009. Drugshandel wordt het meest geconstateerd in City en Valkenberg (inclusief park). Buurten waar relatief veel overlast is vindt ook meer dan gemiddeld drugshandel plaats. Ook drugshandel neemt toe in het Valkenberg. Begin 2011 werd vanuit bewoners een toename van overlastklachten uit de Boschstraat gemeld. De overlast was aanleiding voor een groep winkeliers en bewoners om zich te organiseren tot een actiecomité. De overlast was reden tot een geïntensiveerd toezicht in deze omgeving en strakkere afspraken met de betrokken coffeeshophouders. Ook werd besloten om twee nieuwe tellingen uit te voeren om te kunnen bepalen of zich een wijziging in de situatie had voorgedaan. Uit de tellingen in mei en juni 2011 blijkt dat de situatie wat betreft het aantal bezoekers sinds september 2010 niet wezenlijk was gewijzigd. Hoewel het totale aantal bezoekers niet verder is gestegen sinds de laatste tellingen in oktober 2010, was wel het aandeel Belgen groter. Ook bleek uit de tellingen dat de aanwezigheid van twee druk bezochte coffeeshops nabij elkaar in de straat Boschstraat – de enige locatie waar twee zaken nabij elkaar zijn gevestigd – van grote invloed is. Het was hier in vergelijking met de andere locaties drukker. Mogelijk was het drukke bezoek aan de gedoogde coffeeshops in de straat ook een reden waarom hier regelmatig illegale drugsverkooppunten worden aangetroffen. De illegale handelaren trachten de coffeeshopbezoekers naar zich toe te trekken. Het is mogelijk een verklaring waarom de buurt ‘Valkenberg’ in de Veiligheidsmonitor 2011 negatief opvalt wat betreft drugshandel en -overlast.
2.8
Stadsscan Breda
In aanvulling op de Regio- en Stadsscan B5 is in opdracht van Politie & Wetenschap een nadere studie verricht in de gemeente Breda naar de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van veiligheid. De uitkomst van deze studie is beschreven in de Stadsscan 2011-2012. Hierbij is systeemkennis (informatie uit registratiesystemen van politie en andere organisaties) gekoppeld aan de ‘straatkennis’ van in de wijken werkzame personen. Dit om zicht te krijgen op het beeld achter de cijfers. De stadscan geeft aan waar in globale termen aandacht aan moet worden besteed. De onderzoekers wijzen er wel op dat dit algemene beeld wel een nadere verdieping vraagt door de lokale veiligheidspartners. In de stadscan worden op basis van het beschreven beeld ook aanbevelingen gedaan. In de Stadsscan wordt ook ingegaan op de drugsoverlast en –criminaliteit. De aanpak daarvan wordt één van de belangrijkste uitdagingen in het veiligheidsbeleid genoemd. Dat kan – zo de onderzoekers – variëren van overlast als gevolg van buitenlandse drugstoeristen, de daaraan gekoppelde straathandel, maar ook illegale hennepkwekerijen in woonwijken. Indirect is ook een deel van de straatroof en inbraken gekoppeld aan de verslavingsproblematiek en is bij een groeiend deel van de geweldsincidenten sprake van excessief alcohol- en /of drugsgebruik. Als er één terrein is dat is verweven met de criminaliteit (en overlast) dan betreft het drugs.. Zoals het COT eerder wordt ook in deze stadscan er op gewezen dat het bij drugshandel (en./of drugsproductie) veelal gaat om ‘aangifteloze’ delicten. De cijfers geven daarom eerder de inspanningen van de politie weer dan de werkelijke omvang.
8
De stadsscan geeft de navolgende schets van de lokale markt:
Harddrugsmarkt
De Bredase harddrugsmarkt (vooral cocaïne, heroïne en XTC) is in handen van en beperkt aantal familiaal georganiseerde groepen. Het gaat om zo’n tien groepen afkomstig uit Breda en omgeving. De groepen hebben de lokale markt onderling verdeeld. Het gaat om relatief kleine maar ook middelgrote handelaars. Verder wordt op relatief kleine schaal door enkele leden van de harde kern van NAC hooligans gehandeld. Afzetgebieden van deze hooligans zijn het uitgaanscircuit en het voetbalcircuit waar vooral cocaïne is populair is. Verder wordt gesignaleerd de opkomst van GHB. De productie is geconcentreerd in Etten-Leur en Rucphen. GHB wordt in het rapport genoemd als ‘rising star’ met veel spelers op de markt zonder hoge organisatiegraad. Het is eenvoudig te maken en deze markt is daardoor voor iedereen toegankelijk’.Het is echter ook een bijzondere schadelijke drug in termen van volksgezondheid (het is zeer verslavend) en openbare orde problematiek.
Softdrugsmarkt
De markt van de hennepproductie en –handel wordt vooral gedomineerd door groeperingen binnen de kampergemeenschap. Hier liggen relaties met de bredere gemeenschap van kampers in de regio. Het gaat in de regio om zo’n 150 families. Daaromheen zitten kleinere drugsrunners. Zij opereren veelal in de onderste regionen van de drugsmarkt en vormen ook in Breda min of meer een subnetwerk. De drugsrunners zijn het meest actief in het centrum en vormen het zichtbare deel van de onderliggende criminele infrastructuur die zich bezighoudt met productie van en handel in drugs (waaronder synthetische drugs).
In aanvulling op deze schets wordt opgemerkt dat, op grond van verschillende onderzoeken (Novadic-Kentrin, Landelijk Alcohol- en Drugs Informatie Systeem, Jeugdmonitor GGD en Nationale Drug Monitor), in de veiligheidsmonitor 2011 is weergeven hoe het staat in de regio Breda met het alcohol en drugsgebruik onder jongeren. Daaruit blijkt in Breda vooral sprake is van een cannabisproblematiek onder jonge cliënten. De cijfers wijken niet af van het landelijk beeld. In totaal 88% van de Bredase cliënten (in totaal 127 personen) in 2009 hebben primair een drugsprobleem. De meeste hebben problemen met cannabis (30%) maar relatief veel meldingen hebben ook betrekking op GHB afhankelijkheid. De GHB afhankelijkheid is sterk toegenomen ten opzichte van het jaar daarvoor (van 13% naar 27%). Verder hebben 21% problemen met cocaïne en 10% met amfetamine. Overigens blijft alcohol probleem nummer één (48% van de cliënten). De onderzoekers wijzen er in de stadsscan op dat de markt van de softdrugs als gevolg van handhaving (hennepruimingen) en beleidswijzigingen (wijziging justitiële gedoogcriteria en einde gedoogbeleid in Bergen op Zoom en Roosendaal) op dit moment sterk in beweging is. Vanuit deze schets worden twee aandachtspunten opgesomd: 1. De illegale marktordening als gevolg van de veranderingen in de illegale markt van hennepproductie en -handel. Gegeven het grote aantal drugstoeristen is de verwachting dat het nieuwe beleid zal leiden tot een toename van de illegale drugsmarkt (lees: straathandel). Verder zal de illegale drugshandel en – productie zich verplaatsen naar de grensstreek en verder België in. Het is belangrijk daarnaast oog te houden voor groepen die mogelijk in het gat springen dat ontstaat als gevolg van de repressieve aanpak van de nu in de softdrugs markt opererende groeperingen. 2. De afstemming van de aanpak van de drugsoverlast met de aanpak van de daarachter liggende drugscriminaliteit. Dit leidt tot de aanbeveling de drugsoverlast en mogelijke toename van illegale straathandel te monitoren. Meer in het bijzonder worden vijf ontwikkelingen genoemd die de komende tijd nauwlettend gevolgd moeten worden: • Illegale (straat)handel en illegale handel vanuit ‘verdachte panden’ in Breda; • Vaststellen ‘kritische grens’ drugsoverlast (bepaald niet alleen op basis van cijfers of sprake is van een ‘acceptabel’ niveau); • Vormgeving huidige gedoogbeleid Breda waarbij de onderzoekers pleiten voor twee opties (reguleren achterdeur of beëindigen gedogen) • Opbouw informatiepositie van nieuwe criminele groeperingen in de drugshandel en –productie • Afstemming aanpak drugsoverlast met de aanpak van daarachter liggende drugscriminaliteit Een aantal van de aanbevelingen blijven in deze notitie buiten beschouwing. Zo is het reguleren van de aanvoer (achterdeur) juridisch niet mogelijk. Het kabinet heeft al aangegeven dit niet toe te staan. Verder is er voor de
9
optie van het niet meer gedogen van coffeeshops in Breda geen politiek draagvlak. Dit gelet op de motie van de gemeenteraad. De andere aanbevelingen worden wel meegenomen. De onderzoekers adviseren vooral een pilot op te zetten om de straathandel en illegale handel vanuit panden in beeld te brengen. Reden ligt in het geconstateerde risico van verschuiving van de drugshandel naar de illegale markt bij het niet toegankelijk worden van de coffeeshops voor niet ingezetenen van Nederland. Geadviseerd wordt daarbij vooral personen in te zetten die belast zijn met toezicht en handhaving.
2.9
Stedelijk Kompas
Op 20 maart 2008 is het Stedelijk Kompas door de gemeenteraad vastgesteld. Het Stedelijk Kompas beschrijft het beleid voor de maatschappelijke opvang, Openbare Geestelijke Gezondheidszorg en verslavingszorg. Uitgangspunt bij dit beleid is dat niemand vrijwillig op straat leeft en behoefte heeft aan een woonplek. De algemene doelstelling van het beleid is het realiseren van goede opvang en begeleiding (op maat) aan kwetsbare mensen, gericht op een aanvaardbaar maatschappelijk bestaan. Het uitvoeringsplan bestaat uit het Trajectplan, Plan van Aanpak Regiogemeenten, het bestedingsplan en het voorstel tot realisatie woonvoorzieningen met daarbij het communicatieplan. . De twee pijlers van het Stedelijk Kompas zijn de individuele aanpak en het streven naar een 100% sluitende aanpak. In het kader van de uitvoering van het Stedelijk Kompas is reeds de zogeheten trajectplanaanpak in uitvoering. Het Trajectplan beschrijft de wijze waarop de individuele aanpak en de samenwerking wordt uitgevoerd Hierbij worden (dreigende) dak- en thuislozen via een individueel herstelplan sluitende zorg geboden. Dit is in uitvoering sinds 1 januari 2012. Een evaluatie staat gepland in april en mei 2012. Tot slot wordt een plan van aanpak regiogemeenten in april 2012 ter besluitvorming voorgelegd aan de stuurgroep Stedelijk Kompas. Na vaststelling wordt de realisatie van dit plan als opdracht bij de regiogemeenten weggelegd. In dit plan gaat het voornamelijk om preventieve maatregelen ter voorkoming van dakloosheid. De verwachting is dat dit regionale plan nog in 2012 in uitvoering gaat. In Stedelijk Kompas zijn prestatieafspraken opgenomen met het Rijk. Deze afspraken zijn: • vanaf 2013 volgen alle geregistreerde dak- en thuislozen in Breda een passend traject. • Met ingang van 2013 is tenminste 60% van de geregistreerde dak- en thuislozen regulier en duurzaam gehuisvest. • Als derde doel stelt de gemeente dat vanaf 2010 dakloosheid als gevolg van huisuitzetting tot minder dan 30 % van het niveau van 2007 is teruggebracht. • Daarnaast moet dakloosheid als gevolg van detentie of het ontbreken van hulp door instellingen zijn uitgebannen. • Tenslotte moet in 2015 overlast door dak- en thuislozen zijn teruggedrongen tot ten hoogste 75% van het huidige niveau. Behalve een intensivering van het beleid, is het Stedelijk Kompas feitelijk een prestatieafspraak met het Rijk voor de middelen openbare geestelijke gezondheidszorg die de gemeente sinds 1 januari 2007 ontvangt van het Rijk. Stedelijk Kompas wordt gefinancierd uit de middelen van Maatschappelijke Ondersteuning, Verslavingszorg en OGGZ. Het Stedelijk Kompas staat een nieuwe aanpak voor van de maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg. In de huidige aanpak geldt als uitgangspunt dat niemand onvrijwillig op straat hoeft te leven. De nieuwe aanpak gaat er juist vanuit dat niemand vrijwillig op straat leeft. Dit sluit aan bij het coalitieakkoord @Breda, waarin is afgesproken dat Breda voor diegenen die echt niet in staat zijn om mee te doen, zorg draagt voor een sociaal vangnet. Deze prestatieafspraken worden gevolgd in de jaarlijkse monitor Stedelijk Kompas. De gemeente heeft tot en met 2015 de tijd om de prestatieafspraken te bereiken.
2.10
Herijking drugsaanpak Breda
Bij de laatste voortgangsrapportage over de uitvoering van het Actieprogramma aanpak drugsproblematiek is aangekondigd dat het drugsbeleid aan herijking toe is. Enerzijds omdat vrijwel alle geformuleerde actiepunten van het actieprogramma zijn uitgevoerd en anderzijds vanwege de voorgenomen aanscherping van het landelijk drugsbeleid. Ook de aanbevelingen van de Taskforce leiden op onderdelen tot de noodzaak voor herijking van het beleid. Daarbij moet dit plaatsvinden in het licht van een ingrijpende gemeentelijke bezuinigingsoperatie.
10
Resumerend zullen in de herijkte drugsaanpak de volgende ontwikkelingen c.q. aanbevelingen moeten worden meegenomen: • Wijziging van het gedoogbeleid coffeeshops waarbij coffeeshops besloten clubs worden met een beperkt aantal clubleden en met een minimale afstand van 350 meter naar scholen voor middelbaar onderwijs; • De voorgenomen plaatsing van hennep met een hoog THC gehalte op lijst I van de Opiumwet; • Een verbod op de verkoop van kwekerijbenodigdheden voor hennepteelt en daardoor feitelijk een verbod op het exploiteren van growshops wordt ingesteld; • Een aanpak van het toenemend GHB (komt te staan op lijst I van de Opiumwet ) gebruik als ook van de productie ervan (aandacht voor aanpak GHB is ook een toezegging aan de raad); • Aanvulling aanpak hennepkwekerijen met inzet artikel 13b Opiumwet (sluitingsbevoegdheid). • De bestrijding van de mogelijke verplaatsing van de drugsverkoop naar de illegale handel en het bestrijden van de ontwikkeling van tussenhandel in softdrugs door clubkaarthouders van coffeeshops; • Bestrijding van de hennepteelt door het enerzijds oprollen van hennepkwekerijen en anderzijds het opsporen en vervolgen van de georganiseerde criminele verbanden achter de hennepteelt; • Het blijven monitoren van de ontwikkelingen in de soft- en harddrugsscenes in Breda e.o.; • Verbeteren van eigen informatiepositie door gemeente over objecten en subjecten (criminele groeperingen) in de drugshandel en –productie en analyseren van deze informatie te behoeve van preventie (bibob) en handhaving; • Het consequent doorrechercheren naar de criminele samenwerkingsverbanden achter de drugs en het daarbij afstemmen van de aanpak van drugsoverlast met de aanpak van de daarachter liggende drugscriminaliteit. • Beheersbaar houden van het woon- en leefklimaat rondom de woon- en opvangvoorzieningen van verslaafden. • Signaleer vroegtijdig hangjongeren om te voorkomen dat deze zich in een negatieve spiraal gaan terecht komen.
3. Doelstelling In het coalitieakkoord zijn onder ‘Veilig@Breda’ wat betreft het thema drugs een aantal specifieke opdrachten geformuleerd: • Er wordt onverminderd ingezet op openbare orde en veiligheid. Onacceptabele overlast, bijvoorbeeld drugsoverlast, wordt actief tegengegaan. • Het tegengaan van illegale drugshandel en daarmee samenhangende activiteiten worden geïntensiveerd. De uitvoering van het vastgestelde beleid wordt waar mogelijk versneld ter hand genomen. Het coalitieakkoord benoemd alleen opdrachten en geen doelstellingen en geeft dus geen handreiking voor het formulereen van een doelstelling. Het is een utopie te denken dat het mogelijk is de drugsproblematiek op te lossen. Dat is ook geen reële doelstelling. Reëler is om het drugsbeleid te richten op het beheersbaar houden van de drugsproblematiek. Zowel wat betreft de volksgezondheid (scheiding hard- en softdrugmarkt, voorkomen van drugsverslaving) als wat betreft de criminaliteit en overlast. Drugsdelicten en –overlast zullen er altijd zijn. In deze wereld is veel te verdienen en het daarbij is het een mondiale problematiek. De mogelijkheden van de lokale partijen daarin zijn beperkt. Daarom dat het lokale drugsbeleid s gericht is op het beheersbaar houden van de drugsproblematiek en te voorkomen dat dit tot uitwassen leidt met alle gevolgen van (zichtbare) criminaliteit en –overlast van dien. Het formuleren van ‘smart’ doelstellingen is derhalve niet goed mogelijk bij de drugsproblematiek. Zoals in alle onderzoeken is aangegeven betreft het aangifteloze delicten. De cijfers worden meer bepaald door de intensiteit van de opsporingsactiviteiten en zeggen meer over de inzet van de politie dan over de problematiek zelf. Ook wat meldingen betreft is niet altijd aan te geven of de gemelde overlast gerelateerd is aan drugs. Toch is het gewenst te monitoren hoe de problematiek c.q. de aanpak zich ontwikkeld. Zowel wat betreft de situatie in de gemeente Breda als ook in vergelijking met andere vergelijkbare steden. Daarom dat wordt voorzien in het consequent monitoren van de ontwikkelingen in het overleg als genoemd in hoofdstuk 5. Daarbij kunnen de uitkomsten van de monitor op het softdrugdossier (zie hoofdstuk 6.2) en de monitor van Novadic Kentron ondersteunend zijn.. De veiligheidsmonitor verschaft informatie over hoe deze
11
problematiek zicht ontwikkeld in vergelijking met andere steden. Op basis van de uitkomsten van deze monitoren kan beoordeeld worden hoe de drugsproblematiek zich in Breda ontwikkeld en of de doelstelling, het beheersbaar houden van de drugsproblematiek, wordt gerealiseerd. In het Bestuurlijk Informatie Model van het politiekorps Midden en West Brabant vertoont de registratie van incidenten aangaande drugs – en alcoholoverlast (definitie VNG model) in Breda sinds 2010 tot en met februari 2012 een dalende trend. Belangrijke vraag is vooral hoe het effect op deze trend zal zijn van het aangescherpte landelijk gedoogbeleid dat op 1 mei 2012 zal ingaan in de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Zoals hiervoor al aangegeven worden bij dit aangifteloos delict de cijfers mede beïnvloed door de activiteiten van politie.
4. Interventies Hierna worden de onderdelen van de Bredase drugsaanpak beschreven en de te nemen maatregelen ter herijking daarvan. Onder verwijzing naar wat is opgemerkt in hoofdstuk 2 wordt ingegaan op zowel de aanpak van de harddrugs- als softdrugproblematiek. Het betreft zowel situationele als persoongerichte maatregelen. Omdat daarbij in dit actieprogramma de insteek vanuit de drugsproblematiek is, is er veel overlap met andere beleidsthema’s (zoals georganiseerde criminaliteit, veilig uitgaan, veilig voetbal, volksgezondheid, jeugdcriminaliteit en het wijkgericht werken). Daarnaast is veelal een bovenlokale interventie vereist. Daar waar mogelijk is ook aangegeven of de interventie lokaal of bovenlokaal wordt opgepakt.
4.1
Uitgaansdrugs
Het COT constateerde al in 2009 dat de uitgaansdrugs een probleem vormen in Breda. Het betreft overigens niet een specifiek Bredaas probleem maar dit speelt landelijk. In de driehoek is al regelmatig het probleemgebruik van GHB en cocaïne aan de orde gekomen. Al dan niet in combinatie met alcohol. In de omliggende gemeenten is GHB een hardnekkig probleem. Daar speelt het vooral in relatie tot straatgroepen. GHB is een drug dat ook relatief eenvoudig thuis is te produceren. GHB is inmiddels op de lijst met harddrugs geplaatst. In het uitgaanscircuit wordt door jongeren drugs gebruikt. ecstacy, cocaïne en GHB zijn daarbij veel voorkomende genotsmiddelen. Al dan niet in combinatie met alcohol vormt dit een toenemend probleem. Vaak ligt het ook ten grondslag aan excessief geweldgebruik. Niet alleen in het uitgaanscentrum maar ook bijvoorbeeld bij bepaalde evenementen (vooral bij ‘hard core’ dansfeesten) en bij betaald voetbalwedstrijden. In de Veiligheidsmonitor 2011 wordt gemeld dat in Breda het aantal GHB-cliënten bij Novadic-Kentron sterk stijgt. Ook landelijk zijn GHB en ecstacy in opkomst. De aanpak van de uitgaansdrugs vindt deels plaats in het kader van het convenant ‘Veilig Uitgaan in Breda’. Dit convenant is op 3 juli 2009 vastgesteld en heeft betrekking op het uitgaanscentrum in de binnenstad van Breda. Het convenant heeft een looptijd tot 2013 waarbij inmiddels een tussenevaluatie heeft plaatsgevonden. Het onderwerp drugs in de horeca wordt ook meegenomen op de agenda van het overleg met de in Breda werkzame beveiligingsbedrijven.
4.1.1
Opleggen gebiedsverboden bij drugshandel en -overlast.
Maatregel De burgemeester van Breda heeft op basis van zowel de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2004 als op basis van de gemeentewet bevoegdheden om een persoon een zogenoemd gebiedsverbod op te leggen. Dit houdt in dat deze persoon gedurende een door de burgemeester bepaalde tijd niet mag komen in een door de burgemeester aangewezen gebied. De wijze waarop de burgemeester deze bevoegdheden uitoefent staan beschreven in door hem vastgestelde beleidsregels. De gebiedsontzeggingen zijn gericht op het handhaven van de openbare orde en worden opgelegd als iemand bij herhaling de orde heeft verstoord. Wanneer de orde is verstoord is aangegeven in de beleidsregels door middel van een opsomming van overtredingen en misdrijven. Daar staan ook ordeverstoringen bij zoals handel in drugs. Bij het aanhouden van een persoon wegens het verhandelen van drugs of in het bezit van een handelshoeveelheid drugs kan dus een gebiedsverbod worden opgelegd als dit voor de tweede keer is. Bij de eerste constatering wordt namelijk in de regel gewaarschuwd. Uiteraard kan daarnaast strafvervolging plaatsvinden door het openbaar ministerie.
12
Momenteel zijn drie gebieden aangewezen waar gebiedsverboden kunnen worden opgelegd, te weten: • Het uitgaanscentrum van Breda • Het uitgaansgebied met stadspark Valkenberg en omgeving station (uitgaanscentrum plus) • Het gebied Valkenberg- Station (VAST) Ook is op basis van een ander artikel in de APV de mogelijkheid een gebiedsontzegging op te leggen voor de omgeving van het stadion van NAC (stadionomgevingsverbod). Hiervoor geldt qua uitvoering een enigszins afwijkende regeling. Het instrument gebiedsverboden is recent geëvalueerd en op 8 maart 2012 besproken in de raadscommissie Bestuur. De beleidsregels worden nog aangepast op basis van de uitkomsten van deze evaluatie. Daarnaast wordt door de horeca mede in het kader van het horecaconvenant gewerkt aan het invoeren van collectieve lokaalverboden.
Wie De gebiedsontzegging is een bestuurlijke maatregel en wordt opgelegd door de burgemeester. De uitvoering ligt ambtelijk bij politie (proces-verbaal, waarschuwing en voornemen) en het kabinet van de burgemeester (beleidsregels, horen, beschikking, bezwaar- , beroep- en hoger beroepprocedure). De handhaving van een opgelegd gebiedsverbod is strafrechtelijk waarbij politie toezicht houdt en bij overtreding van een verbod (burgemeestersbevel) vindt vervolging plaats door het openbaar ministerie. Kosten De maatregel vond tot nu toe plaats binnen het beschikbare budget (capaciteit) bij politie en kabinet burgemeester (OOV). De nog aan te stellen adviseur Openbare Integriteit (1 fte) bij het kabinet zal zich mede met de uitvoering van de gebiedsverboden gaan bezighouden. Planning De maatregel is al in uitvoering. De horeca heeft echter als convenantpartner nog geen actie ondernomen het beleid aan te vullen met lokaalverboden voor drugsfeiten zoals wel is afgesproken in het convenant. 4.1.2
Bestrijden drugsgebruik rondom voetbalwedstrijden 1
Maatregel
In een onderzoek van Intraval en Novadic Kentron in 2007 (“NAC supporters: Onderzoek naar middelengebruik en veiligheid”, september 2007) werd al geconstateerd dat alcohol- en drugsgebruik een probleem is onder een klein deel van de supporters. Ook in de evaluaties van de voetbalseizoenen werd hierover melding gedaan als ook in de recente stadscan Breda (2011) en het rapport van het Audit team (2012). Bij het drugsgebruik in deze setting gaat het vooral om cocaïnegebruik. Dit drugsgebruik in combinatie met alcohol is van invloed op het geweld dat hooligans plegen rondom wedstrijden. Ter bestrijding van deze specifieke drugsproblematiek wordt een plan van aanpak ‘Reduceren gebruik verdovende middelen onder supporters’ opgesteld. Dit, op initiatief van de politie, opgestelde operationeel plan voorziet in een combinatie van situationele en persoonsgerichte maatregelen. Daarbij gaat het om zaken als training fouillering, trainen personeel in herkennen gebruik, inzet drugshond, inzet camera- toezicht en handhaving.
Wie Het betreft een combinatie van maatregelen die genomen moeten worden door NAC, politie, justitie, Novadic Kentron en gemeente Breda. Kosten
De voorgenomen maatregelen worden meegenomen in de reguliere budgetten van de partners.
Planning Na bespreking van het plan in het Ambtelijk Voetbal Overleg (AVO) zal dit ter besluitvorming aan de driehoek worden voorgelegd. De planning is dit operationeel plan na het zomerreces in het seizoen 2012-2013 te implementeren. 1
In dit verband wordt gewezen op (de doorstart van) het project Hooligans In Beeld. Een groep vaste gebruikers in het stadion vormen ook op andere locaties een risico voor de openbare orde. De hooligans van NAC opereren in toenemende mate buiten het stadion en buiten wedstrijddagen waarbij druggebruik een rol speelt. Bijvoorbeeld in de Bredase horeca en bij evenementen zoals hardcore dansfeesten. Hun gedrag heeft een grote negatieve invloed op de veiligheid bij deze evenementen en de inzet van de politie. Naast de situationele maatregelen die in de horeca, evenementen en wedstrijden worden genomen, is het wenselijk de focus vooral te richten op deze probleemgroep. Daartoe is een nieuwe impuls gegeven aan het project Hooligans in Beeld (zie plan van aanpak “Doorstart project HIB” dat is vastgesteld in de driehoek van 20 juni 2011). Het is ook in lijn met het verzoek van minister van V&J aan alle partners in gemeenten met een betaald voetbalclub.
13
4.1.3
Vergunningvoorschriften en voorlichting bij evenementen (vooral hard core dansfeesten)
Maatregel Bepaalde evenementen (denk aan hard core dansfeesten) zijn gevoelig voor drugsgebruik en dus is er ook een aantrekkingkracht op dealers. Dit drugsgebruik kan direct invloed hebben op de ordehandhaving en de volksgezondheid. Het gaat om producten zoals ectasy, cocaïne en GHB. Het drugsgebruik is extra problematisch in combinatie met overmatig alcoholgebruik. In de vergunningvoorwaarden bij feesten waar dit risico hoog is worden extra eisen gesteld aan de toegangscontrole en het toezicht tijdens het feest. Honderd procent waterdicht is toegangscontrole echter niet te maken. Ook al is het strafbaar de realiteit laat zien dat er toch altijd bezoekers zijn die drugs gebruiken tijdens evenementen. Met het oog op het belang van volksgezondheid is het verstandig daar rekening mee te houden en maatregelen op te nemen. Mede daarom dat bekeken wordt of, zoals in andere gemeenten ook wel wordt gedaan, in de vergunningvoorwaarden wordt opgenomen dat een organisator van in dit verband risicovolle evenementen, advies moet vragen over een te volgen aanpak bij Novadic-Kentron. Wie:
Gemeente Breda (in casu directie Publiekszaken) en operationeel de organisator.
Kosten:
De maatregelen komen voor rekening van de organisator.
Planning: Dit is al in uitvoering in het kader van de reguliere vergunningverlening. Optie opleggen verplichting advies in te winnen wordt uitgezocht in 2012.
4.1.4
Detentie (problematische) GHB gebruikers
Maatregel
De politie wordt regelmatig geconfronteerd met insluitingen waarbij naast delictgedrag ook sprake is van GHB gebruik. Zowel incidenteel als structureel gebruik. In 2010 deden zich zo’n 100 van dergelijke insluitingen voor. Politie, justitie en Novadic Kentron hebben daarvoor een oplossing gezocht en gevonden in het inrichten van het arrestantenverblijf van de politie voor verblijf met GHB, voorlichting over GHB door Novadic-Kentron aan de politie en ambtenaren openbare orde & veiligheid en stadsmariniers gemeenten, inzet van een telefonisch bereikbare consultatie arts, inzet van en ambulant verpleegkundige en arts en toe leiden naar Novadic-Kentron na het verblijf in de arrestantencel zodat de behandeling van betrokken gebruiker gestart kan worden.
Wie
Politie, Openbaar Ministerie en Novadic Kentron
Kosten
Kosten worden opgevangen binnen de begroting van betrokken partijen.
Planning In uitvoering sinds 23 maart 2012. Daarnaast zijn er in de laatste maanden van 2011 voorlichtingsbijeenkomsten geweest voor professionals (noodhulp, basisteams, personeel cellencomplex, gemeentelijke ambtenaren). 4.1.5
Preventieve aanpak drugsgebruik algemeen
Naar aanleiding van de gesignaleerde problematiek rondom GHB wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor een nieuw project in het kader van de aanvraag voor een Europese subsidie. Aanvankelijk is er gesproken over een mogelijke aanpak gericht op GHB. Van daaruit is de problematiek verbreed naar de opkomst en reactie van hulpverleners en overheden bij de opkomst van nieuwe verdovende middelen. In dat kader zijn een tweetal onderdelen geformuleerd waar behoefte is aan een nieuwe aanpak of methodiek.
14
4.1.5.1
Ontwikkeling van een format voor druginformatie monitoring
Maatregel
Er vindt monitoring plaats naar de opkomst van nieuwe verdovende middelen. De cruciale vraag daarbij is of iets slechts een hype is of dat een middel daadwerkelijk een trend wordt en brede groepen gebruikers bereikt. In dit project zou een format of een model ontwikkeld moeten worden, waarbij op basis van de input uit deze monitoring maar ook vanuit signalen uit de zorg (GGD/GGZ/SEH) een voorspelling gedaan zou kunnen worden of een nieuw verdovend middel daadwerkelijk een trend wordt. Onderzoek dient onder meer gedaan naar de ontwikkeling van een methode van monitoring en de analyse, aard en herkomst van verkregen data. Vragenlijsten dienen ontwikkeld te worden waarmee hulpverleners relevante informatie systematisch kunnen verzamelen.
Wie
Gemeente en NovadicKentron
Kosten Kosten nog niet bekend. Bekeken wordt of voor de benodigde middelen een Europese subsidie kan worden verkregen. Planning 4.1.5.2
2012
Ontwikkeling van een aanpak voor nieuwe verdovende middelen
Maatregel
Indien blijkt dat een nieuw middel op het punt staat of reeds een brede groep gebruikers heeft bereikt, willen de partners een aanpak ontwikkelen die hen in staat stelt snel en adequaat te reageren. Dat kunnen acties zijn in de preventieve sfeer, maar ook gericht op kennisoverdracht naar belanghebbenden. Acties in de preventieve sfeer zijn gericht op het afremmen van het drugsgebruik door informatie over de schadelijke effecten, het afbreken van het imago van de drug en eventueel een vroegtijdig wettelijk verbod. De kennisoverdracht over nieuwe middelen richt zich onder meer op de politie, hulpverleners, horecamedewerkers en ouders van kinderen. Deze ‘expertmeetings’ zijn gericht op herkenning van drugsgebruik en op de omgang met de gebruikers en de effecten van het middel. In dit kader zou een gestructureerde aanpak ontwikkeld moeten worden die generiek van toepassing is op nieuwe trends.
Wie
Novadic Kentron, GGD, gemeente
Kosten
Nog niet bekend. Bekeken wordt of voor de benodigde middelen een Europese subsidie kan worden verkregen.
De aanvraag wordt momenteel verder uitgewerkt en op basis hiervan wordt een aanvraag Planning ingediend en wordt pas medio 2012 bekend of subsidie is toegekend
4.2
Aanpak drugsgebruik en –handel op straat
Uit een analyse van een crimineel jeugdnetwerk in Breda Zuid-Oost, zoals geaccordeerd in de districtelijke driehoek, is meer inzicht ontstaan in netwerk van (grotendeels) minderjarigen en jong volwassenen die in wisselende samenstellingen verantwoordelijk zijn voor forse criminele activiteiten (beroving, overval, woninginbraak, geweldpleging). In veel gevallen is ook sprake van drugsgebruik en –handel. Zowel in softdrugs als harddrugs. Zo blijkt uit de Veiligheidsmonitor 2011 dat het aantal jeugdige verdachten van een drugsdelict in Breda in 2010 is toegenomen ten opzichte van het jaar daarvoor. Er staan in 2010 in totaal 122 jongvolwassen verdachten geregistreerd bij het openbaar ministerie. Dit is een afname met 25% ten opzichte van het jaar 2009. De uitkomsten van de nu uitgevoerde analyse geven een zorgwekkend beeld , zeker waar het gaat om de criminele carrière die de spilfiguren aan het opbouwen zijn en de effecten daarvan op de andere betrokkenen in het netwerk. Het netwerk blijft niet beperkt tot alleen de gemeente Breda maar reikt verder naar ook de andere gemeenten in de omgeving. In dit verband wordt gewerkt aan een meer persoonsgerichte benadering in het
15
veiligheidsbeleid. Zoals de onderzoekers aangeven hebben veel veiligheidsonderwerpen een verbinding met het drugsdossier. Zo ook de persoongerichte aanpak. In Breda Zuid-Oost is het initiatief genomen in 2011 om een crimineel (jeugd)netwerk in beeld te brengen en dit netwerk en de spilfiguren erin aan te pakken, zowel repressief als preventief, door een gecoördineerde combinatie van acties en scenario’s. Voor de spilfiguren ligt het accent vooral op het onderbreken van de criminele carrière, voor anderen het voorkomen dat zijn zo’n carrière starten en een andere wending krijgen/nemen in hun ontwikkeling. De aanpak bestaat ieder geval uit een informatietraject op de spilfiguren, een toezichttraject op de spilfiguren en een preventief traject op jeugdige leden van het netwerk. Momenteel wordt de aanpak omgezet gewerkt naar een aanpak van de High Potential Criminals (Top X). Deze persoonsgericht aanpak is geen specifieke maatregel in het kader van het drugsdossier maar heeft daar indirect wel een relatie mee en wordt daarom hier wel genoemd. De maatregelen die in dit actieprogramma worden genoemd hebben een directe relatie met de drugshandel. In dit verband wordt ook gewezen op de mogelijke neveneffecten van de aanscherping van het landelijk gedoogbeleid inzake coffeeshops. De kans dat als gevolg van de invoering van de clubkaart voor coffeeshops en het maximeren van het aantal leden de illegale handel zal trachten een deel van de markt binnen te halen is aanwezig. Drugsrunners zullen klanten aanspreken en trachten te leiden naar illegale verkooppunten in de stad of naar locaties in of buiten de stad (zoals parkeerplaatsen) om aldaar drugs te verhandelen. Doordat klanten van meerdere coffeeshops clublid kunnen worden is er tevens een kans op tussenhandel door clubleden van coffeeshops. Zeker als een persoon in bezit weet te komen van clublidmaatschappen van meerdere coffeeshops. Aanpak van deze tussenhandel is een nieuw fenomeen dat in de handhaving meegenomen moet worden. Het gaat hier om opsporing en vervolging. Op uitnodiging van de minister van Veiligheid en Justitie heeft de lokale driehoek een operationeel handhavingplan opgesteld waarin wordt aangegeven hoe de neveneffecten worden bestreden en welke capaciteit daarvoor nodig is. Daarin is aangegeven dat voor het district Breda naast de reguliere middelen die beschikbaar zijn vanuit de betrokken partners aan extra inzet politie 10,75 fte nodig is. De minister heeft inmiddels deze extra capaciteit toegezegd. De maatregelen gericht op het bestrijden van illegale straathandel zijn in dit plan meegenomen en zijn operationeel inmiddels uitgewerkt en in uitvoering sinds 1 mei 2012.
4.2.1
Beheersen overlast rondom nacht- en opvanglocatie
Maatregel
Breda heeft een nacht en –dagopvang ’t IJ. Rondom deze locatie zijn veel maatregelen genomen om overlast te voorkomen c.q. beheersbaar te houden. Niet alleen van verslaafden die gebruik maken van de voorziening maar ook van personen die op de locatie afkomen zoals pushende dealers. Ook de aanwezigheid van enkele verslaafde prostituees heeft gevolgen voor de woon- en leefomgeving rondom ‘t IJ. Daarnaast werkt Breda in het kader van Stedelijk Kompas aan de realisatie van twee woonvoorzieningen waarbij ’t IJ een activeringscentrum wordt. Ook daaromheen moeten gezamenlijk flankerende maatregelen genomen worden om eventuele overlast te voorkomen. Vooral het omzetten van ’t IJ naar een activiteitencentrum vergt maatwerk. Onderdeel is een persoonsgerichte aanpak bestaande uit zowel een justitieel als een zorgtraject. Voor wat betreft de opsporing van de dealers is de politiecapaciteit een knelpunt. In kader van VAST wordt een plan van aanpak opgesteld dat is gericht op een aanpak van dealers in 2012. De klassieke aanpak van een dealer is een arbeidsintensieve aangelegenheid en kost de politie al snel 900 uur inzet. Bekeken wordt daarom of in het cluster ‘afpakteam’ in het district Breda de aanpak van de beoogde drugsgerelateerde doelgroep kan worden meegenomen.
Wie
SMO, gemeente en politie, openbaar ministerie
Kosten
Binnen de reguliere begroting van de betrokken partijen.
Planning
2012 - 2015
16
4.2.2
Aanpak ongebruikelijk drugsbezit (ontnemen status)
Maatregel
Een goede toevoeging hierbij is een patseraanpak. Jongeren die hun geld verdienen in de drugs (zowel hard- als softdrugs) hebben een sterk aanzuigende werking op andere jongeren. Het snel verkregen geld en de daarmee gekochte spullen waarmee opzichtig wordt geshowd maken indruk. Het is nodig vooral deze ‘patsers’ aan te pakken om deze negatieve voorbeeldfunctie weg te nemen en vanzelfsprekend de rol van deze criminele figuren in vooral de straathandel. Deze aanpak maakt onderdeel uit van de bredere persoonsgerichte benadering in het integraal veiligheidsbeleid van Breda (zoals ook ‘Top X’ en de aanpak ‘Hooligans In Beeld’).
Wie
Politie, belastingdienst, gemeente (sociale dienst) en justitie.
Kosten In plaats van de klassieke aanpak wordt bekeken of dit meegenomen kan worden door het afpakteam in het district Breda. Planning
2012 - 2014
4.2.3
Opsporing en vervolging straathandelaren en drugsrunners
Maatregel Gekoppeld aan de aanpak van illegale verkooppunten is de opsporing van straathandelaren, drugsrunner en drugskoeriers. Te meer omdat een effectieve aanpak van de illegale verkooppunten op grond van artikel 13b Opiumwet er toe leidt dat de handel zich verplaatst naar de straat. Daarnaast is de verwachting dat door het besloten karakter van de coffeeshops een deel van de handel richting de straathandel zal verplaatsen. Ook vraagt de komst van onbekende dealers van buiten de stad bij ’t IJ extra aandacht. In dit verband wordt verwezen naar de constatering van het COT in 2009 over het risico van pushende dealers op deze locatie. De specifieke aanpak van dit probleem vindt plaats in het kader van het zogenoemde Valkenberg-Station (VAST) project. Ook uit de Veiligheidsmonitor bleek dat deze twee gebieden extra aandacht vragen en in het bijzonder het Valkenberg. De te verwachten verdringingseffecten door de invoering van de clubpas voor coffeeshops – in casu met de effectieve aanpak van illegale verkooppunten – zullen extra capaciteit en een creatieve inzet van middelen en tactieken vergen om de overlast op straat te bestrijden. In dit verband heeft de minister van Veiligheid en justitie aangegeven dat in een operationeel handhavingsplan door de lokale driehoek moet worden aangegeven hoe de ongewenste neveneffecten van de invoering van het aangescherpte landelijk beleid worden bestreden en hoeveel extra capaciteit daarvoor nodig is. Wie
Politie, gemeente en justitie
Kosten Voor de periode van 1 mei 2012 tot en met 31 december 2012 is aan de minister van Veiligheid en Justitie in het kader van het operationeel handhavingsplan extra capaciteit gevraagd. Deze capaciteit is inmiddels toegezegd en beschikbaar gesteld (vanuit Kmar en KLPD). Voor de periode vanaf 1 januari 2013 is de verwachting dat de situatie zal zijn genormaliseerd en zal de aanpak van de illegale handel op een regulier niveau binnen de reguliere capaciteit moeten gaan plaatsvinden. Planning:
2012 tot en met 2015.
4.2.4.
Preventie en zorg
Maatregel Het Stedelijk Kompas is volop in uitvoering. De trajectplanaanpak waarbij (dreigende) dak- en thuislozen via een individueel herstelplan sluitende zorg geboden wordt, is in uitvoering sinds januari 2012. De registratie van alle dak en thuislozen is gestart in september 2011 evenals het loket. Een evaluatie hiervan wordt in april en mei 2012 uitgevoerd. In 2012 worden er in de stad Breda tevens twee nieuwe woonvoorzieningen gerealiseerd waar de bewoners onder toezicht mogen gebruiken. In deze woonvoorzieningen komen cliënten van ’t IJ te wonen. Zodra de woonvoorzieningen in Breda gerealiseerd zijn is het mogelijk om ’t IJ om te vormen naar een multifunctioneel centrum met een kleine dag- en nachtopvang en een groter activeringscentrum.
17
Tenslotte wordt het plan van aanpak regiogemeenten in april 2012 aan de stuurgroep Stedelijk Kompas voor besluitvorming aangeboden en hierna als opdracht bij de regiogemeenten weggelegd. In dit regionale plan gaat het voornamelijk om preventieve maatregelen ter voorkoming van dakloosheid. Verwacht wordt dat dit plan nog in 2012 in uitvoering gaat in de regiogemeenten.
Wie
Gemeente (MO), verslavingszorg en OGGZ,
Kosten Vanuit de middelen Maatschappelijke Ontwikkeling, Verslavingszorg en OGGZ en het bestedingsplan Stedelijk kompas Planning
4.2.5
2012 - 2015
Veelplegersteam
Maatregel
In de tweede helft van 2011 is door de politie een “Veelplegersteam” ingesteld. Het team heeft als doelstelling het onderzoeken en aanhouden van personen die zijn aangemerkt als veelpleger dan wel personen die genomineerd staan om op de veelplegerslijst te komen. Daarnaast participeert het veelplegersteam op districtsniveau in speerpunt gerelateerde acties (speerpunten zijn woninginbraken, overvallen en straatroof). Het team opereert op districtsniveau, werkt onopvallend en bestaat - exclusief coördinator - uit zes full time eenheden. Het team werkt informatie gestuurd waarbij het veiligheidshuis leidend is in het verstrekken van opdrachten. Ook de andere partners in het veiligheidshuis kunnen via de informatiemanager van de politie een beroep doen op het team. Voorwaarde daarvoor is dat de specialiteit van het team of de zwaarte van het incident / verdachte de inzet rechtvaardigt. De kracht van het “Veelplegersteam” zit in de operationele dossierkennis van de personen op de veelplegerslijst.
Wie
Politie
Kosten
Reguliere begroting politie.
Planning
2012 en verder
4.3
Gedoogde verkooppunten softdrugs
Naar aanleiding van de brief van het kabinet van 27 mei 2011 is op initiatief van de gemeente Maastricht en het project Courage (Roosendaal en Bergen op Zoom) een breed overleg gestart tussen de grote(re) gemeenten in het Zuiden van Nederland (Limburg. Brabant en Zeeland) met aanwezigheid van het ministerie van V&J. Zover mogelijk binnen lokale politieke verhoudingen is samen opgetrokken in de voorbereiding op consequenties van het landelijk beleid voor het lokale niveau. Naast een noodzakelijke wijziging van het lokaal gedoogbeleid als gevolg van de landelijke beleidswijziging, zal ook, de gemeenteraad wees daar ook op, nadrukkelijk de aandacht voor de mogelijke effecten van deze wijziging moeten worden verscherpt. Daarbij gaat het om de bestrijding van de illegale verkooppunten en straathandel en het ontmoedigen van het komen van buitenlandse coffeeshopbezoekers naar Breda.
4.3.1
Wijziging coffeeshopbeleid
Maatregel
Breda heeft 8 gedoogde coffeeshops. Het gedoogbeleid te aanzien van deze coffeeshops is door de burgemeester beschreven in de nota ‘Coffeeshopbeleid@Breda maart 2012’. Basis is de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester in artikel 13b Opiumwet. Doel van het coffeeshopbeleid is enerzijds het scheiden van de markten van hard- en softdrugs (volksgezondheid) en bescherming van de openbare orde (woon- en leefklimaat) anderzijds. Als gevolg van de landelijke ontwikkelingen zullen lokaal maatregelen moeten worden uitgevoerd. De wijziging van het gedoogbeleid voorziet er in dat coffeeshops besloten clubs worden die alleen toegankelijk zijn voor
18
meerderjarige ingezetenen van Nederland. De clubs krijgen een maximum gesteld aan het aantal leden. Daarnaast moeten de coffeeshops minimaal 350 meter loopafstand van scholen voor middelbaar onderwijs zijn gevestigd en exploitanten deelnemen aan cursus Goed Gastheerschap en voorlichtingsmateriaal verstrekken. De landelijke beleidswijziging moet worden vertaald naar het lokaal coffeeshopbeleid van de burgemeester. In het coffeeshopbeleid is ook een handhavingmatrix opgenomen. Hierin staat beschreven welke bestuurlijke actie volgt op welke overtreding. De handhaving van het coffeeshopbeleid is primair een bestuurlijke aangelegenheid. Het strafrecht is daarbij ondersteunend. Ook de handhavingmatrix is aangepast aan het nieuwe landelijk gedoogbeleid. Voorzien is in maatregelen bij niet naleving van de nieuwe criteria (zoals het besloten clubcriterium en het ingezetenschap). Er loopt momenteel nog een initiatief vanuit de Taskforce B5 om de handhaving overal eenduidig te laten zijn wat mogelijk tot aanpassing van de huidige handhavingmatrix kan gaan leiden. Op 3 mei 2012 is het nieuwe lokaal coffeeshopbeleid in werking getreden. De minister heeft in de Tweede Kamer aangekondigd nog in deze kabinetsperiode ook maatregelen te gaan nemen wat betreft de afstand tussen coffeeshops en basisscholen.. Na de nieuwe verkiezingen zal mogelijk het gedoogbeleid wederom gaan wijzigen.
Wie
De gemeente Breda. In casu het kabinet van de burgemeester in samenwerking met de directie
Publiekszaken.
Kosten Binnen regulier budget. Voor zover het gaat om toezicht op het aangescherpte coffeeshopbeleid heeft de gemeenteraad aangegeven hier geen beleidsprioriteit aan te willen geven. De landelijke beleidswijziging is ingegaan op 1 januari 2012 en wordt vanaf 1 mei 2012 in de Planning provincies Noord-Brabant, Zeeland en Limburg gehandhaafd. Het maximaal aantal leden per coffeeshop wordt ingevoerd op 1 januari 2013 en het afstandscriterium coffeeshop tot school is de ingangsdatum 1 januari 2014. De landelijke wijziging is vertaald naar het lokaal bestuurlijk gedoogbeleid en dit nieuwe bestuurlijk gedoogbeleid is in werking getreden op 3 mei 2012.
4.3.2
Invoering exploitatievergunning coffeeshops
Maatregel
De minister van Veiligheid en Justitie heeft aangedrongen op het uitvoeren van een bibob toets op coffeeshops. Om deze toets volledig te kunnen uitvoeren – dus ook via het landelijk bureau - moeten alle gedoogde coffeeshop – alle droge horecazaken met een gedoogverklaring - onder de werking komen van de woon- en leefklimaatregeling van de APV (afdeling 2a). De bibob toets (via landelijk bureau) kan namelijk wel bij een aanvraag voor een exploitatievergunning worden gedaan. De vergunningplicht kan via een gebiedsaanwijzing door de burgemeester worden gerealiseerd. Deze vergunningplicht heeft uitsluitend betrekking op de legale activiteiten van de coffeeshop te weten de droge horeca inrichting. Vergunningverlening voor een illegale activiteit als drugsverkoop is wettelijk namelijk niet toegestaan. Ten behoeve van het kunnen toetsen van coffeeshops heeft de minister de capaciteit van het landelijk bureau tijdelijk versterkt. In het Bredase gedoogbeleid worden aan gedoogde coffeeshophouders gedoogverklaringen afgegeven voor het verkopen van softdrugs. Uiteraard vindt dit plaats onder duidelijk omschreven voorwaarden. Daarbij wordt vooraf een integriteittoets uitgevoerd. Deze toets verschaft echter niet de mogelijkheid om de toetsing via het landelijk bureau bibob te laten verlopen. De eerste gedoogverklaringen zijn ruim drie jaar gelegen afgegeven en moeten worden vernieuwd. De exploitanten is gemeld dat de huidige gedoogverklaring voorlopig van toepassing blijft en de al ingediende aanvragen voor een nieuwe gedoogverklaring dan wel nog te ontvangen aanvragen voorlopig even worden opgeschort in afwachting van de landelijke beleidswijziging. Inmiddels zijn de coffeeshophouders voor zover van toepassing, uitgenodigd een exploitatievergunning aan te vragen en een nieuwe gedoogverklaring. Na ontvangst van deze aanvragen vindt ook de integriteittoetsing plaats. Dit vereist wel dat er ook een instructie door de burgemeester worden opgesteld waarin wordt aangegeven hoe om te gaan met de bibob toets van coffeeshops. Dit in verband met de achterdeurproblematiek. Als gevolg van deze achterdeur zouden zonder deze instructie alle exploitanten niet door de toetsing komen. Deze instructie is meegenomen in het nieuwe coffeeshopbeleid.
Wie
De gemeente Breda. In casu het kabinet van de burgemeester in samenspraak met de directie Publiekszaken.
Kosten
Binnen regulier budget.
19
Planning
De aanwijzing en de instructie zijn op 3 mei 2012 in werking getreden. Tegelijkertijd met het nieuwe bestuurlijk gedoogbeleid. Dit in verband met de nieuwe gedoogverklaringen die moeten worden afgegeven en dus ook de nieuwe exploitatievergunningen.
4.3.3
Handhaven coffeeshopbeleid
Maatregel
Wat betreft de controles van de coffeeshops is voorzien in vier controles per jaar door de politie. Handhaving van de Opiumwet is wettelijk voorbehouden aan politiefunctionarissen. De controles maken deel uit van de integrale handhavingacties onder regie van het BIT team (zie hierna). Deze intensiteit wordt gehandhaafd. Een intensiever toezicht op de coffeeshops in de fase na 1 mei 2012 is meegenomen als onderdeel van het operationele plan dat in het kader van het aangescherpte landelijk gedoogbeleid door de lokale driehoeken is opgesteld. Daarin wordt ook ingegaan op de bestrijding van eventuele neveneffecten (illegale handel) en de communicatie richting het binnenlands en buitenlands publiek als onderdeel van de handhavingstrategie. Bij naleving van de nieuwe regels zal de intensiteit worden verlaagd. Prioriteit ligt, zoals door de gemeenteraad gevraagd, bij de aanpak van de illegale handel.
Wie
Gemeente Breda en politie.
Kosten
Vraag is wat de gevolgen zijn van de nieuwe criteria op de handhaving. De coffeeshophouders moeten gaan werken met controleerbare ledenlijsten en bij controles zullen de paspoorten van alle aanwezigen moeten worden gecontroleerd en het ingezetenschap. Dit zal betekenen dat een controle van een coffeeshop meer tijd zal kosten dan nu. De gemeenteraad heeft aangegeven geen prioriteit te geven aan de controle op de coffeeshops, maar vooral in te willen zetten op de bestrijding van de ongewenste neveneffecten van de aanscherping van het gedoogbeleid.
Planning Wordt al uitgevoerd. Weliswaar zal in het kader van de bredere bestrijding van de ongewenste neveneffecten in de periode van 1 mei 2012 tot en met 31 december 2012 ook wat extra aandacht zijn voor de coffeeshops, maar daarna, bij naleving van de gedoogregels, kan de intensiteit verlaagd worden om uiteindelijk de situatie te normaliseren naar het normale niveau (minimaal vier controles per jaar). 4.4
Bestrijding hennepteelt
In Breda worden sinds 2005 op basis van een convenant gezamenlijk hennepkwekerijen opgespoord en geruimd. Met ingang van 1 januari 2009 is de integrale aanpak aangevuld met bestuursrechtelijk ruimen en kostenverhaal door het bestuur (convenant van 23 april 2008). Ook werd de aanpak uitgebreid van de gemeente Breda naar alle gemeenten in het district Breda. Jaarlijks wordt door de gemeente Breda ten behoeve van de convenantpartners een voortgangsrapportage opgesteld over de uitvoering. In 2009 werden 167 hennepkwekerijen geruimd in het district (102 bestuurlijk en 65 strafrechtelijk) en in 2010 in totaal 131 (86 bestuurlijk en 45 strafrechtelijk). Doel van de uitbereiding van de aanpak met bestuursrechtelijke ontruiming (voorheen werd alleen strafrechtelijk geruimd met mede financiering door de gemeente) was enerzijds de mogelijkheid van kostenverhaal op overtreders en daarmee (financiële) ontlasting van de politie en andere partners en anderzijds met de vrijgespeelde middelen versterking van de opsporing van de georganiseerde criminaliteit achter de hennepteelt. Dit laatste is een niet haalbaar doel gebleken. Op verzoek is dit daarom uit het hennepconvenant verwijderd. Het is mede afhankelijk van landelijke afspraken of de districtelijke aanpak na 1 januari 2013 zal worden voortgezet of dat de landelijk ontwikkelde aanpak op strafrechtelijke basis zal worden gevolgd. Het huidige convenant in het politiedistrict Breda is voortgezet tot en met 31 december 2012. Vanuit de in 2010 ingestelde Taskforce is er de wens om, zeker bij recidive,bij hennepteelt het betrokken pand ook te sluiten op basis van artikel 13b Opiumwet. Ten aanzien van hennepkwekerijen in eigen woningen zou deze optie interessant kunnen zijn bij recidive. Bij huurwoningen van de aan het convenant deelnemende corporaties worden huurders al uit het pand gezet en komen in Breda voor drie jaar niet in aanmerking voor een nieuwe huurwoning. Om geen woningen aan de huurmarkt te onttrekken is het instrument van sluiten hier niet gewenst. Daarbij moet ook als kanttekening worden gemaakt dat terug gekeken vanaf 2005 in Breda niet veel
20
recidive is geweest (kwekerij in hetzelfde pand). Dit deed zich voor in maar 3% van de woningen waar een hennepkwekerij werd geruimd.
4.4.1
Ontmantelen hennepkwekerijen
Maatregel Deze aanpak bestaat uit een combinatie van strafrechtelijke, civielrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen. Kort komt het er op neer dat de politie de hennepkwekerijen en kwekers opspoort, justitie de kwekers vervolgt en de uit de hennepkweek verkregen winsten ontneemt, het bestuur de hennepkwekerij ontruimt, de materialen vernietigt en de gemaakte ruimkosten verhaalt op de overtreder, de netwerkbeheerder de stroom afsluit en de gestolen stroom terug vordert en de verhuurders, daar waar sprake is van een huurwoning, het huurcontact beëindigt en de bewoner het huis uit zet. Wie
In het kader van het samenwerkingsverband tussen gemeenten in het district Breda, de politie, het openbaar ministerie, Enexis bv en een aantal grote verhuurders (woningcorporaties en MVGM) is een bestuurlijke regiegroep onder voorzitterschap van de burgemeester van Breda (secretariaat ligt bij de gemeente Breda, kabinet burgemeester). Daaronder opereert een ambtelijk overleg dat is belast met de bewaking van de uitvoering van het hennepconvenant. De operationele regie van de feitelijke hennepacties ligt bij de politie.
Kosten
Ten behoeve van de eventuele voortzetting van de aanpak in 2012 is een budget beschikbaar van € 50.000,-. Dit is om de kosten te dekken van de niet te verhalen ruimkosten bij bestuurlijk ruimen, de juridische kosten voor de bezwaar- en beroepsprocedures en (voor zover daar ruimte voor over blijft) voor voorlichting.
Planning: De uitvoering loopt tot 31 december 2012. Voor afloop van deze termijn moet een besluit worden genomen of het convenant wordt voortgezet. Dit zal mede afhankelijk zijn van hoe de hennepaanpak zich landelijk zal ontwikkelen (mogelijk alleen nog strafrechtelijk ruimen van hennepkwekerijen via de dienst Domeinen). 4.4.2
Voorlichting over gevaren hennepteelt en stimuleren melden hennepkwekerijen
Maatregel
Vanuit de gezamenlijke aanpak van de hennepteelt wordt ook geïnvesteerd in communicatie om inwoners er toe te bewegen verdachte adressen te melden en potentiële hennepkwekers van te weerhouden hennep te gaan kweken. In dit verband zijn verschillende voorlichtingsmiddelen ontwikkeld, zoals folders en een voorlichtingsfilm. Periodieke uitzending van film en TV spot en artikelen in huis- aan huisbladen en informatiekranten van de verhuurders worden gecombineerd met voorlichtingsactiviteiten in de wijken door politie en brandweer. De ontwikkelde hennepfilm is daarbij ondersteunend.
Wie De convenantpartners Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Breda, Etten-Leur, Rucphen en Zundert, openbaar ministerie Breda, politie Midden en West Brabant, netwerkbeheerder Enexis en verhuurders WonenBreburg, Laurentius, Meeus, WoonWel, Thuisvester, Leystromen en AlleeWonenSingelveste. Kosten
Binnen het budget voor hennepteelt.
Planning Gedurende de looptijd van het convenant. Het is wenselijk als onderdeel van de totale aanpak steeds weer naar nieuwe instrumenten en wegen te blijven zoeken de boodschap voor het voetlicht te blijven brengen bij burgers. 4.4.3
Sluiten panden waarin bij herhaling hennep is geteeld
Maatregel
Het is wenselijk, mede ter bescherming van omwonenden, herhaling van de hennepteelt in en woning of bedrijf te voorkomen. In gevallen van huurwoningen zullen huurders uit de woning worden gezet na hennepteelt en is van recidive veelal geen sprake. Bij eigen woningen echter doet zich dit wel eens voor (sinds 2005 in 3% van de gevallen). In de jurisprudentie is inmiddels aangegeven dat inzet van de sluitingsbevoegdheid van artikel 13b Opiumwet is toegestaan in het geval van hennepteelt. Daarom zal dit instrument bij recidive
21
worden ingezet. Vanuit de Taskforce B5 is de wens geuit dat gemeenten hun handhavingsbeleid in deze op elkaar moeten afstemmen. De burgemeesters van de B5 hebben hiermee inmiddels ingestemd. Het Bredase handhavingsbeleid zal dus moeten worden aangepast overeenkomstig wat de Taksforce B5 Breda aangeeft.
Wie
Gemeenten district Breda.
Kosten Binnen regulier budget. Zoals aangegeven is de uitvoering van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet bij de gemeente met ingang van 2010 verstrekt met 1 fte. Planning Aanpassing beleidsregels in 2012. Vanuit de B5 is de wens geuit om de beleidsregels artikel 13b Opiumwet ten aanzien van de handhaving op elkaar af te stemmen. De burgemeester van Breda heeft aangegeven dit bestuurlijk te willen coördineren. Bij het vaststellen van de beleidsregels zal rekening worden gehouden met de in B5 verband afgesproken lijn wat betreft handhaving. 4.4.4
Handhaving exploitatievergunningplicht growshops
In het faciliteren van de hennepteelt spelen growshops een rol. Het is vrij eenvoudig om via deze winkels aan de kweekbenodigdheden te komen om een kwekerij in te richten. Op zich is de verkoop van kweekbenodigdheden (nog) niet strafbaar. Landelijk wordt wel gewerkt aan een wetswijziging die het exploiteren van een growshop zal gaan verbieden. Vooralsnog betreft het echter een legale winkel. Zolang de growshops een gegeven zijn er vanuit het bestuur maatregelen genomen om deze te reguleren. Overigens is het aantal growshops afgenomen. Voorgesteld zal worden de maxima in de APV aan te passen aan het feitelijk aantal growshops in de stad. Dit ook met het oog op het komende verbod. Regelmatig blijken growshops weer nauw in relatie te staan tot de georganiseerde hennepteelt en drugshandel (hennep). Om hier grip op te krijgen zijn de growshops door de gemeente onder de werking gebracht van de woon- en leefklimaatregeling in de APV (afdeling 2a). Hierdoor zijn deze winkels op grond van openbare orde overwegingen verplicht een exploitatievergunning aan te vragen en kan bij de aanvraag en als daar aanleiding toe is ook tussentijds, integriteittoets plaatsvinden (bibob). Ook heeft de gemeente een paraplubestemmingsplan vastgesteld voor onder andere growshops waarin de bestaande growshops positief zijn bestemd. Op andere locaties is op grond van ruimtelijke overwegingen vestiging van een growshop niet toegestaan. Knelpunt blijft de definitie van growshop.Er zijn winkels die de grens van wat mag en niet mag bewust zoeken. Exploitanten geven aan geen growshop te zijn en blijven daarmee buiten de vergunningprocedure, maar zijn dat gelet op het assortiment in de winkel feitelijk wel. Ook om deze winkels effectief in de handhaving te kunnen aanpakken (wat mag wel en wat niet) is in 2011 de definitie in de beleidsregel aangescherpt.
Maatregel
In afwachting van een mogelijk landelijk verbod is het gewenst nauw toezicht te houden op de growshops en ook op winkels en groothandelaren die aangeven geen growshop te zijn maar daar (bewust) wel dicht tegen aan zitten. Handhaving van de exploitatievergunningplicht dus. Zodra overigens het verbod op het exploiteren van een growshop landelijk inwerking treedt komt de exploitatievergunning voor growshops te vervallen omdat de activiteiten dan strafbaar worden.
Wie
Politie en gemeente Breda (in casus directie Publiekszaken) Controles vinden plaats in het kader van de integrale handhavingacties c.q. vrijplaatsenacties onder coördinatie van het BIT team.
Kosten
Binnen regulier budget.
Planning
2012 tot en met 2015
4.5
Aanpak (illegale) drugshandel in panden
Met de aanscherping van het gedoogbeleid ontstaat de kans op ongewenste neveneffecten. Zo zullen illegale handelaren trachten de buitenlandse bezoekers naar zich toe te trekken als ook Nederlandse klanten die zich niet willen laten registreren als clublid van een coffeeshop of niet in bezit kunnen komen van een clubkaart. Dit
22
laatste speelt vooral in Breda e.o. gelet op het 0- beleid (geen coffeeshops) dat omliggende centrumgemeenten (Roosendaal, Oosterhout, Bergen op Zoom) voeren. De gebruikers uit deze steden komen nu namelijk ook richting Breda. Dit is voor Breda een extra risico. Het operationeel plan is in uitvoering De aanpak van de illegale drugshandel zal zich moeten richten op de illegale verkooppunten (winkels, horeca en woningen), drugsrunners, straathandelaren en het mogelijke nieuwe fenomeen van tussenhandel door clubleden van coffeeshops. Hier wordt nader ingegaan op de aanpak van de illegale verkooppunten. Zoals in deze notitie al aangegeven heeft de minister van Veiligheid en Justitie aangegeven dat de wijze waarop de lokale driehoeken de neveneffecten van de aanscherping van het landelijk gedoogbeleid gaan bestrijden moet worden uitgewerkt in een operationeel handhavingplan. Dit plan is in het politiedistrict Breda bovenlokaal inhoud gegeven gelet op eventuele verplaatsingseffecten naar omliggende gemeenten. Het operationeel plan is vastgesteld en de gevraagde extra middelen zijn toegezegd. Regionaal en bovenregionaal (B5) wordt daarbij afstemming gezocht. Ook de bestrijding van de illegale handel in panden zal onderdeel uitmaken van dit plan.
4.5.1
Handhaving exploitatievergunningplicht horeca
Maatregel
Voorkomen is beter dan genezen. Mede om zoveel mogelijk te voorkomen dat personen een inrichting starten met als doel drugs te verkopen en daarmee het woon en leefklimaat aantasten is in de APV een woon- en leefklimaatregeling opgenomen op basis waarvan sommige zaken verplicht zijn een exploitatievergunning aan te vragen. Deze maakt een bibob toetsing vooraf mogelijk. Vanuit de Taskforce is geadviseerd deze vergunningplicht op alle horecazaken van toepassing te verklaren. Om enerzijds de administratieve lasten voor ondernemers niet te verzwaren en anderzijds uit oogpunt van efficiëncy, heeft de gemeenteraad er voor gekozen deze exploitatievergunning te beperken tot de niet alcoholschenkende horeca in een aantal specifiek aangewezen gebieden. Ook uit het COT rapport van 2009 bleek dat de problematiek met de illegale handel zich vooral concentreerde in een aantal specifieke straten waar veel potentiële klanten zijn te vinden. Voor de alcoholschenkende horeca is er de drank- en horecavergunning op basis waarvan een bibob toets mogelijk is.
Wie
Beleidsmatig bij het kabinet van de burgemeester (coördinator bibob taken) en in uitvoering bij de directie Publiekszaken.
Kosten
Geen extra kosten. Dit vindt plaats binnen het kader van de beschikbare middelen met uitzondering van de bibob toets. Ter versterking daarvan wordt een Adviseur Openbare Integriteit aangesteld bij het kabinet van de burgemeester. Deze werkt nauw samen met de Informatiemanager van het kabinet. Belangrijk hierbij is een goede informatiehuishouding bij de gemeente. Beleidsmatig is het onderwerp bibob ondergebracht bij de concernafdeling kabinet.
Planning
2012 tot en met 2015
4.5.2
Handhaving exploitatievergunningplicht smart-/headshops
Maatregel
De exploitatievergunningplicht is op basis van de woon- en leefklimaatregeling in de APV (afdeling 2a) ook van toepassing verklaard op aanverwante verkooppunten zoals smart- en headshops en belshops. Voor de smart- en headshops en belshops geldt de vergunningplicht stedelijk waarbij, net als bij de growshops, een maximum is gesteld aan het aantal inrichtingen. De maxima in de APV worden nog aangepast aan de feitelijke situatie. Na invoering van de vergunningplicht is het aantal inrichtingen in deze categorieën afgenomen.
Wie
De concernafdeling kabinet van de burgemeester (coördinator bibob taken) in samenspraak met de directie Publiekszaken (uitvoering).
Kosten
Geen.
Planning
2012 tot en met 2015
23
4.5.3
Handhaving Opiumwet
Maatregel Om te voorkomen dat de illegale markt duikt in het gat dat ontstaat na het besloten worden van de coffeeshops is het nodig extra te investeren in het kapot maken van de illegale verkooppunten. Of het nu winkels zijn, horecazaken of woningen. Steeds vaker zoeken drugshandelaren weer lokalen om drugs te verkopen. Zo zijn er inmiddels ook signalen dat andersoortige lokalen worden gebruikt om drugs te verkopen (zoals ‘kapperszaken’). De ervaring leert dat in het illegale circuit het aanbod aan hard- en softdrugs zich vermengen. De bestrijding vereist opsporing door de politie en sluiting van panden door het bestuur. De handhaving vindt plaats in het kader van de integrale handhaving en vrijplaatsenaanpak. Wie
Politie en gemeente Breda.
Kosten
Naar aanleiding van het COT rapport is de uitvoering in de bestuurlijke handhaving door de gemeente Breda van de Opiumwet (13b) versterkt. Het was ook één van de aanbevelingen van het COT. Daartoe is bij de directie Publiekszaken een full time eenheid beschikbaar gesteld. Binnen deze capaciteit wordt zowel de beschikkingen opgesteld, de bezwaarprocedures gevoerd als de beroeps- en hoger beroepsprocedures. De huidige handhaving vereist alle capaciteit. Intensivering van de aanpak betekent ook meer belasting van de bestuurlijke handhaving en van de politie.
Planning
2012 tot en met 2015.
4.6
Ontmoedigen drugstoerisme
Vanaf 1 mei 2012 is het voor niet ingezetenen niet meer mogelijk toegang te krijgen tot een gedoogde coffeeshops. Meerderjarige Nederlanders en buitenlanders die in Nederland wonen (zoals de Poolse arbeiders waarvan een groot deel ook coffeeshop bezoeken zo blijkt uit de tellingen) hebben dus wel toegang mits in het bezit van een clublidmaatschap voor de desbetreffende coffeeshop. Om te voorkomen dat deze klanten toch naar Nederland afreizen is het nodig hun komst te ontmoedigen. Dit enerzijds door het aanpakken van de illegale handel die zal trachten in deze markt te springen ,maar anderzijds ook door maatregelen te nemen om te voorkomen dat buitenlanders van buiten Nederland richting ons land komen. De maatregel van de regering geldt voor heel Nederland. Dit speelt dus in alle gemeenten en meer in het bijzonder de grensgemeenten. Daarom wordt in deze zo veel als mogelijk aangesloten bij landelijke initiatieven waar Breda zijn medewerking aan zal geven. De aanpak moet bestaan uit enerzijds het ontmoedigen van het drugstoerisme door exit controles en anderzijds door een (internationale) communicatiestrategie. Hierbij zal, net als bij de bestrijding van drugshandel op straat, inzet van flexibele teams wenselijk zijn die snel en effectief op verschuivingen in de markt kunnen reageren. Ook de controles op drugstoeristen door dergelijke flexibele (vaste) teams zijn meegenomen in het operationeel handhavingplan dat is vastgesteld door de driehoek in het politiedistrict Breda.
4.6.1
Controles op drugstoeristen
Maatregel
Tot nu toe vond sinds 2009 de aanpak plaats binnen de reguliere inzet. De tellingen van het aantal coffeeshopklanten gaf geen aanleiding op te schalen naar een hogere inzet. Met de nieuwe situatie is dit heroverwogen. Het is van belang de buitenlandse bezoekers zeker in het eerste jaar te ontmoedigen. Deze ‘stroom’ moet worden omgebogen naar het eigen land. Het is belangrijk de communicatiestrategie te ondersteunen met echte handhaving. Exit controles op buitenlandse bezoekers die proberen aan softdrugs te komen kan zeer ontmoedigend werken. De informatie die verkregen wordt van onderschepte drugstoeristen draagt bij aan het bestuurlijk kunnen sluiten van illegale verkooppunten en het opsporen van straatdealers. Momenteel wordt al bij de aanpak door politie en justitie samengewerkt met de collega’s in België en Frankrijk (Etoile). Deze aanpak vraagt wel de nodige expertise en flexibiliteit. Het
24
werken met mobiele politieteams met expertise is op basis van ervaring aan te bevelen. Dit is uitgewerkt in het door de driehoek vastgesteld operationeel handhavingplan.
Wie
Politie, openbaar ministerie, gemeenten.
Kosten
Met de door de minister beschikbaar gestelde middelen (10,75 fte).
Planning
2012. In januari 2013 evaluatie van de situatie of continuering noodzakelijk is.
4.6.2
Communicatiecampagne
Maatregel
In het kader van twee proeven hebben zowel de gemeente Maastricht als het project Courage ervaring opgedaan met communicatie richting het buitenland om de komst van buitenlanders naar Nederland met als doel het bezoeken van een coffeeshop te ontmoedigen. Deze voorlichting vond plaats met als slogan ‘Cest Fini’. Deze campagne was niet in alle opzichten optimaal, maar de ervaringen kunnen wel goed worden gebruikt en zeker de succesvolle onderdelen. Daarbij werd er zowel op gewezen dat het niet meer mogelijk was coffeeshops te bezoeken als gewezen op de strafbaarheid en de uitwisseling van gegevens door de politie richting het thuisland. Breda sluit aan bij de landelijke communicatiestrategie ‘New rules, no drugs’ die is gestart op 3 april 2012. Voorwaarde daarbij is dat deze communicatie gepaard gaat met een goede handhaving op de drugstoerisme.
Wie
Ministerie en gemeente
Kosten
Ministerie heeft budget beschikbaar gesteld voor communicatie rondom aangescherpt gedoogbeleid. Binnen de gemeente is hier geen budget voor beschikbaar.
Planning
Vanaf 3 april 2012.
4.7
Informatiehuishouding
Vanuit de Taskforce wordt vooral aangedrongen op een versterking van de informatiepositie van het bestuur. Een goede informatiepositie is belangrijk zowel voor de beleidssturing als ook om de bibob toets effectiever te kunnen toepassen. Ten slotte moet een weigering of intrekking van een vergunning uiteindelijk bij een bestuursrechter stand kunnen houden. Daarnaast vindt informatie uitwisseling over vermeende illegale verkooppunten plaats in het BIT team binnen de kaders van de daartoe afgesloten convenanten (RIEC en vrijplaatsen). Bij het kabinet van de burgemeester is inmiddels een informatiemanager aangesteld om de informatiepositie van de gemeente verder te versterken.
4.7.1
Versterken informatiepositie gemeente
Maatregel
Vanuit de Taskforce wordt geadviseerd de informatiehuishouding in te richten overeenkomstig het Tilburgse systeem ten behoeve van de regie op strategisch, tactisch en operationeel niveau. Dit systeem richt zich niet uitsluitend op drugs maar ook op andere delicten die een relatie hebben met de georganiseerde misdaad. In Breda wordt nu jaarlijks een veiligheidsmonitor opgesteld. Het is de bedoeling te komen tot een systeem dat “permanent” de actuele situatie weergeeft. Omdat het Tilburgse systeem (nog) geen operationele informatie kan produceren, wordt bekeken of een systeem dat in Nijmegen wordt gebruikt wel deze informatie kan verschaffen.
Wie
Gemeente Breda.
Kosten
Nog niet bekend.
25
Planning
2012
4.7.2
Instellen van een ‘integrale informatiedesk’
Maatregel
Vanuit de Taskforce wordt geadviseerd alle informatie bijeen te brengen op één plaats in een integrale informatiedesk. Deze desk is verantwoordelijk voor de samenhang veredelen en analyseren van de strategische, tactische en operationele informatie, het stellen van een diagnose en op basis daarvan adviseren in de aanpak aan de driehoek en overige veiligheidspartners. Ook wordt vanuit de desk informatie gebracht en gehaald van en aan het BIT team, het veiligheidshuis, het RIEC, het gebiedsgericht werken, enzovoorts. Breda werkt aan een “gemeentelijk inwinplan”, waarin alle gegevens worden opgenomen, die vanuit de gemeentelijke gegevensverwerkingen kunnen worden geleverd. Dit is een tussenproduct om uiteindelijk te komen tot een integrale informatiedesk.
Wie
Gemeente Breda samen met veiligheidspartners.
Kosten
pm
Planning
2012
4.7.3
Versterken gebruik meldpunt voor drugsoverlast
Maatregel
Vanuit het Actiecomité Boschstraat werd aangegeven een duidelijk meldpunt te missen waar bewoners in wijken en buurten drugsoverlast kunnen melden. Kennelijk worden de opties van het gemeentelijk meldpunt en de politie als onvoldoende ervaren. Ook vanuit de gemeenteraad is daar tijdens de behandeling van de voorjaarsnota om gevraagd. Bij brief van 12 juli 2011 is al gemeld dat in ieder geval de stadsmariniers ook aanspreekpunt zijn voor bewoners en organisaties in de wijken voor wat betreft drugsoverlast. De stadsmariniers zullen, zoals bij alle andere overlastsituaties, ook hierin de regie nemen en met het oog op de relatie met de meer gemeentebrede en bovenlokale aspecten van het drugsbeleid, daarin nauw samenwerken met het cluster Openbare Orde en Veiligheid binnen het kabinet van de burgemeester. Het is gewenst om, ook met het oog op een optimale informatievergaring ten aanzien van drugoverlast, in aanvulling op de stadsmariniers het meldpunt duidelijker op de kaart te zetten als stedelijk meldpunt waar burgers en organisaties op een laagdrempelige manier klachten kunnen melden. Zeker met het oog op de mogelijke effecten van het nieuwe landelijke drugsbeleid is het zaak de vinger aan de pols te houden en snel op probleemsituaties te kunnen reageren. Ook de oog- en oorfunctie van wijkagenten en Stadstoezicht zijn daarbij onontbeerlijk. Met politie zijn afspraken gemaakt over stroomlijnen meldingen en klachten die zowel bij politie als bij gemeente binnenkomen. Deze worden gezamenlijk geanalyseerd ten behoeve van sturing op inzet middelen.
Wie
Gemeente Breda.
Kosten
Binnen bestaande budget.
Planning Meldpunt is op website geplaatst net ingang van 7 mei 2012 en heeft in lokale media aandacht gekregen. Eerste klachten zijn via meldpunt ingediend. 4.8
Opsporing criminele netwerken
Maatregel
De opsporing en vervolging van georganiseerde samenwerkingsverbanden achter de criminaliteit, waaronder de drugsproductie en -handel, is een bovenlokale aangelegenheid die verloopt onder regie van de Taskforce. Een deel van de in deze notitie aangegeven acties dragen bij aan de bredere bovenlokale aanpak, maar de opsporing en vervolging van de georganiseerde netwerken is bovenal een bovenlokale aangelegenheid die hier wel wordt benoemd maar verder niet wordt behandeld. Dit verloopt via de coördinatie van de Taskforce.
26
Wie
Openbaar Ministerie en Politie
Kosten
Bijdragen van landelijke overheid, provincie en de deelnemende B 5 gemeenten
Planning
Tot en met 2013
5. Organisatie Bij het debat over de voorjaarsnota in de gemeenteraad van 30 juni 2011 werd vanuit de gemeenteraad aandacht gevraagd voor de mogelijkheid voor burgers en organisaties in de stad drugsoverlast te melden en voor een stevige coördinatie op de drugsaanpak. Zowel beleidsmatig als in de operatie. Bij brief van 12 juli 2011 heeft de burgemeester aan de gemeenteraad toegelicht dat juist het thema ‘drugs’ wat betreft de regie een bijzondere positie binnen het kabinet van de burgemeester is gegeven door dit te plaatsen binnen het cluster ‘Openbare Orde en Veiligheid’. Dit enerzijds omdat de drugsaanpak nauw verwezen is met de bestrijding van de zware criminaliteit en anderzijds omdat de drugsaanpak niet enkel een wijkoverstijgende maar ook een gemeenteoverstijgende kwestie is. Daarbij valt de drugsbestrijding voor een groot deel samen met de bijzondere bevoegdheden van de burgemeester en is de aanpak sterk juridisch georiënteerd. Het is noodzakelijk om de totale uitvoering van het herijkte drugsbeleid centraal te sturen, te volgen, waar nodig bij te sturen en te evalueren. Dit zal niet eenvoudig zijn met alle lokale, regionale en bovenregionale overleggen die inmiddels zich met het drugsdossier bezig houden. Op onderdelen zijn er al verbanden actief, zoals inzake de hennepaanpak en de integrale handhaving. Voor de coördinatie van alle genoemde acties in dit programma is er een overkoepelende stuurgroep nodig die onder gezag van de driehoek sturing geeft aan het totaal. Het is deze stuurgroep die periodiek naar de driehoek toe rapporteert over de uitvoering, voortgang en bereikte resultaten en waar nodig vanuit de driehoek gegeven opdrachten vertaald naar de aanpak. Om effectief te zijn dienen in de stuurgroep de juiste partijen en functies zitting te nemen. De regierol ligt bij het bestuur. Het is daarom de gemeente Breda die het voorzitterschap en het secretariaat zal moeten leveren voor deze stuurgroep. De stuurgroep ziet toe op de verdere uitwerking en uitvoering van de in deze notitie opgesomde actiepunten door organisaties, directies of afdelingen dan wel door (bovenlokale) samenwerkingsverbanden. De stuurgroep bewaakt ook de voortgang en rapporteert halfjaarlijks daarover aan de driehoek en geeft daar waar nodig voorstellen voor bijsturing. Jaarlijks wordt richting het college en de raadscommissie Bestuur gerapporteerd. Voorgesteld wordt dat in de projectgroep als vaste leden zitting nemen: • Senior adviseur Openbare Orde en veiligheid, Kabinet burgemeester (voorzitter) • Coördinator Integrale Veiligheid, Kabinet burgemeester van Breda (secretaris en plv. voorzitter) • Beleidsadviseur Directie Ontwikkeling, gemeente Breda • Beleidsmedewerker Openbaar Ministerie • Portefeuillehouder drugs politiedistrict Breda, korps Midden en West Brabant • Stadsmarinier Centrum / horeca • Teamleider Preventie, Novadic/Kentron Desgewenst kunnen anderen uitgenodigd worden aan te sluiten. Het drugsdossier heeft raakvlakken met veel terreinen en dus zijn er direct en indirect veel partijen bij betrokken. Het is niet haalbaar om al deze partijen in de projectgroep deel te laten nemen. Dat zou onwerkbaar zijn. Daarom wordt bekeken op welke wijze de betrokkenheid van deze partijen bij de uitwerking van de drugsnota het best geregeld kan worden. Gedacht wordt aan of het instellen van een stakholdersoverleg of door aan te sluiten op al bestaande afzonderlijke overlegvormen zoals het VAST overleg, het overleg Veilig Uitgaan, het periodiek overleg met de Bredase coffeeshophouders en het districtelijk hennepoverleg. Zoals ook vanuit de Taskforce wordt aangegeven gaat het uiteindelijk om de mensen die het werk moeten doen en de wijze waarop zij gefaciliteerd en ondersteund worden. De bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, waar de drugsaanpak nauw mee is verbonden, vraagt alertheid, lef, juridische kwaliteit en ook creativiteit van de betrokken medewerkers. Maar ook de betrokken bestuurders en de medewerkers moeten kunnen rekenen op steun in verband met de gevaarzetting die zou kunnen ontstaan bij het werk. Vooraal in de vergunningverlening en handhaving (Quickscan Breda: Informatiepositie en bestuurlijke weerbaarheid’).
27
Zo is door het BIT team een protocol ‘Agressie en Geweld’ vastgesteld en zijn ook afspraken gemaakt rondom de integrale handhavingacties, vrijplaatsenacties en de ontmanteling van hennepkwekerijen voor de veiligheid van de betrokken medewerkers en bestuurders. Niet vergeten mag worden dat het drugsdossier grotendeels ook betrekking heeft op de georganiseerde (zware) criminaliteit.
6. Monitoring 6.1
Bewaken voortgang in uitvoering maatregelen
Maatregel
Het is gewenst de uitvoering van dit actieprogramma te volgen. Dit zal, zoals bij het actieprogramma hiervoor, plaatsvinden door periodieke voortgangsrapportages. Hierin zal worden aangegeven hoe het staat met de realisatie van de in het actieprogramma opgenomen maatregelen. Deze voortgangsrapportages zullen aan driehoek, college en raadscommissie Bestuur worden voorgelegd.
Wie De voortgangsrapportage wordt opgesteld door de gemeente Breda (afdeling kabinet) in samenspraak met de projectgroep als bedoeld in hoofdstuk 5. Planning
Jaarlijks in januari.
Kosten
Binnen regulier budget
6.2
Monitoren ontwikkeling neveneffecten gedoogbeleid
Maatregel
Om als driehoek een vinger aan de pols te kunnen houden wat als gevolg van de aanscherping van het landelijk gedoogbeleid gaat gebeuren gaat de gemeente Breda voorzien in een monitoring van de ontwikkelingen. Op dit moment is voorzien in drie momenten waarop wordt gerapporteerd aan de driehoek. De raadscommissie Bestuur is gemeld dat na de zomervakantie voor het eerst wordt gerapporteerd over de situatie. Doel van de monitoring is zicht te krijgen op: • de ontwikkeling in de samenstelling van de coffeeshopbezoekers, • de overlast direct rondom de coffeeshops, • de eventuele verplaatsing van de overlast naar andere delen van de stad c.q. district; • voor zover mogelijk de ontwikkeling van de illegale markt. • De ontwikkeling van het aantal buitenlandse drugsbezoekers aan de stad. De uitkomsten van de Bredase monitor worden ter beschikking gesteld van de landelijke onderzoekers. Landelijk is er namelijk ook een onderzoek waarin ook Breda wordt meegenomen (zie 6.3).
Wie
De gemeente Breda (kabinet en de afdeling O&I) en politie
Planning
Van 1 mei 2012 tot en met 30 februari 2013
Kosten Voor het monitoren van deze ontwikkelingen zijn middelen (€ 48.000,-) gereserveerd in het veiligheidsbudget. 6.3
Evaluatie effecten beleid
Daarnaast zullen de effecten van de uitgevoerde maatregelen gevolgd worden via de lokale veiligheidsmonitor. Daartoe wordt in deze monitor specifiek aandacht besteed aan de ontwikkeling van de drugscriminaliteit en – overlast. In dit verband wordt er op gewezen dat de effecten van de aanscherping van het gedoogbeleid inzake coffeeshops door de landelijke overheid worden gevolgd. Dit onderzoek is door de regering opgedragen aan het
28
WODC, Intraval en de Universiteit van Amsterdam. Met de gemeentelijke afdeling O&I is afstemming in verband met het lokaal onderzoek. Ook de politieregio Midden en West Brabant heeft inmiddels aangegeven onderzoek uit te gaan voeren naar deze effecten. Aandacht vraagt het bereiken van coördinatie tussen al deze onderzoeksinitiatieven.
29