Jaargang 23, nummer 3 September 2007
ACHTER DE VOORDEUR Bemoeizorg op prijs gesteld
KANSKAART VAN NEDERLAND Inzoomen naar buurtniveau
DE ENGELSE AANPAK
INVESTEREN IN MENSEN
foto Erik van den Boogaard
Geen stroperig gepolder
2
Het Experiment - 3/ 2007
HET ENTHOUSIASMEREND LEIDERSCHAP VAN GERRIT BREEMAN, DIRECTEUR-BESTUURDER VAN WONINGCORPORATIE VOLKSHUISVESTING UIT ARNHEM
DE ONGEZOUTEN FEEDBACK VAN MIJN PARTNER IS MIJN MEEST WAARDEVOLLE SPIEGEL door Letty Reimerink, beeld Volkshuisvesting Arnhem “Leiderschap is vooral een kwestie van leiding kunnen geven aan jezelf. Wat ik daarmee bedoel is dat je jezelf moet kennen om in alle situaties zo goed mogelijk te kunnen optreden. Je moet weten wat je kwaliteiten zijn, maar vooral ook wat je zwaktes zijn. Pas als je jezelf goed kent, kun je in verschillende omstandigheden die kwaliteiten inzetten die op dat moment nodig zijn. Als ik mijn eigen stijl van leiderschap moet typeren, dan zeg ik: grenzen stellen om ruimte te geven. Die zin is overigens niet van mezelf. Mijn kracht ligt in het enthousiasmeren van en ruimte geven aan anderen, zodat de kwaliteiten in andere mensen loskomen. Dat vind ik zelf ook ontzettend leuk om te doen. Op die momenten ben ik onopvallend aanwezig en nauwelijks zichtbaar aan het sturen. Aan de andere kant kan ik ook met de
vuist op tafel slaan als het moet. Dan gaat het meer om het machtsspel. Soms is dat ook nodig.
Op zoek naar spiegels Leiderschap is iets dat je moet onderhouden. Je moet jezelf constant een spiegel voorhouden. Ik gebruik daarvoor iedereen in mijn omgeving, ook bewoners. Gisteren heb ik nog op een bewonersavond de vraag voorgelegd ‘Wat doen wij fout?’ Daar krijg je dan ook reacties op waar je iets aan hebt. Ook intern gebruik ik medewerkers als spiegel. Ik vraag vaak aan mensen na een bijeenkomst wat ze goed vonden gaan en wat er voor verbetering vatbaar is. Dat is ook de manier waarop ik feedback geef aan de mensen om mij heen. Je merkt alleen soms dat medewerkers niet altijd het achterste van
hun tong durven laten zien als je om een reactie vraagt. Ergens blijf ik dan toch de directeur. Dat is jammer, want het is heel goed om te horen wat ze ergens van vinden. Gelukkig heb ik thuis een partner die heel direct is. Zij geeft onverbloemd weer wat ze ziet. Ik was er lange tijd van overtuigd dat ik op mijn werk anders was dan thuis; nuchterder en misschien wat zakelijker. Aan reacties merk ik nu, tot mijn verbazing, dat het niet zo is. Ik krijg van mijn collega’s dezelfde dingen terug als van mijn partner. Die ontdekking is ook mooi, want dat betekent dat je één mens bent; wat erin zit komt er ook uit. Ik kan het iedereen aanraden om zijn partner regelmatig om feedback te vragen. Voorwaarde is natuurlijk wel dat je een partner hebt, die ook tegengas kan geven. Daarnaast zijn er altijd nog
professionele coaches. Daar maak ik ook gebruik van. Het grappige is dat ze allemaal weer andere dingen teruggeven. Niet dat er een heel verschillend beeld ontstaat, maar ze leggen verschillende accenten, waardoor ik met iedere coach ook weer iets nieuws over mezelf leer. Dat maakt het een waardevolle ervaring. Wat gelukkig altijd terugkomt in het beeld is mijn enthousiasme. Als ik ergens niet enthousiast over ben, dan is dat overigens ook meteen te merken. Dan straal ik dat uit. Zelfs als ik mijn best doe om dat niet te laten merken. Om zeker te zijn dat het beeld dat ik hier van mezelf heb neergezet wel klopt, zal ik dit artikel voor publicatie nog even aan een paar collega’s voorleggen. Je weet maar nooit.” ■
Het Experiment - 3/ 2007
3
Hoewel het inmiddels in de stedelijke vernieuwing wel duidelijk is dat het niet
■ 22 Gerrit Breeman over leiderschap
alleen om de stenen gaat, maar vooral om de mensen, zijn lang nog niet alle wooncorporaties ook daadwerkelijk gewend om te investeren in mensen. Waar
■ 24 Jos van der Lans over de ER OP AF-omslag
houdt dit eigenlijk op? Je kunt als sociale verhuurder toch niet alle problemen van de samenleving op je nek nemen? Of toch wel? In dit themanummer van Het Experiment over investeren in mensen.
■ 17 Column door Jeroen Singelenberg Het is te zien in het maatschappelijk werk, in de sociale zekerheid, in de achter-
■ 18 Inzoomen met de Kanskaart naar buurtniveau
standsgebieden alias prachtwijken en in de ‘Achter de Voordeur’-projecten. Huisbezoek is weer normaal aan het worden. Jos van der Lans zet in dit nummer de historische ontwikkeling van bemoeizorg uiteen. Hij vraagt zich af, of we
■ 10 Scholen en corporaties samen wijzer
daarmee weer terug bij af zijn? Mogen we weer bemoeizuchtig, paternalistisch te werk gaan? Eefke Cornelissen en Taco Brandsen van de Universiteit van Tilburg namen
■ 12 Afscheidsinterview René Scherpenisse
voor de SEV de stand van zaken op bij zeven grootstedelijke ‘Achter de voordeur’-projecten. Op pagina 20 een schot voor de boeg op de binnenkort te verschijnen evaluatie: bemoeizorg wordt op prijs gesteld!
■ 14 Floormanagement in de Peperklip
Vorig jaar lanceerde de SEV de Kanskaart van Nederland. De Kanskaart is een precisie-instrument waarop iedereen op postcodeniveau kan zien hoe kansrijk
■ 15 Maatschappelijk rendement: het kan en het loont
zijn of haar wijk is en wat de sterke en zwakke kanten zijn. Over het inzoomen
■ 16 Stijgend waterwonen
De massale fysieke vernieuwing van probleemwijken maakt langzamerhand
met de Kanskaart naar buurtniveau leest u op pagina 8.
plaats voor een meer gemengde en kleinschalige aanpak, waarbij ook de
■ 18 Wie is de corporatie?
sociale en economische pijlers aandacht krijgen. Een aanpak die zijn oorsprong vindt in Engeland. Eerder dit jaar nam de SEV daarom samen met een zevental
■ 20 Bemoeizorg wordt op prijs gesteld; evaluatie Achter de voordeur
corporaties een kijkje in de keuken aan de overkant van de plas. Voor Britse woningcorporaties is investeren in mensen geen randverschijnsel maar core business. De overheid helpt mee door medefinanciering afhankelijk te stellen
■ 23 Column door Renée Schoonbeek
van lokale strategische samenwerking. Over inspirerende ideeën gesproken. Wat de Britse corporaties dan zoal doen leest u op pagina 24.
■ 24 Geen territoriumdiscussies of stroperig gepolder
Dat inspiratie niet altijd buiten de eigen grenzen gevonden hoeft te worden, bewijst Woonbron. In het artikel ‘Scholen en corporaties samen wijzer’ leest u hoe een goede samenwerking gevolgen kan hebben voor een hele wijk.
■ 26 In de buurt van ...
Verder is de Rotterdamse Peperklip inmiddels een succesverhaal geworden als voorbeeld van ‘Keer de verloedering!’. Het sleutelwoord: floormanagement.
■ 27 Agenda en publicaties
Op pagina 14 leest u over de ervaringen van Fred Bergwerff als floormanager en de deuren die open gingen. Het zal u niet ontgaan zijn. De SEV probeert samen met denkers, doeners en dromers vorm te geven aan de corporatie als maatschappelijke onderneming. Wie is eigenlijk die corporatie? De SEV neemt het initiatief om de identiteit van de corporatie als eigensoortige maatschappelijke onderneming voor eens en voor altijd scherp te stellen. Lees erover op pagina 18. Verder gaat de SEV in kaart brengen wie er reageren op plannen voor waterwonen, wie er afhaken en waarom. Op het landelijke SEV-congres Waterwonen, in april 2008, komen de resultaten van dit consumentenonderzoek aan bod, evenals het regelkader en de plannen voor waterwijken. Pilots en plannen leest u in ‘Stijgend waterwonen’ op pagina 16. En natuurlijk leest u het afscheidsinterview met René Scherpenisse. Op pagina 12 blikt hij uitgebreid terug op zijn loopbaan bij de SEV en vertelt hij over hoe hij bij de SEV belandde.
8
16
Ik wens u veel plezier met het lezen van dit extra dikke themanummer. En hoop u uiteraard te zien op ons congres ‘Investeren in mensen’ op 11 oktober in Utrecht.
Sander Sparenberg - september 2007
[email protected]
Het Experiment - 3/ 2007
OPINIE
4
DE LEEFWERELD ALS SPREEKKAMER
ER OP AF Je ziet het in het maatschappelijk werk, je ziet het in de sociale zekerheid, je ziet het in de achterstandsgebieden alias prachtwijken, je ziet het in de achter de voordeur-projecten die meedoen aan het gelijknamige SEV-experiment. Huisbezoek is weer normaal aan het worden. Zijn we daarmee terug bij af? Mogen we weer bemoeizuchtig, paternalistisch te werk gaan? Die angst begeleidt onvermijdelijk elke discussie over deze ER OP AF-omslag. De professionals die het nu voor het zeggen hebben, zijn immers vaak geschoold in de jaren zeventig en tachtig. Hun angst is echter onterecht.
Het Experiment - 3/ 2007
door Jos van der Lans beeld Mike van Bemmelen TIEN DEUREN VOORBIJ ONZE WONING op het Haagse Weigeliaplein nr. 43, was een deur waarachter niemand woonde. Dat was het kantoortje van de woningbouwvereniging, met daarnaast een soort werkplaats, waarin allerhande spullen voor het beheer waren opgeslagen. Ik weet het omdat het de enige blinde muur was op het plein en ik er eindeloos heb gevoetbald. Om mijn traptechniek te perfectioneren mikte ik de bal precies op het kleine witte gevelbordje waarop in zwarte letters WONINGBOUWVERENIGING ’S-GRAVENHAGE stond geschreven. We schrijven 1968. Het kantoortje werd gebruikt voor spreekuren van de woonmaatschappelijk werker (een aardige man, die regelmatig een balletje meetrapte), nieuwe bewoners konden er de sleutels ophalen, hun huurcontract ondertekenen en je kon er een afspraak maken met de technische dienst. Een jaar later werd het kantoortje gesloten. De ruimte werd verhuurd aan een schildersbedrijf en het zwart-witte naambordje werd verwijderd. De schildersbaas was persoonlijk bij mijn ouders langs geweest dat het uit moest zijn met dat trappen tegen zijn deur. Het daarop volgende seizoen scoorde ik opmerkelijk minder. Ik was mijn muurtje kwijt.
Trendbreuk De anekdote schoot me te binnen toen een directeur van een woningcorporatie mij een jaar of twee geleden vertelde dat zijn organisatie gewoon ‘weer’ met woonmaatschappelijk werkers werkte, die in de buurt kantoor hielden en als het even kon bij de mensen thuis op bezoek gingen. Hij vertelde het als iets dat zijn corporatie onderscheidde van andere corporaties, die immers al jaren geleden het woonmaatschappelijk werk in de ban hadden gedaan en hadden vervangen door woonconsultanten of andere functies die over het algemeen vanuit een hoofdkantoor opereerden en met wie je - zoals bij de meeste professionals in de publieke dienstverlening - een afspraak moest maken. “Mijn mensen”, zo sprak de directeur, “maken een afspraak met de bewoners en niet andersom.” Inmiddels staat zijn organisatie al lang niet meer alleen. Er lijkt sprake van een trendbreuk in de publieke dienstverlening waardoor de leefwereld van burgers expliciet als werkterrein, als professionele operatietafel, lijkt te zijn herontdekt. Huisbezoek, vroegtijdige interventies, bemoeizorg, de voordeur is niet langer meer een onneembaar bastion. In de Rotterdamse wijk Pendrecht schijnen bewoners al geklaagd te hebben over de hoeveelheid professionals die zij in hun huiskamer van koffie hebben voorzien. De vraag is hoe die omslag te begrijpen valt. Hoe kan het dat pakweg een kwart eeuw geleden professionele vertegenwoordigers van woningbouwcorporaties, van onderwijsinstellingen, van welzijnsorganisaties het huisbezoek afzworen en zich langzaam maar zeker terugtrokken uit de dagelijkse wereld van de mensen waarvoor ze werkten? En waarom is nu de omgekeerde beweging aan de gang? Wat is er veranderd?
Fase
Tijdperk van
Kenmerken
Verhouding professionalsburgers
1945 - 1965
Wederopbouw
Bevoogding
ER BOVENOP
1965 - 1985
Emancipatie
Bevrijding
ER NAAST
1985 - 2002
No-nonsense / markt
Distantie
ER VANDAAN
2002 -
Herontdekking leefwereld
Betrokken professionaliteit
ER OP AF
Er bovenop Grosso modo laat zich de ontwikkeling van hoe professionals in de publieke sector zich sinds de Tweede Wereldoorlog verhouden tot burgers in vier fasen samenvatten. (zie tabel.) De woonmaatschappelijk werker die kantoor hield achter mijn trapmuurtje op Weigeliaplein 43 was vermoedelijk de laatste representant van de ER BOVENOP-generatie. Eigenlijk is dat de oergeneratie van het sociaal werk in Nederland. Zij vormde een bevlogen generatie, die met armoede was begaan en mensen echt vooruit wilde helpen. Maar in het retroperspectief van onze tijd zijn wij minachtend op deze generatie gaan terugblikken als zijnde bevoogdend, moralistisch en betweterig. Zij waren streng, vertegenwoordigden de goede smaak en zagen het als hun taak om de lagere klassen beschaving bij te brengen. Hun mandaat was niet onaanzienlijk: sociaal werkers in allerlei gedaanten vormden nogal eens de poortwachters voor een nieuwe woning, financiële ondersteuning of andere vormen van hulp. In nogal wat steden waren ze na de Tweede Wereldoorlog de uitvoerders van de onmaatschappelijkheidsbestrijding, de collectieve poging om de arbeidende bevolking wat minder volks en wat meer individueel-hygiënisch te doen zijn. Tijdens hun huisbezoeken trokken hun ogen spiedend langs het huisraad. Hun vanzelfsprekende aanzien verbleekte echter razendsnel toen de jaren zestig op streek kwamen. Het regentendom en de burgerlijkheid moesten het massaal ontgelden, en in het kielzog daarvan kwamen ook de bemoeizuchtige professionals onder verdenking te staan. Onaangepastheid was niet een zorg, maar ook een recht. De afwijking was niet zozeer zorgelijk, maar eerder juist speciaal. De jaren zestig liepen uit in een groots feest van bevrijding, ontvoogding en romantisering van het bijzondere.
Er naast Deze ideologische omslag heeft grote invloed gehad. De vermaatschappelijking van de zorg is in die jaren begonnen. De opleidingen veranderden, sociale academies en sociale wetenschappen werden maatschappijkritische scholingscentra, waarin professionals leerden elke vorm van bevoogding achter zich te laten en zich juist veel meer moesten vereenzelvigen, zo niet solidariseren met hun ‘doelgroepen’. ER BOVENOP werd - als karakteristiek voor de omgang tussen professionals en burgers - ingewisseld voor ER NAAST. Luisteren werd belangrijker dan voorschrijven, het
5
In de volkshuisvesting is de stadsvernieuwing van de jaren zeventig geheel getekend door deze nieuwe professionele mentaliteit. opkomen voor de belangen van burgers werd normaal. In de volkshuisvesting is de stadsvernieuwing van de jaren zeventig geheel getekend door deze nieuwe professionele mentaliteit. Opbouwwerkers en bewoners stuurden samen met gemeenten deze stedelijke transformaties. Woningcorporaties mochten slechts uitvoeren wat zij besloten. Het kantoortje op het Weigeliaplein werd in die dagen door een bewonerscommissie bezet. Dat duurde tot de jaren tachtig. Hans Achterhuis legde de eerste bom onder de onschuld van de nieuwe professionals door in zijn bestseller ‘De markt van welzijn en geluk’ de goede bedoelingen in twijfel te trekken. De ER NAASTgeneratie was vooral bezig om zichzelf van werk te voorzien. Niet de vraag schiep hier het aanbod, volgens Achterhuis was het andersom: het aanbod hield de vraag in stand. De economische crisis, en het neoliberale nononsense beleid van de kabinetten Lubbers I en II nekten vervolgens het professionele zelfvertrouwen definitief. Bemoeien was al uit den boze, maar nu werd ook het engagement en de solidariteit in de ban gedaan. De elite van Nederland begon zich luidkeels te vermaken met grappen over welzijnswerkers.
Er vandaan De invloed daarvan was groot. De verzorgingsstaat werd op de schop genomen, het welzijnswerk in het defensief gedrongen. Het marktdenken deed zijn entree: slechts als uit de markt een vraag opkwam was een aanbod gerechtvaardigd. Dat nieuwe marktparadigma werkte door tot in de spreekkamer van de professionals die in toenemende mate afstand namen van hun cliëntèle. Vereenzelvigen was fout, mensen moesten een gemotiveerde vraag hebben om geholpen te kunnen worden. De professionele denkrichting werd: ER VANDAAN. Letterlijk, want instellingen in de publieke dienstverlening verschansten zich in steeds grotere organisaties die zich ook fysiek steeds verder weg van de leefwereld van burgers bewogen. ‘Achter de voordeur’ ontstond zo een professionele no go area. Daar kwam je niet, het idee dat je als professional zou kunnen aanbellen voelde ook vreemd, ongevraagd bemoeien deed je niet, dat was privacyschending. Alleen als het echt niet anders kon, als er echt ingegrepen moest worden, kwamen er nog wel eens mensen over de vloer. Meestal politieagenten...
Het Experiment - 3/ 2007
ER OP AF
OPINIE
6
Overigens paste die nieuwe afstandelijke professionele orde niet echt goed op de problemen waar veel instellingen mee te maken hadden. Nogal wat problemen hebben nu eenmaal niet de neiging om zich op afspraak te laten behandelen. Burenoverlast, kindermishandeling, seksueel geweld, psychiatrische crisissen, huurschulden, het zijn geen zaken waar mensen mee te koop lopen. Ja, wel de mensen die er last van hebben, maar niet de mensen die de problemen veroorzaken. Dus muntte begin jaren negentig de sociaal-psychiatrische verpleegkundige Henri Henselmans de term ‘bemoeizorg’ voor de geestelijke gezondheidszorg, ontstond er in welzijnskringen een discussie over ‘modern paternalisme’ en rukte er in Amsterdam namens de maatschappelijke opvang een vliegende brigade uit om op het laatste moment bij mensen thuis een huisuitzetting te voorkomen. Maar het waren vooralsnog initiatieven in de marge; de mainstream in de publieke dienstverlening groef zich steeds verder in een bureaucratische wereld van protocollen en registratiesystemen.
Er op af Vanaf 2002 begon het kwartje ook in deze nieuwe bureaucratische orde te vallen. De Fortuyn-revolte was ook een schreeuw van burgers om aandacht voor hun problemen, om serieus genomen te worden. Leefbaarheid regel je niet vanuit een kantoor. De ergernis over het feit dat tientallen instanties niet konden voorkomen dat een wanhopige vader zijn huis en dus zijn gezin in brand stak, een jeugdzorgdrama uit 2002 dat sindsdien elk jaar door even trieste tragedies werd opgevolgd. De wanhoop dat je nergens meer je verhaal kwijt kunt. Het ongenoegen over administratieve bureaucratische omgangsvormen. Het zorgde bij elkaar voor een atmosfeer waarin mensen
DE LEEFWERELD ALS SPREEKKAMER
- zoals in 2002 duidelijk werd - massaal hun vertrouwen opzegden in de instituties, en dat is iets dat geen enkele publieke dienstverleningsinstelling koud kan laten. Zo gingen - heel langzaam - de deuren weer open. Niet die van de burgers, maar van publieke instellingen.
Leefbaarheid regel je niet vanuit een kantoor. Vaak op een kier en zeker niet vanzelf, want professionals die geschoold zijn in afstand houden rennen niet spontaan de straat op. Maar wie serieus wat met burgers wil, kan niet om de conclusie heen dat succesvolle interventieprojecten vrijwel altijd gedragen worden door professionals die van wanten weten en er op uit trekken, die contact leggen, die verbindingen maken, die de leefwereld van mensen als hun spreekkamer zien. Het zijn vaak projecten die in de periferie van instellingen zijn ontstaan om hardnekkige en ernstige problemen te bestrijden en die de hoofdstroom ongemoeid lieten. Maar het besef is groeiende dat die aanpak niet de marge maar de kern van de professionaliteit in de publieke dienstverlening zou moeten uitmaken. Veel sociale problemen vragen om een andere vorm van professionele aanwezigheid, ja, zelfs om een andere vorm van professionele organisatie. Dat is wat zich nu in het land aftekent als de ER OP AFbeweging. Je ziet het in het maatschappelijk werk, je ziet het in de sociale zekerheid, je ziet het in de achterstandsgebieden alias prachtwijken, je ziet het in de Achter de Voordeur-projecten die meedoen aan het gelijknamige SEV-experiment. Huisbezoek is weer normaal aan het worden. Zijn we daarmee terug bij af? Mogen we weer bemoeizuchtig, paternalistisch te werk gaan? Die angst
begeleidt onvermijdelijk elke discussie over deze ER OP AF-omslag. De professionals die het nu voor het zeggen hebben, zijn immers vaak geschoold in de jaren zeventig en tachtig. Hun angst is echter onterecht. De burgers achter de voordeur en de professionals die aankloppen zijn immers niet dezelfde mensen als die elkaar in de jaren vijftig troffen. Beiden zijn veel ervaringen rijker, de burger is mondiger en begrijpt dat hij - ook al lukt het niet - uiteindelijk zelf verantwoordelijk is; de professional is oneindig professioneler en weet dat hij kan sturen, trekken en sleuren, maar nooit dicteren. Die levenswijsheid van beide partijen maakt hun samenkomst in de leefwereld van mensen niet alleen anders, maar vooral ook reëler en gelijkwaardiger dan vijftig jaar geleden. ER OP AF - het lijkt een kleine stap, maar de instellingen die deze weg in zijn geslagen ervaren stuk voor stuk dat de gevolgen ingrijpend zijn. Het vraagt een andere organisatie, andere vormen van verantwoording van professionals, minder managementcontrole en minder bureaucratie. Kortom: een andere professionele cultuur. Wie met mensen werkt, moet het werk ook als mensenwerk organiseren. Dat levert niet alleen winst op voor burgers en hun woonomgeving, maar ook voor professionals die in veel gevallen er hun werkplezier en zelfvertrouwen door hervinden. Want daar heeft het - in de aanzwellende kritiek op de professionele dienstverlening - de afgelopen decennia nogal eens aan ontbroken. ■ Jos van der Lans (www.josvdlans.nl) is cultuurpsycholoog en journalist/publicist. Tot juni 2007 was hij voor GroenLinks lid van de Eerste Kamer. Hij is voorzitter van het Netwerk Er Op Af, een organisatie die de professionele oriëntatie op de leefwereld probeert de stimuleren (zie www.eropaf.org).
IN SOCIALE PROJECTEN KAN JE NIET WONEN Er zijn nog steeds veel corporaties die vinden dat het oplossen van sociale problemen van bewoners niet tot hun takenpakket behoort. Moeilijke wijken kun je het beste aanpakken door de woningen mooier te maken, dan krijg je ook een beter publiek, is dan vaak de redenering. Onlangs heeft het SCP echter aangetoond dat in de meeste gevallen fysieke vernieuwing weinig heeft bijgedragen aan het oplossen van sociale problemen. Voor een corporatie die zijn maatschappelijke taak serieus neemt, blijven er in feite maar twee opties over: 1. overtollig vermogen inleveren bij de politiek die vervolgens zorgt voor herverdeling over de sectoren onderwijs, jeugd, werk & inkomen en welzijn en zorg; 2. zelf gaan investeren in die sectoren via strategisch partnerschap of dochtermaatschappijen.
investeringen ons op? Hoeveel middelen en mensen kunnen we hiervoor inzetten naast onze primaire taak als woningbeheerder? Onder de huidige gunstige conjunctuur zijn er op zich banen genoeg. In een aantal wijken zijn we nu zover dat er een cirkeltje is gezet om de harde kern van probleemjongeren en om de harde kern van mensen met ‘afstand tot de arbeidmarkt’. Hier kunnen we samen met coalitiepartners beginnen aan de langdurige en taaie opgave om deze harde kern kleiner te maken via de weg van activerende bemoeizorg. De concepten zijn inmiddels wel bekend: opzoeken achter de voordeur, een persoonlijk aanbod doen, ‘voor wat hoort wat’, zoals De Woonplaats (Enschede) dat noemt, een persoonsvolgsysteem en één case manager namens allen. Het is tijd om mensen in de kraag te pakken en een duwtje te geven in de goede richting. Corporaties die het woonmaatschappelijk werk hadden afgeschaft, kunnen dit op nieuwe wijze heruitvinden.
Op 11 oktober organiseert de SEV het congres ‘Investeren in mensen’. Daar worden voorbeelden getoond uit de nog bescheiden voorhoede van corporaties die voor de tweede optie hebben gekozen. Zij volgen de Engelse weg, waar JEROEN SINGELENBERG sommige corporaties al een kwart van hun omzet uit sociale projecten halen Waarnemend directeur SEV en in hun jaarverslag evenveel opgeleverde jongeren met startkwalificaties vermelden als opgeleverde woningen! In Nederland hebben corporaties nog geen dochtermaatschappijen opgericht met eigen staf en expertise op terreinen als jongeren, vakonderwijs, werk & inkomen en kunst- en sportprojecten. In Engeland vinden we hiervan al ettelijke voorbeelden. De Engelse ordening is dan ook veel opener dan de onze. In ons poldermodel moet je vooral niet op andermans terrein willen opereren; in Engeland kan iedere competente organisatie meedingen naar overheidscontracten. Als corporaties in de wijk gaan zitten met een trainingscentrum voor werklozen en jongeren en nieuwe doelgroepen weten te bereiken dan krijgen ze daarvoor het contract. Jammer dat dit hier nog niet kan. Misschien een experiment in één van de 40 wijken? Wat kunnen Nederlandse corporaties doen in de sociale pijler en hoever kun je hierin gaan? Het stadium waarin ook de voorhoedespelers verkeren is dat van een bonte portefeuille van kleinschalige sociale projecten op basis van trial and error. Je zet wat geld in op het niveau van een kookstudio voor allochtone vrouwen, een jongerenfoyer, een voetbalclub, een ponyclub en je hoopt dat een aantal kansarme en inactieve wijkbewoners er beter van worden en dat de sociale cohesie toeneemt. Samen met vier voorhoedespelers gaat de SEV zich nu het komende jaar echt verdiepen in systematische effectmeting: wat kost het, wat levert het op en hoe kan het wat duurzamer worden gemaakt? De Engelse ervaring heeft ons al geleerd, dat als je bevlogen mensen inzet en als je vooral inzet op basic skills, dat dan zo’n driekwart van de doelgroep er écht beter van wordt. En dat betekent dat deze mensen werk hebben, een opleiding volgen of deelnemen aan een vrijetijdsproject, en dus minder tijd hebben om rond te hangen in de buurt. Tot nu toe doen corporaties sociale projecten zo’n beetje erbij: ze hebben een stafmedewerker ervoor vrijgesteld, maar het is geen core business. Een enkeling als Woonbron (Rotterdam) vraagt zich af: welk deel van de maatschappelijke opgave in ons werkgebied kunnen wij voor onze rekening nemen? Welk rendement leveren sociale
7 Illustratie Len Munnik
Het Experiment - 3/ 2007
8
Het Experiment - 3/ 2007
beeld Absoluut Design
door Jeroen Singelenberg
Vorig jaar, net voor de zomer, lanceerde de SEV de Kanskaart van Nederland. Deze identificeerde voor het eerst welke wijken het minst gunstig scoren op een set objectieve verloederingsindicatoren. Bij de presentatie van de Kanskaart op het congres ‘Speldenprikken en Kanskaarten’ meldde de SEV al dat in een later stadium een experiment gericht op het inzoomen van de Kanskaart van Nederland naar buurtniveau zou volgen. Als voorbeeld koos de SEV de wijk Velve-Lindenhof in Enschede - naast zeven andere wijken.
DE WIJK VELVE-LINDENHOF IN ENSCHEDE is op het nippertje nog toegevoegd aan de 40 wijken van Vogelaar. Dit in ruil voor een andere wijk in de stad. Dat Enschede als één van de weinige gemeenten in staat bleek om de minister te overtuigen dat juist deze wijk de meeste aandacht nodig heeft, bewijst al dat Enschede voorop loopt wat betreft de informatie over wijken. Zo heeft Enschede een sociale kaart gemaakt voor de 14 woonservicegebieden waarop alle beschikbare gegevens over sociale structuur, onderwijs, voorzieningen, woningen en woonomgeving per CBS-buurt staan aangegeven. Hiermee wordt ook in één oogopslag duidelijk dat de problemen zich afspelen op het niveau van buurtjes en niet op het niveau van hele wijken. Deze informatievoorsprong, plus de aanwezige vitale coalitie tussen de gemeente (Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling) en de corporatie De Woonplaats, die haar sociale taak breed opvat, was reden voor de SEV om Enschede uit te kiezen als één van de vier pilots ‘Inzoomen op de kanskaart’.
Data en kaarten Binnen Enschede zijn twee wijken geselecteerd: de vroeg naoorlogse en deels vooroorlogse wijk Velve-Lindenhof en de Stroinkslanden-Zuid, een zogeheten bloemkoolwijk met veel woonerven en een slechte ontsluiting. Atlas voor Gemeenten integreerde landelijke databases - waaronder de Veiligheidsmonitor en gegevens van de Koninklijke Landelijke Politiedienst (KLPD), het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Centrum voor
INZOOMEN MET DE KANSKAART d
Velve-Lindenhof, Enschede
De Kanskaart bestaat uit twee delen. Het eerste deel geeft een beeld van de problemen die in de wijk spelen en waar deze problemen precies voorkomen. Deel twee gaat in op de achtergronden van de problemen. Per probleem is een aparte kaart opgenomen. De genoemde problemen blijken in bijna de hele wijk voor te komen. Deze gegevens komen voor alle straten in de stad beschikbaar en zullen bovendien in een reeks van jaren worden verzameld. Hierdoor wordt het mogelijk duidelijk in kaart te brengen hoe aandacht en middelen doelmatig verdeeld kunnen worden. Welke problemen spelen er? En, welke vooruitgang is geboekt met het dokteren aan wijken?
Velve-Lindenhof, Enschede
Index Leefbaarheid & Veiligheid overlast dronken mensen
overlast door drugsgebruik
overlast jongeren
vernieling openbare werken
rommel op straat
overlast van omwonenden
auto-inbraak
fietsendiefstal
inbraak in woningen
Score op de index (percentages) 50% tot 100% 45% tot 50% 40% tot 45% 35% tot 40% 0% tot 35%
Zie de leeswijzer voor een toelichting.
Centraal staat de index Leefbaarheid en Veiligheid: een score van meer dan 50% geeft de probleembuurten binnen de wijk aan (zie de donkerrode plekken op de kanskaart Velve-Lindenhof).
bekladding
Zie de leeswijzer voor een toelichting.
In Velve-Lindenhof vormen overlast door drugsgebruik, rommel op straat en bekladding de grootste problemen.
Het Experiment - 3/ 2007
Werk en Inkomen (CWI)- met gemeentelijke gegevens tot een precisie Kanskaart (versie 2) op het niveau van 6 positie postcodes. Dit zijn gebiedjes ter grootte van een straat of bouwblok.
Enschede heeft inmiddels ook een persoonsvolgsysteem (VIS2; Vangnet Informatie Samenwerking Systeem) opgezet. Hierbij worden niet alleen de geconstateerde problemen op individueel niveau geregistreerd, maar ook de voortgang van vervolgtrajecten.
Bemoeizorg achter de voordeur Enschede gaat nog een stap verder met inzoomen. De meeste problemen spelen zich immers af achter de voordeur en niet op straat. Huisbezoekteams (bestaande uit medewerkers van het maatschappelijk werk, politie, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling welzijnsorganisaties en de gemeentelijke basisadministratie) hebben bij ongeveer 100 woningen huis-aan-huis aangebeld in een deel van Velve-Lindenhof waar corporatie de Woonplaats bezit heeft. Dit zijn tevens de donkerrode straten op de kanskaart. De insteek was ‘kansen bieden, kansen beschermen’, om zo een goede balans te krijgen tussen zorg enerzijds en ‘dwang, drang en handhaving’ anderzijds. Tijdens de gesprekken zijn sociale problemen aan het licht gekomen en aangepakt. De bewoners waren maar al te blij met deze nieuwe vorm van bemoeizorg. De respons was dan ook vrijwel 100%! Via overdracht van dossiers beschikt het wijkzorgteam van deze wijk over relevante informatie over multiprobleemhuishoudens. Met 10% van de bezochte huishoudens zijn vervolgtrajecten afgesproken in de sfeer van hulpverlening of activering. In de slipstream van de huisbezoeken is het gelukt om meer dan vijf personen die al zeer lang een uitkering hadden te activeren naar werk. De succesfactoren hiervoor zijn: geen vooringenomen houding, bezoek aan huis, één-op-één benadering en er dicht op gaan en blijven zitten, met zonodig een combinatie van straffen en belonen.
Atlas voor Gemeenten integreerde landelijke databases met gemeentelijke gegevens. Enschede heeft inmiddels ook een persoonsvolgsysteem opgezet.
vooruitgang (leren en werken) of in de wijk (vrijwilligerswerk of dienstverlening), zij beloond kunnen worden in het kader van Gold Service. Een boter-bij-de-vis methode waarbij inspanningen extra’s voor in de woning kunnen opleveren of korting geven bij de aankoop van de woning. Maar die extra’s moeten dan uiteraard wel eerst worden verdiend. Het zoeken is nog naar de juiste positieve prikkels en de wijze waarop de waardering van de diverse acties van bewoners zal plaatsvinden.
Velve-Lindenhof zal niet binnen een jaar van een probleemwijk in een prachtwijk veranderen. Dat is natuurlijk retoriek. Daarvoor zijn de achterstanden te hardnekkig en te langdurig. Het gaat hier ook niet in de eerste plaats om nog kneedbare jongeren, maar vooral om oudere langdurig werklozen. Verder is er nog steeds het probleem van de drugshandel, mede ontstaan door de nabijheid van de Duitse grens. Bovendien vindt (gedeeltelijk geautomatiseerde) bestands- Maar er is wel degelijk ook goed nieuws. De meeste vergelijking vanuit de wijkzorgteams plaats. De informatie bewoners hebben de stap gewaagd om te kiezen voor is op verschillende autorisatieniveaus beschikbaar voor de nieuwbouw in plaats van renovatie. Ruim 90% van de woningen wordt vervangen door nieuwbouw. Hiermee inmiddels 24 deelnemende instellingen in Enschede. Uit een evaluatie onderzoek van het ‘Achter de Voordeur’- geven ook zij blijk van ambities. De deuren gingen overal project bleek dat alle betrokken bewoners zeer enthousiast open voor het huisbezoekteam. Daarnaast heeft de wijk als bijzonder fenomeen nog steeds een buitengewoon waren over het primaire gesprek, maar dat de vervolgtrajecten in de waarneming van deze bewoners nog beter actieve speeltuinvereniging die zelf haar clubgebouw beheert. Over een jaar gaat de SEV daarom weer kijken uit de verf moeten komen. in Velve-Lindenhof om te zien wat er is gebeurd. ■
Gold Service De Woonplaats en de gemeente Enschede proberen mensen uit de wijk met een langdurige traditie van werkloosheid te activeren volgens het principe ‘voor wat, hoort wat’. Dit houdt in dat als mensen gaan investeren in hun eigen
Kanskaarten of wijkwijzers zijn te bestellen via www.wijkwijzer.nl. Meer informatie: ‘Op weg naar Early Warning’, Stichting Atlas voor Gemeenten; Utrecht, februari 2007.
NAAR BUURTNIVEAU Velve-Lindenhof, Enschede
Velve-Lindenhof, Enschede
Bloemkoolbebouwing (bouwperiode 1975-1985)
Sociale huurwoningen
Werkloze jongeren in kansrijke omgeving
Hoogbouw
Sociale huurwoningen
Gebrekkige kwaliteit bebouwing
Fysieke woonomgeving
Langdurig werklozen (in kansrijke omgeving)
Velve-Lindenhof, Enschede Winkelcentra
Gebrek aan zelfstandigen
Gebrek aan hogere inkomensgroepen
Sociaal-economische positie
Omvang van de stad
Gebrek aan sociale samenhang
Bevolkingssamenstelling
Hangplekken
Schoolgebouwen
Winkelcentra Café's
Afstand tot binnenstad
Jongeren in de buurt van winkels
Gebrek aan gezinnen met kinderen
Antillianen in de omgeving Jongeren tussen 10 en 19 jaar
Aandeel sociale huurwoningen
Marokkanen in de omgeving
Gebrek aan ouderen
weinig
veel
Zie de leeswijzer voor een toelichting.
Zie de leeswijzer voor een toelichting.
Zie de leeswijzer voor een toelichting.
De wijkwijzer in het tweede deel van de Kanskaart laat zien dat vooral de vele lage inkomens en langdurig werklozen ten grondslag liggen aan genoemde problematiek.
9
Deze sociale problemen concentreren zich in het middengebied van de wijk, daar waar de corporatiewoningen staan.
Een specifieke overlaststrook wordt daarnaast gevormd door de westelijke rand van de wijk, een straat met particuliere panden en kroegen.
10
Het Experiment - 3/ 2007
Armpjedrukken Samen sterk; leerlingen van de Brede School De Boog in het Rotterdamse Schiemond tijdens het jaarlijkse pleinfeest.
Shirtsponsoring Door shirtsponsoring maakt Woonbron het kansarme gezinnen toch mogelijk hun kinderen op een sportvereniging te doen.
De uitval van jongeren op scholen en het gebrek aan voldoende goede stageplaatsen is een breed gedeelde maatschappelijke zorg. In 2005 verlieten nog 63 duizend jongeren voortijdig hun opleiding, in 2006 waren dat er 57 duizend. Jongeren ‘binnenboord houden’ en het combineren van wonen, leren en werken zijn daarom belangrijke thema’s binnen het programma ‘Keer de Verloedering!’ In toenemende mate gaan gelukkig ook corporaties met deze thema’s aan de slag. door Sander Sparenberg, beeld Woonbron Rotterdam
SCHOLEN EN CORPORATIES
ss Rotterdam De thuiskomst van de ss Rotterdam moet de oude havenwijk Katendrecht een belangrijke impuls geven. Het gedurfde project biedt jongeren met startproblemen perspectief op werk.
foto J. Kruyf
SAMEN WIJZER
Het Experiment - 3/ 2007
INMIDDELS IS LANDELIJK DE BREDE SCHOOL ONTDEKT, welke naast het regulier onderwijs ook het gezin betrekt en als het ware een stukje opbouwwerk verricht. Een school met lage drempels en veel activiteit dus. Een plek waar verschillende partijen elkaar vinden en ondersteunen. Corporaties kunnen hierbij een belangrijk steentje bijdragen vindt Victor Dreissen, adviseur markt en beleid Woonbron. “Als corporatie willen wij onze klanten niet alleen goede huisvesting bieden. We willen ook dat zij zich zoveel mogelijk ontplooien. Dat kan op verschillende manieren. Corporaties kunnen daarbij helpen.” Een goed voorbeeld is de Brede School De Boog in het Rotterdamse Schiemond. Hier wordt dagelijks hard gewerkt aan een gestructureerd en doorlopend aanbod van activiteiten van maatschappelijke ontwikkeling voor kinderen en hun ouders. De school telt zo’n 260 leerlingen. Vrijwel allemaal van allochtone afkomst. “De school betekent een veilige leeromgeving voor een kind, maar heeft meer potentie. Ook voor ouders, de buurt of voor een hele wijk. Zo wordt De Boog ook gebruikt voor volwassenenonderwijs om bijvoorbeeld taalachterstanden weg te werken en doen de ouders praktische informatie op. Wat is een rapport en wat staat er eigenlijk allemaal in de schoolgids”, licht Iwan Goede, projectmanager Schiemond namens Woonbron toe.
zelfredzaamheid kunt vergroten”, vult Dreissen aan. Door shirtsponsoring maakt Woonbron het kansarme gezinnen toch mogelijk hun kinderen op een sportvereniging te doen. Dreissen: “We streven naar weerbare wijken. In weerbare wijken is de situatie optimaal voor verdere ontwikkeling. Sport en cultuur kunnen daar een belangrijke rol in spelen en verdienen dus de nodige aandacht. Daarnaast is het natuurlijk zo, dat de intentie of de mentaliteit die je als corporatie hebt, bepaalt of organisatiegrenzen vervagen en wat de mate van samenwerking met andere partijen is. Het samenbrengen van partijen en het aanjagen van processen zijn taken die een corporatie heel goed op zich kan nemen.”
Vaak is het zo dat er wel geld is en dat er wel mogelijkheden zijn, maar dat individuele bewoners de weg niet weten te vinden.
Schakel in de wijk Naast Woonbron onderhoudt De Boog relaties met het maatschappelijk werk, het buurthuis, de peuterspeelzalen, de buurtagent en met zorginstanties. Omdat De Boog enerzijds contacten heeft met de leerlingen en ouders en anderzijds met de meest uiteenlopende instanties, vormt de school een belangrijke schakel in de wijk. “In Schiemond was de situatie zo dat de school behoefte had aan uitbreiding. Er was wel een speelzaal, maar geen gymzaal. De dienst JOS (Jeugd Opvoeding en Samenwerking) en de deelgemeente lagen dwars. Zij zagen met het oog op de vergrijzing geen heil in de plannen. Wij hebben toen een doorbraak geforceerd in de uiteindelijke realisatie, waarbij wij onze verantwoordelijkheid hebben genomen met betrekking tot de bouw van de gymzaal en zij de ruimte van ons huren”, zegt Goede. De kracht van de uitbreiding zit niet alleen in de bouw van een geschikte accommodatie waar de kinderen kunnen sporten, maar is even zo belangrijk voor de buurt en haar bewoners. Goede: “Er worden clinics gegeven die kinderen laten kennismaken met een sport en met elkaar. Verder kan de ruimte multifunctioneel gebruikt worden. Zo kunnen er ook allerlei buurtactiviteiten plaatsvinden. Een belangrijk ander aspect is ouderparticipatie en de participatie van buurtbewoners die bijvoorbeeld ook lid kunnen worden van de sportvereniging die in dezelfde ruimte is gehuisvest.” Bovendien kunnen ouders ook zitting nemen in het bestuur van de vereniging. Door bewoners op deze manier wegwijs te maken hoopt Woonbron hen in staat te stellen om later wellicht een eigen vereniging op te richten. “Vaak is het zo dat er wel geld is en dat er wel mogelijkheden zijn, maar dat individuele bewoners de weg niet weten te vinden. Het is prachtig als je hen als corporatie de weg kunt wijzen en hun
Wonen, leren en werken Een ander veelbelovend project is dat van het voormalige vlaggenschip van de Holland-Amerikalijn dat in 2000 werd afgedankt als cruiseschip. Woningcorporatie Woonbron en het Albeda College zagen wel brood in de ss Rotterdam. “Het schip is vanaf 31 maart 2008 toegankelijk voor het publiek”, laat Hans Elemans, kapitein van het schip, vanuit Frankrijk weten. Het gaat ruimte bieden voor: ■ een bezoekerscentrum en een museumroute; ■ drie restaurants; ■ een groot congres- en partycentrum; ■ meerdere grote zalen; ■ een theater met 600 stoelen; ■ exclusieve kantoorruimte; ■ een hotel met 280 kamers, waarvan 40 shortstay plaatsen in een woonhotel; ■ een jongerenfoyer met leer-woon-werkplaatsen. De thuiskomst van de ss Rotterdam moet de oude Rotterdamse havenwijk Katendrecht een belangrijke impuls geven. Het gedurfde project biedt jongeren met startproblemen perspectief op werk en kan op meerdere fronten een rol spelen om de verloedering in de wijk te keren. Het is de bedoeling een toeristische attractie te maken van het voormalige cruiseschip van de Holland Amerika Lijn. Het Rotterdamse Albeda College wordt ingeschakeld om een unieke vorm van wonen, leren en werken op het schip toe te passen. De ss Rotterdam gaat jongeren woonruimte en stageplaatsen bieden. Jaarlijks kunnen wel zo’n 800 leerlingen een stage of leer-werktraject aan boord volgen, voor opleidingen op het gebied van horeca, toerisme, beveiliging en techniek.
11
Sinds het voormalige vlaggenschip van de Holland America Line (HAL) in juni 2005 is gekocht, is er een ‘harde kern’ van oud-opvarenden. Zij zijn onder andere nauw betrokken geweest bij de voorbereiding van de sleepreis van de Bahama’s via Gibraltar, Cadiz en Gdansk naar Wilhelmshaven in Duitsland, waar het schip volledig gerenoveerd wordt. Zij hebben er onder meer voor gezorgd dat de belangrijkste installaties aan boord weer functioneren. In een volgende fase wil het Albeda College, straks één van de voornaamste gebruikers van de Rotterdam, vaklieden inschakelen bij het praktijkonderwijs. Daarvoor zal ook een beroep worden gedaan op de zestienhonderd leden van De Lijn, de vereniging van oud-opvarenden van HAL-schepen. Het Albeda College ziet het lesgeven in een zo echt mogelijke praktijksituatie, als dé methode om risicoleerlingen aan te spreken. Sommigen spreken zelfs al van ‘het ultieme herontwerp van het beroepsonderwijs’.
Investeren in... Ook corporaties die dicht bij hun kerntaak blijven kunnen niet volstaan met enkel en alleen fysieke middelen. Investeren in mensen, daar gaat het om. Samen maken zij de wijk, waarbij de buurt fungeert als vindplaats. Jongeren missen soms toekomstperspectief, omdat goede stage- en leerwerkplaatsen ontbreken. Corporaties kunnen hierbij helpen. Soms is de thuissituatie niet goed en kunnen jongeren zich dus niet voldoende concentreren op de opleiding. Foyers en werkhotels kunnen voor hen een uitkomst bieden. Daarnaast mogen corporaties en onderwijsinstellingen de handen ineenslaan om overlast van bijvoorbeeld uitwaaierende jongeren te beperken. De taakopvatting van zowel onderwijsinstellingen als corporaties is doorslaggevend bij het vinden van de juiste oplossing. Hoe ver willen scholen en corporaties gaan?
Jongeren missen soms toekomstperspectief, omdat goede stage- en leerwerkplaatsen ontbreken. Corporaties kunnen hierbij helpen. Meer informatie De SEV heeft een verkenning laten uitvoeren naar bestaande samenwerkingsverbanden tussen corporaties en scholen en de ontwikkelperspectieven daarin. De verkenning ‘Corporaties en scholen’ is uitgevoerd door Stad in Beweging en is te bestellen via www.sev.nl. ■ Contactpersoon SEV, Judith de Jong, programmabegeleider ‘Keer de verloedering!’, telefoon 010 - 282 50 72.
12
Het Experiment - 3/ 2007
“WAAR IK BEN BEGONNEN? In 1984 haalde ik m´n diploma opbouwwerker. Toen was ik drieëntwintig. Mijn eerste baan was bij de LOBH. De Landelijke Organisatie Belangengroepen Huisvesting was een voorloper van de Woonbond. We hielden ons onder andere bezig met de huisvesting voor jongere één- en tweepersoonshuishoudens. Er werden met wanstaltige subsidies de prachtigste wooneenheden gerealiseerd. Een beetje calculerende, inmiddels oudere, jongere woont er nu nog. In Tetterode bijvoorbeeld, of De Halve Wereld in Amsterdam. Natuurlijk waren woonconsumentenbeleid en woonruimteverdeling ook zaken waar we ons tegenaan bemoeiden.”
Van bingo naar beleid “In ’86 las ik een advertentie van de ANBO, de ouderenbond. Die had toen 200.000 leden met 500 lokale afdelingen. Er moest een omslag komen van recreatieve activiteiten richting belangenbehartiging. ‘Van bingo naar beleid’ was de leuze. Ik begon als beleidsmedewerker en werkte onder meer aan het ondersteuningsaanbod voor lokale afdelingen. Ook ontwikkelde ik een basiscursus Volkshuisvesting voor ouderen. Er heerste bij de ANBO een beetje een vakbondsachtige sfeer. Er waren relatief veel oud-vakbondsmensen actief. Uiteindelijke werd ik hoofd van de nieuw op te zetten afdeling Beleid die ging over wonen, maar ook over inkomen, zorg, welzijn en de positie van oudere alleenstaande vrouwen. In die periode had ik voor het eerst contact met de SEV. Ik schreef een ideeënnotitie voor een keurmerk voor ouderenhuisvesting. Dat was de eerste stap naar het Seniorenlabel. Als ik bij de SEV kwam, trof ik een dynamische, frisse en spannende club. Dus toen ik in ’92 gevraagd werd om er te komen werken, heb ik meteen ‘ja’ gezegd. Het was voor mij een bijzonder leuke en leerzame tijd. Dirk Bergvelt was indertijd verantwoordelijk voor de welzijns- en zorgkant van ouderenhuisvesting. Ik deed het fysieke deel.”
Wilde plannen
Het bredere wonen
“De SEV ontwikkelde toen Opplussen, Aanpasbaar Bouwen, het Politiekeurmerk en de Tussenstap… Dat ding waarmee je het traplopen kon verlichten. Bij de SEV krijg je ruimte om wilde plannen uit te voeren. Daar hoort veel verantwoordelijkheid bij. Ik kreeg het idee voor de Mobiele Modelwoning. Een verplaatsbaar huis waarin al onze eisen zaten voor labels, toegankelijkheid, veiligheid, levensloopbestendigheid, etc. ‘Als ik een derde daarvan uit het SEV-budget financier, klets ik de rest wel hier en daar bij elkaar’, zei ik tegen Jim (Schuyt, toenmalige SEVdirecteur, red.) Hij antwoordde: ‘Je gaat je gang maar. Het lukt je niet, maar doe vooral je best.’ De Mobiele Modelwoning stond zes weken later op de BouwRAI en was vervolgens op allerlei andere plaatsen in het land te bezichtigen. In ’96-’97 verbreedde ik mijn werkveld en hield ik mij bezig met productvernieuwing voor corporaties, zoals allerlei tussenvormen voor huren en kopen.”
“In mijn Woonbrontijd schreef ik samen met Martien Kromwijk (voorzitter raad van bestuur, red.) het essay ‘Wonen moet meer van mensen worden’. Kern: wég met die paternalistische betuttelende twintigste-eeuwse opvatting dat corporaties weten wat het beste voor de bewoners is. Met het leefstijlenonderzoek konden we een veel scherper passender aanbod doen. Het uitgangspunt was de gemiddelde consument en die bestaat niet. Wij wilden meer differentiëren. Het denken in waarden en leefstijlen leerde ons op een andere manier naar de vraag te kijken. Te Woon bijvoorbeeld, vroeg om een nieuw bedrijfsinformatiesysteem. Een redelijk riskante onderneming, maar wel noodzakelijk om je strategie door te voeren. En dus werd er gewoon doorgepakt. Ik houd van die gerichtheid op het bredere wonen. Woonbron ging ook coalities aan met allerlei partijen in buurten en wijken. De belangrijkste leerpunten? Vooral wat een goede stevige corporatie met ideeën en lef voor wonen en mensen kan betekenen. Hoe je als corporatie het begrip ‘maatschappelijk ondernemen’ daadwerkelijk in praktijk kan brengen. Wij zeiden altijd: ‘Je moet verdienen waar het kan om uit te geven waar het moet’. Ik ben niet van de school van het ongelimiteerde subsidiëren. Je moet geen bewoners trekken omdat je een soort Sinterklaas bent, maar je moet je ondernemerschap serieus nemen en bedrijfsmatig werken. Dan kan je daar waar het nodig is beter wonen aanbieden. Toegespitst op de wensen van de bewoners.”
Wonen moet meer van mensen worden “In ’98 was ik klaar voor een andere baan. Woonbron kende ik al via de SEV, omdat zij met MGE (Maatschappelijk Gebonden Eigendom, red.) werkten. Het was toen een startende corporatie, uit een fusie ontstaan. Ze wilden innovatie een belangrijke plek geven in hun beleid. Ik kon daar aan de slag als directeur Innovatie en Strategie. Een ideale plek om de corporatie van binnenuit goed te leren kennen. Iedereen was ambitieus, de corporatie had veel binding met de stad. De frisse wind en het nieuwe elan uit de fusie leverden een explosieve combinatie van kansen en mogelijkheden op, plús de ruimte voor veranderingen. Die werden volop benut: Koopgarant, Te Woon en Denken in leefstijlen. Alle ontwikkelde producten gingen na een pilotfase in praktijk voor duizenden mensen.”
Maatschappelijke betrokkenheid “Je woonsituatie is zó bepalend voor je levensloop. Zeker voor kinderen. Wat je met wonen kan bijdragen aan het perspectief voor mensen is mij heel erg duidelijk geworden. Als jonge mensen aan het begin van hun carrière iets tastbaars willen bijdragen aan de maatschappij, zeg ik: ‘Ga werken bij een corporatie.’ Je krijgt daar de kans om
Het Experiment - 3/ 2007
13
René Scherpenisse ruilde het SEV-directeurschap in voor de functie van bestuursvoorzitter bij Portaal. Ik mag het afscheidsinterview doen. Het was te verwachten. We zijn allebei SEVvers, werkten veel samen en hebben dus een gemeenschappelijke historie. Uiteindelijk is het interview een terugblik op de carrière van René. Als je zijn loopbaan volgt, onthullen zich vanzelf zijn drijfveren. En daar wilde ik het graag door Frieda Crooy, fotografie Mike van Bemmelen met hem over hebben. DE PASSIE VAN RENÉ SCHERPENISSE
WONEN EN MENSEN
snel aan perspectiefontwikkeling bij te dragen. Er is zoveel mogelijk. Ook ik vind dat er een relatie moet zijn met wonen, maar dat is een breed gebied. Corporaties moeten zich wel bewust zijn van wat ze wel en niet kunnen. Je kan als corporatie een school neerzetten, maar je moet geen leraren gaan aanstellen.”
toenmalig minister Winsemius geconcludeerd dat de SEV weer stevig op de kaart staat. Er is een relevant experimentenprogramma, zowel in het veld als op het beleid lopen we vooruit en het draagvlak in de wereld van wonen en bouwen is breed.”
Toppers “We hebben echt toppers in de drie verschillende programma’s. In Keer het taboe van de chronische woonterroristen dat we doorbreken met de Skaeve Huse. Tien gemeenten doen inmiddels mee. En dan heb je de Engelse aanpak bij stedelijke vernieuwing, waarbij niet de stenen centraal staan, maar de mensen. In Beweeg heeft het experiment met de WoonwaardeInhoud, enthousiasme en lol bonnen veel perspectief. Dat gaat er echt een keer van “In 2004 heb ik voor mezelf gewerkt en het komen. De sociale koop en de koperscorporatie hebben Woonnetwerk opgezet. Veel corporaties stelden zich de wat tijd nodig om te landen. Leon Bobbe (directeur vraag hoe ze een betere maatschappelijk ondernemer Dudok Wonen, red.) staat aan de wieg van dat experikonden worden. Een netwerk met geestverwanten leek ment en die heeft het over de ‘paradigma shift’, want het me dienstig. Inmiddels zijn er zeventien corporaties vraagt om een radicaal andere manier van denken. aangesloten. Bij de SEV was dat jaar een reorganisatie gaande. Interim- Visitatie is natuurlijk hét experiment van Vernieuw. Het heeft een nationale betekenis. De SEV heeft samen met directeur Koos Parie vroeg me half 2004 om mee te de Auditraad iets bedacht waarvoor veel draagvlak is ontdenken over die heroriëntatie. Op zijn verzoek heb ik staan. Ook buiten onze sector. En tegelijkertijd is het heel een meerjarenplan geschreven. controversieel. Een mooi voorbeeld van de onverdachte Toen me gevraagd werd om directeur te worden heb ik rol van de SEV, die we hebben door onze onafhankelijke natuurlijk ‘ja’ gezegd. Een mooie uitdaging om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het implementeren van positie. Het Rijk of Aedes hadden dat niet gekund. Met ‘Het Maatschappelijk Harder’ krijgen we eindelijk het nieuwe bedrijfsplan: kleiner, minder bureaucratisch, een instrument om het maatschappelijk rendement te meer gefocust met de drie programma’s Keer, Beweeg meten. Het is toch raar dat een corporatie alleen over renen Vernieuw. Die thema’s, bedacht in 2004, zijn nu de dement van het vastgoed kan rapporteren omdat maatspeerpunten van de overheid. schappelijk rendement niet meetbaar is.” Ook de lol moest weer terug komen. Zowel intern als extern. Het is leuk om bij en met de SEV te werken. We hebben maar een beetje geld te vergeven, dus dat Wonen is lokaal moeten we compenseren met een heleboel inhoud, “Dit hele gesprek is doorspekt met de wil om vanuit de ideeën en enthousiasme. Ik beschouwde de hernieuwing verantwoordelijkheid van corporaties maximaal maatvan de SEV als een specifieke opdracht en wilde me mini- schappelijk rendement te halen. Ik zeg maar zo: ‘stand maal drie jaar verbinden. Eind vorig jaar hebben we met verplicht’. Voor mij zit dat altijd heel sterk in het verbete-
Je kan als corporatie een school plaatsen, maar je moet geen leraren gaan aanstellen
ren van de positie van mensen die het iets minder hebben. Daarbij hoort een vraag waarvan ik vind dat je die jezelf altijd moet stellen: ‘Zou ik hier mijn kind willen laten opgroeien?’ Is het antwoord ‘nee’, dan is de aanpak van dat complex, of die wijk of buurt het eerste agendapunt voor de eerstvolgende vergadering.
Je moet jezelf altijd de vraag stellen ‘zou ik mijn kind hier willen laten opgroeien?’ Er zijn natuurlijk veel meer probleem- of als je wilt aandachtswijken dan die veertig wijken van Vogelaar. Portaal heeft z’n eigen wijkenlijst gemaakt, waar zij de komende jaren bij voorrang in wil investeren. In die wijken gaat het erom het perspectief terug te brengen. Het kan toch niet zo zijn dat de wijk waar je vandaan komt bepaalt wat je kansen zijn? Nu is dat wel degelijk zo: er zijn wijken waar 60 tot 70 procent van de jeugd zonder diploma van school komt. Er zijn ook meer gezondheidsproblemen. Daar moeten corporaties hun expertise en financiële middelen zo effectief mogelijk inzetten. Niet door alles zelf te doen, maar door desnoods even de kar te trekken als anderen het erbij laten zitten. Maar even terug naar specifiek Portaal: de lijn van lokalisering die door Koos Parie is ingezet wil ik voortzetten. Wonen is lokaal, dáár moet het gebeuren. Daarbij moeten de lokale werkers zich gesteund voelen door de middelen en professionaliteit van een grote corporatie. Ik ben een voorstander van een grote corporatie die op bepaalde niveaus klein blijft. Vergelijk het met de SNS bank die is ‘groot geworden door klein te blijven’. En ja, natuurlijk zal ik de SEV missen, maar je denkt toch niet dat jullie van me af zijn?” ■
Het Experiment - 3/ 2007
beeld Fred Bergwerff
14
VERLOEDERING IS TE KEREN
FLOORMANAGEMENT IN DE PEPERKLIP De Rotterdamse Peperklip is inmiddels een succesverhaal geworden als voorbeeld van ‘Keer de verloedering!’. De gebruikte methodiek, floormanagement, wordt inmiddels ook op andere plaatsen toegepast. Het concept berust op een koppeling tussen beheer en sociale sturing. Gedurende een jaar was Fred Bergwerff floormanager in de Peperklip. Wat maakte deze aanpak volgens hem tot een succes? door Ingrid Pieters
Beginnen met fysiek investeren
DE PEPERKLIP IS ONTWORPEN DOOR CAREL WEEBER. Een bekende spraakmakende architect die het complex neerzette als reactie en kritiek op de woningen uit de jaren tachtig, de zogeheten bloemkoolwijken met veel hofjes en een slechte ontsluiting. Het is één van de laatste voorbeelden van grootschalige woningbouw in de sociale sector. Het complex bestaat uit 550 woningen en heet de Peperklip, omdat de toenmalige burgemeester van Rotterdam Peper heette en het van bovenaf gezien de vorm heeft van een open gebogen paperclip. Toen Fred Bergwerff als floormanager begon in het complex speelden er een aantal problemen. Twee maanden lang werd daarom vanuit een woning 24 uur per dag en 7 dagen in de week een beeld gevormd van de problematiek. Bergwerff: “Helemaal in het begin liep ik met de woonconsulent de hal in naar de lift. Ik zag daar een hondendrol liggen en wees de woonconsulent erop dat dit een behoorlijk probleem moest zijn. ‘Zo gaat dat hier’, luidde de reactie. Daardoor ontstond bij mij het beeld dat die hele groep bewoners was afgeschreven en dat er daar nu eenmaal rare dingen gebeurden. De anonieme sfeer was een ander probleem. Mensen kenden de buren niet. Er was veel overlast en criminaliteit van Antilliaanse hangjongeren. Het was er niet veilig. De bergingen in de plint van de Peperklip werden voortdurend opengebroken door junks en jongeren vierden daar hun feestjes. Er woonden daar zelfs mensen!”
Door Werken aan de Stad in te schakelen gaf de corporatie de Peperklip een laatste kans. Omdat het sociaal niet goed ging, ontbrak de zin om fysiek te investeren. Werken aan de Stad draaide dat om: welke fysieke maatregelen kunnen we nemen om de sociale maatregelen te versterken? Allereerst wilden zij de garantie dat de Peperklip nog vijftien jaar zou blijven staan. Daarna ging Fred Bergwerff met een aantal bewoners om de tafel zitten. Zij vertelden wat zij belangrijk vonden op fysiek gebied: de bergingen en de warmwatervoorziening. Bergwerff is toen als eerste veilige bergingen gaan bestellen bij Vestia en vertelde de bewoners dat in de Peperklip de veiligste bergingen van Nederland zouden komen. Dit versterkte het gevoel dat het goed zou komen. Samen met enkele bewoners bedacht Bergwerff om iedere maand iemand uit te roepen tot ‘Parel van de maand’. Die titel was bedoeld voor een bewoner die zich op een positieve manier inzet voor het complex. Een foto van deze man of vrouw kwam te hangen in de ‘Galerij der Parels’, en dat vergrootte de saamhorigheid. Werken aan de Stad formuleerde in hun plan van aanpak de volgende doelstelling over bewonersparticipatie: ‘binnen een jaar doet tien procent mee, dat zijn 55 adressen.’ Hiertoe werd onder andere een ruimte ingericht tot Studio Peperklip. Het draait nog steeds en is erg succesvol. Marokkaanse vrouwen kunnen hier cursussen Nederlands, computercursussen en aerobics volgen. Toen de bergingen geplaatst waren, de eerste huisuitzettingen een feit waren en Studio Peperklip liep, heerste
bij veel bewoners het idee dat het goed zou komen met het complex. Een mooi moment om de burgemeester een keer langs te laten komen. Daarna was in de kranten te lezen dat de bewoners positief waren tegen de Rotterdamse burgemeester Opstelten.
Sterke personen op zware taken Bergwerff benadrukt dat je met zo’n aanpak kiest voor het in beweging brengen van bewoners. Dit betekent dat je een toekomstvisie moet opstellen. Hoe je het precies gaat oplossen, laat je over aan de mensen die ermee aan de slag gaan. Vervolgens spreek je af dat één persoon ‘alle ballen in de lucht moet houden’. Bergwerff: “Alle ballen waren in dit geval voor mij. Het was daarom soms een eenzaam avontuur. Wat hielp om te slagen was de vastberadenheid van de vestigingsdirecteur, Jennie Schakelaar. Daarnaast had ik veel aan de coaching en steun van mijn collega’s van Werken aan de Stad. Hoe meer ik dit werk doe des te meer ik mij verbaas over de verkokering op institutioneel gebied. Je hebt nieuwe professionals in de wijken nodig. In Rotterdam heb je het mariniersmodel, bedacht door psycholoog René Diekstra. In veel sociale aanpakken ontdekte hij dat de zwakste mensen op de zwaarste taak worden ingezet. Zoals de huismeester in de Peperklip die dacht dat het zijn probleem was dat het zo slecht met de Peperklip ging. In het leger doen ze dat andersom, als het echt erg moeilijk is dan sturen ze mariniers. Hoogleraar bestuurskunde Pieter Tops zegt in andere woorden hetzelfde: “We hebben frontliners nodig: hoog gekwalificeerd, met een goed salaris, die dingen zo beetpakken dat veranderingen optreden.” ■
Het Experiment - 3/ 2007
15
SEV-CONGRES DONDERDAG 8 NOVEMBER TE UTRECHT
MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT:
HET KÁN EN HET LOONT door Jochum Deuten en Marnix Groenland
SEV-Effectenkaart
mix van harde (fysieke) en zachte indicaEen aantal corporaties en adviesbureaus toren (beleving, meningen) het beste beeld. Een aantal van de deelnemende corporaheeft meegewerkt aan de ontwikkeling van de SEV-Effectenkaart. Dit eenvoudige ties heeft zich beziggehouden met een totaal andere benadering: Storytelling. instrument brengt de maatschappelijke effecten van een investering in kaart. Wat Persoonlijke verhalen en anekdotes vormen een beeld van de effecten van het is het effect dat de corporatie door een investering weet te bewerkstelligen in en werk van de huismeester en leggen de onderliggende ‘veranderingstheorie’ voor de maatschappij? Welke stakeholders kunnen welke effecten verwachten? bloot. Dit is de basis voor een robuust en En wanneer is de investering een succes? overtuigend verhaal over het rendement De SEV-Effectenkaart helpt aan de hand van de huismeester. van vijf vragen om grip te krijgen op de maatschappelijke effecten van investerin- Toepassingsmogelijkheden gen. Bijvoorbeeld door de hoeveelheid Sommige van de gebruikte methoden vernielingen af te zetten tegen de aanEr zijn diverse redenen waarom corporacombineren het ‘tellen’ en het ‘vertellen’. stelling van een huismeester. ties hun maatschappelijk rendement in In de Groningse Korrewegwijk wordt de kaart brengen. Ze hechten zelf belang aan Beantwoording van de vijf vragen levert Waarde(n)zeef ingezet. Wijkbewoners de effectiviteit en willen hun geld natuur- een schema op waarin per stakeholder de wordt gevraagd goede leefbaarheidseffecten staan aangegeven, hoe die tot lijk goed besteden. Zeker nu naast ‘het initiatieven uit te werken op basis van stand komen, met welke indicatoren die fysieke’ ook ‘het sociale’ een steeds maatschappelijk rendement. Een jury te meten zijn en welke doelstellingen er grotere plaats inneemt. Een maatschapmaakt vervolgens een rangschikking op aan verbonden zijn. pelijk ondernemer wil immers weten of, basis van een deskundige inschatting van De effectenkaart wordt ook gebruikt als en hoe een investering leidt tot de het rendement. Zonder uit te rekenen wat basis voor andere methoden. Via Social gewenste maatschappelijke effecten. het rendement per initiatief nu precies is, Return On Investment (SROI) kunnen De roep om verantwoording over het is het mogelijk een prioritering te maken maatschappelijk presteren van corporaties maatschappelijke effecten van de huisop basis van maatschappelijk rendement. meester uitgedrukt worden in geld. Dit wordt ook steeds groter: zowel landelijk Voor de herstructurering van de als lokaal. Meer inzicht in het maatschap- kunnen besparingen zijn bij een stakehol- Amsterdamse Spaarndammerbuurt is op der, maar ook een geldelijke waardering basis van een effectenkaart een maatpelijk rendement biedt ook bewoners de van een effect. In het experiment is ook mogelijkheid te kiezen uit investeringsschappelijke jaarrekening opgesteld. Een onderzocht of investeringen in leefbaardoelen op basis van een reële afweging flinke klus, waarbij ook veel informatie is heid zich laten vertalen in een toename tussen investering en uiteindelijke effecopgehaald bij de stakeholders. Aan de van de vastgoedwaarde. Ook hielp het bij hand van indicatoren kan de corporatie ten. Steeds meer corporaties zetten daar ‘slim meten’. Door makkelijk meetbare, gelukkig stappen in. nu ook de maatschappelijke doelen van maar toch betrouwbare indicatoren te Met het offensief ‘Het maatschappelijke het project monitoren. Een verificatiezoeken kan men de vinger aan de pols harder’ wil de SEV helpen maatschappecommissie zag toe op de kwaliteit van de van de investering houden. Vaak gaf een jaarrekening. lijk rendement zichtbaar te maken. Het besef groeit dat corporaties afgerekend worden op hun maatschappelijke prestaties. Corporaties willen daarom hun maatschappelijke opbrengsten zichtbaar maken; voor zichzelf én voor de maatschappij. Een aantal corporaties is de uitdaging aangegaan om in een SEV-experiment de maatschappelijke opbrengsten van hun investeringen hard te maken. Inmiddels is er een ruime keuze aan verschillende instrumenten. De resultaten laten we zien op het SEV-congres 8 november in Utrecht. Nu alvast een klein voorproefje.
Prijzen Tijdens het congres worden ook twee prijzen uitgereikt: ■ Het Glazen Huis, de jaarverslagprijs voor transparante wooncorporaties. Juryvoorzitter Wim van de Donk, tevens voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, zal de prijs overhandigen aan de corporatie die vanuit het oogpunt van maatschappelijke verantwoording het beste jaarverslag heeft. Naast deze prijs wordt ook een themaprijs uitgereikt, die zich dit jaar richt op transparantie over maatschappelijk vermogen. ■ SEV-Essayprijsvraag ‘Corporaties, eigenaardig volwaardig’. De SEV heeft dromers, denkers en denkende doeners uitgedaagd de eigenaardigheid van corporaties te beschrijven in een essay. De jury maakt bekend wie �€ 10.000,- mag besteden in een nieuw SEV-experiment.
het glazen huis prijs voor transparante wooncorporaties
Ook in het vastgoedbeleid van corporaties verdient het maatschappelijke een plek. Het gaat niet alleen om vastgoedtechnische overwegingen, ook maatschappelijke effecten kunnen worden meegenomen. Sterker nog, ze zouden zelfs leidend moeten zijn in het vastgoedbeleid. Kortom: van vastgoedgemotiveerd naar maatschappijgemotiveerd beleid, maar dan wel op een vastgoedverantwoordelijke wijze. Met een ontwikkelde ‘Scan Vastgoedbeleid’ ontdekken corporaties waar ze staan. Krijg zelf ook inzicht in meetmethoden van maatschappelijk rendement op ons congres ‘Maatschappelijk rendement: van denken naar doen’ in de Utrechtse Galgenwaard. Ontdek hoe de methoden werken, waarvoor en op welk moment u ze kunt gebruiken en wat mogelijke valkuilen zijn. Natuurlijk hoort u ook alles over het rendement van de projecten waarmee is geëxperimenteerd. ■ Op onze website is binnen Vernieuw onder het thema Sturing een uitgebreide experimentbeschrijving te vinden van het clusterexperiment ‘Het maatschappelijke harder’. Hier vindt u onder andere een beschrijving van de verschillende gebruikte meetmethoden. De SEV-Effectenkaart is gratis te downloaden van sev.nl.
Het Experiment - 3/ 2007
Veerschepoort Middelburg, beeld Heijmans
16
In Nederland is momenteel sprake van een toenemende interesse voor waterwonen. Op verschillende plekken in het land vinden voorbereidingen plaats voor projecten met honderd of meer waterwoningen. Technisch gezien is er veel mogelijk, maar het probleem is nog hoe waterwoningen zijn in te passen in de wet- en regelgeving die voor woningbouw geldt. De SEV roept in het najaar van 2007 een commissie bijeen die een ‘gezaghebbend regelkader waterwonen’ gaat opstellen
door Jeroen Singelenberg
STIJGEND
WE KENNEN IN NEDERLAND al sinds jaar en dag de woonboten en woonarken. Deze vallen onder de woonschepenwet en worden beschouwd als roerend goed. Er zijn prachtige exemplaren bij die zich qua wooncomfort zeker kunnen meten met vrijstaande woningen. Sinds enkele jaren ontwikkelen partijen plannen voor mainstream Vinex-woningen op of in het water. Een aanleiding hiervoor is de noodzaak van dubbel grondgebruik, omdat steeds meer ruimte in Nederland nodig zal zijn voor waterberging of waterafvoer. Maar er zijn ook plannen voor gebieden waar deze noodzaak helemaal niet geldt. Het bewerkstelligen van woonmilieudifferentiatie kan ook een reden zijn om grond af te graven en waterwonen mogelijk te maken. Daarnaast heeft wonen op het water voor sommigen een eigen aantrekkingskracht. Zelfs al drijft de woning in een uitgegraven meertje zonder verbinding met het waterwegennet. Naast het drijvend wonen zijn het paalwonen en overstromingsbestendig wonen nog opties. Wat betreft het laatste zijn in Duitsland en Engeland al woongebouwen ontwikkeld waarvan de begane grond waterdicht afsluitbaar is. Daarnaast is de eerste woonlaag via loopbruggen bereikbaar in geval van extreem hoge waterstanden die eens in de paar jaar voorkomen. In Nederland geldt deze vorm van bouwen vooral voor rivierbeddingen en ‘overlaat’-gebieden. Dit zijn natuurlijk mooie locaties, dus we kunnen aannemen dat er belangstelling voor is.
Wonen op het water heeft voor sommigen een eigen aantrekkingskracht. Zelfs al drijft de woning in een uitgegraven meertje zonder verbinding met het waterwegennet.
overstromingsrisico. Ook hier participeert de SEV in marktonderzoek en ontwikkeling van een regelkader. 3. De uiterwaarden van de IJssel bij Rheden. Op de plek van een oude steenfabriek zal een project worden ontwikkeld met waterwonen én terpwonen. Het programma omvat tweehonderd woningen, wellness en recreatie. Bijzonder is dat diverse overheden, waterbeheerders en natuurorganisaties zich eendrachtig achter het plan scharen.
Pilots en plannen De SEV heeft inmiddels drie pilots geadopteerd, elk van meer dan honderd woningen: 1. Steigereiland op IJburg, Amsterdam. Een omdijkte locatie (vast peil) met 108 vrije waterkavels in het Buiten IJ. De eerste drie kavels zijn zwaar overtekend. Er komen vooral tweeverdieners op af die een boot hebben of van een vrij uitzicht willen genieten. De SEV participeert in de verdere analyse van de belangstellenden en in de evaluatie van de oplossingen op het gebied van wet- en regelgeving. De waterwoningen op IJburg voldoen aan de definitie die geldt voor een woning en worden ook fiscaal als zodanig erkend. 2. Dordrecht buitendijks. Als onderdeel van een groter plan wordt vlakbij de Dordtse binnenstad in de uiterwaarden van de Merwede een plan van ruim honderd woningen projectmatig ontwikkeld. Het betreft woningen die zijn voorbereid op een voorspelbaar
De SEV is nog op zoek naar interessante pilots met enige schaal en een gerede kans dat de locatie in 2007 of 2008 daadwerkelijk in ontwikkeling wordt genomen. De SEV verkent locaties in Groningen, Almere, Lelystad, Rotterdam en Gouda. Begin 2008 presenteert de SEV een ‘locatiekaart waterwonen’. Hierop zullen ook de kleinere experimentele plannen worden aangegeven. Nieuwe oplossingen voor drijvende pontons, voor materiaalgebruik, voor brandveiligheid, voor bereikbaarheid, voor milieuvriendelijkheid worden vaak eerst beproefd op het niveau van een prototype.
Gezaghebbend regelkader Toetsende instanties zitten met de handen in het haar als het om waterwonen gaat. Voor woonschepen is er natuurlijk een staand beleid, dat rekening houdt met het buitengewone karakter van woonschepen en dit is met
17
Amfibische woningen, Maasbommel, beeld Dura Vermeer
Het Experiment - 3/ 2007
en aanbieden aan het rijk en de gemeenten. Is de consument ook geïnteresseerd in waterwonen? De SEV gaat in kaart brengen wie er reageren op plannen voor waterwonen, wie er afhaken en waarom. Op het landelijke SEV-congres Waterwonen, in april 2008, komen de resultaten van dit consumentenonderzoek aan bod, evenals het regelkader en de plannen voor waterwijken.
WATERWONEN DIVERSE PROJECTEN MET HONDERD OF MEER WATERWONINGEN IN VOORBEREIDING
opzet uiterst restrictief. Als we nu complete drijvende woonwijken of woonwijken op palen in het water mogelijk willen gaan maken, moet er nog een groot aantal vragen beantwoord worden: ■
■
■
■ ■
■
■
Hoe kunnen waterwoningen voldoen aan het Bouwbesluit? Welke voorwaarden gelden voor fiscale aftrekbaarheid, verzekering, financiering als woning en huurtoeslag? Welke eisen stelt de gemeente in het kader van de bouwverordeningen welke eisen stelt de brandweer? Welke eisen stelt de waterbeheerder, het Waterschap? Wat betekent het kopen van een waterkavel? Koop je het water of de bodem eronder, of alleen het gebruiksrecht? Zijn de grondkosten dan hoger of lager dan op het land? Welke eisen zijn voor de consument belangrijk? Worden deze gedekt door alle eisen die de overheden al stellen? En hoe zorgen we tenslotte dat het waterwonen niet compleet wordt dichtgeregeld in dit land en dat er ruimte blijft voor nieuwe experimentele woonvormen?
De SEV stelde met de Stichting Leven met Water een team van deskundigen samen, om met een panel van facetexperts een vertrouwenwekkend en gezaghebbend regelkader te ontwerpen dat antwoord geeft op deze
vragen. Hun missie omvat tevens het verwerven van een breed maatschappelijk draagvlak voor dit regelkader. De ministeries van VROM en V&W, en de VNG krijgen het resultaat met aanbevelingen voor aanpassing of interpretatie van bestaande regelgeving aangeboden. De gemeenten Amsterdam en Dordrecht werken als pilotgemeenten mee aan dit project. De vervolgfase bestaat uit de ontwikkeling van een online ‘expertsysteem’. Gemeenten, andere toetsende instanties en projectontwikkelaars kunnen deze raadplegen. Het team van deskundigen start in september 2007.
Kennisoverdracht Een ander gezamenlijk initiatief van de SEV en de Stichting Leven met Water is het faciliteren van een kenniscommunity rond waterwonen. Participanten zullen zijn: vooroplopende projectontwikkelaars en bouwbedrijven, pilotgemeenten, architecten en onderzoekers. Op 24 oktober vindt het congres ‘Leven met Water’ plaats van het NIROV (Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting) en de BNA (Koninklijke Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten). Tijdens dit congres zal de SEV in een workshop de stand van zaken rond het regelkader presenteren. In april 2008 volgt het landelijke SEV-congres ‘Waterwonen’ met de presentatie van het eindproduct
van het regelkader en een overzicht van pilots, projecten en producten. Rond dit congres zullen publicaties en een speciaal nummer van Het Experiment verschijnen. Voor die tijd organiseert SEV-Realisatie nog op verzoek van de SEV een excursie naar een overstromingsbestendig gebouwde wijk in Hamburg. Verder is er nog een plan – dat wat meer voorbereidingstijd vraagt – voor een Expowijk Waterwonen. Dat omvat voor het publiek toegankelijke prototypen van diverse soorten waterwoningen. De locatie staat nog niet vast. ■
Het SEV-waterwoonteam stelt zich voor Algemene coördinatie: Jeroen Singelenberg, tel. 010 - 282 50 70, e-mail:
[email protected] Excursie Hamburg: Niels Hatzmann, tel. 010 - 282 50 86, e-mail:
[email protected] Verder werken mee Project ‘gezaghebbend regelkader waterwonen’: Jaap Baarsma en Ron Leppers Innovaties en locaties: Ties Rijcken, Leonie van den Heuvel (stagiaire) Plan Expowijk Waterwonen: Alex Sievers
18
Het Experiment - 3/ 2007
WIE IS
‘Wie is de corporatie?’ is één van de leidende vragen binnen het SEV-programma Vernieuw(d) Maatschappelijk Ondernemerschap (Vernieuw). Het definitieve antwoord op deze vraag naar identiteit en persoonlijkheid van corporaties is nog steeds niet gegeven. Daar komt bij dat het veel verschil maakt aan wie je de vraag stelt. Bovendien lijken woord en daad in de politieke en maatschappelijke praktijk nogal eens van elkaar te verschillen. De SEV neemt het initiatief om de identiteit van de corporatie als eigensoortige maatschappelijke onderneming voor eens en voor altijd scherp te stellen.
Het Experiment - 3/ 2007
19
DE CORPORATIE ALS EIGENSOORTIGE MAATSCHAPPELIJKE ONDERNEMING
DE CORPORATIE? door Paul Doevendans, beeld Absoluut Design DE CORPORATIE IS EEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERNEMING als je vraagt naar haar identiteit. Maar dan ook een echte! Niet alleen in naam en niet alleen in woorden. Houding en gedrag, daden en prestaties in jargon aangeduid met maatschappelijk ondernemerschap en maatschappelijk presteren zijn, hoe belangrijk ook, niet genoeg. Het gaat om het zijn, om de kwestie van identiteit en persoonlijkheid van de corporatie die om volstrekte duidelijkheid vraagt. Want zelfs met de huidige toenemende waardering voor de maatschappelijke responsiviteit en prestaties van corporaties, is van een werkelijke en duurzame herkenning en erkenning van de corporatie als echte maatschappelijke onderneming nog geen sprake. Het is ook bijzonder lastig om het wezen van de corporatie goed voor het voetlicht te brengen. Extern naar belanghouders, overheid en markt, intern naar medewerkers, en zelfs tussen corporaties naar elkaar. En zo blijven vertrouwen, herkenning en erkenning fragiel of buiten bereik. Emancipatie van de samenleving, van het maatschappelijke, vraagt om emancipatie van corporaties tot echte maatschappelijke ondernemingen.
Gereedschapskist De SEV is, samen met de branche, nu enkele jaren bezig het begrip maatschappelijk ondernemen in de corporatiepraktijk handen en voeten te geven. In de afgelopen jaren zijn zo arrangementen en gereedschappen voor corporaties en hun maatschappelijke omgeving ontwikkeld. Het zijn waardevolle bouwstenen die een verdere uitwerking en introductie in de sector verdienen. Wijkmaatschappij, Maatschappelijke visitatie, Transparantiemethodiek, Maatschappijrelatiemanagement, Het Glazen Huis, methoden van sturen op maatschappelijk rendement, het is maar een greep uit de gereedschapskist van maatschappelijk ondernemen voor corporaties. Corporaties kunnen er mee aan de slag en doen dit steeds meer. Tegelijkertijd is het nodig om deze instrumenten te verbinden en door te ontwikkelen. Dat moet gebeuren vanuit een heldere, ideaaltypische duiding van het fenomeen corporatie als eigensoortige maatschappelijke onderneming.
Codificeren is niet voldoende De kwestie van de identiteit van corporaties is meer dan een intellectuele uitdaging en bovendien uiterst actueel.
In het regeerakkoord van Balkenende IV is nadrukkelijk het voornemen uitgesproken om de maatschappelijke onderneming als bijzondere entiteit juridisch te verankeren, in de rechtsvorm ‘maatschappelijke onderneming’. Interessant is dan de vraag of deze juridische positie een afdoende antwoord biedt op de behoeften van samenleving, overheid en corporaties. En of de eigensoortigheid van corporaties daarin op een manier zijn neerslag vindt die recht doet aan het wezen van de corporatie. Als je de proeve van het wetsvoorstel bekijkt, moet het antwoord op deze vragen ontkennend zijn. Maar dit kon niet anders worden verwacht van een voorstel dat zich richt op maatschappelijke ondernemingen van diverse pluimage, dat uitsluitend vanuit de juridische rationaliteit is geschreven en een hoofdzakelijk formele governance oriëntatie kent. En de ambitie beperkt zich tot het codificeren van de huidige, gemiddelde praktijk. Het kan zeker een bijdrage leveren in de ontwikkeling van maatschappelijke ondernemingen, als het maar niet daarbij blijft.
De kwestie van de identiteit van corporaties is meer dan een intellectuele uitdaging en bovendien uiterst actueel. Meer of minder en duidelijker De SEV wil verder reiken, nu al, en de maatschappelijke onderneming niet alleen als rechtsvorm duiden maar nadrukkelijk als eigen ‘soort’. Daarmee nemen we ook afstand van degenen die maatschappelijke ondernemingen zien als hybride mengvormen van overheid en markt. We willen het concept vooral inhoudelijk laden en verplichtend aanscherpen. Er is niet uitsluitend een absolute juridische tweedeling van organisaties in wel en geen maatschappelijke ondernemingen. Ze kunnen het ook in meer of mindere mate zijn. Een voorbeeld daarvan is het concept maatschappijsturing, dat absoluut verder gaat
dan de inrichting van een belanghebbende vertegenwoordiging, zoals die in het conceptwetsvoorstel wordt genoemd. In de echte maatschappelijke onderneming is sprake van zeggenschap en aandeelhouderschap van de samenleving en haar vertegenwoordigers. En tenslotte wil de SEV de eigensoortigheid van de corporatie een duidelijker plek geven. Waar is de betekenis van vastgoed als motor van het revolving fund dat de corporatie vormt en die maatschappelijke en economische waardeontwikkeling verbindt? Waar is de bijzondere rol van corporaties in meer collectieve maatschappelijke vraagstukken in wijken? De corporatie kent toch niet alleen individuele afnemers? Waar is de autonomie van de corporatie als maatschappelijke onderneming in domeinbepaling, in vormgeving van het productenassortiment en in prijsstelling? Het ideaaltype van de corporatie als maatschappelijke onderneming kent een aantal identiteitsbepalende ‘eigenaardige’ zaken. Die vragen om een andere wijze van borging dan een nieuwe rechtsvorm. Bijvoorbeeld toelating tot een orde van maatschappelijke ondernemingen of het verwerven van een titel, een predikaat, een onderscheiding of een keurmerk. Het ligt eraan waar die eigensoortigheid van de corporatie dan uit bestaat en hoe die tot uitdrukking komt. Alleen al het vinden van een voor iedereen begrijpelijk vocabulaire, zodat je er ook op verjaardagsfeestjes over kan vertellen, is een enorme klus. En tenslotte moeten we onderzoeken langs welke weg de emancipatie van de corporatie het beste maatschappelijk rendeert. Een ideaaltype is immers nog geen ideaal type.
Acties Wat kunt u van de SEV verwachten? Dat we gezaghebbende intellectuele kracht mobiliseren in een heuse denktank onder leiding van professor Wim van de Donk (voorzitter WRR). Dat we prikkelende essays uitgeven in het kader van de essayprijsvraag ‘corporaties, eigenaardig volwaardig’. Frans de Jong, Jan Kees Helderman en Derk Windhausen leverden de eerste inspirerende bijdragen. In vernieuwende pilots bij corporaties krijgt deze ontwikkeling concreet gestalte. Als u een bijdrage wilt leveren aan dit offensief, laat het ons weten. ■ Vragen of aanmelden: Paul Doevendans, tel. 010 - 282 50 60 of e-mail:
[email protected]
Het Experiment - 3/ 2007
Illustratie Len Munnik
20
EVALUATIE ACHTER DE VOORDEUR
BEMOEIZORG WORDT OP PRIJS GESTELD
Het Experiment - 3/ 2007
21
Minister Vogelaar noemt het één van de meest aansprekende nieuwe initiatieven van corporaties1. De rol die zij spelen en de verantwoordelijkheid die zij nemen áchter de voordeur. Steeds vaker komen maatschappelijk werkers en wijkconsulenten van corporaties uit hun kantoren en gaan ze de aandachtsbuurten in om huis aan huis aan te bellen. Binnen het clusterexperiment ‘Achter de Voordeur’ heeft de SEV een aantal corporaties en gemeenten bij elkaar gebracht die met deze methode werken. Eefke Cornelissen en Taco Brandsen van de Universiteit van Tilburg namen voor de SEV 7 grootstedelijke ‘Achter de Voordeur’-projecten onder de loep. In de binnenkort te verschijnen ‘Handreiking Achter de Voordeur’ maken zij de balans op. door Judith de Jong BLIJKENS EEN EERSTE INVENTARISATIE die de SEV in 2006 liet uitvoeren begon het allemaal in Arnhem-Zuid en Amsterdam-West. Het initiatief lag hier bij de (deel)gemeente. Maar ook vanuit de hulpverlening kwam eind jaren 90 een beweging op gang naar de mensen toe. Onder het motto ‘ErOpAf’ gingen hulpverleners – in eerste instantie na een signaal van de deurwaarder – op bezoek bij mensen die vanwege huurschuld uit hun huis dreigden te worden gezet. Vaak was dat het eerste persoonlijk contact van de huurder met een professional. Brieven van de woningcorporatie waren – al of niet gelezen – in de prullenbak of in een la beland. De Friese woningbouwvereniging Smallingerland meldde zich als eerste met hun huisbezoekproject naar aanleiding van huurschulden. In plaats van alleen de gebruikelijke brieven en aanmaningen kregen huurders met een betalingsachterstand een medewerker van de corporatie op bezoek. Indien nodig startte deze een traject van schuldhulpverlening. Inmiddels maken meer gemeenten en woningcorporaties van deze aanpak gebruik. Hoewel dit amper 15 jaar geleden een taboe was, de privacy stond boven alles, blijken bewoners in tegenstelling tot de verwachting de belangstelling van professionals voor hun problemen op prijs te stellen. Bij een deel van de mensen zijn de problemen zo groot dat zij in een vervolgtraject terechtkomen. Een moeilijk circuit. Want hoe bereikt het ‘Achter de Voordeur’-team dat allerlei verschillende instanties zich direct gaan ontfermen over deze onverwachte, voorheen onzichtbare cliënten? Lukt het om de samenwerking tussen die instanties écht te richten op het oplossen van problemen en worden de doelen en opdrachten vanuit die verschillende instanties ondergeschikt gemaakt aan dit gezamenlijke doel?
Doel en effect
Twee voorbeelden ter inspiratie
Initiatiefnemers hebben lang niet altijd één duidelijke reden om een huisbezoekproject op te zetten. Vaak liggen er verschillende, niet nader omschreven doelen aan ten grondslag. Om het effect van de aanpak te kunnen beoordelen is het een eerste vereiste dat je (gezamenlijk en elke deelnemer voor zich) duidelijk op een rij hebt welk effect je eigenlijk wíl bereiken. Dit lijkt een open deur, maar in de praktijk blijkt dat de samenwerking rond ‘Achter de Voordeur’-projecten stroef kan verlopen als partijen hierover niet duidelijk zijn naar elkaar.
Ter inspiratie lichten wij twee projecten uit de handreiking: de aanpak van Stichting Volkshuisvesting in de Arnhem en het SIP (Sociaal InvesteringPlan) van de deelgemeente Slotervaart in Amsterdam. Beide projecten zetten in op een vervolg: verbreding binnen de eigen organisatie en/ of een verbreding naar andere wijken en stadsdelen.
Het oplossen van problemen waar individuele huishoudens mee kampen blijkt - gelukkig - altijd een belangrijk doel. Dit is tegelijkertijd een heel ambitieuze doelstelling die geen van de betrokken partijen alléén kan realiseren. Bovendien zijn de uiteindelijke resultaten moeilijk te meten. Wat is er door de huisbezoeken daadwerkelijk veranderd in het leven van deze mensen?
Wat is er door de huisbezoeken daadwerkelijk veranderd in het leven van deze mensen? De tot nu toe uitgevoerde evaluaties hebben daar nog geen antwoord op kunnen geven. Het registratiesysteem voldoet bijvoorbeeld wel als persoonsvolgsysteem – welke activiteiten zijn er ondernomen en wanneer – maar geeft niet aan of er ook daadwerkelijk resultaten zijn behaald. Is de cursus bijvoorbeeld met goed gevolg afgerond en heeft dat geleid tot een baan?
Arnhem: brede aanpak herstructurering Voor de stichting Volkshuisvesting in Arnhem was de ‘Achter de Voordeur’-aanpak onderdeel van de herstructurering met substantiële sloop en nieuwbouw in de wijk Malburgen. Doel: de nadelige gevolgen van de herstructurering voor de bewoners zo veel mogelijk voorkomen of verzachten door tegelijkertijd ondersteuning aan te bieden en veel aandacht uit te laten gaan naar leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Een verhuizing, zeker als die gedwongen is, kan ingrijpend zijn. Zeker als er op dat moment ook nog andere problemen spelen kan het net de druppel zijn die de emmer doet overlopen. Belangrijk wapenfeit uit de Arnhemse aanpak is de voorzieningencheck. Na een eerste bezoek van de woonconsulent van de corporatie, komt – indien nodig – de maatschappelijk werker langs. Deze beoordeelt aan de hand van een globale checklist of er mogelijk sprake is van nietgebruik van toeslagen en subsidies waar de bewoner wél recht op heeft. Als dit zo is dan voert de sociaal raadsvrouw samen met de bewoner een uitgebreide voorzieningencheck uit en worden er alsnog aanvragen gedaan voor die voorzieningen. In Malburgen kwam op die manier gemiddeld een bedrag van € 800 per huishouden boven tafel.
22
Het Experiment - 3/ 2007
EVALUATIE ACHTER DE VOORDEUR
BEMOEIZORG WORDT OP PRIJS GESTELD
Amsterdam: massieve integrale aanpak Het SIP, Sociaal Investerings Plan, in Amsterdam is één van de ‘foundingmothers’ van de methode en heeft heel expliciet een brede doelstelling: de sociaaleconomische positie van bewoners verbeteren en daarmee een bijdrage leveren aan de leefbaarheid en veiligheid in de wijk. Het SIP werkt al sinds 2001 met een team van zeer gekwalifi-ceerde bewonersadviseurs in Geuzenveld. Kenmerken van de aanpak: ■ MASSAAL; doel is om uiteindelijk alle woningen in de buurt te bezoeken; ■ VRAAGGERICHT; voor elk individu een aanpak op maat, er wordt geen hulp opgedrongen, maar bewoners worden wel gestimuleerd om hun lot te verbeteren; ■ INTEGRAAL; de gesprekken omvatten alle relevante levensdomeinen: wonen, gezondheid, werk en inkomen, onderwijs en opvoeding, taalvaardigheid en integratie, veiligheid, sociale participatie en levensbeschouwing; ■ GEZINSGERICHT; het gaat niet om de individuele hulpvrager maar om het hele huishouden. Nu zo’n 1000 huishoudens zijn bezocht blijkt dat grofweg een kwart van de mensen kampt met meerdere problemen op bovengenoemde ‘levensdomeinen’. Voor een kwart van de bewoners in die wijk zijn de probleem én hun uitgangspositie dusdanig dat het ze niet lukt om daar op eigen kracht uit te komen en te dealen met alle instanties die zij daarbij tegenkomen. Bovendien versterken verschillende problemen binnen een gezin elkaar vaak. De mensen van het SIP lossen kleine, overzichtelijke problemen mét de bewoners op, maar wanneer specifieke professionele zorg, hulpverlening of scholing nodig is, worden zij doorverwezen naar één van de ketenorganisaties waarmee afspraken zijn gemaakt. Het SIP werkt samen met 39 instanties. En dan moet er geschakeld worden. Ieder heeft zo zijn eigen kijk op de situatie. Men handelt ook vanuit de taak die men vanuit de eigen organisatie heeft meegekregen. Het is nodig dat medewerkers van die organisaties het volgen van een procedure ondergeschikt kunnen maken aan het oplossen van een probleem. Dan helpt het als de professionals elkaar kennen en als dat nodig is even contact met elkaar opnemen. Essentieel is ook dat de bewoners het SIP-team kennen en vertrouwen. Omdat er inmiddels resultaten zijn bereikt laten anderen de bemoeizorg ook net weer wat makkelijker toe. Immers: “Als mijn buurvrouw er wel bij vaart, is het voor mij misschien ook wel wat.”
Om dit te kunnen beoordelen zal naast een nulmeting ook een resultaatmeting moeten worden uitgevoerd. Dit is kostbaar, maar zo’n evaluatie kan ook meteen worden meegenomen in de aanpak. Bijvoorbeeld in de intake én in evaluatiegesprekken met cliënten. In één van de zeven projecten waar bewoners opnieuw bezocht zijn met de vraag naar hun tevredenheid over de aanpak gaven zij het huisbezoek een acht (!), maar het vervolgtraject een zes.
Er moet een gedeeld enthousiasme bestaan over de doelstellingen van het project. Nevendoelen Naast het ultieme doel, ‘iedereen gelukkig’, blijken corporaties met de huisbezoeken ook een aantal nevendoelen na te streven. Ten eerste: beter weten wat er speelt in de wijk. De huisbezoeken leveren altijd veel informatie op, waardoor professionals een helder en realistischer beeld voor ogen krijgen. De algemene bevindingen – veel werkeloosheid, overlast – krijgen een gezicht en een plek en daarmee begint het werken aan de oplossing. Ten tweede: richt de aanpak zich ook op activering van bewoners, participatie en het versterken van de betrokkenheid bij de wijk en elkaar om zo problemen op wijkniveau op te lossen. De onderzoekers constateren dat de resultaten op dit gebied vooralsnog mager zijn. Misschien is het nog te vroeg om deze effecten te zien. De sociale structuur in een buurt heelt slechts langzaam. Een andere mogelijkheid is, dat huisbezoeken en de daaropvolgende trajecten met name effectief zijn bij die groepen, waarvan het het minst waarschijnlijk is, dat ze zich voor hun buurt zullen inzetten. Mensen met hoge schulden of andere problemen binnen het gezin hebben wel iets anders aan hun hoofd. De toekomst zal uitwijzen of de huisbezoekmethode ook daadwerkelijk effecten laat zien op het gebied van participatie, bijvoorbeeld een toename van vrijwilligerswerk. Ten derde stellen enkele corporaties zich expliciet doelen voor de eigen organisatie. Denk aan het overbruggen van grenzen binnen de eigen organisatie, het verstevigen van de interne cultuur en het verbeteren van de communicatie. Maar ook naar buiten toe: het herstel van contact met de bewoners, zodat deze sneller signalen doorspelen naar de
corporatie en in het algemeen verbetering van het imago van de corporatie. Last but not least, kunnen de massale huisbezoeken de katalysator zijn voor een betere samenwerking tussen de corporatie, de gemeente, de politie, welzijns- en zorginstellingen en andere partijen op lokaal niveau. Er moet een gedeeld enthousiasme bestaan over de doelstellingen van het project. Gestoeld op een gezamenlijke ervaring en/of visie. Bij de huisbezoeken bleek dit enthousiasme vooral op operationeel niveau te bestaan. Medewerkers van verschillende organisaties worden elk vanuit hun eigen invalshoek met dezelfde problematiek geconfronteerd en ontdekken dat ze elkaar nodig hebben. Voorlopig concluderen wij bij de SEV dat het goed is niet metéén in te zetten op al te verheven doelen – sociale cohesie, participatie in wijkbeheer – maar eerst focussen op de basics: het herstellen van contact met bewoners, het vooruit helpen van mensen op sociaaleconomisch terrein of zelfs: alleen maar mensen helpen het hoofd boven water te houden. En natuurlijk staan de huisbezoekers open voor alle kansen die er liggen en zijn ze niet te beroerd om mensen die iets willen in de wijk de weg te wijzen. ■ De evaluatie ‘Achter de Voordeur’ is binnenkort te downloaden van www.sev.nl.Contactpersoon: Judith de Jong, telefoon 010 - 282 50 72, e-mail
[email protected].
1 Speech Minister Vogelaar bij slotmanifestatie Nieuwe Coalities voor de Wijk, 23 mei 2007
Het Experiment - 3/ 2007
23
om de panden op te knappen en vervolgens over te doen aan de huurders, nam de gemeente dat voorstel uit arren moede over.
foto Brian Rose, New York
Hoek 9th Street tussen Avenue B en C in het hart van Alphabet City, ook wel Loïsada genoemd. Dat laatste is Spaans voor Lower East Side, voertaal van de vele immigranten, uit de Dominicaanse Republiek en Porto Rico, die sinds de jaren ‘70 de wijk bevolken. Op dit moment ondersteunt de Urban Homesteading Assistance Board (UHAB) bewoners van vijf panden in de East Village, zodat de bewoners het eigendom en beheer kunnen overnemen.
HELP HUURDERS HUN EIGEN WONING OPKNAPPEN EN GEZAMENLIJK BEHEREN
URBAN HOMESTEADING:
LAAT MENSEN HET ZELF DOEN “In het Rotterdamse Spangen heeft de gemeente een groot deel van het ernstig verloederde Wallisblok verworven en weggeven (in plaats van verkocht) aan 33 initiatiefrijke huishoudens. Deze gingen samen in een kopersvereniging en investeren allemaal flink in de ‘gekregen’ casco’s.”
Bischop Dean Morton van St. John the Divine in Manhattan’s Upper West Side, introduceerde urban homesteading in 1972 in New York. Hij bracht een aantal gelijkstemden bij elkaar. Het gezelschap zocht en vond geschikte leegstaande panden, benaderde buurt- en bewonersgroepen en ontwikkelde een strategie om self-help housing mogelijk te maken. Aldus het SEV Meerjarenprogramma. Tot April 1974 werd de Urban Homesteading zo ver ging het nog. “Een prachtig voorAssistance Board (UHAB) opgericht. beeld van gentripunctuur: kleinschalig en Er werd handig gebruik gemaakt van slim investeren om hogere statusgroepen gemeentelijke regelingen om goedkoop naar lage statuswijken te trekken.” En geld te lenen en non-profits in te schakedaar ging vervolgens alle vergelijking len, en van de federale wetgeving om mank. coöperatieven op te richten. Huurders werden voorzien van het benodigde startHet Rotterdamse voorbeeld doet me kapitaal en geholpen met juridisch advies, denken aan urban homesteading. Urban het maken van een ontwerp en aanhomesteading laat zich niet goed vertalen, vragen van vergunningen. UHAB gaf en een poging daartoe laat ik om die trainingen in boekhouden, het sluiten reden achterwege. Het idee dateert van van contracten en de bouw zelf, en het begin jaren ’70 en werd voor het eerst managen van een limited equity self help geopperd in kringen van Rooms coop. De coöperatieve eigendomsstrucKatholieke volkshuisvestingsactivisten tuur was op zich niet nieuw, maar werd werkzaam in de getto’s van Chicago: laat niet eerder gebruikt om kleinschalige arme stadsbewoners hun eigen woningen panden op te knappen voor, èn door opknappen en vervolgens gezamenlijk lage inkomensgroepen. Door grenzen beheren. te stellen aan de verkoopprijs, werd de
betaalbaarheid op lange termijn gewaarborgd. Het idee van sweat equity sprak aan en kwam op het juiste moment. De gemeente was naarstig op zoek naar een oplossing voor de duizenden panden, waarvan de stad tegen wil en dank eigenaar was geworden. Het ging om panden waar eigenaren al jaren geen belasting meer voor betaalden, omdat de inkomsten uit huur lager waren dan de kosten van onderhoud en beheer. Panden werden op grote schaal ontruimd en in brand gestoken door eigenaren, uit op het verzekeringsgeld. Huurders konden geen kant op, en woonden noodgedwongen in verkrotte panden. In 1977 maakte een nieuwe in rem wet het de gemeente mogelijk om eigenaren met een belastingachterstand reeds na één jaar te onteigenen. Binnen twee jaar waren grote delen van de woningvoorraad in minder gewilde wijken in rem. De gemeente was absoluut niet toegerust op haar taak als beheerder en verhuurder, en wilde er zo snel mogelijk weer van af. Toen een speciale task force voorstelde
Terwijl de voorraad in rem panden tot ver in de jaren ’80 bleef groeien, bleek het lastig om de bewoners te organiseren. De rol van UHAB nam in die jaren toe. In 1978 kreeg UHAB de opdracht om de training en advisering van huurders in het gemeentelijk Tenant Interim Lease (TIL) programma te verzorgen. Huurders die konden aantonen dat ze in staat waren om zelf te beheren, kregen de mogelijkheid om hun woning voor een klein bedrag te kopen. Sindsdien werkte UHAB met 80.000 bewoners in meer dan 1.400 panden, en hielp zo ruim 30.000 woningen te behouden. Ondanks het succes van UHAB, heeft het TIL programma geen brede navolging gekregen. Daarvoor was de aanpak te kleinschalig en te arbeidsintensief. De overheid verkoos het subsidiëren van ontwikkelaars van grootschalige nieuwbouwprojecten, om zo (een deel van de) huren laag te houden. In 1995 beëindigde de gemeente het in rem programma, om in 1999 een nieuw beleid te lanceren gericht op de overdracht van panden in gemeente-eigendom naar een non-profit ontwikkelaar. Gekwalificeerde partijen waren echter schaars en UHAB sprong in het gat. Sinds 2001 is UHAB ook ontwikkelaar. De rol van UHAB als bewonersondersteuner en belangenbehartiger staat op gespannen voet met die van ontwikkelaar. UHAB zelf meent dat juist die spanning de organisatie scherp houdt, en daardoor tot een betere ontwikkelaar maakt. Het idee is niet nieuw, en met gentripunctuur heeft het in de New Yorkse context niets te maken. UHAB en andere nonprofit ontwikkelaars richten zich inmiddels vooral op het tegengaan van de negatieve effecten van gentrification. ■ RENÉE SCHOONBEEK
Renée Schoonbeek woont en werkt in New York. Als Assistant District Manager van Manhattan’s Community Board 4, heeft ze dagelijks te maken met de praktijk van de New Yorkse volkshuisvesting. Voor deze column is gebruik gemaakt van het artikel ‘UHAB Comes of Age; Thirty years of Self-Help Housing in New York City’ geschreven door Neil F. Carlson.
24
Het Experiment - 3/ 2007
INVESTEREN IN MENSEN IS IN ENGELAND CORE BUSINESS
GEEN TERRITORIUMDISCUSSIES OF STROPERIG GEPOLDER
Armoede is een veelkoppig monster dat zich niet alleen uit in slechte huisvesting maar ook in ongezond eten, povere kleding, gezondheidsklachten, onvoldoende opleiding en training, criminaliteit en gebrek aan zelfvertrouwen. Voor Britse woningcorporaties is investeren in mensen daarom geen randverschijnsel maar core business. De overheid helpt mee door medefinanciering afhankelijk te stellen van lokale strategische samenwerking. In Nederland kunnen we Door Judith de Jong en Jeroen Singelenberg, beeld Erik van den Boogaard (leder1) daar veel van leren.
Het Pembury Annexe digital learning centre: Cursisten leren omgaan met de computer en navigeren op het internet. Zij zijn zelfstandig aan het werk en vragen af en toe de trainer om hulp. Als het druk is mogen cursisten maximaal 1 uur op de computer, waarna ze plaats moeten maken voor anderen.
Het Experiment - 3/ 2007
DE BRITSE STADSVERNIEUWERS zijn sterk in het betrekken van bewoners en ondernemers in de programma’s voor stedelijke vernieuwing. In Engeland gaan de sociale en economische pijlers nog duidelijk vooraf aan fysieke vernieuwing. Dit terwijl in Nederland nog snel aan de sloophamer wordt gedacht. Samen met zeven Nederlandse corporaties bezocht de SEV voor de zomer vier inspirerende Londense corporaties: Peabody Trust, Southern Housing Group, East Potential en Metropolitan Housing Trust. Wat direct opviel is dat de sociale en educatieve programma’s veelal zijn ondergebracht in een aparte rechtspersoon, gescheiden van het vastgoedbeheer. Hoewel de focus per wijk natuurlijk kan verschillen, komt een aantal thema’s steeds terug. Bijvoorbeeld het aanleren van basisvaardigheden, het bestrijden van analfabetisme en het leren rekenen. Maar ook vertrouwen winnen en versterken van het geloof in eigen kunnen, om zo het leven weer op de rails te krijgen. Training voor en toeleiding naar werk zijn belangrijke bouwstenen van de aanpak. Ook kinderopvang en opvoedingsondersteuning zijn belangrijke pijlers in de Engelse aanpak. Voor jongeren bieden corporaties culturele en sportactiviteiten en helpen hen zo zelfvertrouwen op te bouwen. Vragen als ‘mogen corporaties dit wel doen?’, ‘tot hoever reikt onze verantwoordelijkheid?’ of dooddoeners als ‘wij doen pas wat als iedereen meedoet’ zijn niet aan de orde.
Essentieel is de aanwezigheid in de wijken zelf, waar corporaties met en voor bewoners van alles organiseren. Aanwezig in wijken Britse corporaties worden niet gehinderd door regelgeving die hen verbiedt zich te begeven op de beleidsterreinen sociale zaken, werkgelegenheid, onderwijs en welzijn, als zij dat nodig achten voor gebiedsontwikkeling. Hoe pakken de Britten dit concreet aan? Essentieel is de aanwezigheid in de wijken zelf, waar corporaties met en voor bewoners van alles organiseren. Een goed voorbeeld zijn de neighbourhood learning centres die zorgen voor beroepsgerichte scholing en toegang tot banen voor de buurtbewoners. Jaarlijks helpen deze centra honderden mensen aan een baan door te matchen tussen vraag en aanbod. De trainingen zijn gratis, maar niet vrijblijvend. Bewoners tekenen een contract waarin staat welke doelen ze willen bereiken. De cursussen leveren de deelnemers uiteindelijk een nationaal erkende kwalificatie op. Gezamenlijk vormen de verschillende learning centres een ring van digitale opleidingscentra die niet alleen onderling verbonden zijn met elkaar, maar ook met een aantal opleidingsinstituten en universiteiten die via email en videoconferenties ondersteuning bieden. Zo ontstaat een virtuele campus. Aanvullend op de learning centres brengen de zogeheten digivans, moderne bussen die zijn uitgerust met computers en internetverbindingen, die advisering over werk ook
tot aan de voordeur. Zo bereiken de Engelsen ook de bewoners die vanwege reiskosten, of angst voor het toetreden tot grotere opleidingsinstituten, buiten de boot zouden vallen.
25
De centrale overheid stelt medefinanciering afhankelijk van een local strategic partnership. In aangewezen achterstandswijken is zo’n samenwerkingsverband een voorwaarde voor rijksbijdragen. Deze lopen dus niet via de gemeente maar gaan naar het consortium dat integraal de Het werken met de bewoners in de wijken is erop gericht wijk aanpakt. Dit mechanisme bevordert in sterke mate hen te trainen om zelf het werk over te nemen en dus hun dat corporatie en gemeente dezelfde agenda hebben. eigen lokale centra te runnen. Dit gebeurt ook op sportgebied. Onderdeel van de sportactiviteiten, denk aan Wijkmaatschappij voetbalclubs, kanotochten of wandelclubs voor ouderen, Vertaald naar de Nederlandse situatie kan gedacht is de opleiding van vrijwilligers om in hun eigen buurt worden aan de Wijkmaatschappij (WIJ), een maatschaptrainingen en activiteiten te verzorgen en fondsen te pelijke onderneming waarin de gemeente, corporaties en werven. De buurtopleidingscentra concurreren niet met vastgoedontwikkelaars voor minstens tien jaar samende mainstream werkgelegenheidsprogramma’s, maar werken. Samen met lokale instellingen, ondernemers én onderscheiden zich juist door de laagdrempeligheid. De bewoners stellen zij een onweerstaanbaar plan op om het deelnemers ontwikkelen zelf ideeën en werven op hun gebied en haar bewoners erbovenop te helpen. Deze beurt weer fondsen. Regelmatig melden de deelnemers organisatie sleutelt niet aan het bestaande, maar maakt de resultaten. De waardering en de kick om dingen voor een nieuwe start en zet de moeizame samenwerkingsproelkaar te krijgen vormen de basis om door te gaan met de cessen van organisaties opzij. De schotten tussen de activiteiten. sociale, economische en fysieke pijlers worden doorbroken. De WIJ is eigenlijk een verbrede Wijkontwikkelingsm aatschappij met zowel een sociale als een economische School for Social Entrepreneurs poot. Voor het opzetten van sociale ondernemingen en het werven van fondsen kent Engeland de School for Social Entrepreneurs, een uniek fenomeen dat inmiddels de De fysieke aanpak bestaat uit het verwerven, verbeteren belangstelling heeft getrokken van politici uit binnen- en of vervangen en vervolgens weer overdragen van slechte buitenland. De school leidt mensen op die van hun maat- woningen en bedrijfspanden. Daarnaast probeert de schappelijke activiteiten een bedrijf willen maken en heeft Wijkmaatschappij een verloederde woonomgeving te inmiddels een netwerk van opleidingen op diverse plaat- herstellen, her in te richten en te beheren om de sociale veiligheid te vergroten. sen in Engeland. Sociale doelstellingen zijn het actief opsporen van proKern van het onderwijs is het Action Learning, het leren door doen. Natuurlijk met ondersteuning voor financiële bleemhuishoudens en het herstellen van hun zelfredvraagstukken en bijvoorbeeld communicatieve vaardigzaamheid. Economische doelstellingen zijn onder andere heden. Een mentor staat de deelnemers individueel bij. het creëren van een beter investeringsklimaat voor starInmiddels zijn er 250 studenten afgestudeerd als sociaal tende ondernemers (fiscale faciliteiten) en het toeleiden ondernemer. van schoolverlaters naar leerwerkplaatsen. De samenwerking met reguliere scholen is een belangDoor de verantwoordelijkheid te nemen voor het gehele proces kan snelheid worden gemaakt in het omvormen rijke schakel in de aanpak voor jongeren. East Potential, van probleemwijken. Er zijn al professionals met passie onderdeel van de East Thames Group, een voor Britse die naar Engels voorbeeld hun nek uit durven te steken begrippen grote woningcorporatie actief in het sociaal en bereid zijn om gedurende meerdere jaren aan een moeilijke oostelijk deel van Londen, bouwt en beheert project te trekken. Nu nog een overheid die bereid is om bijvoorbeeld ook scholen en regelt leerwerktrajecten die mensen het benodigde mandaat te geven om aan de voor uitvallers. slag te gaan. ■ In Foyers werken jongeren tussen de 16 en 19 jaar die met problemen kampen aan de verbetering van hun situatie en aan hun toekomst. Ook hier weer: eerst de basisvaardigheden. Daarna volgen training en werk, onder andere in de bouw, maar er zijn er ook die uitstromen naar het hoger onderwijs.
De corporatie biedt de gemeente een integraal wijkplan aan met het voorstel dit gezamenlijk te ontwikkelen. Integrale wijkontwikkeling Een laatste belangrijke Britse succesfactor is de integrale wijkontwikkeling. De corporatie biedt de gemeente een integraal wijkplan aan met het voorstel dit gezamenlijk te ontwikkelen.
Het Experiment - 3/ 2007 foto’s Com·wonen en gemeente Capelle aan den IJssel
26
IN DE BUURT VAN… Het Experiment wil nader kennis maken met haar lezers. We horen dan ook graag over uw buurt. De buurt waarin u bent opgegroeid bijvoorbeeld. Hoe was het toen en hoe staat het er nu voor? Of de buurt waarin u actief bent. Misschien wel als beleidsmedewerker of vrijwilliger? Stuur een mailtje naar
[email protected] en misschien is Het Experiment de volgende keer wel in uw buurt. Deze keer bij wijze van uitzondering en ter kennismaking de nieuwe hoofdredacteur van Het Experiment Sander Sparenberg.
De Hoeken in Capelle aan de IJssel kenmerken zich door een veelheid aan nationaliteiten en sociaal-economische problemen. De flats Schermerhoek, Purmerhoek en Beemsterhoek zijn het typische resultaat van de grote woningbouwstroom eind jaren zestig en begin jaren zeventig. Zoals Amsterdam zijn Bijlmermeer kreeg, ontstonden er in tal van groeigemeenten soortgelijke complexen. En zo dus ook in Capelle aan den IJssel. De jaren zouden leren dat de achterliggende filosofie van geconcentreerd wonen met beschikking over een grote mate van collectief groen, in de praktijk minder mooi zou uitpakken. De eengezinswoning met eigen tuin bleef voor de gemiddelde Nederlander het ideaal. En ja, dat is ook waarom wij verhuisden... Maar mijn eerste jaren heb ik me daar eigenlijk prima vermaakt in de bij de flats gelegen speeltuinen en op de trapveldjes. Genoeg kameraadjes om een potje voetbal mee te spelen, oud en nieuw was altijd een heus vuurwerkspektakel en een prachtig uitzicht, waardoor je meestal wat langer buiten kon spelen omdat moeders je immers prima in de gaten kon houden boven. Massaliteit had zo zijn voordelen op die leeftijd. Belletje trekken was makkelijk en een extra zakcentje voor het wassen van een auto was met vriendjes altijd snel verdiend. Toch kan ik me ook de eerste negatieve signalen wel herinneren... Waar in de liftportieken eerst nog planten stonden en bewoners deze zelf verzorgden, lagen deze op een gegeven moment door de hallen heen om vervolgens uit beeld te verdwijnen. Steeds vaker lieten mensen hun hond
uit in de lift, zo leek het, en belandde huisvuil niet meer in de daarvoor bedoelde stortkokers maar ergens daar buiten. De anonimiteit en massaliteit bleken ingrediënten voor een stevige mix aan beheerproblemen. De sloophamer was niet realistisch. De flats vormen namelijk een belangrijk deel van de woningvoorraad met bereikbare huren. Een paar maanden geleden ben ik nog eens een kijkje gaan nemen. Veel problemen in de flats lijken alleen maar toegenomen te zijn. En deze zitten vooral achter de voordeur. Ongeveer een kwart van de bewoners is cliënt van de sociale dienst. Veel bewoners hebben een huurachterstand gecombineerd met schuld bij het energiebedrijf en alle vervolgmalaise van dien. Is er licht aan het einde van de tunnel? In april vorig jaar startte het energiebedrijf in samenwerking met corporatie Com·wonen met de installatie van slimme energiemeters. Dit alles onder het motto ‘Energie voor meer wijkkracht’. Met de nieuwe meterinstallaties kunnen bewoners energie prepaid afnemen, zoals dat bijvoorbeeld ook op de Antillen gebeurt en kunnen zij zodoende de kosten beter in de hand houden. Maar er is meer. Eén van de flats, de Beemsterhoek met 336 woningen, is nieuw leven in geblazen en omgebouwd tot een flat voor 55-plussers. Slechts vier procent van de huurwoningen in Capelle was geschikt voor senioren, terwijl naar verwachting 29 procent van de Capelse bevolking in 2010 ouder is dan 55 jaar. De entrees op de begane grond zijn daarom verruimd en voorzien van een videofoon. De bergingen zijn heringedeeld, de riolering aangepakt en de containerruimte is betegeld en beter geventileerd. Ook de liften hebben een opknapbeurt gekregen. Alle galerijen zijn opgehoogd, zodat ieder appartement met rollator of rolstoel te bereiken is. Een nieuw aangebouwde recreatieruimte voorziet ook in dagverzorging en een tuinarchitect zorgt voor een beschutte achtertuin. Corporatie, gemeente, politie en verschillende welzijnsorganisaties werken samen om problemen van onveiligheid, vandalisme, sociaal-economische achterstand en allerhande overlast aan te pakken. Een samenwerking die nog niet altijd even soepel verloopt. Zo heb ik me laten vertellen. Maar, waar een wil is, is een weg. En dus, misschien toch van verworden afvoerputje van Rotterdam tot pareltje van de regio? Ik ben benieuwd. ■
Het Experiment - 3/ 2007
AGENDA EN PUBLICATIES Congressen
3
woensdag
OKTOBER
Congres Bouwstenen voor sociaal Agenda voor maatschappelijk vastgoed Orpheus, Apeldoorn 09.30 uur tot 16.45 uur Meer informatie en aanmelden: www.nestas.nl
11
donderdag
OKTOBER
SEV-congres
Investeren in mensen Galgenwaard, Utrecht / € 395,- excl. BTW / 09.30 uur tot 16.30 uur
24
woensdag
OKTOBER
NIROV-, BNA-, SBR-symposium m.m.v. SEV Leven met water TU Delft, Delft / € 100 excl. BTW / 09.30 uur tot 16.30 uur Meer informatie en aanmelden: www.levenmetwaterindestad.nl
8
donderdag
NOVEMBER
SEV-congres
Maatschappelijk rendement: van denken naar doen Tijdens dit congres wordt ook de winnaar van Het Glazen Huis 2007, de jaarverslagprijs voor transparante wooncorporaties, bekend gemaakt. Galgenwaard, Utrecht / € 395,- excl. BTW / 09.30 uur tot 16.30 uur
22
donderdag
NOVEMBER
Laatste werkatelier SEV Academie 10.00 uur tot 20.00 uur / Besloten bijeenkomst
13
donderdag
DECEMBER
SEV-congres
Mede-opdrachtgeverschap Bewoners en bouwers ontwikkelen samen Galgenwaard, Utrecht / € 395,- excl. BTW / 09.30 uur tot 16.30 uur Kijk voor een uitgebreid overzicht op www.sev.nl
Publicaties ■ SEV Essay-reeks ‘De corporatie: tussen status en contract’
Jan-Kees Helderman is als universitair docent verbonden aan de opleiding bestuurskunde van de Radboud Universiteit Nijmegen en schreef ter inspiratie het tweede essay in de SEV Essayreeks. In ‘De corporatie: tussen status en contract’ plaatst hij corporaties naast de overheid, markt en gemeenschap, binnen een vierde orde, die van maatschappelijke verbanden. Corporaties vormen namelijk het resultaat van een intelligent ontwerp én evolutionair proces van institutionele ontwikkeling. Zij zijn anno 2007 een uniek en waardevol arrangement voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken op het gebied van wonen. Juist waar ‘dilemma’s van collectieve actie’ aan de orde zijn. En die zijn er in de volkshuisvesting zeker, ook in onze tijd. SEV / augustus 2007 / 28 pagina’s / als pdf te downloaden van www.sev.nl of gratis te bestellen (via www.sev.nl)
■ SEV-Effectenkaart Corporaties investeren volop in steden en dorpen. Als maatschappelijke ondernemers willen corporaties natuurlijk weten wat de resultaten van deze investeringen zijn. Enerzijds om het eigen ondernemerschap te verbeteren en anderzijds om investeringen te verantwoorden aan de maatschappij. De SEV-Effectenkaart is hierbij een hulpmiddel. Aan de hand van 5 vragen krijgt u inzicht in de gevolgen van uw investering. De SEV biedt het instrument aan zodat corporaties het resultaat kunnen terugmelden. SEV / juni 2007 / 17 pagina’s / als pdf te downloaden van www.sev.nl of gratis te bestellen (via www.sev.nl)
■ Samen ouder worden – in een woongemeenschap De SEV denkt dat gemeenschappelijk wonen in de toekomst een groter aandeel zal hebben in de woningmarkt. Hoewel woonverenigingen nergens geregistreerd staan, gaat de Federatie Gemeenschappelijk Wonen ervan uit dat er in Nederland minstens duizend van bestaan. Op verzoek van de SEV heeft de Federatie Gemeenschappelijk Wonen een aantal sprekende voorbeelden beschreven die de trend aangeven. SEV / juni 2007 / 24 pagina’s / als pdf te downloaden van www.sev.nl of te bestellen (via www.sev.nl) voor �€ 6,-
■ Belanghouders Identificatie Tool [in ontwikkeling] De Belanghouders Identificatie Tool geeft inzicht in de relevante belanghouders van de corporatie en biedt input voor het maken van keuzen. Deze handreiking houdt de corporatie een spiegel voor met betrekking tot de bestaande relaties met belanghouders. Daarnaast is het een hulpmiddel om belanghouders in beeld te brengen die wel belangrijk zijn, maar zich minder duidelijk manifesteren. De handreiking geeft namelijk ook belanghouders zelf de mogelijkheid zich te positioneren. Gebruik ervan sterkt het denken over belanghouders en scherpt de dialoog. De tool helpt bij het leggen van de juiste verbindingen met de samenleving. SEV / april 2007 / 8 pagina’s / als pdf te downloaden van www.sev.nl of gratis te bestellen (via www.sev.nl)
■ Ondernemen met maatschappelijk vastgoed Evaluatie
Corporaties zien maatschappelijk vastgoed, waaronder culturele en sociale voorzieningen zoals brede scholen, verzorgingstehuizen, dorpshuizen en Kulturhausen, vooral als ‘losse’ projecten. Het maatschappelijk rendement van maatschappelijk vastgoed is niet in beeld. Reden voor de SEV om, samen met De Kopgroep woningcorporaties en de Voorzieningen Compagnie, instrumentarium te ontwikkelen om het (maatschappelijk) rendement van maatschappelijk vastgoed in beeld te brengen. SEV / maart 2007 / 37 pagina’s / als pdf te downloaden van www.sev.nl of te bestellen (via www.sev.nl) voor € 3,-
■ Corporaties en scholen Verkenning
De SEV heeft een verkenning laten uitvoeren naar bestaande samenwerkingsverbanden tussen corporaties en scholen en de ontwikkelperspectieven daarin. De verkenning met de titel ‘Corporaties en scholen’ is uitgevoerd door Stad in Beweging. SEV / maart 2007 / 28 pagina’s / als pdf te downloaden van www.sev.nl of gratis te bestellen (via www.sev.nl) voor € 3,Voor een uitgebreid overzicht van eerder verschenen SEV-publicaties kijkt u op www.sev.nl
27
BETER KIJKEN NAAR WIJKEN Kennis maken met negen methodieken De SEV laat u kennis maken met negen methodieken om beter te kijken naar wijken. Het is een logisch vervolg op de Kanskaart van Nederland die op basis van statistische gegevens de staat van de buurt in kaart brengt. Om te weten wat er werkelijk in een buurt aan de hand is, moet je erop af. In het dagelijks leven van veel bewoners spelen professionals niet of nauwelijks een rol. Omgekeerd weten professionals soms ook weinig van de werkelijkheid van bewoners. Er gaapt een kloof tussen het systeemdenken van professionals en de ervaringswereld van bewoners. Het overbruggen van die kloof met behoud van ieders verantwoordelijkheid is een kwestie van zorgvuldig laveren. Negen aanpakken uit de praktijk passeren de revue: Kan Wél!, Achter de voordeur, floormanagement, Jeugd op Straat, Dochters voor Moeders, Erop Af, Kind in de Wijk, Thuis op straat en vrouwenstudio Cleo-Patria. SEV / oktober 2007 / verschillende brochures / te bestellen (via www.sev.nl) voor �€ 10,-
Colofon
Nog geen abonnee van SEV@ctueel?
Het Experiment is een kwartaaluitgave van de SEV, Postbus 1878, 3000 BW Rotterdam. De SEV ontwikkelt innovatieve oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van wonen. De SEV is onafhankelijk, maar kan niet zonder initiatiefrijke netwerkpartners. Samen met hen beproeft zij ideeën voor innovaties in de praktijk. Een abonnement op Het Experiment is kosteloos en op vier manieren aan te vragen: schriftelijk op bovenstaand adres, telefonisch via 010 – 282 50 50, per e-mail
[email protected] of via www.sev.nl. Adreswijzigingen kunt u schriftelijk doorgeven. Gebruikt u daarvoor de adreswijzigingskaart/bestelbon. Dit is de andere zijde van de adresdrager. Overname van artikelen is mogelijk na toestemming van de hoofdredacteur.
Een kosteloos abonnement op onze elektronische nieuwsbrief SEV@ctueel krijgt u door uw naam (eventueel de naam van uw organisatie en functie) te mailen naar
[email protected]. U kunt zich ook abonneren via www.sev.nl.
Aan dit nummer werkten mee: Frieda Crooy, Jochum Deuten, Paul Doevendans, Marnix Groenland, Niels Hatzmann, Judith de Jong, Jos van der Lans, Ingrid Pieters, Letty Reimerink, René Scherpenisse, Jeroen Singelenberg, Renée Schoonbeek, Sander Sparenberg Beeldmateriaal: Absoluut Design, Fred Bergwerff, Mike van Bemmelen, Erik v.d. Boogaard (Ieder1), Collectie Gemeentearchief Capelle a/d IJssel, Com Wonen, Dura Vermeer, Heijmans, Gerard Marlet, Len Munnik, Brian Rose, Woonbron Rotterdam Hoofdredactie: Sander Sparenberg Eindredactie: Frieda Crooy en Sander Sparenberg Concept en vormgeving: Absoluut Design, Bergen op Zoom Lithografie en druk: NPN drukkers Andere SEV-publicaties kunt u bestellen via: telefoonnummer 010 - 282 50 50, per email
[email protected] of via www.sev.nl.