Accra utopie of profetie
De thematische synodezitting rond de Verklaring van Accra, zitting die plaatsvond op 18 maart 2006 in de Brusselse SOW-kerk, lokte van een aantal zijden reacties uit. Zo kon u in het meinummer in de rubriek “Glas-in-lood” een artikel lezen van de hand van ds. Dick WURSTEN. Van bedrijfseconoom dhr. Chris LEFEBVRE (lid van de gemeente Leuven) ontvingen we eveneens een zeer interessante reactie, die de redactieraad van Kerkmozaïek u bij deze als materiaal bij uw verdere bezinning over globalisering wil aanreiken. Accra
1
Accra: utopie of profetie
De ACCRA-belijdenis, vrome wensdromen of provocerende profetische kritiek? landen, enz. zijn zeker stuk voor stuk ONZE verantwoordelijkheid.
De titel van deze bijdrage zou, voor sommigen althans, choquerend kunnen overkomen. En dit is ten dele zo bedoeld. Het onderwerp van de Accra-belijdenis of de Accra-verklaring is spijtig genoeg, na zovele jaren, nog steeds bijzonder actueel. De grote lijnen van het structureel economisch onevenwicht zoals in het Accra-document voorgesteld, zijn juist. De herverdeling van de rijkdommen (Le pillage du tiers monde, zoals Pierre Jalée het uitdrukte, gaat nog steeds door), de accumulatie van vermogen, de graai- en gretigheidscultuur van vele multinationale ondernemingen, het complete gebrek aan enig ethisch normbesef bij topmanagers van deze multinationale ondernemingen, de permanente onderontwikkeling van de meeste “anders”-ontwikkelde landen, de continuerende afhankelijkheid van hulp, de problematiek van de zware schuldenlasten van de arme
2
Accra
Toch vind ik persoonlijk dat er in de Accra-verklaring een belangrijk luik ontbreekt, waardoor de belijdenis van Accra slechts partieel is in zijn verklaringsmodel en vrij asymmetrisch bij de behandeling van de verantwoordelijkheden van rijke en arme landen. De verantwoordelijkheden van het “Zuiden” in het ontwikkelingsproces naar een menswaardige samenleving ontbreken in deze analyse. Ik wil deze punten bondig belichten vanuit een economisch perspectief, te beginnen met de discussie over het neoliberalisme.
1. Uitgangspunt van de economische wetenschap Economen beschouwen als het object van hun studie de allocatie of toewijzing van schaarse middelen ter bevrediging van talrijke menselijke behoeften. E. Korthals definieert economie als “het verantwoordelijk gebruik van beperkte middelen waarover de mens beschikt teneinde het algemeen en individuele welzijn van tegenwoordige en toekomstige generaties te bevorderen. Productie, distributie en consumptie van goederen dienen gericht te worden op een rechtvaardige en duurzame sa-
menleving waarin de grenzen van de natuur strikt gerespecteerd worden.” (Ethische Perspectieven, 2003, nr.3). Zo gezien is economie dus in essentie een sociale wetenschap die ten dienste moet staan van mens en maatschappij om het welzijn van de mens te verbeteren (en niet omgekeerd). Het is belangrijk om dit uitgangspunt steeds voor ogen te houden in de verdere discussie. En Jon Sobrino beklemtoont in zijn artikel Salvation from Below: Toward a humanized Humanity dat “Economic salvation is achieved when it makes the oikos possible by providing food, education, housing, health; and when it universalizes it so as to make it possible for human beings to live together” (Concilium 2006/ No. 1, p. 29)
2. Vrijhandel en neokapitalisme 2a. Voordelen van vrijhandel of het recht van de sterkste? De economische analyse van de globalisering wordt veelal beperkt tot het opsommen van de voordelen van de vrijhandel. Zo wordt o.a. gewezen op de voordelen van specialisatie: landen stoten activiteiten af waar ze niet goed in zijn om zich te concentreren op die activiteiten waarin ze relatief gezien het best presteren. Door internationale
Accra: utopie of profetie
uitwisseling zullen de aan de internationale handel deelnemende landen belangrijke voordelen behalen. Sinds Adam Smith’s Wealth of Nations van 1776 is er in deze analyse niet veel veranderd. Hiertegen kan men inbrengen dat dit enkel geldt bij even sterke partners in het proces. Bij dominantie van één partner is dit niet langer meer het geval: de verabsolutering van de vrije markt leidt tot ongehinderde machtsuitoefening door de sterkste partner(s). Zo kan bij voorbeeld verwezen worden naar het Methuen-verdrag van 27 december 1703 tussen Engeland en Portugal, waardoor de Portugese wijnindustrie in handen kwam van de Engelsen. 2b. Voordelen op politiek en cultureel vlak Verder wordt gewezen op de voordelen op politiek en cultureel vlak. Vrijhandel zou de machtsposities van dictators aantasten door o.a. de locale monopolies die zij hebben opgebouwd, en waarop hun macht grotendeels steunt, te ondermijnen, terwijl tevens op een culturele verrijking (en geen vervlakking) wordt gewezen. Het is echter voldoende om te verwijzen naar het Chili ten tijde van Pinochet, of het Zimbabwe van Mugabe, om te twijfelen aan de politieke voordelen van vrijhandel. 2c. Werkloosheid voor ongeschoolde arbeiders Wanneer we kijken naar de negatieve aspecten van vrijhandel moet ten eerste gewezen worden op de problematiek van de werkloosheid voor ongeschoolde arbeiders, die in het rijke Westen nog moeilijk kunnen concurreren met de arbeiders uit de arme landen. De mens
wordt, ook bij ons, gereduceerd tot niet meer dan een doodgewone “kostenfactor”. Hier kan men verwijzen naar o.m. InBev (de Leuvense multinationale bierbrouwer) en naar de profetische woorden van de bisschop van Luik die opkwam voor een menselijke en maakbare economie. Daar kom ik later nog op terug.
Ecologische voetafdruk van het Westen Eén van de grootste problemen van vrijhandel ligt evenwel op het ecologische vlak. Tengevolge van de economische groei worden milieugoederen en natuurlijke hulpbronnen zoals water en lucht, verbruikt, wat het milieu uiteindelijk zwaar zal belasten. Maar veel belangrijker nog is het probleem van het zwaar milieubelastend transport. De correcte kostprijs van het transport wordt niet aangerekend aan de transportsector en dus ook niet aan de consument. In economische termen zal men spreken van het creëren van veel negatieve externe kosten (externalities). Dit zijn kosten die gedragen worden door anderen dan diegenen die ze veroorzaken. Om dit probleem aan te pakken en op te lossen, veronderstelt dit sterke politieke overheden die het aandurven, door een belastingpolitiek bijvoor-
beeld de juiste kostprijs voor het gebruik van schaarse milieugoederen aan te rekenen, ook aan de transportsector. In dit verband kan gewezen worden op de dubbelzinnige politiek van vele regeringen die de wegeninfrastructuur (het bouwen van autostrades...) socialiseert, terwijl deze van het spoor bijvoorbeeld wordt geprivatiseerd, wat leidt naar verschuivingen in kostenstructuren ten voordele van het wegverkeer.
De armen rijker? De voorstanders van vrijhandel en globalisering stellen tenslotte dat de bewering, dat de globalisering rijken rijker en armen armer maakt, fundamenteel onjuist is. Veelal wordt dan gewezen naar landen als China en India en de Afrikaanse landen, waarbij men het inkomen per hoofd van de bevolking (het per capita inkomen) in deze landen vergelijkt met bijvoorbeeld de Verenigde Staten van Amerika. De spectaculaire groei in China zou dan te danken zijn aan het globaliseringeffect, terwijl het persistente lage hoofdelijk inkomen in de Afrikaanse landen wijst op een niet participeren aan de mondialisering van de economie. Al kan men zijn twijfels hebben over het open en democratisch karakter van China, moet men toch opletten met der-
Accra
3
Accra: utopie of profetie
gelijke analyses. Immers, het inkomen per hoofd van de bevolking is een geaggregeerde (samengevoegde, getotaliseerde) grootheid, waarbij de inkomensspanning tussen de hoge en de lage inkomens wordt verwaarloosd. Het is niet noodzakelijk zo dat de groei aan alle bevolkingslagen ten goede komt. Dergelijke groei komt niet, of te weinig, ten goede aan de armste bevolkingslagen in de ontwikkelingslanden. Een ander typisch voorbeeld is Iran, een dictatuur van radicale religieus geïnspireerde conservatieven. Ondanks zijn aanzienlijke olie-inkomsten (35 miljard Euro of 1/10de van zijn Bruto Binnenlands Product), slaagt het er niet in om zijn bevolking naar een minimum inkomen en welvaart te brengen. Tevens moet er hier gewezen worden op een fundamenteel verschil tussen arme landen en arme mensen. Dit brengt mij tot het volgende aandachtspunt van de schrijnende armoede.
landen. Eén van deze 8 doelstellingen betrof het halveren van de armoede tegen 2015. Maar hoe dit diende te gebeuren, werd verder niet gekwantificeerd noch bepaald. Het bereiken van deze doelstelling vergt een resultaatgericht en geen inputgericht beleid. De meeste MDG’s hebben betrekking op een wereldwijde projectie van de armoedetrends uit het verleden, op basis van bijvoorbeeld ziekteverschijnselen zoals aids, malaria, tbc... en voorzieningen als toegang tot drinkbaar water, behuizing, onderwijs. Nochtans liggen de problemen in de meeste arme landen anders: ziektebeelden en onevenwichten kunnen verschillen van land tot land. Het is hierbij belangrijk om zich een oordeel te vormen over de belangrijkste remmen op ontwikkeling en de meest dringende noden van de armen, land per land, en regio per regio.
3. Schrijnende armoede Millenniumdoelstellingen wil armoede halveren tegen 2015 Het is niet alleen belangrijk om tegen armoede en sociale uitsluiting te protesteren, maar ook om de oorzaken ervan wetenschappelijk te doorgronden om ze te kunnen bestrijden door het opzetten van de vereiste actieprogramma’s. Eén van deze programma’s is het zogenaamde Millenniumprogramma. In het kader van de millenniumgekte werden een aantal Millenniumdoelstellingen (MDG, of Millennium Development Goals) geformuleerd door de rijke
4
Accra
Dilemma Bovendien zullen regeringen ginds geconfronteerd worden met een serieus dilemma: geld besteed aan landbouwontwikkeling en overheidsinvesteringen bijvoorbeeld kan niet gebruikt worden voor de onmiddellijke bestrijding van de armoede. Met andere woorden, men
zal naar een evenwicht moeten zoeken tussen economische groei en de bestrijding van de meest schrijnende armoede, tussen onmiddellijke vermindering van de armoede of structurele oplossingen op middellange en lange termijn.
Politieke en institutionele uitdagingen: het bestrijden van corruptie Eén van de grootste uitdagingen waarvoor de arme landen staan is hierbij van politieke institutionele aard. Vele regeringen in de arme landen beschikken over onvoldoende financiële middelen omwille van de slechte economische situatie waarin ze verzeild zijn geraakt en waarvoor ze zelf soms deels verantwoordelijk zijn. Tezelfdertijd hebben ze deze beperkte middelen vaak zeer inefficiënt en allesbehalve armoedebestrijdend aangewend. Het is daarom van essentieel belang om de overheden in deze landen te verplichten hun bestuur te verbeteren en de welig tierende corruptie te bestrijden. Herhaaldelijk wees Gunnar Myrdal, (Nobelprijswinnaar economie in 1974), erop dat weinig problemen in de ontwikkelingslanden zich zo opdringen maar tevens zo veronachtzaamd werden, als het nastreven van persoonlijk voordeel en de corruptie. Het is opmerkelijk hoe de politieke en institutionele analyse (die de werking van instellingen en structuren onder de loep neemt), volledig ontbreekt in de Accrabelijdenis. Dit is een merkwaardige lacune, des te meer omdat armoede zeer veel te maken heeft met, onder meer, machteloosheid. Het is inderdaad opmerkelijk hoe deze politieke en institutionele ana-
Accra: utopie of profetie
lyse in de Accra-belijdenis op een tweevoudige manier ontbreekt: 1. er is geen enkele verwijzing naar de burgerlijke en politieke rechten en plichten van de bewoners in de ontwikkelingslanden; 2. en verder erkent men niet dat politieke en institutionele aspecten mee tot de essentie behoren van onderontwikkeling.
4. Ontbrekende schakels 4a. Negatieve maatschappelijke effecten van oorlogvoering Eén van de voornaamste problemen in bepaalde arme landen houdt verband met het voeren van oorlogen. De stammentwisten, broedermoorden en genocides, worden dikwijls gevoerd omwille van het verwerven van controle over de exploitatie van de rijkdommen van de ondergrond (goud, diamant, kobalt, enz.) of om politieke of religieuze redenen. Dergelijke gewapende conflicten veroorzaken veel meer menselijk lijden en sociale ontwrichting (ook lang na het beëindigen ervan) dan bijvoorbeeld inflatie of economische depressies. De negatieve maatschappelijke effecten van oorlogsvoering en gewelddadige conflicten werden al door J. Tinbergen belicht en stellen de problematiek van de wapenproductie en de wapenhandel centraal. Vermits we er mogen van uitgaan dat spontane marktwerking niet tot een oplossing ervan zal leiden, is het economisch verantwoord om wapenhandel en wapenproductie scherper te reguleren. Om evenwel vrede op lange termijn te realise-
ren, is het evenzeer noodzakelijk om een internationale inkomensherverdeling door te voeren. Een dergelijke boodschap die pleit voor een grotere internationale solidariteit is vandaag de dag zeker niet populair. 4b. De migratiepolitiek Een ander heikel domein dat quasi afwezig is in de Accra-belijdenis behelst de migratieproblematiek. Ook in discussies over globalisering ontbreekt grotendeels een dergelijke analyse. In zijn afscheidscollege wees L. Berlage erop dat migratie naar hoge inkomenslanden zal blijven toenemen omdat onder meer de inkomensverschillen wereldwijd zeer groot zijn. Hij wees er tevens op, dat het niet geloofwaardig is om het immigratiebeleid te beperken tot domeinen waarin de rijke landen zelf voordelen halen: de handel in industriële producten, een aantal diensten en het vrije verkeer van kapitaal. Ook een soepeler verkeer van mensen – ook van de laaggeschoolden – zou een component kunnen zijn van een geloofwaardige globalisering. Bovendien is een liberaler immigratiebeleid ook een kwestie van internationale solidariteit en geloofwaardigheid. 4c. En de casino-economie Verder kunnen we niet om de internationale monetaire en financiële aspecten heen. De deregulatie van het bankwezen en de financiële markten, de nieuwe regels in verband met vrijhandel, de nieuwe technologieën die onmiddellijke wereldwijde geldtransferten mogelijk maken, hebben grondig de wijze van onze financiële activiteiten veranderd. Excessief grote bedragen kunnen van de ene markt
naar de andere en van het ene land naar het andere overgepompt worden in minder dan geen tijd. Men spreekt in dit verband terecht van flitsgeld. De overheden staan daardoor vaak machteloos om de stabiliteit van hun munten te waarborgen ten opzichte van de geweldige toename van de speculatie en het criminele geldcircuit. De rol van wereldwijde financiële gokkers bij het veroorzaken van monetaire crisissen neemt toe en wordt onvoldoende gerapporteerd in de media. Het elektronische geldverkeer is vaak geheim en onpersoonlijk (zonder directe tussenkomst van een bankier) en het bestaan van veilige belastingparadijzen (tax havens) onttrekt crimineel geld en niet belaste winsten aan het oog van de overheid. Het witwassen van geld is een sport geworden. Dit zijn enkele elementen die de opkomst van een casino economie en een plutocratie verklaren. Een nefast gevolg van een dergelijke verschuiving is de terugloop van de directe buitenlandse investeringen in de landen van de Derde Wereld, want er zijn meer rendabele investeringsalternatieven voorhanden. Bovendien krijgen de nationale regeringen in deze landen het steeds moeilijker om een economische politiek te voeren en af te dwingen (to enforce).
Vrij verkeer van kapitaal Een andere invloedrijke evolutie was het stopzetten van het systeem van vaste wisselkoersen en het loslaten van de converteerbaarheid van de dollar in goud. Daardoor gingen de wisselkoersen wild schommelen. Om deze prijsschommelingen op te vangen en zich ertegen in te dekken, werden futures markten opgezet (markten voor afgeleide producten zoals o.a. Accra
5
Accra: utopie of profetie
buitenlandse investeerders hun vertouwen in het land verliezen om hun kapitalen uit het land terug te trekken, met zware financiële problemen en een economische crisis als gevolg. Denken we maar aan de moeilijkheden van Argentinië in 2001.
Het belang van microkredietverlening
opties). Dit hield onder meer in het kopen en verkopen van monetaire en financiële producten, die niets meer met reële investeringen in productie of handel en diensten te maken hebben. Anders uitgedrukt: het geldverkeer verloor praktisch elke band met de concrete wereld van goederen en diensten. Dit proces gaat nog steeds verder. Tijdens de Uruguay-ronde van 1986 tot 1994, die onder andere leidde tot de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WHO/ WTO) in april 1995, werden een aantal liberaliseringen op het gebied van het financiële verkeer (vrij verkeer van kapitalen) mogelijk gemaakt onder sterke druk van de VS en het Westen. Daarmee werd de mogelijkheid van de Derde Wereldlanden om een eigen financiële politiek te voeren zeer sterk ingeperkt. De vrije kapitaal in- en uitstroom kan immers de betalingsbalans ontwrichten door deze vrije (al dan niet speculatieve) kapitaalstromen. Het volstaat dat
6
Accra
De succesvolle opkomst van microkrediet instellingen, zoals de Grameen bank, Oikocredit, enz. tonen aan dat een financieel systeem niet gestoeld op speculatie, een systeem dat sterk geworteld is in locale markten en gebruikt wordt ter financiering van reële goederen en diensten, uitermate nuttig is in de bestrijding van de armoede en het herwinnen van de menselijke waardigheid van de gebruikers van dergelijke kredieten. Ik verwijs hier graag naar de bijdrage van G. Liagre in Kerkmozaïek ter gelegenheid van de viering van 30 jaar Oikocredit.
En wat met de TOBIN-taks? Een andere belangrijke financieringsbron voor ontwikkelingslanden is de zogenaamde TOBINtaks. Hoewel bedoeld om speculatie in de financiële markten tegen te gaan, zal deze taks de speculanten zeker niet tegenhouden. Daarvoor is het voorgestelde percentage duidelijk te klein. De kans op het invoeren ervan is echter uiterst gering. Belangrijker en met meer kans
op slagen is de taks die in bepaalde landen zoals Frankrijk zal geheven worden op de aanschaf van vliegtuigticketten en waarvan de opbrengst gebruikt zal worden tegen o.a. ziekteverschijnselen als aids. 4d. Armoede en ongelijkheid zijn veelzijdig Andere kritische handelsdomeinen zullen bondig aangekaart worden. De armoede en ongelijkheidproblematiek zijn veelzijdig. Naast de voorgaande punten mag men zeker volgende aandachtspunten niet uit het oog verliezen.
De noodzaak om de landbouwproblematiek aan de orde te stellen Dit omvat een dubbel probleem: enerzijds door steun aan onze landbouwproducten worden onze overschotten op de markten van de ontwikkelingslanden gedumpt aan prijzen waartegen zij niet kunnen concurreren, waardoor de eigen landbouw geen kans op ontwikkeling meer heeft en anderzijds schermen wij onze eigen markten af tegen producten uit deze ontwikkelingslanden. Men mag daarbij twee reële uitdagingen niet uit het oog verliezen. Het liberaliseren van de landbouwmarkten in landen als Brazilië bijvoorbeeld, betekent de doodsteek voor de vele kleine boeren terwijl de voordelen van een dergelijke liberalisering vooral ten goede komen aan grote (internationale) multinationale bedrijven, die vaak overstappen op monoculturen, met nefaste gevolgen bij overaanbod, mislukte oogsten, enz. Verder zouden hervormingen op het vlak van het grondbezit de band tussen de boer en de grond kunnen versterken en de effectiviteit van de landbouwproductie kunnen verhogen. Deze hervor-
Accra: utopie of profetie
mingen ter bevordering van grotere gelijkheid en stijging van de productiviteit moeten door de ontwikkelingslanden zelf uitgevoerd worden.
De markttoegang voor nietlandbouwproducten Vaak worden producten uit de Derde Wereldlanden via allerhande barrières, zoals hoge invoerrechten, uit de markt geprijsd. Niettegenstaande een belangrijke liberalisering van de handel worden arbeidsintensieve goederen en diensten, waarvoor de ontwikkelingslanden een comparatief voordeel genieten, geconfronteerd met hoge handelsbarrières, zoals bijvoorbeeld voor textielwaren en kleding. Dit is een vorm van zuiver Mercantilisme zoals ten tijde van Colbert (16de/17de eeuw). Toen leverden de kolonies grondstoffen en edele metalen aan de rijke landen, maar ze mochten die grondstoffen niet zelf tot afgewerkte producten verwerken. In dergelijke omstandigheden zullen de arme landen het uitermate moeilijk hebben om los te komen van en niet langer uitsluitend afhankelijk te blijven van laaggeprijsde en erg fluctuerende grondstoffenprijzen.
Andere invoerbeperkingen Andere invoerbeperkingen zijn gebaseerd op kwalitatieve eisen, bijvoorbeeld inzake veiligheidsrisico’s, gezondheidsrisico’s en milieunormen, zaken waaraan de productie uit de Derde-Wereldlanden niet of slechts moeilijk kan voldoen. Dit kan zeer gemakkelijk leiden tot protectionisme van de rijke landen. Indien men bijvoorbeeld dergelijke stringente normen inzake gezondheidsrisico’s zou opleggen aan de Europese transportsector, zou wellicht het gemotoriseerde verkeer grotendeels verban-
nen moeten worden uit de grote steden. Hier staat een gedifferentieerde behandeling voor ontwikkelingslanden ter discussie.
Transfer van kennis en technologie: de TRIP’s TRIP’s of Trade Related Issues for Implementation of Property Rights, of handelsgerelateerde aspecten van intellectuele eigendom. Centraal in deze discussie staat de internationale bescherming van de intellectuele eigendomsrechten en de prijs die rijke landen aanrekenen aan de ontwikkelingslanden voor transfer van technologie (bijvoorbeeld inzake patenten op geneesmiddelen). Tengevolge van deze bescherming worden geneesmiddelen en technologie voor de arme landen duurder. De ontwikkelingsorganisatie van de Verenigde Naties (UNDP) stelde in 1997 (in haar rapport over menselijke ontwikkeling) dat in een kennisintensieve, wereldwijde economie de toegang tot technologie aan redelijke voorwaarden bepaalt of een land al dan niet de kansen van globalisering kan benutten.
4.e. Maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen In de jaren zeventig van de vorige eeuw klonk de roep om democratisering van het ondernemingsgebeuren al maar luider. De onderneming werd niet langer gezien als een gesloten model en als een instrument in handen van de kapitaalverstrekker-aandeelhouder, die aan niemand enige verantwoording diende af te leggen, behalve aan de algemene vergadering van aandeelhouders. De onderneming vandaag moet gezien worden als een samenspel van diverse belangengroepen, niet alleen de kapitaalverstrekkers en de werknemers (de productiefactoren kapitaal en arbeid) maar ook van andere gebruikers van dergelijke ondernemingsinformatie, zoals de overheid, de consumenten, de milieugroeperingen, enz. Tot op heden is dit concept onvoldoende doorgedrongen tot politieke bewindvoerders en ondernemingsleiders.
En de kwijtschelding van de schuldenlast Het reduceren van de enorme schuldenlast van de Derde-Wereldlanden. Door de enorme schuldenlasten kunnen de armste landen niet investeren in duurzame ontwikkelingsprogramma’s voor armoedebestrijding die ten goede komen aan de ganse bevolking. Bovendien beschouwen vele rijke landen deze kwijtschelding van schulden als ontwikkelingshulp, waardoor minder directe financiële middelen aan ontwikkelingshulp worden besteed. Er werden in dit verband vele beloften gedaan door de rijke landen.
Accra
7
Accra: utopie of profetie
5. Conclusies De Accra-verklaring creëert duidelijk een momentum waarbij aan de diverse kerkgemeenten gevraagd wordt, deze belangrijke uitdagingen onder de aandacht te brengen en te bespreken.
Terecht kan men hier de vraag stellen of het niet wenselijk zou zijn naar een nieuwe juridische ondernemingsvorm te streven, waar deze nieuwe realiteit beter tot uiting zou komen. Is het bijvoorbeeld nog steeds aangewezen dat de meerderheidsaandeelhouders alle beslissingen met betrekking tot het geïnvesteerd vermogen van de onderneming nemen, terwijl zij slechts 20 %, of bij financiële instellingen nog veel minder, bijvoorbeeld 5 %, van het geïnvesteerde vermogen in handen hebben. Verder moet men ook heel wat ethische vragen stellen rond de nog steeds veel te geheime verloningsproblematiek van het topmanagement en van het toepassen van efficiënte controles en van deugdelijk bestuur (corporate government) in ondernemingen. Tenslotte mag ook hier gewezen worden op een andere misvatting: die van de onbeperkte groei, te allen prijze. Ik verwijs in dit verband naar de manipulaties die door grote ondernemingen werden uitgevoerd en die geleid hebben tot wat we de grote boekhoudschandalen zijn gaan noemen (Enron, Lernout & Hauspie, Ahold, Parmalat, e.d.)
8
Accra
De tekst is behulpzaam bij het blootleggen van bepaalde wegen van verknechting. Rijke landen hebben een belangrijke verantwoordelijkheid in het creëren van een billijk handelsverkeer. Doch even belangrijk is het te wijzen op de verantwoordelijkheid van de Derde Wereldlanden zelf. Het is een dubbel proces. Er zal steeds een verwachtingskloof blijven bestaan tussen wat het individu (slechts) kan doen en wat nationaal en internationaal moet gebeuren. Dit leidt dikwijls tot onmacht en verlamming. Voeg daar nog de prestatie- of performancekloof aan toe: nationaal en internationaal gebeurt niet wat zou kunnen gedaan worden (bijvoorbeeld de 0,7% BNP als ontwikkelingshulp). Maar wie finaal niets doet en zwijgt, stemt in met het onrecht. In de conclusies wil ik hier nogmaals wijzen op het feit dat het verbeteren van het welzijn van de mens een zeer belangrijke doelstelling van de economie is. En dat instellingen en (onmenselijke) structuren die door mensen gecreëerd worden niet onveranderlijk zijn, en dus door mensen kunnen veranderd worden. Het is noodzakelijk om opnieuw bepaalde waarden als stilte, soberheid en samenhorigheid tegen harde prestatiedrang, intense concurrentie en wild consumentisme te herwaarderen. Dit vraagt
een noodzakelijke mentaliteitswijziging. Tenslotte moet nogmaals beklemtoond worden dat de Accra-belijdenis een belangrijk document is. Het bevat een provocerende profetische boodschap aan alle kerken en gemeenten. Het is bovendien opmerkelijk, nieuw en hoopgevend dat zoveel kerken aangaande de Accrathematiek saamhorig zijn. Kerken kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de noodzakelijke mentaliteitswijzigingen. Een duidelijk spreken van de Kerken kan ertoe bijdragen de economie te ontdoen van haar afgod-karakter, zodat ze weer ten dienste wordt gesteld van de mens. Een essentieel element doorheen gans de Bijbel is een oproep tot het beoefenen van de gerechtigheid. Dit vormt de basis voor een wereldwijde solidariteit. En laten we niet vergeten dat de Kerken – even goed als NGO’s beschikken over uiterst belangrijke troeven: ze hebben contact met de armen aan de basis en ze vertegenwoordigen geen commerciële belangen. Daarom moeten ze deelnemen aan het maatschappelijke debat over de grote opties voor een menswaardige samenleving.
Chris LEFEBVRE bedrijfseconoom juni 2006